Colofon
Tekstbijdragen: Manuel Beterams Mirjam Stark Matthias Benjamins (gemeente Den Haag)
Datum van uitgave: 24 januari 2014 Contactadres: Beneluxweg 125 4904 SJ OOSTERHOUT Postbus 40 4900 AA OOSTERHOUT
Copyright © 2014 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
Inhoud
Blz.
1
Inleiding ..............................................................................................................3
1.1 1.2 1.3
Aanleiding............................................................................................................................3 Doel .....................................................................................................................................3 Leeswijzer ............................................................................................................................3
2
Beschrijving van het project .................................................................................4
2.1 2.2 2.3 2.4
Gegevens initiatiefnemer.....................................................................................................4 Ligging van het projectgebied ..............................................................................................4 Huidige situatie ....................................................................................................................5 Omschrijving project ............................................................................................................5
3
Toets bestemmingsplan .......................................................................................8
3.1 3.2
Vigerend bestemmingsplan..................................................................................................8 Toets ....................................................................................................................................8
4
Vigerend beleid....................................................................................................9
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.6.1 4.6.2 4.6.3 4.6.4 4.6.5 4.6.6 4.6.7 4.6.8
Inleiding ...............................................................................................................................9 Ruimtelijk beleid ..................................................................................................................9 Provinciaal beleid...............................................................................................................10 Regionaal beleid ................................................................................................................12 Gemeentelijk beleid ...........................................................................................................12 Sectoraal beleid .................................................................................................................13 Bodem................................................................................................................................13 Archeologie........................................................................................................................14 Cultuurhistorie ...................................................................................................................15 Natuur ...............................................................................................................................16 Water.................................................................................................................................19 Verkeer en parkeren ..........................................................................................................20 Geluid ................................................................................................................................21 Lucht ..................................................................................................................................21
5
Randvoorwaarden en uitvoeringsaspecten .........................................................22
5.1 5.2 5.3 5.4 5.4.1 5.4.2 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 5.12
Bodem ...............................................................................................................................22 Archeologie........................................................................................................................22 Beeldkwaliteit (cultuurhistorie en landschap)....................................................................24 Waterhuishouding .............................................................................................................25 Huidige situatie en ontwikkelingen in het kader van de Rotterdamsebaan........................25 Effecten van de projectontwikkeling ..................................................................................26 Natuur ...............................................................................................................................29 Verkeer ..............................................................................................................................30 Geluid ................................................................................................................................30 Lucht ..................................................................................................................................30 Externe veiligheid ..............................................................................................................30 M.e.r. .................................................................................................................................31 Kabels en leidingen ............................................................................................................31 Conclusie............................................................................................................................31
blad 1 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
6
Uitvoerbaarheid van het project.........................................................................32
6.1 6.2
Economische uitvoerbaarheid............................................................................................32 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ....................................................................................32
blad 2 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
1 1.1
Inleiding Aanleiding De gemeente Den Haag is van plan de Rotterdamsebaan te realiseren. De Rotterdamsebaan wordt de nieuwe verbindingsweg tussen knooppunt Ypenburg (A4/A13) en de Centrumring van Den Haag. Het bestemmingsplan, waarin de Rotterdamsebaan planologisch mogelijk wordt gemaakt, is op 17 oktober 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Den Haag. Ter hoogte van attractiepark Drievliet wordt de Rotterdamsebaan verdiept aangelegd in een tunnelbak. De weg doorsnijdt hier het huidige parkeerterrein van attractiepark Drievliet. Verplaatsing van een deel van het parkeerterrein is voorzien naar de zuidoostzijde van de Rotterdamsebaan. Echter, gedurende de aanlegfase van de Rotterdamsebaan, in de periode 2015 - 2019, kan het parkeerterrein in verband met de bouwwerkzaamheden nog niet worden verplaatst naar de oostzijde van de Rotterdamsebaan. Om te voorzien in voldoende parkeerplaatsen voor Drievliet wordt gedurende de aanlegfase een tijdelijk parkeerterrein aan de westzijde van de Rotterdamsebaan gerealiseerd. In deze ‘ruimtelijke onderbouwing’ wordt hier nader op ingegaan.
1.2
Doel De regels uit het vigerend bestemmingsplan 'Rotterdamsebaan' staan het verlenen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van het tijdelijke parkeerterrein voor attractiepark Drievliet niet toe. Op grond van artikel 2.12, lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan een tijdelijke omgevingsvergunning voor het project door de gemeente Den Haag slechts worden verleend met toepassing van een afwijkingsbesluit. Voorliggend rapport vormt de ruimtelijke onderbouwing voor het besluit tot het verlenen van een tijdelijke omgevingsvergunning.
1.3
Leeswijzer Deze ruimtelijke onderbouwing is onderverdeeld in zes hoofdstukken. In dit eerste hoofdstuk is reeds kort de aanleiding en het doel van de ruimtelijke onderbouwing geschetst. Het tweede hoofdstuk geeft en beschrijving van het project, zoals de ligging, kenmerken en de huidige situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk drie het voorliggend project getoetst aan de bepalingen van het vigerende bestemmingsplan. In hoofdstuk vier wordt het vigerende ruimtelijke en milieubeleid beschreven. Hoofdstuk vijf gaat nader in op de randvoorwaarden en uitvoeringsaspecten, zoals de milieueffecten, van het project. Ten slotte wordt in hoofdstuk zes de uitvoerbaarheid van het project behandeld.
blad 3 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
2 2.1
Beschrijving van het project Gegevens initiatiefnemer De gemeente Den Haag is de initiatiefnemer voor de aanleg van het tijdelijk parkeerterrein.
2.2
Ligging van het projectgebied Het projectgebied is gelegen aan de zuidkant van de stad Den Haag, in de Vlietzone. In de Vlietzone, dat deels agrarische gebied is, liggen ook landgoederen met buitenplaatsen, woonbebouwing (Park Hoornwijck), bedrijventerreinen (Hoornwijck en Laan van ’s-Gravenmade), de golfbaan van de Leidschendamse Golfvereniging Leeuwenbergh en attractiepark Drievliet. In figuur 2.1 is de ligging van het geplande tijdelijk parkeerterrein van attractiepark Drievliet weergegeven. Aan de noordwestzijde bevinden zich weilanden en vervolgens landgoed Vredenoord, aan de Westvlietweg. Aan de noordoostzijde ligt het huidige parkeerterrein en het attractiepark Drievliet. Aan de zuidoostzijde ligt een bedrijventerrein aan de Laan van 's Gavenmade en daarachter de rijksweg A4. Aan de zuidwestzijde zijn ook weilanden en daarachter park Hoornwijck waar diverse woningen en kantoren gelegen zijn. Vliet
Landgoed Vredenoord Attractiepark Drievliet Golfbaan Leeuwenbergh Huidig parkeerterrein Drievliet
Park Hoornwijck
Bedrijventerrein Laan van ‘s-Gravenmade
Rijksweg A4
figuur 2.1 Ligging tijdelijk parkeerterrein attractiepark Drievliet (bron: Googlemaps, 2014) Bestaand parkeerterrein, reeds mogelijk conform het vigerend bestemmingsplan Projectgebied: nieuw tijdelijk parkeerterrein, waarvoor een afwijkingsbesluit nodig is
blad 4 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
2.3
Huidige situatie In de huidige situatie bestaat het projectgebied uit weilanden, een bomenrij en waterpartijen. Het gebied is niet openbaar toegankelijk en maakt geen onderdeel uit van wettelijk beschermde gebieden, zoals de ecologische hoofdstructuur of Natura 2000.
figuur 2.2 Huidige situatie tijdelijk parkeerterrein attractiepark Drievliet (bron: Googlemaps, 2014) Bestaand tijdelijk parkeerterrein, mogelijk conform het vigerend bestemmingsplan Projectgebied: nieuw tijdelijk parkeerterrein, waarvoor een afwijkingsbesluit nodig is
2.4
Omschrijving project Doel van het project Het project betreft de aanleg van een tijdelijk parkeerterrein. De aanleg is nodig om gedurende de aanlegfase van de Rotterdamsebaan voldoende parkeervoorzieningen te bieden aan bezoekers van het attractiepark Drievliet. In figuur 2.3 is het ontwerp van het gehele tijdelijke parkeerterrein weergegeven. Een deel van het huidige parkeerterrein, dat ten westen van de Rotterdamsebaan ligt, blijft in gebruik als parkeervoorziening (blauwe omlijning in figuur 2.3). Ten zuiden van dit parkeerterrein worden extra tijdelijke parkeervoorzieningen gerealiseerd (rode omlijning in figuur 2.3). De rode omlijning betreft het projectgebied waarover een afwijkingsbesluit dient te worden genomen. De oppervlakte van het 2 projectgebied heeft een omvang van 13.533 m . Na de realisatie van de Rotterdamsebaan (2019) vervalt de tijdelijke parkeervoorziening en wordt het gestippelde gebied in figuur 2.3 beschikbaar gesteld als parkeerterrein van Drievliet. Het tijdelijke parkeerterrein krijgt dan weer de functie ‘agrarisch’ en zal op een juiste (groene) wijze weer in de oorspronkelijke staat teruggebracht worden.
blad 5 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
Ligging Rotterdamsebaan
figuur 2.3 Ligging tijdelijk parkeerterrein attractiepark Drievliet Bestaand tijdelijk parkeerterrein, mogelijk conform het vigerend bestemmingsplan Projectgebied: nieuw tijdelijk parkeerterrein, waarvoor een afwijkingsbesluit nodig is Nieuw toekomstig parkeerterrein, waarvoor een bestemmingsplanprocedure is doorlopen
Kenmerken van het project De totale parkeervoorziening van Drievliet bedraagt nu in totaal 1.000 parkeerplaatsen. Door de aanleg van de Rotterdamsebaan blijven circa 350 parkeerplaatsen aanwezig op het huidige parkeerterrein. Ter plaatse van het projectgebied worden daarom circa 650 parkeerplaatsen gerealiseerd. Op dit moment is nog niet bekend of voor het tijdelijk parkeerterrein een gesloten verharding (asfalt), grastegels of een andere halfverharding wordt toegepast. Vooralsnog wordt uitgegaan van volledige gesloten verharding. Dit is ook als worst-case benadering toegepast voor de bepaling van de milieueffecten. Op het huidige parkeerterrein is geen lantaarnverlichting. Op het tijdelijke parkeerterrein wordt eveneens geen lantaarnverlichting aangebracht. Het attractiepark is open van 10 uur tot 18 uur gedurende eind maart tot en met eind oktober. Hierdoor is verlichting ook niet noodzakelijk. Als gevolg van de aanleg van het tijdelijke parkeerterrein wordt de bomenrij in het projectgebied verwijderd en de waterpartijen gedempt. De ontsluiting van Drievliet vindt plaats via de huidige weg naar Drietvliet. Eventueel zal naar verloop gebruik gemaakt worden van een nieuwe (tijdelijke) ontsluitingsweg. Deze is reeds mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Rotterdamsebaan.
blad 6 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
In de periode 2016-2019 wordt het tijdelijk parkeerterrein gebruikt. In 2015 wordt het aangelegd en na 2020 wordt het tijdelijk parkeerterrein verwijderd. Ter plaatse van het projectgebied is natuurgebied en waterpartijen voorzien.
blad 7 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
3 3.1
Toets bestemmingsplan Vigerend bestemmingsplan Voor het projectgebied is bestemmingsplan 'Rotterdamsebaan' vigerend. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad van Den Haag op 17 oktober 2013. In het vigerende bestemmingsplan hebben de gronden in het projectgebied een Agrarische bestemming. Daarnaast hebben de gronden een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. De meest oostelijke strook, grenzend aan het Attractiepark Drievliet, heeft de dubbelbestemming Leiding Hoogspanning. Over het projectgebied ligt de gebiedsaanduiding vrijwaringszone - straalpad. De maximale bouwhoogte van bouwwerken binnen het projectgebied bedraagt 3,5 meter.
figuur 3.1 Vigerende bestemmingen projectgebied tijdelijk parkeerterrein Drievliet
3.2
Toets De aanleg van het tijdelijk parkeerterrein is niet mogelijk conform het vigerend bestemmingsplan. Met toepassing van een afwijkingsbesluit kan een omgevingsvergunning voor het project door de gemeente Den Haag worden verleend.
blad 8 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
4 4.1
Vigerend beleid Inleiding Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op deze ruimtelijke onderbouwing van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke relevante beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet.
4.2
Ruimtelijk beleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in de ruimtelijke onderbouwing worden afgewogen. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen. Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro. Het Barro is per 1 oktober 2012 gewijzigd. Sindsdien geldt dat langs de A4 een reserveringszone geldt, zoals is opgenomen in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening. Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en met behulp van digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zenden ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang. Er zijn geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit besluit rekening moet worden gehouden. Structuurvisie A4 Passage en Poorten & Inprikkers In de Rijksstructuurvisie is de besluitvorming van de MIRT verkenning Haaglanden vastgelegd (10 december 2012). Rijk, provincie Zuid-Holland en Stadsgewest Haaglanden zijn in 2008 gestart met de MIRT-verkenning Haaglanden Infrastructuur en Ruimte 2020-2040 met als belangrijkste doel het waarborgen van de bereikbaarheid van de regio.
blad 9 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
De volgende vijf vraagstukken staan geprioriteerd om vóór 2030 te worden aangepakt: Doorstroming A4 passage bij Den Haag (inclusief prins Clausplein) De ontsluiting van Haaglanden en Den Haag («Poorten en Inprikkers») De OV-ontsluiting in de Centrale Zone De OV Corridor Den Haag - Rotterdam De OV Corridor Den Haag - Gouda In het projectgebied en de omgeving zijn naast de aanleg van de Rotterdamsebaan gedurende de planperiode geen andere relevante nieuwe ontwikkelingen voorzien.
4.3
Provinciaal beleid Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland en Provinciale Verordening Ruimte In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, afwijkingsbesluiten en beheersverordeningen. Op 2 juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; divers en samenhangend stedelijk netwerk; vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; stad en land verbonden. Ook de instrumenten die de provincie inzet, komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten (Ontwerp Functiekaart en Ontwerp Kwaliteitskaart), ontwikkelt programma's en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.' De projectontwikkeling is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening. Vlietzone De Vlietzone heeft een belangrijke positie in de schakeling stad – land, als onderdeel van de corridor Vlietlanden – Midden-Delfland en als uitloop- c.q. groengebied van het stedelijk gebied Haaglanden. Een deel van de Vlietzone is ook onderdeel van de verbinding van de kust naar het Groene Hart. De Vlietzone blijft zo groen mogelijk en levert daarmee een bijdrage aan het inlopen van het tekort aan ruimte voor recreatie en groen rond het stedelijk gebied. Hier komt het karakter van Haaglanden tot uiting: een gebied waarin dynamische stedelijke gebieden en rustige woon- en recreatiegebieden op korte afstand van elkaar te vinden zijn. Na voltooiing van de Rotterdamsebaan en realisatie van het definitieve parkeerterrein voor attractiepark Drievliet wordt het gebied ontwikkeld tot een robuust, (openbaar) toegankelijk en aantrekkelijk gebied voor groen, water, recreatie en een goede inpassing van de infrastructuur en andere functies.
blad 10 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
Landgoederenbiotoop In het gebied is sprake van landgoederen, zoals bedoeld in artikel 14 van de Verordening Ruimte. Bestemmingsplannen of afwijkingsbesluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken voor gronden gelegen binnen de biotoop van de afzonderlijke historische buitenplaatsen welke zijn weergegeven figuur 4.1 dienen de waarden van de landgoedbiotoop te beschermen, en waar mogelijk gericht te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van het landgoed en zijn biotoop.
figuur 4.1 Landgoederenbiotopen in de omgeving van het projectgebied (Bron: Provincie Zuid-Holland, 2014)
Een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van een afwijkingsbesluit dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt voor gronden gelegen binnen de biotoop van een landgoed dient een beeldkwaliteitsparagraaf te bevatten, waarin het effect van deze ontwikkeling op de landgoedbiotoop wordt beschreven (zie 5.3 Beeldkwaliteit). Naast de analyse van de cultuurhistorische kwaliteiten en waarden van het landgoed dient deze paragraaf in te gaan op de wijze waarop de volgende kenmerken en waarden van de landgoedbiotoop beschermd of versterkt worden: a. de buitenplaats, bestaande uit het hoofdhuis met bijgebouwen en het bijbehorende park of tuin, alsmede de functionele en visuele relaties tussen de verschillende onderdelen; b. de structuur waaraan het landgoed bewust is gekoppeld, direct of door middel van zichtlijnen: een weg, een waterloop, of beide; c. het panorama: de ontworpen zichtrelatie tussen het hoofdhuis en een deel van de openbare ruimte buiten de buitenplaats, bijvoorbeeld gezien vanaf een weg; d. de zichtlijn: een nauw ingekaderde, ontworpen lijn, die van buiten de buitenplaats zicht geeft op het hoofdhuis en vice versa; e. het blikveld: de vrije ruimte rondom de buitenplaats die nodig is om de buitenplaats te herkennen in het landschap. De projectontwikkeling is in overeenstemming met de regels omtrent de landgoederenbiotioop. In paragraaf 5.3 wordt hier nader op ingegaan.
blad 11 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
Toekomstig beleid Momenteel werkt de provincie aan een nieuwe Structuurvisie Ruimte en Mobiliteit, Verordening Ruimte, een Programma Ruimte en een Programma Mobiliteit. Het ontwerp voor de Visie Ruimte en Mobiliteit ligt ter inzage van 8 januari tot en met 18 februari 2014. Provinciale Staten stellen de nieuwe Visie, Verordening en Programma’s naar verwachting in juli 2014 vast.
4.4
Regionaal beleid Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor: •de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden •het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie; •lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen. Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel. In het RSP worden de ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De regiogemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het stadsgewest en de betrokken gemeenten. Vlietzone In het gebied tussen A4 en Vliet is verstedelijking mogelijk, mits minstens een derde van het gebied wordt ontwikkeld tot robuust en aantrekkelijk gebied voor groen, natuur, recreatie en sport. Meer is alleen mogelijk mits voor het overige de woon- en werkfuncties kunnen worden gerealiseerd waaronder de zoeklocatie voor watergebonden bedrijvigheid ter hoogte van de Trekvliet. Langs de Vliet wordt een groene recreatieve/ecologische zone gerealiseerd van circa 100 meter breed (in relatie tot de aanwezige landgoederen) en circa 500 meter ter hoogte van Park Leeuwenberg waarbinnen bij functiewijzigingen nieuwe kleinschalige bebouwing met een groene aankleding wordt voorgestaan. Het projectgebied is gelegen binnen dit gebied waar de groene recreatieve/ecologische zone is voorzien. Na realisatie van het definitieve parkeerterrein van Attractiepark Drievliet kan het projectgebied en omgeving worden ontwikkeld tot de groene recreatieve/ecologische zone langs de Vliet.
4.5
Gemeentelijk beleid Structuurvisie Den Haag 2020 - Wéreldstad aan Zee Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 Wéreldstad aan Zee vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie. De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee
blad 12 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan). In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. De kansenzones en ontwikkelingsgebieden worden uitgewerkt in masterplannen. Het projectgebied ligt in de kansenzone Vliet/A4. A4/Vlietzone De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de A4/Vlietzone als een gebied dat door de centrale ligging en de aanwezigheid van hoofdinfrastructuur bij uitstek geschikt is voor de vestiging van het topsegment van kantoren en bedrijvigheid. Ook zijn er, mede als gevolg van de in potentie uitstekende bereikbaarheid voor auto en openbaar vervoer, goede kansen voor grootschalige voorzieningen. De A4/Vlietzone wordt gezien als een toekomstige toplocatie waarmee Den Haag een substantiële bijdrage wil leveren aan de economische concurrentiepositie van de Zuidvleugel in de Randstad. De Vlietzone wordt beschreven als een schakel in de kenniscorridor van de Zuidvleugel. In het gebied worden volgens de structuurvisie de Vliet en Zweth samen ontwikkeld tot een langgerekt groen-blauw park tussen het Groene Hart en Midden-Delfland, met daarin ruimte voor wonen langs het water. Medio 2008 is een start gemaakt met het opstellen van een Nota van Uitgangspunten. De structuurvisie zette in op een stedelijk programma voor het gebied met een substantieel aantal woningen. Ook in het Regionaal Structuurplan Haaglanden, de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte zijn (proces)uitspraken gedaan over de toekomstige ontwikkeling. In 2010 heeft een intensieve consultatieronde plaatsgevonden met maatschappelijke groeperingen en betrokken overheden ten behoeve van de Nota van Uitgangspunten. Als gevolg van het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IPSO) 2011 is besloten om geen masterplan voor de A4/Vlietzone op te stellen. De gewijzigde economische omstandigheden hebben ook gevolgen voor de Nota van Uitgangspunten voor het gebied. In plaats daarvan is een gebiedsperspectief opgesteld waarin uitgangspunten zijn opgenomen die gericht zijn op wat noodzakelijk is in het gebied voor de voorzienbare termijn. Daarbij gaat het om de inpassing van de Rotterdamsebaan, het beschermen en benutten van de bestaande kwaliteiten van het gebied, het voorkomen van verrommeling en het inspelen op de aanwezige grote maatschappelijke en bestuurlijke betrokkenheid bij de toekomst van het gebied. Thans geldt het bestemmingsplan Rotterdamsebaan als toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen in dit gedeelte van de Vlietzone. Hier geldt voor ontwikkelingen een restrictief regime.
4.6 4.6.1
Sectoraal beleid Bodem Wet bodembescherming Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen: a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik; b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging; c. het wegnemen van actuele risico's.
blad 13 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
4.6.2
Archeologie Wet op de Archeologische Monumentenzorg Het belangrijkste doel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de bescherming van het bodemarchief door het reguleren van bodemverstorende activiteiten. Dit wordt gerealiseerd door archeologie een niet vrijblijvende plaats bij ruimtelijke processen te geven. Algemeen uitgangspunt is de aanwezige of te verwachten archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem te behouden of te ontzien. Waar bodemverstoring niet is te vermijden is het leidende principe: de verstoorder betaalt. In verband met dit principe regelt de wet ook de te volgen procedures en de financiering van archeologisch (voor)onderzoek en het eigendom en beheer van archeologische vondsten. Onder het nieuwe wettelijke regime zijn de provinciale taken aanvullend op die van rijk en gemeenten. Deze taken sluiten aan op de beleidspraktijk zoals deze de afgelopen jaren is ingevuld. Gelet op de bedoelingen van Malta en de consequenties van de nieuwe wet voor provincies, verschuift de beleidsinzet nog nadrukkelijker van toetsing op archeologische aspecten bij ruimtelijke plannen achteraf naar inbedding van deze aspecten vooraf, van alleen regels handhaven naar meedenken en van behoud van archeologische waarden sec naar behoud en benutting van deze waarden. Verder bepaalt de wet dat bij de vaststelling van bestemmingsplannen, alsook afwijkingsbesluiten, archeologische waarden in acht moeten worden genomen. De belangrijkste bepalingen van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg zijn de volgende: Archeologische waarden dienen zoveel mogelijk in de bodem behouden en beschermd te worden. De verantwoordelijkheid voor het archeologische erfgoed ligt bij de gemeenten, die – binnen de kaders van de wetgeving – dienen te beschikken over een gemeentelijke beleidsnota archeologie en een beleidskaart archeologie. Gemeenten kunnen archeologische randvoorwaarden opleggen aan omgevingsvergunningen en ontheffingsbesluiten. Het instrument hiertoe is het bestemmingsplan, waarin de archeologische monumentenzorg wordt geregeld en waarin het gemeentelijke archeologiebeleid wordt vertaald naar concrete eisen aan archeologisch onderzoek en aan de eventuele inpassing van archeologische waarden in planontwikkeling en -uitvoering. Het is ook mogelijk dat een vergunning of ontheffingsbesluit in het belang van de archeologische monumentenzorg niet wordt verleend. De initiatiefnemer van de bodemverstorende activiteit is financieel en operationeel verantwoordelijk voor het door de gemeente verplicht gestelde archeologische onderzoek en de eventuele inpassing van archeologische waarden in de planontwikkeling en –uitvoering (principe “de verstoorder betaalt”.). Elk archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie KNA) door een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning. Provinciaal beleid Het provinciale beleid aangaande archeologie staat vermeld in de Stuctuurvisie Visie op Zuid-Holland, juli 2010. De provincie bezit een groot aantal cultuurhistorische en archeologische waarden die beschreven zijn in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Hierbij hoort de ambitie om deze archeologische waarden te beschermen. De CHS is te raadplegen via www.zuid-holland.nl/chs. Provincie Zuid-Holland toetst bestemmingsplannen op het gebied van archeologie aan de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland en, voor zover van toepassing, lokale waardenkaarten.
blad 14 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
Gemeentelijk beleid Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) en een paraplubestemmingsplan Archeologie vastgesteld op basis van de jarenlange kennis en ervaring die door onderzoek en studie van het gemeentelijk grondgebied is opgedaan. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Rotterdamsebaan. Op de gemeentedekkende AWVK komen drie gebiedstypen voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld: 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld; 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten. 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten. Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals: technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden. In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan. De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg. De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.
4.6.3
Cultuurhistorie Nationaal beleid In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische
blad 15 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
waarden rekening is gehouden. Doel hiervan is om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent dat een onderzoek moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of stadsgezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken. Een ander speerpunt is herbestemming. In het architectuurbeleid 2009-2012 beschouwt het rijk het als een van de drie speerpunten dat waardevolle gebouwen en gebieden die hun functie verliezen een nieuwe functie krijgen. Een derde verandering is het vereenvoudigen van de procedures. Vanaf 1 januari 2012 zijn bouwactiviteiten als genoemd in Bijlage II artikelen 2 en 3 Besluit omgevingsrecht (Bor) vergunningsvrij in een beschermd stadsgezicht. Het gat daarbij om inpandige veranderingen of bouwwerkzaamheden aan de achterkant van het hoofdgebouw, loodrecht op de achtergevel, wanneer dit niet naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd. Provinciaal beleid Voor de provincie is het cultureel erfgoed van grote betekenis voor de kwaliteit van de leefomgeving. Instandhouding hiervan draagt bij aan versterking van deze kwaliteit. De inpassing en het gebruik van cultureel erfgoed als uitgangspunt bij planvorming en ontwerp voor ruimtelijke plannen staat daarbij voorop. Het provinciale beleid is vooral gericht op het beschermen van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze is door de provincie Zuid-Holland in 2005 vastgesteld. In de CHS zijn de kenmerken en waarden van landschap, nederzettingen en archeologie aangegeven. Als een uitwerking van de CHS heeft de provincie in april 2010 de Regioprofielen Cultuurhistorie vastgesteld. De Provinciale Structuurvisie vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. De zestien 'Topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland' zijn gebieden waar cultuurhistorische waarden in bijzondere mate én in onderlinge samenhang voorkomen. Het projectgebied behoort niet tot een van de zestien topgebieden. Gemeentelijk beleid Den Haag De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, één daarvan is de monumentale residentie. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zeer waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Het wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad. Het projectgebied is niet gelegen in een beschermd stadsgezicht. In het projectgebied bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten of beeldbepalende bebouwing.
4.6.4
Natuur Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet biedt de juridische basis voor de aanwijzing van en de vergunningverlening met betrekking tot te beschermen natuurgebieden. Hierbij worden drie typen gebieden onderscheiden:
blad 16 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
Natura 2000-gebieden. Dit zijn de gebieden die zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone (Natura 2000-gebied) in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn; Beschermde natuurmonumenten. Dit zijn de gebieden die onder de oude Natuurbeschermingswet waren aangewezen als Staatsnatuurmonument of Beschermd natuurmonument. De status van Beschermd natuurmonument vervalt als een gebied tevens deel uitmaakt van een Natura 2000 gebied; Gebieden die de minister van EZ aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichting zoals wetlands. Conform artikel 19 j van de Natuurbeschermingswet geldt dat ook voor plannen die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een Natura 2000 gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, rekening moet worden gehouden met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied en met het voor dat gebied vastgestelde beheerplan. Het bestuursorgaan dient alvorens het plan vast te stellen een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied op te stellen waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied. Dat betekent dat de structuurvisie getoetst moet worden aan de Natuurbeschermingswet 1998. Op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer is de Passende Beoordeling onderdeel van het MER (en dus dit bestemmingsplan). Binnen de invloedszone van de Rotterdamsebaan, zoals in het MER is besproken, liggen de volgende Natura 2000 gebieden: Meijendel & Berkheide (noord, circa 4,5 kilometer); Westduinpark & Wapendal (west, circa 5 kilometer); Solleveld & Kapittelduinen (incl. Spanjaards Duin) (west, circa 7,5 kilometer). De ligging van deze gebieden ten opzichte van het projectgebied is weergegeven in figuur 4.2.
figuur 4.2 Ligging Natura 2000-gebieden in ruimere omgeving Rotterdamsebaan (grote rode cirkel) en projectgebied (kleine rode cirkel)
In paragraaf 5.5 wordt nader ingegaan op de eventuele effecten van de projectontwikkeling op Natura 2000 gebieden.
blad 17 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
Ecologische Hoofdstructuur Een belangrijk instrument voor de realisatie van de biodiversiteitdoelstellingen is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een netwerk van natuurgebieden, agrarische beheersgebieden en verbindingszones. Hierbinnen kan de uitwisseling van soorten plaatsvinden en wordt de instandhouding van de biodiversiteit ondersteund. De landelijke doelstellingen voor de EHS zijn verder uitgewerkt in de Nota Ruimte (2004) en de Agenda Vitaal Platteland (2004). Elke provincie heeft van het Rijk een taakstelling meegekregen om voor 2018 nieuwe natuur te realiseren en de huidige natuur te behouden. Om de doelstellingen te kunnen bereiken worden natuurgebieden veiliggesteld door middel van wetgeving, verwerving, inrichting en beheer en worden sommige landbouwgronden natuurvriendelijk beheerd. De EHS bestaat uit bestaande natuurgebieden (zoals duinen, heiden, bossen, landgoederen), nieuwe natuur op landbouwgrond en agrarische gebieden die zodanig beheerd worden dat natuur- en landschapswaarden worden behouden en versterkt. In Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. is de ligging van de Ecologische Hoofdstructuur nabij het projectgebied weergegeven. Het projectgebied ligt in de directe nabijheid van de EHS. Het gaat om onder meer de landgoederen Vredenoord-Hoornbrug, die op circa 275 meter is gelegen en het verder weg gelegen Zeerust.
figuur 4.3 Ligging Ecologische hoofdstructuur nabij het projectgebied (Bron: Provincie Zuid-Holland, 2014) In paragraaf 5.5 wordt nader ingegaan op eventuele effecten van de projectontwikkeling op de Ecologische Hoofdstructuur. Flora- en faunawet De Flora- en faunawet, die in april 2002 in werking is getreden, beschermt een groot aantal planten- en diersoorten (waaronder vrijwel alle gewervelde dieren en een aantal planten). In artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet is opgenomen welke handelingen niet toegestaan zijn. De voorgenomen ontwikkelingen kunnen in sommige situaties strijdig zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. In sommige gevallen is het mogelijk het plan zo uit te voeren dat overtreding van de
blad 18 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
genoemde verbodsbepalingen niet aan de orde is (zie verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet). Wanneer dit niet mogelijk blijkt te zijn, moet een ontheffing aangevraagd worden, die alleen onder bepaalde voorwaarden kan worden verstrekt. In paragraaf 5.5 wordt nader ingegaan op eventuele effecten van de projectontwikkeling op beschermde soorten.
4.6.5
Water Europees- en rijksbeleid, regel- en wetgeving water Het waterbeleid is vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn Water, het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord Water, het Nationale Waterplan 2010-2015, het provinciaal Waterplan Zeeland 20102015 en het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Waterschap Zeeuwse Eilanden. De waterplannen op al deze niveaus zijn gelijktijdig opgesteld en sluiten inhoudelijk op elkaar aan. Hoofddoel van het waterbeleid is duurzaam waterbeheer en een duurzaam watersysteem, dat is gericht op het realiseren van een zelfstandig functionerend en ecologisch gezond watersysteem. In het Europese en rijksbeleid zijn geen specifieke maatregelen voorzien voor het projectgebied. Watertoets Onderdeel van het rijksbeleid is de watertoets. De watertoets dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, structuurplannen en ook ruimtelijke onderbouwingen. Als een gemeente een ruimtelijk plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder vroegtijdig op de hoogte van dit voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies. Waterwet In de Waterwet zijn alle wetten betreffende Water opgenomen. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem. Provinciaal beleid Het Provinciaal Waterplan bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor 2010-2015. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de wat-vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de hoe-vraag. Waterbeheerplan Hoogheemraadschap Delfland 2010-2015 Het Waterbeheerplan zet de lijnen uit voor de strategie, het beleid en de uit te voeren maatregelen in de planperiode 2010-2015. Het Hoogheemraadschap van Delfland (hierna Delfland) streeft drie ambities na: het verder ontwikkelen van een robuust en veerkrachtig watersysteem, het efficiënt verwerken van afvalwater en het creëren van een gezond watersysteem welke voorbereid is op klimaatveranderingen. Handreiking watertoets voor gemeenten (Delfland, 2012) In de Handreiking Watertoets licht Delfland de procedures en de toetscriteria bij ruimtelijke ontwikkelingen toe. De watertoets omvat een beschrijving van het effect van het ruimtelijke initiatief op de waterhuishouding en van de wijze waarop eventuele negatieve effecten worden gecompenseerd.
blad 19 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
Keur De Keur is een juridisch instrument van de waterbeheerder (Delfland) dat ervoor zorgt dat het watersysteem op orde blijft. De Keur legt onder andere vast welke bouwactiviteiten in de beschermingszone van waterlopen mogelijk zijn. Wateragenda De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken gezamenlijk aan een goed waterbeheer. De gezamenlijke Wateragenda is hier een belangrijk onderdeel van. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn. Belangrijk nieuw element in de Wateragenda is dat het zich behalve op de waterkwantiteit en waterkwaliteit óók op de veiligheid, recreatie en ruimtelijke ontwikkelingen richt. De gemeente streeft naar het realiseren van een duurzaam vitale en aantrekkelijke leefomgeving. Daarom is de lange termijndoelstelling voor dit waterplan geformuleerd: Het realiseren van een duurzaam schoon en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan. Waterbergingsvisie In 2006 hebben het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Den Haag de Waterbergingsvisie Den Haag vastgesteld. Hierin is aangegeven welke ruimtelijke en technische maatregelen er genomen moeten worden om het watersysteem in Den Haag op orde te brengen. De visie bestaat uit acht deelgebiedsrapportages.
4.6.6
Verkeer en parkeren Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002-2020 In januari 2004 heeft de provincie het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002-2020 vastgesteld. Hierin is de visie voor het Zuid-Hollandse verkeer- en vervoerbeleid tot 2020 beschreven. De provincie presenteert hierin een mix van benutten, bouwen, besturen en beprijzen. De aanpak is corridorsgewijs: per corridor wordt bekeken wat de optimale mix is, afgestemd op de verschillende netwerken en vervoerwijzen. De provincie wil het bestaande verkeer- en vervoersysteem optimaal benutten. Het gaat om het systeem in de breedste zin van het woord: de infrastructuur, de omgeving van de infrastructuur en het transport- en distributiesysteem. De bouw van nieuwe infrastructuur is nodig om ontwikkelingen op ruimtelijk, economisch, sociaal en recreatief vlak mogelijk te maken. Het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan bevat geen specifieke beleidsregels waarmee bij de vaststelling van dit besluit rekening moet worden gehouden. Parkeerkader Den Haag 2010 - 2020 Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen. Nota Parkeernormen Den Haag De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen
blad 20 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen. Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen. Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.
4.6.7
Geluid Wet geluidhinder Voor het aspect wegverkeerslawaai is de Wet geluidhinder (Wgh) het wettelijk kader. Bij de realisatie van de projectontwikkeling bestaat vanuit deze wet een tweetal aandachtspunten. Ten eerste dient op basis van de Wgh bij de aanleg van een weg te worden aangetoond dat in de directe omgeving van het plangebied de (voorkeurs) grenswaarden voor geluidsbelasting op gevoelige functies uit de Wgh niet worden overschreden. Daarnaast dient aangetoond te worden of er sprake is van een reconstructie in het kader van de Wgh. Van een reconstructie in de zin van de Wgh is sprake bij een wijziging op of aan een aanwezige weg waarbij de toename van de geluidsbelasting 2 dB of meer bedraagt op nabij gelegen gevoelige functies. Aangezien geen sprake is van wijziging van infrastructuur is geen sprake van reconstructie.
4.6.8
Lucht Wet milieubeheer De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit in bijlage 2 van de Wm opgenomen. In Titel 5.2 Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer: wordt voldaan aan de in bijlage 2 Wm opgenomen grenswaarden; een besluit (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; aannemelijk is gemaakt dat een besluit 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van een stof; het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) Bij Titel 5.2 Wm horen uitvoeringsregels die zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen.
blad 21 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
5 5.1
Randvoorwaarden en uitvoeringsaspecten Bodem In het kader van de aanleg van de Rotterdamsebaan is een historisch milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd (Movares, 2010). In de Vlietzone komen plaatselijk mogelijk lichte verontreinigingen met zware metalen en PAK voor, maar deze vallen onder de verhoogde achtergrondwaarden die in het Bodemkwaliteitskaart van Den Haag wordt gehanteerd. Dit gebied, waarbinnen het projectgebied is gelegen, wordt dan ook als onverdacht bestempeld. Mogelijk dat er plaatselijk verontreinigingen tot boven de (verhoogde) achtergrondwaarden worden aangetroffen. Vermoedelijk kunnen deze verontreinigingen gerelateerd worden aan bodemvreemde bijmengingen. In figuur 5.1 is de ligging van gedempte sloten ter plaatse van het projectgebied weergegeven.
figuur 5.1 Gedempte sloten (felblauwe lijnen) uit Historisch onderzoek (Movares, 2010) De binnen het projectgebied aanwezige gedempte sloten worden eveneens als onverdacht bestempeld. Dit omdat ze vermoedelijk zijn gedempt met bodemmateriaal uit de omgeving. Nader bodemonderzoek is voor de projectontwikkeling niet noodzakelijk.
5.2
Archeologie De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer heeft op basis van het Selectiebesluit Archeologie voor het bestemmingsplan Rotterdamsebaan onderzocht wat de effecten van de projectontwikkeling
blad 22 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
zijn en of archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In figuur 5.2 is de projectontwikkeling op het selectiebesluit Archeologie voor de Rotterdamsebaan geprojecteerd.
figuur 5.2 Selectiebesluit archeologie Rotterdamsebaan ter plaatse van het projectgebied
Hieruit blijkt dat voor delen van het projectgebied, uitgezonderd het groene vlak, nader archeologisch onderzoek nodig is. 1. Ter plaatse van de groene vlakken is geen verder archeologisch onderzoek meer noodzakelijk; 2. Ter plaatse van de roze vlakken is nader booronderzoek noodzakelijk om vast te stellen of er een vindplaats aanwezig is; 3. Ter plaatse van het blauwe vlak bevindt zich een vindplaats. Hier moet proefsleuvenonderzoek plaatsvinden om de (archeologische) waarde daarvan vast te stellen; 4. Ter plaatse van het paarse vlak (buiten het projectgebied) is de archeologische situatie duidelijk. Wanneer daar bodemingrepen plaatsvinden, moet voorafgaand daaraan extensief archeologisch onderzoek plaatsvinden; 5. Ter plaatse van het rode vlak (buiten het projectgebied) bevindt zich een belangrijke middeleeuwse vindplaats. Bij bodemingrepen moet deze vlakdekkend archeologisch onderzocht worden; 6. De niet gekleurde witte vlakken zijn nog niet door de gemeente Den Haag, afdeling Archeologie van Dienst Stadsbeheer onderzocht, omdat die voorheen niet onderdeel uitmaakten van het plangebied Rotterdamsebaan. Daar geldt dat in eerste instantie een booronderzoek moet plaatsvinden om de bodemopbouw vast te stellen en te kijken of er een vindplaats aanwezig kan zijn. 2
In principe gelden bovenstaande voorschriften bij bodemingrepen groter dan 50 m en dieper dan 50 cm - maaiveld. In het blauwe deel is echter vastgesteld dat de archeologische vindplaats zich al op 30 cm maaiveld bevindt. Daar is het dus niet wenselijk graafwerkzaamheden onder de 30 cm - maaiveld uit te voeren. Als dat toch nodig is, dan moet daar archeologisch onderzoek plaatsvinden. Vanwege de voorziene herinrichting van de Vlietzone na de tijdelijke bestemming als parkeerterrein zal er grootschalig bodemverzet plaatsvinden in het projectgebied en directe omgeving. Afdeling Archeologie adviseert daarom in deze fase het archeologisch onderzoek reeds in te plannen en uit te voeren. Verder wenst afdeling Archeologie betrokken te worden bij de verdere planuitwerking van het
blad 23 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
tijdelijk parkeerterrein, opdat de belangen van de archeologische monumentenzorg zo goed mogelijk worden ingebed in de projectontwikkeling. Het voorstel is dan ook dit in de vergunningseisen op te nemen.
5.3
Beeldkwaliteit (cultuurhistorie en landschap) Als gevolg van de projectontwikkeling is sprake van enige tijdelijke negatieve effecten op de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het plangebied, omdat een gedeelte van het huidige open landschap tijdelijk wordt aangetast. Het ontwerp en parkeervakken van het parkeerterrein zijn in lijn met de verkaveling van het weidelandschap ter plaatse van het projectgebied en omgeving. De parkeerplaats zelf heeft weinig impact op de openheid, maar het toevoegen van een nieuwe parkeerplaats leidt wel tot een tijdelijke afname van de hoeveelheid open groene ruimte. Landgoederenbiotoop Vredenoord Landgoed Vredenoord ligt met haar landgoedbiotoop binnen de invloedssfeer van het projectgebied, zie figuur 4.1. Vredenoord is van oorsprong een 18e eeuwse buitenplaats, waarop in 1915 het huidige huis is gebouwd. Het park in landschappelijke stijl is ontworpen door J.D. Zocher sr. begin 19e eeuw. Op het terrein staan bijgebouwen, een folly, een smeedijzeren hek en een muur langs de straat. Het park heeft een dichte groene wand langs de weg. Het ten zuidwesten gelegen parkachtige terrein is bij de buitenplaats getrokken. De kenmerken van het landgoederenbiotoop Vredenoord zijn: huis met tuin/park basisstructuur (weg/water): Vliet, Westvlietweg zichtlijn: twee zichtlijnen naar het zuidoosten, één van en naar de theekoepel achterin het park, één van en naar het 'bergje' panorama: geen blikveld: open weiland aan de zuidoost kant De projectontwikkeling heeft geen invloed op het huis Vredenoord en het omliggende park. De projectontwikkeling ligt buiten het blikveld van het landgoed Vredenoord (de vrije ruimte rondom de buitenplaats die nodig is om de buitenplaats te herkennen in het landschap) en heeft derhalve geen invloed op het blikveld. Het tijdelijke parkeerterrein komt wel in de zichtlijn van Vredenoord te liggen. Het parkeerterrein wordt slechts gebruikt van eind maart tot eind oktober (openingstijden Drievliet) in de periode 2016 - 2020. De aanleg van het parkeerterrein vormt een lichte aantasting van de zichtlijn. Het parkeren van de auto's op het parkeerterrein kan het zicht beperken richting het zuidoosten. Echter in deze periode wordt ook de Rotterdamsebaan aangelegd waar veel grondverzet plaatsvindt en dit de zichtlijn ook deels zal beperken. Voorgesteld wordt om de touringcars te laten parkeren op de locatie buiten de zichtlijn, deze hebben namelijk een grotere impact op de aantasting dan personenauto’s. Samengevat kan geconcludeerd worden dat het parkeerterrein een lichte beperking van de zichtlijn tot gevolg heeft. Vanwege het tijdelijke karakter in combinatie met de reeds uit te voeren werkzaamheden voor de Rotterdamsebaan (die ook een beperking van de zichtlijn tot gevolg hebben) kan geconcludeerd worden dat het effect acceptabel is. Beplanting Er zijn geen monumentale bomen in het plangebied aanwezig, waarom de projectontwikkeling invloed heeft Beschermd stadsgezicht Het projectgebied valt niet in een rijks- of gemeentelijk beschermd stadsgezicht. De projectontwikkeling heeft derhalve geen invloed op een rijks- of gemeentelijk beschermd stadsgezicht.
blad 24 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
5.4
Waterhuishouding Bij het opstellen van het bestemmingsplan Rotterdamsebaan is op hoofdlijnen reeds rekening gehouden met de wijzigingen in de parkeersituatie van attractiepark Drievliet en de effecten op de waterhuishouding. Waar relevant zijn de resultaten van de reeds uitgevoerde analyses in de volgende subparagrafen aangegeven.
5.4.1
Huidige situatie en ontwikkelingen in het kader van de Rotterdamsebaan Watersysteem Rotterdamsebaan In de oorspronkelijke situatie was in het projectgebied en omgeving een lappendeken aan peilvakken. Voor de aanleg van de Rotterdamsebaan wordt het watersysteem gewijzigd. In figuur 5.3 is het voorziene watersysteem weergegeven.
IV (-1,65 m NAP)
V (-1,60 m NAP)
IV
VI (-1,45 m NAP)
VI
IV
VI
IV
IV
figuur 5.3 Watersysteem Rotterdamsebaan IV Peilvak met aanduiding aantal m NAP Nieuwe waterloop tbv Rotterdamsebaan Te dempen oppervlaktewater tbv Rotterdamsebaan Aan te leggen stuw tbv Rotterdamsebaan Aan te leggen duiker tbv Rotterdamsebaan
In verband met de aanleg van de Rotterdamsebaan zijn de peilvakken meer aaneengesloten gerealiseerd. Hiervoor zijn wel enkele nieuwe stuwen benodigd, mede om te voorkomen dat waterlopen doodlopend worden. Aan weerszijden van de Rotterdamsebaan worden nieuwe waterlopen aangelegd. Ook deze hebben als functie de overblijvende watergangen te verbinden. Middels een duiker over het sifon van de Molensloot heen worden de resterende delen van peilvak IV aan de westkant van de Rotterdamsebaan met het bestaande weergegeven. peilvak IV ten zuiden van de Molensloot verbonden.
blad 25 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
Verharding, dempen waterlopen en nieuwe waterberging Bij het opstellen van het bestemmingsplan Rotterdamsebaan is op hoofdlijnen reeds rekening gehouden met de wijzigingen in de parkeersituatie van attractiepark Drievliet en de effecten op de waterhuishouding. In de waterbalans bij de beschrijving van de effecten van de projectontwikkeling is dit opgenomen. Voor het bestemmingsplan Rotterdamsebaan is de benodigde nieuwe waterberging bepaald. Tevens zijn mogelijkheden onderzocht om deze nieuwe waterberging te realiseren. Voorafgaande aan de demping van oppervlaktewater en de realisatie van nieuwe verharding zal de waterberging worden aangelegd. Waterkwaliteit Drievliet ligt in een polder met hoofdzakelijk agrarisch gebruik. Verwacht wordt dat het oppervlaktewater daardoor relatief voedselrijk is. Bij de aanleg van de Rotterdamsebaan worden maatregelen getroffen om te voorkomen dat verontreinigingen vanaf de weg het oppervlaktewater bereiken. Grondwater De ondiepe (freatische) grondwaterstanden in de deklaag worden vooral bepaald door de polderpeilen. Bij Drievliet ligt de freatische grondwaterstand globaal rond NAP -1,6 m. De stijghoogte in het eerste watervoerende pakket wordt vooral bepaald door de constante druk vanuit de zee en de diepe polders zuidoostelijk van Den Haag. Uit een peilbuis in de buurt van Drievliet blijkt dat de stijghoogten fluctueren tussen NAP -2,5 m en NAP -3,5 m. Grondwaterkwaliteit Het freatische grondwater is een zoete ‘bel’ die drijft op brak en zout grondwater. Ter hoogte van Drievliet is de dikte van de zoete bel ongeveer 20 m. Hieronder ligt een laag brak grondwater (gehalte chloride tussen 150 en 1.000 mg/l) met een dikte van ongeveer 20 m. Op ongeveer 40 meter diepte begint het zoute grondwater. Waterkeringen Langs de Rotterdamsebaan wordt een zogenaamde kanteldijk aangebracht. Deze heeft als functie te voorkomen dat bij een eventuele doorbraak van een boezemkering via de tunnel van de Rotterdamsebaan een overstroming in de polder optreedt. Verder zijn in het projectgebied van Drievliet geen waterkeringen aanwezig.
5.4.2
Effecten van de projectontwikkeling In figuur 5.4 is de bestaande en nieuwe verharding van het tijdelijk parkeerterrein gedetailleerd 2 weergegeven. De nieuwe verharding heeft een oppervlakte van 15.085 m . Op dit moment is nog niet bekend of voor het parkeerterrein een gesloten verharding (asfalt), grastegels of een andere halfverharding wordt toegepast. Vooralsnog wordt uitgegaan van volledige gesloten verharding. Watersysteem In figuur 5.4 is het watersysteem voor het tijdelijk parkeerterrein en de Rotterdamsebaan weergegeven. Vanuit het oogpunt dat het watersysteem moet blijven functioneren (aan- en afvoer) en dat doodlopende sloten niet gewenst zijn, worden de sloten aan de westkant en de zuidkant van Drievliet verbonden door twee nieuwe watergangen (zie figuur 2.3). De lengte van de waterpartijen zijn respectievelijk 95 en 195 m. Bij een breedte op waterlijn van 3,5 m levert dit een waterberging van 2 1.015 m op. Door de demping van de grote waterpartij en de aanleg van de twee sloten om Drievliet heen, kan peilvak IV westelijk van de Rotterdamsebaan beperkt blijven tot alleen de sloot direct langs de weg. Dit heeft tot gevolg dat voor dit hele gebied met één stuw tussen peilvak VI en IV kan worden volstaan, in plaats van vier stuwen ten behoeve van de Rotterdamsebaan (zie figuur 5.3).
blad 26 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
IV (-1,65 m NAP)
V (-1,60 m NAP)
IV
VI (-1,45 m NAP)
VI
IV
VI
IV
IV
figuur 5.4 Watersysteem tijdelijk parkeerterrein attractiepark Drievliet en Rotterdamsebaan Bestaande verharding Projectgebied: nieuwe verharding IV Peilvak met aanduiding aantal m NAP Nieuwe waterloop tbv Rotterdamsebaan Te dempen oppervlaktewater tbv Rotterdamsebaan Nieuwe waterloop tbv tijdelijk parkeerterrein Te dempen oppervlaktewater tbv tijdelijk parkeerterrein Aan te leggen stuw tbv tijdelijk parkeerterrein en Rotterdamsebaan Aan te leggen duiker tbv tijdelijk parkeerterrein en Rotterdamsebaan
Waterbergingsopgave Als gevolg van de tijdelijke toename aan verharding en de demping van oppervlaktewater is waterberging nodig. Uitgangspunt is de toename van verharding en de afname van oppervlaktewater in hetzelfde peilvak te compenseren. Voor de toekomstige situatie zijn de volgende oppervlakten berekend: tabel 5.1 Berekende toe- en afnamen wateroppervlakte als gevolg van het tijdelijk parkeerterrein 2 2 2 Polder / peilvak Toename verharding (m ) Afname water (m ) Toename water (m ) Hoge Broekpolder IV 0 4.900 0 Hoge Broekpolder V 350 0 0 Hoge Broekpolder VI 14.735 735 332 100 683 600 Totaal 15.085 5.795* 1.015 Reeds in bestemmingsplan 6.640 3.040 0 Rotterdamsebaan voorzien voor het tijdelijke parkeerterrein Nog te compenseren 8.445 2.755 1.015 * Deze oppervlaktes zijn inclusief het deel van de watergang onder de Rotterdamsebaan zelf (blauw gearceerd in figuur 5.4)
blad 27 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
In het bestemmingsplan Rotterdamsebaan is reeds rekening gehouden met een netto toename van de 2 2 2 verharding voor het tijdelijk parkeerterrein Drievliet van 6.640 m (20.890 m toename en 14.250 m afname). Tevens is al rekening gehouden met een afname van de hoeveelheid oppervlaktewater met 2 3.040 m . Verder is er door de twee nieuwe waterlopen zoals hieronder toegelicht een toename van 2 2 2 oppervlaktewater van 1.015 m . Dit houdt in dat nog 8.445 m verharding en 2.755 m oppervlaktewater moet worden gecompenseerd. Compensatie toename verharding Uitgaande van de toepassing van gesloten verharding dient voor de toename van verharding van het 3 tijdelijk parkeerterrein een compensatie van 650 m /ha verhard te worden gerekend (beleidsregel Hoogheemraadschap Delfland). 2
3
Voor de toename verharding (8.445 m ) is omgerekend 549 m waterberging nodig. De toename van verharding ligt hoofdzakelijk in peilvak VI. Hier is een peilstijging van maximaal 0,29 m toegestaan. Dit 2 3 volume komt overeen met een benodigde wateroppervlakte van 1.893 m (549 m /0,29 m). Voorgesteld wordt om de waterloop zuidelijk van het parkeerterrein te verbreden. Uitgaande van de huidige breedte van de watergang (3,5 m) kan met een verbreding met 9,7 m over een lengte van 195 m 2 van de watergang de benodigde compensatie in dit peilvak worden bereikt (195 m x 9,7 m = 1.891 m ). Bovendien komt met deze oplossing het oorspronkelijke beeld van de grote waterpartij weer terug. Compensatie demping oppervlaktewater Het te dempen oppervlaktewater ligt hoofdzakelijk in peilvak IV. Voorgesteld wordt de sloot aan de westzijde van de Rotterdamsebaan te verbreden. Deze sloot ligt over een lengte van ca. 300 m in peilvak 2 IV. Een verdere verbreding met circa 2 m wordt als haalbaar gezien. Dit levert een berging op ca. 600 m . 2 De overige 2.155 m moet aan de oostkant van de Rotterdamsebaan worden gecompenseerd. Dit kan door de nieuwe en de bestaande sloten te verbreden en/of door een ‘overhoek’ als water in te richten. Voorgesteld wordt om in overleg met Den Haag en Delfland tot een definitief besluit te komen, dat in samenhang met de aanleg van de Rotterdamsebaan en mogelijke toekomstige inrichting van de Vlietzone beschouwd dient te worden. Oppervlaktewaterkwaliteit De waterkwaliteit wordt door de andere tijdelijke ligging van het parkeerterrein niet beïnvloed. Grondwater De toename van verharding en de afname van oppervlaktewater wordt in hetzelfde peilvak gecompenseerd. De infiltratie van neerslag naar de ondergrond wordt dus niet of nauwelijks gewijzigd. Er is dus geen effect te verwachten op grondwater, zowel wat betreft kwantiteit als kwaliteit. Waterkering Langs de Rotterdamsebaan ligt een zogenaamde kanteldijk, die wateroverlast bij doorbraak vaneen boezemkade voorkomt. Deze kanteldijk wordt door het tijdelijke parkeerterrein van Drievliet niet beïnvloed.
blad 28 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
Samenvatting en conclusies Waterdoelstelling Effect Watersysteem Waterberging
licht positief geen
Waterkwaliteit Grondwater
geen geen
Veiligheid waterkering Bodemzetting Riolering /RWZI
geen
Beheer en onderhoud
geen geen geen
Uitwerking Voor de scheiding tussen de peilvakken kan met minder stuwen worden volstaan dan was voorzien voor de aanleg van de Rotterdamsebaan. De toename van verharding en de afname van oppervlaktewater wordt gecompenseerd. De herinrichting heeft geen invloed op de waterkwaliteit. De toename van verharding en de afname van oppervlaktewater wordt gecompenseerd, zodat neerslag overeenkomstig als in de huidige situatie in de bodem kan infiltreren. De kanteldijk langs de Rotterdamsebaan wordt niet gewijzigd. Doordat de grondwatersituatie niet wijzigt, is er geen sprake van bodemzetting. Neerslag van verharding wordt niet afgevoerd naar het riool en belast de RWZI dus niet. De inrichting van de waterlopen verandert niet structureel. Er is dus geen belangrijke invloed op beheer en onderhoud te verwachten. Bij de detaillering wordt voldoende ruimte voor beheer en onderhoud voorzien.
Geconcludeerd wordt dat de aanleg van het tijdelijke parkeerterrein bij Drievliet – mits voornoemde waterberging wordt gerealiseerd – geen negatieve effecten heeft op de waterhuishouding.
5.5
Natuur Beschermde soorten In het kader van onderhavige projectontwikkeling is een natuurtoets uitgevoerd (Antea Group, 2014). In de natuurtoets zijn de effecten van de projectontwikkeling op beschermde soorten (tabel 2 en 3-soorten van de Flora- en faunawet), Natura 2000 en Ecologische Hoofdstructuur onderzocht. De natuurtoets is als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing gevoegd. Kort samengevat is het resultaat van de natuurtoets dat ter hoogte van het plangebied geen zwaarder beschermde soorten in het kader van de flora- en faunawet zijn aangetroffen en/of worden verwacht die de voorgenomen realisatie van de tijdelijke parkeerplaats kunnen beïnvloeden. Wel moet rekening gehouden worden met (algemene) broedvogels en de zorgplicht. Algemene broedvogels Om de effecten op broedende vogels weg te nemen, dient buiten het broedseizoen gewerkt te worden, dat grofweg van 15 maart tot 15 juli loopt, of dient voorkomen te worden dat broedvogels zich nestelen in het graslandperceel of op de oever van de watergang. Dit kan onder andere door het graslandperceel intensief te laten begrazen door vee, door het hangen van linten binnen het perceel en op de oever of door het dagelijks verjagen van de vogels voor aanvang van de werkzaamheden. De bomen dienen geveld te worden buiten het broedseizoen. Op deze wijze zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde. Wanneer de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden ingezet, maar doorlopen tot in het broedseizoen dan kan het verstoren van vogels voorkomen worden door continu door te werken en werkzaamheden niet langer dan enkele dagen stil leggen. Op deze manier wordt voorkomen dat vogels tot broeden komen in het gebied waar gewerkt wordt. Natura 2000 De Natura 2000-gebieden die in de omgeving van het voornemen zijn gelegen, bevinden zich op minimaal 4,5 kilometer van het plangebied. Daarom is het uitgesloten dat effecten optreden door optische verstoring, geluidsbelasting, mechanische verstoring of oppervlakteverlies. Het enige effect dat
blad 29 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
over een dergelijke afstand kan dragen, is een verhoging van de stikstofdepositie. De aanleg van de tijdelijke parkeerplaats, die naast de huidige parkeerplaats van Drievliet komt te liggen, leidt niet tot hogere verkeersintensiteiten in de omgeving (geen verkeersaantrekkende werking, immers het totaal aantal parkeerplaatsen wordt niet aangepast) of tot een verandering in de verkeersstromen in het gebied of de wijdere omgeving. Dit betekent dat effecten op de Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. Ecologische hoofdstructuur De projectontwikkeling leidt niet tot ruimtebeslag op de Ecologische Hoofdstructuur. Aangezien extern werkende effecten van ontwikkelingen, zoals geluidsbelasting en stikstofdepositie, niet aan de Ecologische Hoofdstructuur hoeven te worden getoetst, zijn effecten op de Ecologische Hoofdstructuur niet aan de orde.
5.6
Verkeer Bereikbaarheid Het tijdelijke parkeerterrein, wordt evenals het huidige parkeerterrein, ontsloten vanaf de zuidoostzijde via de Laan van 's Gravenmade op de Laan van Hoornwijck. Vanwege de aanlegwerkzaamheden van de Rotterdamsebaan zal mogelijk de ontsluitingsweg van het parkeerterrein naar de Laan van 's Gavenmade worden verlegd naar de westzijde van de Rotterdamsebaan. De Milieustraat Avalex, die aan de Laan van 's Gavenmade 9 is gelegen, zal geen hinder ondervinden van de mogelijke tijdelijke verlegging van de ontsluiting, die reeds mogelijk is binnen het bestemmingsplan Rotterdamsebaan. Parkeren Het aantal parkeerplaatsen wijzigt gedurende de tijdelijke situatie niet ten opzichte van de huidige situatie (1.000 parkeerplaatsen). Met de realisatie van circa 650 parkeerplaatsen naast de 350 parkeerplaatsen, die worden behouden, wordt in voldoende parkeervoorzieningen voor attractiepark Drievliet voorzien. Daarmee wordt geborgd dat voor het attractiepark Drievliet voldoende parkeervoorzieningen beschikbaar zijn.
5.7
Geluid De aanleg van het tijdelijk parkeerterrein heeft geen invloed op de geluidhinder. Het aantal parkeerplaatsen blijft gelijk ten opzichte van de huidige situatie. De ontsluiting van het parkeerterrein vindt evenals in de huidige situatie plaats aan de zuidoostzijde op de Laan van 's Gravenmade. De eventuele lokale wijziging van de ontsluiting heeft niet tot gevolg dat sprake is van een toename van de geluidbelasting van 2 dB of meer op nabij gelegen gevoelige functies, waardoor sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh. Er zijn dus geen relevante wijzigingen in de geluidbelasting als gevolg van het verkeer van en naar het tijdelijke parkeerterrein te verwachten. In de nabijheid van het projectgebied en ontsluiting zijn ook geen gevoelige geluidsobjecten gelegen. Bovendien zal de geluidbelasting van de aanleg van de Rotterdamsebaan maatgevend zijn voor de omgeving.
5.8
Lucht De aanleg van het tijdelijk parkeerterrein belast de luchtkwaliteit niet. Het aantal parkeerplaatsen blijft gelijk ten opzichte van de huidige situatie. Doordat het aantal parkeerplaatsen gelijk blijft en de ontsluiting van het parkeerterrein vrijwel niet wijzigt, zijn er geen wijzigingen in de concentratie luchtverontreinigende stoffen als gevolg van het verkeer van en naar het tijdelijke parkeerterrein te verwachten. Bovendien is aangetoond in de studies voor de Rotterdamsebaan dat de wettelijke concentraties verontreinigende stoffen niet overschreden worden.
5.9
Externe veiligheid In het projectgebied en directe omgeving zijn geen risicobronnen gelegen. De projectontwikkeling heeft geen invloed op externe veiligheidsrisico's.
blad 30 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
5.10
M.e.r. Voor het realiseren, uitbreiden of aanpassing van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen kan afhankelijk van de grootte een m.e.r.-beoordeling of vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk zijn. De grootte van het tijdelijk parkeerterrein van Drievliet valt ruim onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. waardoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing is. Voor een vormvrije m.e.r.-beoordeling zijn de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r. van toepassing. Deze criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, eventuele gevoelige gebieden waar het project invloed op heeft en de kenmerken van de (potentiële) effecten. Op basis van deze criteria dient een antwoord gegeven te worden op de vraag of sprake is van mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen. Uit deze ruimtelijke onderbouwing blijkt dat er geen sprake is van mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen. Er worden geen gevoelige gebieden aangetast en de beperkte effecten zijn slechts tijdelijk van aard (en dan ook nog gedurende circa 6 maanden per jaar). Hierdoor kan worden uitgesloten dat een m.e.r.-procedure noodzakelijk is. Daar komt bij dat voor de Rotterdamsebaan reeds een MER is opgesteld, waarbij diverse locaties voor het parkeerterrein van Drievliet (waaronder de voorliggende locatie van het tijdelijk parkeerterrein) onderzocht zijn.
5.11
Kabels en leidingen Hoogspanningsleiding Langs de noordoostzijde van het projectgebied is een 150 Kv hoogspanningsleiding gelegen en als zodanig bestemd in het bestemmingsplan Rotterdamsebaan ('Leiding - Hoogspanning'). Conform het bestemmingsplan is op voorhand de aanleg van oppervlakteverharding niet toegestaan. De aanleg van oppervlakteverharding is alleen toelaatbaar, indien en voor zover deze: 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding; 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding. De gemeente is reeds in overleg met de beheerder van de hoogspanningsleiding, Tennet, voor de aanleg van het tijdelijk parkeerterrein én voor de aanleg van de Rotterdamsebaan ter hoogte van de hoogspanningsleiding. Vrijwaringszone - straalpad Het gehele projectgebied is gelegen in de vrijwaringszone van een straalpad. Ter plaatse van de vrijwaringszone bedraagt de maximale bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken 30 meter. De projectontwikkeling voldoet hieraan en vormt geen belemmeringen voor de ontwikkeling
5.12
Conclusie Vanuit het oogpunt van de randvoorwaarden en uitvoeringsaspecten zijn er geen belemmeringen voor de aanleg van het tijdelijke parkeerterrein voor attractiepark Drievliet. Vooraf is reeds advies ingewonnen bij Tennet voor de aanleg van het tijdelijk parkeerterrein ter plaatse van de hoogspanningsleiding. Ten aanzien van de waterbergingsopgave wordt de extra compensatieopgave als gevolg van het tijdelijk parkeerterrein meegenomen in de reeds lopende overleggen met het Hoogheemraadschap van Delfland om tot een robuuste en in samenhang beschouwde inrichting van dit gedeelte van de Vlietzone te komen.
blad 31 van 32
Ruimtelijke onderbouwing Tijdelijk parkeerterrein Drievliet Projectnr. 262587 24 januari 2014 , revisie 01
6 6.1
Uitvoerbaarheid van het project Economische uitvoerbaarheid Artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht verklaart voor het vaststellen van een afwijkingsbesluit middels artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3°, van de Wabo artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing. Er dient derhalve onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De realisatie van het tijdelijk parkeerterrein voor Drievliet maakt onderdeel uit van het project Rotterdamsebaan. De kosten hiervan zijn ook meegenomen in de financiële dekking van dit project. Voor een volledige onderbouwing van de financiën wordt verwezen naar het bestemmingsplan Rotterdamsebaan
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Een afwijkingsbesluit voor het tijdelijk afwijken van een bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide Wabo-procedure. De uitgebreide procedure kent een beslistermijn van in principe 26 weken na de indiening van de aanvraag. Het bevoegd gezag kan deze beslistermijn verlengen met maximaal 6 weken. Omdat bij deze procedure afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is verklaard, worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het ontwerpbesluit in te dienen. Vervolgens wordt een definitief besluit genomen. Dit kan een verlening van de vergunning of een weigering inhouden.
blad 32 van 32