Concept Operationeel Programma EFRO Oost-Nederland mei 2013
De indeling van dit document is gebaseerd op: DRAFT TEMPLATE AND GUIDELINES FOR THE CONTENT OF THE OPERATIONAL PROGRAMME Version 2 – 25 february 2013
Versie 3.1 ambtelijke 80%-versie 27 mei 2013
1
Inhoudsopgave pm
2
Hoofdstuk 1. Totstandkoming Operationeel Programma (OP) 1.1 Voorbereiding van het OP De provincies Overijssel en Gelderland (Management autoriteit GO programma 2007-2013) hebben, als gebiedsautoriteiten van landsdeel Oost, gezamenlijk het initiatief genomen voor het opstarten van het proces om tot het operationele programma EFRO 2014-2020 te komen. In een heel vroeg stadium is een werkgroep Slimme Specialisatie Strategie ingesteld die, in verband met de inhoudelijke verbondenheid met het OP, omgevormd is tot begeleidingscommissie Operationeel Programma. In deze begeleidingscommissie hadden vertegenwoordigers van de grote gemeenten, provincies en het Ministerie van Economische Zaken op basis van gelijkwaardigheid zitting.
1.2 Beschrijving van de belangrijkste stappen in het voorbereidingsproces Na de provinciale verkiezingen in 2011 hebben de besturen van de provincies in een interactief proces met stakeholders het nieuwe beleid geformuleerd op onder andere de terreinen economie/innovatie en nieuwe energie. Op basis van dit beleid, nationaal en lokaal beleid is gediscussieerd in de begeleidingscommissie OP. De discussie heeft zich gericht op de vertaling van deze beleidsdoelen naar het EFRO-programma. Het OP is uitgewerkt conform interventielogica.
1.3 Beschrijving van betrokkenheid van partners Samen met vertegenwoordigers van de grote steden, provincies en het Ministerie van Economische Zaken is dit OP tot stand gekomen. Nadrukkelijk is gekeken welke partijen bij de programmering en realisatie van het OP een cruciale rol vervullen. Om tot een goede analyse te komen van de behoeften, hebben veel gesprekken plaats gevonden tussen de partners van de triple helix1. Voor het opstellen van de Slimme Specialisatie Strategie (S3) heeft medio december 2011 een bijeenkomst plaats gevonden waar 45 stakeholders uit de triple helix aanwezig waren. Op 27 maart 2013 is een stakeholdersbijeenkomst georganiseerd om input te generen voor de inhoudelijke richting van het OP. Deze bijeenkomst is in samenwerking met POP georganiseerd. Bij deze bijeenkomst waren over de 100 vertegenwoordigers van de triple helix aanwezig. Naast deze stakeholders bijeenkomsten zijn continue gesprekken geweest met individuele partners van de triple helix. Binnen de provincie Gelderland zijn Europa boulevards georganiseerd om het bestuur en ambtenarij te informeren en enthousiasmeren voor Europa en het OP. In Overijssel is voorlichting geven aan middelgrote en kleine gemeenten en aan de Sociaal Economische Raad (adviesraad aan het College van GS bestaande uit werkgevers en vakbonden). De input van de stakeholders is betrokken bij de ontwikkeling van het OP. Voor de OP thema’s gaven zij onder andere aan dat aangesloten moest worden bij de bestaande voorzieningen/infrastructuur en dat scherpe keuzes gemaakt moeten worden, om de beschikbare middelen uit het OP effectief in te zetten (zie hiervoor het verslag van de stakeholders bijeenkomst in bijlage 1).
1
Triple helix: overheid, kennisinstellingen en bedrijven.
3
1.4
Ex-ante evaluatie proces en Slimme Specialisatie Strategie (S3) in relatie tot OP
Ex ante evaluatie proces PM landelijke tekst
S3 De S3 in Oost-Nederland is in nauwe samenwerking tussen partners van de triple helix tot stand gekomen. De S3 richt zich op het stimuleren en intensiveren van samenwerking tussen overheden, onderwijs- & onderzoeksinstellingen en bedrijven. Innovatiebevordering staat centraal (kennis, kunde, kassa) waarbij gewerkt wordt aan gezamenlijke maatschappelijke opgaven. Om optimaal effect te bereiken, is gekozen voor een beperkt aantal Oost-Nederlandse prioritaire sectoren (Food, Health, energie- en milieutechnologie [EMT] en high-tech systemen & materialen [HTSM]) en cross-overs. Om deze sectoren verder te versterken is samenwerking met ‘enabling’ sectoren zoals creatieve industrie, ICT sector, chemie en de maakindustrie van groot belang.
4
2.
Bijdrage OP aan Europe2020 strategie
2.1
Strategie van het OP om bij te dragen aan het realiseren van EU2020
2.1.1 Bijdrage OP aan realiseren van EU2020 en economische, sociale en territoriale cohesie Europese aanbevelingen, nationale keuzes en regionale analyses In 2010 heeft de Europese Commissie haar toekomstvisie op Europa gecommuniceerd, de zogenaamde EU2020 strategie. Via de drie groeiscenario’s : Slim, Duurzaam en Inclusief, heeft Europa haar ambities verwoord voor 2020. Door een coherente inzet van beleid en instrumenten wil de Europese Commissie, samen met de lidstaten, de groeiscenario’s realiseren. De landen specifieke aanbeveling van de Europese Commissie voor Nederland is: Innovatie, investeringen in particuliere O&O en nauwere verbanden tussen de wetenschapswereld en het bedrijfsleven stimuleren, alsook industriële vernieuwing bevorderen door middel van passende prikkels in het kader van het bedrijfsleven beleid, en daarbij de toegankelijkheid voor niet tot de topsectoren behorende ondernemingen te waarborgen en het fundamenteel onderzoek veilig te stellen. Het kabinet geeft met het bedrijfsleven beleid, samen met bedrijven, kennisinstellingen en decentrale overheden, invulling aan de aanbeveling. Daarbij wordt gelet op de maatschappelijke uitdagingen voor de nabije toekomst, zoals duurzaamheidsvraagstukken. Het kabinet continueert de topsectorenaanpak zoals vormgegeven onder Rutte 1. Private uitgaven aan R&D en fundamenteel en toegepast onderzoek worden gestimuleerd. Oost-Nederland kent, in aansluiting op het nationale beleid haar eigen topsectoren. Investeren in R&D is in Oost-Nederland van belang om ook op termijn concurrerend te blijven. Het risico bestaat dat Oost-Nederland, onder andere door de crisis, achterop raakt en niet meer op globaal of Europees niveau mee kan doen. Een aantal redenen dat de investeringen in R&D achterblijven zijn: • Beperkte middelen beschikbaar bij bedrijven en onderzoek- en onderwijsinstellingen (crisis) ; • R&D investeringen worden door het MKB onvoldoende gezien als noodzakelijk/urgent; • Onvoldoende kennis/vaardigheden bij het MKB om partners met toegevoegde waarde te vinden om te komen tot kwalitatieve goede business cases. Het OP geeft een impuls aan het verhogen van de benodigde R&D investeringen waardoor het MKB meer omzet kan genereren en competitiever wordt. Deze verhoogde omzet leidt tot meer werkgelegenheid en weer tot meer investeringen in private R&D. Duurzaamheid krijgt een eigen plaats in het OP, waarmee het regionaal belang van een koolstofarme economie onderstreept wordt. Kortom; Oost-Nederland onderkent het belang van de EU2020-strategie (groeiscenario’s) en bovenstaande landen specifieke aanbeveling van de EU en heeft haar eigen beleid en instrumentarium hier op afgestemd. Wij hopen, samen met de Europese Commissie, Rijk en lokale en regionale partners, en met respect voor ieders eigen verantwoordelijkheid, in Oost-Nederland een 5
ontwikkeling in gang te zetten die het bereiken van de doelen van de groeistrategieën dichterbij brengt. Het OP is daarbij een van de bestanddelen voor het beleid en uitvoering in Oost-Nederland. Door optimale samenwerking en afstemming te zoeken met andere financiële instrumenten op Europees, nationaal en regionaal niveau positioneren wij dit OP op een wijze dat het de meest effectieve en efficiënte resultaten mogelijk maakt. De manier waarop hier invulling aan is gegeven, is uitgewerkt in de sectie over de thematische concentratie innovatie en in hoofdstuk 8 van het OP. Onderdeel van deze strategische positionering van het OP is het maken van scherpe keuzes voor thema’s en investeringsprioriteiten. Via de diverse Europese fondsen geeft Europa de mogelijkheid aan regio’s om bij te dragen aan het behalen van de doelen van de EU2020 strategie. Vanzelfsprekend worden deze fondsen omgeven door mogelijkheden en voorwaarden via de wetgevingsteksten. Hiernaast is een belangrijk uitgangspunt het Nationaal HervormingsProgramma (NHP) en de aanbevelingen van de Europese Commissie voor Nederland. Deze laatste is via het positiedocument in november 2012 aan Nederland ter beschikking gesteld. In dit positiedocument beschrijft de Europese Commissie de grootste uitdagingen voor Nederland. De regionale partijen in Oost-Nederland onderstrepen de kernboodschap van de Europese Commissie en willen gezamenlijk werken aan een sterke, slimme, duurzame en inclusieve regionale economie. Maximaal wordt hiermee ingezet op het creëren en behouden van werkgelegenheid en het verhogen van regionaal inkomen.
EU2020 in Nederland Om de vijfde positie van Nederland in de rangschikking van het Economisch Wereldforum van de meest concurrerende economieën te versterken, moet meer worden geïnvesteerd in innovatie en R&D, ook voor de lange termijn. Het niveau van de overheidsinvesteringen in onderzoek en innovatie is op een redelijk niveau, maar de inspanningen van bedrijven in onderzoek en innovatie (O&I) lopen al jarenlang achter vergeleken met het Europees gemiddelde en landen als Japan, VS en Zuid Korea. De investeringen lijken ontoereikend om het concurrentievermogen op de langere termijn te verzekeren. Het OP-Oost moet hoofdzakelijk leiden tot investeringen in de particuliere O&I die het MKB en groeiende bedrijven nodig hebben om hun interne en (toegang tot) externe onderzoeksfaciliteiten, knowhow en vaardigheden te ontwikkelen of verbeteren. De innovatiekracht van bedrijven, met name MKB’s, moet worden versterkt, bijvoorbeeld door onderzoek en ontwikkeling dichterbij bedrijven te brengen en om de praktische toepassing van resultaten van door de overheid gefinancierd onderzoek te bevorderen. Ook de samenwerking tussen bedrijven en actoren uit de wetenschaps- en onderzoekswereld, clusterorganisaties (zowel nationaal als transnationaal), actoren op de gebieden opleiding en mogelijke innovatie, met inbegrip van adviesdiensten, moet worden ondersteund, zodat er betere kennisoverdracht en interactie op het gebied van O&I is tussen de publieke en private sector, van onderzoek tot marktintroductie en alle fasen ertussen. De GSK-fondsen kunnen tot slot ook verdere investeringen teweegbrengen die nodig zijn voor een betere overdracht van specifieke technologie of resultaten van kenniscentra naar bedrijven en voor de financiering van demonstratie, proof-of-concept, proefopstellingen en maatregelen voor snelle productvalidatie, bijvoorbeeld in sleuteltechnologieën. Nederland kent een achterstand bij de realisatie van duurzaamheidsdoelstellingen (duurzame groei). Het Kabinet streeft naar 16% hernieuwbare energie in 2020, 20% reductie van CO2 uitstoot in 2020 en toename van het tempo van energiebesparing bij eindgebruikers (tot 1,5% per jaar). In OostNederland onderkennen wij het belang van een gezonde en duurzame leef- en werkomgeving. Via
6
haar eigen beleid en instrumentarium streeft Oost-Nederland naar het bijdragen aan de landelijke en Europese doelstellingen.
7
In onderstaande tabel zijn de Europa2020 doelen afgezet tegen de huidige situatie in Nederland en de Nationale doelstelling in het NHP. Hoofddoelstellingen voor Europa 2020
Huidige situatie in Nederland
Nationale 2020-doelstelling in het NHP
3% van het BBP van de EU moet worden geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling
2,04% (2011)
2,5%
20% minder broeikasgasemissies ten opzichte -8% van 1990
-20%
20% van de energie afkomstig van hernieuwbare bronnen
16%
4,3% (2011)
(nationale, bindende doelstelling voor niet-ETSsectoren ten opzichte van 2005)
Verhoging van de energie-efficiëntie met 20% n.v.t.
n.v.t. (mogelijk juni doelstelling nationaal niveau)
75% van de bevolking in de leeftijdsgroep 20- 75,9% (2011) 64 aan het werk
80%
Verlaging van het percentage vroegtijdig schoolverlaters tot minder dan 10%
9,1% (2011)
< 8%
Minstens 40% van de leeftijdsgroep 30-34 met voltooid tertiair of gelijkwaardig onderwijs
41,1% (2011)
> 40%
Vermindering van het aantal mensen in de EU 8,2% (percentage van de Nederlandse in armoede of op de armoededrempel, of dat bevolking dat in een huishouden leeft met geen of lage werkintensiteit in 2010) wordt uitgesloten of het risico op uitsluiting loopt, met minstens 20 miljoen (in vergelijking met 2008)
8
100.000 (vermindering van aantal personen in de leeftijdsgroep 0-64 in een huishouden zonder werkintensiteit). (De nationale doelstelling van 100.000 (0-64) vertaalt zich in 93.000 (0-59) volgens de door de EU vastgestelde indicator.)
A Thematische concentratie Innovatie Innovatie in Oost-Nederland: regionale behoeften De innovatiekracht van de regio ligt boven het landelijk gemiddelde, mede door het hoge percentage innovatieve MKB-ers (44%, landelijk 39%). Helaas weet de regio deze innovatiekracht nog niet altijd om te zetten in een stijgend omzetaandeel van vernieuwende producten; investeren in valorisatie blijft noodzakelijk. Bedrijven en kennisinstellingen werken samen aan het proces van kennis naar kunde naar kassa, maar dit dient over de gehele innovatieketen verder gefaciliteerd en gestimuleerd te worden. Het percentage R&D-medewerkers is met 4% beduidend hoger dan het landelijk gemiddelde (2,2%). Op Oost-Nederlandse schaal wordt een vergelijkbaar niveau gezien, waarmee het belang van kenniswerkers voor de regio wordt geduid (Bron: Twente Index 2012/uit CIVOost). Oost-Nederland haalt onvoldoende rendement uit innovatie (Rond de 7 tot 9% omzet uit nieuwe producten, ten opzichte van 23% in ZO-Brabant, ING Regiovisie, 26-3-2013). Innovatiebeleid in Oost-Nederland Het innovatiebeleid in Landsdeel Oost is gebaseerd op de drie fasen van het open innovatieproces: 1. Kennis 2. Kunde en 3. Kassa. De overheden in landsdeel Oost zetten vooral in op activiteiten gericht op de overgang van de fase Kunde naar Kassa. Binnen met name de fase Kassa neemt zij haar verantwoordelijkheid als overheid zonder iets af te doen aan de verantwoordelijkheid van de ondernemer. Dit uit zich onder andere in de beschikbaarheid van fondsen en andere instrumenten voor de ontwikkeling en het testen van demonstrators. Marktintroductie beschouwen de overheden in Oost-Nederland primair als een verantwoordelijkheid van een ondernemer. Indien de private sector (banken) niet bereid is haar financiële verantwoordelijkheid te nemen dan kunnen mogelijkheden worden geboden via leningen, revolverende fondsen, aandelenparticipaties en dergelijke. Bij de fases Kunde en Kassa is de samenwerking binnen de triple helix onmisbaar. Een gezamenlijke afstemming en realisatie met respect voor ieders individuele verantwoordelijkheid is evident. OostNederland heeft via haar zachte infrastructuur, onderwijs en onderzoeksinstellingen een grote hoeveelheid kennis en kunde ter beschikking. Optimaal gebruik maken van deze beschikbare kennis en kunde is een basis van het innovatiebeleid in Oost-Nederland. Voorbeelden zijn de regionale Valley bureaus, de Kamer van Koophandel/Syntens, de innovatieloketten en Oost nv. Deze zachte infrastructuur is een verzameling van kennis en kunde ter bevordering van innovatie in OostNederland. Bij het optimaal benutten van het innovatiepotentieel zien wij voor deze organisaties een centrale rol. S3 Oost-Nederland Oost-Nederland focust zich op vier sectorale speerpunten in de periode 2014-2020: Agro & Food, Health, High Tech Systemen & Materialen (HTSM) en Energie- en Milieutechnologie inclusief biobased economy (EMT). Naast deze vier stuwende sectoren zijn er in Oost-Nederland meerdere bedrijfstakken met potenties om hun marktpositie te vergroten. De regionaal sterke maakindustrie levert een essentiële bijdrage aan de verdere versterking van de vier genoemde prioritaire sectoren. Binnen de vier sectoren uit de S3, gaat de aandacht uit naar nieuwe kansen op de onderlinge raakvlakken. Cross-overs op deze raakvlakken kunnen hier tot bloei worden gebracht en leiden tot nieuwe producten, diensten of oplossingen. De volgende tabel geeft inzicht in de cross-overs tussen de vier sectoren. 9
Agro & Food
Health
HTSM
•
Voedselveiligheid
•
Bio-energie
•
Healthy aging
•
Groen gas
•
Relatie voeding en
•
LED, sensortechnologie
immuunsysteem
•
(Kas)materialen
Relatie genen/microbiota en
•
Precisielandbouw
•
gezondheid
•
Robotisering
•
Beheersing van zoönosen
•
Nanotechnologie
•
Alternatieven voor
•
Biocomposieten
HTSM
Health
antibiotica
EMT incl. biobased •
Biobased / biodegradable economy
•
Bronnen biomassa, biomaterialen
•
Reststromen agro als grondstof voor bbe
•
Afvalwater / watertechnologie
•
Bio-energie
•
Bbe voor nieuwe teelt
•
Red med tech highway
•
Binnenklimaat
•
Robotica
•
Stand alone oplossingen
•
Slimme, nieuwe materialen
•
Domotica
•
Microfluidica
•
Medical imaging
•
Cyber security •
Smart grids
•
Biogas uit afvalwater
•
Sensoren
•
Nieuwe materialen (lichter, sterker, biobased)
•
Energieopslag
•
Energieopwekking
•
Schoon vervoer
In de HTSM, EMT, Health en Agro & Food wordt veel gebruik gemaakt van Chemie en ICT. De ontwikkeling van de vier speerpunt sectoren kan niet zonder de key enabling technologies als chemie, ICT en de creatieve industrie. Deze sectoren spelen een cruciale rol in de innovatieketen. Centraal staat het stimuleren en faciliteren van open innovaties. Een belangrijk aspect om het bestaande innovatiepotentieel in Oost-Nederland optimaal te benutten, is de brede beschikbaarheid van een zachte infrastructuur. Afgelopen jaren is intensief geïnvesteerd in de opbouw en ontwikkeling van deze infrastructuur waarbij het bedrijfsleven, onderzoek en onderwijsinstellingen worden ondersteund bij innovatie. Dit gebeurt onder andere via clustervorming, door partijen met elkaar in contact te brengen en het faciliteren/ondersteunen bij het opzetten van open innovatie centra. De stakeholders in Oost-Nederland operationaliseren de S3 door een aantal actielijnen. Daarmee worden de strategische keuzes voor vier stuwende sectoren in samenwerking geoperationaliseerd tot actie op het juiste schaalniveau, passend bij de verantwoordelijkheidsverdeling en met een adequaat instrumentarium. Het OP Oost vertaalt de S3 door naar acties waarbij de betrokkenheid van de triple helix tot uiting zal komen in maatregelen die bijdragen aan de gestelde doelen. Hierbij wordt vooral ingezet op het stimuleren van investeringen door private bedrijven in hun innovatiekracht en concurrentiepositie.
10
Strategie OP Oost Aan het bepalen van de acties die door het OP worden gefinancierd liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag: • • • • • • • • •
Samenwerken in de triple of quadruple2 helix via open innovatie; Ondersteunen van acties die tot rendement leiden (gericht op ontwikkeling van nieuwe producten, diensten of toepassingen); Steeds minder middelen beschikbaar bij de overheid (dus private cofinanciering nodig); Markt gestuurd; Passende financieringsvorm; Acties na project/programma worden opgenomen binnen bestaande instrumentarium om ontwikkeling en marktintroductie te begeleiden; Maximaal gebruik maken van bestaande zachte en harde infrastructuur; Minimale administratieve lasten voor de stakeholders gezamenlijk; S3-focus op de 4 prioritaire sectoren en de cross-overs tussen prioritaire sectoren en key enabling sectoren en de maakindustrie. Hier gebeurt de innovatie.
In de ogen van Oost-Nederland is innovatie een continuüm. Het is een proces wat, opgedeeld naar verschillende fasen, toe werkt naar introductie van nieuwe producten op de markt. Een opzet van dit continuüm is de door NASA ontwikkelde Technologie Readiness Levels (TRL). Dit model beschrijft de gehele innovatie cyclus van het basisidee (fase 1) tot en met marktintroductie (fase 9).
Regionale innovatiefondsen
EFRO
Horizon 2020
Hieronder een korte duiding van de verschillende TRL-niveaus: Fase 1 Principe; het basisidee is bekend. Hier vindt de overstap plaats van wetenschappelijk onderzoek naar toegepast onderzoek. Het principe wordt verder uitgewerkt in een studie. Fase 2 Het technologisch concept is geformuleerd. Het onderzoek is toegepast en gefocust op het specifieke product.
2
Quadruple helix: Overheid, kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties.
11
Fase 3 Proof-of-concept. Hier wordt de technische haalbaarheid gedemonstreerd door bijvoorbeeld simulaties. Fase 4 Implementatie en test van prototype (eventueel nog van een component en/of deelsysteem) in een laboratoriumomgeving. Fase 5 Validatie van een prototype van het (hele) systeem in een representatieve omgeving. Fase 6 Model of prototype van het hele systeem wordt gedemonstreerd in een relevante end-toend omgeving. Technische haalbaarheid wordt gedemonstreerd met een concreet product. Fase 7 Prototype demonstratie in een operationele omgeving. Nagenoeg alle functies zijn aanwezig voor demonstratie en test. Systeem is voor een deel al gedocumenteerd. Fase 8 Systeem/product is compleet en gekwalificeerd door middel van test en demonstratie in een operationele omgeving. Gehele functionaliteit is getest in gesimuleerde en operationele scenario’s. Fase 9 Systeem/product is duurzaam verankerd en bewezen door middel van operaties/ marktintroductie. De acties die via het OP worden gefinancierd zijn onderdeel van een bredere regionaal economische agenda. Het OP zet niet in op alle fasen. Voor de eerste fasen (fundamenteel onderzoek of onderzoek zonder directe betrokkenheid van het bedrijfsleven) bestaan geschikte instrumenten zoals Horizon 2020/topsectoren beleid Rijk. Voor marktintroductie (laatste fasen) bestaan in OostNederland innovatiefondsen. Vanuit deze redenatie richt het OP zich op toegepaste vormen van onderzoek, waarbij het bedrijfsleven een leidende rol heeft. de fase 4, 5, 6, 7 en 8. Op deze wijze is het OP aanvullend op het bestaande instrumentarium, zodat de gehele keten gesloten is. Door de positionering van het operationele programma binnen beschikbare instrumenten sluit het nauw aan bij het open innovatieconcept: kennis-kunde-kassa. Het primaat in dit OP ligt bij de bedrijven. De kennisinstellingen spelen een belangrijke rol en zijn als volgt gepositioneerd: • Als stakeholder in de triple helix samenwerkingen in de zachte innovatie infrastructuur • Als partij waar de bedrijven kennis vandaan halen • Als partner in innovatieprojecten bij prototyping De overheid is randvoorwaardelijk: in de kennisfase als facilitator (netwerken richting Horizon 2020), in de kundefase ondersteunend met maatregelen en in de kassafase met investeringskapitaal (zoals buiten het OP is voorzien).
12
B Thematische concentratie Duurzame Groei Nederland kent een achterstand bij de realisatie van duurzaamheid (duurzame groei). Landelijk beleid streeft naar 16% hernieuwbare energie in 2020 en toename van het tempo van energiebesparing. In Oost-Nederland onderkennen wij het belang van een gezonde en duurzame leef- en werkomgeving. Via eigen beleid en instrumentarium streeft Oost-Nederland naar het bijdragen aan de landelijke doelstellingen. In haar positiedocument van medio november 2012 heeft de Europese commissie de aanbevelingen op het terrein van duurzame ontwikkeling voor Nederland gepresenteerd. De Europese Commissie ziet voor Nederland de onderstaande grote uitdagingen. Een milieuvriendelijke en hulpbronefficiënte economie Regionale en lokale overheden nemen reeds diverse initiatieven om te werken aan een milieuvriendelijke en hulpbronefficiënte economie. Om concepten te ontwikkelen die op lange termijn economisch leefbaar zijn, moet het gebruik van financieringsinstrumenten op dit gebied worden geoptimaliseerd en moet een mechanisme voor het uitwisselen van goede praktijken worden ontwikkeld en bevorderd. Om het negatieve effect op het milieu te verminderen, blijft onderzoek en investering op het gebied van overschakeling naar duurzamere consumptie- en productiepatronen noodzakelijk. Deze inspanningen moeten leiden tot minder broeikasgasemissies, maar kunnen tegelijk ook een meerwaarde teweeg brengen voor producten en diensten van innovatieve bedrijven. Deze bedrijven kunnen daardoor hun positie in een groeiende globale markt voor milieuproducten en -diensten versterken en meer werkgelegenheid creëren in de milieuvriendelijke sectoren (“groene banen”). Om de positieve gevolgen van investeringen in dergelijke activiteiten voor de arbeidsmarkt te maximaliseren, moeten arbeidskrachten aanvullende vaardigheden verwerven. Overgang naar een energie-efficiënte, koolstofarme economie De GSK-fondsen moeten bij voorrang worden ingezet voor investeringen die de energie-efficiëntie verhogen en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen vergroten. Dit kan via steun voor energie-efficiëntiemaatregelen in de bedrijfssectoren en via de bevordering van ecologische innovatie in het MKB. De volgende aandachtspunten zijn door de Europese Commissie gegeven: • Verhogen van de energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in het MKB; • Ondersteunen van innovatie door bij het ontwerpen van producten rekening te houden met een efficiënt gebruik van hulpbronnen (uitvoeren van een ecologisch ontwerp, dus een productontwikkeling die rekening houdt met zowel milieu- als marktvereisten). Daarnaast ook ondersteuning voor ecologische innovatie in het MKB; • Stimuleren van een ruimer gebruik van adviesdiensten betreffende een efficiënt gebruik van hulpbronnen door het MKB, wat kan leiden tot een beperkter gebruik van grondstoffen, energie en water in bedrijven; • Informeren over en bevorderen van het gebruik van milieubeheersystemen in bedrijven, met name met het milieubeheer- en milieu-auditsysteem (EMAS); • Bevorderen van de productie en distributie van hernieuwbare energiebronnen; 13
•
•
Ondersteunen van onderzoek en ontwikkeling, proefopstellingen en demonstratieprojecten inzake koolstofarme energietechnologieën zoals wind-, bio- en zonne-energie en waterstof en brandstofcellen, opslag- en flexibele opwekkingscapaciteiten en inzake de uitbreiding van slimme meters en slimme netten die op een flexibele en doeltreffende manier vraag en aanbod op de elektriciteitsmarkten sturen en tegelijk de negatieve milieueffecten, voornamelijk voor de landen bosbouw, beperken; Bevorderen van de opwekking en levering van schone energie uit de zee, bestaande uit zowel offshore windenergie als mariene energie. Dit omvat investeringen in netwerkaansluitingen, distributiecapaciteit en de toeleveringsketen voor energie uit de zee.
Oost-Nederlandse inspanningen In Oost-Nederland erkennen wij de hierboven beschreven aanbevelingen voor Nederland als geheel. Samen met Europa, Nederland en regionale partners willen wij de uitdaging aan om een duurzame economie in Oost-Nederland te realiseren. Oost-Nederland heeft de eerste stappen al gezet via eigen (energie)beleid en beschikbaarstelling van fondsen. Bovendien sluit Oost-Nederland aan bij het in ontwikkeling zijnde nationale energie-akkoord. Het inlopen van de achterstand bij het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen en het stimuleren van het gebruik van schone en hernieuwbare energiebronnen, vergt een kanteling in denken en doen, waarbij zowel top down beleid nodig is als een omarming van bottom up initiatieven van bedrijven, instellingen en particulieren. Deze kanteling is in Oost-Nederland al in gang gezet. ‘Een derde van de betrokken huishoudens in Oost-Nederland zou zonder een subsidie geen isolatie maatregelen aan de woning hebben getroffen. Een derde heeft de isolatie maatregelen sneller genomen dankzij subsidies. En een derde zegt in interviews ook zonder deze subsidie (op termijn) de isolatiemaatregelen te treffen’. We willen als Oost-Nederland de activiteiten versterken, verdiepen en versnellen. De middelen in het OP-Oost bedoeld voor slimme uitrol van energiebesparing en/of hernieuwbare energie geven de mogelijkheid de ambities eerder te realiseren en tot een versnelde verduurzaming van de bestaande gebouwenvoorraad over te gaan. We dienen er het milieu mee doordat het gebruik van fossiele brandstoffen en daarmee samenhangende uitstoot van schadelijke stoffen afnemen. We dienen er de burgers mee omdat zij een besparing kunnen realiseren op de woonlasten en we bieden de burgers de mogelijkheid zich te ontwikkelen van consument naar prosument (producerende consument). Het draagt bij aan lastenbeheersing en het voorkomen van energiearmoede. Het beleid creëert nieuwe lokale werkgelegenheid doordat op het vlak van het toepassen van clean tech, energieopwekking en energiebesparing een stimulans uitgaat naar het MKB. Het gaat om een impuls voor de werkgelegenheid in Oost-Nederland van 9.000 banen (Bron: “De winst van CO2 reductie” opgesteld door bureau Ecorys in opdracht van SER Gelderland en SER Overijssel). Slimme uitrol Deel van het probleem is het feit dat de in het afgelopen decennium succesvol uitgevoerde experimenten, pilots, innovatietrajecten onvoldoende zijn doorgezet naar staand beleid. In OostNederland willen we voor alles inzetten op die slimme uitrol, op het doorzetten van wat zich in pilots en voorbeeldprojecten heeft bewezen, hier of elders in Noordwest Europa. Verdere innovatie op het vlak van duurzaamheid blijft een permanent speerpunt van beleid, maar wordt in het voorliggende OP ondergebracht bij prioriteit 1.
14
Slimme overheid De overheden in Oost-Nederland (gemeenten, provincies, waterschappen) zijn slechts één van de bij de kanteling betrokken partners. Hun rol is vooral het faciliteren, stimuleren en opschalen. Dat doen ze binnen de quadruple helix: met instellingen, bedrijven én burgers. De overheden makelen, informeren en dereguleren en doen dat dicht bij de burger. De centrumsteden vervullen daarin in hun regio’s een verantwoordelijke rol passend bij de doelstellingen van het kabinet op het vlak van regionale samenwerking. Deze Oost-Nederlandse inspanningen op het gebied van het verhogen van het aandeel hernieuwbare energie (= Energie Transitie) zijn opvallend. Nationaal geldt Oost-Nederland (overheden en bedrijven) als zeer actief en. Oost-Nederland is een proeftuin voor verduurzaming van de woningvoorraad. Werkvelden Oost-Nederland Uit het voorgaande leiden we de volgende twee werkvelden voor het OP-Oost af: 1. Energieke samenleving (informeren, enthousiasmeren, sensibiliseren en mobiliseren van burgers en MKB); 2. Slimme uitrol 2a.
Decentrale energieopwekking en beheer (groepen burgers en bedrijven – mits in het energie-akkoord geen of in onvoldoende mate fiscale regelingen worden opgenomen);
2b.
Energiebesparing gebouwde omgeving (maatschappelijk vastgoed, woningen burgers).
Werkveld 1: Energieke samenleving Het aandeel hernieuwbare energie in Oost Nederland is 5%, dit is laag. Redenen hiervoor zijn de onbekendheid met de mogelijkheden, de benodigde tijdsinvestering voor het verkrijgen van een integraal aanbod en de te lange terugverdientijd. Energieloketten geven vorm aan actieve wijkaanpakken, waarbij gemeenten samen met ondernemers, woningeigenaren in een bepaalde wijk, dorp of stadswijk activeren tot het nemen van energiemaatregelen. Daartoe behoort het informeren, enthousiasmeren, sensibiliseren en mobiliseren van burgers en MKB. Werkveld 2a: Decentrale energieopwekking en beheer Oost-Nederland is al enige jaren bezig met het energiezuiniger maken van de gebouwde omgeving. In samenwerking met burgers, coöperaties, netbeheerders en energiebedrijven werken de overheden samen aan het decentraal opwekken en/of beheren van energie door middel van collectieve voorzieningen op het gebied van lokale warmtenetten, warmte/koude opslag, de decentrale productie van energie (wind, zon, warmte – biomassa, groen LNG). Het gebruik van de kleinschalige activiteiten blijft achter. Decentrale energieopwekking levert een belangrijke bijdrage in opwekking en energiebesparing, maar komt nog onvoldoende tot wasdom. Dit wordt ook nationaal erkend in het in ontwikkeling zijnde energie-akkoord. Het stimuleren van kleinschalige activiteiten is dan ook een belangrijke doelstelling. Werkveld 2b: Energiebesparing gebouwde omgeving Slim gebruik van energie in woningen en openbare gebouwen draagt bij aan kostenbeheersing. Gebouw gebonden energiebesparing, procesoptimalisatie en energie-monitoring leiden tot een 15
lagere energierekening. Zeker in de toekomst, als fossiele energie schaarser wordt en prijzen stijgen, is het van belang om efficiënt met energie om te gaan. Woningen worden steeds beter geïsoleerd. Op termijn is het denkbaar dat woningen energieneutraal of zelfs energieleverend worden. De investeringen daarvoor zijn nu nog hoog en daardoor onvoldoende aantrekkelijk voor woningeigenaren. Ondanks de beschikbaarheid van regionale fondsen is deze opgave gigantisch. Een aanzienlijk deel van de bestaande voorraad beschikt over een energielabel C of slechter. Ingezet wordt op het vergroten van het aantal woningen waar energiemaatregelen worden getroffen, inclusief het toepassen van nieuwe technieken met lage marktpenetratie zoals HRe ketels en hybride warmtepompen. Door middel van campagnes, maatwerkadvies, ‘ontzorgen’, subsidies en/of leningen worden extra investeringen uitgelokt bij particuliere eigenaren van woningen en openbare gebouwen om de hiervoor genoemde energiemaatregelen te treffen. Op deze wijze streven wij naar de realisatie van ten minste één indicatieve labelstap qua energielabel.
16
2.1.2 Verantwoording van de geselecteerde thematische doelstellingen en bijbehorende investeringsprioriteiten. Oost-Nederland heeft op basis van de regionale behoeften de volgende twee thematische doelstellingen geselecteerd, met daaronder de investeringsprioriteiten:
Thema 1: Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie (a) verbetering van de infrastructuur voor onderzoek en innovatie (O&I) en van de capaciteiten voor
de ontwikkeling van topprestaties op dit gebied, en bevordering van kenniscentra, met name van die van Europees belang Investeringsprioriteit 1a wordt mogelijkerwijs nog toegevoegd aan de selectie, met het oog op het mogelijk maken van projecten die bijdragen aan de Human Capital Agenda (HCA). Het al dan niet selecteren van deze investeringsprioriteit is nog onderwerp van overleg tussen de regionale partners. (b) Bevordering van bedrijfsinvesteringen in O&I, en het ontwikkelen van verbanden en synergiën tussen bedrijven, O&I-centra en hoger onderwijs, in het bijzonder de ontwikkeling van producten en diensten, de overdracht van technologie, sociale innovatie en toepassingen voor overheidsdiensten, de stimulering van de vraag, het opzetten van netwerken, clusters en open innovatie door middel van slimme specialisatie, ondersteuning van technologisch en toegepast onderzoek, proefopstellingen, maatregelen voor snelle productvalidatie, geavanceerde productiecapaciteit en eerste productie in sleuteltechnologieën en verspreiding van universeel inzetbare technologieën. De problemen bij innovatie die benoemd zijn tijdens de conferenties en die gedeeld worden door de partners van de triple helix zijn: A. onbekendheid met elkaars kennis en kunde waardoor kansen gemist worden. B. innovaties halen vaak de markt niet omdat vooraf onvoldoende is doorgedacht over samenwerkingspartners, marktintroductie, marktbehoefte enz. C. benodigde ondersteuning bij met name de ontwikkeling van proof of concepts en prototypes is onvoldoende D. Human Capital Agenda, in overleg tussen de regionale partners (PM) Op basis van voorgaande zal de nadruk van het OP liggen op (kennis)valorisatie en de daarbij behorende voorwaarden: de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten die bijdragen aan groei van werkgelegenheid, omzet en toegevoegde waarde. Voor de thematische doelstelling innovatie richten wij ons op de bevordering van het ondernemerschap, een sterkere concurrentiekracht van het MKB en stimuleren van valorisatie van door kennisinstellingen ontwikkelde kennis.
Thema 4: Ondersteuning van de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken (f) Bevorderen van onderzoek, innovatie en adoptie van CO2-arme technologieën Voor de thematische doelstelling energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie richten wij ons op verlaging van het energie verbruik (en daarmee verlaging van de CO2-uitstoot) in
17
de bebouwde omgeving. De innovatieve ontwikkelingsaspecten van deze maatregel nemen wij mee onder de innovatie doelstelling.
Tabel 1: overzicht thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten Thematische doelstelling
Investeringsprioriteit
Onderbouwing van de keuze
Thematische doelstelling 1: Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie
Investeringsprioriteit 1.A
PM. In overleg tussen de regionale partners.
Verbetering van de infrastructuur voor onderzoek en innovatie (O&I) en van de capaciteiten voor de ontwikkeling van topprestaties op dit gebied, en bevordering van kenniscentra, met name van die van Europees belang. Investeringsprioriteit 1.B Bevordering van bedrijfsinvesteringen in O&I, en het ontwikkelen van verbanden en synergiën tussen bedrijven, O&Icentra en hoger onderwijs, in het bijzonder de ontwikkeling van producten en diensten, de overdracht van technologie, sociale innovatie en toepassingen voor overheidsdiensten, de stimulering van de vraag, het opzetten van netwerken, clusters en open innovatie door middel van slimme specialisatie, ondersteuning van technologisch en toegepast onderzoek, proefopstellingen, maatregelen voor snelle productvalidatie, geavanceerde productiecapaciteit en eerste productie in sleuteltechnologieën en verspreiding van universeel inzetbare technologieën.
Thematische doelstelling 2: Ondersteuning van de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken
Investeringsprioriteit 4F Bevorderen van onderzoek, innovatie en adoptie van CO2-arme technologieën
Deze investeringsprioriteit is gekozen gelet op de volgende uitdagingen voor OostNederland: • Onbekendheid met elkaars kennis en kunde • Innovaties halen de markt niet • Benodigde ondersteuning bij prototyping
Deze investeringsprioriteit is gekozen gelet op de volgende uitdagingen voor OostNederland: • Onbekendheid met de mogelijkheden • Tijdsinvestering voor het
18
verkrijgen van een integraal aanbod • Te lange terugverdientijd
2.2 Justification of the financial allocation Het OP is geconcentreerd rondom 2 thematische doelstellingen. Door de inzet op deze twee thema’s realiseren wij een gericht programma dat binnen de gekozen thema’s massa kan realiseren. Thematische doelstelling 1: Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie Nederland kent nog een flinke afstand tot de doelstelling uit Europe2020 om 3% van het BBP te besteden aan onderzoek en ontwikkeling. De Europese Commissie wijst hier nadrukkelijk op in haar aanbevelingen voor Nederland. Oost-Nederland kent binnen ons land evenzeer een grote uitdaging op het terrein van innovatie. Om het innovatieniveau en het concurrentievermogen van het Oost-Nederlandse MKB te verbeteren, is een extra inspanning noodzakelijk. Oost-Nederland biedt verschillende instrumenten om de innovatie te bevorderen. Tegelijkertijd zien we dat deze middelen te beperkt zijn om het gehele continuüm van innovatie te stimuleren. Het huidige Oost-Nederlands innovatie beleid is met name gericht op de laatste fase van de innovatie. De Europese onderzoek- en innovatieprogramma’s zoals Horizon 2020 zijn sterk gericht op fundamenteel onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Door het faciliteren van het begin van de innovatieketen wordt de innovatie aangejaagd. Het OP-Oost positioneren we midden in het continuüm van innovatie. Voor deze fasen zijn beperkte middelen beschikbaar, terwijl deze fasen een cruciaal onderdeel uitmaken van het innovatieproces. Vanuit deze overweging alloceren wij, in aansluiting op het positiedocument van de Europese Commissie, 71% van de middelen aan thematische doelstelling 1. Thematische doelstelling 2: Ondersteuning van de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken. Oost-Nederland onderneemt al grote inspanningen om een duurzame economie te realiseren. Dit doet zij in nauwe samenwerking met gemeenten, rijk en MKB. Tegelijkertijd heeft Oost-Nederland meer ambities dan mogelijkheden. De ambities van Oost-Nederland vragen, naast de provinciale energiefondsen een extra inspanning die door inzet van het OP gerealiseerd kan worden. Dit doen wij deels door de innovatieve ontwikkelingen die ondersteund worden op het terrein van energie op te nemen onder de thematische maatregel innovatie. Voor een ander deel alloceren wij middelen voor een verder gaande energietransitie in de bebouwde omgeving van woningen en publieke gebouwen. Dat gebeurt in de werkvelden energieke samenleving, decentrale energieopwekking en beheer en energiebesparing gebouwde omgeving. Vanuit deze overweging alloceren wij, in aansluiting op het positiedocument van de Europese Commissie, 25% van de middelen aan thematische doelstelling 2.
19
20
Tabel 2 Overview of the programme investment strategy (wordt automatisch gegeneerd uit andere hoofdstukken)
21
3.
Prioritaire assen
3.A Beschrijving van de prioritaire assen met uitzondering van technische bijstand 3.A.0. Verantwoording voor het dekken van twee thematische doelstellingen in één prioriteit Niet van toepassing.
Prioriteit 1.
Slimme groei / Innovatie
Thema 1.
Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie
Investeringsprioriteit 1a Investeringsprioriteit 1a wordt mogelijkerwijs nog toegevoegd aan de selectie, met het oog op het mogelijk maken van projecten die bijdragen aan de Human Capital Agenda (HCA). Het al dan niet selecteren van deze investeringsprioriteit is nog onderwerp van overleg tussen de regionale partners (PM).
Investeringsprioriteit 1b Bevordering van bedrijfsinvesteringen in O&I, en het ontwikkelen van verbanden en synergieën tussen bedrijven, O&I-centra en hoger onderwijs, in het bijzonder de ontwikkeling van producten en diensten, de overdracht van technologie, sociale innovatie en toepassingen voor overheidsdiensten, de stimulering van de vraag, het opzetten van netwerken, clusters en open innovatie door middel van slimme specialisatie, ondersteuning van technologisch en toegepast onderzoek, proefopstellingen, maatregelen voor snelle productvalidatie, geavanceerde productiecapaciteit en eerste productie in sleuteltechnologieën en verspreiding van universeel inzetbare technologieën.
3.A.1 Specifieke doelstellingen behorende bij de investeringsprioriteit en de verwachte resultaten Specifieke doelstelling A. Het ondersteunen van (verdere) clustervorming en netwerken Veel bedrijven in Oost-Nederland ontbreekt het aan kennis en kunde om op eigen kracht te investeren in netwerken. Het vinden van geschikte samenwerkingspartners die voldoende toegevoegde waarde kunnen leveren, is lastig. Dit wordt onder andere veroorzaakt door ontbrekende schakels in netwerken van veel bedrijven. In deze doelstelling worden bedrijven, kennisinstellingen en overheidsorganisaties mogelijkheden geboden met elkaar in contact te komen. Potentiële partners kunnen elkaar vinden door middel van netwerkbijeenkomsten, waarin zij elkaars toegevoegde waarde(n) ontdekken. Met andere woorden, specifieke doelstelling A leidt tot gezamenlijke trajecten waarin experimentele ontwikkeling van nieuwe producten, diensten of toepassingen centraal staat. Het vertrekpunt voor de ondersteuning ligt in de bestaande zachte infrastructuur. De inspanningen moeten leiden tot hechtere netwerken, waardoor ontbrekende schakels gereduceerd zijn.
22
Doelgroep Ondernemers Eindbegunstigden • Ondernemers, onderwijs- en onderzoeksinstellingen. • Regionale valleys, RCT’s, innovatieloketten, samenwerkingsverbanden van ondernemers, overheidsorganisaties en kennisinstellingen. IP
Indicator
Meeteenheid
Basiswaarde
Basisjaar
Aandeel bedrijven van totaal aantal innovatieve bedrijven dat samenwerkt met bedrijven en kennisinstellingen Tabel 3.1: Resultaatindicatoren en streefwaarden doelstelling A
Streefwaarde (2022)
Bron
Rapporteringsfrequentie
CIS/ CBS
2-jaarlijks
Table 4: Common and Programme Specific Result indicators for ESF (by Investment Priority or by Specific Objective) Niet van toepassing.
Specifieke doelstelling B. Het ondersteunen van bedrijven bij de experimentele ontwikkeling van nieuwe producten, diensten of toepassingen, inclusief het ontwikkelen en testen van prototypes Het MKB in Oost-Nederland heeft onvoldoende financiële middelen beschikbaar voor de experimentele ontwikkeling van nieuwe producten, diensten en toepassingen. Samenwerking met andere bedrijven en kennisinstellingen komt onvoldoende tot stand. Ook ontbreekt het de MKBsector aan voldoende kennis voor goede planvorming van experimentele ontwikkeling. De financiële mogelijkheden van intermediaire organisaties als Oost NV, Syntens, RCT’s, innovatieloketten en de verschillende valleys in Oost-Nederland staan onder druk. Zij beschikken echter wel over de kennis en kunde om goed doordachte planvorming rondom experimentele ontwikkeling te ondersteunen. Oost-Nederland gelooft in open innovatie – samen werken aan innovatie. De triple helix draagt deze filosofie, maar in de praktijk blijkt deze nog lastig uit te voeren. De (financiële) risico’s in ontwikkel- en testfasen van prototypes zijn hoog. Het bestaande instrumentarium in Oost-Nederland biedt slechts zeer beperkte mogelijkheden om acties in deze fase van innovatie te financieren. Verregaande vernieuwingen die uiteindelijk leiden tot marktintroducties, vinden dan ook vaak geen doorgang.
23
In deze doelstelling worden bedrijven, kennisinstellingen en overheidsorganisaties ondersteund bij experimentele ontwikkeling en het ontwikkelen en testen van prototypes, middels het principe van open innovatie. Het OP ondersteunt proeftuinen en living labs. Bovendien liggen er grote kansen op het gebied van samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen. Tevens worden vouchers aan bedrijven ter beschikking gesteld. Deze kunnen ingewisseld worden voor ondersteuning vanuit de bestaande zachte infrastructuur bij de valorisatietrajecten. Door het gebruik van de vouchers moeten verbindingen tussen de partners van de triple helix worden versterkt en cross-overs tussen de Oost-Nederlandse topsectoren en speerpunten mogelijk worden gemaakt. Enerzijds wordt de MKB-sector direct ondersteund bij de productontwikkeling. Anderzijds wordt de kennis van de bestaande infrastructuur optimaal benut en haar positie verstevigd. Het OP draagt hiermee bij aan de continuïteit en waarborging van het innoverend vermogen van Oost-Nederland. Doelgroep • •
Bedrijven Kennisinstellingen
Eindbegunstigden • • • •
Samenwerkingsverbanden van ondernemers Open innovatiecentra Overheid als launching customer Kennisinstellingen
IP
Indicator
Meeteenheid
Basiswaarde
Basisjaar
Streefwaarde (2022)
Technologische en niettechnologische innovatoren Tabel 3.2 Resultaatindicatoren en streefwaarden doelstelling B
Bron
Rapporteringsfrequentie
CIB/ CBS
2-jaarlijks
3.A.2 Acties om de specifieke doelstellingen te bereiken 3.A.2.1 Beschrijving van de type en voorbeelden van acties en hun verwachte bijdrage aan de specifieke doelstellingen Mogelijke acties voor specifieke doelstelling A: • • • • 24
Netwerken, clusters en open innovatie opzetten door middel van slimme specialisatie Informatiebijeenkomsten Kennisdelingsbijeenkomsten Kennisplatforms
Mogelijke acties voor specifieke doelstelling B: • • • • • • • • • • •
Bedrijfsinvesteringen in O&I bevorderen Nieuwe producten en diensten ontwikkelen Technologieën overdragen Sociale innovatie en toepassingen voor overheidsdiensten De vraagzijde stimuleren Technologisch en toegepast onderzoek ondersteunen Proefopstellingen ondersteunen Maatregelen nemen voor snelle productvalidatie Geavanceerde productiecapaciteit en eerste productie in sleuteltechnologieën Verspreiding van universeel inzetbare technologieën Het gebruik van vouchers waarmee het MKB deskundigheid en vaardigheden uit de bestaande zachte infrastructuur kan inzetten voor het opstellen van experimentele ontwikkeling
Financiële omvang specifieke doelstelling A: Wij voorzien voor deze activiteit een besteding van 20% van de OP middelen in prioriteit 1. Financiële omvang specifieke doelstelling B: Wij voorzien voor deze activiteit een besteding van 80% van de OP middelen in prioriteit 1.
3.A.2.2 Selectiecriteria voor projecten Afstemmen met landelijke convenantsafspraken.
3.A.2.3 Beoogd gebruik van financiële instrumenten De acties binnen prioriteit 1 lenen zich voornamelijk voor het gebruik van subsidie-instrumenten, vanwege het relatief onzekere karakter van de ontwikkelingen en de afstand tot de markt. Voor het stimuleren van vermarkting zijn de bestaande innovatiefondsen in Oost-Nederland bedoeld (deels revolverend van karakter). Het gebruik van financiële instrumenten wordt binnen deze prioriteit dan ook niet voorzien.
3.A.2.4 Beoogd gebruik van majeure projecten Oost-Nederland is niet voornemens gebruik te maken van majeure projecten.
25
3.A.2.5 Outputindicatoren (tabel 5A en 5B) In onderstaande tabel worden alle relevante common outputindicatoren van de Europese Commissie weergegeven (de nummering 1.A.1 verwijst naar thema 1, actie A, indicator 1). Outputindicator
Meeteenheid
Streefwaarde
Gegevensbron
1
Aantal aantal eigen registratie ondernemingen dat steun ontvangt (zowel financieel als niet-financieel) 2 Aantal aantal eigen registratie ondernemingen dat subsidie ontvangt 3 Aantal aantal eigen registratie ondernemingen dat niet-financiële steun ontvangt Tabel 5.A.1. Overzicht gemeenschappelijke outputindicatoren investeringsprioriteit In onderstaande tabel worden de programma specifieke outputindicatoren weergegeven (1.A.1. verwijst naar IP 1, actie A, indicator 1). Outputindicator
Meeteenheid
Streefwaarde
1
Gegevensbron
Aantal georganiseerde bijeenkomsten 2 Uitgelokte private investeringen 3 Aantal ondersteunde proeftuinen 4 Aantal ontwikkelde producten of diensten Tabel 5.A.2. Overzicht programma specifieke outputindicatoren per investeringsprioriteit
3.A.3 Specifieke voorzieningen voor ESF, indien van toepassing Niet van toepassing.
26
3.A.4 Prestatiekader Implementatiestap, Meeteenheid Milestone Streefwaarde Bron van financieel, output voor 2018 (2022) data of resultaatindicator Aantal Aantal Eigen ondernemingen dat registratie niet-financiële steun ontvangt Totale subsidiabele Euro’s Eigen kosten op basis van registratie committeringen
Verantwoording van de representativiteit van de indicator
Tabel 6.1 Overzicht mijlpalen
De interventies in deze prioriteit worden het best gerepresenteerd door de output indicator ‘Aantal ondernemingen dat niet-financiële steun’ ontvangt. Het doel van deze prioriteit is het ondersteunen van vormen van hechtere netwerken en het verbeteren van de samenwerking tussen bedrijven en andere instellingen. Deze indicator geeft weer in hoeverre het programma daadwerkelijk ondernemingen ondersteunt. Daarnaast is als mijlpaal de ‘totale subsidiabele kosten op basis van committeringen’ gekozen. Committeringen zijn een goede indicator voor de mate van voortgang van het programma.
27
3.A Beschrijving van de prioritaire assen met uitzondering van technische bijstand Prioriteit 2.
Duurzame groei
Thema 4.
Ondersteuning van de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken
Investeringsprioriteit 4f: Bevorderen van onderzoek, innovatie en adoptie van CO2-arme technologieën
3.A.0. Verantwoording voor het dekken van twee thematische doelstellingen in één prioriteit Niet van toepassing.
3.A.1 Specifieke doelstellingen behorende bij de investeringsprioriteit en de verwachte resultaten Specifieke Doelstelling C. Energieke samenleving Het doel van de energieke samenleving is een toename van de bewustwording van de (semi)overheden in hoedanigheid van eigenaar van openbare gebouwen en woningeigenaren in hoedanigheid van VVE’s, corporaties en groepen eigenaren. In deze doelstelling wordt energieefficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in openbare gebouwen en de woningbouwsector ondersteund. Het informeren, enthousiasmeren, sensibiliseren en mobiliseren van burgers en het MKB staat hierbij centraal. Dit moet leiden tot een toename in de bewustwording bij burgers en het MKB van zowel het gebruiken en toepassen van energiebesparende maatregelen als het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Doelgroep • Burgers • MKB Eindbegunstigden • Burgers • MKB • Woningbouwcorporaties
28
Resultaatindicatoren ID
Indicator
Meeteenheid
Basiswaarde
Basisjaar
Streefwaarde (2022)
Bron
Rapporteringsfrequentie
Indicator die 2013 de toename van de bewustwording van de doelgroepen meet Tabel 3.x: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling x.x Specifieke Doelstelling D. Slimme uitrol Specifieke doelstelling D ligt in het verlengde van specifieke doelstelling C. Het energieverbruik in openbare gebouwen en woningen moet worden gereduceerd. Ook moet de slimme uitrol leiden tot een verbetering in energielabels en een hoger aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het energieverbruik. Doelgroep • (semi) Overheden in hoedanigheid van eigenaar van openbare gebouwen • Woningeigenaren (particulieren, VVE’s, corporaties) Eindbegunstigden • Overheid in hoedanigheid van eigenaar van openbare gebouwen • Woningeigenaren in hoedanigheid van VVE’s, corporaties en groepen eigenaren Resultaatindicatoren ID
Indicator
Meeteenheid
Basiswaarde
Basisjaar
Streefwaarde (2022)
Bron
Energieverbruik kWh per jaar 2012 Eurostat, publieke CBS gebouwen en woningen Tabel 3.x: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling x.x
Rapporteringsfrequentie jaarlijks
3.A.2 Acties om de specifieke doelstellingen te bereiken
3.A.2.1 Beschrijving van de type en voorbeelden van acties en hun verwachte bijdrage aan de specifieke doelstellingen
29
Mogelijke acties specifieke doelstelling C. • •
Promotiecampagnes gericht op bewustwording van klimaatverandering en aanpassing van gedragingen (energiebesparende maatregelen, hernieuwbare energiebronnen) Bewustwordings- en verbetercampagnes ter besparing van energie in openbare gebouwen, woningen
Mogelijke acties specifieke doelstelling D. In specifieke doelstelling D, Slimme Uitrol worden twee hoofdacties onderscheiden: D1.
Decentrale energieopwekking en beheer (groepen burgers en bedrijven – mits in het energie-akkoord geen of in onvoldoende mate fiscale regelingen worden opgenomen).
D2.
Energiebesparing gebouwde omgeving (maatschappelijk vastgoed, woningen burgers).
Binnen de twee werkvelden zijn mogelijke acties te benoemen: • • • • • •
Implementatie van specifieke vernieuwende maatregelen voor energiebesparing in openbare gebouwen Implementatie van specifieke vernieuwende maatregelen voor hernieuwbare energiebronnen in openbare gebouwen Implementatie van vernieuwende maatregelen voor energiebesparing in woningen Implementatie van gebruik specifieke vernieuwende maatregelen voor hernieuwbare energiebronnen in woningen Aansluiting van gebouwen/woningen op smart grids Stimuleren van groepen burgers die initiatieven ondernemen om te komen tot decentrale opwekking of beheer
3.A.2.2 Selectiecriteria voor projecten Aansluiten bij landelijke uitgangspunten (uitwerking convenant)
3.A.2.3 Beoogd gebruik van financiële instrumenten Beoogd wordt de ontwikkeling van een subsidie-instrument en tevens wordt bezien of er aansluiting gevonden kan worden bij het landelijke voedingsfonds woningbouw / fonds voor energie gebouwde omgeving. Daarnaast wordt onderzocht hoe de aansluiting bij het in-ontwikkeling-zijnde nationale energie-akkoord gevonden kan worden.
3.A.2.4 Beoogd gebruik van majeure projecten Landsdeel Oost-Nederland beoogt geen gebruik te maken van majeure projecten.
3.A.2.5 Outputindicatoren (tabel 5A en 5B) 30
Gemeenschappelijke outputindicatoren (tabel 5A) ID
Outputindicator
Meeteenheid
1
Aantal woningen met verbetering van energielabel Productie broeikasgassen (schatting van reductie)
Aantal
eigen registratie
Ton CO2-equivalent
CBS / eigen registratie
2
Streefwaarde (2022)
Gegevensbron
Tabel 3.x Overzicht gemeenschappelijke outputindicatoren investeringsprioriteit x.x
Programmaspecifieke outputindicatoren (tabel 5B) ID
Outputindicator
Meeteenheid
1
Aantal publieke gebouwen met verbetering van energielabel Aantal promotiecampagnes
Aantal
2
Streefwaarde (2022)
Gegevensbron eigen registratie
Tabel 3.x Overzicht programmaspecifieke outputindicatoren investeringsprioriteit x.x
3.A.3 Specifieke voorzieningen voor ESF, indien van toepassing Niet van toepassing.
3.A.4 Prestatiekader Implementatiestap, Meeteenheid Milestone Streefwaarde Bron van financieel, output voor 2018 (2022) data of resultaatindicator Aantal woningen Aantal Eigen met verbetering registratie van energielabel Totale subsidiabele Euro’s Eigen kosten op basis van registratie committeringen
Verantwoording van de representativiteit van de indicator
Tabel 4. Mijlpalen specifieke doelstelling C en D
De interventies in deze prioriteit worden het best gerepresenteerd door de output indicator ‘Aantal woningen met verbetering van energielabel’. Daarnaast is als mijlpaal de ‘totale subsidiabele kosten op basis van committeringen gekozen’. Committeringen zijn een goede indicator voor de mate van voortgang van het programma. 3.A.5
31
Interventiecategorieën prioritaire as 3
Tabel 7: Dimensie 1 – Interventieveld Code
€
Tabel 8: Dimensie 2 – Financieringsvorm Code
€
01 Niet-terugvorderbare hulp
100%
02 Hulp (lening, rentesubsidie, garanties) 03 Risicokapitaal (participatie, risicokapitaalfonds) 04 Andere financieringsvormen Tabel 9: Dimensie 3 – Gebied Code
32
€