ZOEKEN - DENKEN - BOUWEN #2
CHRISTIAN KIECKENS [ARCHITECTS]
ZDB
[5] proloog 2
Abdruck Ausdruck (Max Bosshard und Christoph Luchsinger, 2000)
Architektur weiterdenken (Sylvia Claus, Michael Gnehm, Bruno Maurer, Laurent Stalder, 2005)
The more you see, the less you know
(You are so beautiful, U2, 2005) Städte bauen (Angelus Eisinger, 2004)
Memory / Platz / Stimmung / Sense of Materials / Image / Fysionomy / Personal Roots / Use / Substanz
(Peter Zumthor, Themes for architectural students, Conference, TU Eindhoven, 11.2003)
Brauchen Wohnen Nehmen (Hannes Böhringer, 2005)
Bauen und Denken (Josep Lluis Mateo, 2001) Architektur konstruieren (Andrea Deplazes, 2005)
“Mijn eigen werk is tot hiertoe altijd geweest “een trachten te komen tot de essentie”. Dat bepalen van die essentie, het omschrijven daarvan, is vanzelfsprekend niet gemakkelijk maar het gaat er om een zo juiste mogelijke formulering vinden van het probleem, het probleem te stellen “Wat is onze tijd?”, “Datgene wat ik maak, hoe past dat het best in onze tijd?”, en bovendien “Hoe maak ik iets dat houdbaar is, niet alleen technisch of constructief of materieel, maar dat dus ook geestelijk een waarde inhoudt en deze waarde kan bewaren, niet alleen een object dat het heden vertegenwoordigt maar dat terzelfdertijd ook een aanpassing is voor datgene wat het kan worden?”.
Pieter De Bruyne , 1985
ZOEKEN DENKEN BOUWEN #2
Deze uitgave is een vervolg op het boek ZOEKEN DENKEN BOUWEN dat in 2001 werd uitgegeven door Ludion in de reeks Architectuurmonografieën onder leiding van Geert Bekaert
ZDB [5] proloog 2 concept en structuur ontwerp
Christian Kieckens
#VI
Christian Kieckens op basis van de oorspronkelijke vormgeving van Koen Bruyneel
medewerkers
Pieter D’haeseleer
Violaine Meurens In / For / Towards
Pieter Van den Dorpe
INHOUD fotografie
CK on Peter Downsbrough
Reiner Lautwein ONDER
ZOEKEN
DENKEN
OVER
VERDER
CK met Koen Van Synghel met Lars Kwakkenbos Véronique Boone met Raymond Balau
BOUWEN
evenals
CK met Willy De Sauter
Vercruysse & Dujardin (Installatie Peter Downsbrough, Brussel) Karel Moortgat (White Out Studio, Knokke)
CK met Jan Mot
Stijn Heirbout (Interieur Galerie Jan Mot, Brussel) Niels Donckers (New Rijksmuseum Amsterdam, Vleminckveld Antwerpen, Trefil Arbed Gent)
CK in Le Fresnoy
Gregory Brandenborger (Villa Veneta Bergen op Zoom, Wooncomplex Lommel) Roland Halbe (Woning te Oudenburg) Christian Kieckens Architects (passim)
ZDB [6] Reiner Lautwein
#VII
D7-16 dossiers ZDB [7] Reiner Lautwein
#VIII
S&L stad en landschap ZDB [8] samenwerking Grontmij
#IX
I1-5 Interieur Interventies
#X
Parcours medewerkers bibliografie tentoonstellingen
c
ZDB [9] epiloog 2 Copyright
2006 Christian Kieckens Architects bvba, Brussel
ZOEKEN NAAR ARCHITECTUUR
In zijn essay ‘Point de Folie _ Maintenant l’architecture’, gepubliceerd in La Case Vide (Architectural Association, 1985), beschrijft Jacques Derrida architectuur via het begrip ‘maintenant’: een dubbele betekenis brengt hem hier zowel bij maintenir (in stand houden) als bij maintenant (nu). Architectuur die nu aan de orde is en die in stand dient te worden gehouden. Maar het meest interessante is: Derrida weigert om in zijn tekst het woord te vertalen omdat het anders de dubbele betekenis verliest. We nemen dit voorbeeld aan om te stellen wat onderzoek in/naar/van/over architectuur zou kunnen betekenen in een eigen ontwerpproces, ondanks het feit dat we ons bewust zijn dat elke architectuur, elk gebouw, zowel met bouwen als met (de eigen) cultuur te maken heeft: bouwcultuur. In die zin wordt gefocust op de idee van overdracht van kennis als aanleiding tot het ontwikkelen van visie en houding waarbij architectuur als subject wordt gesteld, vertrekkend vanuit een gestelde vraag. Het idee achter deze duidelijke stellingname is ontstaan om het zoeken, denken en bouwen binnen de studio te zien vanuit een proces in geschiedenis naar de toekomst, de overlevering van een gedachtegoed, een proces naar het zoeken van context. In zijn dean’s statement aan Harvard Graduate School of Design beschrijft Mohsen Mostafavi het in 2008 als volgt: ‘If we are to rethink the present, we need to constantly recalibrate the relationship between tradition and innovation, knowledge and imagination.’. Kennis en verbeelding: deze twee begrippen worden de onderleggers voor zoeken en proces : de kennis van/ over het voorbije en de verbeelding van/over het toekomstige. Kennis baseert zich op vastgelegde, ontworpen, neergeschreven en gebouwde principes terwijl verbeelding zich inlaat in de wereld van het nog niet gekende, het nog niet wetenschappelijk onderbouwde. Doorheen alle hedendaagse architectuurthema’s komen nu vier ‘A’-concepten van de architectuur ter sprake: anoniem _ analoog _ autonoom _ abstract. Het zijn deze vier sleutelbegrippen die de algemene onderlegger zijn voor de eigen zoektocht: in hoever behoort een architectonische vraagstelling tot één van de vier begrippen? In welke mate betekent elk van de gestelde begrippen een uitdrukking van het contextuele, verbeeldingsmatige, intentionele in architectuur? Hoe kan elk van de projecten zich inlassen in één van de begrippen? Het is evident dat een dergelijke zoektocht die zich ontwikkelt vanuit de architectuur zelf en vanuit de culturele voorwaarden en principes, steeds van doen heeft met een geheel aan voorwaarden die zich buiten de wereld van het architectonische afspelen. In die zin wil de zoektocht zoals te lezen is in dit boekdeel een perspectief zijn voor een steeds vernieuw(en)de overdracht van kennis, dit wil zeggen dat het de autobiografische wetenschappelijkheid als principe aanhoudt. Onderzoek in de studio behoort aldus tot de wereld en reflectie van en door een team, op basis van een actueel gebeuren, overdracht, visie en verbeelding en resulterend in een hedendaags concept dat zo direct omzetbaar is dat verder reikt dan het eigen territorium. Architecture, as the art of building, means abstracting utility value to a cultural level. Above and beyond the specific requirements of a building, it opens up a space for positioning architecture in culture and pursuing an individual vision. (Carlo Baumschlager /Dietmar Eberle, Approaches, Springer, Wenen, 2010) Christian Kieckens
MET
CK
# VI KOEN VAN SYNGHEL
In 2005 won Christian Kieckens nog één van de Architectuur Awards voor het beste niet-residentiële gebouw. Hier publiceert hij ZDB#2, een vervolg op zijn monografie ‘Zoeken Denken Bouwen’. Dit architectuurboek kan je eigenlijk lezen als een handboek over hedendaagse architectuur. Het typeert Kieckens trouwens als een architect die zoekt en denkt niet alleen over bouwen maar ook over de architectuur van 2005 en over die van 2006. Christian Kieckens is een uitzonderlijke architect. Sinds meer dan 30 jaar is hij tezelfdertijd werkzaam in verschillende domeinen, gaande van de architectuur, over het interieur, de scenografie, de beeldende kunst tot en met stedenbouw. Zijn engagement voor het vak van architect en het opkomen voor de rijkdom van de architectuur als discipline, maken van hem niet alleen een natuurlijke lesgever in de architectuur, ook in binnen- en buitenland is hij een veelbevraagde gastdocent architectuurontwerpen. Vooraleer te peilen naar de tendensen in de architectuur van het afgelopen jaar, vraag ik naar zijn eigen werk van het afgelopen jaar. Zijn antwoord geeft meteen al de richting aan van het gesprek, namelijk een grote bezorgdheid voor de toekomst van het vak. CK
Wachten en nog es wachten. Misschien heeft dit wel het afgelopen jaar
getekend. Negen maanden bijvoorbeeld, wachten om het contract rond te krijgen voor het verder uitwerken van het gewonnen wedstrijdontwerp voor de heraanleg van de stationsbuurt in Aalst. Als architect sta je in het midden van de enorme complexiteit van dergelijke dossiers met een hoop betrokkenen zoals de stad, de spoorwegen, de lijn, de investeerders… Als architect sta je daar als ontwerper maar vooral als kwaliteitsbewaarder redelijk kwetsbaar en vooral alleen. Door de economische terugval in Nederland werd het ook stil rond een paar projecten. De bouw van een appartementsgebouw op het Ceramiqueterrein in Maastricht werd vertraagd. Het is niet duidelijk maar het is wachten. Hetzelfde verhaal in Bergen op Zoom.
Die economische terugval is misschien geen grote tendens maar het tekent de
Wedstrijden zijn de in de voorbije jaren
atmosfeer waarin de architectuur moet ontstaan en die economische conjunctuur
populair geworden in Vlaanderen.
zet de architecten ook onder druk.
Zeker ook de Vlaamse Bouwmeester
In Nederland is het de laatste tijd meer en meer gebruikelijk dat je als architect
heeft een belangrijke impact gehad.
niet meer mag ontwerpen dan de gevels van de gebouwen. De ontwikkelaars,
Hoe zie jij die situatie evolueren?
CK
Ik heb altijd de procedure van wedstrijden gewaardeerd, zeker als manier
de bouwmaatschappijen zeggen botweg dat ze beter zelf de plannen kunnen
om jonge mensen en nieuwe ideeën een kans te geven. Maar de laatste tijd
maken. Uiteraard zijn dat de meest stereotiepe plannen. Maar als je als architect
heb ik enorm veel vragen bij al de energie die verloren gaat. Gebrek aan goede
je job ernstig wil doen, en ruimte scheppen voor mensen van vandaag, voor
verslagen, geen publieke tentoonstellingen zodat de mensen ook kans krijgen
levensgewoonten van vandaag dan is dat niet meer mogelijk.
om al die ideeën te ontdekken en te zien wat mogelijk is. De kans wordt verkeken
Eigenlijk ziet het er naar uit dat je als architect meer en meer wordt gevraagd om
om architectuur in de brede lagen van de bevolking te laten doorsijpelen. Vaak
een gebouw te designen, om de verpakking van een gebouw een look te geven.
zijn bij wedstrijden de budgetten te laag, of draaien wedstrijden uit op pro forma
Of als je enige naambekendheid hebt om je signatuur te lenen. Het is een kwalijke
procedures, of zetten lokale politici de jury buiten spel…
tendens die in Nederland al schering en inslag is, maar die zich ook begint aan
Er worden ook wedstrijden georganiseerd waar ze niet nodig zijn, en dat gaat
te dienen in Vlaanderen. Ik vind dat een pijnlijke evolutie omdat je als architect
maar door. Het zijn de architecten die investeren, die hun ideeën uitwerken maar
toch een zekere ethiek hebt en gebouwen aflevert waar mensen in moet wonen,
er is een ongelooflijk gebrek aan respect voor al dat werk. Vorig jaar hielden
werken, leven. De druk vanuit de economie wordt zo groot, het winstperspectief
1100 architecten op met werken als architect, dat is een getal dat spreekt, en die
van ontwikkelaars wordt zo determinerend, dat wanneer je als architect toch een
tendens zal zich doorzetten.
goed plan wil afleveren, toch interessante ruimtes wil maken, je uit de markt
Je ziet nu al dat architecten zelf beginnen boeken uit te geven, om een
wordt geconcurreerd door architecten die weg ingaan op dergelijke vragen.
goede plaats te verwerven in de publiek opinie. Meer en meer draait het om
Daarmee samenhangend is de opkomst van de collectieve woningbouw-
communicatie in plaats van vakwerk, het ambacht van architectuur. Het is een
projecten.
grote evolutie die niet te keren is. Het is een vraag die ik me ook al jaren stel hoe
Aangezien de bouwgrond duur is geworden en het individuele bouwen
je als architect kwaliteitsvol kan blijven werken binnen een wijzigend economisch
stilaan onbetaalbaar wordt, ontstaan er ook meer en meer collectieve
en maatschappelijk landschap.
woningbouwprojecten. Architecturaal een hele uitdaging om iedereen daarbij een
Ik denk dat hier een taak is weggelegd voor het onderwijs. Ik denk dat we een
kwaliteitsvolle buitenruimte en privacy te bieden. Maar hier heb je als architect
ander soort architectuuronderwijs nodig hebben. Het doet me denken aan de
niet meer te maken met een individuele bouwheer, maar met een professionele
volgende anekdote. Vorige week zat ik in een jury in Le Fresnoy in Tourcoing
die ook winst wil maken op de architectuur en die kost wil beperken. Dat leidt
voor postgraduaat nieuwe media. Het viel me op dat die studenten daar allemaal
vaak tot banale repetitie. Architecten kunnen bijna geen tijd meer stoppen in hun
rond de dertig jaar oud waren en dat zij allemaal met zeer tijdelijke dingen en
ontwerp, ofwel moeten ze het op de rug doen van hun medewerkers of stagiairs.
constructies bezig waren. In Vlaanderen leiden wij jongeren op, twintigers die
Misschien heeft dit nog niet onmiddellijk invloed op de architectuur in
gebouwen ontwerpen voor, bij wijze van spreken, de eeuwigheid.
Vlaanderen, maar dagelijks krijg ik vragen van jonge buitenlandse architecten om
Ik denk dat we daar moeten over nadenken, hoe en wie we opleiden. En met wat
bij mij op kantoor te komen werken. Goed opgeleide mensen, met een werklust
zijn we bezig, het tijdelijke of het langdurige? Misschien heb ik wel meer vragen
die jonge mensen van ons nog zelden kunnen opbrengen. Niks is hun teveel, ze
over de hedendaagse architectuur, dan antwoorden.
zijn juist aangesproken uit de research die een aantal goeie architecten bij ons nog uitvoeren. Maar nog meer architecten staan klaar, ook in de rest van het
Koen Van Synghel, ‘Architectuur wordt almaar fragieler’, De Standaard,
voormalige Oostblok en zelfs in India, enz. Dit zal ongetwijfeld invloed hebben op
23 december 2005
de architectuur van morgen.
MET
CK
LARS KWAKKENBOS VERONIQUE BOONE
In1999 schreef u in de tekst
Buildingness: architecten moeten eerst gebouwen maken in plaats van
architectuur. Het klinkt vandaag bijna als een cliché, en de auteurs van zulke clichés zetten meestal stiekem mooie gebouwen neer. Nog altijd overtuigd van die uitspraak?
CK
Het klinkt inderdaad als een cliché, maar wat ik ermee bedoel is: elke
architect zou op de hoogte moeten zijn van het goede bouwen. Pas daarna is er sprake van intelligente bouwen, en dat is architectuur. Niet iedereen kan omgaan met het intelligente bouwen, dat hoeft ook niet, maar eerst moet iedereen wel weten wat het goede bouwen is. De uitspraak is er gekomen vanuit het nadenken over architectuuronderwijs. Studenten willen architectuur maken vanaf dat ze in het eerste en tweede jaar zitten, het is als koken zonder te weten wat de ingrediënten zijn. Die horreurs van vormen die ik zie verschijnen, dan denk ik: besef eerst wat baksteen en beton is. In die context zeg ik het nog altijd. Heeft zoiets alleen met onderwijs te maken?
CK
Nee, ook met traditie van een land. Bouwheren in Vlaanderen willen koterij
zien of ze willen zien wat er in de boekjes staat, maar de middenmoot zie ik niet meer. Iets dat er uitziet als een doordeweeks gebouw, maar opvalt door zijn finesse is een uitstervende soort. Schizofreen, eigenlijk. Hier in België wint de origineelste vorm meestal de grootste prijs. Maar misschien word ik zelf ook wel op gepakt op het verwijt architectuur te maken om in de boekjes te komen. Dat interesseert me eigenlijk niet, maar als ze me vragen om in de boekjes te komen, dan ga ik niet nee zeggen. Concreet. We zitten hier in uw eigen kantoor. Intelligent bouwen?
CK
Nee, dit kantoor is voor mij geen architectuur. Het gebouw was er al, eerst
een speelgoedmagazijn en later een wijndepot, en als ik geen architect meer ben, word ik misschien een galerist en wordt het een galerie. En dat rood in de toiletten?
CK
Had eigenlijk rood voor de ene ruimte en zwart voor de andere moeten zijn. In
referentie naar El Lissitzky. Twee vierkanten zien dat er chaos is en vallen uit elkaar. Maar ooit ga ik dat nog laten veranderen. Noem het maar gewoon een gimmick.
Ander voorbeeld: de woning Brits Pad in Knokke, bijvoorbeeld, dat valt op.
Zijn zij dan de ideale bewoners? CK
Dat valt op, tussen de pseudo-normanische villa’s rondom. Ook dit huis is
CK
In feite wel, ja. Ze leven daar met hun twee Le Corbusier-zetels en met een
sterrekijker, meer hebben ze niet nodig.
voor mij gewoon goed bouwen: drie keer dezelfde overspanning en middenmuren
De daklichten dan. We zien heel vaak
die eruit kunnen,... Maar er zit geen intelligente structuur in, geen ruimtelijkheid,
daklichten in uw gebouwen opduiken.
geen intelligente lichtinval, dus geen intelligent bouwen. Dat huis in Knokke staat
In het private herenhuis in Elsene,
op zijn maximum van zijn stedenbouwkundige mogelijkheden: het volume, de witte
bijvoorbeeld.
CK
Wat valt er te verantwoorden? Lichttoetreding ...
CK
Het zijn twee ‘canon de lumière’. De eigenaar is Portugees en hij kent het
gevel, de rode dakpannen. Door alle regels van stedenbouw uit te buiten, kan er geen vierkante centimeter meer bij. Het is een volume, bijna identiek aan wat er stond.
Iets te mooi om zomaar licht binnen te
Haal die ramen weg, vervang ze door ramen met kruisjesprofielen, en dat gebouw
trekken?
valt niet meer op. Ik wil niet met decoratieve schmuck bezig zijn, wel met abstracte
werk van Alvaro Siza goed. We hebben hem een ‘canon de lumière sizarien’ cadeau
en tektonische. Die ramen bijvoorbeeld zijn iets groter dan normaal. En als je naar
gegeven, deze dakkoepel dient om het licht tot diep in de woning te trekken. De
buiten kijkt, kijk je deels door groen getint glas. Het gras van de buren is dus groener.
tweede vormt samen met een groot raam een soort avondsalon. Overdag zit je met
Voor de dispositie van de ramen liet ik me inspireren door het werk van de Zwitserse
een belichte muur, en ’s avonds kijk je op een roze belicht park. Tegelijk is dat raam
kunstenaar Rémy Zaugg. In feite is die wereld een portret, en elk deel van dat portret
een soort kader als je in een zetel zit. En door die lichtinval kan je aan de muur geen
is een raam, en dat raam is een schilderij, van die wereld.
schilderij meer hangen. Het licht en het zicht zijn hier belangrijker dan een schilderij. Net zoals in de woning in Baardegem.
Dat is dan toch wel intelligent bouwen?
Dan omschrijf je intelligent als een subjectieve houding. Knokke is een
De setting van de koepels voor de expohal in Kortrijk zijn gebaseerd op de Fibonacci-
statement, maar dat heeft niks met intelligent bouwen te maken. Het staat overeind
CK
reeks: 1-1-2-3-5..... Het avondlicht geeft roze koepels, de ochtendzon blauwe. En ’s
tussen alle rommel en mikmak die daar aan de orde is. Ik ben blij dat het er staat en
nachts lichten ze als lichtkamers naar buiten op.
dat het overeind blijft.
Het bestuderen van barokkoepels in Rome en Tsjecho-Slowakije heeft me doen
Misschien een derde categorie
inzien dat licht in feite een bouwmaterie is. En dat dat in feite de essentie van
toevoegen: statements maken?
CK
En iconen zetten. Nee, daar ben ik nog niet naartoe.
Valse bescheidenheid?
CK
Dat verwijten ze me altijd. Het statement kwam in Knokke pas achteraf,
had dat culminerende van die drang naar allerlei wereldbeelden. Architecten waren
toen ik doorhad hoe lastig het zou zijn om het gebouw erdoor te krijgen. Ik kreeg de
er ook veel meer dan alleen maar architect, dat doet beseffen dat wij niets meer zijn,
opdracht op maandag, en op vrijdag moest ik een voorontwerp klaar hebben. Dan
altijd minder en minder, met meer en meer pretentie.
architectuur is. Opgesloten zitten in kerken met een fototoestel, en alle tijd om dat te ontdekken. Barok is een soort synthesemoment in de architectuurgeschiedenis. Het
ben je niet bezig met strategieën. Maar toen de eerste meubels binnenkwamen en ik
Ik hoor een soort heimwee naar een
een koperen ventilator zag, dacht ik: het is om zeep (Lacht). Je doet al die moeite om
poging tot volmaaktheid.
bijvoorbeeld mooie lampen te integreren, en dan krijg je dit soort huurders.
Het kantoorgebouw Caractère hebben we de leien bekleding tot op de
millimeter uitgetekend. Toen kwam de aannemer zeggen dat hij nieuwe nagels had,
Een woord wat ons te binnen viel: Fremdkörper?
CK
net een beetje dunner. We hebben alles opnieuw uitgetekend. Maar om een gebouw CK
(Lacht hard.) Meen je dat?
helemaal tot op de millimeter gedaan te krijgen, daar hebben wij geen budget voor, je moet accenten leggen. In Caractère moest de lijn (alignement) van de verschillende
In Knokke viel het echt op.
CK
Wanneer je iets nieuws zet in een context waarin twintig of dertig jaar niks
vlakken perfect zijn, in Knokke moesten de ramen perfect zijn.
nieuws is neergezet, verstoor je wel iets. Maar als je het nadien zou wegnemen, zou
U maakt het zich wel moeilijk? Volgens
het dan een gemis zijn of niet? Indien ja, dan denk ik dat ik met het bouwen juist
mij moet u elke dag op de werf staan?
geageerd heb. Waar stopt de integratie, en waar begint de isolatie?
CK
Ja, maar ik doe dat zelf niet meer. Weet je, dat is erg dat je dat hier in
Vlaanderen moet doen. Er is hier verdomme geen ambacht meer. Je kan dat tekenen en ze zeggen gewoon: foert. En dan kan je dat laten afbreken en zeggen, dat moet
CK
b0b Van Reeth heeft gezegd: “Integreren is autonoom gaan staan naast de
anders, en vaak draai je er dan zelf voor op.
anderen”, en dat vind ik een mooie uitspraak. Het kaderen van het uitzicht keert vaak terug. Hoe strak is zo’n kader?
Is dat typisch voor Vlaanderen? CK
Voor het Escada-huis in Mechelen dacht ik: als we daar op die specifieke plek
een terras maken, zouden we het meest fameuze zicht op de Sint-Romboutskathedraal
CK
Nee, ik maak hetzelfde mee in Nederland. Als het maar goedkoper kan. We
hebben geen Bauleitung. Hier in Vlaanderen bestaat er wel een
kunnen hebben. En we hebben het! Niemand ziet je, maar je ziet alles. Het zicht
generatie architecten die heel erg op
reflecteert bovendien nog in het raam. Ik wil altijd een kerk zien, een soort binding
die materialen en dat detail inspelen?
CK
Het valt bijvoorbeeld meer op dan in Nederland. Wij zijn nog met dat ambacht
van waar je zit. De woning Van Hover-de Pus in Baardegem is één groot kader, de
bezig. Zwitserland en Duitsland ook. Daar hebben ze iemand in dienst die op ware
bewoners wouden er een schilderij hangen maar dat ging niet, het gekaderde beeld
grootte die raamprofielen maakt om te kijken wat er dan gebeurt.
van het landschap was te sterk, dat is mooi.
Uw ontwerppraktijk is arbeidsintensief. Hoe houdt u dat economisch vol?
CK
Ik geef les. Anders kan ik niet overeind blijven, maar ik doe het graag.
Een opdracht zoals de woningen in Knokke of Baardegem kan ik niet meer doen.
Maar wel dezelfde gedachte: veel
In Nederland kan je nog winst maken, hoewel het ook niet meer is zoals tien jaar
aandacht?
begonnen. Die aandacht voor materialen is er ook omdat onze generatie niet anders
nog aan. Hier in Vlaanderen verlies je. Hoe meer je vernieuwend werkt of iets gaat
kon. Door de economische crisis in de jaren 70 hebben we eerste tien jaar met
herdenken, hoe meer dat het je kost.
andere dingen bezig geweest, er was tijd om iets te onderzoeken, op kleine schaal te beginnen.De jongere generatie bouwt heel snel. Ze zijn sneller, ze hebben andere
architectuur via projectontwikkelaars
mogelijkheden. Het beeld is tegenwoordig sneller dan het bouwkundig maken. CK
Het is een schaalvergroting. Dan gaan we bijvoorbeeld niet meer bezig zijn
Maar heeft jullie generatie daar ook niet
met raamdetails te ontwikkelen. 750 euro per vierkante meter, daar moet je mee
schuld aan? Die beelden zijn ook altijd
bouwen. Je wilt dan toch nog bepaalde details aanhouden. Als bijvoorbeeld een
genadeloos perfect?
natuurstenen plint overgaat in pleisterwerk, daar een klein profieltje, als een klein kroonlijstje dat die plint draagt. En dat kan nog wel. Net dàt. (knipt met zijn vingers). Kunstenaars dan. U werkt vaak met ze
CK
Ja, maar daar zorg ik niet voor. Dat doet mijn vaste fotograaf Reiner
Lautwein. Is er dan verschil tussen perfecte foto’s en perfecte computerbeelden? Na tien, twintig jaar
samen. Opdrachtgevers vragen niet naar kunst, maar u stelt het soms voor?
Dat is nu eenmaal zo en ik kan ook niet anders. Ik ben met meubels
geleden. Je moet er op je strepen staan om je details te controleren, maar je wint er
Er is een tendens dat er meer goede gaat. Positief of negatief?
CK
worden die gebouwen toch ook tot CK
Ja, maar ik ga het niet meer doen. Heb ik daar wat aan? Ja, maar het kost
beelden gereduceerd?
CK
Maar ze zijn wel gebouwd. Er wonen mensen in.
CK
Ik heb wat Baudrillard en Deleuze gelezen, ik citeer af en toe uit Gainsbourg,
me teveel. Ik heb daar de klanten niet voor. Ze vragen er niet om. Dus doe ik het niet meer.
Wie teksten over uw werk leest, krijgt snel de indruk: Christian Kieckens
Maar u komt zelf ook soms in de buurt?
CK
Ik kom zelf soms ook in de buurt, ja. De vraag in White Out Space in Knokke
is een belezen man. Kent veel van
was iets samen met Willy de Sauter te doen. Ze vonden de foto’s van de barokke
kunst, kent de geschiedenis van de
koepels zo mooi, maar ik vroeg ze of ik iets met architectuur mocht doen. Ik zette een
architectuur, en is niet bang om er mee
lijntje op het grondplan van de galerie: daar een muurtje. Wat al tien jaar miserie was,
uit te pakken.
was meteen opgelost. De galerist was blij en Willy kon er een mooi werk op maken.
ik lees waar ik zin in heb en daar doe ik soms iets mee, ja. Maar meestal val ik ‘s
Het enige probleem is dat het geld heeft gekost, dat merk je ook aan de afwerking. Ik kom daar dus inderdaad soms heel dichtbij, maar ik ga nog altijd uit van architectuur. Je zal me nooit horen zeggen dat dit een kunstinterventie is.
avonds gewoon in slaap. De Stichting Architectuurmuseum die u in 1983 oprichtte als platform voor jonge architecten: Hoe ver staan we nu?
CK
Blijkbaar is dat aanleiding geweest voor heel veel. Aanleiding om het
En de kunstscenografieën? Hans Arp in
Jaarboek Architectuur Vlaanderen te maken, aanleiding voor een bouwmeester,
2004 in Bozar in Brussel , en Besloten
ontwikkelen van een Vlaams bouwmeesterschap, er moet altijd wel ergens iets zijn
wereld, open boeken in 2002 in Brugge.
CK
Ik probeer het begrip lay out letterlijk “uit te leggen” en te vertalen naar
dat start en blijkbaar is dat dat geweest. Als ze me vragen wat is het mooiste wat je
ruimte.
gedaan hebt, is het toch wel dat.
En de schoonheid? De glazen baksteen brique de verts
En de situatie nu?
CK
Ik dacht een jaar of drie geleden, we zijn er, ik zag Paul Robbrecht en Hilde
die u ontwierp in 1995? Esthetisch,
Daem, M.-José Van Hee, ik zag Stéphane Beel, maar alleen Stéphane Beel is grote
nuchter, weer die aandacht voor het
opdrachten blijven binnenhalen. Anderzijds hebben we nu wel een Bouwmeester
materiaal?
De vraag was: decoratief glas. Doe iets met glas. Ik ben architect, ik bouw
en worden er bijvoorbeeld een hoop nieuwe gemeentehuizen gebouwd. Er beweegt
en met wat bouw ik, een baksteen. Een glazen baksteen: Verre is glas, glas is groen,
CK
dus wel iets. Intussen moeten we wel praten over een jongere generatie. De Open
groen is vert. Woordspeling à la Serge Gainsbourg. Dat heeft niks met esthetiek
Oproep die de Vlaamse Bouwmeester organiseert, bijvoorbeeld, geeft kansen aan
maken. En natuurlijk is het een leuk idee om er ooit een heel gebouw mee neer te
een jongere generatie, maar de oudere generatie moet die nu links laten liggen. In
zetten. Maar dat zou veel te zwaar en te duur zijn.
1991 hebben we 10 architecten op de Biënnale van Venetië internationaal kunnen
U bent niet de enige in Vlaanderen
promoten, dat is niet niks. Maar sindsdien hebben we zo een internationale push niet
met zoveel aandacht voor materialen.
meer gehad. We hadden er vandaag internationaal allang moeten staan.
Robbrecht en Daem of Marie-José Van Hee bijvoorbeeld hebben dat
Lars Kwakkenbos & Véronique Boone, ‘Stiekem mooi’, vertaling ‘Secretly Beautiful’,
ook. Internationaal gezien lijkt dit heel typisch voor ons.
A10, september 2006 CK
Bij José zit dat anders. Zij gebruikt voornamelijk dezelfde materialen. Terwijl
wij meer zoeken naar verschillende materialen.
AVEC
CK
RAYMOND BALAU
Actif depuis le milieu des années soixante-dix, Christian Kieckens a ancré le développement de son architecture dans un champ culturel où se profile clairement un combat pour l’architecture de création et pour une interférence exigeante avec le monde de l’art. Ayant longtemps contribué au rayonnement des architectes flamands hors de Belgique — beaucoup lui sont redevables —, il se consacre désormais à ses projets devenus plus importants. Infatigable visiteur, enseignant du projet, passionné d’architecture baroque, auteur de textes de réflexion, gratifié de nombreux prix, Christian Kieckens diffuse régulièrement le fruit de son travail au travers d’expositions et de publications. Il conçoit sa pratique de manière très large, de l’objet au projet urbain, en passant par le meuble, la scénographie d’exposition et la spéculation sur le paysage. Ce qu’il construit s’inscrit dans un panorama conceptuel nourri par l’architecture qu’il apprécie — un intérêt soutenu pour la production la plus avancée en Suisse alémanique — et par ses affinités électives (et actives) avec des artistes qu’il associe à ses projets. Pour cerner son propos, il suffit de renvoyer au titre de son dernier livre : Chercher – Penser – Construire (Zoeken – Denken – Bouwen en néerlandais, ZDB selon son code graphique personnel). Dans cet ouvrage des Éditions Ludion (2001), un synopsis détaillé recense plus de six cent références !
Un pointage rapide permet néanmoins de lire l’orientation de la démarche : projets en association avec Paul Robbrecht & Hilde Daem, Álvaro Siza Vieira ou Jürg Conzett, fascination pour le potentiel figural du système spatial de Francesco Borromini, influence de Pieter De Bruyne, production d’objets ou de meubles à dimension quasi-philosophique, mises en espace d’expositions comme à la Biennale de Venise (Architetti della Fiandra, 1991) ou régulièrement au Fresnoy, enseignement à la AA de Londres et complicités avec des artistes comme Marthe Wéry, Peter Downsbrough, David Claerbout ou Manon de Boer.
CK … SOUMIS A LA QUESTION Quel est votre premier souvenir d’architecture ?
J’avais cinq ans : la basilique de Koeckelberg (arch. A. Van huffel, 1921-1970) et la Cité moderne (arch. V. Bourgeois, 1922-25), juste à côté.
Que sont devenus vos rêves d’étudiant ? À quoi sert l’architecture ?
Je n’ai pas encore construit de tour. Construire sert à (se) protéger ; l’architecture, c’est construire de manière intelligente, en transmettant du savoir. Il y a aussi de l’architecture dans les bâtiments anonymes.
Quelle est la qualité essentielle pour un architecte ?
Pouvoir clarifier les situations. Et être le psychanalyste de ses clients.
Quel est le pire défaut chez un architecte ? Quel est le vôtre ?
N’être préoccupé que de soi. L’impatience, doublée d’une certaine fébrilité. Quand un projet est clair dans la tête, je voudrais qu’il soit déjà construit.
Quel est le pire cauchemar pour un architecte ?
Les avocats.
Penser, structurer et construire un grand espace collectif (musée, marché, …), quelque chose qui reste, avec ses qualités de structure, ses proportions, ses lumières.
Quel architecte admirez-vous le plus ?
Aujourd’hui, Peter Zumthor. Dans l’histoire, Francesco Borromini.
[Après avoir envisagé La Maison Wittgenstein à Vienne , il opte pour une autre réponse] le Panthéon à Rome.
Citez un ou plusieurs architectes que vous trouvez surfaits.
Ce ne sont pas les architectes qui sont surfaits, mais les revues qui les publient.
Une œuvre d’art a-t-elle influencé votre travail ?
La démarche de Robert Ryman. Et Serge Gainsbourg !
Quel est le dernier livre qui vous a marqué ? Et le dernier film ?
Structure as Space, de Jürg Conzett. Rien récemment. J’aime le cinéma de Peter Greenaway, de Jean-Luc Godard, de Leni Riefenstahl. Et Heimat 1.
Votre ville préférée ?
Bâle.
Le métier d’architecte est-il enviable en 2006 ?
Form is one Fonction too / The place and the
jeux sémantiques sur les mots et les choses, de Foucault à Gainsbourg, ou utiles à la conception des projets. Pour Christian Kieckens, l’architecture prend corps avec le dépassement d’un acte de bâtir maîtrisé (il insiste sur l’exigence du bien construire), rationnel mais empreint de subjectivité, assujettissant la mise en œuvre matérielle à une éthique de l’architecture dans l’espace public. La sélection qui suit ne compte aucune maison, car l’accent a été mis sur le développement récent de l’agence. Plusieurs programmes importants sont ainsi en chantier aux Pays-Bas, des ensembles de logements à Bergen op Zoom et
Quelle est l’œuvre construite que vous préférez ?
son champ d’investigation:
building / Buildingness / Topos Atopos Anatopos. À quoi s’ajoutent d’incessants de Magritte à Godard, avec traductions en schèmes graphiques directement
Quelle est la commande à laquelle vous rêvez le plus ?
Hormis ZDB, les principaux intitulés de ses manifestions publiques circonscrivent
Je me pose la question.
Maastricht, le réaménagement d’un musée à Middelburg. Raymond Balau, Chercher Penser Construire, d’A, novembre 2006
Le mot pour le mot. Le mot véhiculant l’idée et non pas l’idée véhiculant le mot. Primordial. Pas de mot, pas d’idée.
CK
VIOLAINE MEURENS
IN / FOR / TOWARDS
Quand il qualifie son architecture de baroque, CK s’aventure déjà dans les profondeurs d’une histoire linguistique multiple et mouvementée1. Choix hardi et/
ou stratégique pour déstabiliser son interlocuteur, le pousser au questionnement d’une architecture au-delà des apparences et à dépasser l’a priori d’un mot pour le redécouvrir aujourd’hui à travers le point de vue et les langues de l’architecte. CK
Serge Gainsbourg, Au pays des malices, Le temps singulier, 1980
conçoit une architecture contemporaine, baroque dans l’art de la dissimulation de sa pensée complexe, dans l’art de la confusion de l’espace et du temps, baroque dans la méthode de conception qui va de la nécessité (la sobriété) aux accents dissonants (le niveau symbolique). Pour l’écrivain Philippe Beaussant, baroque est « suffisant à faire basculer les notions, à les faire glisser, comme une sorte de pivot enharmonique où le ré bémol deviendrait do dièse sans crier gare.»2 Dès lors que la pensée exacte, « mathématique », rigoureuse n’exclut pas une démarche plus intuitive à propos de glissements sémantiques, d’une réflexion dynamique sur la langue, l’architecture devient, bien plus qu’une manipulation technique, la mise en perspective du langage comme recherche obstinée qui échappe au regard. Quand CK isole les mots, c’est pour faire acte de création. Chaque unité, reliée à la pensée sous forme de concept, d’image mentale, de thème, donne formes au projet. Ainsi chez lui, il serait réducteur de s’arrêter à un premier niveau de lecture, celui de la chose tangible ; son écriture est un accès au nombre considérable de tableaux qui recouvrent son cabinet d’amateur3, aux ressources langagières et à leurs multiples significations (cachées) qui occupent son laboratoire mental4. La tension architecturale ne se situe pas uniquement dans la confrontation de deux disciplines (une qui traiterait de la langue, l’autre des choses matérielles), mais elle se révèle, aussi et avant tout, par un entraînement à la curiosité et à l’observation, dans la conjonction, la liaison des mots, des images et des choses qui sont au cœur d’une stratégie de conception singulière.
1_PROJET DE TEXTE
Les textes appartiennent aux champs pédagogique et critique auxquels s’adonne
la cohérence de leur démarche respective, une opportunité pour élargir le champ
CK en marge de l’activité du bureau. Des projets littéraires qui entretiennent
de vision/la profondeur du champ de l’étude consacrée aux densités d’Alost.
davantage son questionnement et le développement de sa pensée, des extras à
Chacun étant capable d’apporter une lecture critique sur le champ d’investigation
travers lesquels il contribue aussi au « transfert de connaissance », de overdracht
de l’autre, un reflet nourrissant. Short Takes : « Frames » from a text in progress
van kennis, à son « accessibilité », parcours van/en toegankelijkheid par des futurs
on the work of Peter Downsbrough rend compte de l’apport enrichissant des outils
architectes. Avant d’« entrer en architecture », il faut se rendre disponible à une
et du regard extérieur de l’artiste : c’est une porte ouverte sur d’autres modes de
ouverture au monde, à tous les champs de connaissances, c’est un entraînement
réflexion, un métalangage, une occasion interdisciplinaire révélatrice.
qui demande, à tout qui pratique le métier, de garder les yeux ouverts, physiquement
CK et Peter Downsbrough utilisent le langage pour « com-prendre » la raison d’être
et intellectuellement.
des choses. Du point de vue étymologique, en néérlandais et en anglais, verstaan et understand sont plus adaptés pour relater le rapport CK/langage, car ces formes
In het parcours van/en toegankelijkheid dient niet enkel formeel gedacht te worden, het gaat ook om mentale
verbales désignent une certaine attitude du corps, comme s’il s’agissait de se
terreinen die buiten de wereld van de architectuur zelf liggen.
tenir sur les choses [« staan » et « to stand »], de s’appliquer aux objets et de les
[Dans le parcours d’accessibilité / dans le parcours et l’accessibilité, il ne suffit pas de penser de façon formelle,
mesurer à soi.
(car) il s’agit aussi de terrains intellectuels qui se trouvent, en réalité, hors du monde de l’architecture.] Le stade de la synthèse est en quelque sorte le point d’orgue de cette méthode LA QUESTION
pédagogique et du champ architecture lui-même. Choisir et mettre en œuvre les savoirs adéquats et leur interdépendance en fonction du projet ; les synthétiser
Il faut puiser dans/épuiser tous les domaines de la connaissance et transférer ce
et les concrétiser de façon à aller à l’essentiel, la clarté formelle. L’architecte doit
savoir dans le champ de l’architecture. Parce que leurs questions, essentielles,
être entraîné à tenir un discours pluriel, évolutif et critique, car l’architecture, pour
sont aussi universelles.
échapper au non-sens formel, doit transcender toute mode et toute tendance,
L’enjeu réside toujours dans l’interférence de ces notions intellectuelles (contenu)
développer sa propre force de persuasion, cette qualité intemporelle contenue
avec la réponse architectonique à venir (forme).
dans le néologisme buildingness auquel CK consacre un cours.
La culture de la curiosité et de l’observation fera apparaître les choses sous leurs différents aspects. Ainsi, si les cours de CK s’intitulent Leerstoel - littéralement
L’INDUCTION
« chaire », en français on dirait « lecture de » ou « conférence » -, c’est parce que savoir lire ce n’est pas seulement savoir reconnaître et savoir décrire (who, what,
CK opère par induction. L’enchaînement des questions qui rythment tous les textes
where, when ?), c’est aussi pénétrer la signification (why and how ?).
le démontre. Une occasion supplémentaire sur papier de confronter le particulier
A la faculté de recevoir un savoir, de « lire », se superpose la maîtrise de la
au général, le local au global, « l’envi à l’essence ». En effet, la thématique de
recherche personnelle, une vision propre pour un parcours spécifique.
la « raison d’être », le « que signifie » reste toujours l’alpha et l’oméga de son propos. Penser, c’est faire correspondre/confronter les faits atomiques (la réalité)
met een zelf ontwikkelde VISIE (...) en een eigen parcours op te bouwen
au langage cohérent théorique (les mots). L’idée permet d’organiser la matière
[à l’aide d’une VISION développée par soi-même (…) construire son propre parcours]
sensible, de lui donner une identité à travers le changement.
Les formules écrites ne sont pas économes du point d’interrogation : c’est un
Rumours est une accumulation d’observations objectives distinctes sur une réalité
signe. Déjà une sorte d’idéogramme (commun aux langues qu’il maîtrise) qui dans
qui concerne la grande hauteur bâtie. L’intitulé révèle déjà le caractère diffus du
sa forme et sa répétition concentre toute la valeur et l’infini du questionnement
thème. De l’enchaînement des constats, extraits tel quel d’articles initiaux et sans
dans le processus architectural. Dès qu’il y a question, il y a prise de conscience.
ajout de commentaire personnel, il va dégager une question à laquelle on ne peut
La prise de position Densities [Dowtown Aalst] de CK pour la ville industrielle
échapper : What is the highest situated living space on earth ?
d’Alost (exposée dans la galerie S65 à Alost en 1996) traduit en terme de réalité
[Quelle est le plus haut espace de vie sur terre ?]
la valeur fondamentale, comme autonome - puisqu’il n’y aura pas de projet - du questionnement. Tout l’enjeu de cette approche urbaine reposait sur la mémoire
CK se met rarement en scène de manière directe (pas de je), mais on perçoit son
des lieux comme domaine de connaissance indélébile, malgré tout négligée par
point de vue à travers la question - car qui d’autre que lui peut poser, formuler cette
la contemporanéité dans le cas d’Alost. Démarche forte parce qu’elle était menée
question ?
par deux hommes aux mêmes convictions de rigueur et d’exigence. L’artiste Peter Downsbrough croisait son regard avec la pensée inductive de CK. Les affinités de points de vue, la place du langage à l’avant-scène de leur discipline et des références communes (comme El Lissitzky) sont sans doute des stimulants dans
De l’exercice de la confrontation des mots découle un « tour de force » linguistique
LA CONFRONTATION ET LA FUSION
où le slash disparaît pour donner place à la création d’un concept, une forme Quels procédés linguistiques CK utilise-t-il pour rendre simultanément des
concentrée. Troisième niveau de lecture et/ou d’écriture : la fusion. CK dépasse le
rapports à la fois alternatifs et additionnés entre des concepts ? Dans un premier
niveau de l’alternative, de la distinction ou de la subordination pour aboutir au stade
temps, les rapports s’expriment de manière simple et forte, économe du point de
de la réconciliation, c’est-à-dire créer un ensemble verbal unique via un système
vue du texte : le slash [ / ] entre des substantifs [substance/surface] ou des adjectifs
de contraction de deux éléments auparavant distincts. Il atteint une nouvelle notion
[interior/exterior], entre un même concept exprimé dans deux langues différentes
composée d’un substantif et d’un adjectif qualificatif : substance / surface en
[Haus/house], entre des conjonctions de coordination et des prépositions [et/ou ;
substantial surface. Une qualité nouvelle qui, d’un point de vue architectonique,
en/of ; and/or ; van/en]. Cette liberté de lecture et d’interprétation, il la formule
devient essentielle car elle introduit de manière équivalente dans le concept bâti les
explicitement dans le texte « Festival » : l’astérisque à la suite de chaque axiome
deux « antagonistes » de l’architecture contemporaine : la structure et la surface.
renvoie à la note en bas de page *Point ou point d’interrogation selon le choix du
Variants de la dichotomie (qui coupe en deux une notion pour opposer en elle un
lecteur qui garde ainsi ouverte la réflexion.
aspect apparent et un aspect réel), les mots avec tirets ou parenthèses dissocient deux aspects différents à l’intérieur d’une notion. Il s’agit de montrer qu’ils sont l’architecture
des ellipses à double foyer. Les indications graphiques que sont les slash, tiret
contemporaine où langage et attitude sont faux. Trois scénarios sont possibles
et parenthèses, rendent possible le système d’emboîtement et de stratification,
dans cette logique de raisonnement : premier cas de figure, avoir les mots justes
sorte de dédoublement perspectif. Stratégie écrite qui participe aussi à la partie
et une architecture cohérente, c’est-à-dire conciliable avec les mots ; deuxième
visible de l’attitude. Derrière un mot est caché un autre mot, sorte de substrat, de
cas de figure, avoir les mots justes et une architecture incohérente parce que pas
mémoire du mot. Il y a à la fois infrastructure et totalité d’une notion.
En
quelques
phrases,
il
condense
tout
le
problème
de
en rapport, incompatible avec les mots - c’est le fait des charlatans ; troisième cas de figure, avoir les mots faux et une architecture fausse, et malgré tout croire à
Dé-finition, [re]localisation, re-présentation, [uit]vinden, [her]vinden, bewust-zijn, voort-durendheid, etc
ce discours ; le dernier cas de figure paraît impossible, c’est-à-dire avoir les mots faux et une architecture juste.
Ainsi, dans le cas de l’intervention à Rekem pour la construction de l’imprimerie
Ainsi, la justesse du langage ne devrait pas démentir la cohérence de l’attitude. Il
Salto (1995-1996), CK met en œuvre les notions de mémoire, d’emboîtement et
faut cultiver une écriture où « la pensée est la forme et la forme est la pensée », de
de reflet. Il conserve un bâtiment ancien, une boîte de briques, qu’il empaquète
même qu’il faut « apprendre à penser comme il faut qu’on écrive et à écrire comme
dans une nouvelle boîte de verre, laissant place à une zone technique dans l’entre-
il faut que l’on pense. ». 5
deux. The dual volume of the old building remains visible, but is transformed into
CK a mis en relief ce raisonnement logique à travers le chiasme, figure de style
a new presence. 6 La réponse architecturale fait jouer le système ambivalent de la
où les mêmes termes sont repris dans un ordre inverse, et qui rend compte de ce
présence/absence ou réfraction spatio-temporelle, ainsi que l’élément dissonant
bouleversement des valeurs.
par l’apport de béton armé pour les entrées et le bandeau métallique pour dissimuler les gaines techniques de la toiture.
Het hedendaagse bouwen vervalt, in tegenstelling tot het evenwicht van regel en uitzondering, in een verhaal waarbij regel uitzondering is geworden en uitzondering regel.
CK peut à l’inverse partir de la notion dans sa forme contractée, entière urban
[La construction contemporaine tombe, contrairement à l’équilibre de la règle et de l’exception,
dwelling et la (re)décomposer, pour en redécouvrir et en requestionner le sens
dans un scénario où la règle est devenue l’exception et l’exception la règle.]
des éléments englobés house/city. C’est dans la même idée qu’il recommande de se ré-organiser dans les étapes de l’apprentissage, the only thing that has to be
Woorden geven aanleiding tot dingen in tegenstelling tot elke actuele interpretatie waarbij
learnt now is unlearning, à cause des certitudes formalistes ambiantes. Comme
dingen aanleiding geven tot woorden.
Christo et Jeanne-Claude dont l’œuvre est de dés-emballer, après avoir emballé,
[Des mots donnent lieu à des choses en contradiction avec toutes les interprétations actuelles
pour régénérer, faire de nouveau frémir l’objet et le spectateur.
où ce sont les choses qui donnent lieu à des mots.] What are the implication or possibilities of the confrontation between « home » and « city » ? Elk gebouw is geen architectuur, elke architectuur heeft wel met bouwen te maken. [Chaque bâtiment n’est pas de l’architecture, mais chaque architecture a bien à voir avec le
Ces procédés d’écriture de dialectique et de dichotomie ne sont pas seulement le
fait de bâtir.]
fait d’une réflexion logique, mais ils reposent aussi sur une analyse de la réalité et véhiculent une vision tacite du monde.
LA DEFINITION
LA CONSISION
Dans la série d’axiomes du texte De plaats en het gebouw (The place and the
Le buildingness apparaît comme l’ultime étape ou la forme ultime de la contraction
building) les propositions sont construites, selon la logique aristotélicienne,
de l’idée. Néologisme qui révèle à la fois les capacités de créer avec le langage et
sous forme de syllogismes qui respectent des règles précises quant au nombre
ses limites. Pour transcrire en un mot la notion de « bâtir intemporel », het tijdloos
de termes utilisés ; ce qui leur donne une cohérence formelle, voire un idéal
gebouw, la seule issue de CK est le recours au matériau « langue anglaise ». Le
d’intelligibilité scientifique. Précédés de leur développement analytique, ces
mot est alors riche des deux aspects, matériel et immatériel, du terme « to build »,
axiomes sont à l’image de l’architecture de CK, contenue dans la notion de
« bouwen », construire.
présence absente : les axiomes peuvent sur-vivre de manière autonome, comme
Ce concept d’intemporalité, l’architecte le poursuit à travers différentes formes
un « lay-out par surimpression »7.
écrites. On le comprend dans la formule française dépasser le passage : le passage
Leur forme synthétique reflète la simplicité de son architecture sur fond de
étant le signe de la temporalité incarnée par les matériaux qui ont une durée de vie
complexité (le développement textuel). « Sa complexité relevait du contenu du
limitée, et le « dépasser » qui devrait être l’attitude de l’architecte/architecture, le
projet mais n’affectait pas son apparence » .
« ce à partir de quoi quelque chose commence à être »9.
8
Ces axiomes, pris individuellement, induisent presque une portée (musicale) dans leur saisie visuelle, et un rythme ternaire dans leur lecture. La partition complète
Dans le projet de bâtiment K pour la KUB10 à Tilburg (1996-1998), CK enfreint la règle
retrace, à cause de la répétition, l’effet d’une grille.
de clarté de son architecture en introduisant des éléments perturbateurs : deux
L’addition des troisièmes propositions de chaque axiome donne finalement le
grands carrés rouges qui débordent de leurs cages d’escalier et qui interviennent
catalogue des traits spécifiques de l’Architecture, soit la définition de CK. Définir
dans la dés-organisation du bâtiment, plagiant d’une certaine manière le joyeux
une notion, c’est analyser sa compréhension.
désordre des étudiants et contrecarrant la rigidité institutionnelle. Dans ses textes, CK casse l’ordonnancement naturel des phrases et des mots : le recours
Architecture means the building of a necessity and a protection.
fréquents à des langues différentes, l’usage du slash et du tiret dans des mots
Without and explicit request for the protection of, there is no reason to.
qui entraînent des lectures ambivalentes, les néologismes, la ponctuation, etc.
Architecture deals with acceptance and/or rejection.
Accents, dissonances mis en exergue parce qu’ils contrastent avec la rigueur initiale du texte et du propos.
Architecture must deal with conditions in a proper manner : the place where, the material with which and the time at which.
ZDB
« Zoeken - Denken - Bouwen », c’est le nom d’une monographie qui lui
In contrast with other disciplines, it is its conditions that give architecture its form.
est consacrée. CK place l’ensemble de son travail architectural sous le signe/
Architecture is part of the collective heritage.
sigle du langage, un premier condensé de sa pensée, un travelling verbal. Cette transformation de la langue en un système de signaux, en une forme d’abréviation incantatoire possède d’emblée une force argumentative très grande.
Architecture does not concern itself with superfluity. Every stipulation is a limitation. Architecture condenses on the basis of de-finition.
2_LES MOTS DU PROJET
Voici quelques portraits de mots, de concepts, de thèmes qui semblent éclairer à la fois l’espace et le temps de CK. Tous extraits du texte buildingness. Les deux
Architecture always gives cause for.
premières séries de six thèmes sont elles-mêmes tirées des réflexions d’Italo
A (re)location is a mental image.
Calvino et de Juhani Pallasmaa. Tableau dans le tableau et tableau du tableau.
Architecture contains within it the transformation from necessity to cause.
Vibrent en eux les harmoniques du sens premier et des sens latéraux.
Architecture is about re-presentation.
BUILDINGNESS
Without building there is no material dimension. Architecture is the essential being of building.
La légèreté / La rapidité / La justesse La visibilité / L’universalité / La durabilité La lenteur / La plasticité / La raison L’authenticité / L’idéalisation / Le silence
TEMPORALITE ETERNITE LIBERATION et IDEALISATION de l’INTELLECTUEL PENSER et AGIR de la CONSTRUCTION
Ils trouvent tous résonance dans le credo de CK :
Bibliographie
To return to the essence : creating space to answer a need, with a simplicity of expression, the poetry of the material and the logic of the construction, in buildings which find their place in a
Jacob BAAL-TESHUVA, Christo and Jeanne-Claude, Editions Taschen, 2001
collective reality.
Philippe BEAUSSANT, Vous avez dit baroque?, Babel, Editions Actes Sud, 1994
[Pour retourner à l’essence : concevoir l’espace pour répondre à un besoin, avec une simplicité
Sous la direction de M-Th CHAMPESME, C. ROBBERECHTS, F. VANHAECKE,
d’expression, la poésie du matériau et la logique de construction, dans des bâtiments qui
trouvent leur place au sein d’une réalité collective.]
Georges PEREC, Un cabinet d’amateur, Editions du Seuil, 1994
Peter Downsbrough. Position, Editions Argos, 2003
Paul WILLEMS, Lire, écrire, Editions Fata Morgana, 2005
La pesanteur I La résistance I La dissimulation I La durabilité I Le retard I La stratification
Bibliographie spécialisée
Des mots qui, dans les mains de l’architecte, sont devenus fondement et horizon de projets architecturaux : INSCRIPTION (as) history
competition project Waterloo 1989
FILLING (as) attitude RECONSTRUCTION (as) identity EXTENSION (as) building IDENTIFICATION (as) memory HAVING A VIEW (as) working method DE-FINER (as) data IMPRESSION/EXPRESSION (as) ideogram SE FORMER (as) materialization
Christian Kieckens. De plaats en het gebouw. The place and the building, de Singel, 1997 Christian Kieckens. Zoeken-Denken-Bouwen, Editions Ludion, Gent-Amsterdam, 2001
renovation Fondation pour l’Architecture, Brussels 1991 conversion of a shipyard into a room, Tielrode 1992
Articles spécialisés
extension of a rustic terraced house, Geraardsbergen 1993 police commissioner’s office, Aalst 1994
R.&m’ BALAU, « Christian Kieckens : Einraümen », in A+, n°125 décembre-janvier 1993,
Les Sitelles (82 houses), Woluwé-Saint-Pierre 1995
pp.40-43
extension to a home, Sint-Martens Latem 1995
Michel De Visscher, « Intérieur 94* : la part de Christian Kieckens », in A+, n°133 avril-mai
Sanderus, printers, Oudenaarde 1996
1995, pp.48-49
Student Center at the University of Brabant, Tilburg 1996
R.&m’ BALAU, « (*) Lay-out CK», in A+, n°133 avril-mai 1995, pp.50-53 R.&m’ BALAU, « DENSITIES (Dowtown Aalst)», in A+, n°141 août-septembre 1996, pp.65-67
Des mots qui deviennent thèmes pour des « recherches appliquées » : TO BUILD : words and/or things (alterations)
[Footnotes]
Brique de verts 1995
1
« voilà un mot qui a fait couler beaucoup plus d’encre qu’il n’en faut pour l’écrire. (…) mot
DE-FINITION : internal logic and external resonance (developments)
qui ne voulait que désigner une perle irrégulière : barrueco… » Philippe Beaussant, Vous
avez dit baroque ?, Babel pour les éditions Acte Sud, 1994, p.93 et 102
Coincidences (for Bruce Nauman) 1992
IDENTITY : the point of view as a place for thought (dissociations)
2
Philippe Beaussant, Vous avez dit baroque?, p.101
3
« un nombre considérable de tableaux, sinon tous, ne prennent leur signification véritable
Onofre (brasserie table for one person) 1990
MATERIALS : the voyage as history and geography (translations)
qu’en fonction d’œuvres antérieures qui y sont reproduites d’une manière allusive,
encryptées.(…) le principe initial des « cabinets d’amateur » fondait l’acte de peindre sur
Architetti (della fiandra), installation 1991
METHOD : furniture dimensions/urban organization (expansions)
une « dynamique réflexive » puisant ses forces dans la peinture d’autrui. »
Georges Perec, Un cabinet d’amateur, Editions du Seuil, 1994, pp.24-25
Einraümen, installation 1993
ATTITUDE : architecture within architecture (navigations)
4
Expression magrittienne
5
Paul Willems, Lire, écrire, Editions Fata Morgana, 2005, p.26
MEMORY (intersections)
6
Christian Kieckens. De plaats en het gebouw. The place and the building , Editions Ludion,
Gent-Amsterdam, 2001, p.92
Stone-Wall-Room-House-Street-Town 1993 L’art et le 7ème Art 1995
HISTORY : métaphors and/or transpositions (interpretations)
7
R.&m’ BALAU, (*) Lay-out CK, in A+ 133, avril-mai 1995, p.52
8
R.&m’ BALAU in A+ 133, p.50
SIGNATURE : “Architects must once more build landscapes” (translations)
9
R.&m’ BALAU, Christian Kieckens : Einraümen, in A+ 125, décembre-janvier 1993, p.43
10
Framework 1993 Forêt desCartes 1995 Le réalisme de CK respecte à la fois l’originalité de la démarche intellectuelle de l’esprit et l’intelligibilité foncière du réel. La connaissance est un travail infini, toujours à re-commencer, Sisyphe roulant sa pierre. Par ces mots, CK libère en quelque sorte l’intelligibilité muette du réel et lui prête sa voix. “The more you see, the less you know” [U2]
Katholieke Universiteit Brabant
SHORT TAKES: ‘FRAMES’ FROM A TEXT IN PROGRESS ON THE WORK OF PETER DOWNSBROUGH, TITLED “LIFE. LETTERS. CONTEXT.”
CK
ON
PETER DOWNSBROUGH
The intention is not to decorate life but
Since the mid-‘60s, Peter Downsbrough has created a multi-faceted body of work
to organize it.
encompassing sculpture, books, films, architectural maquettes, photographs, collages, sound pieces and, since the early ‘80s, wall pieces and room pieces that
El Lissitzky
engage viewers in an ambulatory reading of space. The restrained vocabulary used in the wall and room pieces is nearly the same as that employed in the books: straight black lines made from tape or tubular pipes, single words occasionally sliced down the middle vertically or horizontally or with the spacing of their letters opened up; volumes or surfaces left unmarked or used as supports for letters and lines. The lines can serve as the visual equivalents of the pipes, and vice-versa. There’s a porousness between the room pieces and the wall pieces, the books and the photographs—a filtering of ideas from one form into another. 1 Downsbrough’s work questions the conditions of contemporary public and private space. His interventions employ written language and emphasize the complex operations involved in experiencing space—operations that entail both dividing and assembling the parts of the space perceived. Translating facts, at each time linking fragments in a new and different way, time and again. Words transmuted into objects acquire new meanings and function as signs in the space. Precise divisions of lines, letters and words – with obvious links to historic proportion systems such as the Golden Section or the Fibonacci-series – reveal new meanings: distances between words and/or objects or significance through the sign of the word. The work is carried by the simplicity of the words and lines and the complexity of the meanings they generate. Individual “readers” select their own intonation and absorb the work in their own way. Initially Downsbrough worked in a purely formal way in private and semi-private spaces, always extending his gallery and museum projects into the spaces of books, objects invented as carriers of language. Recently he has been involved increasingly in urban interventions, transposing his ongoing concern with the dialogue between public space and individual consciousness to the space of the city itself. Here as elsewhere over the past 30 years, Downsbrough wrests new meaning from the context of this public space, or rather, discloses content that has been ignored
or gone unnoticed. Objects such as words, whole or cut apart, and the frames,
be considered as a guide towards developing an actual meta-architectural project
broken or not, displaced or not, are silhouetted within open square or rectangular
involving architecture, city planning and art. In the book Densities (Downtown Aalst),
frames that also frame views of the urban scene beyond. Thus the word is literally
2
interpenetrated by the urban context. It is seen, read and interpreted within and
of the twentieth century lead to the reflection that the opening toward other logics is
against the background of a particular cityscape which inflects the word’s meaning
desirable and maybe indispensable. This said, instigating an artist’s intervention a
as it, in its turn, addresses/annotates the environment in which it is immersed. This
posteriori is one thing; the pre-requisition of a critical look, even before engaging in
conceptual aggregate gives rise to new views that demand attention.
the logistics of the project, is another thing. Without concessions, Downsbrough’s
Raymond Balau writes: The haphazardness of the urban policies of the second part
work reveals that which happens from architecture as discipline, and that by which ROLES / ARCHITECTONICS
Of the 50 books that Downsbrough has published in over 30 years, the one that
it is overlapped; he also shows to what extent the urban world is made of these
most fascinates the architect is ROLES / ARCHITECTONICS (Internationaal Centrum
peripheral, terribly peremptory proliferations, and hence reveals the restraints of
voor Structuuranalyse en Constructivisme, Brussels, 1983). It contains a text by
architectural habits. The work on the urban theme is not uniquely an aspect of his
Downsbrough interspersed with quotes by the writers A. Choisy, Alois Hirt, Andrzej
preoccupations. On the contrary, it is a conduct that crisscrosses the essence of his
Turowski and Paul Scheerbarts, and with photographs and montages by the artist.
production with an architectonic character, from the books to the projects for public
This book is remarkable not only for being the first one that Downsbrough published
spaces, by declaring context the essential question. …. The connections between
in Belgium but also because the text was originally presented as a conference
levels of significances, as between reference regions, give a disenclosed resonance
and especially as it concerns a series of reflections which go beyond the purely
to the underlying themes of his numerous sketches to the projects he distills from
architectural. The interplay between word and image, between language and (in)sight
them. The genius loci in this part of Aalst, is not understandable without a very open
plays the role of the architectonic, here.
perception of its spatio-temporal densities: Aalst is both the historical city of the book as well a support city of modern industry. This composite memory invokes the
DENSITIES [DOWNTOWN AALST]
Like so many provincial towns which in recent times have transformed their historic
capacity of deciphering these diverse inscriptions, before any position is taken, for
hearts to satisfy current interests, Aalst tends to disregard its origins. A case in point:
instance within the limits of zoning regulations.
Amylum, an industrial glucose manufacturer that occupies a site between a filled-in bend in the Dender River and the river’s canalized segment. Over time, awareness of
AND / MAAR, OP
“As a sound, the letter is a function of time, as a representation it is a function of
and opposition to the factory’s problematical presence in the town center has grown,
AND / POUR, ET
space.“ (El Lissitzky).
and this against the dramatic and familiar leitmotif of demolishing built heritage that
Commissioned by the City of Brussels and realized in 2003, Downsbrough’s two-
no longer serves or pleases.
part piece bracketing Boulevard Emile Jacqmain frames the artifacts along that
Architecture deals with accepting and/or rejecting (in the attitude and thoughts:
urban span, most of which are recent buildings pretending to be architecture. This
a state of doing and making ) as well as with considering conditions – the place
is a perspectival work in which seeing is linked with understanding and the second
where, the material used and the time when. It densifies and is consequential.
dimension is linked to the third.
Thus, architecture is distinguished from mere building and transforms necessity to
This is exactly what this work is about: uniting essential things. Urban sounds are
occasion.
reflected in the letters, in the frames and the words, whether split or not. Reading
It follows that the authenticity of the industrial image—Amylum’s included—
the words, we read the surroundings for clues to their meanings, scrutinizing the
countermands esthetic purification. Along with the rest of the town’s industrial
buildings, traffic, people—all of the urban fabric that comes within the visual scope of
legacy, which dates back to the early days of printing, it is a part of the local
the piece. A liberating force in the context of a twisted urban context, Downsbrough’s
collective memory.
work points to content where none was noticed or thought to exist.
The significance of this contested place is questioned in Downsbrough’s work “Here.” Moreover, “here”—Aalst and its essence— is considered not only as abstract
OCCUPIED
The title of Downsbrough’s film Occupied contains a key to understanding the work
subject but also as concrete place. The gallery space in which the piece was shown
itself. The word “occupied” is defined as “engaged,” “a place that is taken” and
belongs to the town’s industrial heritage and served as a veritable embodiment of
“inhabited.” This three-pronged single word fits in numerically with the film’s trio of
the exhibition’s theme.
plan developments and levels of mental research. First, there is the direct meaning:
Densifying as a principle of architecture was demonstrated in a dual way. Whereas
the static formal character of the proximity of the image itself: the frame in which the
the artist Downsbrough employs his hybrid language of text and image to examine
subject appears : entre parenthèses / SET.
and elucidate the city’s raison d’être, the architect questions the sense of the abrupt
Next, there is the second layer, comprising the photographic/filmic aspect versus the
stop of each city fragment which is loaded with a certain collectivity and that is
mobility of the image: going thuds from still to moving. This movement manifests
paired with a notion of personal acceptance and/or rejection of the present densities
itself through a series of unfolding split images which undo this inherently static
of the contemporary industrial heritage.
character: in addition to the symmetric plan – designated as the classic lay out by architectural history -, and the vertical symmetry – translated by exposures and made
Downsbrough’s room piece in Aalst’s Gallery S 65 (1996) presents a position that can
visible in reflecting images – the unfolding mainly occurs in depth. And here lies the
essence of Downsbrough’s work: the direct distance between the very subject and
traffic. Contrasting with the compactness of the trains are fleets of trucks shot in
seeing this subject / HERE, AND.
Las Vegas. The busy traffic positions itself against the meaninglessness and the
Yet it is especially the third meaning which moves as an underlying layer throughout
emptiness of the landscape.
the entire film: the reflective contextual character of the place of occurrence and the
In FROM [TO] (2003) there are rows and rows of trucks moving as a landscape-like
cognitive which can be observed and stored : TO CONTAIN / AS.
wall on the right lane of a highway with the necessary slowness. In an interview with
And, no less than these three levels of readings, a role has been assigned to the
Sarah McFadden,3 Downsbrough tells about this particular video:
texts, the three voices and the three visual rhythms which each coincide at specific
That film is very much about the passing of time, but it’s also the journey “From/To”,
moments, and which only then reveal the essential actual theme in this work, and
and the traffic and merchandise moving by truck. It all came about from driving on
that is that the meanings of the words haven’t been assigned.
the highway between Lille and Ghent, and encountering those solid walls of trucks
Considering all this, “OCCUPIED” deals with the ultimate of a neutral empty space,
where the road narrows to two lanes. Of course it’s ultimately boring to film just that,
Brussels’ Administrative Center, an urban non-place occupied by a significant
so I shot part of it in a container park and located some other truck situations: Volvo
massive emptiness, in which modernist-inspired buildings form a reflective frame
cabs parked in neat rows for the weekend before going out again. Movement and the
for a space which once formally occupied a part of the city, but which here has been
passage of time.
transformed (by the film into the mind) into a thought pattern which each user leaves
… It’s about the economy -- its structure, organization and architectonics. I’m
behind as s/he confronts her/his own consciousness.
working on a trilogy based loosely around architecture, transportation, highways and the movement of goods. Railroads, the highway system, shopping areas,
HERE / AND, AND
Even if they share the same title, these two room pieces in private settings generate
administration buildings ...
HERE / AND, AND
a totally different use. The first piece (2001) encompasses the entire space of an
It’s a necessary situation, that flow. Without it, what would we do? How to get those
(Two room pieces)
apartment with a view to the horizon line of the sea. The interior contains a number of
materials distributed without disrupting the planet that we’re trying to inhabit? Man
sliding walls and for this reason the space is variable and the piece itself participates
is a peculiar animal. He can’t live off the land without building a house. Most types
in its changing character. Moving the walls causes lines to split, words to find their
of animals group together, but man does so even more, in cities. The city to him is
meanings in the adjacent space, and supplementary spaces in between to become
much more natural than the forest. There’s nothing unnatural about cities. I don’t live
available. This interior, designed by Claire Bataille and Paul Ibens, is, in fact, a
in agrarian nature, I live in 21st -century urban nature. I think we have to stop saying
piece of general architecture in which main spaces and pocket spaces are linked
that it’s not natural. The nature of that nature has to be articulated -- we can’t refuse
to one another. It is the old principle of a space that serves and is being served.
it out of hand.
Downsbrough takes advantage of this situation by using specific relationships to
As to how cities are configured and governed, why and by whom -- we have to
give the walls as planes and the space in its third dimension a different system than
recognize it and talk about it openly.
simply intervening on the surface. Because of the piece, all verbs relating to the interior, such as “to sit,” for instance, are assigned their own “place”: HERE.
And thus the place of the event tells about a non-place. Therefore, Peter
A second room piece (2001) is situated in the back room of an apartment on the
Downsbrough’s work can be called atopic: it can be placed but not seized in a
eighth floor with an urban view. Here, the space -- an average room with a window
determined fixed place, it always relates to a specific architectural context and is
and a door -- has been taken for the work in its totality. Splitting the word HERE
linked with the social circumstances of the “place,” always at a distance, as an act
between the glass door and window leads to a double relationship: looking outside
both away and dispersed as well as close and connected. Brussels, New York, Lille
from inside, the city is taken into the HERE as an event, while light and sun project
in one mutual contextual occurrence/ event, in which the satisfaction of possession
its shadow towards the room’s interior. Here the room is important: the inhabitant
is manifested in the very work through non-possession. Art as a sign of meaning.
is literally in the middle of the work and participates integrally. Lines with tape, letters and a metal pipe are, here, too, part of the work, thus questioning the basic
(ed. Sarah McFadden)
dimensions and proportions of the room as a standard container for living. The works raise questions not only about form and meaning, but also about about
The title is a reworking of the title of Sophie Lissitzky-Küppers “LIFE. LETTERS. TEXTS.”
the ownership of art. While the concept of these pieces remains the artist’s property,
on the occasion of a discussion about the work of El Lissitzky.
Here can’t actually be possessed or “collected,” only experienced and lived with. Unlike a painting one can take along or a book that goes in any library, it is a
ENDNOTES
specifically conceived piece that can be adapted to another space.
1
Sarah McFadden, from an interview with Peter Downsbrough commissioned by FRAC
Bourgogne for the catalogue 1:1 x temps, quantités, proportions et fuites, Dijon, 2004,
AS] THEN
Recently, Downsbrough has been making videos in which he articulates the world
excerpts of which have been published in Espace de Libertés, nr 319, Brussels University
FROM [TO]
of the movements between several cities. AS] THEN (2003) is about a site wedged
(ULB) , 2004.
between Brussels’ South Station and the future Arts Center Wielemans-Ceuppens.
2
Raymond Balau, Densities, Imschoot, uitgevers, Ghent, 1996.
Moving trains alternate with views of the intersection below, with its busy vehicular
3
Peter Downsbrough in conversation with Sarah McFadden, loc. cit.
CK
EN
WILLY DE SAUTER
De White-out Studio in Knokke liet zich recent nog opmerken met een uiterst geslaagd tweeluik van de Nederlander Niek Kemps. De kunstruimte viel weliswaar uit de Vlaamse subsidieboot maar blijft op kruissnelheid met puntgave projecten. Momenteel loopt een tentoonstelling van Willy De Sauter, die gevat reageerde op de ruimtemijke ingrepen van Christian Kieckens, een van onze rigoureuste architecten. Kieckens veranderde de problematische White-Out-vitrineruimte (DM 27/1/2005) grondig van uitzicht. Hij hertekende die, niet met maquettes of nauwelijks verstaanbare technische tekeningen, hij trok gewoon (amper) twee nieuwe muren op. De balie verdween achter zo’n wand. De andere muur maakt nu een verbinding in de ietwat verloren ruimte tussen twee betonnen zuilen. Op die manier wordt die intiemer. Artistiek leider Freddy Van Parijs kan zo voortaan gemakkelijker sterkere accrochages bedenken. De Sauters oeuvre krijgt de laatste tijd heel veel aandacht. Subtiel en tactiel becommentarieert hij daarin de begrippen architectuur, ruimte en plaats. Deze kunstenaar is een purist. Met engelengeduld maakt hij geo-abstract werk waarin hij bijvoorbeeld krijtlaag na krijtlaag afschuurt tot er slechts grenzelose schoonheid rest. In Knokke schittert hij vooral met drie muur- en vloertekeningen, als het ware herinneringen van de stukken lege ruimte die Kieckens opvulde met muur. De kleur van de muurvlakken contrasteert lichtjes met de witte omgeving, hun textuur is een streling voor het oog, wisselend naargelang je standpunt en de lichtinval. Tegelijk maakt De Sauter arbeidsintensieve beeldvlakken te realiseren met een haast poëtische kracht. Tegen de centrale buitenmuur plaatste hij ook talrijke perfect afgewerkte volumes uit vederlicht isolatiemateriaal. De vormen zijn allemaal heel letterlijk uit het leven gegrepen: ze zijn de strakke afgeleide van kastjes, een cd-rekje of een ijskast. Die zien er echter eerder uit als modellen van een futuristische omgeving. En vanaf het trottoir is de expo eigenlijk altijd open. Zo is ze ook een loeiharde kritiek op de walgelijke architectuur van het mondaine, peperdure Knokke. Luk Lambrecht, ‘IJskast voor de toekomst’, De Morgen, 10 februari 2005
CK
MET
JAN MOT
Toen ik je contacteerde met het verzoek de
gevel van de nieuwe galerieruimte te ontwerpen, confronteerde ik je met het volgende probleem: in
de nieuwe situatie moest er iets gevonden worden dat vergelijkbaar was met de gang tussen de straat en de oude galerie, een bufferzone, opdat je niet meteen met de deur in huis zou vallen. Tegelijkertijd wou ik zoveel mogelijk natuurlijk licht in de galerie. Kan je kort reconstrueren hoe we tewerk zijn gegaan?
CK
Voor zover ik me nog herinner zijn er een paar ideeën
geformuleerd waarbij steeds een zone van ongeveer iets meer dan één meter afstand werd uitgewerkt, maar in het begin lag dat voornamelijk in het gebied, of in de ruimte van de galerie zelf. Voor mij was een directe toegang evenmin wenselijk. In alle geval, het lag voor de hand dat er een “zone” van enkele seconden diende te worden geschapen. Die zone wou ik uitwerken samen met een asymmetrische blik, zowel van binnen als van buiten. Maar het is me nooit te doen is geweest om een esthetische gevel te maken. De schetsen die ik tijdens onze eerste gesprekken maakte, toonden één of twee muurtjes in de galerieruimte, en een inkomdeur die geen directe toegang gaf en waardoor de galeriebezoeker een soort “bocht” moest maken... Om met architecturale termen te zeggen: een “approach”, een tussengebied, een “in-between space” ... Maar zoals je zelf ook al zei, die muurtjes waren langs de ene kant goed omdat ze de ruimte afsloten, maar hadden het nadeel dat ze vrij veel licht zouden weggenomen hebben. Dus werd er weer een probleem gecreëerd door een oplossing te geven ... Dus was het duidelijk: zoveel mogelijk licht, zoveel mogelijk mogelijkheden en zo weinig mogelijk iets doen... Vandaar die grote “vitrine” en die verplaatsing van die vitrine naar binnen toe. Hoewel we eerst ook gesproken hebben over het opofferen van die anderhalve meter als tentoonstellingsruimte, maar daar kwamen we toch sowieso al op uit.
Het klopt dat het resultaat van al onze
Ik heb je destijds niet verzocht om de
discussies is dat de gevel een enorme vitrine is
gevel zo te ontwerpen dat de ruimte meteen als
geworden en de galerie een kijkdoos, weliswaar
een galerieruimte herkend kon worden. Maar ik ben
met die ene ruime meter bufferzone ertussen, maar
wel benieuwd in hoeverre je zelf ontwerpt vanuit
toch precies dat wat ik aanvankelijk niet wilde.
typologieën. Is dat belangrijk voor je?
Het was simpelweg de meest logische oplossing
CK
In principe wel, maar hier wou ik duidelijk af van de gekende
stereotypische beelden van een galeriegevel zoals het grote glas, de
als je niet op natuurlijk licht wilt besparen. Ik
ondoorzichtbare deur of de garagepoort. Wat me meer interesseerde
was in het begin zeer begaan met de condities
was hoe de ruimte via dit verticale, open vlak een interactie kon geven
waaronder een bezoeker de galerie bezoekt, ik
met de stad, met het stedelijk gebeuren zoals je dat ook hebt met cafés
wou graag zijn intimiteit garanderen, kijken zonder
en bars. Om die reden vond ik het noodzakelijk om een “afstandelijk”,
gezien te worden, en ik wou dat zijn concentratie
“neutraal” beeld te geven, iets waar je dus alle kanten mee op kan en dat
niet te veel gestoord zou worden door dingen
geen direct stigma geeft naar een zogenaamde “moderne” oplossing,
die op straat gebeuren. Ondertussen heb ik me
maar eerder iets dat er is alsof het er altijd al is geweest. Zo kon voor mij
meer dan verzoend met die open gevel: ik heb
de ruimte op zich interessant worden, door wat er zich in die ruimte zou
niet het gevoel dat de concentratie erg onder die
gaan afspelen en doordat iedereen op zijn eigen manier met die ruimte
gevel te lijden heeft, en het gevoel van intimiteit is
zou omgaan, zonder dat die gevel enige aandacht zou gaan opeisen. De
vervangen door een nieuw element van ‘staging’,
verdeling in gelijke stukken is louter van pragmatische aard, een maat die
iets wat in de tentoonstelling van Tino Sehgal,
net voldoende is om ook als deur te functioneren en een horizontale lijn
maar ook van Dora Garcia, sterk naar boven kwam.
om een soort van afbakening te geven tegenover tussen stad en interieur ... in feite een soort “spel”, belangeloos, fragiel maar wel betekenisvol.
Ik zie de tentoonstellingen nu meer in relatie tot
wat er zich buiten afspeelt en omgekeerd wordt er
Om budgettaire redenen is de gevel
ook, en voor het eerst, gereageerd van buitenaf.
in glas en hout opgetrokken en niet in glas en
Je grandioze idee om in de gevel een horizont te
metaal. Het resultaat is een gevel die er mogelijk
laten lopen had als voordeel dat ik de helft ervan
minder modern uit ziet maar het voordeel is dat
op een logische manier met filters kan afdekken
hij in ieder geval veel flexibeler is wat betreft de
en zo belichting en doorzichtigheid aangepast
kleurtoepassing. In het kader van ‘The gallery
konden worden. Maar tot nu toe heeft geen enkele
show’ heb ik aan Joe Scanlan gevraagd om een
kunstenaar dat nodig geacht.
CK
Nee, da’s juist, ik sta daar ook van versteld. Maar goed, je
nieuwe kleur te bedenken, ter vervanging van het
bedenkt iets en je levert het af en vanaf dan wordt het “ingenomen” door
neutrale grijs waarin het nu is geschilderd.
CK
Het probleem met een niet-natuurkleurig aluminiumprofiel is dat
de gebruiker, of bezoeker, of toeschouwer. Los daarvan, die horizontale
het op voorhand gemoffeld wordt en dat bijgevolg de kleur vastgelegd
lijn kwam er dan misschien ook weer om net een scheiding, een
is voor lange tijd. Hout heeft inderdaad het voordeel dat er verschillende
onderbreking te geven. Je ziet een gans beeld van binnen naar buiten en
opties mogelijk zijn en blijven. Het neutrale grijs heeft meer te maken met
omgekeerd, en toch is er één lijn die je enigszins belemmert maar waar
onopzichtigheid om de ruimte meer te laten spreken. Een kleurtoepassing
je niet door gestoord wordt. Maar boeiender voor mij was het verhaal van
gaat een eigen autonomie opeisen, het bezit een eigen “laag”, het laat de
de kleur van het raamwerk aan de binnenkant: wit of grijs! Wit betekende
dingen op een andere manier werken of functioneren, iets waar ik voor
dat de galerieruimte als één geheel afgesloten werd, grijs leidde ertoe dat
mezelf ook vanuit een andere invalshoek zou over redeneren. In feite gaat
het raam ten opzichte van het buitenbeeld meer verdween. Ik denk dat
het hier ook over een verschillende houding om met architectuur of om
ook hierin dus opnieuw verschillende opties mogelijk zijn. En da’s nu het
met kunst om te gaan. Elke supplementaire inbreng aan de architectuur
boeiendste aan die ganse ruimte, inclusief die 1,20 meter afstand en dat
moet ook een bijkomende inhoud geven, anders zou er sprake kunnen
raam: het gaat over “over-leven”, mogelijks telkens anders. Het wordt
zijn van overbodigheid, of zelfs van een zekere gratuitheid ... Tot nu
een soort herkenningsbeeld, hoe simpel het ook is. Trouwens, wat in de
toe heb ik hier steeds als architect geredeneerd maar voor mij is het
ruimte, of jouw ruimte, te zien is, is belangrijk, niet dat frame en zeker
nu duidelijk dat die rol “voorbij” is, in die zin dat het gebouw aan de
niet ik als architect. Daarom ook die betrachting om een afstandelijk
gebruiker is overgedragen, anderen hebben het in bezit genomen. Ik heb
beeld te creëren, iets dat zo lang mogelijk overeind blijft, steeds her-
geen probleem met een supplementaire laag, als die er enige betekenis
interpreteerbaar.
aan toevoegt, iets in vraag stelt, of een eigen verhaal geeft. Op die wijze is het werk van de architect een soort sokkel, zij het hier een verticale wand, een dorpel en een afstand van 1,20 meter.
CK
IN
LE FRESNOY
PROJECTIONS, LES TRANSPORTS DE L’IMAGE
LUMIERES DU TEMPS / THIERRY KUNTZEL
1998 Dominique Païni, commissaire
#/523)6% /5%34 '2!.$% .%&
2006 Raymond Bellour, commissaire
2!-0%
#7 VENISES
!4%,)%2 $%3 -!15%44%3
BANC
(C) #9
ECRAN
(C) #7
(C) #10
#9 DESSERTE (4.50 x 6.00)
#10 TOMBEAUX ECRAN
H.S.L. 3.00
(C) #6
PORTE
CABINE TECHNIQUE
(C) #12
#12 THE WAVES
BANC
#4 NOSTOS 3
(C) #5
(11.25 x 6.00)
BANC
#5 TU
(17.25 x 9.00)
(C) #4
#3 NOSTOS 2 (4.13 x 6.00)
MARCHES
'2!.$% .%& #11 EDGAR POE
BANC
0%4)4% .%&
#/523)6% 35$ '2!.$% .%&
#/523)6% 0%4)4% .%&
0%4)4% 3!,,% $% 02/*%#4)/.
PANORAMA 7
Patrick Bokanowski, Jozef Robakowski, Henri Foucault
VOICES / LA VOIX
LONDRES/BOMBAY / PATRICK KEILLER
2000 Pascale Pronnier, commissaire
(24.75 x 4.50)
Pierre Huyghe, Judith Barry, Moniek Toebosch,
HISTOIRES ANIMEES
#13 W (C) #14
Janet Cardiff, Georges Bures Miller, Sarkis,
Kristin Oppenheim
BANC
ENTREE DE L'EXPOSITION
CABINE TECHNIQUE
(ALL
3!,,% !##%3
(C) #2
&/9%2
3!,,% !##%3
PORTE
LOCAL TECHNIQUE
#1 UNE LETTRE
!CCUEIL
!##%3 !5 #).%-!
(!,, 05",)# !##%3 $%05)3
#AFÏTÏRIA
!CCÒS
"!2
THIERRY KUNTZEL / EXPOSITION LE FRESNOY, RUE DU FRESNOY 22, FR-57002 TOURCOING
#(2)34)!. +)%#+%.3
Marta Gili, Neus Miro, commissaires
FABLES DU LIEU
& Paul Kaesar, Kota Ezawa, William Kentridge, Cristina Lucas,
Cecilia Lundqvist, Hans Op de Beeck, Sven Pahlsson,
2001 Georges Didi-Huberman, commissaire
James Turell, Claudio Parmiggiani, Pascal Convert,
'2!.$% '!,%2)%
7#
2007 Antonio Juan Alvarez, Laurence Dreyfus,
Carlos Amorales, Lars Arrhenius, Benoit Broisat, Shelly Eshkar
4)42% (4.13 x 6.00)
2006 Pascale Pronnier, commissaire
(C) #13
(C) #3
#2 NOSTOS 1
2006 Philippe Dagen, commissaire
Gary Hill, Jochen Gerz, Vito Acconci, Yugi Oshima,
!4%,)%2
#/523)6% ./2$ '2!.$% .%&
(5.25 x 6.00)
BANC
(4.50 x 12.00)
#6 TIME SMOKING
Bill Seamen, Anne-Marie Jugnet, Jean-Pierre Bertrand,
RIDEAU
RIDEAU
(9.00 x 7.50)
3%#/523 )335%
%$2!-0%
Atom Egoyan, Alain Fleischer, Michael Snow, #8 RETOUR
(C) #8
!2#()4%#43
"6"!
15!) $5 #/--%2#% " "258%,,%3 INFO CHRISTIANKIECKENSBE TEL
PROJET
PLAN D'AMENAGEMENT RDC: PN / GN
%#(%,,%
01
01
4+&
Arthur De Pins, Miguel Soares, Magnus Wallin, e.a.
Giuseppe Pennone, Hantaï
PANORAMA 8
$EZE TEKENING BLIJFT EIGENDOM VAN #HRISTIAN +IECKENS !RCHITECTS "6"! .IETS VAN DEZE TEKENING MAG WORDEN GEKOPIEERD VERMENIGVULDIGD OF UITGEVOERD ZONDER SCHRIFTELIJKE TOESTEMMING VAN DE VERANTWOORDELIJKE ARCHITECT
SANS COMMUNE MESURE EXPOSITION “LUMIERES DU TEMPS / THIERRY KUNTZEL”, 2006
2002 Régis Durand, commissaire
Gary Hill, Robert Filliou, Pierre Giner, William Klein, Patrick Corrillon, Chris Marker, Valérie Merjen, Peter Rose
2007 Dominique Païni, commissaire
#/523)6% /5%34 '2!.$% .%&
INSTALLATIONS PANORAMA 7
PHILIPPE DAGEN
3 2!-0%
COMMISSAIRE
)335% $% 3%#/523
SORTIE DE SECOURS
2!-0%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
N1
22 23 24 25 26 27
EXT
28
!4%,)%2 $%3 -!15%44%3
10
LB
GS #!24%,
#!24%,
OP #!24%,
9
11 (3,
TOILES ARENA
(3,
SORTIE DE SECOURS
EV
12
8
AG
#!24%,
#!24%,
#/523)6% 35$ '2!.$% .%&
#/523)6% 0%4)4% .%&
KH
TB #/523)6% ./2$ '2!.$% .%&
7
(3,
#!24%,
I
NR
REZ
I NOM
BE BRUNO ELISABETH
KH KURT HENTSCHLEGER
CP CYPRIEN DEDEURWAERDER
BR BERTRAND RIGAUX
EM ERIC MUTEL
LB LOIC BONTEMS
TB TORSTEN BRUCH
EV EMMANUEL VA NTILLARD
GS GUILLAUME SEGUR
LB LESLIE BLOQUERT
OP OLIVIER PERRIQUET
AG AURELIE GARON
AM ALEJANDRO MONCADA
BG BENJAMIN GOULON
CH CELINE HUYGHEBAERT
TN TAMI NOTSANI
CI CATHERINE IKAM
JT JULIEN TARRIDE
AF ANTONIA FRITCHE
HB HAKEEM B
ZI ZOE INCH
FR FRANCOIS ROUAN
AP ALTINA Ï PETROVICH
JB JOHAN BERARD EA EMILIE AUSSEL
CC CLEA COUDSI
PP PAOLO PACHINI
FG FABIEN GIRAUD
BG
LB
#!24%,
14
6
AM
'2!.$% .%&
#!24%,
13
#!24%,
(3,
#!24%,
17
2
MARCHES SUPPLEMENTAIRES
#!24%,
34/#+ -!4%2)%,
EM
0%4)4% .%&
#!24%,
BR
5
21
#!24%,
4
#!24%,
ZI
CI
15
CH
(3, #!24%, #!24%, 02/'2!--!4)/.
#!24%,
%.42%% 3!,,% $% 02/*%#4)/.
%.42%% 3!,,% $% 02/*%#4)/.
0%4)4% 3!,,% $% 02/*%#4)/.
(3,
#!24%,
!##%5),
BE
18
JT
CD
TN
3
AF
#!24%,
#!24%,
19
0,!. -%42/ %80,)#!4)& %. !$(%3)&