Certificatie en regeldruk Inventarisatie van certificatie voor ACTAL
Wolter te Riele Rachel Beerepoot Cathelijne Hermans Hessel Heins Laura Huntjens Niels Kastelein Florian Theissen 15 maart 2010
40335
Certificatie en regeldruk Inventarisatie van certificatie voor ACTAL Inhoud
Pagina
1. Inleiding 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Aanleiding Context Probleemstelling Werkwijze bij inventarisatie Leeswijzer
2. Certificatie en regeldruk nader beschreven 2.1 2.2 2.3 2.4
Een definitie van certificatie Varianten van certificatie Certificatie beschreven Regeldruk en certificatie
3. De inventarisatie 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Algemene bevindingen bij het inventariseren Bevindingen bij de definitie van certificatie Aantallen certificaten Varianten Motivaties Bevindingen certificatie en regeldruk Signalen van regeldruk
4. Verdieping 4.1 4.2 4.3 4.4
Inleiding De expertbijeenkomst De cases Samenvattend
5. Samenvatting en conclusies Bijlagen Bijlage 1: lijst met benaderde personen Bijlage 2: getalsmatig overzicht van certificatie Bijlage 3: resultaten van de inventarisatie per department
40335
1 1 1 2 3 4
5 5 7 8 13
16 16 17 18 19 25 26 28
30 30 30 32 45
48
1. Inleiding
1.1 Aanleiding Het kabinet Balkenende IV heeft Actal om advies gevraagd over (mogelijke) bronnen van regeldruk. Het verzoek van het kabinet past binnen het kabinetsbeleid dat een vermindering van (onnodige) regeldruk en administratieve lasten (AL) voor burgers, bedrijven en binnen de overheid beoogt. Certificatie is mogelijkerwijs een bron van (ervaren) regeldruk, daarom heeft Actal Berenschot verzocht nader onderzoek te doen naar certificatie in relatie tot regeldruk. Advies van Actal richt zich op wet- en regelgeving die leidt tot AL of regeldruk. Actal maakt onderscheid tussen publieke regulering en private regulering. Certificatie is van oorsprong private regulering, maar wordt in toenemende mate gekoppeld aan wet- en regelgeving. Daar waar certificatieregelingen gekoppeld zijn aan wet- en regelgeving kan certificatie als een verlengstuk van overheidsregelgeving gezien worden en een potentiële bron van regeldruk vormen. Het onderscheid tussen publieke en private certificering is echter bij een koppeling van certificatie aan regelgeving niet altijd (goed) te maken, deze koppeling kan namelijk indirect zijn. In hoofdstuk 2 wordt nader op de definitie van certificatie ingegaan. 1.2 Context Certificatie is van oorsprong een instrument uit de private sector. Het instrument wordt vooral gebruikt in sectoren waar (markt)falen een groot afbreukrisico vormt en de voordelen van certificatie opwegen tegen de kosten ervan. Bij deze zelfreguleringvariant is de certificatie van, voor en door de sector zelf zonder koppeling aan wet- of regelgeving. De overheid constateerde de afgelopen jaren dat certificatie vaak vergelijkbare zaken beoogt als overheidsregelgeving. Vanuit het streven naar minder regelgeving, meer marktwerking en meer zelfregulering werd al in 1991 besloten om certificatie in te zetten als instrument voor de naleving van wettelijke regels1. Het gebruik van certificatie om regeldruk te verminderen is de afgelopen jaren dan ook diverse malen geadviseerd. Per departement en beleidsterrein ontstonden vervolgens grote verschillen in de wijze waarop certificatie in het publieke domein werd vervlochten. Naast overwegingen over de inzet van overheidsorganen, achtte het kabinet de posities van partijen in het stelsel onvoldoende helder en onafhankelijk. Bij het ministerie van SZW werd bijvoorbeeld geconstateerd dat er overlappende verantwoordelijkheden bestonden tussen de normstellende instanties (zoals (Centrale) Colleges van Deskundigen of NEN), de private certificerende instellingen (CI‟s), de Raad van Accreditatie (RvA) en het ministerie zelf.
1
Ministerraadbesluit met betrekking tot centrale rol van de Raad voor de Certificatie op het gebied van Keuring
en Certificatie, 1991.
40335
1
Deze ontwikkelingen leidden tot het formuleren van een kabinetsstandpunt in 2003. Hiertoe deden de Universiteit van Tilburg en adviesbureau Twynstra Gudde (hierna UvT/TG) in april 2003 een globale quick scan naar publieke en private certificatieregelingen in Nederland en deden ze suggesties voor definiëring en categorisering van certificatie. In het kabinetsstandpunt uit 2003 stelde het kabinet voor het stelsel van certificatie voor publieke doeleinden aan te scherpen. 1.3 Probleemstelling Certificatie wordt als instrument dus steeds vaker door de rijksoverheid gebruikt als vervanging of aanvulling op haar eigen regelgevinginstrumentarium. Daarmee wordt de behoefte groter om inzicht te verwerven in de effecten van het inzetten van certificatie. Vanuit het perspectief van Actal leidt dit tot de volgende overkoepelende vraag voor dit onderzoek: Wat is de mate van regeldruk als gevolg van de koppeling tussen certificatie en regelgeving en bij welke vormen van koppeling is meer of minder sprake van regeldruk? Om deze vraag te beantwoorden beoogt dit onderzoek een eerste overzicht te bieden van certificatieregelingen die zijn gekoppeld aan Nederlandse regelgeving. Daartoe wordt voor zover mogelijk het feitelijk aantal koppelingen tussen regelgeving en certificatie en de regelingen waarin deze koppelingen voorkomen in kaart gebracht. Daarna volgt een inzicht in de aard en de vorm van de koppelingen, de motieven voor koppeling en de gevolgen hiervan voor regeldruk. Hiertoe zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:
In hoeveel gevallen wordt in regelgeving een koppeling gelegd met certificatie?
Op welke wijze wordt deze koppeling vorm gegeven?
Wat voor motieven liggen ten grondslag aan de koppelingen die worden gelegd tussen regelgeving en certificatie?
In welke gevallen leidt een dergelijke koppeling tot regeldruk?
Wat zijn in meer algemene zin de gevolgen van een koppeling tussen regelgeving en certificatie voor de regeldruk en is hierbij een verband te leggen met de vormgeving van de koppeling en/of de aan de koppeling ten grondslag liggende motieven?
40335
2
1.3.1 Opzet en reikwijdte van het onderzoek Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen hebben we een onderscheid gemaakt tussen „overzicht‟ en „inzicht‟. Het eerste deel van ons onderzoek heeft zich geconcentreerd op het verwerven van een overzicht van certificatieregelingen 2 die gekoppeld zijn aan wet- en regelgeving en de wijze waarop deze koppeling is vorm gegeven. Het tweede onderdeel, een verdieping aan de hand van expertsessie en casestudies geeft antwoord op de overige onderzoeksvragen. 1.4 Werkwijze bij inventarisatie 1.4.1 Wetgeving als uitgangspunt Er is geen overzicht van alle certificatieregelingen in Nederland. Het eerste onderzoek naar certificatie is het rapport van de UvT dat ten grondslag lag aan het kabinetsstandpunt 2003 en de quick scan van TG, opgesteld voor het onderzoek. Van deze quick scan bestaat slechts een conceptversie, die 80 regelingen bevat van verschillende varianten, inclusief zelfregulering. Het is „geturfd‟ op het niveau van certificaten en soms op wetsniveau. Een deel van de in het rapport genoemde wet- en regelgeving is inmiddels vervallen. Om helderheid te verkrijgen hebben wij ervoor gekozen de wet als uitgangspunt te nemen. Soms zijn in één wet (of daarvan afgeleide regelgeving) meerdere certificaten opgenomen. Voorbeeld is de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit. Bij het in kaart brengen van impliciet gekoppelde certificatie (toezichtondersteuningsvariant) is er geen wettelijke basis en moesten wij varen op de informatie van de door ons geënquêteerde beleidsmedewerkers en toezichthouders. 1.4.2 Gevolgde stappen 1. Op basis van documentonderzoek en eigen expertise hebben wij de definitie van certificatie, certificatiemodellen en de relatie met regeldruk nader omschreven. 2. Wij hebben de UvT/TG quick scan onderzocht en die regelingen in onze inventarisatie opgenomen die nog steeds bestaan en bovendien vallen binnen de hier te onderzoeken varianten (toezichtondersteuning, voorwaardelijke en onvoorwaardelijke toelating). Deze regelingen hebben wij opgenomen in een onderzoekskader. 3. Inventarisatie op basis van de AL-meting 2008. Wij hebben alle in de meting opgenomen „erkenningen‟ getoetst aan onze definitie. Alle regelingen die voldeden aan de definitie zijn opgenomen in het onderzoekskader.
2
Hiervoor is de in paragraaf 2.1 geformuleerde definitie gehanteerd.
40335
3
4. Inventarisatie op basis van scan wetgeving. In databases zoals wetten.nl hebben wij gezocht naar certificatieregelingen die niet waren opgenomen in het UvT/TG quick scan of de AL-meting 2008. Deze certificatieregelingen hebben wij eveneens opgenomen in het onderzoekskader. 5. Wij hebben in juni 2009 gesprekken gevoerd met de leden van de Interdepartementale Commissie Normalisatie en Certificatie (ICN) en de Raad voor Accreditatie (RvA). De ICN bestaat uit experts van diverse departementen inzake normalisatie en certificatie. De ICN heeft zelf informatie geleverd of ons doorverwezen. 6. Dankzij contact met Bureau Inspectieraad hebben wij ook via verschillende inspecties certificatieregelingen aan de inventarisatielijst in het onderzoekskader kunnen toevoegen, dan wel reeds opgenomen gegevens kunnen verifiëren en specificeren. 7. Via aanvullende contacten in juli 2009 met de Regiegroep Regeldruk en vertegenwoordigers van bedrijfsleven en professionals hebben wij signalen van regeldruk ontvangen. 8. In juli en augustus hebben wij een enquête uitgezet. De uitkomsten van de bovengenoemde stappen hebben wij daarbij voorgelegd aan beleidsmedewerkers van departementen (systeemkenners), inspecties en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) met het verzoek om aanvulling en wijziging. 9. In november hebben we de resultaten van onze inventarisatie voorgelegd aan een aantal experts op het gebied van certificatieregelingen. Daarnaast hebben we met hen de motieven voor certificatie en de gevolgen van certificatie voor regeldruk besproken. 10. In de maanden december, januari en februari hebben we een viertal cases van verschillende varianten van certificatie nader onderzocht aan de hand van groepsgesprekken en interviews. 1.5 Leeswijzer Deze rapportage is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de definitie van certificatie en worden de verschillende varianten beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de resultaten van de inventarisatie en een overzicht van motivaties om voor certificatie te kiezen. Hoofdstuk 4 doet verslag van de expertbijeenkomst en beschrijft de cases. In hoofdstuk 5 tenslotte worden de resultaten van dit onderzoek samengevat en worden conclusies getrokken. De bijlagen bevatten een lijst met benaderde personen (bijlage 1), een getalsmatig overzicht van certificatie (bijlage 2) en de resultaten van de inventarisatie per departement (bijlage 3).
40335
4
2. Certificatie en regeldruk nader beschreven
2.1 Een definitie van certificatie Voor het onderzoek was het allereerst nodig om de afbakening van het begrip certificatie te kiezen. Omdat Actal werkt vanuit de definitie van het kabinet (zie het Kabinetsstandpunt 2003), lag het voor de hand deze definitie te kiezen. Volgens het Kabinetsstandpunt 3 is certificatie „Het geheel van activiteiten op grond waarvan een onafhankelijke, deskundige en betrouwbare instelling vaststelt en schriftelijk kenbaar maakt dat er een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat een duidelijk omschreven object (een product, proces, systeem of de vakbekwaamheid van een persoon) voldoet aan de vooraf gestelde eisen.‟ Het kabinet onderscheidt certificatie daarbij van accreditatie: „Het geheel van activiteiten op grond waarvan een gezaghebbend lichaam vaststelt en schriftelijk kenbaar maakt dat een instelling of persoon competent is om bepaalde taken uit te voeren.‟ Uitgaande van deze definitie kan men zich de vraag stellen in hoeverre onder meer beroepsopleidingen certificaten zijn. Meerdere ministeries vermelden beroepsopleidingen onder de noemer certificaat. Zo noemt Financiën in het kader van de Wet financieel toezicht een diploma/certificaat voor juridische dienstverleners en noemt VROM een certificaat voor architecten. Ten aanzien van beroepsopleidingen kan men zeggen dat de definitie van certificatie maakt, dat stelsels waarin de vakbekwaamheid moet worden aangetoond alvorens een beroep uitgeoefend mag worden in sommige gevallen wel en in andere gevallen niet onder het stelsel van certificering vallen. Volgens de definitie is er naast andere voorwaarden sprake van certificatie indien er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen dat er bijvoorbeeld sprake is van vakbekwaamheid. Het hebben van gerechtvaardigd vertrouwen is te onderscheiden van het vaststellen dat een persoon competent is (zie ook de definitie van accreditatie). Het vaststellen veronderstelt ten minste een veel grondiger beoordeling dan gerechtvaardigd vertrouwen. Certificatie en vakbekwaamheid: NOVA en BIG Als voorbeeld van bovenstaande discussie valt te denken aan de opleiding die beginnende advocaten moeten volgen en met goed gevolg moeten afronden bij de Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA) voordat hun inschrijving als advocaat onvoorwaardelijk wordt. Dit stelsel is wettelijk verankerd in de Advocatenwet. Hierbij is er pas sprake van een onvoorwaardelijke inschrijving als advocaat, indien door middel van opleiding en examens bij de NOVA is vastgesteld dat deze persoon competent genoeg is om een beroep uit te mogen oefenen. Het gaat hier om een grondige opleiding die tussentijds en aan het einde getoetst wordt door de instelling die het diploma afgeeft. Dit gaat veel verder dan gerechtvaardigd vertrouwen, immers de NOVA stelt met deze door haar samengestelde opleiding vast dat iemand competent is. Van certificatie kan dan ook niet worden gesproken. Voor een stelsel als de BIG-registratie is dit anders. In de Wet op de beroepen in de individuele beroepen in de gezondheidszorg (BIG) is vastgelegd dat een persoon als hij/zij het diploma van een opleiding kan overleggen wordt ingeschreven in het register en een bepaalde titel (bijvoorbeeld arts, tandarts en apotheker) kan voeren.
3
Kabinetsstandpunt over het gebruik van accreditatie en certificatie in het kader van overheidsbeleid van 14 november 2003 (Kamerstukken II,2003–2004, 29 304, nr. 1).
40335
5
De instelling die het register beheert vertrouwt er daarbij op dat het feit dat iemand een dergelijke opleiding heeft voltooid, iemand voldoende competent maakt. Deze competentie wordt echter niet zelf vastgesteld, maar omdat een persoon een opleiding heeft gevolgd, mag hij de titel arts voeren. In het geval van de BIG-registratie is er zodoende wel sprake van certificatie.
In ons onderzoek is onder meer gebleken, dat in het onderzoek van de UvT/TG uit 2003 een andere afbakening is gehanteerd dan de definitie die het kabinet heeft gekozen. Daarbij komt dat voor deskundigen (onder meer bij de RvA) een certificaat slechts een vorm is van een „conformiteitsverklaring‟. „Conformiteit‟ kan immers door middel van certificaten maar ook bijvoorbeeld door rapporten worden aangetoond. Vaak wordt de term dan ook uitgebreid tot het begrip „conformiteitbeoordeling‟. Daarmee worden alle situaties bedoeld waarin een situatie wordt beoordeeld op het voldoen aan een voorafgestelde norm. Wij hanteren de „materiële definitie’ van het kabinet als uitgangspunt (onder de „formele aanduiding‟ verstaan wij het gebruik van een term in wet- en regelgeving en officiële overheidspublicaties). Dat betekent dat alle erkenningen door ons als certificatie worden aangemerkt mits zij aan deze definitie voldoen. Onder de definitie vallen daarmee niet alleen erkenningen die formeel als „certificatie‟ worden aangeduid, maar ook erkenningen met formele benamingen als „toelating‟, „conformiteitsverklaring‟, „normalisatie‟. Echter, niet alle afbakeningsproblemen worden hierdoor opgelost. Zo zijn er bijvoorbeeld de erkenningen, die materieel voldoen aan de definitie, maar formeel worden aangeduid als accreditatie, zoals het OCW-accreditatiestelsel van de NVAO. Ook veel vergunningen, ontheffingen, et cetera zullen in de praktijk aan de materiële definitie voldoen. Daarnaast zijn er erkenningen, die formeel worden aangeduid als certificaten, maar niet of niet geheel aan de definitie voldoen. Wij hanteren daarom drie uitzonderingen op de hoofdregel dat de materiële definitie leidend is. 1. Indien erkenningen formeel als accreditatie worden aangeduid is geen sprake van certificatie. Dit heeft te maken met het feit dat het kabinet nadrukkelijk onderscheid maakt tussen certificatie en accreditatie. Wij gaan er dus van uit dat indien een erkenning formeel wordt aangeduid als accreditatie, hier bewust voor is gekozen.
2. Indien erkenningen formeel met vaststaande bestuursrechtelijke termen/figuren worden aangeduid is geen sprake van certificatie. Hierbij valt te denken aan termen als “vergunning”, “ontheffing”, “goedkeuring” en “aanwijzing”. Ook hierbij gaan wij ervan uit dat bewust voor deze bestuurrechtelijke instrumenten is gekozen en dus niet voor certificatie. Let op: soms is het hebben van een certificaat wel vereist voor bijvoorbeeld het aanvragen van een vergunning. Het certificaat is dus gewoon een certificaat, maar de vergunning zelf is geen certificaat.
3. Indien een erkenning formeel wordt aangeduid als certificatie, is sprake van een certificaat. Het eventuele niet voldoen van de erkenning aan de materiële definitie doet dan dus niet ter zake. Wij gaan er dan immers van uit dat bewust is gekozen voor certificatie.
40335
6
2.2 Varianten van certificatie Het Kabinetsstandpunt onderscheidt bij certificatie drie varianten. De eerste variant is de zelfreguleringvariant, waarbij de certificatie geheel vrijwillig is en niet gekoppeld aan wet- of regelgeving. Deze variant laten wij in dit onderzoek buiten beschouwing; wij richten ons op de varianten waar deze koppeling wel bestaat:
Toezichtondersteuningsvariant. Certificatie op vrijwillige basis die door de overheid kan worden benut bij de uitvoering van haar toezicht en handhavingsbeleid in het kader van wettelijke regelingen. Hierbij is dus geen expliciete, maar een impliciete koppeling gemaakt in regelgeving, in de zin dat deze zou voorschrijven dat een instelling in bezit moet zijn van een certificaat. Die koppeling kan er wel zijn met beleidsregels van een toezichthouder die bepalen dat de houder van een certificaat wordt vrijgesteld van het aanleveren van aanvullende informatie.
Toelatingsvariant. Hierbij is certificatie uitdrukkelijk in wet- en/of regelgeving verplicht gesteld. Hierin worden twee subvarianten onderscheiden: ־
Bij de onvoorwaardelijke toelatingsvariant accepteert de overheid een certificaat als een bewijs van toelating op een markt of tot bepaalde activiteiten zonder verdere toetsing 4.
־
Bij de voorwaardelijke toelatingsvariant verkrijgt een certificaathouder toegang tot de markt of bepaalde activiteiten. De overheid voert echter nog wel toezichtactiviteiten uit om de naleving van de wettelijke voorschriften te garanderen.
Bij beide toelatingsvarianten kan sprake zijn van vrijwillige en verplichte certificatie. Bij verplichte certificatie is de aanwezigheid van een certificaat de enige geldende voorwaarde om een activiteit, dienst of prestatie te mogen verrichten. Bij vrijwillige certificatie biedt de wetgeving naast het hebben van het certificaat andere mogelijkheden om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. De toelatingsvariant komen wij bijvoorbeeld tegen bij de toelating van particuliere recherche- of beveiligingsbureaus en op het terrein van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. In het kader van arbeidsomstandigheden komen wij de voorwaardelijke toetsingsvariant tegen. Bedrijfshulpverleners bijvoorbeeld moeten gecertificeerd zijn. Echter, een bedrijf moet daarnaast ook aan andere bepalingen op basis van de Arbeidsomstandighedenwet voldoen. Hier kan de Arbeidsinspectie op toezien.
4
Dit laat onverlet dat de certificaathouder zich aan de algemene wet- en regelgeving dient te houden en
daarom nog steeds onder toezicht van de overheid valt.
40335
7
2.3 Certificatie beschreven Hiervoor is aan de orde geweest welke varianten van certificatie in dit onderzoek zijn meegenomen, allemaal onder de definitie die het kabinet voor certificatie heeft gesteld. Certificatie als begrip en werkwijze is echter hoofdzakelijk afkomstig uit het bedrijfsleven. Om die reden wordt hieronder beknopt weergegeven hoe certificatie ontstaat in de private sector en in sommige gevallen wordt geadopteerd door de overheid. Model 1: bedrijven initiëren certificatie In een sector kunnen een of meerdere bedrijven gezamenlijk belang zien in het opzetten van een certificatieprocedure. Dit kan gebeuren om zo -door middel van een externe toets- de kwaliteitszorg, de betrouwbaarheid en daarmee het imago van de branche te versterken. In dit model stellen de betreffende bedrijven vaak zelf normen en een bijbehorende procedure voor certificatie op. In extreme gevallen kan het zo zijn dat één bedrijf dit voor zichzelf doet (voorbeelden hiervan zijn te vinden in zeer specialistische of grote bedrijven, zoals in de chemische industrie). In veel gevallen gaat het om een selectie van bedrijven die gezamenlijk een belang zien in het starten van certificatie. In het plaatje hieronder is dit weergegeven. Voor de goede orde: de certificaat(houder5) is dan vaak (onderdeel van) de initiërende bedrijven.
Certificatieprocedure
Normdocument
Bedrijven/ sector neemt initiatief tot certificatie
Certificaat(houder)
Model 2: borging van de certificatie (met/zonder RvA) Een nadeel van het basismodel is het gebrek aan onafhankelijkheid. Immers, de initiërende bedrijven stellen zelf normen en procedures op waartegen getoetst wordt. Om de onafhankelijkheid beter te garanderen kent dit model een paar belangrijke verschillen met het eerste model.
5
Een certificaathouder kan bijvoorbeeld een bedrijf als geheel zijn, een individueel werkproces, een individuele
medewerker of een product
40335
8
Het eerste belangrijke verschil is, dat de certificatie in handen wordt gebracht van zogeheten certificerende instellingen. Om de competentie hiervan te borgen wordt hier veelal een accreditatieverplichting aan gekoppeld. In Nederland vervult de RvA deze rol. Deze instelling beoordeelt bijvoorbeeld zowel het managementsysteem als de technische competentie van de conformiteitverklarende instelling. Daarnaast houdt de accreditatie-instelling toezicht, om de onpartijdigheid en deskundigheid van de conformiteitverklarende instelling te garanderen.
Het tweede belangrijke verschil is dat de normstelling vaak wordt gebaseerd op meer onafhankelijke bronnen, zoals internationale normdocumenten, en bijvoorbeeld in handen wordt gebracht van een College van Deskundigen. Een dergelijk gremium stelt dan zowel voor de certificatie als de accreditatie (indien aan de orde) de normen op waartegen wordt getoetst.
Accrediterende instelling (RvA)
Betaling
Toezicht
Normdocument Certificerende Instelling
Colleges van Deskundigen EU normen
ISO normen Normdocument
…
Certificaat(houder)
In bovenstaande figuur is de model 2 situatie zichtbaar. Te zien is, aan de linkerzijde, dat de betaling en het toezicht tegengestelde richtingen volgen. Dit geeft aan dat ook in dit systeem de onafhankelijkheid van het toezicht niet volledig is. Immers, een certificerende instelling heeft belang bij het genereren van omzet, net als de RvA. Die belangen zijn niet per definitie in lijn met het uitvoeren van onafhankelijk en stevig toezicht op respectievelijk de certificaathouder en de certificerende instelling. Model 3: rol rijksoverheid - toezichtondersteunend Het toepassen van certificatie om publieke doelen te realiseren is in beginsel een aantrekkelijke optie. Zeker bij technisch gecompliceerde aangelegenheden en in zeer dynamische sectoren is het denkbaar dat een publiek belang op deze wijze beter en goedkoper wordt gewaarborgd. Het is echter geen volwaardig alternatief voor toezicht van overheidswege. Voor eventuele publieke
40335
9
benutting van certificatie is draagvlak bij ondernemers nodig. Ook hoort de overheid publieke certificatie te ondersteunen, door toe te zien op naleving en eventueel handhavend op te treden om te waarborgen dat de publieke doelen goed geregeld zijn. In voorkomende gevallen ziet de overheid een in de private sector ontstaan certificatiestelsel als welkome aanvulling op het eigen toezichtregime. De toezichthouder kan dan besluiten om in haar toezichtregime (zie het * in de navolgende figuur) rekening te houden met het al dan niet hebben van een certificaat. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de informatieplicht van bedrijven aan de toezichthouder (bij bezit certificaat hoeft minder informatie te worden opgeleverd) of de mate waarin de toezichthouder nog inspecties uitvoert. In de praktijk bestaat een certificatieregime –dat in haar werking sterk lijkt op model 2, inclusief de rol van Colleges van Deskundigen- dan naast een specifiek toezichthoudend regime van de overheid. In deze fase ontstaat een relatie met regeldruk. Als dankzij het certificaat het toezicht afneemt, kan de regeldruk afnemen of, indien het certificaat enkel de vervanging van toezicht tot doel had, verschuiven van overheid naar sector. Anderzijds kan door stapeling van toezicht de last voor de certificaathoudende ondernemer toenemen (zie uitleg bij model 4).
Model 4 Rol rijksoverheid – vervanging wet- en regelgeving De overheid kan nog verder gaan en certificatie gaan inzetten ter vervanging van (een deel) van de eigen regelgeving en eigen toezicht. In dat geval zullen departement en toezichthouder de wet- en regelgeving moeten afstemmen op de normen voor certificatie (zie ** in de figuur hieronder), die zijn opgesteld door de in model 2 geïntroduceerde Colleges van Deskundigen. Een gevolg kan zijn dat de regeldruk hierdoor afneemt, omdat certificatie, georganiseerd door experts uit de sector minder lasten zou kunnen opleveren dan controle door toezichthouders. Echter, de regeldruk kan evengoed toenemen of simpelweg verschuiven. In dit model komt het bovendien voor dat de overheid, om de kwaliteit en onafhankelijkheid van het stelsel te bevorderen, ook invloed uit wil oefenen op het functioneren van de certificerende
40335
10
instellingen en de RvA. Door deze versterkte rol van de overheid kan echter de regeldruk toenemen. Aan de CI‟s en de RvA worden dan hogere eisen gesteld dan voorheen. Dit kan leiden tot toenemende kosten voor de certificaathouders. Ook in andere aspecten schuilt het risico van regeldruk:
Stapeling van toezicht. Het departement, de toezichthouder, de RvA, en de CI‟s spelen alle een rol in het houden van toezicht en aansturing op de werking van het stelsel. Dat betekent uiteindelijk dat zij allemaal (soms incidenteel, soms structureel) ook richting individuele certificaathouders zullen gaan om toezicht te houden en te inspecteren. Voor certificaathouders bestaat het risico dat zij per jaar meerdere malen door verschillende partijen wordt bezocht. Stapeling van normen. Normen zijn vaak mede afgeleid van internationale of Europese normstelsels. In de Nederlandse context worden daar nogal eens, vanuit de vakinhoud of het departement, normen aan toegevoegd (vergelijkbaar met de „nationale koppen‟ bij regel- en wetgeving). Dit gaat ook op voor de bestuurlijke status van de CI‟s. De stapeling kan leiden tot extra kosten en toezichtlasten voor de certificaathouders. Toetsbaarheid van de normen. De rolverdeling tussen partijen verhelderen leidt ertoe dat de CI‟s op grotere afstand staan van het formuleren van de normdocumenten. Hierdoor kan de toetsbaarheid van de normen ingewikkelder worden, wat vervolgens gemakkelijk tot toenemende toezichtlasten voor de certificaathouders leidt.
40335
11
De stapeling van normen is in het volgende plaatje geïllustreerd:
Accrediterende instelling (RvA)
Incidenteel toezicht (ivm controle CI)
Toezichthouder
Toezicht op CI
Wettelijke toezichtsrol Certificaat(houder)
Incidenteel ivm toezicht op systeem Systeemtoezichthouder (Inspectie)
Certificerende Instelling
Wijst aan
Departement 7
De stapeling van toezicht is hieronder uitgetekend:
Accrediterende instelling (RvA)
Departement
Normdocument Certificerende Instelling
Systeemtoezichthouder (Inspectie)
Toezichthouder
40335
Colleges van Deskundigen
EU normen ISO normen Normdocument
…
Certificaat(houder)
12
2.4 Regeldruk en certificatie In de voorgaande paragraaf hebben wij bij de modellen waar de overheid een rol speelt kort stilgestaan bij mogelijke vormen van regeldruk die kunnen ontstaan. Het gebruik van certificatie is echter de afgelopen jaren diverse malen geadviseerd om regeldruk te verminderen, bijvoorbeeld door de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen in 2005. Ook in de plannen van de Regiegroep Regeldruk van Economische Zaken/Financiën komt het onderwerp terug. Er moet echter kritisch gekeken worden of certificering ook per saldo leidt tot een vermindering van regeldruk. In sommige gevallen kan het zo zijn dat de regeldruk daadwerkelijk afneemt, maar er door het nieuwe systeem ook nieuwe lasten (soms voor andere partijen ontstaan). In andere gevallen kan het verplaatsen van bepaalde handelingen van een organisatie naar een andere er, op grond van definities, toe leiden dat het systeem niet meer aan de overheid wordt toegerekend, terwijl er voor partijen de facto niets veranderd. De lasten blijven dan voor bedrijven gelijk. Zo wijzen ondernemers er op dat certificatie ter vermindering van de toezichtlasten niet per se een goede oplossing is. Zij wijzen erop dat het maatschappelijk belang, of het nu om bijvoorbeeld veiligheid, deugdelijkheid of hygiëne gaat, al geregeld is op andere manieren, zoals aansprakelijkheden op basis van wettelijke regels (bijvoorbeeld risicoaansprakelijkheid voor producten of opstallen). Verschuiving lasten door invoering certificatie Bij eerder onderzoek naar vergunningen en regeldruk in de evenementensector, liet de Vereniging van 6 Evenementenmakers (VVEM) weten niets te zien in certificatie . De AL van vergunningen en van toezicht zijn 7 bij evenementen hoog . Niet verwonderlijk, omdat een horecaondernemer circa één keer per jaar een inspectiebezoek krijgt en een evenementenondernemer voor ieder evenement. De VVEM pleit voor zelfregulering en verminderd toezicht. Toezicht zou kunnen verminderen door een betere afstemming door toezichthouders, gezamenlijke inspecties en systeemtoezicht. Certificatie verplicht stellen in aanvulling op of ter vervanging van inspecties wijzen zij af. VVEM wijst er op dat dit geen ontduiking van aansprakelijkheid is. Op ieder bouwwerk zit juridisch gezien aansprakelijkheid. Ook de aannemer die iets bouwt heeft zijn eigen productaansprakelijkheid. Certificering zou een lastenverschuiving zijn, van de huidige toezichtlasten naar certificatielasten voor de evenementenorganisatoren.
Ook conformiteitsbeoordelingsinstellingen kunnen bij wettelijke certificering worden geconfronteerd met informatieverplichtingen (bijvoorbeeld rapportage van accreditatie en beoordeling, of verplichte
6
Berenschot, „Vermindering regeldruk evenementen. Inventarisatie van bestaande initiatieven en
aanbevelingen voor een succesvolle aanpak‟, 31 juli 2008. De VVEM is lid van MKB-NL en is de brancheorganisatie van de organisatoren van de (grotere) publieksevenementen, in totaal ongeveer 100 bedrijven zoals Mojo, Ahoy, Heineken Music Hall, beveiligingsorganisaties e.v.a. 7
Sira, „Administratieve Lasten Gemeenten, Eindrapportage voor het onderzoek Nulmeting Administratieve
Lasten van Gemeenten‟, augustus 2004 en „Meting toezichtlasten in het domein Recreatie‟, onderzoek in opdracht van Rijksoverheid, Eenduidig Toezicht, september 2007.
40335
13
registraties). Hierbij is echter in twee opzichten de vraag naar de bestuursrechtelijke status van de instelling van belang. Of de certificerende instelling wordt zelf overheid en kan daarom regeldruk veroorzaken, of de certificerende instelling wordt geen overheid maar ondervindt dan zelf regeldruk.
De certificerende instelling wordt zelf overheid: In sommige gevallen wordt de certificerende instelling een „bestuursorgaan‟ (artikel 1:1, eerste lid Algemene wet bestuursrecht). De procedure moet dan in termen van regeldruk aan de overheid worden toegerekend. Dit kan het geval zijn omdat aan de certificering rechtsgevolgen worden gekoppeld (categorie 3). Een voorbeeld hiervan is dat men niet mag rijden in een niet-APK gekeurd voertuig. In andere gevallen heeft het al dan niet certificeren indirect rechtsgevolgen (categorie 2). Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer slechts instellingen met een bepaald keurmerk een subsidie kunnen aanvragen. De reden dat de certificerende instelling in deze gevallen de status van „bestuursorgaan‟ kan krijgen heeft te maken met bestuursrechtelijke bescherming die de aanvragende partij geniet bij besluiten van bestuursorganen (artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht). Maar dan is er dus ook snel sprake van regeldruk voor de partijen die een certificaat aanvragen. De certificerende instelling zelf kan dan geen regeldruk ondervinden omdat zij zelf overheid is. Er zijn gevallen bekend waarin bepaalde instanties zich niet bewust waren van hun status als bestuursorgaan, en de bestuursrechter oordeelde dat dit op basis van de rechtsgevolgen die voor partijen ontstaan en de wenselijkheid van de bestuursrechtelijke bescherming wel het geval was.8
De certificerende instelling is een private partij: De procedure kan regeldruk opleveren voor de certificerende instelling. Indien de certificerende instelling geen bestuursorgaan is, kunnen de wettelijke verplichtingen die op haar zelf rusten wel worden aangemerkt als regeldruk, mits zij voldoen aan de definitie. De certificerende instelling wordt geen bestuursorgaan indien er geen rechtsgevolgen zijn verbonden of gekoppeld aan het certificaat. Aanvragende partijen hebben dan dus ook niet te maken met regeldruk, omdat de door de instelling opgelegde verplichtingen niet aan de overheid worden toegerekend. Echter, indien de overheid de certificerende instelling zelf verplichtingen oplegt, kan er wel sprake zijn van regeldruk.
Tot slot zijn er ook andere punten die een rol spelen in het verband van certificatie en regeldruk:
Aangezien belanghebbende marktpartijen betrokken zijn bij de Centrale Colleges van Deskundigen, kunnen branches zelf ook een belangrijke bijdrage leveren aan de vermindering van regeldruk. Zij hebben immers zicht op de consequenties van een bepaald certificatietraject.
Indien de overheid een publiek belang via wetgeving wil borgen en certificatie daarvoor niet als instrument inzet, kan dit ook regeldruk voor de betrokkenen veroorzaken.
8
Vgl. het Silicose-arrest , Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 30 november 1995, AB 1996, 136.
40335
14
Indien een certificatie voorheen verplichte informatie (bijvoorbeeld bij het aanvragen van een vergunning) vervangt, dan leidt dat niet per definitie tot een afname in regeldruk voor de private partij. Het kan zijn dat de certificerende instelling, in het geval van verplichte certificatie, een ten minste even grote hoeveelheid informatie aan de private partij vraagt, of zelfs om meer informatie vraagt. Uiteraard kan het ook zo zijn dat de hoeveelheid informatie die wordt gevraagd afneemt.
Indien een overheidsinstantie in plaats van voorheen verplicht gestelde informatie ook een vrijwillig certificaat accepteert (bijvoorbeeld bij het aanvragen van een vergunning), is al snel sprake van impliciete koppeling. Immers de private partij die een certificaat heeft wordt vrijgesteld van het aanleveren van bepaalde informatie. Het certificaat heeft dan dus publiekrechtelijke rechtsgevolgen.
40335
15
3. De inventarisatie
Het eerste deel van het onderzoek naar certificatieregelingen en regeldruk betreft het in kaart brengen van certificatieregelingen die gekoppeld zijn aan wet- en regelgeving. Voordat we ingaan op de bevindingen uit de inventarisatie merken we op dat onderzoek naar certificatie en naar de relatie tot regeldruk een onontgonnen terrein is. Er is vrijwel geen documentatie over beschikbaar. Ook de kennis bij de overheid is beperkt en zeer versnipperd. Er is geen overzicht, noch centraal noch op departementaal of beleidsniveau. Dit geldt voor certificatie die duidelijk gekoppeld is en nog meer voor certificatie die impliciet gekoppeld is. Tot slot hebben niet alle respondenten informatie geleverd. In sommige gevallen verwees men door naar inspecties of (terug) naar de departementen, in andere gevallen voelde men zich niet geroepen om mee te werken aan dit onderzoek. Deze inventarisatie geeft daarom geen uitputtend overzicht. 3.1 Algemene bevindingen bij het inventariseren Bij aanvang van het onderzoek gingen wij ervan uit dat de departementen over inventarisatielijsten van certificaten zouden beschikken en dat wij deze via ICN en RvA zouden kunnen verkrijgen. Er bestaat echter geen registratie van certificatieregelingen. De RvA heeft wel een uitgebreide databank met alle geaccrediteerde conformiteitbeoordelende instellingen. Echter, de RvA accrediteert ook die conformiteitbeoordelende instellingen die werken op basis van vrijwillige certificatie. Er wordt bij het bijhouden van de databank geen verschil gemaakt tussen vrijwillige en verplichte certificatie. Er wordt niet gekeken naar mogelijke koppelingen. Wel heeft de RvA tegen betaling een inventarisatie opgesteld voor VROM. VROM heeft deze inventarisatie onlangs laten uitvoeren en kon ons dan ook een van de meest uitgebreide overzichten aanleveren. ICN is als officieel interdepartementaal commissie opgeheven en opereert alleen informeel nog, als kennisnetwerk. Niet alle departementen zijn aangesloten. De individuele leden van het ICN hebben zich ingespannen om intern en via de inspecties certificaten te verzamelen voor dit onderzoek. Dat de ministeries geen lijsten met certificaten bijhouden heeft meerdere redenen:
Certificatie is geen afzonderlijk punt van aandacht. Certificatieregelingen worden gebruikt binnen bepaalde beleidsterreinen. Systeemkenners kennen dus vaak alleen die certificatieregelingen die binnen hun beleidsterrein vallen, maar niet certificatieregelingen die in andere beleidsterreinen in hetzelfde ministerie worden gebruikt.
Onduidelijkheid over definities. Zoals eerder vermeld wordt er verschillend omgegaan met de definitie van certificatie.
Onbewustheid. Soms worden erkenningen binnen bepaalde sectoren verplicht gesteld, zonder dat men zich ervan bewust is dat het hierbij om certificatie gaat of zou kunnen gaan.
40335
16
Geen rijksbrede kaders die bindend zijn. Het feit dat er geen rijksbrede kaders bestaan voor het inzetten van certificatie als beleidsinstrument en het inventariseren van deze regelingen, maakt dat ministeries niet de verplichting hebben om het gebruik van certificatieregelingen te inventariseren.9
Onbekendheid. Soms weten beleidsmedewerkers niet dat er certificaten gehanteerd worden. Uit een eerste navraag bij OCW kwam bijvoorbeeld naar voren dat OCW geen certificatieregelingen kent. Uit navraag bij de Onderwijsinspectie bleek dat in de Wet educatie en beroepsonderwijs twee certificatieregelingen zijn vastgelegd. Het betreft de certificatie van Archeologische diensten en de beoordeling bedrijven en organisaties beroepspraktijkvorming beroepsopleiding.
Gelet op deze omstandigheden was het verkrijgen van een totaaloverzicht van certificaten gekoppeld aan wet- en regelgeving niet mogelijk. Daarnaast was een inventarisatie van met name de impliciet gekoppelde certificatieregelingen moeilijk te maken. Makkelijker te vinden zijn de expliciet verplichte certificatieregelingen. Deze zijn te vinden bij het uitpluizen van databases van wet- en regelgeving en worden meegenomen in andere inventarisaties zoals de AL-metingen (categorie erkenningen). Ook de beleidsmedewerkers bleken beter bekend te zijn met de expliciete dan met de impliciete variant. 3.2 Bevindingen bij de definitie van certificatie Het kabinetsstandpunt 2003 laat ruimte voor verschillende wijzen van inrichting van het certificatiestelsel en is zeer ruim. Alleen kijkend naar de definitie van certificering vallen in ieder geval veel vergunningen onder de definitie, maar ook nog andere vormen van erkenningen (een verzamelcategorie in „Meten is Weten‟/SKM). De grens tussen certificatie en andere vormen van erkenning is dus vaak glijdend. Er bestaan verschillen van mening over wat nu wel en wat juist niet tot certificatie behoort. Het ministerie van LNV geeft bijvoorbeeld aan dat het bij het merendeel van de certificaten van LNV gaat om erkenningen die in de Nederlandse context normaliter als „vergunning‟ zouden worden aangemerkt. LNV stelt dat het voor de term „certificaat‟ heeft gekozen omdat de EU dit voorschrijft.
9
In het kabinetsstandpunt reikt het kabinet kaders aan voor de ministeries voor de afweging wanneer wel,
wanneer niet, en met welk doel tot certificatie over te gaan. Een product als een kabinetsstandpunt wordt vaak gemaakt als er over een bepaald onderwerp een onderzoek is uitgevoerd. Het kabinet geeft dan in een standpunt zijn visie op een rapport en wat er in de toekomst voor beleid kan worden gevoerd. Het is niet bindend in de zin dat het gelijk te stellen is aan wet- en regelgeving. Het is wel het officiële standpunt van het kabinet over hoe ergens tegenaan moet worden gekeken. Er is in dit standpunt nergens een juridische verplichting voor ministeries opgenomen dat er alleen om een paar redenen gekozen kan worden voor een certificaat. Was dat wel zo geweest dan had de overheid alle certificatie moeten bijhouden om te kunnen verifiëren of aan de regels wordt voldaan.
40335
17
De ruime definitie, waardoor in principe bijna alle soorten vergunningen onder de definitie zouden vallen, maakt dat om een goede selectie te kunnen maken van wat nu werkelijk certificatie is, er een nadere inperking van de definitie nodig is. Immers, zonder een dergelijke inperking van de definitie verliest een analyse van de AL voor certificaten zijn meerwaarde. In dat geval zouden namelijk veel vergunningen en andere vormen van erkenning ook meegerekend moeten worden. Als bijna alle vormen van erkenning onder de definitie van certificatie vallen, dan vormt een analyse van de AL en andere nalevingkosten gericht op louter certificatie geen meerwaarde, omdat zij haar onderscheidend vermogen mist. Zodoende hebben wij de vergunningen en andere expliciet omschreven vormen van bestuursrechtelijke erkenning uitgezonderd van onze definitie. Een ander voorbeeld van de discussie is de „accreditatie‟ van opleidingen en onderwijsinstellingen door de NVAO, die wij bij OCW aantroffen. Bij accreditatie verwacht je dat de NVAO andere conformiteitverklarende instellingen beoordeelt, maar de NVAO verricht kwaliteitsbeoordelingen van onderwijsinstellingen en daarbinnen van opleidingen. Daarom menen sommigen dat hier sprake zou zijn van certificatie/conformiteitbeoordeling voor het onderwijs. De wetgever en in diens navolging het kabinet heeft echter de werkzaamheden van de NVAO benoemd als „accreditatie‟. Omdat ook accreditatie (zie paragraaf 2.1) buiten onze definitieafbakening valt, hebben wij deze regelingen niet meegenomen in dit onderzoek, hoewel deze „accreditatie‟ even goed als „certificatie‟ zou kunnen worden aangeduid, in de zin dat het hierbij gaat om een „conformiteitverklaring‟. De huidige indeling naar varianten is, wat betreft de resultaten van onze inventarisatie, wel dekkend. Opgemerkt zij dat wij hiertoe wel varianten die nieuwe, andere namen hadden gekregen van de respondenten, na bestudering hebben weten onder te brengen in de indeling in varianten van het Kabinetsstandpunt 2003. 3.3 Aantallen certificaten Onze inventarisatie heeft vooralsnog bij twaalf departementen één of meer resultaten opgeleverd. De tabellen per departement staan in bijlage 3. Een overzicht met aantallen staat in bijlage 2. De tabellen geven een eerste overzicht van expliciete en enkele impliciet gekoppelde certificatieregelingen. Het is gezien het ontbreken van een totaaloverzicht van certificatie bij de overheid, onmogelijk om aan te geven wat de totale aantallen certificaten per departement en bij het Rijk als geheel zijn, die direct of indirect gekoppeld zijn aan wet- en regelgeving. De aantallen die wij hieronder opgeven betreffen dan ook simpelweg de aantallen die wij van de departementen, uitvoeringsorganisaties en inspecties hebben ontvangen in onze inventarisatie. Wij gaan ervan uit dat er bij de meeste departementen méér is. De departementen leverden informatie over in totaal 288 certificaten. Deze telling hebben wij op certificaatniveau uitgevoerd. Een wet kan uiteraard meerdere certificaten bevatten. Voor zover de certificaten door de respondenten van de ministeries waren aangegeven, hebben we deze „geturfd‟. Verreweg de meeste komen van V&W, gevolgd door VROM, LNV, Justitie en VWS. Van de
40335
18
certificaten komen er 55 voort uit EU-regelgeving en 74 uit andere internationale regelgeving; 90 uit nationale wetgeving. Van 69 certificaten hebben de departementen de bron niet opgegeven. Bij V&W is de hoge „opbrengst‟ te danken aan de uitgebreide levering van informatie door de inspectie (IVW). Dat VROM eruit springt met 82 regelingen is goed te verklaren door het feit dat dit ministerie zelf onderzoek heeft laten doen naar de eigen certificatie en een overzicht van certificatie voortkomend uit de eigen wet- en regelgeving bijhoudt. 3.4 Varianten Om welke variant van certificatie het gaat, is in ongeveer de helft van de gevallen (138 van de 288) niet aangegeven. Wij troffen in totaal 23 toezichtondersteunende varianten aan bij SZW, VROM, BZ, LNV en OCW. Van de expliciete varianten (de toelatingsvarianten) gaven de departementen er 98 op. In 36 gevallen gaat het volgens Berenschot om de onvoorwaardelijke toelatingvariant, in 24 gevallen om de voorwaardelijke. In 38 gevallen gaat het ook om de toelatingsvariant, maar is niet duidelijk of het om de voorwaardelijke of onvoorwaardelijke versie gaat. In 29 gevallen gaven departementen aan dat de door ons uit documentstudie gevonden certificaten geen certificaten waren. 3.4.1 Toezichtondersteunende variant VROM en SZW hebben de meeste, te weten ieder tien, certificaten opgegeven als toezichtondersteuningsvariant. Hieronder staan wij stil bij deze certificaten. SZW, certificatie arbeidsomstandigheden Op het werkterrein van SZW wordt certificatie gebruikt op het gebied van arbeidsomstandigheden. Deze volgen uit de Arbeidsomstandighedenwet (en het daaruit volgende Arbeidsomstandighedenbesluit) en de Warenwet. Daarin zijn drie categorieën te onderscheiden, namelijk persoonscertificatie (bijvoorbeeld voor asbestverwijderaars, kraanmachinisten en arbeidshygiënisten), producten (onder meer voor liften, machines en zogenaamde drukapparatuur) en systemen (bijvoorbeeld voor Arbodiensten). Het certificatiestelsel arbeidsomstandigheden heeft in het verleden vorm gekregen in het private veld. Tegelijkertijd heeft het ministerie sinds jaar en dag een intensieve relatie met dit stelsel, bijvoorbeeld door de participatie in het opstellen van normstellende documenten. Sinds 2003 maakt het ministerie de beweging om in haar toezichthoudende rol steeds meer te vertrouwen op dit certificatiestelsel. Het doel is om de eigen inhoudelijke regelgeving te vervangen door verwijzingen naar certificaten. Het hebben van een certificaat wordt dus verplicht, in ruil waarvoor het ministerie het eigen toezichtregime vermindert. Om die beweging te kunnen maken en de arbeidsomstandigheden te borgen, heeft het ministerie enkele maatregelen genomen met als doel:
het toezicht van certificerende instellingen op certificaathouders na de verlening van het certificaat te versterken.
40335
19
de normstelling voor zowel de certificerende instellingen als certificaathouders te verhelderen.
Het ministerie heeft grip op de normstelling gekregen door bijvoorbeeld uniforme schema‟s te maken waaraan normstellende documenten moeten voldoen. Daarbij stelt het ministerie deze normstellende documenten uiteindelijk vast, op basis van voorstellen uit het werkveld, die door colleges van deskundigen zijn gemaakt. In veel gevallen gelden Europese normdocumenten (NENnormen) daarbij als kader. Het ministerie heeft daarbij besloten zelf de eindverantwoordelijkheid te nemen voor het aanwijzen van certificerende instellingen. Hoewel dit gebeurt na een inhoudelijke toets door de RvA (een zogeheten beoordeling), wijkt het ministerie hiermee af van de praktijk bij andere ministeries. De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) heeft een toezichthoudende taak op de werking van de aangewezen CI‟s. Het ministerie, IWI en de RvA werken intensief samen en hebben daartoe een zogenaamde maatwerkovereenkomst gesloten zoals die in het kabinetsstandpunt mogelijk zijn gemaakt. De algemene toezichthoudende taak van de Arbeidsinspectie blijft gewoon gehandhaafd. Deze kan dus (incidentele) controles uitvoeren bij certificaathouders. De hiermee gemoeide kosten - bijvoorbeeld voor het toezicht door IWI en AI - worden voor een deel uit de algemene middelen betaald en voor andere delen (bijvoorbeeld voor een deel van de kosten die de beoordelingen door de RvA uitvoert) doorberekend aan de certificerende instellingen. Die verhogen daartoe de kosten van de certificaten. VROM/WWI: CCV-certificatie Onder de Woningwet (Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (1x), Bouwbesluit 2003, 2x), Wet Explosieven voor civiel gebruik (1x), Wet milieubeheer (2x) en de Regeling monitoring handel in emissierechten (1x), bevinden zich zeven certificaten die gemeen hebben dat ze voortkomen uit Europese regelgeving, (waarbij certificatie een optie is), en dat ze niet-verplicht, toezichtondersteunend zijn. Onder Wonen, Werken en Integratie (WWI), Woningwet, Gebruiksbesluit, is het CCV is eigenaar/ beheerder van twee certificaten10: de Regeling Erkenning Onderhoudsbedrijven kleine Blusmiddelen (REOB:2008) en de Vastopgestelde Brandbeheersings- en Brandblussystemen (VBB). Interessant is dat de VBB nog gepubliceerd moet worden (begin 2010) en thans dus nog niet gekoppeld is aan wetgeving.
10
Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), ressorteert onder het ministerie van
Binnenlandse Zaken en de Vereniging Nederlandse Gemeenten en is verantwoordelijk voor het opstellen van certificatieschema‟s (de normdocumenten waarop certificaten gebaseerd zijn). CCV beheert ook de BMI (vallend onder WWI), zie paragraaf 3.4.4. en BORG-PAC (vallend onder Justitie, Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus).
40335
20
Daarnaast valt onder WWI, Woningwet, Gebruiksbesluit, de certificatie van de RookBeheersingsInstallaties (RBI). Deze wordt volgens onze informatie niet door het CCBV beheerd, maar het CCV werkt wel aan een RBI-inspectieschema. VWS, HKZ-certificering voor zorginstellingen en huisartsen: toezichtondersteunend? Op basis van documentstudie blijkt voor VWS dat het ministerie naast de gevonden gekoppelde certificering ook veel vrijwillige certificatieregelingen kent, bijvoorbeeld op het gebied van zorg. Voorbeelden van vrijwillige certificatie zijn het CBF-keurmerk en de HKZ-certificering. De HKZ-certificering is een vrijwillige certificering die in vele varianten bestaat, onder andere voor zorginstellingen en voor huisartsen. Voor zorginstellingen stelt de Kwaliteitswet Zorginstellingen alleen verplicht dat zorginstellingen een kwaliteitssysteem hebben. De stichting HKZ biedt de infrastructuur voor het Centraal College van Deskundigen voor de Zorgsector (CCvD-Z) met een onafhankelijke voorzitter. In dit college participeren vertegenwoordigers van de drie partijen: koepels van instellingen/beroepsbeoefenaren; de Nederlandse Patiënten/Consumenten Federatie en Zorgverzekeraars Nederlands. Als adviseurs treden vertegenwoordigers van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en van VWS op. De leden van het college zijn benoemd op basis van hun deskundigheid in kwaliteitstoetsing. De sector kwam zelf met een certificaat, waarin de resultaten van overleg met alle belanghebbenden tot uiting moeten komen. Aanvankelijk hanteerde de Inspectie Gezondheidszorg (IGZ) de certificatie als middel bij het toezicht, dus als een toezichtondersteunende variant. Sinds dit jaar heeft de sector veel kritiek geuit op het certificaat, omdat het certificaat niets zegt over de kwaliteit van de zorg. Daarom is de IGZ zelf kwaliteitsnormen gaan opstellen en deze gaan hanteren bij het toezicht houden. Voor de overheid is het belang van het HKZ-certificaat voor de zorginstellingen dus afgenomen. Hiermee lijkt het departement /de inspectie de eisen voor de kwaliteit van zorg meer naar zich toe te trekken, waar dit eerst meer aan de sector zelf overgelaten werd. Echter, de zorgverzekeraars hanteren onverminderd het certificaat voor het beoordelen van zorginstellingen. Hierdoor ontstaan in de praktijk twee parallelle systemen: de beoordeling van het IGZ op basis van eigen normen en die van de zorgverzekeraars op basis van het certificaat. Indien de eisen van beide uiteen lopen, is te verwachten dat dit regeldruk oplevert voor de zorginstellingen. De stichting HKZ zelf ten slotte houdt vast aan het belang van certificatie bij de zorginstellingen, ondanks de kritiek. Terwijl de overheid zich bij het HKZ-certificaat voor de zorginstellingen terug lijkt te trekken, is er bij het HKZ-certificaat voor de huisartsen juist sprake van een tegenovergestelde beweging: de IGZ hanteert het vrijwillige certificaat hier juist steeds meer voor het toezicht. Hier kan sprake zijn van een toezichtondersteunende variant.
40335
21
3.4.2 Onvoorwaardelijke toelatingsvariant De 36 certificaten die zijn aangeduid als onvoorwaardelijke toelatingvarianten komen voor bij vier ministeries: OCW (1), Defensie (1), V&W (3) en VROM (31). In deze paragraaf gaan we in op een aantal van deze onvoorwaardelijke toelatingsvarianten. OCW/ certificatie beoordeling bedrijven en organisaties beroepspraktijkvorming beroepsopleiding De certificatieregeling houdt in dat het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven zelf een stelsel van kwaliteitszorg voor de beroepspraktijkvorming inricht en zorgt dat bedrijven en organisaties die de beroepspraktijkvorming verzorgen eenmaal per vier jaar worden beoordeeld aan de hand van de in dit stelsel ontwikkelde criteria. Indien daartoe door bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat kan controle frequenter plaatsvinden. De beoordeling is een eis om in aanmerking te komen voor het certificaat en zodoende te worden toegelaten tot de beroepspraktijkvorming. Certificering houdt tegelijk in dat er geen overheidstoezicht is. De certificatieregeling legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van beroepspraktijkvorming bij de sector zelf, maar voorkomt ook dat de overheid regels stelt t.a.v. de beroepspraktijkvorming en het bedrijfsleven vanuit de bedrijfspraktijk aanvullende eisen stelt. Vanuit de optiek van regeldruk zou dit tot een vermindering van administratieve lasten kunnen leiden. V&W/certificatie opleidingsinstellingen en instructeurs (recreatieve) luchtvaart: De drie onvoorwaardelijke toelatingsvarianten van V&W hebben betrekking op erkenning van opleidingsinstellingen voor de (recreatieve) luchtvaart en opleidingsinstructeurs. Het certificaat geldt als een bewijs van registratie, dan wel kwalificatie van luchtvaartopleidingsinstituten en – instructeurs. In de certificatie zijn eisen opgenomen waaraan opleidingsinstellingen en –instructeurs moeten voldoen om in aanmerking te komen voor het certificaat. Daarnaast is de geldigheidsduur van het certificaat in de regelingen opgenomen. De certificatie is een nadere uitwerking van de implementatie van de Joint Aviation Requirements - Flight Crew Licensing (JARFCL). De certificaten worden uitgegeven door de IVW als bewijs van toelating. Uit de regelingen blijkt dat gedurende de looptijd van het certificaat er geen verdere toetsing plaatsvindt. De inspectie is wel bevoegd om de uitgegeven certificaten tussentijds in te trekken. Door gebruik te maken van certificatie maakt het ministerie van V&W een duidelijke scheiding tussen de regulerende en toezichthoudende verantwoordelijkheid van de overheid enerzijds en de verantwoordelijkheid van de opleidingsinstellingen zelf anderzijds. Met de invoering van certificatie ligt de verantwoordelijkheid voor een goed functionerend en ingevoerd kwaliteitsstelsel bij de opleidingsinstellingen zelf. De opleidingsinstellingen hebben zelf de verantwoordelijk voor een stelsel waarmee ze hun activiteiten kunnen controleren, in staat zijn om afwijkingen van vastgestelde regels en standaarden op te merken, noodzakelijke corrigerende maatregelen kunnen nemen en de naleving van de eigen regels en voorschriften van overheidswege zeker stellen. Hierdoor kan V&W efficiënt en met een redelijke hoeveelheid middelen toezicht houden.
40335
22
Ook hier wordt gebruik gemaakt van expertise van de sector zelf en wordt toetsing verminderd. Indien dit een verbetering is ten opzichte van de praktijk van vóór certificatie, zou de regeldruk afgenomen kunnen zijn. VROM/certificatie t.a.v. milieuwetgeving: VROM heeft in de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Woningwet, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet bodembescherming, de regeling groenprojecten, de regeling geluidemissie buitenmateriaal en de regeling materialen en chemicaliën leidingwatervoorziening een dertigtal onvoorwaardelijke toelatingsvarianten van certificatie opgenomen. Deze onvoorwaardelijke toelatingsvarianten hebben gemeen dat ze allemaal betrekking hebben op milieuwetgeving. Daarnaast gaat het om productcertificatie, waarbij het verkrijgen van het certificaat de mogelijkheid biedt om zonder verdere toetsing een bepaalde activiteit te verrichten of in aanmerking te komen voor subsidies of belastingaftrek. 3.4.3 Voorwaardelijke toelatingsvariant Ook bij de 24 certificaten die geschaard worden onder voorwaardelijke toelatingsvarianten zien we terug dat het merendeel van deze certificaten terug zijn te vinden bij VROM (veertien varianten). Overige departementen die de voorwaardelijke toelatingsvariant noemen zijn VWS (vier varianten), Financiën (drie varianten), LNV (twee varianten) en Justitie (één variant). Justitie/certificatieregeling BORG-PAC (Particuliere Alarmcentrales): In de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus is vastgelegd dat beveiligingsorganisaties het certificaat BORG-PAC dienen te bezitten om in aanmerking te komen voor een vergunning voor particuliere alarmcentrales. LNV/Certificatie preventie, bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en certificering register productschap Vlees en Vee: Bij LNV gaat het in beide gevallen om certificaten die een voorwaarde zijn om in aanmerking te komen voor vrijstelling van geldende regelgeving. Doel van de certificatieregeling is daarmee om regelgeving voor het bedrijfsleven te vereenvoudigen. Financiën/certificatie deskundigheid financiële dienstverlening en subsidie duurzame energie: In paragraaf 3.5.3. wordt nader ingegaan op certificatie om de deskundigheid van financiële dienstverlening vast te stellen. Naast deze certificatie kent het ministerie van Financiën certificatie t.a.v. fiscale subsidie van duurzame energie. Deze certificatieregelingen hebben betrekking op groenprojecten in Nederland en de Antillen. Het bezit van een certificaat geldt als voorwaarde om in aanmerking te komen voor fiscale subsidie. VWS/certificatie productveiligheid: Voorwaardelijke toelatingsvarianten hebben bij VWS allemaal betrekking op productveiligheid en vallen onder de Warenwet. In drie van de vier gevallen gaat het om een EU-verplichting. Alleen de
40335
23
certificering van attractie- en speeltoestellen komt voort uit nationale wetgeving. Het certificaat is een voorwaarde om het product op de markt te mogen brengen. De relatie met regeldruk zou hier nader bekeken moeten worden. Mogelijk geldt hier het in 2.4 genoemde argument van het bedrijfsleven dat certificatie bovenop al bestaande eisen t.a.v. aansprakelijkheid komt. Op ieder bouwwerk zit juridisch gezien aansprakelijkheid. Ook de aannemer die iets bouwt heeft zijn eigen productaansprakelijkheid. Certificering zou dan een lastenverschuiving zijn, van de huidige toezichtlasten naar certificatielasten. VROM/certificatie milieuwetgeving Voorwaardelijke toelatingsvarianten van VROM hebben net als onvoorwaardelijk toelatingsvarianten betrekking op milieuwetgeving. De koppeling van certificatie is ingesteld omdat dit leidt tot een vereenvoudiging, er gebrek aan kennis bij het ministerie is of omdat het voorkomt uit marktinitiatief. Wij gaan bij 3.5 nader in op deze motieven en de mogelijke relatie met regeldruk. 3.4.4 Andere varianten of onduidelijke varianten die nader onderzoek vergen Eén certificaat behoorde volgens VROM tot de zelfreguleringvariant. Berenschot heeft deze in de inventarisatie gelaten (en meegeteld) omdat er bij dit certificaat wel naar wetgeving verwezen werd. Een ander certificaat kan zowel gebruikt worden voor voorwaardelijke als onvoorwaardelijke toelating11. Het gaat hier om de door het CCV beheerde Regeling Brandmeldinstallaties 2002 (BMI) als onderdeel van het Gebruiksbesluit. Over laatstgenoemde regeling heeft het Verbond van BeveiligingsOrganistaties (VBO) een klacht over toegenomen administratie lasten voor de beveiligingsbranche gericht aan de minister voor WWI. De hogere lasten zouden een gevolg zijn van de voorgenomen wijziging van de Regeling Brandmeldinstallaties 2002 door het CCV. Bij Justitie zijn twee certificaten als „expliciet‟ en vijftien als al dan niet voorwaardelijk, „verplicht‟ benoemd. Bij VROM zijn er vijftien „verplicht‟ genoemd. Wij denken dat het hier om toelatingsvarianten gaat en hebben deze in bijlage 2 geschaard in de kolom „toelating, onbekend‟. Het gaat immers om certificatieregelingen met een expliciete koppeling in wet- en regelgeving. De toezichtondersteunende variant betreft een impliciete koppeling met wet- en regelgeving. Ook de aanduiding „verplicht‟ duidt er volgens ons op dat er sprake is van een expliciete koppeling in de zin van een toelatingsvariant. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of en zo ja om welke vormen van toelating het gaat en hoe deze gekoppeld is aan wet- of regelgeving. LNV heeft een aanduiding voor de bereiding van Goudse, Edammer en Commissiekazen. In hoeverre het hier om een certificaat gaat en wat de status ervan is, vergt navraag. Interessant is dat het gekoppeld is aan het Landbouwkwaliteitbesluit zuivelproducten en dat het op verzoek van de sector is ingesteld. Hoewel niet verplicht, wordt met deze aanduiding de markt beïnvloed. De producten met een certificaat staan voor een bepaalde kwaliteit.
11
Beide meegeteld in bijlage 2, onder respectievelijk variant „blanco‟ en variant „toelating, onbekend‟.
40335
24
3.5 Motivaties Wat betreft de motivatie voor certificatie werd in 75 gevallen een antwoord gegeven, in 213 gevallen niet. Dit is opvallend weinig. Het is ons niet bekend of deze lage score komt door de afwezigheid van motivatie of onbekendheid ermee. Ook kan het, dat voor het opdiepen van dergelijke informatie uitgebreider onderzoek nodig is binnen de departementen. De motivaties lopen zeer uiteen. Motivaties die opgegeven werden, zijn veelal niet inhoudelijk, zoals de het ministerie van Justitie, dat meldt dat de motivatie voor de certificatieregeling voor Speurhonden is, dat „speurhonden gecertificeerd dienen te zijn‟. 3.5.1 Internationale regelgeving als motief Wel inhoudelijk is het motief dat certificatie verplicht is vanwege Europese regelgeving of de WHO (bij VWS) of VN-conventies (inzake zeevaart bij V&W). Hoe tegen dit motief aangekeken kan worden in relatie tot regeldruk, bespreken wij in paragraaf 3.6. 3.5.2 Maatschappelijk belang als motief EZ voert als argument voor certificatie van goud- en zilverartikelen consumentenbescherming aan, een legitieme motivatie, waarbij wel de vraag rijst of er geen andere regeling getroffen kan worden om dit belang te borgen. VWS voert bij certificatie van attractie- en speeltoestellen aan als motiveringen: hoog risico, complexe toestellen en kwetsbare gebruikersgroep. Ondeugdelijke toestellen kunnen immers snel tot gewonden of doden leiden. 3.5.3 Complexiteit product of dienst als motief Een ander inhoudelijk argument is dat voor certificatie gekozen is omdat de inhoudelijke (technische) kennis bij de overheid ontbreekt en dus via certificatie vanuit de sector geregeld wordt. De hierboven genoemde certificatie van attractie- en speeltoestellen wordt naast risico en veiligheid ook gemotiveerd uit het feit dat degelijke toestellen technisch complex zijn. VROM meldt 42 keer als motief: „(1) Eenvoudig, (2) Onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag‟. Het gaat hierbij om regelingen inzake onder andere reinigbaarheid grond, lekdetectie oppervlaktewater of CO2-reductie. Wij gaan er dan ook van uit dat VROM hier gezien de complexiteit gekozen heeft voor certificatie door experts uit de (milieu)sector. Financiën, de AFM, heeft een certificaat voor financiële dienstverleners waarbij de motivatie is dat een diploma op basis van een afgelegd examen een hoog niveau van zekerheid biedt ten aanzien van de vakbekwaamheid. Bovendien is het door de AFM eenvoudig na te gaan of iemand over een diploma beschikt. Door in wet- en regelgeving vast te leggen welke diploma‟s geldig zijn, hoeft de AFM niet zelf tijdens de vergunningverlening en het toezicht van elk individueel diploma te beoordelen of het voldoende vakbekwaamheid verzekert.
40335
25
3.5.4 Sector en marktwerking als motief VROM meldt dus 42 keer als motief:„(1) Eenvoudig, (2) Onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag. In 38 gevallen van deze 42 is daar als derde punt aan toegevoegd: „Marktinitiatief‟. Navraag zal moeten uitwijzen of het hier gaat om regelingen om marktinitiatief te bevorderen of dat certificatie heeft plaatsgevonden op verzoek van de sector. LNV voert voor de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria, aan dat certificatie meer marktwerking oplevert en een eenduidig toezichtkader. Wellicht gaat het hier om een sector die eerst geliberaliseerd wordt waarbij certificatie gehanteerd wordt om verschillende partijen te stimuleren en tegelijk aan bepaalde voorwaarden te laten voldoen. Bij de Landbouwkwaliteitswet meldt LNV dat certificatie ingesteld is op verzoek van de sector: het certificaat voor bereiding van Goudse, Edammer en Commissiekazen. Hier gaan het om producentenbescherming en ingrijpen in de markt. Dit certificaat vergt navraag, aangezien het om een aanduiding zou gaan. VWS (IGZ) meldt dat twee certificaten zijn ingevoerd om marktwerking te vergroten: het GMPcertificaat en het CCP. Daarom zouden deze door de sector in ieder geval niet als regeldruk ervaren worden, maar meer als ondersteunend aan de markt. 3.5.5 Regeldrukvermindering als motief OCW meldt dat bij de certificatie van bedrijven en organisaties beroepspraktijkvorming beroepsopleiding er geen overheidstoezicht op het bedrijf is. Indien er inderdaad geen enkel toezicht meer is, zou dit kunnen duiden op een afname van regeldruk. Hetzelfde geldt bij VWS bij de Wet publieke gezondheid, internationale gezondheidsregeling. Hier bestaat een certificaat van sanitaire controle van schepen / certificaat tot vrijstelling van sanitaire controle van schepen. Hierbij bestaan geen toezichthoudende activiteiten (meer). 3.6 Bevindingen certificatie en regeldruk In twee gevallen zou regeldrukvermindering als motief gezien kunnen worden. In andere hiervoor genoemde gevallen zetten wij vraagtekens bij de relatie tot regeldruk. Deze kan afgenomen, gelijk gebleven of toegenomen zijn. Hiervoor is ten eerste navraag bij de departementen of inspecties die de informatie hebben geleverd nodig en eventueel nader onderzoek. Hieronder staan wij stil bij enkele voorbeelden uit de inventarisatie. De motieven die betrekking hebben op de complexiteit van het product of de dienst, zouden in theorie motieven kunnen zijn om regeldruk te verminderen, omdat hier de sector zelf de ruimte krijgt en niet de overheid. In de motivatie van VROM wordt mogelijk erkend dat toezichthouders die expertise ontberen en dat daarom de sector zelf door certificatie met normen moet komen. Dat deze dan bij wet zijn vastgelegd zal te maken hebben met het maatschappelijk belang dat VROM er aan hecht (milieu- of consumentenbescherming).
40335
26
Bij dit motief zien wij een relatie met regeldruk aangezien het georganiseerd bedrijfsleven vaak aangeeft dat toezichthouders geen weet hebben van de technische of technologische aspecten van de producten of installaties, waardoor hun (onkundige) toezicht des te meer als last wordt ervaren. Het kan echter evengoed tot meer regeldruk leiden; ten eerste als de overheid certificatie heeft opgelegd daar waar eerder geen regels waren en ten tweede wanneer door certificatie en het onverminderd doorgaan van overheidstoezicht, sprake is van stapeling. Het argument van de eenvoud kan ook op twee manieren geïnterpreteerd worden (zie hiervoor in 3.5 het eenduidige toezichtkader bij LNV; het 42 keer door VROM gemelde motief:(„1) Eenvoudig, (2) onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag, en het motief van de AFM dat het toezicht eenvoudiger wordt dankzij het certificaat voor de financiële dienstverleners). De vraag is voor wie het „eenvoudig‟ is: voor de overheid of voor de doelgroep/certificaathouder?
Indien het voor de overheid eenvoudiger wordt omdat bij certificatie de beoordeling niet (meer) bij de overheid ligt maar bij een CI, kan er sprake zijn van verschuiving van regeldruk, zonder dat de ervaren lasten voor de ondernemers zijn verminderd.
Voor de overheid kan het toezicht eenvoudiger worden omdat volstaan wordt met toezicht op de CI (systeemtoezicht door de inspectie). Indien het bij dat toezicht blijft, kan dit voor ondernemers (de certificaathouder) regeldrukvermindering zijn. Echter, als er sprake is van stapeling van toezicht zoals in 2.3 beschreven, kan de regeldruk toegenomen zijn.
Certificatie en EU-regelgeving Vaak wordt aangevoerd, dat een regeling uit „Brussel‟ komt en daarom uitgevoerd moet worden. Hier zijn echter enige nuances op aan te brengen. Indien de certificatieregelingen door de EU worden voorgeschreven in de vorm van een verordening heeft Nederland weinig ruimte voor eigen invulling; alleen in de exacte uitvoering van de regeling en het toezicht kan eventueel ruimte zitten voor lastenverlichting. Een verordening werkt namelijk rechtstreeks door in het Nederlandse recht. Dit is anders in geval van een richtlijn. Het ligt reeds in het woord richtlijn besloten: een richtlijn stelt kaders. Door elke lidstaat dient het omschreven doel te worden bereikt. Vrijgelaten wordt echter de wijze waarop dit doel dient te worden bereikt. Richtlijnen verplichten zodoende wel het wettelijk stelsel aan te passen, maar laten de methode vrij. Doordat een richtlijn deze ruimte geeft, kan de Nederlandse overheid „kiezen‟ met behulp van welk stelsel zij de richtlijn omzet en met hoeveel AL dit gepaard gaat. Dit kan bijvoorbeeld een certificaat zijn, of een vergunning. Verder geldt voor alle EU-regelingen dat Nederland er voor kan kiezen meer eisen te stellen dan „Brussel‟. Voor zover deze „nationale kop‟ gevolgen heeft voor de AL, is er ruimte voor lastenverlichting. Tot slot kan de overheid er voor kiezen in Brussel te lobbyen voor het anders inrichten van de regeling. In de inventarisatie zitten in totaal 55 certificaten die door de respondenten worden teruggeleid naar EU-regels en 74 uit andere internationale regels, zoals twee certificaten inzake rompbevrachting en
40335
27
diverse andere certificaten bij V&W, onder de „Wet Nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting‟ en de‟ Zeebrievenwet‟, die voortkomen uit de United Nations Convention of the Law of the Seas. In sommige gevallen is uit de terminologie reeds op te maken dat het een richtlijn betreft, waar, gegeven bovenstaande nuancering, ruimte is voor eigen „ruimte‟ voor de Nederlandse wetgever. Dit valt bijvoorbeeld te lezen bij VROM, Besluit geluidsproductie motorvoertuigen, gebaseerd op richtlijn 78/1015/EEG of certificaten onder de Woningwet, Besluit indieningvereisten aanvraag bouwvergunning en het Bouwbesluit 2003: „Europese verplichting, kan door middel van certificatie‟. LNV geeft van 24 van de 30 certificaten die Berenschot in de inventarisatie heeft meegenomen, aan dat deze voortkomen uit EU-regelgeving en dat het hier niet om certificatie gaat 12. LNV geeft aan dat de registraties, erkenningen en overige aanvragen voortvloeien uit Europese regelgeving en als zodanig niet vallen onder de definitie van certificatie binnen de Nederlandse bestuursrechtelijke context. Belangrijkste conclusie is volgens LNV dat vrijwel alle vormen van erkenning, registratie en certificatie een rechtstreekse implementatie of toepassing van Europese voorschriften betreft. Daarom heeft LNV niet aangegeven wat de aard van de koppeling is van certificatie aan wet- en regelgeving. Als de redenering van het ministerie van LNV gevolgd wordt kan gesteld worden dat alle certificatieregelingen die hun oorsprong vinden in Europese regelgeving expliciet gekoppeld zijn aan EU-wetgeving. Wij hebben deze 24 certificaten in de tabel van LNV (in bijlage 3) wel opgenomen, met de aantekening van LNV. Ook in het getalsmatige overzicht (bijlage 2) zijn ze meegeteld, met de aantekening erbij. 3.7 Signalen van regeldruk De inventarisatie levert een beperkt beeld op van regeldruk. Berenschot haalde uit aanvullend documentonderzoek, navraag bij vertegenwoordigers van bedrijfsleven en professionals aanvullende signalen van regeldruk. Specifieke klachten van toenemende regeldruk hebben wij in twee gevallen vernomen. Bij het HKZcertificaat voor de huisartsen hanteert de IGZ het vrijwillige certificaat steeds meer voor het toezicht. Hier kan sprake zijn van een toezichtondersteunende variant. De Landelijke Huisartsenvereniging heeft laten weten dat de lasten zijn toegenomen door dat het slechts één van de manieren is waarmee toezicht wordt gehouden op de kwaliteit en de bedrijfsvoering:
voor artsen is naast de vrijwillige certificatie ook een registratie in het BIG verplicht;
zorgverzekeraars en NZA stellen eigen eisen;
de Inspectie is bezig met het opstellen van eigen normen voor huisartsen.
Het Verbond van BeveiligingsOrganistaties (VBO) heeft zich zoals in paragraaf 3.4.4 gemeld, beklaagd over toegenomen administratie lasten voor de beveiligingsbranche door de herziening van
12
Dit geeft LNV ook aan voor 1 certificaat voortkomend uit nationale regelgeving.
40335
28
de Regeling Brandmeldinstallaties 2002 (BMI) als onderdeel van het Gebruiksbesluit. Het CCV, verantwoordelijk voor het opstellen van certificatieschema‟s heeft een wijziging voorgesteld van deze schema‟s voor brandmeldinstallaties. Dit zou volgens het VBO leiden tot een grote stijging van de met certificatie gemoeide lasten en tot een beperking van de markttoegang voor bedrijven. De sector constateert een „onoverbrugbaar verschil van inzicht‟ met het CCV en heeft de minister voor WWI gevraagd om te interveniëren.
Algemene signalen over regeldruk Berenschot heeft uit diverse bronnen (Regiegroep Regeldruk, EZ, VNO-NCW, BZK/REAL) informatie gekregen over het feit dat bedrijven en professionals lasten ervaren als gevolg van certificatie. De lasten zijn echter niet duidelijk toegeschreven en vaak in meer algemene zin geformuleerd. Uit een inventarisatie van VNO-NCW blijkt, dat ondernemers certificaten en keurmerken als belastend ervaren, maar tegelijkertijd blijft, zo stelt VNONCW, in veel gevallen onduidelijk waar deze lasten precies in zitten. Onder meer worden als problemen genoemd: de kosten die bedrijven moeten maken om een certificaat te krijgen (bijvoorbeeld het inhuren van deskundigen); de proportionaliteit van benodigde maatregelen om te voldoen aan een certificaat roept vraagtekens op, bijvoorbeeld als een MKB-bedrijf een managementsysteem moet invoeren; het hanteren van certificatie-eisen leidt tot het uitsluiten van alternatieve werkwijzen of producten, wat innovatie en concurrentie kan tegenwerken; de overheid stelt bij de eigen inkoop vaak certificatie-eisen aan leveranciers. Het bedrijfsleven ziet naast nadelen ook voordelen in certificatie: bijvoorbeeld doordat het voldoen aan normen en certificaten meer zekerheid en continuïteit voor het bedrijf biedt. en dat de normen door marktpartijen zelf worden opgesteld. Wel zou de vertegenwoordiging van het MKB in de normstelling beter kunnen. In veel gevallen is het bedrijfsleven dat aan de uitvoering van normen verdient, volgens de Metaal-Unie ook de beheerder van deze normen. Andere bedrijven zijn hieraan uitgeleverd. Dit probleem wordt bovendien manifester als de regelgevende overheid zich terugtrekt en marktpartijen en toezichthouders neigen terug te vallen op normen en certificaten. Het inzetten van certificatie als middel voor toezicht door de overheid kan daardoor dus niet alleen impact hebben op de inhoudelijke normen en de kwaliteit van het toezicht, maar ook op de marktwerking in sectoren. Tot slot kent certificatie haar eigen vorm van marktwerking, waarbij met name de wijze van normstelling kan leiden tot toetredingsbarrières op de markt.
40335
29
4. Verdieping
4.1 Inleiding In de voorgaande hoofdstukken hebben wij gepoogd een overzicht te geven van certificatieregelingen die gekoppeld zijn aan wet- en regelgeving, de manier waarop deze koppeling is vormgegeven en de motivatie die daaraan ten grondslag ligt. Dit hoofdstuk is een kwalitatieve verdieping en is bedoeld om inzicht te bieden in de gevolgen die de koppeling tussen regelgeving en certificatie heeft voor de regeldruk. We hebben verschillende wegen bewandeld om tot deze verdieping te komen. Allereerst hebben we een expertbijeenkomst georganiseerd om de bevindingen uit de inventarisatie te toetsen en meer zicht te krijgen op motieven voor certificatie en de effecten ervan op regeldruk. Daarnaast hebben we vier cases van certificering onderzocht, die ieder een andere dynamiek kennen. Aanvankelijk was het idee om per case in een groepsbijeenkomst met alle spelers uit het veld de regeling te bespreken, waarbij de nadruk zou liggen op de motivatie om voor certificatie te kiezen en de regeldruk die de regeling met zich mee brengt. Bij één van de vier cases, de regeling Brandmeldinstallaties 2002 (BMI) is dit daadwerkelijk gebeurd. De overige cases leenden zich hier minder goed voor, vanwege gevoeligheden of gebrek aan interesse in het veld. Deze cases hebben wij verkend op basis van (telefonische) interviews met de betrokkenen. In bijlage 1 van dit rapport bevindt zich een overzicht van de experts die deel hebben genomen aan de sessie en de personen waar wij per case mee hebben gesproken. Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. In de volgende paragraaf vatten we de bevindingen uit de expertbijeenkomst samen. Daarna beschrijven we voor de vier cases hoe de regeling eruit ziet en wat de dynamiek in het veld is, wat de motivaties zijn geweest om voor certificering te kiezen en de regeldruk die met die certificering gepaard gaat. Tenslotte brengen we in de laatste alinea de rode lijnen uit de expertbijeenkomst en de cases nog eens samen. 4.2 De expertbijeenkomst Bij de expertbijeenkomst waren experts vanuit verschillende ministeries en de Regiegroep Regeldruk aanwezig. Allereerst zijn de resultaten van de inventarisatie met hen besproken. Daarbij werd onder andere opgemerkt dat het onderscheid tussen administratieve lasten, die objectief meetbaar en kwantificeerbaar zijn, en regeldruk, een veel subjectiever begrip, in dit onderzoek niet helder genoeg wordt gemaakt. Een andere opmerking die bij dit punt is gemaakt is dat de experts de indruk hebben dat toezichthouders niet voldoende vertrouwen hebben in de certificerende kolom. Dit terwijl vertrouwen een belangrijk uitgangspunt is bij certificering. Motivatie Ten aanzien van de motivatie om voor certificatie te kiezen viel het de experts op dat kwaliteitskeurmerken of –kwalificaties niet genoemd worden als motivatie. De verwachting was dat
40335
30
dit hét motief zou zijn om voor certificatie te kiezen, omdat certificatie een middel is om gerechtvaardigd vertrouwen in een product of dienst af te dwingen en te borgen. Ter nuancering van dit punt moet worden opgemerkt dat kwaliteit misschien niet zozeer als rechtstreeks motief wordt gezien, maar wel degelijk besloten ligt in andere motieven zoals onvoldoende inhoudelijke kennis en/of capaciteit. Zeker als het om normen op een hoog specialisatieniveau gaat dan is het voor de overheid gemakkelijker om de regulering hiervan aan de markt over te laten. Als de overheid regulering zelf in de hand wil houden dan moet men rekening houden met het op afstand plaatsen van uitvoeringsorganisaties. Dit is niet eenvoudig te realiseren, zeker niet in deze tijden van bestaande tekorten aan capaciteit en bezuinigingen. Het gebruik van een certificaat, zoals bijvoorbeeld de APK, is dan veel eenvoudiger. Bovendien kan de overheid het gebrek aan middelen ook strategisch inzetten door met certificering de markt te dwingen om zelf te reguleren. Daarmee verschuift de regeldruk van de overheid naar de markt. Er is uitgebreid gediscussieerd over het maatschappelijk belang als motief om voor certificering te kiezen. Aanleiding hiervoor is dat de markt van oudsher het initiatief tot certificering neemt en dat dit middel onderdeel is van marktwerking. Het verschil met de regelingen die in dit onderzoek centraal staan is dat het hier gaat om overheidsverplichtingen. De overheid wil iets reguleren en is verplicht om daarbij aansluiting te zoeken bij (bestaande) vormen van zelfregulering uit de sector. De experts kwamen hierop tot de conclusie dat het motief maatschappelijk belang geschrapt moet worden. Ook EU regelgeving als motivatie voor certificatie is uitvoerig aan de orde geweest. De EU heeft een aantal regelingen met een verplichtend karakter opgelegd, zoals het energielabel en CE certificaten. Het gaat daarbij vaak om richtlijnen die de lidstaten de ruimte bieden om hier een eigen invulling aan te geven. Het toezicht en de handhaving op de EU regelingen ligt bij de lidstaten. Ook hier kunnen gebrek aan inhoudelijke kennis en/of capaciteit een motief voor de overheid zijn om tot certificatie over te gaan. In de meeste gevallen stelt de brancheorganisatie van de betreffende sector een code op die wordt aangeboden aan de minister. Als deze code is vastgesteld nemen certificerende instellingen vaak het initiatief om de code om te zetten in een certificaat, omdat zij hier markt in zien. Regeldruk In het gesprek met de experts bleek dat regeldruk lang niet altijd een onderdeel uitmaakt van de overwegingen die ten grondslag liggen aan de keuze voor certificatie. Het was voor hen dan ook niet eenvoudig om de effecten van certificatie op regeldruk te benoemen. Dit komt onder andere door de stapeling van normen: de regels die een certificaat met zich meebrengt zijn vaak onderdeel van een grote verscheidenheid aan regels waar bedrijven mee te maken krijgen. Het is voor hen vaak niet transparant wanneer het om (verkapte) overheidsregels gaat of om regels die voortkomen uit de markt. Over het geheel genomen zijn er veel klachten over belemmerende regelgeving. Dit geldt bijvoorbeeld voor milieucertificering. Tegelijkertijd verdedigt de markt certificeringen ook vaak, juist wanneer er wordt gedreigd met afschaffing. Het hebben van kwaliteitssystemen zorgt namelijk niet alleen voor onderscheid binnen een sector, maar is ook een bindmiddel voor de sector. Vooral
40335
31
vrijwillige certificering wordt veel gebruikt en positief gewaardeerd als erkenning van het feit dat een ondernemer zijn werk goed doet. Als een certificaat zo‟n positieve associatie oproept dan zullen de ervaren lasten die met dat certificaat gepaard gaan minimaal zijn. Regelmatig wordt gesteld dat het toezicht van de overheid afneemt als een bedrijf of persoon gecertificeerd is. Omdat het overheidstoezicht echter vaak gefragmenteerd plaatsvindt, bijvoorbeeld door capaciteitsgebrek, merken gecertificeerden in de praktijk weinig van deze afname. De regeldruk kan zelfs toenemen omdat bedrijven voor het eerst in de praktijk te maken krijgen met bijvoorbeeld toezicht. Wat wel een voordeel is van certificering is dat de markt veel sneller in staat is om aanpassingen door te voeren dan de overheid wet of regelgeving kan aanpassen. 4.3 De cases Zoals gezegd hebben we vier cases geselecteerd voor een verdiepingsslag. We hebben daarbij nadrukkelijk gezocht naar cases die qua dynamiek van elkaar verschillen. De keuze is uiteindelijk gevallen op twee cases van de toezichtsondersteunende variant, de HKZ certificatie voor Thuiszorg Verpleeghuizen en Verzorgingshuizen en de TCVT certificatie voor veilig verticaal transport, één casus van de toelatingsvariant, de Regeling Brandmeldinstallaties, en één casus rond certificatie en Europese regelgeving, de regeling van voor de bouw bestemde producten die met voor menselijke consumptie bestemd water in contact komen. De casebeschrijvingen zijn gebaseerd op deskresearch van bestaand materiaal en aanvullende interviews en/of groepssessies. De beschrijvingen zijn niet uitputtend, maar proberen inzicht te geven in de belangrijkste aspecten van de cases. Daarbij focussen we ons zoveel mogelijk op regeldruk. 4.3.1 HKZ certificaat voor Thuiszorg Verpleeghuizen en Verzorgingshuizen Initiatief In 1994 is op initiatief van brancheorganisaties van patiënten/consumenten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars in 1994 de stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ) opgericht. HKZ, dat zich baseert op de ISO systematiek, ontwikkelde verschillende vrijwillige normen, waaronder één voor Thuiszorg, Verpleeghuizen en Verzorgingshuizen. Ontwikkeling Voor 1996 hanteerde de overheid een erkenningenstelsel om kwaliteitseisen in de zorg te stellen. Deze eisen bleken onoverzichtelijk, niet erg samenhangend en moeilijk te handhaven. Bovendien golden ze alleen voor erkende instellingen en niet voor bijvoorbeeld commerciële aanbieders. In de jaren negentig kwamen zorgaanbieders, verzekeraars, patiënten en consumentenorganisaties en de overheid verschillende keren bijeen om nieuwe afspraken te maken over kwaliteitsbeleid. Deze afspraken hielden onder meer in dat verantwoordelijkheid voor de zorg primair bij de verleners van deze zorg kwam te liggen en dat zorginstellingen aan de slag zouden gaan met hun kwaliteitsbeleid. Een en ander werd in 1996 geborgd in de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Deze wet is een kaderwet,
40335
32
wat inhoudt dat wel wordt voorgeschreven dat er iets geregeld moet worden, maar dat de manier waarop in dit geval aan de zorgsector werd overgelaten. Inmiddels was in 1994 de stichting HKZ opgericht. De HKZ-normen hebben betrekking op zowel de kwaliteit van het zorgproces als op de organisatorische kwaliteit. Ze stellen eisen aan het primaire proces: intake/indicatie, de uitvoering van de diensten en evaluatie/nazorg. Daarnaast moeten ook de ondersteunende processen, zoals personeelsbeleid, diensten door derden, et cetera aan specifieke eisen voldoen. In de jaren na de inwerkingtreding van de Kwaliteitswet Zorginstellingen bleek dat sommige sectoren, zoals de GGZ, zelfstandig aan de slag gingen met kwaliteitstrajecten. De sector verpleeghuizen en verzorgingshuizen gaf hier echter onvoldoende invulling aan. Dit had tot gevolg dat er soms gebrekkige zorg werd geleverd. Het lukte bijvoorbeeld lang niet alle zorginstellingen om voldoende personeel te hebben. Daarnaast werd er ook geen sectorbrede dialoog gevoerd over zaken als verantwoorde zorg of kwaliteitsverbeteringen. Om meer garanties op kwaliteit van zorg en continuïteit van zorginstellingen te krijgen hebben het ministerie van VWS en de zorgverzekeraars in 2003 afgesproken dat zorgverzekeraars de aanwezigheid van een kwaliteitssysteem meenemen als criterium in de contractering van zorgaanbieders. Door deze afspraak werd het in de praktijk voor zorginstellingen verplicht om een kwaliteitskeurmerk te hebben. Vaak gaat het dan om het HKZ keurmerk, maar er zijn ook andere kwaliteitskeurmerken. Inmiddels wees de praktijk uit dat het hebben van een kwaliteitskeurmerk geen absolute garanties voor goede of verantwoorde zorg bood. Dit vormde de aanleiding tot de discussie over het opstellen van normen voor verantwoorde zorg. De kwaliteit van leven van cliënten van verpleeghuizen en verzorgingshuizen staat hierin centraal. De IGZ heeft een stuurgroep Verantwoorde Zorg opgericht waarin alle partijen uit het veld zijn vertegenwoordigd. Er zijn thema‟s benoemd, zoals lichamelijk en mentaal welbevinden, veiligheid van wonen en participatie en sociale redzaamheid. Voor ieder van deze thema‟s zijn prestatie-indicatoren geformuleerd die samen het Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg vormen. Deze indicatoren worden gevuld uit cliëntwaarderingsonderzoek en zorginhoudelijke metingen (bijvoorbeeld over doorliggen, incontinentie en depressie). Professionals van de zorginstellingen doen zelf de zorginhoudelijke metingen. Aanbieders zijn verplicht om per indicator gegevens te verzamelen in het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording. Op de website kiesbeter.nl worden de resultaten per aanbieder gepubliceerd. Regeldruk: stapeling normen Zorginstellingen krijgen te maken met verschillende regels en eisen. Zorgkantoren stellen naast de „eigen‟ eisen van verzekeraars ook eisen met betrekking tot een kwaliteitssysteem, zoals HKZ, dat met externe toetsing aangetoond moet worden. Daarnaast zijn er de prestatie-indicatoren uit het Kwaliteitskader verantwoorde zorg. De stapeling van deze eisen drukt zwaar op zorginstellingen. Zij moeten ten behoeve van het kwaliteitssysteem alle primaire processen, zoals intakes, uitvoering en nazorg, en ondersteunende processen, zoals personeelsbeleid of inhuur van derden, beschrijven. Bovendien moeten zij ervoor zorgen dat alle medewerkers op de hoogte zijn van de voor hen
40335
33
relevante zaken. Iedere drie jaar worden instellingen geaudit op procedures en uitvoering. Eventuele aanpassingen die hier uit voort komen moeten in alle beschrijvingen worden verwerkt. Tenslotte moeten zij zorginhoudelijke metingen ten behoeve van het kwaliteitskader verrichten. Verspreid over het jaar worden instellingen door verschillende partijen voor verschillende soorten audits bezocht. Er komen CI‟s, zoals HKZ, de zorgverzekeraar komt langs en ook de IGZ. Alle stellen hun eigen vragen, die deels overlappen. Inhoud en planning van de audits zijn niet op elkaar afgestemd. Voor instellingen is het frustrerend als ze drie keer per jaar deels overlappende vragen voorgeschoteld krijgen. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de roep om harmonisatie klinkt, bijvoorbeeld uit reputatieonderzoek dat HKZ in 2009 heeft verricht. Stapeling normen: HKZ certificering voor Thuiszorg Verpleeg en Verzorgingshuizen
CI‟s toetsen kwaliteitssysteem
IGZ toetst verantwoorde
Zorgverzekeraar toetst
zorg
contracteringsvoorwaarden
Zorgaanbieder
Zo lang de gestelde norm aangrijpt op het primair werkproces en het gaat om zaken die ten goede komen aan de kwaliteit van het werk wordt de regeldruk door zorgaanbieders niet als onnodig hoog ervaren. Als het echter gaat om het opstellen van protocollen voor zaken die altijd gewoon onderdeel van het werk zijn geweest dan neemt de ervaren regeldruk toe. Een voorbeeld hiervan is het opstellen van een hitteplan, dat medewerkers verplicht om bewoners extra te laten drinken als het warmer is dan 32 graden. Iedere zorgprofessional weet dat mensen meer moeten drinken als het warm weer is, daar is geen protocol voor nodig. Integratie normen De huidige situatie met gestapelde normen is voor zorginstellingen niet goed werkbaar. Er zijn vanuit de overheid en de zorgsector kritische geluiden over het handhaven van kwaliteitssystemen, bijvoorbeeld omdat die geen voorspeller voor kwalitatief hoogwaardige zorg zijn, de aandacht weghalen van de te leveren prestaties of omdat men vindt dat kwaliteitszorg onderdeel moet zijn van het ondernemerschap van verpleeghuizen en verzorgingshuizen die daar zelf de verantwoordelijkheid voor moeten nemen. De criticasters van kwaliteitssystemen vinden dat het werken volgens het Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg voldoende zou moeten zijn.
40335
34
De zorgverzekeraars zijn er, zeker gezien het verleden, echter niet van overtuigd dat de sector zelf de verantwoordelijkheid voor kwaliteitszorg zal nemen en handhaven over het algemeen de eis aan zorginstellingen dat deze een werkend erkend kwaliteitssysteem hebben dat onafhankelijk wordt getoetst. Wel vragen zij daarbij om een (toekomstige) koppeling met het Kwaliteitskader. De hardheid van de eisen die zorgverzekeraars stellen verschilt per verzekeraar. Er zijn ook verzekeraars die stellen dat er iets geregeld moet worden op het gebied van kwaliteitsmanagement, maar die de invulling daarvan aan de zorginstellingen overlaten. Instellingen als HKZ, maar bijvoorbeeld ook Perspekt, streven er naar om meer afstemming tot stand te brengen. Eind vorig jaar heeft het Centraal College van Deskundigen voor de Zorg- en Welzijnssector besloten dat waar de HKZ norm afwijkt van het kwaliteitskader, het Kwaliteitskader voor gaat. HKZ werkt aan herziening van het certificatieschema. Actualisatie en harmonisatie zijn daarbij belangrijke uitgangspunten. Ook het veralgemeniseren van eisen, zodat instellingen hier zelf invulling aan kunnen geven, wordt steeds meer een uitgangspunt. Bovendien wordt kritisch gekeken welke zaken logischerwijs tot de competenties van de zorgprofessionals behoren en dus niet tot in detail te hoeven worden beschreven. HKZ streeft naar vermindering van regeldruk in het nieuwe schema. 4.3.2 Certificatie Verticaal Transport Initiatief De Arbeidsomstandighedenwet en de Warenwet vormen de basis voor wettelijk verplichte arbocertificaten, zoals de certificatieregeling Verticaal Transport. In beide wetten is bepaald dat voor verschillende werkzaamheden, producten en systemen een certificaat is vereist. Het ministerie van SZW wijst beheersstichtingen voor de betreffende werkgebieden aan. Deze stichtingen, zoals TCVT in het Verticaal Transport, moeten certificatie in goede banen leiden. Ontwikkeling Het ministerie van SZW gebruikt (wettelijk verplichte) certificatie om veilige en gezonde arbeidsomstandigheden te bevorderen. Het kan daarbij gaan om producten (bijvoorbeeld hijskranen en liften), werkzaamheden (bijvoorbeeld duiken of het afsteken van professioneel vuurwerk) en systemen. SZW geeft aan dat er verschillende motivaties zijn om als overheid voor certificatie te kiezen. Certificatie heeft veel draagvlak en werkt over het algemeen goed in de praktijk. Ook kan bij certificatie de expertise uit de markt benut worden, zodat de overheid die niet per se zelf in huis hoeft te hebben of te halen. Bovendien biedt certificatie meer mogelijkheden tot maatwerk dan „traditionele‟ wetgeving, die doorgaans veel gedetailleerder is. Het veld voegt hier aan toe dat certificatie ook een geschikt middel is om de veiligheid voor de gehele sector te borgen. Door certificatie verplicht te stellen laat je deze borging niet over aan het verantwoordelijkheidsbesef van individuen.
40335
35
Eén van de sectoren waar SZW wettelijke verplichte certificatie gebruikt is het verticaal transport, zoals hijskranen en hoogwerkers. Deze casus is representatief voor de werkwijze van SZW op het gebied van arbeidsomstandigheden. De Arbeidsomstandighedenwet en de Warenwet schrijven voor aan welke eisen mensen en machines in het verticaal transport moeten voldoen. De sector moet hier zelf invulling aan geven. Voordat overgegaan werd tot certificering werd er bij kraanmachinisten gewerkt met een diplomaregeling. Dat hield in dat machinisten die ooit een diploma hadden behaald altijd weer terug konden keren op de kraan, ook als ze er een paar jaar ziek waren geweest of ander werk hadden gehad. Op die manier was er geen toezicht op de actuele vakbekwaamheid. De stichting TCVT (Toezicht Certificatie Verticaal Transport) is als beheerstichting het aanspreekpunt voor certificatie van veilig verticaal transport. TCVT stelt normen (schema's) op voor het keuren van machines (productcertificering) en voor de vakbekwaamheid (persoonscertificering) voor machinisten. TCVT voert haar activiteiten uit op basis van een convenant met SZW. Het ministerie heeft een aantal certificerende instellingen aangewezen. Deze staan onder toezicht van de RvA. De CI‟s hebben een contract met TCVT voor de uitgifte van certificaten. Voorbeelden van CI‟s in het verticaal transport zijn DNV voor persoonscertificatie en ABOMA voor productcertificatie. Stelselwijziging Het stelsel van wettelijke certificatie is geëvalueerd, zo meldt SZW op haar website. Uit die evaluatie bleek dat er behoefte was aan een aantal verbeteringen in het stelsel. De procedure voor het aanwijzen van CI‟s was bijvoorbeeld niet transparant genoeg. Een ander punt van kritiek dat uit de evaluatie naar voren kwam was dat de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) de CI‟s beoordeelde en tegelijkertijd toezichthouder was. Binnen het stelsel was er behoefte aan duidelijkheid over de interpretatie van de certificatie-eisen en aan heldere kaders voor zowel de aanwijzing als het verstrekken van certificaten. Tenslotte ontbrak concreet beleid voor toezicht- en handhaving. Een van de andere redenen om tot aanpassing van het stelsel over te gaan was de behoefte aan betere borging van het gerechtvaardigd vertrouwen dat consumenten en gebruikers mogen stellen in producten, personen en systemen. Dit vertrouwen stond onder druk omdat commerciële belangen soms conflicteerden met het publieke belang. Bovenstaande verbeterpunten maakten een stelselwijziging voor SZW noodzakelijk. SZW heeft het stelsel van certificatie op het gebied van arbeidsomstandigheden recent aangepast. Deze aanpassing verduidelijkt de verdeling van taken en rollen van de verschillende spelers zoals de CI‟s, de Raad voor Accreditatie (RvA), en de Centrale Colleges van Deskundigen (CCvD‟s) en schept heldere kaders voor de (ontwikkeling van) schema‟s voor aanwijzing en toezicht en certificatieschema‟s. De stelselwijziging geldt voor zeven schema‟s. Dat betekent dat zeven beheerstichtingen, waar TCVT er één van is, straks alle met dezelfde macro gaan werken. Hierdoor ontstaat meer grip: er zijn uniforme schema‟s met uniforme eisen. Er wordt straks dus bij iedere gevaarlijke branche op dezelfde manier ingegrepen.
40335
36
Het ministerie heeft modelschema‟s opgesteld voor de betrokken beheerstichtingen, die een leidraad geven voor de schema‟s voor personen, producten en systemen. Deze modelschema‟s scheppen uniformiteit in de structuur van de werkveldspecifieke schema‟s. Zo kunnen beheerstichtingen en CCvD‟s de juiste accenten leggen. De modelschema‟s sluiten nauw aan bij de gangbare accreditatienormen. Ze bevatten een aantal verplichte onderdelen, maar laten op onderdelen ook ruimte voor maatwerk. De modelschema‟s sluiten nauw aan bij de gangbare accreditatienormen. De invoering van het nieuwe stelsel is in volle gang. Daarom is het lastig om op dit moment een gefundeerd oordeel te leveren over iets als regeldruk. Het is nu nog niet duidelijk of bepaalde zaken structureel zijn of kinderziektes betreffen. De volgende alinea moet met dit in het achterhoofd worden gelezen. Regeldruk Het nieuwe stelsel heeft qua regeldruk geen merkbare veranderingen voor de markt. Kraanmachinisten en eigenaars van apparatuur moeten op dezelfde manier als voorheen hun certificatie behalen. In het geval van kraanmachinisten betekent dit dat kraanmachinisten hun certificatie moeten behalen door voor een praktijkexamen te slagen. De kosten voor het behalen van certificatie zijn circa €120 voor een certificaat dat vijf jaar geldig is. Na die tijd vindt hercertificering plaats op basis van een bijscholingsregeling waarbij vier keer vier uur bijscholing moet worden gevolgd. Naast de bijscholingsverplichting zijn machinisten ook verplicht om een praktijkregisterboekje bij te houden. Dit moeten ze iedere drie maanden bijwerken en na vijf jaar inleveren bij de CI. Voor de certificatie van hijskranen, hoogwerkers en werkbakken geldt dat deze een keer per jaar gekeurd moeten worden op veiligheid. Deze keuring neemt doorgaans een halve dag in beslag. Het nieuwe stelsel vergt wel veel inspanningen van de beheerstichtingen en de CI‟s. SZW heeft de beheerstichtingen subsidies gegeven om de nieuwe schema‟s te ontwikkelen, maar deze subsidie dekt lang niet alle inspanningen die hiervoor nodig zijn. De voordelen, zoals uniformering van aanpak, helderheid over de eisen en een betere borging van het gerechtvaardigd vertrouwen, worden zeker onderkend, evenals de noodzaak om de veiligheidsnormen zo hard mogelijk vast te leggen. Wel maakt TCVT zich zorgen over de reikwijdte van de eisen. Zij signaleren zaken, zoals fundatiemachines en –machinisten, waar geen certificaat voor nodig is maar waarbij de veiligheid van mensen en apparatuur ook cruciaal is. De (verwachte) nadelen van de nieuwe schema‟s met betrekking tot regeldruk zijn dat deze wel eens een te strak keurslijf zouden kunnen vormen, wat toepassing in de praktijk niet altijd gemakkelijker maakt. Ook geeft bijvoorbeeld TCVT aan dat er aanpassingen aan de schema‟s in verschillende rondes heeft plaats gevonden, hetgeen de beheerstichtingen en de CCvD‟s extra werk, uren en kosten heeft opgeleverd. De complexiteit van het verticaal transport maakt dat er binnen de sector rekening moet worden gehouden met verschillende specialismen. Hijskranen worden op verschillende terreinen ingezet: in
40335
37
de bouw, offshore, op het spoor en in het havenbedrijf. Ook zijn de eisen die aan (het keuren van) machines worden gesteld weer volledig anders dan bijvoorbeeld de eisen waaraan machinisten moeten voldoen. Daarom heeft het CCvD een aantal werkkamers ingesteld, elk met een eigen specialisme. Voorbeelden hiervan zijn de werkkamers voor offshorekranen, persooncertificatie, keuring hijskranen en hijs- en hefgereedschappen. 4.3.3 Certificatieregeling drinkwaterrichtlijn Initiatief De Europese Drinkwaterrichtlijn verplicht de lidstaten om een nationaal beoordelingssysteem te hebben waarmee voorkomen wordt dat materialen en chemicaliën de kwaliteit van het drinkwater aantasten. In Nederland heeft dit geleid tot de ministeriële Regeling materialen en chemicaliën leidingwatervoorziening. Deze certificatieregeling heeft zijn oorsprong in vrijwillige certificatie vanuit samenwerking tussen de sector en de Inspectie voor de Volksgezondheid om een bepaalde drinkwaterkwaliteit te kunnen garanderen. Vanuit structurele aandacht voor de effecten van materialen en chemicaliën heeft overleg tussen de Inspectie voor de Volksgezondheid, Kiwa en het Rijksinstituut voor Drinkwatervoorziening in 1976 geleid tot een Commissie Gezondheidsaspecten Chemicaliën en Materialen Drinkwatervoorziening (CGCMD). Deze commissie heeft als taak om materialen en chemicaliën die bij de productie en distributie van drinkwater worden gebruikt toxicologisch te beoordelen. Voor de Regeling materialen en chemicaliën leidingwatervoorziening is de Inspectierichtlijn 92-04 als uitgangspunt genomen. De Inspectierichtlijn 92-04 wordt als jaren in Nederland gehanteerd door de waterleidingbedrijven, de producenten van de betreffende materialen en chemicaliën, Kiwa NV en de Inspectie Milieuhygiëne (sinds 2002 onderdeel van het Inspectoraat-Generaal VROM)13. Ontwikkeling Als gevolg van de Europese Drinkwaterrichtlijn uit 1998 heeft het ministerie van VROM in 2002 de Regeling materialen en chemicaliën leidingwatervoorziening 14 gepubliceerd. De regeling verplicht afnemers van materialen en chemicaliën voor waterleidingen en watervoorzieningen zich ervan te verzekeren dat die producten voldoen aan de kwaliteitseisen voor wat betreft de afgifte van bepaalde stoffen. Bij de afweging voor de inzet van certificatie t.o.v. andere vormen van toezicht speelt een rol dat certificatie aansluit bij de binnen de sector bestaande werkwijze. Ook een Europese certificatieregeling wordt vormgegeven volgens de bestaande praktijk. Landen zoals Nederland, Duitsland, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk gelden daarbij als voorbeeld voor het opstellen van een
13
Regeling Materialen en chemicaliën leidingwatervoorziening van 7 december 2002, BWL 2002095022,
Staatscourant 13 december 2002, nr.241.
40335
38
Europese certificatieregeling. Andere vormen van toezicht of toelating hebben zowel nationaal als op Europees niveau geen rol gespeeld. Een ander motief dat een rol heeft gespeeld bij de afweging om voor certificatie te kiezen is dat andere vormen van toezicht minder effectief zijn omdat deze sterk leunen of controle achteraf. Certificatie maakt het mogelijk om vooraf eisen te stellen aan de te gebruiken materialen en chemicaliën en te toetsen of hier aan voldaan wordt. Een belangrijke rol in de afweging om voor certificatie te kiezen ten opzichte van andere vormen van toezicht heeft ook te maken met de technische ontwikkelingen. Technische ontwikkelingen zijn over het algemeen beter te verwerken in certificering dan in regelgeving. In tegenstelling tot vele andere certificatieregelingen worden de criteria voor de huidige nationale certificatieregeling eenzijdig vastgesteld door de Minister van VROM en niet in overleg met leveranciers en afnemers overeengekomen. Deze criteria zijn vastgelegd in de Regeling materialen en chemicaliën leidingwatervoorziening. De minister van VROM laat zich bij het vaststellen van criteria adviseren door de Commissie van Deskundigen Materialen en Chemicaliën art. 17h Waterleidingbesluit (CvD MC). De eisen voor de kwaliteit van het drinkwater zijn vastgelegd in het Waterleidingbesluit. De kwaliteit van het drinkwater wordt door de waterleidingbedrijven scherp bewaakt volgens de regels van datzelfde Waterleidingbesluit. De overheid stelt strenge eisen aan de materialen en chemicaliën die nodig zijn bij de bereiding en distributie van drinkwater, om te voorkomen dat aan het drinkwater stoffen worden afgegeven in concentraties die schadelijk zijn voor de gezondheid. Het ministerie van VROM heeft een inspanningsverplichting om er voor te zorgen dat de consument geen risico‟s loopt als deze drinkwater consumeert en dat drinkwaterkwaliteit voldoet aan de vanuit Europese wet- en regelgeving geaccepteerde risico‟s voor de consument. Voor het bewaken van de kwaliteitseisen wordt door VROM al meer dan 20 jaar gebruik gemaakt van het Kiwa Attest Toxicologische Aspecten (ATA) certificaat. Naast de Europese Drinkwaterrichtlijn is in 2002 een beschikking van de Europese Commissie gepubliceerd t.a.v. de Richtlijn 89/106/EEG (Bouwproductenrichtlijn) over de procedure voor de conformiteitverklaring van voor de bouw bestemde producten die met voor menselijke consumptie bestemd water in contact komen. De conformiteit moet worden vastgesteld door een erkende certificeringsinstelling en –regeling die het productieproces en het product zelf toetst en bewaakt. Europese richtlijn Vanuit zowel Drinkwaterrichtlijn als de Bouwproductenrichtlijn wordt ingezet op één Europees certificeringssysteem EAS (European Acceptance Scheme) dat moet leiden tot een harmonisatie van alle nationale systemen en tot een uniforme drinkwaterkwaliteit in Europa te komen. Het EAS komt sterk overeen met het beoordelingssysteem zoals dit in de huidige nationale certificatieregeling geldt, het Kiwa-ATA. Dit houdt in dat de invoering van het EAS niet of nauwelijks zal leiden tot aanvullende beoordeling voor producten met een Kiwa-ATA en zullen Kiwa-ATA gecertificeerde producten zonder meer toegelaten worden in alle EU landen. Het EAS is echter alleen opgezet voor materialen en niet voor chemicaliën. Het is de bedoeling dat het Europese
40335
39
normalisatie-instituut CEN uiteindelijk de methoden voor het meten van de afgiften gaat ontwikkelen. Het EAS en daarmee een Europese certificatieregeling is niet op korte termijn te verwachten. In de afgelopen jaren heeft het Europese DG Enterprise een poging gedaan de verschillende nationale systemen te harmoniseren. Tot op heden is dat nog niet gelukt, deels door juridische belemmeringen, deels vanwege de grote verschillen tussen de systemen in de Europese lidstaten. Inmiddels ondernemen Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland in een gezamenlijke werkgroep een poging om tot wederzijdse erkenning van elkaars beoordeling- en certificatiesystemen te komen. Op het moment van dit schrijven (januari 2009) staan sommigen al op het punt om het Kiwa-ATA officieel te erkennen15. Alle partijen uit het stelsel zijn voorstander van een Europese certificatieregeling maar de verwachting van de sector is dat het nog lang niet zo ver is. De onderlinge verschillen in Europa zijn volgens hen daarvoor nog veel te groot. Zij achten op middellange tot lange termijn een Europees format waarin nationale normen gegoten worden het meest haalbaar. Op dit moment moeten ondernemers nog voor elk land apart gecertificeerd zijn om als toeleverancier van bouwmaterialen in andere landen producten en diensten aan te bieden. Met name voor kleinere bedrijven zal dit in de huidige situatie een (financiële) drempel zijn om zich op de Europese markt te begeven. De huidige nationale certificatieregeling is bedoeld als een aanvullende vorm van toezicht. Het gaat in dit geval om een toezichtondersteunende variant. De inspectie vindt plaats via een steekproefsysteem. Zowel door VROM, Kiwa als de VROM-inspectie wordt aangegeven dat volgens hen certificatie de enige mogelijkheid is om voorafgaand aan het gebruik van materialen en chemicaliën eisen te stellen en te toetsen of hieraan voldaan wordt. Door gebruik te maken van certificatie wordt op de meest efficiënte wijze getoetst of aan de eisen uit de regeling is voldaan. De certificatieregeling heeft een vermindering van toezicht tot gevolg en leidt niet tot een stapeling van toezicht. Doordat vertrouwd kan worden op de werking van de certificatieregeling kan volstaan worden met inspectie en toezicht middels het doen van steekproeven. Regeldruk Leveranciers, certificatie-instellingen, inspectie-instellingen en kaderstellende partijen zijn er van overtuigd dat de certificatieregeling bijdraagt aan hoogwaardige kwaliteit van het drinkwater die niet wordt aangetast door materialen en chemicaliën die in contact komen met het drinkwater. Regeldruk was voor de nationale certificatieregeling geen motief om een certificatieregeling in te stellen. Het belangrijkste motief voor de nationale certificatieregeling is een waarborg van de drinkwaterkwaliteit en volksgezondheid. Op Europees niveau heeft regeldruk wel een rol gespeeld. De Europese richtlijnen en de intentie om tot een Europees beoordelingsysteem en certificatieregeling te komen zijn naast het aspect van drinkwaterkwaliteit en volksgezondheid ingegeven door de wens om concurrentiebelemmeringen weg te nemen. De markt voor leveranciers
15
www.kiwa.nl
40335
40
van producten die in contact komen met drinkwater is klein. Certificering is een vrij kostbaar proces. Op dit moment is het zo dat voor een leverancier die in Nederland gecertificeerd materiaal levert aan drinkwaterbedrijven in Nederland deze erkende kwaliteitsverklaring voor zijn producten niet automatisch ook in bijvoorbeeld Duitsland geldt. Een leverancier die dus internationaal wil opereren dient in ieder Europees land opnieuw het proces van certificatie te doorlopen. Door tot afstemming in de verschillende nationale beoordelingssystemen te komen kan een Europese certificatieregeling opgezet worden, waardoor een leverancier slechts éénmalig zijn producten behoeft te certificeren. Dit voorkomt allerlei regeldruk en verhoogt de mate van concurrentie, daar waar de concurrentie nu belemmerd wordt. De VROM-inspectie ziet als bijkomend voordeel dat leveranciers hierdoor eerder geneigd zullen zijn zich te laten certificeren, waardoor de kans dat waterleidingbedrijven ongecertificeerde materialen gebruiken afneemt. De nieuwe Europese certificatieregeling zal weliswaar aanpassing vereisen van de bestaande regeling, maar levert volgens VROM, RIVM en Kiwa vooral voordelen op als het gaat om regeldruk. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat Nederland een beoordelingsysteem hanteert dat in Europa als een voorbeeld wordt gezien. Niet voor niets heeft Nederland samen met Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk het initiatief genomen om tot een gelijkwaardig afgestemd beoordelingssysteem te komen nadat een EAS in eerste instantie niet haalbaar bleek. Regeldruk wordt met name door leveranciers ervaren. Het huidige systeem van certificatie geldt alleen voor Nederland en is niet gelijkwaardig en onvoldoende afgestemd met andere Europese landen. Leveranciers worden hierdoor beperkt in hun mogelijkheden om producten buiten de nationale markt op de markt te brengen. Als een leverancier zijn product op Europees niveau wil verkopen brengt dit voor hem zowel financiële als administratieve lasten met zich mee. Dit brengt voor leveranciers extra kosten met zich mee, omdat de inspectiefrequenties hoog zijn en de routings ingewikkeld. Dit heeft ook weer gevolgen voor de prijs van het product en daarmee voor de afnemer van het product (de waterleidingbedrijven en waterbedrijven). Voorzien wordt dat een Europese certificatieregeling deze lasten verminderd, omdat een leverancier een product slechts eenmalig hoeft te laten certificeren. Voor de afnemers heeft een Europese certificatieregeling als voordeel dat de kosten van materialen en chemicaliën kunnen dalen doordat er sprake is van meer concurrentie omdat er meer aanbieders zullen zijn. Het RIVM, Kiwa en VROM signaleren overigens verder geen geluiden van leveranciers over regeldruk of administratieve lasten als gevolg van de huidige nationale certificatieregeling. 4.3.4 Regeling Brandmeldinstallaties Initiatief De Regeling Brandmeldinstallaties 2002 (BMI) is een kwaliteitszorg- en certificatiesysteem. BMI is tot stand gekomen in samenwerking met het Landelijk Netwerk voor de Brandpreventie (LNB), het ministerie van BZK Directie Brandweer en Rampenbestrijding, het NIBRA, het Verbond van Verzekeraars, de Vereniging van Beveiligingsondernemingen in Nederland (VEBON) namens branddetectiebedrijven, fabrikanten en leveranciers, de Vereniging voor Veiligheid en Beveiliging
40335
41
(VVB), namens de inspectie-instellingen en de Unie van Elektrotechnische Ondernemers (UNETO), namens de installatie- en onderhoudsbedrijven. Achtergrond Het belangrijkste doel van een door de wetgever vereiste brandmeldinstallatie is brand signaleren zodat ontruiming kan starten. Het waarborgen van de veiligheid van mensen (publieksbelang) staat centraal. In tweede instantie is de brandmeldinstallatie bedoeld om schade door brand zoveel mogelijk te beperken. Kaderstellende partijen bij de BMI regeling zijn de brandweer en verzekeraars. De brandweer adviseert overheden over brandveiligheid en brandpreventie, maar staat de afnemer ook terzijde met brandpreventieadviezen. Verzekeraars stellen eisen om ervoor te zorgen dat hun schades niet te groot worden. Certificatie van brandmeldinstallaties komt oorspronkelijk uit de branche die branddetectie- en blusapparatuur produceert voort en is ontstaan vanuit de behoefte van ondernemers om zich te onderscheiden. Certificatie is in de sector een gebruikelijke manier om aan te tonen dat systemen en installaties aan de eisen voldoen en in samenspel met elkaar ook werken. Het gebruik van certificatie is in dit geval voor de overheid aantrekkelijk omdat de techniek rond brandmeldinstallaties dermate complex en specialistisch is dat de overheid zelf de capaciteit niet heeft om inhoudelijke kaders te ontwikkelen of daarop te handhaven. Ook de gebruiker van een brandmeldinstallaties kan niet of moeilijk beoordelen of deze naar behoren werken. De regeling borgt een kwaliteitsniveau dat primair geldt voor het geleverde product, de BMI. Anderzijds betreft het kwaliteitscriteria voor de erkenning van bedrijven en personen die betrokken zijn in het proces om te komen tot een brandmeldinstallatie. De regeling geeft aan wat van de (specifieke) brandmeldinstallatie en van de diverse (markt-)partijen wordt verwacht en hoe handhaving en controle plaatsvindt. Naarmate een gebouw en het gebruik ervan complexer en grootschaliger is moet de brandmeldinstallatie gekoppeld zijn aan de alarmcentrale. Naarmate de eisen die aan een gebouw en het gebruik ervan gesteld worden complexer zijn moet de brandmeldinstallatie gekoppeld zijn aan andere brandbeveiligingsinstallaties en organisatorische en bouwtechnische maatregelen inzake brandveiligheid. De gebruiker dient in dat geval conform het Gebruiksbesluit een certificaat volgens de regeling BMI 2002 aan te kunnen tonen. De BMI-regeling is verankerd in het Gebruiksbesluit en van toepassing op (vergunningplichtige) gebouwen. Via het Programma van Eisen (vooraf) en het brandmeldinstallatiecerticificaat (achteraf) heeft de overheid extra mogelijkheden om de wettelijke eisen te controleren en te handhaven. Het Gebruiksbesluit geldt sinds eind 2008 en bevat landelijk geldende regelgeving over het brandveilig gebruik van bouwwerken. Het is van toepassing op alle bouwwerken. De certificatieregeling Brandmeldinstallaties is daarmee gekoppeld aan nationale regelgeving. De Regeling Brandmeldinstallaties is een kwaliteitszorg- en certificatiesysteem, samengesteld door en voor alle bij brandbeveiliging betrokken marktpartijen. Het certificaat geldt als onvoorwaardelijke
40335
42
toelatingsvariant daar waar in het Gebruiksbesluit sprake is van een zogenaamde doormelding of als voorwaardelijke toelatingsvariant voor bedrijven die brandmeldinstallaties aanleggen. De regeling Brandmeldinstallaties 2002 is vastgesteld op 15 november 2001 door de Raad Brandbeveiliging van Stichting Nationaal Centrum voor Preventie. Tot 2004 beheerde de Stichting Nationaal Centrum voor Preventie de regeling. Eind 2004 is de Regeling BMI overgedragen aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Hiermee is beoogd dat een onafhankelijke partij, het CCV, de certificeringsregeling/schema‟s voor brandveiligheid centraal zou beheren. Het CCV heeft met meerdere certificatieinstellingen overeenkomsten afgesloten voor het uitvoeren van de Regeling Brandmeldinstallaties 16. Voor het ontwerp, de installatie en het onderhoud van brandmeldinstallaties stelt het CCV een certificatieschema op en onderhoudt deze. Nieuwe regeling Het CCV beoogde de regeling in 2009 her uit te geven. Het voorstel voor de nieuwe regeling BMI kent meer mogelijkheden dan de bestaande regeling. Binnen de regeling zijn modules voor het opleveren van de installatie (vergelijkbaar met de oude regeling, maar dan wel sterk verbeterd), voor het onderhoud aan de installatie (bijvoorbeeld jaarlijks uit te voeren) en voor inspectie van het brandveiligheidsconcept op basis van een BMI (dat wil zeggen niet alleen de installatie op zichzelf, maar ook de bediening van de liften (bij brand naar 0), het doormelden naar een alarmcentrale of naar de brandweer, eventueel aanschakelen van een ontruimingsalarminstallatie, een rookbeheersingsinstallatie of een blusinstallatie (sprinkler), en de samenhang met organisatorische en bouwkundige maatregelen). Het voorstel is inmiddels door de Raad van Accreditatie (RvA) beoordeeld en het streven van de sector en het CCV is dat dit in 2010 onder accreditatie uitvoerbaar is. Er is echter nog geen overeenstemming met de branches over dit nieuwe voorstel. Leveranciers zijn van mening dat via de huidige BMI regeling naar een groter geheel aan installaties (en bouwkundige en organisatorische aspecten) wordt gekeken. Volgens het bedrijfsleven wordt door de ontwerpschema‟s van het CCV de term „brandmeldinstallatie‟ verbreed naar andere brandbeveiligingsinstallaties en bouwkundige en organisatorische maatregelen inzake brandveiligheid die in het Gebruiksbesluit niet bedoeld zouden zijn. Hierdoor zou pseudo-wetgeving gecreëerd worden. Door dat de integrale brandveiligheidsketen niet goed is geregeld in het Gebruiksbesluit wordt volgens leveranciers de BMI-regeling gebruikt als “ingang” om dit te reguleren. Zij zijn van mening dat BMI ten onrechte gebruikt wordt als synoniem voor brandveiligheid. De huidige regeling (BMI 2002) leidt wel tot vereenvoudiging van naleving, dat is echter niet het primaire doel van een regeling. Een ander bezwaar dat genoemd wordt zijn de gevolgen van de nieuwe ontwerpschema‟s voor de inrichting van de markt, wat tot onnodige lastenverzwaring en vertraging zou leiden. In een
16
Regeling Brandmeldinstallaties (BMI) 2002, p. 2, 2009
40335
43
klachtenbrief gericht aan de minister van WWI van 5 maart 2009 geven Uneto-VNI, VEB en VEBON aan dat zij van mening zijn dat de herziene ontwerpschema‟s onduidelijk zijn en het kleinere bedrijven onmogelijk maken hieraan te voldoen. De wijziging zou tot een grote stijging van de met certificatie gemoeide lasten kunnen leiden en een beperking van de markttoegang voor bedrijven kunnen inhouden. Naast extra lasten vreest het bedrijfsleven dat de herziene ontwerpschema‟s tot een lagere kwaliteit van de brandmeldinstallaties zal leiden. Het bedrijfsleven wil het liefste naar twee certificatieschema‟s toe: één voor nieuwbouw (het leveren van de BMI) en één voor onderhoud (de dienst) 17. In het eerste kwartaal van 2010 wordt het overleg weer opgepakt met als doelstelling te komen tot een opzet waar ook de branches zich achter kunnen scharen en afzien van verdere doorontwikkeling van een eigen regeling in een separaat traject. Regeldruk Met name leveranciers ervaren regeldruk. Het huidige systeem van BMI certificatie is verweven met andere zaken. Dit wordt door de leveranciers als een last en als onwenselijk ervaren. Verschillende systemen in een gebouw zijn met elkaar verweven. Brandmeldinstallaties moeten volgens leveranciers deugdelijk zijn, maar andere installaties ook. Op dit moment is de BMI-regeling de enige ingang om dit ook voor bouwkundige en organisatorische zaken te regelen. Dit brengt voor leveranciers extra kosten met zich mee, omdat de inspectiefrequenties hoog zijn en de routings ingewikkeld. Dit heeft ook weer gevolgen voor de prijs van het product en daarmee voor de afnemer van het product. De markt wil daarom meer duidelijkheid over de positie van de BMI regeling, gaat het alleen om BMI of wordt de regeling breder opgevat 18? Het CCV is sceptisch of certificatie daadwerkelijk leidt tot regeldruk of administratieve lasten. Feit is nou eenmaal dat installatiebedrijven aan een aantal eisen moeten voldoen. Elk bedrijf moet tenminste een dossier bijhouden van elke installatie en aan kunnen tonen over de vereiste deskundigheid te beschikken. De certificatie- en inspectie-instellingen houden eveneens dossiers bij. Het CCV voert harmonisatie-onderzoek uit en gaat na of in vergelijkbare gevallen dezelfde beslissingen genomen worden. In theorie zou je dat mogen verwachten. De gebouweigenaar tenslotte moet zijn certificaten goed bewaren. Volgens het CCV maken dit soort afspraken of regels onderdeel uit van normale bedrijfsvoering. Ondanks dat vanuit de branche verklaard is dat de regeling zou leiden tot een miljoenenkostenpost is dit naar het CCV toe nooit onderbouwd. Het CCV is daarnaast van mening dat de regeldruk die gepaard gaat met de regeling in verhouding staat tot wat dit het bedrijfsleven oplevert. Brancheverenigingen schatten de omzet op het gebied
18
Hierbij moet opgemerkt worden dat de leveranciers van mening zijn dat hun verantwoordelijkheid zich
beperkt tot de oplevering van een systeem (certificatie) en dat de gebouweigenaar het gehele brandveiligheidsconcept beoordeeld wil zien (inspectie, bijv volgens ontwerpregeling BMI:2009, module C).
40335
44
van brandmeldinstallaties op maximaal ca. € 200-250 miljoen. Het CCV gaat uit van beperkte kosten voor het bedrijfsleven om de regeling uit te kunnen voeren. Uitgaande van tenminste 1000 bedrijven kost de regeling volgens het CCV € 2000,- per bedrijf per jaar (aan kosten van audits, et cetera). Voor de gehele sector is dat dan € 2 miljoen. De branche heeft een signaal afgegeven over de voorziene regeldruk in de nieuwe BMI-regeling. De exacte gegevens over de mate waarin regeldruk in verhouding staat tot het nut van de BMIregeling (kosten versus baten) zijn niet bekend. Het bedrijfsleven ervaart met name regeldruk en administratieve lasten als gevolg van de kosten die gemaakt moeten worden om zich bepaalde specialismen eigen te maken. Het feit dat er de afgelopen jaren veel nieuwe toetreders op de markt voor brandmeldinstallaties zijn suggereert dat regeldruk geen barrière vormt voor toetreding tot de markt. Daarbij moet worden opgemerkt dat de hogere bouwproductie in voorgaande jaren toetreding aantrekkelijker maakte. Anderzijds geeft de huidige situatie het beeld dat veel bedrijven hun certificering dit jaar laten voor wat het is vanwege het geringere aanbod van werk. Positief is wel dat de regeling een vereenvoudiging van toezicht lijkt te bewerkstelligen. Leveranciers, kaderstellende partijen, verzekeraars en bevoegd gezag werken intensief samen, waardoor dubbel werk met verzekeraars en bevoegd gezag wordt voorkomen. 4.4 Samenvattend Dit hoofdstuk biedt verdieping op basis van een expertbijeenkomst en de uitwerking van vier cases. In deze afsluitende paragraaf nemen we de hoofdlijnen uit het hoofdstuk samen. We verdelen dit onder in de motivaties om voor certificatie te kiezen en regeldruk. Waar mogelijk relateren we daarbij de belangrijkste conclusies uit de expertbijeenkomst aan de grote lijnen uit de cases. We eindigen met een tabel waarin per casus het initiatief, de ontwikkeling en de gevolgen voor regeldruk worden samengevat. Motivaties om voor certificatie te kiezen Uit onze verdieping blijkt niet dat vermindering van regeldruk veel aan de orde is als overweging om voor certificatie te kiezen. Noch in de expertsessie, noch in de verschillende cases kwam dit naar voren. We onderscheiden hier drie motieven die wel nadrukkelijk terug kwamen bij de keuze voor certificering. Een veelgenoemde reden om voor certificering te kiezen is dat het de overheid aan capaciteit ontbreekt om de regulering zelf ter hand te nemen. Capaciteit kan hierbij het gebrek aan mensen in algemene zin betekenen, maar vaak gaat het om specialistische, veelal technische expertise die de overheid niet in huis heeft en de markt wel. Het is dan makkelijker om regulering aan de markt over te laten dan bijvoorbeeld een eigen uitvoeringsdienst in te richten met alle investeringen van dien. Dit argument is vooral terug te zien in de cases Verticaal Transport en Brandmeldinstallaties. Een ander motief om voor certificering te kiezen is dat dit middel oorspronkelijk uit de markt afkomstig is en dus goed aansluit bij de belevingswereld van de bedrijven. Dit principe gaat vaak op, maar geldt ook omgekeerd: als certificering wordt toegepast in een sector die hier niet mee
40335
45
vertrouwd is dan is het middel geen garantie voor succes. Het beste voorbeeld daarvan is de verpleeghuizen en verzorgingshuizensector, waar organisaties pas echt met het HKZ certificaat en andere keurmerken aan de slag gingen toen ze daartoe gedwongen werden door verzekeraars die dit verplicht stelden bij de contractering. Regeldruk Een terugkerende constatering is dat het heel lastig is om de regeldruk die gepaard gaat met een certificeringsregeling te bepalen. Bedrijven hebben te maken met verschillende regels die ze door verschillende partijen opgelegd krijgen. Het is voor een ondernemer niet altijd duidelijk welke regel van wie komt. In verschillende cases, met name de HKZ certificatie voor Verpleeghuizen en Verzorgingshuizen en de Regeling Brandmeldinstallaties, komt regeldruk door stapeling van regels naar voren. Bij Verpleeg en Verzorgingshuizen wordt de stapeling veroorzaakt door de opgetelde eisen rond het kwaliteitssysteem, prestatie-indicatoren voor verantwoorde zorg en aanvullende eisen die de zorgverzekeraars stellen, bij BMI wordt de stapeling veroorzaakt door de verbreding van de regeling naar bouwkundige en organisatorische aspecten. Het streven naar harmonisatie van de regels staat dan ook hoog op de agenda in verschillende stelsels. Vermindering van regeldruk kan wel het doel zijn van Europese eenheidsregelingen, zoals bij de drinkwaterrichtlijn. Als één collectieve Europese regeling de invulling per lidstaat vervangt dan worden daarmee concurrentiebelemmeringen weggenomen, bijvoorbeeld doordat ondernemers nog maar één Europees certificaat hoeven te behalen in plaats van een certificaat per lidstaat.
40335
46
We besluiten dit hoofdstuk met een overzicht van de belangrijkste punten uit de verschillende cases die we hebben onderzocht. Casus
Initiatief voor certificatie
Ontwikkeling
Regeldruk
Verpleeg en Verzorgingshuizen
Bij HKZ, opgericht door organisaties van patiënten, consumenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders
Markt gebruikte niet vrijwillig certificatie voor kwaliteitssysteem, verplicht gesteld door zorgverzekeraars
Stapeling normen en toezicht: kwaliteitssysteem + verantwoorde zorg + eisen zorgverzekeraars
Verticaal Transport
Bij SZW, wettelijk verplicht voor verschillende producten, werkzaamheden en systemen in Arbowet en Warenwet
Stelselwijziging door SZW: betere rolverdeling in stelsel, uniformering zeven schema‟s
Toetsbaarheid nomen: De kosten voor het behalen van een (her)certificaat kunnen toenemen door kosten die beheerstichtingen moeten maken om stelselwijziging door te voeren
Drinkwater
Bij VROM als gevolg van EUrichtlijn, certificatie verplicht volgens ministeriële Regeling materialen en chemicaliën leidingwatervoorziening en Europese Drinkwaterrichtlijn.
Certificatie ontstaan vanuit marktinitiatief en Inspectie voor de Volksgezondheid (1976), om een bepaalde drinkwaterkwaliteit te kunnen garanderen. Europese ontwikkeling om tot een uniform Europees certificatiesysteem te komen.
Neemt af: certificatie wordt geldig in de hele EU
Brandmeldinstallaties
Initiatief bij ministerie van BZK en VROM. Tot stand gekomen in samenwerking met het Landelijk Netwerk voor de Brandpreventie (LNB), het ministerie van BZK Directie Brandweer en Rampenbestrijding, het NIBRA, het Verbond van Verzekeraars, de Vereniging van Beveiligingsondernemingen in Nederland (VEBON) namens branddetectiebedrijven, fabrikanten en leveranciers, de Vereniging voor Veiligheid en Beveiliging (VVB), namens de inspectie-instellingen en de Unie van Elektrotechnische Ondernemers (UNETO), namens de installatie- en onderhoudsbedrijven.
Ontstaan vanuit een behoefte van de branche om zich te onderscheiden. Van oorsprong maakte het certificaat deel uit van een vergunningenstelsel. Door het Gebruiksbesluit is dit gewijzigd.
Stapeling van normen: Verbreding van normen BMI-regeling gebruikt als “ingang” om integrale veiligheidsketen te reguleren.
40335
47
5. Samenvatting en conclusies
In dit hoofdstuk zetten we onze belangrijkste bevindingen op een rij en relateren deze in de conclusies aan de onderzoeksvragen die het vertrekpunt van dit onderzoek vormden. Certificatie en regeldruk nader beschreven Definitie van certificatie Wij hebben in dit onderzoek de materiële definitie van het kabinet als uitgangspunt genomen. Deze luidt: „Het geheel van activiteiten op grond waarvan een onafhankelijke, deskundige en betrouwbare instelling vaststelt en schriftelijk kenbaar maakt dat er een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat een duidelijk omschreven object (een product, proces, systeem of de vakbekwaamheid van een persoon) voldoet aan de vooraf gestelde eisen.‟ Dit houdt in dat we niet alleen erkenningen die formeel als certificatie worden aangeduid, maar ook erkenningen met formele benamingen als toelating, conformiteitsverklaring of normalisatie meenemen. Er zijn drie uitzonderingen op het bovenstaande: als erkenningen formeel als accreditatie worden aangeduid of formeel met vaststaande bestuursrechtelijke termen/figuren worden aangeduid is er geen sprake van certificatie. Als een erkenning formeel als certificatie wordt aangeduid is er sprake van een certificaat. Varianten van certificatie Dit onderzoek richt zich op varianten van certificatie waarbij er een koppeling met wet of regelgeving is. De varianten die we onderscheiden zijn: Toezichtsondersteuningsvariant: certificatie op vrijwillige basis die de overheid kan benutten bij de uitvoering van toezichts- en handhavingsbeleid in het kader van wettelijke regelingen. Hierbij wordt een impliciete koppeling gemaakt met regelgeving. Toelatingsvariant: certificatie is uitdrukkelijk in wet- en/of regelgeving verplicht gesteld. Er zijn hierbij twee subvarianten: onvoorwaardelijk (de overheid accepteert een certificaat zonder verdere toetsing als een bewijs van toelating op een markt of tot bepaalde activiteiten) en voorwaardelijk (een certificaathouder krijgt toegang tot de markt of activiteiten. De overheid blijft toezicht houden). Beide subvarianten kunnen zowel verplicht (certificaat is de enige geldende voorwaarde om toe te mogen treden) als vrijwillig (de wetgeving biedt naast het certificaat ook andere mogelijkheden om aan wettelijke verplichtingen te voldoen. Certificatiemodellen We onderscheiden in dit onderzoek vier modellen van certificatie. In het eerste model nemen bedrijven het initiatief tot certificatie. Met behulp van een externe toets worden op deze manier met zaken als vakbekwaamheid, kwaliteitszorg of betrouwbaarheid het imago van de sector te verbeteren. Vaak stellen de bedrijven zelf de normen en procedures voor de regeling op en zijn de
40335
48
initiërende bedrijven zelf ook certificaathouders. Het ontbreekt in dit eerste model dan ook aan onafhankelijkheid. In het tweede model wordt certificatie geborgd, met of zonder de Raad voor Accreditatie (RvA). Certificatie ligt in dit model bij certificerende instellingen (CI‟s). De competentie van deze CI‟s wordt meestal geborgd met een accreditatieverplichting. Dit loopt via de RvA. In het tweede model wordt normstelling veelal gebaseerd op onafhankelijke bronnen, zoals internationale normdocumenten, en is er een College van Deskundigen (CvD) betrokken. Ook de constructie in dit tweede model is niet geheel onafhankelijk. Certificaathouders betalen CI‟s om een certificaat te kunnen behalen, de CI‟s betalen op hun beurt de RvA voor het behalen van een accreditatie. RvA‟s en CI‟s combineren daarmee dus een commerciële met een toezichthoudende rol. Bij het derde model is de rijksoverheid betrokken. De overheid maakt in dit model gebruik van certificering ter ondersteuning van haar eigen toezichtsfunctie, bijvoorbeeld door in het toezicht rekening te houden met het al dan niet hebben van een certificaat. Model 3 combineert dus eigenlijk het toezichtsregime van de overheid met model twee. In dit model ontstaat een relatie met regeldruk, doordat toezichtslasten afnemen als een ondernemer een certificaat heeft of doordat de administratieve lasten verschuiven van de overheid naar de sector. Er kan zelfs een toename van regeldruk optreden als overheid en sector niet als communicerende vaten werken. In het vierde model gaat de overheid een stap verder en zet certificatie in ter vervanging van eigen regelgeving en toezicht. Een en ander moet daarvoor goed op elkaar worden afgestemd. Net als bij het derde model kan de regeldruk afnemen, verschuiven of zelfs toenemen. Dit laatste kan gebeuren als de overheid zich ook bemoeit met het functioneren van CI‟s, omdat deze bemoeienis kan leiden tot hogere eisen voor CI‟s en RvA. Dit wordt vaak doorberekend aan de certificaathouders. Bovendien kan stapeling van toezicht en/of normen optreden of kan de toetsbaarheid van normen ingewikkelder worden. Inventarisatie Belemmeringen bij de inventarisatie Bij de inventarisatie van certificatieregelingen die gekoppeld zijn aan wet- en regelgeving viel op dat dit een onontgonnen terrein is. Er is weinig informatie voorhanden en de kennis bij de overheid is beperkt en gefragmenteerd. De RvA beheert een databank met regelingen, maar in deze databank wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten certificatie en de koppeling met wet en regelgeving. Ministeries houden geen lijsten met certificaten bij. Als oorzaken hiervoor onderscheiden we het feit dat certificatie geen afzonderlijk punt van aandacht is, dat er onduidelijkheid over definities is , dat men zich er niet altijd van bewust is dat het om certificatie gaat, dat het ontbreekt aan rijksbrede kaders en dat men soms niet weet dat er certificaten gehanteerd worden. Dit alles heeft ertoe geleid dat wij niet over een totaaloverzicht van certificaten die gekoppeld zijn aan wet- en regelgeving hebben kunnen beschikken.
40335
49
Resultaten inventarisatie Wij hebben via een inventarisatie bij de ministeries 288 certificaten kunnen achterhalen. De meeste daarvan komen van V&W, gevolgd door VROM, LNV, Justitie en VWS. Er komen er 55 voort uit EUregelgeving, 74 uit andere internationale regelgeving en 90 uit nationale wetgeving. Van de overige 69 certificaten hebben de ministeries geen bron vermeld. In de helft (138) van de gevallen is niet aangegeven om welke variant het gaat. Bij de overige regelingen gaat het 23 keer om de toezichtsondersteunende variant (vooral bij VROM en SZW) en 98 keer om de toelatingsvariant (vooral bij VROM, V&W, Defensie en OCW). In 29 gevallen gaven de ministeries aan dat het geen certificatie betrof. De ministeries gaven voor 75 van de 288 regelingen een motivatie op om voor certificatie te kiezen. De genoemde motivaties zijn internationale regelgeving, maatschappelijk belang, complexiteit van een product of dienst, sector en marktwerking en regeldrukvermindering. Regeldruk werd twee keer als motief genoemd, een schamele opbrengst. In beide gevallen ging het om het vervallen van overheidstoezicht als gevolg van een certificatieregeling. Het loont echter de moeite om na te gaan of er achter andere genoemde motieven geen regeldruk schuil gaat. Bijvoorbeeld bij het motief complexiteit van een product of dienst zou een certificatiestelsel dat inhoudelijk wordt bepaald door de markt wellicht tot minder toezichtslast kunnen leiden dan toezicht dat vanuit de overheid wordt opgezet en dat door gebrek aan kennis uitgebreider of minder to the point is. We hebben aanvullende deskresearch en interviews gedaan om een beter beeld te krijgen van de relatie tussen regeldruk en certificatie. VNO-NCW benoemt de volgende problemen in dit verband: - de kosten die bedrijven moeten maken om een certificaat te krijgen; - de proportionaliteit van de maatregelen die nodig zijn om aan een certificaat te voldoen roept vraagtekens op, bijvoorbeeld bij de verplichting om een managementsysteem in te voeren; - door certificatie-eisen te hanteren sluit je alternatieve werkwijzen of producten uit. Dit kan innovatie en concurrentie tegenwerken; - de overheid stelt bij haar eigen inkoop vaak certificatie-eisen aan leveranciers. Als voordelen worden genoemd: - het voldoen aan normen en certificaten biedt meer zekerheid en continuïteit voor een bedrijf; - normen worden door marktpartijen zelf opgesteld.
40335
50
Verdieping Motivaties om voor certificatie te kiezen Uit onze verdieping (expertsessie en vier cases) blijkt niet dat vermindering van regeldruk veel aan de orde komt als overweging om voor certificatie te kiezen. Noch in de expertsessie, noch in de verschillende cases kwam dit naar voren. We onderscheiden hier drie motieven die wel nadrukkelijk terug kwamen bij de keuze voor certificering. Een veelgenoemde reden om voor certificering te kiezen is dat het de overheid aan capaciteit ontbreekt om de regulering zelf ter hand te nemen. Capaciteit kan hierbij het gebrek aan mensen in algemene zin betekenen, maar vaak gaat het om specialistische, veelal technische expertise die de overheid niet in huis heeft en de markt wel. Het is dan makkelijker om regulering aan de markt over te laten dan bijvoorbeeld een eigen uitvoeringsdienst in te richten met alle investeringen van dien. Dit argument is vooral terug te zien in de cases Verticaal Transport en Brandmeldinstallaties. Een ander motief om voor certificering te kiezen is dat dit middel oorspronkelijk uit de markt afkomstig is en dus goed aansluit bij de belevingswereld van de bedrijven. Dit principe gaat vaak op, maar geldt ook omgekeerd: als certificering wordt toegepast in een sector die hier niet mee vertrouwd is dan is het middel geen garantie voor succes. Het beste voorbeeld daarvan is de verpleeghuizen en verzorgingshuizensector, waar organisaties pas echt met het HKZ certificaat en andere keurmerken aan de slag gingen toen ze daartoe gedwongen werden door verzekeraars die dit verplicht stelden bij de contractering. Hoewel de experts van mening zijn dat maatschappelijk belang nooit een zelfstandig motief kan zijn om voor certificering te kiezen is de maatschappelijke relevantie nooit in het geding, of het nou om de kwaliteit van drinkwater, verpleeghuizen of hijskranen gaat of om optimale bescherming tegen brand. Over het algemeen zijn de ondernemers uit de cases die wij hebben onderzocht zeer goed doordrongen van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Certificatie is een middel om veiligheid strak te definiëren en goed te borgen. Het biedt bovendien maatschappelijke bescherming tegen ondernemers die sterker hechten aan commerciële belangen dan aan maatschappelijke verantwoordelijkheid. Regeldruk Een terugkerende constatering is dat het heel lastig is om de regeldruk die gepaard gaat met een certificeringsregeling te bepalen. Bedrijven hebben te maken met verschillende regels die ze door verschillende partijen opgelegd krijgen. Het is voor een ondernemer niet altijd duidelijk welke regel van wie komt. In verschillende cases, met name de HKZ certificatie voor Verpleeghuizen en Verzorgingshuizen en de Regeling Brandmeldinstallaties, komt regeldruk door stapeling van regels naar voren. Bij Verpleeg en Verzorgingshuizen wordt de stapeling veroorzaakt door de opgetelde eisen rond het kwaliteitssysteem, prestatie-indicatoren voor verantwoorde zorg en aanvullende eisen die de zorgverzekeraars stellen, bij BMI wordt de stapeling veroorzaakt door de verbreding
40335
51
van de regeling naar bouwkundige en organisatorische aspecten. Het streven naar harmonisatie van de regels staat dan ook hoog op de agenda in verschillende stelsels. Vermindering van regeldruk kan wel het doel zijn van Europese eenheidsregelingen, zoals bij de drinkwaterrichtlijn. Als één collectieve Europese regeling de invulling per lidstaat vervangt dan worden daarmee concurrentiebelemmeringen weggenomen, bijvoorbeeld doordat ondernemers nog maar één Europees certificaat hoeven te behalen in plaats van een certificaat per lidstaat. Concluderend Dit onderzoek was een zoektocht naar de regeldruk die optreedt als gevolg van de koppeling tussen certificatie en wet- en regelgeving. Deze zoektocht is moeizaam verlopen. Het bleek ondoenlijk om een integraal overzicht van certificatieregelingen op te stellen. De belangrijkste oorzaak hiervoor is wellicht dat certificatie geen afzonderlijk punt van aandacht is. Daarnaast is ons gebleken dat het kabinetsstandpunt uit 2003 geen eenduidig kader biedt en ruimte laat voor verschillende wijzen van inrichting van het certificatiestelsel. De aanpak van certificatie in de praktijk is evenmin eenduidig, wat niet bijdraagt tot een overzichtelijk stelsel. Uit ons onderzoek komt verder niet naar voren dat regeldruk een nadrukkelijke rol speelt bij de keuze voor certificatie. Het bovenstaande leidt tot de overkoepelende conclusie dat het niet goed mogelijk is om een uitputtend overzicht en inzicht te geven in de regeldruk die optreedt als gevolg van de koppeling tussen certificatie- en regelgeving. Dit alles neemt niet weg dat we veel te weten zijn gekomen over de dynamiek van de certificeringspraktijk. In het licht van de onderzoeksvragen is er een aantal zaken op te merken die in relatie tot regeldruk reden tot zorg kunnen zijn. In het tweede hoofdstuk noemden we al drie risico‟s voor regeldruk die op kunnen treden als de overheid certificatie koppelt met wet- of regelgeving: stapeling van toezicht, stapeling van normen en de toetsbaarheid van normen. Met name de eerste twee risico‟s zijn we op verschillende punten in ons onderzoek tegengekomen, bijvoorbeeld in de cases die we ter verdieping hebben onderzocht. De risico‟s komen terug bij de verschillende vormen van koppeling. Bij de toezichtsondersteunende variant van certificatie kan stapeling van normen en toezicht optreden. De overheid trekt zich immers niet terug als toezichthouder. De beide toelatingsvarianten kunnen leiden tot een stapeling van normen, bijvoorbeeld als de overheid de certificatieregeling gebruikt om ook normen op aanpalende gebieden onder te brengen. Ook kan de toetsbaarheid van de normen hierdoor in het geding zijn. Hierbij is wel een nuancering te maken. Het beeld dat wij op basis van dit onderzoek hebben gekregen moet als indicatief worden beschouwd. Het is op basis van een algemene inventarisatie en vier verdiepende cases niet gerechtvaardigd om harde uitspraken te doen over de relatie tussen varianten van certificatie en specifieke vormen van regeldruk. Een ander, fundamenteel, punt tot zorg met betrekking tot regeldruk is gelegen in het feit de overheid zich mengt in iets dat van oudsher een vorm van zelfregulering door de markt is. Als de overheid certificatie koppelt aan wet- of regelgeving dan blijkt onder meer uit onze cases dat het betrokken of verantwoordelijke ministerie sneller geneigd is om normen en eisen toe te voegen aan de normen en eisen die de markt voor zichzelf had gesteld, vanuit de wens om meer grip op
40335
52
certificatie te houden. Dit kan leiden tot een toename van regeldruk voor gecertificeerden in feitelijke zin, er wordt méér gevraagd. Maar ook de beleefde regeldruk kan toenemen als aanvullende normen niet aangrijpen op het primaire werk van de gecertificeerde. Een positieve uitzondering op het gebied van regeldruk wordt gevormd door certificatie die gekoppeld is aan EU-regelgeving. Bij deze koppeling kan de regeldruk voor gecertificeerden juist afnemen doordat het door hen behaalde certificaat in heel Europa geldig is en zij zich de kosten en inspanningen om in ieder afzonderlijke lidstaat een certificaat te behalen in het vervolg kunnen besparen.
40335
53
Bijlage 1 Lijst van benaderde personen
40335
Voor de inventarisatie benaderde personen
Organisatie
Naam
BuZa
George Eras
Defensie
Jeroen Miete
EZ
Henk Verkerk
EZ
Jurian Muller
Financiën
Arie Leder
Justitie
Jaap Roording
LNV
Fred Loeb
OCW
Marijn Kooij
SZW
Bernard Bennink
V&W
Siemen Bolhuis
VROM
Eric Ruwiel
VROM
Kees Henderson
VWS
Spencer Paul
CCV
Kees de Vaal
Agentschap Telecom
Alwin Sixma
Agentschap Telecom
Marchien Angeli
Algemene Inspectiedienst
Marcel Zandvliet
Belastingdienst
Rob Janssen
Erfgoedinspectie
Marga van Stokrom
Inspectie voor de gezondheidszorg
Marjolijn van Blerck
Inspectie Jeugdzorg
Kitty Geerlings
Inspectie openbare orde en veiligheid
Mayke van Beek
Inspectie voor sanctietoepassing
Jos van der Sluis
IVW
Irma Philips
IVW
Auke de Vries
Landelijke Huisartsenvereniging
Lennart Rijkers
Landelijke Huisartsenvereniging
Karel Rosmalen
Onderwijsinspectie
Maud van der Veen
Raad voor Accreditatie
Hans Sukel
Raad voor Accreditatie
Ronald van Eck
VWA
Henk Blaauwgeers
1
Voor de verdieping benaderde personen
Organisatie
Naam
Expertsessie VROM
Kees Henderson
EZ
Jurian Muller
EZ
Henk Verkerk
LNV
Fred Loeb
VWS
Spencer Paul
VROM
Eric Ruwiel
CCV
Kees de Vaal
Regiegroep Regeldruk
Petie Slangen
TCVT SZW
Bernard Bennink
Stichting TCVT
Paul Uilenbroek
ABOMA
Hans Nijkamp
DNV
Aart den Boer
HKZ Actiz
Tineke van Sprundel
IGZ
Anja Jonkers
HKZ
Eric van Bavel
LOC
Marthijn Laterveer
Zorgverzekeraars Nederland
Ineke Wever, Angela Bransen
Stichting Zorgbreed
Karin Tahapary
Vivium
Chris Onderstal
BMI CCV
Kees de Vaal
CCV
Joop Ruijgers
SCM
Tjip Koopmans
NVBR
Jan Kuyvenhoven
VROM
Radjen Thakoer
VNO-NCW
Jansen
VEBON
Eric Bosscher
Uneto-VNI
Hans Leijendekkers
Drinkwaterrichtlijn VROM
Wennemar Cramer
RIVM
Ans Versteegh
2
VROM-Inspectie
Frans Swinkels
KIWA
Lambert van Breemen
Bureau Leiding
Roger Loop
VEWIN
Nicole Zantkuijl
3
Bijlage 2 Getalsmatig overzicht van certificatie
40335
Resultaat van korte inventarisatie en de via een enquête in juli en augustus 2008 van respondenten verkregen informatie
40335
1
Bijlage 3 Resultaten van de inventarisatie per departement
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat
Welke variant is van toepassing
Ministerie Buitenlandse Zaken BuZa (OS)
Besluit vaststelling Nationaal beleidsregels en subsidieplafond Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Politieke en parlementaire samenwerking
Ontwikkelingssamenwe Subsidieontvangende Impliciet toezicht rking organisaties oriënteren zich bij het ontwikkelen van hun kwaliteitssysteem op CBF, ISO en INK certificaat CBF
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Regelgeving
Voertuigbeveiligingregeling
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk Omschrijving/ naam certificaat beleidsterrein is het van toepassing
Welke variant is van toepassing
Keurmerk Mobiele Beveiliging
NB regeling van SSQ (Safety Security Quality) SSQ is facilitair voor het beheren van certificatieschema's in beveiligingsbranche.
Keurmerk Elektronisch Toegangsbeheer
NB regeling van SSQ
Verzekeringbureau Voertuigcriminaliteit Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties SSQ
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningrijksrelaties
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Keurmerk Veilig Ondernemen
Zelfregulering*
BORG
Zelfregulering*
Certificatie brandweerduiken
* Berenschot heeft deze twee certificaten niet meegeteld in de inventarisatie omdat er aangegeven is dat het om zelfregulering gaat. Zie voor BORG ook BORG-PAC in de tabel van Justitie.
Ministerie
Ministerie Defensie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
Art. 3.9 Wet luchtvaart
Art. 11 Regeling kenmerken, registratie en luchtwaardigheid militaire luchtvaartuigen
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk Omschrijving/ naam certificaat beleidsterrein is het van toepassing
Nationaal Militaire luchtvaart (doch inhoudelijk sluit Defensie waar mogelijk aan bij civiele eisen)
Type-certificaat voor typeontwerp van militair luchtvaartuig, voortstuwingsinrichting of propeller
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Toelatingsvariant (onvoorwaardelijk, dus zonder verdere toetsing)
Veiligheid luchtvaart .De luchtwaardigheid van militaire luchtvaartuigen wordt geregeld in de Wet luchtvaart. Het typecertificaat maakt daar onderdeel van uit.
Opmerking: De Wet luchtvaart en de daarop gebaseerde Regeling kenmerken, registratie en luchtwaardigheid zijn de enige formele Defensieregelingen waarin het begrip certificaat in de hier aan de orde zijn de betekenis voorkomt. Overigens richt de Defensieregelgeving zich in hoofdzaak op de eigen defensieorganisatie, en niet op burger of bedrijf.
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
EZ
Waarborgwet 1986
waarborgregeling
nationaal
Goud en zilver artikelen Waarborginstellingen toelatingsvariant worden gecertificeerd, op zich geen certificaat bij het product (er wordt iets in het product „gedrukt‟ als bewijs van echtheid)
consumentenbescher ming
EZ
Telecommunicatiewet
Examenregeling frequentiegebruik 2008
Nationaal
Aanwijzing van examinerende instellingen op het gebied van maritieme radiocommunicatie en radiocommunicatie door radiozendamateurs
waarborgen van vakinhoudelijke kwaliteit van examinerende instellingen
EZ (en V&W, SZW, Justitie)
Kernenergiewet
Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen
Beperkt of algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie
toelatingsvariant
Uitzondering op verbod zonder vergunning radioactieve stoffen te vervoeren als onder meer een certificaat voorhanden is.
Verplicht als methode voor uitzondering vergunning. Bt: toelating, onbekend
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Financiën
Wet op het Financieel Toezicht
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk Omschrijving/ naam certificaat beleidsterrein is het van toepassing
Nationale Deskundigheid wetgeving financiële en normen die dienstverlening zijn ingegeven door bestaande Europese regelgeving.
Grondslag artikel 4:9 Wft. Bij amvb kan de minister van financiën regels stellen met betrekking tot de erkenning van exameninstituten die bevoegd zijn tot het afgeven van diploma‟s. Dit is uitgewerkt in het Bgfo ( artikel 9 t/m 11). Van een erkenning van een exameninstituut wordt mededeling gedaan in de staatscourant. Ogv artikel 171 Bgfo kunnen geldige diploma‟s worden aangewezen, deze diploma‟s zijn opgenomen in Regeling aanwijzing diploma's financiële dienstverlening Wft. Op grond van de Erkenningsregeling permanente educatie Wft (ter uitwerking van artikel 8 Bgfo) kunnen instituten worden erkend die bevoegd zijn tot het afnemen van PE-
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
3. voorwaardelijke toelatingsvariant. Bij de opzet van de Wft is gekozen voor een systeem waarbij de financiële dienstverlener kan worden aangesproken op de deskundigheid van zijn medewerkers. Deze verplichting van de onderneming maakt onderdeel uit van het lopende toezicht van de AFM en is één van de voorwaarden voor de financiële dienstverlener om voor een vergunning in aanmerking te komen. De AFM zal controleren op een
Bezit van een diploma op basis van een afgelegd examen biedt een hoog niveau van zekerheid t.a.v. de vakbekwaamheid. Bovendien is het door de AFM eenvoudig na te gaan of iemand over een diploma beschikt. Door in wet- en regelgeving vast te leggen welke diploma‟s geldig zijn, hoeft de AFM niet zelf tijdens de vergunningverlening en het toezicht van elk individueel diploma te beoordelen of het voldoende vakbekwaamheid verzekert.
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk Omschrijving/ naam certificaat beleidsterrein is het van toepassing
Welke variant is van toepassing
onderwijsprogramma‟s waarmee de vakbekwaamheid wordt aangetoond. Van een erkenning van een dergelijk instituut wordt mededeling gedaan in de staatscourant.
bewijs dat een bepaald examen is behaald.
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Financiën
Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba 2002
Art 2, a 2 Nationale wetgeving
e
Fiscale subsidie voor duurzame (wind)energie
Certificatie volgens NEN 6096/2 (voor 1-4-2000) of NVN 1400-) (op of na 1-42000)
3: voorwaardelijke toelatingsvariant
Doelmatigheid (vaststelling technische vereisten) en rechtszekerheid
Financiën
Regeling groenprojecten 2005
Art 2,g, 2 nationale regelgeving
e
Fiscale subsidie voor duurzame energie
Certificatie volgens NVN 1400-0
3: voorwaardelijke toelatingsvariant
Doelmatigheid (vaststelling technische vereisten) en rechtszekerheid
Berenschot heeft de varianten waar „Expliciet‟ of „Verplicht‟ bij stond, geïnterpreteerd als al dan niet voorwaardelijke toelatingsvariant. Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Justitie Justitie
Justitie CCV is eigenaar/ beheerder van certificatieregeli ng
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Certificatie Jeugdinrichtingen Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
Beveiligingsorgan Certificaat voor isaties beveiligingsorganisaties die willen werken als particuliere alarmcentrale (van de verplichting is ontheffing mogelijk).
Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
Justitie
Justitie
Omschrijving/ naam certificaat
Regeling ademanalyse Besluit alcoholonderzoeken Besluit technische hulpmiddelen strafvordering Wet aansprakelijkheid olietankschepen
Verkeersveilighei d
Expliciet Berenschot: Toelating onbekend
BORG-PAC (Particuliere AlarmCentrales)
Toelating, voorwaardelijk (certificaat is nodig voor vergunning)
Goedkeuring aangewezen ademanalyse-apperaat door aangewezen instelling (keuringsdienst van de Dienst Specialistische Recherche Toepassing van het KLPD)
Expliciet Berenschot: Toelating onbekend
Aantonen financiële zekerheid. Om die financiële zekerheid te tonen moet over een certificaat worden beschikt.
NB Ministerie werkt aan wijziging Wpbr
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Justitie
Justitie
Welke variant is van toepassing
Elektronische handtekening wordt vermoed betrouwbaar te zijn als onder meer is gebaseerd op een gekwalificeerd certificaat als bedoeld in de Telecomwet. Als handtekening voldoende betrouwbaar is, dan heeft zelfde rechtsgevolgen als handgeschreven handtekening
Als je die rechtsgevolgen eraan wilt kunnen verbinden, dan verplicht.
Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (art. 34), Regeling naturalisatietoets Nederlandse Antillen, Regeling naturalisatietoets Nederland, Regeling naturalisatietoets Aruba, Besluit naturalisatietoets
Verzoeker draagt bij zijn verzoek het inburgeringdiploma of certificaat over.
Verplicht als geen diploma of anderszins.
Wet inburgering (art. 5 en art. 9), besluit inburgering, regeling inburgering, regeling certificaat inburgering oudkomers
Niet inburgeringsplichtig onder Voor vrijstelling inburgeringplicht meer, indien certificaat kan worden overlegd
Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek,
Politiespeurhonden dienen gecertificeerd te zijn
Boek 3 Burgerlijk wetboek, artikel 15a/ Telecomwet
Rijkswet Nederlanderschap
Justitie (en WWI)
Justitie
Omschrijving/ naam certificaat
Regelgeving
Wetboek van strafvordering
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Berenschot: Toelating onbekend
Berenschot: Toelating, onbekend
Berenschot: Toelating, onbekend Verplicht
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat
Welke variant is van toepassing
Berenschot: Toelating, onbekend
regeling politiespeurhonden 1997 (art. 9) Justitie
Wetboek van Koophandel (art. 407),
Schepelingenbesluit
Op schip waarvan ruimten aan Verplicht. bepaalde eisen voldoen wordt Geen reis mag worden certificaat uitgereikt. ondernomen zonder certificaat Berenschot: Toelating, onbekend
Justitie
Politiewet,
Ambtsinstructie voor politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren
De geleider van een hond moet over een certificaat beschikken
Verplicht Berenschot: Toelating, onbekend
Justitie
Wetboek van strafvordering,
regeling hulpofficieren van justitie
Hulpovj‟s moeten beschikken over certificaat
Verplicht Berenschot: Toelating, onbekend
Justitie
Wet particuliere regeling particuliere beveiligingsorganisaties beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, en recherchebureaus (art. 5, 7a, 8, 9)
Medewerker beveiligingsorganisatie moet diploma hebben. Dat diploma is gelijkgesteld met een bepaald certificaat. Voor verschillende typen en beveiligers en recherche functionarissen verschillende gelijkstellingen.
Als vereiste voor vrijstelling opleiding is verplicht Berenschot: Toelating, onbekend
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Justitie
Justitie
Justitie
Wet en regelgeving
Omschrijving/ naam certificaat
Welke variant is van toepassing
Regeling vakbekwaamheid technische hulpmiddelen strafvordering, Besluit technische hulpmiddelen strafvordering
Bepaalde opsporingsambtenaren moeten over certificaat beschikken.
Verplicht
Besluit hulp officieren van Justitie algemene inspectiedienst/dienstonde rdeel 2007
Hulpovj dient over certificaat te Verplicht beschikken.
Regeling hulpofficieren van Justitie 2008
Hulpovj dient over certificaat te Verplicht beschikken.
Wet
Regelgeving
Wet LSOP en politie onderwijs,
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Berenschot: Toelating, onbekend
Berenschot: Toelating, onbekend
Berenschot: Toelating, onbekend Justitie
Justitie
Besluit hulpofficieren van Justitie Belastingdienst/FIOD-ECD 2007
Hulpovj dient over certificaat te Verplicht beschikken
Besluit hulp officieren van Jusitite SIOD 2007
Hulpovj dient over certificaat te Verplicht beschikken
Berenschot: Toelating, onbekend
Berenschot: Toelating, onbekend Justitie
Besluit Buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers
Ontheffing van opleiding als beschikt over certificaat
Als vereiste voor vrijstelling opleiding is verplicht
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat
KLPD 2004 (vervalt 22/8/09) Justitie
Justitie
Besluit Buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers regiopolitie Amsterdam amstelland 2006 Friesland 2004 Gelderland 2005 Haaglanden 2005 Twente 2009 Rotterdam Rijnmond 2007 Wet wapens en munitie, Regeling wapens en munitie, warenwetbesluit schiethamers
Welke variant is van toepassing
Berenschot: Toelating, onbekend Ontheffing van opleiding als beschikt over certificaat
Als vereiste voor vrijstelling opleiding is verplicht. Berenschot: Toelating, onbekend
Van verschillende verboden aangaande munitie kan vrijstelling worden verleend. Die vrijstelling geldt alleen voor munitie waarvoor een certificaat van goedkeuring is verleend
Verplicht wil vrijstelling worden verleend. Berenschot: Toelating, onbekend
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
NB: *) Volgens LNV geen „echte‟ certificering/certificering die voldoet aan de materiële omschrijving van het kabinetsstandpunt. Ministerie
Wet en regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra & Regeling varkenssperma
EU
veterinair
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra & Regeling paardensperma
Nat
veterinair
LNV
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra & Regeling rundersperma
EU
veterinair
LNV
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Regeling handel levende dieren en levende producten
EU
veterinair
Erkenning inrichting pluimvee
*)
LNV
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Regeling handel levende dieren en levende producten
EU
veterinair
Registratie douane depot
*)
LNV
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Honden- en kattenbesluit
Nat
dierenwelzijn
Aanmelding bedrijfsinrichting of pension
*)
LNV
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Fokkerijbesluit
EU
Veterinair / zoötechniek
Erkenning bijhouden van stamboeken en registers
*)
LNV
Gezondheids- en welzijnswet voor
Regeling preventie, bestrijding EU en monitoring van besmettelijk
veterinair
Erkenning verzamelcentrum
*)
Wet
Regelgeving
LNV
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
LNV
Omschrijving/ naam certificaat
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
*)
Certificering register Vrijstelling Productschap Vee en 3: Voorwaardelijke Vlees, toelatingsvariant. hengstenhouderij
Faciliteit bedrijfsleven (vrijstelling). Het betreft overigens PBO-voorschriften voor zover het de nationale handel betreft.
*)
Wel zit in deze Regeling nog een erkenning van
Ministerie
Wet en regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Wet
Regelgeving
dieren
dierziekten en zoönosen en TSE's
LNV
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Regeling preventie, bestrijding EU en monitoring van besmettelijk dierziekten en zoönosen en TSE's
veterinair
Registratie vetweiderijbedrijf
LNV
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Regeling preventie, bestrijding Nat en monitoring van besmettelijk dierziekten en zoönosen en TSE's
veterinair
Erkenning 3: Voorwaardelijke kwaliteitssysteem (art toelatingsvariant. 56 ev)
Systeem is voorwaarde voor extra faciliteit
LNV
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria
EU / Nat
veterinair
Erkenning voor testmethode bij de minister
Meer marktwerking en eenduidig toetsingskader
LNV
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten
EU
veterinair
*)
LNV
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Regeling controleposten
EU
Veterinair / dierenvervoer
*)
LNV
Landbouwkwaliteitswet
Controlereglement K.C.B.
EU
Kwaliteit en afzet landbouwproducten
*)
LNV
Landbouwkwaliteitswet
Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (m.b.t. biol produkten)
EU
Kwaliteit en afzet landbouw-
kwaliteitssystemen art 56 ev (zie hieronder)
Erkenning
*)
2 / 3: Onvoorwaardelijke toelatingsvariant of Voorwaardelijke toelatingsvariant.
*)
Wel zit in deze Regeling nog een erkenning van kwaliteitssystemen art 56 ev (zie hieronder)
Ministerie
Wet en regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing producten
Omschrijving/ naam certificaat
Welke variant is van toepassing
Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (m.b.t. bloembollen)
EU
Kwaliteit en afzet landbouwproducten
Registratie bij BKD
*)
Landbouwkwaliteitswet
Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (m.b.t. eieren)
EU
Kwaliteit en afzet landbouwproducten
Vergunning bij CPE
*)
LNV
Kaderwet Diervoeders
Regeling diervoeders
EU
Kwaliteit en afzet landbouwproducten
Erkenning of *) registratie als diervoeder producten
LNV
Landbouwkwaliteitswet
Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (m.b.t. geografische aanduidingen ev)
EU
Kwaliteit en afzet landbouwproducten
Insturen van productdossier
*)
LNV
Landbouwkwaliteitswet
Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (idem)
EU
Kwaliteit en afzet landbouwproducten
Wijziging van productdossier
*)
LNV
Landbouwkwaliteitswet
Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (idem)
EU
Kwaliteit en afzet landbouwproducten
Oorsprong benaming, *) geografische aanduiding of specificiteit van product
LNV
Landbouw-
Landbouwkwaliteitsbesluit
EU
Kwaliteit en
(Aanvraag erkenning
Wet
Regelgeving
LNV
Landbouwkwaliteitswet
LNV
*)
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing afzet landbouwproducten
Omschrijving/ naam certificaat
EU
Kwaliteit en afzet landbouwproducten
Erkenning COKZ
Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
-
Kwaliteit en afzet landbouwproducten
Aanvragen merk, Toezichtondersteunend tekenen of bewijsstuk
Landbouwkwaliteitswet
Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
-
Kwaliteit en afzet landbouwproducten
-
-
LNV
Landbouwkwaliteitswet
Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten & Landbouwkwaliteitsregeling kaas 2006
Nat
Kwaliteit en afzet landbouwproducten
Bereiding van Goudse kaas, Edammer kaas, respectievelijk Commissie kaas
*) NB. Merken, tekenen of bewijsstukken zijn afgeschaft. Er is nog slechts een aanduiding.
LNV
Kaderwet diervoeders
Regeling diervoeders
EU
Diervoeders
Erkenning *) slachtinrichting voor zowel herkauwers als dieren die met vismeel en dergelijke gevoerd worden
LNV
Kaderwet
Regeling diervoeders
EU
diervoeders
Aanvraag registratie
Wet
Regelgeving
kwaliteitswet
2007 (groenten en fruit)
LNV
Landbouwkwaliteitswet
Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (zuigelingenvoeding)
LNV
Landbouwkwaliteitswet
LNV
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
*)
(Zuigelingenvoeding verder via Warenwet (VWS))
bij KCB)
*)
(op verzoek van sector)
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
diervoeders
Omschrijving/ naam certificaat
Welke variant is van toepassing
als producent van diervoerder conform Europese hygiëne bepalingen
LNV
Kaderwet diervoeders
Regeling diervoeders
EU
diervoeders
Aanvraag tot *) erkenning mengen of voormengen of in de handel brengen van toevoegins-middelen conform artikel 73 c
LNV
(GWWD / Landbouwwet)
Regeling vleeskeuring
EU
Voedselveiligheid
Erkenning van levensmiddelenbedrijf
*)
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
*) Volgens OCW erkenning, maar geen certificatie. Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk Omschrijving/ naam certificaat beleidsterrein is het van toepassing
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving? Beoordeling vindt plaats door een andere instantie (KBB) maar is voorwaardelijk voor toelating tot de beroepspraktijkvorming . Certificering houdt tegelijk in dat er geen overheidstoezicht in het bedrijf is.
OCW
Wet educatie en beroepsonderwijs
Nationaal
Beoordeling bedrijven en organisaties beroepspraktijkvorming beroepsopleiding
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant
OCW
Wet educatie en beroepsonderwijs
Nationaal
Aanvragen diplomaerkenning (aanmelding registratie Centraal Register) Examinering beroepsopleiding Nietbekostigd onderwijs Erkenning diploma of certificaat educatie
*)
OCW
Monumentenwet
Certificatie Archeologische diensten
Impliciet
Beleidsregels opgravingsbevoegdheid
Ministerie
SZW
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
Arbeidsomstandighedenwet
Arbeidsomstandighedenbesluit
Warenwet
Warenwetbesluit
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
NL (normen afgeleid van EU)
Arbeidsveiligheid
Kraan- en heimachinisten
Voorwaardelijke toelatingsvariant
Certificering vervangt weten regelgeving om stapeling van toezicht te voorkomen
NL (normen afgeleid van EU)
Arbeidsveiligheid
Deskundige Voorwaardelijke toelatingsvariant toezichthouders verwijdering Asbest en crocidoliet
Certificering vervangt weten regelgeving om stapeling van toezicht te voorkomen
NL (normen afgeleid van EU)
Arbeidsveiligheid
Springmeesters
Voorwaardelijke toelatingsvariant
Certificering vervangt weten regelgeving om stapeling van toezicht te voorkomen
NL (normen afgeleid van EU)
Arbeidsveiligheid
Gasdeskundigen tankschepen
Voorwaardelijke toelatingsvariant
Certificering vervangt weten regelgeving om stapeling van toezicht te voorkomen
NL (normen afgeleid van EU)
Arbeidsveiligheid
Duikarbeid
Voorwaardelijke toelatingsvariant
Certificering vervangt weten regelgeving om stapeling van toezicht te voorkomen
NL (normen afgeleid van EU)
Arbeidsveiligheid
Kerndeskundigen arbodienst
Voorwaardelijke toelatingsvariant
Certificering vervangt weten regelgeving om stapeling van toezicht te voorkomen
NL (normen afgeleid van EU)
Arbeidsveiligheid
Explosieveilig materieel
Voorwaardelijke toelatingsvariant
Certificering vervangt weten regelgeving om stapeling van toezicht te voorkomen
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
NL (normen afgeleid van EU)
Arbeidsveiligheid
Voorwaardelijke Persoonlijke beschermingsmiddele toelatingsvariant n
Certificering vervangt weten regelgeving om stapeling van toezicht te voorkomen
NL (normen afgeleid van EU)
Arbeidsveiligheid
Machines
Voorwaardelijke toelatingsvariant
Certificering vervangt weten regelgeving om stapeling van toezicht te voorkomen
NL (normen afgeleid van EU)
Arbeidsveiligheid
Liften
Voorwaardelijke toelatingsvariant
Certificering vervangt weten regelgeving om stapeling van toezicht te voorkomen
NL (normen afgeleid van EU)
Arbeidsveiligheid
Drukapparatuur
Voorwaardelijke toelatingsvariant
Certificering vervangt weten regelgeving om stapeling van toezicht te voorkomen
Arbeidsveiligheid
Arbodiensten
Voorwaardelijke toelatingsvariant
Certificering vervangt weten regelgeving om stapeling van toezicht te voorkomen
Arbeidsveiligheid
Asbestverwijderende bedrijven
Voorwaardelijke toelatingsvariant
Certificering vervangt weten regelgeving om stapeling van toezicht te voorkomen
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Verkeer en Waterstaat
Wet personenvervoer 2000
Verkeer en Waterstaat
Binnenvaartpolitiereglement
Regelgeving
Verkeer en Waterstaat
Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 & Regeling typegoedkeuring en installatie tachografen Rijnvaart 1995
Verkeer en Waterstaat
Besluit Radar- en Bochtaanwijzer-apparatuur Rijnvaart 1989
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Verkeer en Waterstaat
Luchtvaartwet
Regeling toezicht luchtvaart & Regeling afgifte type-certificaten luchtvaartuigen 1996
Verkeer en Waterstaat
Luchtvaartwet
Besluit bewijzen van Nationaal bevoegdheid voor de luchtvaart, Regeling kwalificatie STD's
Veiligheid
Kwalificatie STD
2: Onvoorwaardelijke toelating
Internationaal bepaald
Verkeer en Waterstaat
Luchtvaartwet
Besluit bewijzen van Nationaal bevoegdheid voor de luchtvaart, Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001
Veiligheid
Registratie of kwalificatie FTO, TRTO en RTF
2: Onvoorwaardelijke toelating
Internationaal bepaald
Verkeer en Waterstaat
Luchtvaartwet
Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001
Veiligheid
Erkenning als taalbeoordelingsinstituut
2: Onvoorwaardelijke toelating
Verkeer en Waterstaat
Luchtvaartwet
Besluit luchtvaartuigen, Regeling Erkenningen
Nationaal
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
Luchtwaardigheid Verkeer en Waterstaat
Zeevaartbemannings Besluit zeevaartbemanning wet handelsvaart en zeilvaart, Erkenningsregeling opleiding zeevaartbemanning
Verkeer en Waterstaat
Arbeidstijdenwet
Arbeidstijdenbesluit vervoer, Regeling Controleapparaten 2005
Verkeer en Waterstaat
Wet voorkoming verontreiniging door schepen
Besluit voorkoming verontreiniging door schepen
Verkeer en Waterstaat
Wet voorkoming verontreiniging door schepen
Besluit voorkoming verontreiniging door schepen, Regeling voorkoming verontreiniging
Verkeer en Waterstaat
Wegenverkeerswet 1994
Voertuigreglement, Erkenningsregeling snelheidsbegrenzers
Verkeer en Waterstaat
Wegenverkeerswet 1994
Kentekenreglement, Erkenningsregeling foliefabrikanten
Verkeer en Waterstaat
Zeebrievenwet, Artikel 4a, 5a en 6a lid 1
United Nations Convention on the Law of the Sea
Rompbevrachtings- registratie (inschrijving, verlenging, wijziging en zeebrief)
Verkeer en
Zeebrievenwet
United Nations Convention on
Buitengewone Zeebrief
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
Waterstaat
Artikel 12
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 1965, Artikel 3 lid 2
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004 Artikel 8 lid 1 onder c
BCH Code section 1.6, BCH code as mod. By resolution MSC. 18, sect. 1.6
Certificaat van geschiktheid voor het vervoer van gevaarlijke chemicaliën, behorende bij de BCH-code
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004 Artikel 8 lid 1 onder b
IBC Code sect. 1.5, IBC code as mod. By res. MSC. 40, sect. 1.5
Internationaal certificaat van geschiktheid voor het vervoer van gevaarlijke chemicaliën in bulk, behorende bij een IBCcode
GC code, sect. 1.6
Certificaat van geschiktheid voor het vervoer van vloeibaar
Verkeer en Waterstaat
the Law of the Sea Schepenbesluit 1965 & Schepenbesluit 2004 & Regeling veiligheid zeeschepen
Radar en bochtaanwijzing erkenning voor het keuren van scheepsdieselmotoren SOLAS 1974, reg. I/12, as am. By GMDSS, 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Veiligheidscertificaat voor vrachtschepen (ook Groene Stempel) Cargo Ship Safety Certificate
Certificaat van Deugdelijkheid (SOLAS en niet SOLAS, ook Groene Stempel)
Schepenbesluit 2004 Artikel 8 lid 1 onder e
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
gemaakte gassen in bulk, behorende bij de GC-code Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004 Artikel 8 lid 1 onder d
IGC code, sect. 1.5 IGC Code as modified by Resolution MSC.17(58), sectie 1.5
internationaal certificaat van geschiktheid voor het vervoer van vloeibaar gemaakte gassen in bulk, behorende bij de IGC-code
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004
Load Line Convention artikel 16, 1988 LL Protocol, artikel 18
Internationaal Certificaat van Uitwatering (ook Koopvaardij Houtvaart - A en S en voor Visserij-trawlers)
Verkeer en Waterstaat
Wetboek van Koophandel
Schepelingenbesluit
Certificaat voor de Verblijven
Verkeer en Waterstaat
Regeling veiligheid zeeschepen, Artikel 6 lid 1
Resolution A.373(X), sect. 1.6
Zeevaart
Certificaten op grond van de DSC-Code
Verkeer en Waterstaat
Regeling veiligheid zeeschepen, Artikel 6 lid 1
Regul. A.534 (13) as amend. By MSC/circ 739; SOLAS 1974 reg I/12, 1988 SOLAS
Zeevaart
Certificaten op grond van de SPS-Code
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004, Artikel 9 lid 2
SOLAS 1974 (2002 Amendments),
Zeevaart
Conformiteitsdocument artikel 9 lid 2
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
regulations IX/4; ISM code paragraaf 13 Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004, Artikel 8 lid 1 onder f
SOLAS 1974, Zeevaart reg. VII/16, INF code (resolution MSC.88(71), par. 1.3
Conformiteitsdocument, behorende bij de INF-code
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004, Artikel 8 lid 1 onder a
SOLAS 1974, Zeevaart reg. VI/9; International Code for the Safe Carriage of Grain in Bulk, sec. 3
Document van machtiging behorende bij de graancode
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004, Artikel 38 SOLAS 1974 lid 3 (2002 Amendments), regulation XI1/5
Zeevaart
Eigendoms- en Registratiegegevens van het schip (Continuous Synopsis Record)
Verkeer en Waterstaat
Erkenningsregeling opleidingen STCW zeevaartbemanningen, Artikel 5 convention Chapter I, regulation 6
Zeevaart
Erkenning opleiding zeevaartopleiding
Verkeer en Waterstaat
Regeling veiligheid zeeschepen, artikel 6 lid 1
Zeevaart
Exploitatievergunning behorend bij schepen waar een certificaat op grond van de DSC-Code is afgegeven
Resolution A.373(X), sect. 1.6
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Verkeer en Waterstaat
Verkeer en Waterstaat
Regelgeving
Schepenbesluit 2004, Artikel 7 lid 1
Wet voorkoming verontreiniging door schepen, Artikel 35a
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
SOLAS 1974, reg. X/3;1994 HSC Code, sect. 1.9; 2000 HSC code sect 1.9
Zeevaart
Exploitatievergunning voor hogesnelheidsschepen
RI 2000/59/EC, Zeevaart Artikel 9
Ontheffing verplichte afvalafgifte, melding en betaling (oftewel HOI) ook visserij Internationaal certificaat van voorkoming van verontreiniging door olie (ook visserij)
Verkeer en Waterstaat
Besluit voorkoming verontreiniging door schepen, Artikel 12
Marpol 73/78 Annex I, regulation 5
Zeevaart
Verkeer en Waterstaat
Besluit voorkoming verontreiniging door schepen, Artikel 12
Marpol 73/78, Zeevaart Annex IV, regulation 5; MEPC/Circ. 408
Internationaal certificaat van voorkoming van verontreiniging door sanitair afval (ook visserij)
Verkeer en Waterstaat
Besluit voorkoming verontreiniging door schepen, artikel 12
Marpol 73/78, Annex II, regulations 11 en 12A
Zeevaart
Internationaal certificaat van voorkoming van verontreiniging voor het vervoer van schadelijke vloeistoffen in bulk
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004. Artikel 5 lid 3
SOLAS 1974, reg. II-2/19.4 (let op kielleg voor 01/07/02: dan Artikel 54)
Zeevaart
Internationaal conformiteitsdocument voor het vervoer van gevaarlijke stoffen
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004, Artikel 9 lid 1 onder b
SOLAS 1974 (2000 amendments), regulation XI2/9.1.1; ISPS code part A, scet 19
Zeevaart
Internationaal scheepsbeveiligingscertificaat, behorende bij een ISPS-code
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004, Artikel 5 lid 1 onder a
SOLAS 1974, reg. I/12, as amended by SMDSS amend-ments, 1988 SOLAS prot.reg. I/12
Zeevaart
Internationaal veiligheidscertificaat voor passagierschepen
Verkeer en Waterstaat
Besluit voorkoming verontreiniging door schepen , Artikel 15
Verkeer en Waterstaat
Meetbrievenwet 1981, Artikel 4 lid 1
Verkeer en Waterstaat
Wetboek van Koophandel
Verkeer en Waterstaat
Besluit Nationaliteitstoets zeeschepen
IOPP-verklaring
International Tonnage certificate (1969)
Meetbrief (ook voorlopige bijzondere, Suez, pleziervaart)
United Nations Convention on the Law of the Sea
Nationaliteitsverklaring
Zeevaartbemanningsbesluit, STCW Verdrag, Besluit Zeevisvaartbemanning, artikel VIII Artikel 3 Artikel
Ontheffing schip te bemannen in overeenstemming met het bemanningscertificaat
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
3 en/of 4 Verkeer en Waterstaat
Regeling veiligheid zeeschepen, Artikel 8
725/2004/EG Artikel 3 lid 2
Scheepsbeveiligingscertificaat passagiersschepen in Nationale vaart
Verkeer en Waterstaat
Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen, Artikel 5
Marpol 73/78 Annex I, regulation 5
Uitrusting behorende bij IOPP - tankers of niet zijnde tankers (formb evt met aanhangsel) en visserij
Schepenbesluit 2004, Artikel 31, lid 1 of 2
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12 op basis van Reg. I/14 e) or f)
Uitstel van een verplicht onderzoek (ihb dokbeurt)
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet, Artikel 5
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet, Artikel 5
SOLAS 1974 (2002 amd) Chapter VI, Reg. 1
Vrijstelling CSM
Verkeer en Waterstaat
Zeevaartbemannings wet, Artikel 18
STCW 1978, artikel VI, regulation I/2: STCW code, sectie A-I/2
Vaarbevoegdheidsbewijs
Verkeer en Waterstaat
Zeevaartbemannings wet, Artikel 35a
ILO Convention C108 Artikel 2
Monsterboek
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004, Artikel 9 lid 1 onder a
SOLAS 1974, regulation IX/4;ISM code paragr. 13, Ri 98/18 EC
Veiligheids management certificaat (ook Interim)
Verkeer en Waterstaat
Regeling veiligheid zeeschepen, Artikel 4 lid 1
Richtlijn 98/18/EC, as amended
Veiligheidscertificaat Passagiers Dagvaart (98/18/EC)
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004, Artikel 7 lid 1
SOLAS 1974, reg. X/3;1994 HSC Code, sect. 1.8; 2000 HSC code sect 1.8
Veiligheidscertificaat voor hogesnelheidsschepen
Verkeer en Waterstaat
Regeling veiligheid zeeschepen, Artikel 5 lid 1 onder a
Res. A.414(XIX) sect. 1.6
Veiligheidscertificaat voor verplaatsbare offshore booreenheden behorend bij de MODU-code 1979
Verkeer en Waterstaat
Regeling veiligheid zeeschepen, Artikel 5 lid 1 onder b
Res.A649 (16) sect. 1.6; (mod. MSC 38(63))
Veiligheidscertificaat voor verplaatsbare offshore booreenheden behorend bij de MODU-code 1989
SOLAS 1974 (2000 amendments), regulation V/14.2
Verklaring Werkhaven
Verkeer en Waterstaat
Zeevaartbemannings wet, Artikel 5
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Verkeer en Waterstaat
Regelgeving
Zeebrievenwet, Artikel 11
Verkeer en Waterstaat
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
United Nations Convention on the Law of the Sea
Voorlopige zeebrief
Schepenbesluit 2004, Artikel 11 lid lid 1
Load Line Convention artikel 6, 1988 LL Protocol, artikel 18
Internationaal certificaat van vrijstelling behorende bij Certificaat van Uitwatering (op basis artikel 6.1 , 6.2 of 6.4)
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling bij het VC meerdere uitrustingsstukken
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet , Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Schepenbesluit 2004, Artikel 11 lid 2
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet, Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Schepenbesluit 2004, Artikel 11 SOLAS 1974, lid 2 regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling bij VC - FiFi cargoholds dang. Goods bulk
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet, Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Schepenbesluit 2004, (Sb)Artikel 11 lid 2
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling bij VC - FiFi cargoholds dang. Goods non combustible goods
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet, Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Schepenbesluit 2004, (Sb)Artikel 11 lid 2
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling bij VC - FiFi cargoholds dang. Goods non combustible goods 2
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet, Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid
Schepenbesluit 2004, (Sb)Artikel 11 lid 2
SOLAS 1974, regulation I/12;
Vrijstelling bij VC - FiFi cargoholds dangerous goods
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
of artikel 4
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Verkeer en Waterstaat
(Sb)Artikel 11 lid 2 (Sw)Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Schepenbesluit 2004, (Sb)Artikel 11 lid 2
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling bij VC betreft brandweeruitrusting
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet , Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Artikel 11 lid 2 Schepenbesluit 2004
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling bij VC remote control lifeboats
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet , Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Artikel 11 lid 2 Schepenbesluit 2004
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling bij VC voor MODU
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet , Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Artikel 11 lid 2 Schepenbesluit 2004
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling Blusmiddelen
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet, Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Schepenbesluit 2004, Artikel 11 SOLAS 1974, lid 2 regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet, Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling Diversen
Verkeer en
Schepenwet, Artikel
SOLAS 1974,
Vrijstelling horende bij VC
Schepenbesluit 2004, Artikel
Vrijstelling Colreg
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
Wet
Regelgeving
Waterstaat
5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
11 lid 2
regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
betreft Performance Monitor
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet , Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Schepenbesluit, Artikel 11 lid 2
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling Log (kielleg<01-072002)
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet , Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Schepenbesluit, Artikel 11 lid 2
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling Log (kielleg>01-072002)
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet , Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Schepenbesluit, Artikel 11 lid 2
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling Navtex
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet , Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Schepenbesluit, Artikel 11 lid 2
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling Rescueboat
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet , Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Schepenbesluit, Artikel 11 lid 2
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling Reddingboeien bij VC
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet , Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
Schepenbesluit, Artikel 11 lid 2
SOLAS 1974, regulation I/12; 1988 SOLAS Prot. Reg. I/12
Vrijstelling vlottenkeur (uitstel tijdelijk)
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Verkeer en Waterstaat
Regelgeving
Zeebrievenwet, Artikel 4, 5 en 6 eerste lid
Verkeer en Waterstaat
EU-wetgeving of nationale wetgeving United Nations Convention on the Law of the Sea
Schepenbesluit 2004, Artikel 12 Resolution A.673 (16) MARPOL 73/78, Annex II, reg. 13(4)
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
Zeebrief (ook voor jachten)
Bijzonder certificaat voor schepen met bijzondere eigenschappen
Verkeer en Waterstaat
Wet aansprakelijkheid olietankschepen, artikel 15
CLC 1969, artikel VII
Certificaat van bewijs van financiële zekerheid
Verkeer en Waterstaat
Wet aansprakeli, jkheid olietankschepen artikel 15
CLC 1992, artikel VII
Certificaat van bewijs van financiële zekerheid
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet , Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
(schepenbesluit Artikel 11 lid 2
Marpol 73/78 Annex I, regulation 5
Vrijstelling Oily water separator, Declaration of complience (Oily water separator)(is eigenlijk een exemption certificate)
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004, artikel 7
1994 HSC code, scet. 1.9; 2000 HSC code sect. 1.9
Exploitatievergunning hogesnelheidschepen
Verkeer en
Besluit voorkoming
MARPOL
Verklaring van naleving van
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
Waterstaat
olieverontreiniging door schepen, artikel 13G
73/78, Annex I reg. 13G resolution MEPC 13G, Verordening 417/2002/EC
keuringsregeling zeevaart
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004, Artikel 8 lid 1
Zie COF's en opmerkingen
Amendment sheet to certificate of fitness
United Nations Convention on the Law of the Sea
Uittreksel Rompbevrachtingsregister
Geen
Bemanningscertificaat
Geen
Rondvaartverklaring
Richtlijn 97/70/EG, as amended
Certificaat van overeenstemming
Geen
Certificaat van Deugdelijkheid (visserij)
Vissersvaartuigenbesluit 2002, Artikel 1.06, lid 1
Geen
Doggersbank Verklaring
Historische rechten: Regeling voor ongecertificeerde vaartuigen gebouwd vóór 1 januari 1985(…) voor
Geen
Regeling voor ongecertificeerde vaartuigen gebouwd vóór 1 januari 1985(…) voor
Verkeer en Waterstaat
Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting, Artikel 2 lid 3
Verkeer en Waterstaat Verkeer en Waterstaat
Besluit Zeevisvaartbemanning, Artikel 3 lid 1 Schepenwet, Artikel 2bis
Verkeer en Waterstaat Verkeer en Waterstaat
Vissersvaartuigenbesluit 2002, Artikel 1.8 Vissersvaartuigenbes luit 1989, Artikel 22
Verkeer en Waterstaat Verkeer en Waterstaat
-
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Garnalenvisserij Verkeer en Waterstaat
Schepenwet, Artikel 2bis
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
Garnalenvisserij Geen
Verklaring Opvarenden
Verkeer en Waterstaat
Vissersvaartuigenbesluit 2002, Artikel 1.06, lid 1
Geen
Sylt Verklaring
Verkeer en Waterstaat
Vissersvaartuigenbesluit 1989, Artikel 22
Geen
Verlenging Certificaat van Deugdelijkheid
Verkeer en Waterstaat
Besluit Zeevisvaartbemanning, Artikel 4
Geen
Vrijstelling, Verklaring Dagvisserij
Verkeer en Waterstaat
Vissersvaartuigenbesluit 2002, Artikel 1.06, lid 1
Geen
Denemarken verklaring
Verkeer en Waterstaat
Vissersvaartuigenbesluit, Artikel 1.09
Richtlijn 97/70/EG, as amended
Certificaat van vrijstelling
Regsitratiedocument ipv zeebrief
Onbekend
ICP Certificaat , Internationaal Certificaat Pleziervaartuigen
Verkeer en Waterstaat
-
Verkeer en Waterstaat
-
resolutie 40 UN/ECE/Sc 3.
ICC Certificaat, Internationaal Certificaat van Competentie
Verkeer en Waterstaat
Wet Laden en lossen zeeschepen, Artikel 21
Richtlijn 2001/96/EG Artikel 6
Tijdelijke ontheffing kwaliteitszorgsysteem terminal
Verkeer en Waterstaat
Wet Laden en lossen zeeschepen , Artikel 24, lid 5
Geen
Ontheffing laad- en losvoorschriften
Nationale
Nationaal
Verkeer en
Schepenbesluit 2004, artikel 6
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Waterstaat
lid 1
wetgeving
Verkeer en Waterstaat
Besluit Zeevaartbemanning Handelsvaart en zeilvaart Besluit Zeevisvaart bemanning, (BZb) artikel 110 en 111 (BZb) artikel 66 en 67
Verkeer en Waterstaat
Besluit Zeevaartbemanning Handelsvaart en zeilvaart Besluit Zeevisvaart bemanning, BZb) artikel 106 lid 4 (BZb) artikel 62 lid 4
Verkeer en Waterstaat
Zeevaartbemannings Loodsenregisterbesluit, Artikel wet, Artikel 44 lid 2 5a
Verkeer en Waterstaat
Besluit Zeevaartbemanning Handelsvaart en zeilvaart Besluit Zeevisvaart bemanning Loodsenregisterbesluit , (BZb) artikel 105 (BZb) artikel 61 (Lrb)Artikel 5
STW, ILO C73
Geneeskundige verklaring zeevaart (alsmede herkeuring)
Verkeer en Waterstaat
Besluit Zeevaartbemanning Handelsvaart en zeilvaart Besluit Zeevisvaart bemanning, BZb) artikel 113 lid 1 (BZb) artikel 69 lid 3
?
Gelijkwaardige medische verklaring
Verkeer en Waterstaat
Regeling Stageduur en STW, ILO 164, EU 92/29 stagevervangende medische trainingen zeevarenden , Artikel
Wet
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
Veiligheidscertificaat Aanwijzing Keuringsarts(alsmede afwijzing en intrekking)
STW, ILO C73
Ontheffing één medische eis
Ontheffing geldige medische normen
Certificaat Scheepgezondheidszorg
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk beleidsterrein is het van toepassing
Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing
7 Verkeer en Waterstaat
Besluit vervoer gevaarlijke stoffen in bulk, Artikel 3
Marpol 73/78 en IMDG Code
Tripartite
Verkeer en Waterstaat
Vrijstellingsregeling buitenlandse kapiteins sectoren koopvaardij en zeegaande waterbouw, Artikel 2
STCW Conventie 1978 Annex, Regulation 10
Vrijstelling nationaliteitseis kapitein, Vrijstelling nationaliteitseis kapitein
Verkeer en Waterstaat
Via artikel 48 Schepenbesluit Regeling veiligheid Zeeschepen, Artikel 34
Richtlijn 96/98/EG
Nationale typekeuringen, Type approval
Verkeer en Waterstaat
Schepenwet , Artikel 5 jo artikel 3a, 1e lid of artikel 4
IMDG-code, artikel 130
Exemption gevaarlijke stoffen
Verkeer en Waterstaat
Zeevaartbemannings Zeevaartbemanningsbesluit, wet, Artikel 22 Artikel 9
STCW Conventie 1978 Annex, Regulation 10
Bewijs van Erkenning buitenlandse vaarbewijzen, Certificate of Recognition
Verkeer en Waterstaat
Schepenbesluit 2004, Artikel 48 Solas Chapter III, Regulation 20, 8 A-Resolutie 761(18)
Aanwijzing keuringsstation Vlotten, Erkenning vlottenstations
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Wet
Regelgeving
VROM
Wet milieubeheer
Besluit tankstations milieubeheer
Controle vloeistofdichtheid ondergronds foliesysteem KIWA
VROM
Wet milieubeheer
Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer
Gebodsbepalingen of kwaliteitsverklaring inzake olie/ vetafscheider/ slibvangputten
VROM
Wet Milieubeheer, Wet Bodembescherming
Besluit glastuinbouw
nationaal
milieu
Een slibvangput en een olie-afscheider Onvoorwaardelijke voldoen in elk geval aan NEN 7089, toelatingsvariant (niet uitgave 1990, en de daarbij behorende verplicht?) bijlage met het daarop in 1992 en 1993 uitgegeven correctiebladen, en de in onderdeel b bedoelde ministeriële regeling, indien voor deze voorzieningen een kwaliteitsverklaring is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie erkende certificeringsinstelling, waaruit blijkt dat de voorzieningen voldoen aan die NEN en de in onderdeel b bedoelde ministeriële regeling, en die voorzieningen zijn voorzien van een bij ministeriële regeling aangegeven merkteken.
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Wet Milieubeheer, Wet Bodembescherming
Besluit glastuinbouw
Europees
Milieu
Een reservoir voor de opslag van vloeibare kooldioxide is goedgekeurd door een door Onze Minister wie het aangaat aangewezen instantie of een
Europese verplichting, kan door middel van certificatie
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (niet verplicht)
Ministerie
Wet en regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing welk beleidst errein is het van toepass ing ten minste gelijkwaardige instelling, dan wel een door een dergelijke instelling erkende deskundige; deze goedkeuring blijkt uit het op het reservoir aangebrachte kenmerk van de instelling of een CE-markering en de datum van ingebruikneming of herkeurdatum.
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Nationaal
Milieu
g. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die vóór 1 maart 2005 is afgegeven door een inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot zes jaar na de keuring.
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag;
Woningwet
Besluit indieningvereisten Europees aanvraag bouwvergunning
Bouw
Kwaliteitsverklaringen en CE-markering Toezichtsondersteunings Europese verplichting, en als bedoeld in paragraaf 1.4 van het variant (niet verplicht) kan door middel van certificatie Bouwbesluit 2003 en gegevens en bescheiden ten behoeve van een beroep op de gelijkwaardigheid, bedoeld in artikel 1.5 van het Bouwbesluit 2003.
VROM
Wet Milieubeheer, Wet Bodembescherming
Besluit landbouw milieubeheer
Nationaal
Milieu
Een slibvangput en een vetafscheider Onvoorwaardelijke voldoen in elk geval aan NEN-EN 1825- toelatingsvariant 1 en 2 en de ministeriële regeling, (verplicht)
VROM
Woningwet
Bouwbesluit 2003
Europees
Bouw
Geen nationale kwaliteitsverklaring bij
Wet
Regelgeving
VROM
Wet Milieubeheer, Wet Bodembescherming
Besluit glastuinbouw
VROM
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Toezichtsondersteunings Europese verplichting,
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
VROM
Woningwet
VROM
Regelgeving
Bouwbesluit 2003
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing welk beleidst errein is het van toepass ing variant (niet verplicht) een bouwproduct waarvoor een CEmarkering volgens de richtlijn bouwproducten is vastgesteld een op de eisen waarop die CE-markering betrekking heeft.
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
kan door middel van certificatie
Europees
Bouw
Verklaring van conformiteit als bedoeld Toezichtsondersteunings Europese verplichting, variant (niet verplicht) in artikel 4, vijfde lid, van de richtlijn kan door middel van certificatie bouwproducten. Minister VROM bepaalt met toepassing van artikel 6, tweede lid, van de richtlijn bouwproducten dat zij binnen Nederland in de handel mogen worden gebracht.
Wet explosieven voor civiel gebruik
Europees
Milieu/v Vervaardiging van de desbetreffende eilighei explosieven geschiedt met d inachtneming van, een van de vier in bijlage II bij richtlijn nr. 93/15/EEG beschreven procedures onder de modules C tot en met F
VROM
Wet milieubeheer
Europees
Milieu
CE-markering: markering als bedoeld in Toezichtsondersteunings Europese verplichting, besluit nr. 93/465/EEG van de Raad van variant (niet verplicht) kan door middel van certificatie de Europese Unie en bestaande uit het opschrift «CE» als weergegeven in bijlage III bij de EG-richtlijn ecologisch ontwerp energieverbruikende producten;
VROM
Wet milieubeheer
Europees
Milieu
Fabrikant maakt met betrekking tot een
Toezichtsondersteunings Europese verplichting, variant (niet verplicht) kan door middel van certificatie
Toezichtsondersteunings Europese verplichting,
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing welk beleidst errein is het van toepass ing energieverbruikend product dat behoort variant (niet verplicht) tot een ingevolge een AMvB aangewezen categorie, een conformiteitsverklaring op en brengt een CE-markering op het product aan. De importeur zorgt dat beschikt over de conformiteitsverklaring en dat op het product een CE-markering is aangebracht.
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
kan door middel van certificatie
VROM
Wet Milieubeheer, Wet Bodembescherming
Besluit glastuinbouw
Nationaal
Milieu
De rechtspersoon waarbij de inspecteur werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt de inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag;
VROM
Wet Milieubeheer, Wet Bodembescherming
Besluit landbouw milieubeheer
Nationaal
Milieu
Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die vóór 1 maart 2005 is afgegeven door een deskundig inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot zes jaar na de keuring.
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag;
Ministerie
Wet en regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Vuurwerkbesluit
Nationaal
Milieu
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag;
Wet milieubeheer, Woningwet
Vuurwerkbesluit
Nationaal
Milieu/ De bewaarplaats, bufferbewaarplaats en Onvoorwaardelijke veilighe verkoopruimte worden niet eerder in toelatingsvariant id (verplicht) gebruik genomen dan nadat door een inspectie-instelling als bedoeld in voorschrift 5.2 een goedkeurend inspectierapport is afgegeven of nadat een certificaat door een daartoe op basis van EN 45011 door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde certificatieinstelling is afgegeven.. Het goedkeurend inspectierapport of het certificaat is binnen de inrichting aanwezig.
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Wet milieubeheer, Woningwet
Vuurwerkbesluit
Nationaal
Milieu/ De bewaarplaats, bufferbewaarplaats en Onvoorwaardelijke veilighe verkoopruimte worden niet eerder in toelatingsvariant id (verplicht) gebruik genomen dan nadat door een
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en
Wet
Regelgeving
VROM
Wet Milieubeheer, Wet Bodembescherming
VROM
VROM
De rechtspersoon waarbij de deskundig inspecteur werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt de deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing welk beleidst errein is het van toepass ing inspectie-instelling als bedoeld in voorschrift 1.5 een goedkeurend inspectierapport is afgegeven of nadat een certificaat door een daartoe op basis van EN 45011 door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde certificatieinstelling is afgegeven. Uit het goedkeurend inspectierapport of het certificaat blijkt dat de brandbeveiligingsinstallatie voldoet aan het goedgekeurde programma van eisen. Het goedkeurend inspectierapport of het certificaat is binnen de inrichting aanwezig.
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Woningwet
Besluit energieprestatie gebouwen, regeling energieprestatie gebouwen
Europees
Bouw, milieu
Een energieprestatiecertificaat wordt afgegeven door een adviseur met een geldig NL-EPBD procescertificaat als bedoeld in BRL 9500, delen 1 en 3, zoals vastgesteld op 6 december 2006.
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Woningwet
Regeling bouwbesluit 2003
Europees
Bouw, milieu
CE-markering : CE-markering als bedoeld in artikel 4 van de richtlijn bouwproducten;
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (niet verplicht)
Europese verplichting, CE markering op basis van een certificaat bijvoorbeeld drinkwater materialen
VROM
Wet inkomstenbelasting
Aanwijzingsregeling Nationaal willekeurige afschrijving en
Milieu
voldoet aan BRL 2352, anders geen subsidie of belastingaftrek
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis
Ministerie
Wet en regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
(verplicht)
bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Wet
Regelgeving
2001
investeringsaftrek milieuinvesteringen
VROM
Wet inkomstenbelasting 2001
Aanwijzingsregeling Nationaal willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieuinvesteringen
Milieu
a.bestemd voor: het chemisch of Onvoorwaardelijke thermisch modificeren van hout toelatingsvariant waardoor de duurzaamheid van het hout (verplicht) wordt verhoogd zonder toepassing van houtverduurzamingsmiddelen door een installatie die voldoet aan de eisen van de BRL Gemodificeerd hout (0605), anders geen subsidie of belastingaftrek
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
Nationaal
Milieu
Het systeem voor lekdetectie is aangelegd overeenkomstig BRL K910 en wordt ten minste eens per jaar beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig BRL K903.
? Onduidelijk of je hier een certificaat moet hebben of de BRL als norm wordt gebruikt
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
Nationaal
Milieu
Indien deze inrichting echter is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied is er een systeem voor lekdetectie aanwezig, dat is aangelegd overeenkomstig BRL K910 en dat ten minste eens per jaar wordt beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig BRL K903.
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Wet milieubeheer,
Besluit algemene regels
Nationaal
Milieu
Een opgestelde Risico Inventarisatie en
Onvoorwaardelijke
1.eenvoudig; 2
Ministerie
Wet en regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing -evaluatie als bedoeld in de BRL-K903, waarin is aangetoond dat de installatie aan deze richtlijn voldoet en een verklaring van een geaccrediteerde certificatie-instelling dat het nonstandaard-deel van de installatie is uitgevoerd overeenkomstig de Risico Inventarisatie en -evaluatie wordt binnen drie maanden na installatie aan het bevoegd gezag overlegd.
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
toelatingsvariant (verplicht)
onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Wet
Regelgeving
Wet verontreiniging oppervlaktewateren
voor inrichtingen milieubeheer
VROM
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
Nationaal
Milieu
De vaste afleverinstallatie is uitgevoerd Onvoorwaardelijke en geïnstalleerd overeenkomstig BRL toelatingsvariant K903 door een gecertificeerd bedrijf. Het (verplicht) vervangen en repareren van gedeelten van een afleverinstallatie geschiedt overeenkomstig BRL K903 door een gecertificeerd bedrijf.
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
Nationaal
Milieu
Een ondergrondse opslagtank van staal Onvoorwaardelijke met de daarbij behorende leidingen en toelatingsvariant appendages waarin vloeibare brandstof (verplicht) is opgeslagen wordt ten minste eens in de 15 jaar overeenkomstig het daartoe krachtens het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer aangewezen normdocument beoordeeld en goedgekeurd door een instelling, die
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Ministerie
VROM
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing welk beleidst errein is het van toepass ing daartoe beschikt over een erkenning op grond van dat besluit. Deze termijn is 20 jaar indien de opslagtank aantoonbaar is voorzien van een inwendige coating overeenkomstig BRL K779 en BRL K790 dan wel dubbelwandig is uitgevoerd met een systeem voor lekdetectie in de wand, die is aangelegd overeenkomstig BRL K910 en ten minste eens per jaar wordt beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig BRL K903. In afwijking van de eerste twee volzinnen bedraagt de termijn 10 jaar indien de ondergrondse opslagtank is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied.
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Nationaal
Milieu
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
In afwijking van het eerste lid vindt de beoordeling en goedkeuring ten minste eens in de 10 jaar plaats indien de ondergrondse opslagtank van kunststof is vervaardigd. Deze termijn is 15 jaar indien de opslagtank aantoonbaar is voorzien van een inwendige coating overeenkomstig BRL K548 dan wel dubbelwandig is uitgevoerd met een systeem voor lekdetectie in de wand, die is aangelegd overeenkomstig BRL
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
Ministerie
Wet en regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing K910 en ten minste eens per jaar wordt beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig BRL K903. In afwijking van de eerste twee volzinnen bedraagt de termijn 10 jaar indien de ondergrondse opslagtank is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied.
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
Nationaal
Milieu
Bovengrondse stationaire opslagtanks met de daarbij behorende leidingen en appendages voor de opslag van vloeibare brandstof, afgewerkte olie, stoffen van klasse 8 van het ADR verpakkingsgroep II en III zonder bijkomend gevaar zijn uitgevoerd en geïnstalleerd en worden gerepareerd of vervangen overeenkomstig BRL K903 door een bedrijf dat op grond van die BRL daartoe is gecertificeerd.
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
Nationaal
Milieu
niet van toepassing op een opslagtank, die dubbelwandig is uitgevoerd met een systeem voor lekdetectie in deze wand. Het systeem voor lekdetectie is aangelegd overeenkomstig BRL K910 en wordt ten minste eens per jaar beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig BRL K903.
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Wet
Regelgeving
VROM
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
VROM
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Ministerie
Wet en regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
Nationaal
Milieu
de toegepaste folie is productbestendig, Onvoorwaardelijke is gemaakt van hoge dichtheid toelatingsvariant (verplicht) polyetheen (HDPE) of folie van een gelijkwaardige kwaliteit, heeft een dikte van ten minste 1 mm en is gecertificeerd op grond van BRL K537;
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
Nationaal
Milieu
Ten aanzien van een bovengrondse Onvoorwaardelijke stationaire opslagtank met vloeibare toelatingsvariant (verplicht) brandstoffen, of afgewerkte olie die is geïnstalleerd voor 1 januari 2000, zijn artikel 4.15, eerste lid en de in artikel 4.15, tweede lid, genoemde voorschriften 4.2.6 met betrekking tot de gecertificeerde overvulbeveiliging en 4.3.1 met betrekking tot het installatiecertificaat, 4.3.2 met betrekking tot de constructie-eisen voor opvangbakken, 4.5.2 uit PGS 30 en artikel 4.15 zesde lid tot 1 januari 2015 niet van toepassing.
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Wet milieubeheer
Tijdelijke subsidieregeling CO2-reductie gebouwde omgeving (datum intrekking regeling: 1-72009)
Nationaal
Milieu
Technische omschrijving: warmtereflecterend isolerend meervoudig glas dat voorzien is van de vermelding van de productnaam en het kenmerk HR++ glas (vastgesteld volgens de nationale BRL 2202,1999 of
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Wet
Regelgeving
VROM
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
VROM
VROM
Welke variant is van toepassing
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing de BRL 3105,2001 c.q. de ten tijde van het aanbrengen van de voorziening geldende BRL) in de afstandhouder en een spouwbreedte van ten minste 15 mm of een U-waarde heeft van ten hoogste 1,20 W/m2 .K berekend conform NEN-EN 673 (dec.1997). Het toepassen van geïntegreerde roeden is toegestaan.
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Tijdelijke subsidieregeling CO2-reductie gebouwde omgeving (datum intrekking regeling: 1-72009)
Nationaal
Milieu
Technische omschrijving: warmtereflecterend isolerend meervoudig glas dat voorzien is van de vermelding van de productnaam en het kenmerk HR++ glas (vastgesteld volgens de nationale BRL 2202,1999 of de BRL 3105,2001 c.q. de ten tijde van het aanbrengen van de voorziening geldende BRL) in de afstandhouder en een spouwbreedte van ten minste 15 mm of een U-waarde heeft van ten hoogste 1,20 W/m2 .K berekend conform NEN-EN 673 (dec.1997). Het toepassen van geïntegreerde roeden is toegestaan.
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Tijdelijke subsidieregeling CO2-reductie gebouwde
Nationaal
Milieu
Technische omschrijving: warmtereflecterend isolerend
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis
Wet
Regelgeving
VROM
Wet milieubeheer
VROM
Wet milieubeheer
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
omgeving 2006
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing meervoudig glas dat voorzien is van de vermelding van de productnaam en het kenmerk HR++ glas (vastgesteld volgens de nationale BRL 2202,1999 of de BRL 3105,2001 c.q. de ten tijde van het aanbrengen van de voorziening geldende BRL) in de afstandhouder en een spouwbreedte van ten minste 15 mm of een U-waarde heeft van ten hoogste 1,20 W/m2 .K berekend conform NEN-EN 673 (dec.1997). Het toepassen van geïntegreerde roeden is toegestaan.
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
(verplicht)
bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Regeling beoordeling Nationaal reinigbaarheid grond 2006
Milieu
VKB-protocol 1001, of; een bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager op het moment van de aanvraag is erkend op grond van het Besluit bodemkwaliteitvoor bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie, onderdeel SIKB -protocol 7510,
Voorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Regeling beoordeling Nationaal reinigbaarheid grond 2006
Milieu
Tenzij in de verklaring anders is aangegeven, is een verklaring die met toepassing van § 4 van hoofdstuk 2is verleend, geldig voor alle residu dat bij de houder van de verklaring ontstaat in de periode van zes maanden nadat de
Voorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing welk beleidst errein is het van toepass ing verklaring is afgegeven en dat is vrijgekomen bij de procesmatige reiniging van partijen waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan, en die zijn gereinigd overeenkomstig het bepaalde in BRL SIKB 7500 en SIKB -protocol 7510, door een persoon of instelling die daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit is erkend.
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
VROM
Regeling bodemkwaliteit
Nationaal
Milieu
De werkzaamheid, bedoeld in het eerste Voorwaardelijke lid, onder j, voldoet aan de eisen van de toelatingsvariant (verplicht) desbetreffende nationale BRL die bij categorie 10 in bijlage C is aangewezen en de eisen in het document HBC/2006200 van de Harmonisatie Commissie Bouw, dat is opgenomen in bijlage D.
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Regeling bodemkwaliteit
Nationaal
Milieu
b. zijn gekeurd en samengevoegd overeenkomstig BRL 9335, door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning.
Voorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Regeling bodemkwaliteit
Nationaal
Milieu
5 Bewerking van verontreinigde grond of Voorwaardelijke baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, toelatingsvariant eerste lid, onder e: (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3.
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Marktinitiatief VROM
Regeling bodemkwaliteit
Nationaal
Milieu
8 Milieukundige begeleiding, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder h
Voorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Regeling bodemkwaliteit
Nationaal
Milieu
Verwijzingen naar SIKB-protocollen
Voorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Regeling monitoring handel in emissierechten
Europees
Milieu
8. Voor de bepaling van de gegevens Toezichthoudersonderst over de samenstelling van gasvormige euningsvariant (niet verplicht) brandstoffen en materialen mag ten genoegen van het bestuur van de emissieautoriteit gebruik worden gemaakt van on-line gaschromatografen en analyses met behulp van gasanalyseapparatuur, welke voldoen aan de eisen van EN ISO 9001:2000.
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Regeling groenprojecten 2005
Nationaal
Milieu
Groen Label Kas: tuinbouwkas die Onvoorwaardelijke bestemd is voor het bedrijfsmatig telen toelatingsvariant (niet verplicht) van tuinbouwgewassen, en ter zake waarvan, door middel van een certificaat afgegeven door een bij de Raad voor
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing Accreditatie erkende organisatie, is aangetoond dat deze kas voldoet aan de eisen van het Certificatieschema Groen Label Kas 8.0 en minimaal 85 punten behaalt voor de extensieve stookteelt of 115 punten voor de intensieve stookteelt volgens de aldaar vermelde systematiek.
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
VROM
Regeling geluidemissie buitenmateriaal
Europees
Milieu
op het materieel voor gebruik buitenshuis op zichtbare, leesbare en onuitwisbare wijze overeenkomstig het in bijlage IV van richtlijn 2000/14gegeven model aangebrachte CE-markering als omschreven in Besluit 93/465, vergezeld van de vermelding van het gewaarborgde geluidsvermogensniveau overeenkomstig het in bijlage IV van richtlijn 2000/14 gegeven model;
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (niet verplicht)
Europese verplichting
VROM
Regeling geluidemissie buitenmateriaal
Europees
Milieu
De keuringsinstantie, bedoeld in artikel 10, eerste lid, beoordeelt of het kwaliteitssysteem voldoet aan de in bijlage VIII, punt 3.2, van richtlijn 2000/14 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (niet verplicht)
Europese verplichting
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat Welke variant is van toepassing welk beleidst errein is het van toepass ing kwaliteitssystemen waarbij EN ISO 9001 wordt toegepast.
VROM
Regeling materialen en chemicaliën leidingwatervoorziening
Europees? Milieu
Gegevens die verstrekt moeten worden bij de aanvraag voor een erkende kwaliteitsverklaring
VROM
Regeling merkteken nietherbruikbaar en nietverbrandbaar bouw- en sloopafvalb
Nationaal? Milieu
Het merkteken, aangegeven in bijlage 1, Onvoorwaardelijke wordt uitsluitend gevoerd door een toelatingsvariant (verplicht) persoon die door een certificatieinstelling is gecertificeerd op grond van het certificatieschema slopen.
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Aanwijzingsregeling Nationaal willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieuinvesteringen 2009
Milieu
Verwijzing naar Certificatieschema Groen Label Kas 8.0, om belasting te kunnen aftrekken
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
Regeling algemene regels Nationaal voor inrichtingen milieubeheer
Milieu
De installatie van een grondwaterpeilbuis, en de bemonstering, vinden plaats door een bedrijf, dat daartoe beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit.
Voorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief, gemixed systeem. Erkenning zowel op basis van een certificaat als accreditatie-certificatie
VROM
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Onvoorwaardelijke toelatingsvariant (niet verplicht)
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Europese verplichting
Ministerie
Wet en regelgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Regeling algemene regels Nationaal voor inrichtingen milieubeheer
Milieu
Van het verwijderde water worden de elektrische geleidbaarheid en de zuurgraad beoordeeld overeenkomstig het daartoe krachtens het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer aangewezen normdocument door een instelling, die daartoe beschikt over een erkenning op grond van dat besluit.
Voorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief, inspectie Accreditatie
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Regeling bodemkwaliteit
Nationaal
Milieu
Verwijzingen naar diverse normen
Voorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Regeling monitoring handel in emissierechten
Europees
Milieu
Degene die een inrichting drijft, stelt Voorwaardelijke voor de uitvoering van de interne audit toelatingsvariant (niet verplicht) een procedure vast die voldoet aan de vereisten genoemd in het communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), de norm NEN-EN-ISO 9001, de norm NEN-EN-ISO 14001 of een gelijkwaardig systeem.
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Regeling monitoring handel in emissierechten
Europees
Milieu
Degene die een inrichting drijft, stelt voor de uitvoering van de interne audit een procedure vast die voldoet aan de vereisten, genoemd in het communautair milieubeheer- en
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3.
Wet
Regelgeving
VROM
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
VROM
EUwetgeving of nationale wetgeving
Voorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
VROM
Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing milieuauditsysteem (EMAS), de norm NEN-EN-ISO 9001, de norm NEN-ENISO 14001 of een gelijkwaardig systeem.
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Marktinitiatief
Regeling monitoring handel in emissierechten
Europees
Milieu
Degene die een inrichting drijft, stelt voor het beheer van documenten een procedure vast waarvoor gebruik wordt gemaakt van het communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), de norm NEN-EN-ISO 9001, de norm NEN-EN-ISO 14001 of een gelijkwaardig systeem.
Voorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
VROM
Regeling uniforme saneringen
Nationaal
Milieu
er is in deze regeling ook een verplichting om te werken met "erkende intermediars"die zijn aangezezen conform de regeling bodemkwaliteit
Voorwaardelijke toelatingsvariant (verplicht)
1.eenvoudig; 2 onvoldoende kennis bij opdrachtgever en bevoegd gezag; 3. Marktinitiatief
o.a. VROM
Wet op de architectentitel (art.9), examenbesluit wet op de architectentitel, aanwijzing bevoegde autoriteit inzake afgifte diploma‟s en certificaten op het gebied van architectuur
Architect wordt onder meer in register opgenomen als hij een opleiding in een ander land heeft gevolgd en daarvan een certificaat kan overleggen.
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
VROM (en Justitie)
Kadasterwet, uitvoeringsregeling kadasterwet
VROM
Wet milieubeheer, besluit bodemkwaliteit (art. 10, tweede lid, onder c) en regeling bodemkwaliteit
VROM
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Verplicht indien onder die voorwaarden
Indien onderzoek wilt verrichten zonder bevoegdheid is een certificaat verplicht
Certificaat elektronische handtekening
Bt: toelating. onbekend
Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen op basis van Wet milieubeheer en Wet milieugevaarlijke stoffen
Certificaat nodig dat voldoende competent voor monsterneming
VROM (en Justitie, V&W)
Maatregel te boekgestelde schepen (art. 9)
Certificaat als bewijs teboekstelling van een schip
VROM
Besluit energieprestatie gebouwen (art. 1.1), regeling energieprestatie gebouwen
Bij bouw pand moet energieprestatiecertificaat voorhanden zijn.
Verplicht
Besluit geluidsproductie motorvoertuigen, Richtlijn 78/1015/EEG
Uitzondering Verbod bepaalde motorvoertuigen op minder dan vier wielen te maken etc. geldt onder meer indien certificaat voorhanden is.
Verplicht
Woningwet, Besluit
Brandinstallatie met doormelding naar
VROM
VROM
Verplicht Bt: toelating. onbekend
Bt: toelating. onbekend
Bt: toelating. onbekend
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
brandveilig gebruik bouwwerken (art. 2.2.1)
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing centrale dient over certificaat te beschikken.
Welke variant is van toepassing
VROM
Besluit inzamelen afvalstoffen, (o.a. art. 6) EG richtlijnen
Inzamelaar moet staan vermeld op lijst Verplicht inzamelaars. Tijdens inzamelen moet hij certificaat voorhanden hebben. Bt: toelating. onbekend
VROM
Wet geluidhinder, Besluit luchtkussenvoertuigen
Dit besluit is niet van toepassing op schepen die verschillende certificaten hebben.
VROM
Wet inzake luchtverontreiniging, Besluit typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging (art. 2, art. 10a)
Uitzondering op verbod vervaardiging bepaalde typen bromfietsen als die zijn goedgekeurd conform een certificaat
Wet geluidhinder, Besluit uitlaatsystemen motorvoertuigen en bromfietsen (art. 12a), Regeling typekeuring uitlaatsystemen motorvoertuigen en bromfietsen
Uitzondering op verbod vervaardiging bepaalde typen uitlaatsystemen voor motorvoertuigen en bromfietsen als die zijn goedgekeurd conform een certificaat
Wet inzake luchtverontreiniging (art. 1c, art. 2, vijfde lid), Besluit
Uitzondering op verbod bepaalde Verplicht als onder een brandstoffen aan boord binnenschip te van de uitzonderingen hebben indien binnenschip over bepaald
VROM
VROM
Verplicht als onder een van de uitzonderingen wilt vallen. Bt: toelating. onbekend Verplicht als onder een van de uitzonderingen wilt vallen. Bt: toelating. onbekend
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
zwavelgehalte brandstoffen
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing certificaat beschikt
Welke variant is van toepassing
wilt vallen. Bt: toelating. onbekend
VROM
Regeling geluidsemissie buitenmaterieel
Certificaat dat wordt verstrekt indien materieel voor gebruik buitenshuis voldoet aan de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure.
VROM
Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen
Adviezen moeten voor verkrijging subsidie worden gegeven door gecertificeerd bedrijf
Verplicht in aanmerking voor subsidie te komen. Bt: toelating. onbekend
VROM
Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu investeringen 2009
Aftrek indien materialen (olie en vet) over bepaalde certificaten beschikken
VROM
Inzamelingsregeling CFK en halonen (art. 1g), eg verordening
Haloneninstallateur dient over certificaat Verplicht te beschikken
Regeling mat. En chemische leidingwatervoorzieningen, richtlijn waterleidingbesluit, bouwbesluit
Met benodigde erkende kwaliteitsverklaring wordt een certificaat gelijkgesteld.
VWS, VROM
Verplicht in aanmerking voor subsidie te komen. Bt: toelating. onbekend
Bt: toelating. onbekend Als in aanmerking wilt komen voor gelijkstelling dan verplicht. Bt: toelating. onbekend
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing
VROM
Besluit stralingsbescherming, Regeling nationale bronnen van ioniserende straling 2008
Ondernemer in de grond- weg- of waterbouw is vrijgesteld van melden werkzaamheden indien bij de bronnen een specifiek certificaat wordt overlegd.
VROM
Tijdelijke sloopregeling personen- en bestelauto‟s
Demontagebedrijf moet over certificaat kwaliteits zorg demontage beschikken.
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Verplicht Bt: toelating. onbekend
VROM
Subsidieregeling dieselmotoren binnenschepen wet milieubeheer
Om subsidie aan te kunnen vragen moet ondernemer over een certificaat beschikken
Verplicht om in aanmerking te komen voor subsidie. Bt: toelating. onbekend
WWI
Woningwet
Gebruiksbesluit
Keurmerk ontruimings-alarminstallaties, productcertificaat voor het ontwerp, de installatie en het onderhoud van ontruimings-alarminstallaties.
WWI
Woningwet
Gebruiksbesluit, Bouwbesluit
BMI 2002 (BrandMeldInstallaties)
CCV is eigenaar / beheerder van
NB regeling van SSQ CCV werkt aan inspectieschema voor ontruimingsalarminstal laties (toezichtondersteunen d) Toelating, voorwaardelijk. Echter onvoorwaardelijk, indien vergunning is
Ministerie
Wet en regelgeving Wet
Regelgeving
EUwetgeving of nationale wetgeving
Op Omschrijving/ naam certificaat welk beleidst errein is het van toepass ing
certificatieregeling
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
vereist. Bt: toelating. onbekend
WWI
Woningwet
Gebruiksbesluit
REOB:2008 (Regeling Erkenning Onderhoudsbedrijven kleine Blusmiddelen)
Toezichtondersteuning
WWI
Woningwet
Gebruiksbesluit, Bouwbesluit
VBB (Vastopgestelde Brandbeheersings- en Brandblussystemen)
Toezichtondersteuning
NB VBB wordt begin 2010 gepubliceerd
WWI
Woningwet
Gebruiksbesluit, Bouwbesluit
RBI (RookBeheersings-Installaties)
Toezichtondersteuning
NB CVV werkt aan RBI-inspectieschema
WWI
Woningwet
Bouwbesluit
Politiekeurmerk Veilig Wonen
Zelfregulering
CCV is eigenaar / beheerder van certificatieregeling
Berenschot: meegeteld want verwijzing naar wet.
*) VWS geeft aan: volgens definitie geen certificaat Ministerie
Wet en regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk Omschrijving/ naam certificaat beleidsterrein is het van toepassing
Wet
Regelgeving
VWS
Geneesmiddelenwet
Regeling Geneesmiddelenwet
Nationaal
Erkenning handelsvergunning =CBG
VWS
Geneesmiddelenwet
Regeling Geneesmiddelenwet
Nationaal
Certificering van vergunning bereider geneesmiddel. Toelichting: Certificate of a Pharmaceutical Product (CPP): verklaring volgens het aanbevolen model van de WHO, geeft de status van het product en de aanvrager weer. Tevens verklaart het de GMP status van de fabrikant(en) van het product. Het model is vastgesteld door de WHO ( WHO Certification Scheme on the quality of pharmaceutical products moving in international commerce). Een SPC of IBtekst samen met een productsamenstelling (ondertekent door de verantwoordelijke apotheker) worden bijgevoegd. Dit is een officiële samenvatting van de productkenmerken van een geneesmiddel, goedgekeurd door het CBG bij verlening handelsvergunning (IB-tekst), ex. art. 46, eerste lid Geneesmiddelenwet (Gnw). Dit is de uitvoering van een WHO programma. Het betreft de certificering van de registratiestatus van het
Welke variant is van toepassing
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Ministerie
Wet en regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk Omschrijving/ naam certificaat beleidsterrein is het van toepassing geneesmiddel en de GMP status van de fabrikant, t.b.v. de autoriteiten in (derde) landen. Zie ook Gnw artikel 98, voorheen opgenomen in het BBA (Gaat naar CIBG).
Welke variant is van toepassing
Voedselveilig Goedkeuring decontaminatiemiddelen heid
*)
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
Wet
Regelgeving
VWS
Warenwet
Warenwetbesluit Bereiding EU en behandeling van levensmiddelen
VWS
Warenwet
Warenwetbesluit Verpakte EU waters
VWS
Warenwet
Warenwetbesluit Vlees, gehakt en vleesproducten
EU
Voedselveilig Erkenning installatie voor doorstraling heid van levensmiddelen
*)
VWS
Warenwet
Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen
EU
Voedselveilig Hygiënecode heid
Verplicht Bt: onbekend
EU verplichting
VWS
Zorgverzekeringswet
Regeling beleidsregels vereveningsbijdrage Zorgverzekering 2007
VWS
Warenwet
Besluit gastoestellen
EU
Productveilig heid
Conformiteitsverklaring, Borging productieprocessen. CE merkteken
3. voorwaard elijke toelatingsv ariant.
EU verplichting; 1 op 1 omzetting van EG richtlijn waarin deze koppeling is vastgelegd.
VWS
Warenwet
Warenwetbesluit speelgoed
EU
Productveilig heid
Conformiteitsverklaring; EG Typekeuring, CE merkteken
3. voorwaard
EU verplichting; idem
Erkenning natuurlijk mineraalwater
*)
Eerlijkheid in de handel/deugdelijke informatie aan consument
Ministerie
Wet en regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Op welk Omschrijving/ naam certificaat beleidsterrein is het van toepassing
Welke variant is van toepassing elijke toelatingsv ariant.
Warenwetbesluit Persoonlijke beschermingsmiddelen
EU
Productveilig heid
Conformiteitsverklaring EG typekeuring, CE merkteken
3. EU verplichting;idem. voorwaard elijke toelatingsv ariant.
Warenwet
Warenwetbesluit attractieen speeltoestellen (WAS)
Nationaal
Productveilig heid
Certificaat, Type en stukskeuring, periodieke keuringen
3. Hoog risico, complexe voorwaard toestellen, kwetsbare gebruikersgroep elijke toelatingsv ariant.
VWS
Warenwet jo
Warenwetbesluit machines Nationaal en EU regelgeving
VWS
Wet publieke gezondheid jo
internationale gezondheidsregeling
VWS
Wet gebruik besluit gebruik Nationaal burgerservicenummer in burgerservicenimmer in de de zorg jo zorg
Wet
Regelgeving
VWS
Warenwet
VWS
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?
productveiligh eid
Nationaal
Certificaat van sanitaire controle van schepen of certificaat tot vrijstelling van sanitaire controle van schepen. Geen toezichthoudende activiteiten. Certificaat als middel voor geregistreerde Verplicht als toegang tot SBVZ Bt: toelating onbekend
Ministerie
VWS
Wet en regelgeving
EU-wetgeving of nationale wetgeving
Wet
Regelgeving
Wet op de medische hulpmiddelen
Besluit actieve EU implantaten, richtlijn 90/385/EG betreffende de onderliggende aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de actieve implanteerbare medische hulpmiddelen en wet medische hulpmiddelen en wet op de geneesmiddelenvoorziening
Op welk Omschrijving/ naam certificaat beleidsterrein is het van toepassing
Welke variant is van toepassing
Certificaat producent implantaten, Bij Verplicht AMvB's van de WMH kan sprake zijn van Bt: onbekend een aangemelde instantie (notified body), zoals KEMA, die conformiteitsprocedures uitvoeren (voor bv CE-markering).
Wat is de motivering om de certificering te koppelen aan wet en regelgeving?