CONCEPT
EINDRAPPORT
CASCADERING IN GEBRUIK VAN HOUT EN HOUTIGE BIOMASSA Studiedag
Guisson R. (VITO), Cuypers D. (VITO)
2
Colofon
Dit rapport is een gezamenlijke uitgave van het Agentschap voor Natuur en Bos en van Inverde Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel www.natuurenbos.be – www.inverde.be Contact:
[email protected]
Dit rapport is opgemaakt in het kader van het KOBE-project. KOBE staat voor KennisOndersteuning bij Beheer en Economie van natuur-, groen- en bosdomeinen. KOBE is een samenwerkingsproject tussen het Agentschap voor Natuur en Bos en Inverde. Dit rapport is een werkdocument, en weerspiegelt niet noodzakelijk de standpunten of de werking van het Agentschap voor Natuur en Bos en Inverde.
Auteur(s): Guisson R. (VITO), Cuypers D. (VITO) Werkten mee aan dit rapport: Verbeke W. (Inverde) Uitgave: januari 2014
Dit rapport is digitaal beschikbaar op de website van Inverde onder kennis en publicaties / houtige biomassa.
Overname van tekst uit dit rapport kan mits correcte bronvermelding. Citeren als: Guisson R. (VITO), Cuypers D. (VITO) (2014). CASCADERING IN GEBRUIK VAN HOUT EN HOUTIGE BIOMASSA, KOBE-rapport van het Agentschap voor Natuur en Bos en Inverde.
3
Inhoudsopgave Studiedag....................................................................................................................... 1 Inhoudsopgave ............................................................................................................... 4 1
Samenvatting ........................................................................................................... 5
2
Ten geleide .............................................................................................................. 8
3
Achtergrond ............................................................................................................. 9 3.1
Inleiding ............................................................................................................ 9
3.2
Vraagstelling ...................................................................................................... 9
3.3
Definities ......................................................................................................... 10
3.3.1 Bio-economie en biogebaseerde economie ........................................................ 10 3.3.2 Cascadering .................................................................................................. 11 3.3.3 Gesloten kringlopen ....................................................................................... 13 3.3.4 Bio-energie binnen de biogebaseerde economie ................................................. 14 3.4
Posities, strategieën en visies ............................................................................. 14
3.4.1 A new EU Forest Strategy: for forests and the forest-based sector ....................... 14 3.4.2 Algemene vereniging inlands hout (AVIH, Nederland) ......................................... 15 3.4.3 Joint Statement on cascade use of wood ........................................................... 16 3.5 4
Een afwegingskader voor de cascadering van hout en houtige biomassa .................. 17
Presentaties ........................................................................................................... 19 4.1
Presentatie 1: Het principe van cascadering, Ruben Guisson (VITO) ........................ 19
4.2
Presentatie 2: Biomassa en zijn afvalstatuut, Nico Vanaken (OVAM) ........................ 19
4.3
Presentatie 3: Certificering van de handelsketen, Bart Holvoet (FSC Belgium) .......... 20
4.4
Presentatie 4: Een afwegingskader - visie en praktijk Norbord, Bert Wierbos (Norbord) 22
4.5
Presentatie 5: Een afwegingskader - visie en praktijk ANB, Vincent Kint (ANB) ......... 23
4.6 Presentatie 6: Een afwegingskader - visie en praktijk Limburgse Bosgroepen, Lore Bellings (Limburgse Bosgroepen) ................................................................................. 24 4.7 Presentatie 7: Een afwegingskader - visie en praktijk Bosbedrijf Vandervelden, Paul Vandervelden (Bosbedrijf Vandervelden) ....................................................................... 25 4.8 Presentatie 8: Het afwegingskader van het gebruik van hout en houtige biomassa in zijn juridische context, Frederik Vandendriessche (Stibbe) .............................................. 26 4.9 Presentatie 9: Een afwegingskader - visie en praktijk Fedustria, Ingrid Hontis (Fedustria) ................................................................................................................ 26 5
Discussie................................................................................................................ 28
6
Bijlagen ................................................................................................................. 31 6.1
Lijst van deelnemers ......................................................................................... 31 4
Leeswijzer: Tekst opgenomen in ‘italic’ font is van de hand van de VITO auteurs. Tekst opgenomen in ‘normale’ font is van de hand van derden waarbij steeds de bron werd vermeld.
1 Samenvatting Door de opkomst van de moderne bio-energie en de zoektocht naar nieuwe grondstoffen in andere sectoren is er heel wat gaande in de sectoren waar biomassa gebruikt en verwerkt wordt. Vooral de multifunctionele eigenschappen van biomassa zorgen ervoor dat er meerdere claims ontstaan voor dezelfde grondstoffen. Door deze meervoudige claims komen nieuwe sectoren in het vaarwater van traditionele sectoren, maar tegelijkertijd ontstaan er ook opportuniteiten, zowel voor de sectoren die de biomassa produceren als deze die de biomassa verwerken. Dit geldt ook voor het hout en houtige biomassa die vrijkomt vanuit het door ANB gevoerde beheer. Teneinde deze houtstromen zo duurzaam en optimaal mogelijk te gebruiken in een groene economie, dienen ze volgens een bepaalde hiërarchie of cascadering gevaloriseerd te worden. Er is daarbij nood aan een afwegingskader. Hoe zo een afwegingskader eruit dient te zien met betrekking tot hout en houtige biomassa en hoe dit kader vervolgens zo efficiënt mogelijk wordt toegepast waren dan ook de centrale vragen van deze workshop. Op voorhand werd een achtergronddocument verspreid onder de deelnemers van de workshop. Het achtergronddocument gaf de inhoud van de workshop aan, enkele posities, strategieën en visies die specifiek het gebruik van hout en houtige biomassa binnen de context van cascadering behandelen, alsook een gedetailleerde uitleg van de begrippen bio-economie, biogebaseerde economie, cascadering en de varianten, en kringlopen. Tijdens de workshop kwamen eerst een aantal sprekers aan het woord. Er werd nauw op toegezien dat de sprekers actief waren in verschillende delen van waardeketen. Op die manier was het mogelijk om een beter beeld te krijgen van de verschillende invalshoeken van waaruit naar het duurzaam gebruik van hout gekeken wordt. Aan het woord kwamen Ruben Guisson (VITO), Nico Vanaken (OVAM), Bart Holvoet (FSC Belgium), Bert Wierbos (Norbord), Vincent Kint (ANB), Lore Bellings (Limburgse bosgroepen), Paul Vandervelden (Bosbedrijf Vandervelden), Frederik vandendriessche (Stibbe) en Ingrid Hontis (Fedustria). Nadat de verschillende sprekers hun visie of kennis hadden gedeeld omtrent een afwegingskader gebaseerd op het cascade-principe werd een discussie met de deelnemers gehouden. Hieruit bleek dat: Het ruimen van takhout gebeurt vandaag, afhankelijk van de lokale omstandigheden, nog tegen een kleine kost gebeurt of mogelijk met een beperkte opbrengst. Er wordt verwacht dat dit binnen een aantal jaar meer en meer kostendekkend kan gebeuren. Hierdoor is de waardeketen van houtige biomassa sterk afhankelijk van de specifieke situatie. ANB zal aandacht moeten blijven hebben voor zijn primaire rol als producent van kwaliteitshout en de mobilisatie ervan. Een bezorgdheid van de sector is dat de lange-termijn de garantie dat er voldoende (kwaliteits)hout beschikbaar zal zijn. Het is voor ANB belangrijk dat ze zich ervan kunnen verzekeren dat het kwalitatief hout dat wordt aangeboden zo hoogwaardig mogelijk wordt ingezet i.e. als materiaal en niet voor energietoepassingen. Er wordt gesteld dat dit momenteel geen probleem is doordat een meer 5
hoogwaardige inzet zich ook vertaalt in een hogere economische waarde. Door de marktwerking te laten spelen, zal automatisch een correcte cascadering plaatsvinden. Echter doet het gevaar zich voor dat cascadering een synoniem wordt voor de prijs die geboden kan worden. Ongeacht de huidige situatie stelt ANB zich de vraag hoe ze in de toekomst bij mogelijk wijzigende marktomstandigheden, nog steeds kunnen verzekeren dat hun grondstof op een kwalitatieve wijze wordt ingezet. Stel bijvoorbeeld dat de energieprijs hoger komt te liggen dan de prijs voor bepaalde materiaaltoepassingen. In de discussie wordt aangegeven dat dit enkel kan wanneer ondersteuningsregelingen in werking zijn voor energie en deze maatregelen bovendien zodanig hoog zijn dat energie concurrentiëler wordt dan materiaaltoepassing. Vanuit de spaanplaatindustrie is hierover weinig bezorgdheid, de papierverwerkende nijverheid is hierover echter wel bezorgd. Deze laatsten zijn vragende partij voor ondersteuning van de primaire productie, de mobilisering van hout en de verwerking van houtafval en niet de houttoepassing an sich. Deze klaarblijkelijke tegenstelling is te verklaren doordat de spaanplaatindustrie niet rechtstreeks concurreert met (bos)houtchips voor energie. De situatie is echter complexer en de bovenstaande standpunten worden tegengesproken in de ‘Joint Statement on cascade of wood’. Algemeen kan aangenomen worden dat cascadering eenvoudiger te bewerkstellingen is wanneer er geen vorm van ondersteuningsmechanisme bestaat, doordat er dan meer level playing field is, maar opnieuw met het gevaar dat cascadering dan synoniem zal zijn voor economische waarde. De meest concrete manier om in te spelen op cascadering voor ANB lijkt om te werken via bijzondere verkoopsvoorwaarden bij houtverkoop. Echter kent cascadering een breder kader en is de vraag welke rol ANB hierin kan spelen. Een alternatieve manier is te werken met een systeem van erkenning van exploitanten en kopers die het cascade principe hanteren. Hier ligt de focus echter niet op de uiteindelijke toepassing van het hout na verkoop en is de garantie op een hoogwaardige toepassing daardoor erg beperkt. Bovendien bevinden de betrokken sectoren zich in een internationale omgeving en niet in een louter Vlaams verhaal. Afhankelijk van de toepassing, transport en logistiek bevindt men zich binnen een ander kader en kan dit leiden tot alternatieve cascaderingen. Ook de suggestie om een meer gedifferentieerde houtverkoop te organiseren, en niet de verkoop van hout op stam, lijkt geen garantie te kunnen geven op een cascadering van materiaalgebruik boven energietoepassing. Een sluitend antwoord vinden op de cascadering van hout en houtige biomassa binnen het bestek van één studiedag is uiteraard ambitieus. Toch maakte de studiedag duidelijk dat:
Cascadering een complexe materie is, zeker wanneer het wordt toegepast op een complexe grondstof zoals biomassa
Het principe van cascadering aanleiding geeft tot verschillende interpretaties en een verschillend begrip van wat cascadering nu precies is. Wat op zich leidt tot onduidelijkheid, spraakverwarring en misverstanden.
De stakeholders erg begaan zijn met het principe van cascadering en dit ook allen nastreven. De invulling van wat het principe zelf betekent kan daarbij wel verschillen.
ANB een rol heeft binnen de keten, maar dat de ruimte om afdwingbaar op te treden aangaande de hoogwaardige toepassing van hun grondstof verder in de keten, vandaag eerder beperkt is. 6
7
2 Ten geleide
Voorliggende document is het resultaat van de studiedag CASCADERING IN GEBRUIK VAN HOUT EN HOUTIGE BIOMASSA georganiseerd door VITO, Inverde en het ANB en kadert binnen het project KOBE (KennisOndersteuning bij Beheer en Economie van natuur-, groen- en bosdomeinen). Deel 3 ‘achtergrond’ heeft in hoofdzaak de bedoeling om u als lezer enerzijds te informeren omtrent enkele belangrijke begrippen en anderzijds u enkele visies en posities voor te schotelen omtrent het cascaderen van hout en houtige biomassa. Deel 4 ‘presentaties’ geeft de belangrijkste krijtlijnen van de verschillende presentaties die tijdens de studiedag werden gegeven. Deel 5 ‘discussie’ geeft tenslotte de belangrijkste punten weer die naar boven kwamen tijdens het discussiemoment dat werd gehouden met alle aanwezigen tijdens de workshop.
8
3 Achtergrond 3.1 Inleiding In deel 3.2 wordt de vraagstelling van de studiedag scherp gesteld en in zijn context geplaatst. Deel 3.3 geeft een overzicht van enkele begrippen en hun definities. In het kader van cascadering wordt heel wat ‘jargon’ gebruikt het is belangrijk om in dat kader zoveel mogelijk dezelfde taal te spreken en deze begrippen op dezelfde manier te begrijpen. Deel 3.4 geeft een beknopt overzicht van enkele strategieën en visies omtrent het toepassen van cascadering voor hout en houtige biomassa. Deel 3.5 geeft tenslotte een overzicht van de (deel)vragen waarop het afwegingskader een antwoord dient te geven.
3.2 Vraagstelling Door de opkomst van de moderne bio-energie en de zoektocht naar nieuwe grondstoffen in andere sectoren is er heel wat gaande in de sectoren waar biomassa gebruikt en verwerkt wordt. Vooral de multifunctionele eigenschappen van biomassa zorgen ervoor dat er meerdere claims ontstaan voor dezelfde grondstoffen. Door deze meervoudige claims komen nieuwe sectoren in het vaarwater van traditionele sectoren, maar tegelijkertijd ontstaan er ook opportuniteiten, zowel voor de sectoren die de biomassa produceren als deze die de biomassa verwerken. Dit geldt ook voor het hout en houtige biomassa die vrijkomt vanuit het door ANB gevoerde beheer. Teneinde deze houtstromen zo duurzaam mogelijk te gebruiken, dienen ze volgens een bepaalde hiërarchie of cascadering gevaloriseerd te worden. Hierbij zijn er twee cruciale vragen: 1. Welk principe kan naar voor geschoven worden teneinde de schaarse grondstof (i.e. het hout en de houtige biomassa die voortkomt uit het beheer) zo duurzaam mogelijk te gebruiken in de huidige en toekomstige context? 2. Hoe kan dit principe best toegepast worden? In antwoord op de eerste vraag wordt in de Vlaamse context omtrent bio-economie resoluut gekozen voor het principe van cascadering. In antwoord op de tweede vraag is er nood aan een afwegingskader om hout en houtige biomassa uit natuurbeheer zo optimaal mogelijk te cascaderen als duurzaam materiaal in een groene economie. Hoe zo een afwegingskader eruit dient te zien met betrekking tot hout en houtige biomassa en hoe dit kader vervolgens zo efficiënt mogelijk wordt toegepast zijn de centrale vragen van deze workshop. Er dient daarbij gelet op het feit dat de handelsketen tussen bos en eindgebruiker complex is en uit heel wat schakels bestaat. Het opzetten van een afwegingskader zal dus rechtstreeks of onrechtstreeks aan elk van deze schakels raken (zie ook achteraan in het document). Op basis van bovenstaande wordt duidelijk dat het principe van cascadering algemeen wordt aanvaard als uitgangspunt om houtstromen zo hoogwaardig mogelijk te valoriseren. Hierbij wordt de visie gevolgd van de Interdepartementale Werkgroep (IWG) voor de bio-economie die stelt dat in de Vlaamse bio-economie beschikbare biomassastromen ingezet dienen te worden volgens een aanvaarde cascade. Het principe van cascadering wordt dus niet in vraag gesteld als correcte methode. Wel wordt de vraag gesteld ‘Welk een gepast afwegingskader is om 9
een dergelijke cascadering voor hout en houtige biomassa uit natuurbeheer in de praktijk te brengen binnen de Vlaamse bio-economie?’.
3.3 Definities Allereerst worden definities aangeboden om enkele veelgebruikte termen zo correct mogelijk te kaderen. Het laat uiteraard ook toe om eventuele discussies omtrent de gehanteerde definities op te starten.
3.3.1
Bio-economie en biogebaseerde economie
Bron: Advies duurzaam gebruik biomassa in een bio-economie (SALV-MINA, 2013) De begripsverwarring tussen de begrippen “bio-economie” en “biogebaseerde economie” willen we vermijden door duidelijk voorop te stellen wat het onderscheid is tussen deze twee termen. Hiervoor baseren de Raden zich op de Europese strategie inzake de Bio-economie, die de volgende definitie hanteert voor de bio-economie: “De bio-economie omvat de productie van hernieuwbare biologische hulpbronnen als de verwerking van die hulpbronnen en afvalstromen tot waardevolle producten zoals voedsel, diervoeder, biogebaseerde producten en bio-energie. De bio-economie omvat de volgende sectoren: landbouw, bosbouw, visserij, productie van levensmiddelen, pulp en papier alsmede delen van de chemische, biotechnologische en energiesector.” Kort samengevat omvat de bioeconomie dus alle activiteiten die verbonden zijn aan de productie van biomassa, en de verschillende manieren waarop deze biomassa – en haar reststromen – vervolgens gebruikt wordt. De biogebaseerde economie wordt in de Europese strategie niet expliciet gedefinieerd, maar volgens de logica van de definitie hierboven is dit het deel van de bio-economie waarin biogebaseerde producten gemaakt worden. Dit kan zowel de chemie, textielindustrie, farmaceutische industrie, houtverwerkende industrie, bouwsector, ... zijn. Omdat de productie van biogebaseerde producten in de praktijk nauw samenhangt met de productie van biogebaseerde brandstoffen, zal de bio-energiesector (zonder de primaire productie) in dit advies beschouwd worden als een deel van de biogebaseerde economie. De biogebaseerde economie is ingebed in de bio-economie. De andere grote blokken die de bioeconomie uitmaken zijn de biomassaproductie (de primaire productie: landbouw, bosbouw, visserij, …) en de voedingsnijverheid. De Raden pleiten ervoor dat de overheid en de andere stakeholders dit onderscheid tussen de bio-economie en de biogebaseerde economie ook consequent maken.
10
Figuur 1: Bio-economie en de biogebaseerde economie
Volgens deze definitie behoort bosbouw tot de bio-economie maar niet tot de biogebaseerde economie. Bio-energieproductie en de verwerking van hout tot producten en materialen behoren tot de biogebaseerde economie, die een integraal onderdeel uitmaakt van de bioeconomie.
3.3.2
Cascadering
Bron: Bio-economie in Vlaanderen, IWG bio-economie 2013 Een cascade is een prioriteitenvolgorde die kan worden opgemaakt op basis van economische, sociale of ecologische criteria of een combinatie hiervan. De cascade geeft het gebruik en de verwerking van biomassa weer, rekening houdend met de draagkracht van het leefmilieu. Afhankelijk van de prioriteiten kunnen verschillende cascades verkregen worden. Hoewel prioriteiten soms kunnen verschillen en daarbij afhankelijk zijn van de specifieke biomassastromen in kwestie, bestaat er toch een algemeen aanvaarde cascade. Als uitgangspunt wordt gesteld dat zowel biomassa uit primaire productie als uit rest- en afvalstromen, in de eerste plaats moet instaan voor het garanderen van de voedselzekerheid (voeding en diervoeder), in de tweede plaats voor het gebruik als grondstof en in de derde plaats voor het gebruik als energiebron. Het is duidelijk dat er nog verder studiewerk noodzakelijk is, zodat de overheid het effect van beleidskeuzes kan inschatten en op basis hiervan in overleg met de stakeholders een langetermijnbeleid kan ontwikkelen en concrete langetermijndoelstellingen kan formuleren. 11
Bron: Advies duurzaam gebruik biomassa in een bio-economie (SALV-MINA, 2013) Het cascadeprincipe impliceert het intelligent gebruiken van de aanwezige functionaliteiten in de biomassa, wat twee aspecten heeft: 1) er worden op het niveau van biomassastromen keuzes gemaakt tussen verschillende mogelijke toepassingen en, 2) elke keuze gebeurt niet alleen in functie van één bepaald toepassingstype, maar houdt ook rekening met: a) de mogelijkheden die blijven met wat rest na doorvoering van de gekozen toepassing (elke keuze houdt dus rekening met een cascade in de tijd), met b) het geheel van de toegevoegde waarden van de diverse opeenvolgende toepassingstypes en met c) de vooropgestelde doelstellingen en randvoorwaarden. Alles samen leidt het cascadeprincipe dus tot een ketenbenadering: de samenhang van de opeenvolgende mogelijke toepassingstypes wordt bekeken en beoordeeld in functie van de besproken doelstellingen en randvoorwaarden.
Figuur 2: Klassieke cascaderingsbenadering (Bio-economie in Vlaanderen, 2013)
Bron: Johan Sanders, Wageningen University en Research Center Hoewel het cascadeprincipe en zijn prioriteitenvolgorde op het eerste zicht erg logisch, ethisch en algemeen aanvaardbaar lijkt, zijn varianten mogelijk op de cascadering in functie van de gehanteerde criteria en prioriteiten (economische, sociale of ecologische of een combinatie hiervan). Dit wordt duidelijk met onderstaand voorbeeld waarbij de cascade enkel werd opgemaakt op basis van economisch toegevoegde waarde. Het uitgangspunt in dit voorbeeld is dat de economisch meest waardevolle elementen eerst uit de biomassa moet worden gehaald. Uit biomassa kunnen bruikbare bouwstenen worden geproduceerd voor de fijn-chemie, die bijvoorbeeld worden toegepast in de cosmetica. De economisch toegevoegde waarde van deze bouwsteen is veelal hoger dan deze gegenereerd in 12
de voedingsnijverheid. Het resultaat is dat, op basis van puur economische criteria, een materiaal toepassing (cosmetica) boven voeding geplaatst wordt.
Figuur 3: De eco-piramide (bron: Johan Sanders)
3.3.3
Gesloten kringlopen
Het principe van gesloten kringlopen is verbonden met het principe van cascadering en daarom een belangrijk begrip. Zoals hoger werd gesteld is het bij cascadering essentieel om rekening te houden met het geheel van de diverse opeenvolgende toepassingstypes die blijven na doorvoering van de gekozen toepassing. Er dient dus gedacht te worden in kringlopen. In gesloten kringlopen wordt het product of de grondstof in het product niet vernietigd na gebruik, maar zo lang als mogelijk hergebruikt in dezelfde of een andere keten.
Bron: Bio-economie in Vlaanderen, IWG bio-economie 2013 Biogebaseerde materialen dienen efficiënt te worden ingezet en zolang als mogelijk in gesloten kringlopen gebracht te worden. Bij het gebruik van biomassa moet steeds rekening gehouden worden met de hele levenscyclus. Doorheen de ketens moet de biomassa zo lang mogelijk in haar verschillende vormen in de productieketen gehouden worden door hergebruik, het opsplitsen in verschillende fracties en door reststromen te benutten. Op die manier kan er uit de gebruikte biomassa meerdere malen economische en maatschappelijke waarde gehaald worden. De cascade van biomassa moet met andere woorden zo gekozen worden dat maximale economische en maatschappelijke voordelen kunnen worden gerealiseerd. De hulpbronnen die we aanspreken voor de productie van voedsel, voeder en biologische grondstoffen en de ecosystemen die hierbij nodig zijn, staan reeds zwaar onder druk. De productie en gebruik van biomassa uit onder andere bosbouw moet daarom duurzamer worden. Duurzaamheidscriteria doorheen de hele keten zijn van groot belang, rekening houdend met i. ii.
het behoud van het natuurkapitaal dat biomassa voortbrengt, voedselzekerheid, 13
iii. iv. v. vi.
het realiseren van klimaatdoelstellingen, beschikbaarheid op vlak van materialen en energie, het tot stand brengen van een duurzame sociaal-economische ontwikkeling gevolgen van indirecte veranderingen in het landgebruik.
3.3.4
Bio-energie binnen de biogebaseerde economie
In het kader van de cascadering van hout en houtige biomassa is vooral het mogelijk spanningsveld tussen materiaal- en energietoepassing relevant. Let wel dat cascadering zeker niet de keuze maakt tussen materialen of energie, maar wel degelijk voor materialen en energie, zij het rekening houdend met de gestelde prioriteiten. De logica van cascadering volgende zal uiteindelijk voor het gros van alle biomassagebruik energetische valorisatie de laatste stap in de cascade vormen.
Bron: Bio-economie in Vlaanderen, IWG bio-economie 2013 In de toekomst zullen variabele hernieuwbare energiebronnen zoals wind en zon een belangrijkere rol krijgen. Echter, gezien het variabel karakter van deze bronnen, zullen ook oplossingen moeten uitgewerkt worden voor de opslag van energie en stabiliteit van het elektriciteitsnetwerk. Bio-energie speelt hierin een rol omdat men biomassa relatief eenvoudig kan opslaan en inzetten wanneer andere hernieuwbare energiebronnen onvoldoende beschikbaar zijn. Daarnaast zal biomassa nodig zijn in warmteprocessen die niet met andere hernieuwbare energiebronnen kunnen worden ingevuld. De visies rond bio-economie en hernieuwbare energie moeten op elkaar afgestemd worden. In een ideaal scenario levert de cascadering voldoende biomassa om aan de energiebehoefte te voldoen en om een specifieke rol te vervullen als ‘stabiliserende’ energiebron. Er moet maximaal ingezet worden op de energieproductie uit zon, wind, water en bodem.
3.4 Posities, strategieën en visies Onderstaand worden, zonder de bedoeling te hebben exhaustief te zijn, enkele posities, strategieën en visies meegegeven die specifiek het gebruik van hout en houtige biomassa binnen de context van cascadering behandelen.
3.4.1
A new EU Forest Strategy: for forests and the forest-based sector
Bron: European Commission, 2013 http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2013:0659:FIN:en:PDF In the forest sector, resource efficiency means using forest resources in a way that minimises impact on the environment and climate, and prioritising the forest outputs that have higher added-value, create more jobs and contribute to a better carbon balance. The cascade use of wood fulfils these criteria. In some cases, different approaches may be necessary, for example in cases of changing demand or environmental protection. Under the cascade 14
principle, wood is used in the following order of priorities: wood-based products, extending their service life, re-use, recycling, bio-energy and disposal.
Wood based products Extending their service life Re-use Recycling Bio-energy Disposal
Figuur 4: Cascadering van hout uit bos volgens de Europese bosbouw strategie (bron: EU forest strategy, EC, 2013)
3.4.2
Algemene vereniging inlands hout (AVIH, Nederland)
Bron: AVIH, Nederland http://www.avih.nl/bosbasics/kennis-a-z/cascadering/ Cascadering is een keten van processen op basis van één grondstof. Het streven is daarbij het optimaal valoriseren van hout in een zo hoogwaardig mogelijke toepassing. Alhoewel ‘hoogwaardig’ zo simpel uitgelegd kan worden als iets dat een hoge marktwaarde kent, zijn er ook andere indelingen van hoog- naar laagwaardig. De piramide in het plaatje geeft aan wat veelal gezien wordt als hoge waarde, hoe hoger de waarde, hoe kleiner het volume. Naast cascadering in waarde, kan cascadering ook in tijd plaatsvinden, waarbij de grondstof zo lang mogelijk hergebruikt wordt, mogelijk in steeds andere toepassingen. Bijvoorbeeld resthout dat naar de platenfabrikant gaat of een papierfabrikant die gebruik maakt van oud papier. Een derde vorm van cascadering is cascadering in functie, daarmee wordt de grondstof door middel van coproductie gescheiden in verschillende functionele componenten. De waarde van de losse onderdelen is opgeteld hoger dan de oorspronkelijke waarde. Het cascade principe past zeer goed in een biogebaseerde economie en de AVIH ondersteunt dit ook. De huidige markt echter, werkt nog lang niet volgens het cascade principe. Nog lang niet alle “hoogwaardige” industrieën zijn zover dat ze hout op grote schaal kunnen gebruiken. Daarnaast is er nog weinig kennis over co-gebruik van grondstoffen. En moeten partijen elkaar natuurlijk ook kunnen vinden! De papierindustrie werkt hard aan de cascadering van grondstoffen. Voorlopig blijft de markt bepalen wat een hoogwaardig product is: dat waar men het meest voor betaalt, heeft de hoogste waarde en is hoogwaardig.
15
3.4.3
Joint Statement on cascade use of wood
Bron: AEBIOM et al, 2013 http://www.aebiom.org/wp-content/uploads/2009/11/Joint-statement-on-cascade-use-ofwood-final.pdf AEBIOM, CEPF, COPA-COGECA, EIPS, ELO and EUSTAFOR1 fully support resource efficiency. However our organisations are of the view that the cascade principle should not be made legally binding, as there is no economic or practical justification that such provisions will promote the competitive and sustainable use or supply of wood. Instead, more efforts should be made to increase wood mobilisation in Europe. Wood energy definitively has a value According to the cascade principle energy use is considered as the least valuable option. Wood is essential for reducing greenhouse gas emissions and dependency on fossil fuels. To date, there is a consensus within society on the urgent need to tackle climate change and address the energy poverty issue. In this context the EU should not hinder the use of its growing forest resource to tackle these challenges. The wood energy sector does not use high value roundwood as a raw material The main reason is that in Europe biomass [for energy] producers cannot compete with the sawn timber sector. The interest of European forest owners is to manage their forests under a multiple-product approach where the raw material used for energy is derived from industry residues (sawdust, chips); harvesting residues (tops, branches, crowns); thinning material and low-quality wood. This is the case today and will be the case in the foreseeable future as markets ensure that high-value saw logs are not used as raw material in the energy sector. Competition is good for the forest sector As far as the competition of uses is concerned, the payment capacity of the bioenergy sector is lower than sawmills and the pulp and paper sector. There can be cases where there is competition between the energy sector and the industrial sector, for example wood-based panels. From a market perspective, competition has contributed to new markets for the forest sector and has strengthened active forest management and has enhanced investments. This is essential in order to ensure the good growing conditions of European forests to also produce high-value roundwood for future uses. An essential common issue: wood mobilisation We should focus our attention on the real challenges of the sector, such as wood mobilisation. Forest resources of Europe are continuously growing as around 60% of the annual increment is being harvested. Mobilisation of more wood would be beneficial for renewable energy and material feedstock production. Therefore AEBIOM, CEPF, COPA-COGECA, EIPS, ELO and EUSTAFOR consider that instead of considering a possible legally binding cascade principle, the
1 AEBIOM - European Biomass Association, CEPF - Confederation of European Forest Owner, COPA COGECA - European Farmers European AgriCooperatives, EIPS - European Industry of Pellet Suppliers, ELO - European Landowners Organization, EUSTAFOR - European State Forest Association
16
EU institutions should support actions that improve infrastructure, promote active forest management and enhance research and technological development in the field of forest production, mobilisation and harvesting technologies and wood utilisation.
3.5 Een afwegingskader voor de cascadering van hout en houtige biomassa Om de inhoud van het afwegingskader te concretiseren werden binnen KOBE reeds enkele deelvragen geformuleerd die zowel juridisch als technisch georiënteerd zijn. Daarnaast werden door VITO enkele centrale discussievragen opgemaakt. Deze vragen zijn hieronder opgenomen: CENTRALE DISCUSSIEVRAGEN -
Welke zijn typische voorbeelden waar de cascadering van hout en houtige biomassa niet/onvoldoende wordt nageleefd? Welke voorwaarden zijn nodig om er voor te zorgen dat de hierboven aangehaalde voorbeelden op een (meer) correcte manier worden gecascadeerd? Met welke randvoorwaarden moet/kan rekening gehouden worden om een afwijking van de cascaderinghiërarchie toe te staan? Wat is de rol van ANB (en bosbeheerders in het algemeen) in het kader van cascadering over de volledige valorisatieketen? Wat is de rol van andere marktspelers in de valorisatieketen? Wat is de rol van de overheid (regulerend, faciliterend, handhavend,…)? Wat is het nut en de haalbaarheid van cascadering van hout en houtige biomassa?
JURIDISCHE DEELVRAGEN -
-
Wanneer wordt hout door de regelgever aanzien als grondstof en wanneer als afvalstof? Voor welke houtstromen kunnen momenteel groenestroomcertificaten verkregen worden door de markt? Hoe gaat men hiermee om in het buitenland en wat zegt Europa hierover? In welke gevallen kan er afgeweken worden van de hiërarchie in de verwerkingsladder? (bv. indien laagwaardige toepassing economisch interessanter is door bv. kleinere transportafstand?) Zou Inverde of een ander organisme kunnen optreden als een soort certificeringsorganisme?
TECHNISCHE DEELVRAGEN -
Wanneer spreekt men van laag kwalitatief (rest)hout? Welke materiaaltoepassingen zijn er voor laag kwalitatief hout? Welke kwaliteitsvereisten hebben de verschillende afzetmarkten? (vochtgehalte, gehalte aan onzuiverheden als naalden en zand, ...) Tot welke (aftop)diameter van hout is er interesse vanuit de markt voor materiaaltoepassing? Welke zijn de prijzen voor afzet naar de verschillende materiaal- en energietoepassingen? Bij welke hoeveelheden is het voor de beheerder of exploitant nog voldoende 17
economisch verantwoord om de verschillende stromen te scheiden? In een breder kader biedt de studiedag een discussieplatform voor de vraag of hout en houtige biomassa vandaag op hun meest kwalitatieve toepassing worden ingezet. Hierbij rekening houdend dat er hierbij keuzes gemaakt dienen te worden; enerzijds tussen verschillende mogelijke toepassingen en anderzijds met de mogelijkheid tot het insluiten van deze toepassing in slimme kringlopen. De vraagstelling wordt nog complexer indien hierbij moet/kan rekening gehouden worden met randvoorwaarden inclusief de bijhorende vraag of, en wanneer, deze een wijziging in prioriteit rechtvaardigen. Enkele voorbeelden van dergelijke randvoorwaarden zijn; transportafstand tot de verwerker, impact op ecosysteemdiensten, verschuiving in marktsegment doordat brandhout als materiaaltoepassing zal worden gebruikt,…). Tenslotte is het belangrijk te kaderen welke rol ANB maar ook andere bosbeheerders in Vlaanderen kunnen spelen in het streven naar een optimale cascadering van hout en houtige biomassa. VITO was er zich hierbij van bewust dat, hoewel voor de hand liggend, vele van de bovenstaande vragen niet eensluidend beantwoord zouden worden binnen het tijdsbestek van één studiedag.
18
4 Presentaties De presentaties van de studiedag zijn beschikbaar op de website van Inverde via de volgende link http://www.inverde.be/opleidingen-aanvullingen/cascadering
4.1 Presentatie 1: Het principe van cascadering, Ruben Guisson (VITO) Ter inleiding van de studiedag en om de doelstellingen scherp te krijgen gaf Ruben meer uitleg bij de discussienota die bezorgd werd aan de deelnemers ter voorbereiding van de studiedag (zie deel 3 ‘achtergrond’). De achtergrond voor de studiedag is de meervoudige claims die ontstaan voor eenzelfde grondstof in casu het hout en de houtige biomassa die resulteren uit het beheer van natuurgebieden en bossen door ANB en andere partijen. Deze meervoudige claims kunnen aanleiding zijn voor zowel bedreigingen als opportuniteiten voor de verschillende sectoren die afhankelijk zijn van deze grondstof. Cascadering wordt naar voren geschoven als het principe dat ervoor zorgt dat hout en houtige biomassa zo duurzaam mogelijk toegepast wordt. Maar hoe wordt dit principe precies ingevuld en onder welke vorm kan dit toegepast worden? Deze vragen staan centraal op de studiedag. De begrippen bio-economie, biogebaseerde economie, cascadering en de varianten, kringlopen en enkele posities worden verder toegelicht. Gedetailleerde uitleg van deze begrippen is beschikbaar in de nota.
4.2 Presentatie 2: Biomassa Vanaken (OVAM)
en
zijn
afvalstatuut,
Nico
Nico schetste vanuit het kader van het materialendecreet, het levenscyclusdenken en specifieke cases voor houtige biomassa het statuut van houtige biomassa en de verdere uitwerking van het kader door OVAM. In 2012 werd het afvalstoffendecreet uit 1981 vervangen door met materialendecreet met een focus op het vastleggen van maatregelen die materiaalkringlopen tot stand moeten brengen. Waar in het afvalstoffendecreet de nadruk lag op het vermijden van schadelijke invloeden voor de mens, ligt de nadruk in het nieuwe decreet op het voorkomen van verspilling en uitputting van materialen en energie. Met de komst van het materialendecreet evolueert het beoordelingskader van een strikte toepassing van de afvaldefinitie en daarbij de ladder van Lansink naar een kader waarbij de ladder van Lansink geldt als de bewaker van de cascade en het concept ‘einde afvalstatus’ de mogelijkheid tot het sluiten van materiaalkringlopen faciliteert. Er geldt een prioriteitsvolgorde: 1) preventie; 2) voorbereiding voor hergebruik; 3) recyclage en gesloten materiaalkringlopen; 4) inzet voor andere toepassingen zoals energie; en 5) verwijdering van afvalstoffen. De cascade is echter geen dogma, maar een uitgangspunt. Hierbij wordt gestreefd naar het beste resultaat voor milieu en gezondheid waarbij alle effecten van het materiaal gedurende de volledige levenscyclus meegenomen worden. Meer concreet, kan er afgeweken worden 19
van de prioriteitenvolgorde als dat levenscyclusanalyse) gerechtvaardigd is.
op
grond
van
levenscyclusdenken
(≠
Voor houtige biomassa worden enkele voorbeelden gegeven van ‘einde afvalbeoordelingen’, kortom stromen die geen afvalstatuut krijgen, in sommige gevallen mits voorwaarden:
resthout van de bosexploitatie wordt beschouwd als bijproduct
pellets en briketten mits voldaan aan bepaalde normering
onbehandelde houtresten
snoeiresten uit natuurbeheer en houtsnippers voor mulching.
Hieruit blijkt dat hout en houtige biomassa zoals geproduceerd door ANB praktisch nooit als afval bestempeld kan worden. De studie van VITO ‘evaluatiekader voor het duurzaam gebruik van biomassa: een case voor houtafval’ werd besproken. Het doel van deze studie was het opstellen van een methodiek waarmee de duurzame inzet van biomassa kan worden nagegaan. Met duurzame inzet wordt de optimalisatie van de gerelateerde duurzaamheidsaspecten bedoeld. Door de toepassing op de case voor post consumer houtafval kon worden nagegaan hoe criteria, indicatoren en verificatoren in de praktijk toegepast kunnen worden. Uit de studie blijkt dat de indicatoren die opgesteld werden zeer sterk bepaald worden door het alternatief waarmee vergeleken wordt. De studie is een eerste stap richting een eenduidig kader, maar bijkomend onderzoek, maar vooral data zijn nodig om de indicatoren te kwantificeren en het uiteindelijk toe te passen in het beleid. Vraag/bedenking:
De bedenking werd gemaakt dat de vraagstelling, i.e. de indicatorendefinitie, in de laatstgenoemde studie sterk bepalend is voor de uitkomst. Hier dient rekening mee gehouden te worden.
4.3 Presentatie 3: Certificering van de handelsketen, Bart Holvoet (FSC Belgium) Met de presentatie van Bart werd de focus gelegd op de handelsketen in de houtkolom van bos tot eindgebruiker en de manier hoe de zogenaamde Chain of Custody (CoC) werkt bij de Forest Stewardship Council (FSC). FSC is een mondiale, niet-gouvernementele, non-profit multistakeholderorganisatie die zich tot doel stelt om verantwoord bosbeheer wereldwijd te promoten. Daarvoor heeft de organisatie drie kernactiviteiten:
het opstellen van de standaard voor duurzaam bosbeheer of het bepalen van de spelregels voor zowel het bosbeheer als de verificatie ervan doorheen de keten;
de derdepartij-certificering of de bepaling wie er op basis van de certificeringen van bossen en bedrijven kan doen en het toezicht daarop; en
verdere promotie en sensibilisering rond duurzaam bosbeheer.
standaard
Het verantwoord bosbeheer volgens FSC is sociaal correct bosbeheer met respect voor het ecosysteem en dat bovendien economische leefbaar en rendabel is. 20
De boscertificering is gebaseerd op een mondiale set principes en criteria voor duurzaam bosbeheer die verder nationaal of regionaal uitgewerkt worden om rekening te houden met bostypes en lokale omstandigheden. Certificering gebeurt tegen deze standaard en gebeurt minstens jaarlijks door een onafhankelijke derde partij. Deze partij ziet erop toe dat zowel administratief als in de bosbouwpraktijk alles volgens regels verloopt en publiceert vrij verkrijgbare auditrapporten en formuleert al dan niet zogenaamde correctieve maatregelen. De uitvoering van deze maatregelen bepalen het verkrijgen/behouden van het certificaat. Zo is er momenteel ongeveer 188 miljoen bos wereldwijd gecertificeerd. Daarnaast zijn houtverwerkende bedrijven bovendien CoC gecertificeerd om te garanderen dat eindconsumenten zeker kunnen zijn dat hun aankoop niet uit onduurzame of illegale kap komt. Deze CoC certificering zorgt dus voor de traceerbaarheid doorheen de gehele keten, van kap tot eindgebruik. Daarnaast worden ook enkele sociale criteria gehanteerd voor deze certificering. Hoewel FSC dus bepaalde standaarden oplegt voor duurzaam bosbeheer en de traceerbaarheid enkele sociale criteria binnen de handelsketen, heeft FSC geen officieel standpunt met betrekking tot het gebruik van het hout of bosproducten. Bijkomede criteria zouden voorbijgaan aan de focus van FSC en vertragend werken in het streven naar duurzaam bosbeheer en de certificering ervan op zich. Het verantwoord bosbeheer zelf houdt impliciet wel rekening met bepaalde criteria die een duurzaam gebruik van de grondstof hout in de hand moeten werken. Een divers houtgebruik houdt rekening met wat het bos aankan en wordt niet gedicteerd door de vraag, hierbij is er aandacht voor de gekende soorten, maar ook minder bekende soorten, maar ook het gebruik van minder gekende soorten als grondstof en een breed portfolio aan afzetmogelijkheden worden beoogd. In de bosbouwpraktijk dient ook efficiënt omgesprongen te worden met de grondstof; verlies van de geoogste grondstof dient vermeden te worden zonder daarbij te veel te oogsten zodat het ecosysteem in gevaar komt. Rendabiliteit van het bosbedrijf moet ook nagestreefd worden en hierbij dient rekening gehouden met de lange termijn en de optimale prijzen voor de grondstof. Ook binnen het sensibilisatieluik van FSC’s opdracht wordt aandacht besteed aan het verantwoord gebruik van verantwoord hout. Conclusie is dat bossen vele functies hebben, waaronder houtproductie. Verantwoord bosbeheer houdt rekening met deze verschillende functies. De vraag naar hout vanuit verschillende hoeken stijgt en daarom is verantwoord gebruik ervan almaar belangrijker teneinde de druk op onze bossen te verminderen. Hout dient echter wel uit duurzaam beheerde bossen te komen. Vragen:
Wat zijn de regels van FSC met betrekking tot het oogsten van tak- en kroonhout? Specifieke regels zijn niet opgenomen in de standaard maar zitten vervat in een aantal randvoorwaarden voor duurzaam bosbeheer die betrekking hebben op de draagkracht van het systeem, dood hout en beschadigingen. Zo is whole tree logging mogelijk indien aan deze voorwaarden voldaan is.
Zijn er mogelijkheden voor FSC voor kleine boseigenaars? FSC voorziet in deze certificering en vergemakkelijkt dit door groepscertificering. Op dit moment is 10-15% van de Vlaamse bossen FSC gecertificeerd, maar exacte cijfers voor privé-eigenaars kunnen nu niet gegeven worden.
Wat is de natuurlijkheid van onze bossen (m.b.t. Zoniënwoud en Kempische bossen)? 21
Zowel het Zoniënwoud als de Kempische bossen werden bij hun aanleg vooral ingericht met het oog op welbepaalde houtproducten, respectievelijk hoogwaardige stammen uit de sylvicultuur en mijnhout. Vandaag de dag wordt ook evenveel aandacht besteed aan de andere functies.
4.4 Presentatie 4: Een afwegingskader - visie en praktijk Norbord, Bert Wierbos (Norbord) De presentatie van Bert over Norbord legde vooral de focus op cascadering en duurzaam houtgebruik vanuit de optiek van een bedrijf dat door professionele bosexploitatie en bedrijfsbeheer met aandacht voor de CO 2 balans van zijn activiteiten de optimale benutting van haar grondstof verzekert. Houtproducten zijn CO2 sinks. Elk houtproduct dat niet meteen verbrand wordt of blootgesteld wordt aan rotting, is opgeslagen CO2 uit de atmosfeer. Ook het feit dat het materiaal hout voor allerlei toepassingen minder energie vereist dan bijvoorbeeld aluminium of plastic pleit in het voordeel van hout als materiaal. Voor Norbord staat duurzaamheid voor:
Duurzame professionele exploitatie (harvesting best practice)
Ondersteuning van duurzaam bosbeheer door het betrekken van hout uit gecertificeerde bossen
Het gebruik van rondhout voor product toepassingen
Bedrijfsvoering met het oog op het minimaliseren van de CO 2 uitstoot: o
De installatie van een biomassacentrale om zogenaamde fines uit de OSB productie en boschips als brandstof te gebruiken vermindert het gebruik aan fossiele brandstoffen
o
Focus op transport: transport staat in voor een groot deel van de CO 2 uitstoot. Transportafstanden zijn dus niet enkel van belang voor de rendabiliteit maar ook voor de koolstofbalans. De actieradius van gespecialiseerde bedrijven m.b.t. de grondstof is zeer belangrijk.
Door de sterke integratie van het bedrijf Norbord biedt het bedrijf de ideale mogelijkheden om verantwoord met de grondstof om te gaan. Bijproducten van de exploitatie en de processen worden maximaal en zo hoogwaardig mogelijk gebruikt. Bert plaatste ook enkele bedenkingen bij de huidige en toekomstige beschikbaarheid van rondhout voor de plaatselijke houtindustrie. Zo is er in Vlaanderen een behoorlijk potentieel voor hout en houtige biomassa, maar is er voor de huidige reguliere houtverbruikers een structureel tekort aan rondhout in België. Dit is volgens hem te wijten aan een grote achterstand op het gebied van bosverjonging, -omvorming en –onderhoud, én door omvormingsprojecten die met EU subsidies bos omzetten naar andere ecosystemen (cf. heidelandschap). Als remedie worden naar voor geschoven dat er meer kennis en mankracht nodig is om ervoor te zorgen dat de economische, hout producerende functie van bos terug aan belang wint. Daarnaast wordt er in Vlaanderen te weinig gebruik gemaakt van de EU subsidies voor bosbouw. Het belang van bossen voor de Vlaamse economie en het klimaat moet door de Vlaamse overheid beter erkend worden. 22
Vragen/stellingen/discussies:
Een korte discussie omtrent de klimaatneutraliteit van bio-energie en het gebrek aan aandacht voor opgeslagen CO2 in houtproducten (zogenaamde harvested wood products).
Blijkt dat de houtsector vrij tevreden is over de houtopbrengst en het beheer van de bossen door ANB. ANB vormt echter maar een kleine speler in Vlaanderen vergeleken met het areaal aan privébos waar zich de meeste problemen voordoen.
Er blijken in Vlaanderen geen zagerijen te zijn voor constructiehout uit naaldhout. Een lokale verwerkingsgerichte bosbouw dient daar rekening mee te houden.
4.5 Presentatie 5: Een afwegingskader - visie en praktijk ANB, Vincent Kint (ANB) Vincent presenteerde de visie van ANB rond duurzame houtproductie en -gebruik, de manieren waarop deze grondstof door ANB worden gevaloriseerd en wat er mogelijk nodig is om cascadering toe te passen, in het geval dat nog niet voldoende gebeurt. Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) beheert openbare bossen en staat daarnaast in voor de beleidssturing van andere bos- en natuurbeheerders in Vlaanderen. Voor ANB is houtproductie één van de mogelijke doelen (naast bv. biodiversiteit) van geïntegreerd natuurbeheer en is het ook van belang in vele bossen onder ANB beheer. De houtvraag wereldwijd stijgt, voor vele verschillende doeleinden, daarom is het van belang om ook zelf in houtproductie te blijven voorzien. Naast beheer met houtproductie als één van de doelen, komt er natuurlijk ook nog houtige biomassa vrij uit natuurbeheer waar deze productie geen hoofddoel is, maar eerder een gevolg van het gevoerde beheer voor andere doelen. Hout is een duurzaam hernieuwbaar product. De basisvereiste is natuurlijk dat dit voortkomt uit duurzaam beheer. Daarom dient met betrekking tot de houtoogst steeds rekening gehouden te worden met de draagkracht van het ecosysteem. Het vergroten van de oogst van houtige biomassa dient dus te gebeuren met aandacht voor de productiviteit van het systeem en de biodiversiteit. Dit is relevant voor de mogelijkheid van oogsten van tak- en tophout dat steeds zal moeten voldoen aan de randvoorwaarden die van toepassing zijn op bepaalde bostypes. De oogst van strooisel en stobben in bossen is altijd al verboden geweest. Er staat een toekomstige richtlijn met betrekking tot het eigen beheer op stapel. De houtproductie door ANB voorziet in twee soorten houtstromen: het rondhout (fineer, zaaghout, bulk en brandhoutloten) en houtige biomassa (brandhout in ruil voor natuurbeheer of reeds geoogst stam- en takhout/boschips). De presentatie bevat enkele cijfers over de volumes van deze houtstromen. De valorisatie van beide stromen gebeurt op verschillende wijze. Het rondhout wordt verkocht in openbare verkopen aan de hoogstbiedende die aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen zoals de erkenningsregeling en de verkoopsvoorwaarden. De valorisatie van de houtige biomassa gebeurt door openbare aanbestedingen van het natuurbeheer volgens selectie- en gunningscriteria waarbij de laagste kost een belangrijke wegingsfactor is.
23
Vincent stelt vast dat de huidige valorisatie van hout vooralsnog de cascadering stuurt. In het algemeen wordt de cascade dus gerespecteerd omdat houtverkoop hoogwaardige producten betreft en aanbesteding de laagwaardige. De energetische valorisatie wordt ook nog vooral lokaal toegepast. Met andere woorden grootschalige toepassing van hoogwaardig hout voor energetische toepassingen gebeurt hier nog niet. Maar welke garantie is er dat dit zo blijft? Welke rol kan een bosbeheerder spelen als vooral (enkel) de markt de prijs bepaalt waar de grondstof terechtkomt? Controle is nog een andere zaak. Er worden enkele denkpistes voor verbetering of waarborg voor de cascade naar voren geschoven. Naast het conceptuele aspect is ook het juridische van belang. Kan er gestuurd worden in de twee valorisatiewijzen? Technisch zijn er mogelijkheden om de houtverkoop anders te organiseren. Vragen/discussie:
Er worden vragen gesteld bij de productiecapaciteit van het bestaand bos van ANB. Het betreft kritiek op bepaalde omvormingsbeslissingen in het kader van Natura 2000 en onvoldoende verjonging van het Vlaamse bos met het oog op de verhoging van de productiecapaciteit. Is het nuttig om te werken volgens de QD methode waarbij meer oog is voor hoogkwalitatieve stammen? ANB experimenteert met de methode. Ook tijdens deze discussie komt het belang van de transportafstand naar voor. De maximale afstand tot verwerking is evenredig met de kwaliteit van het hout.
4.6 Presentatie 6: Een afwegingskader - visie en praktijk Limburgse Bosgroepen, Lore Bellings (Limburgse Bosgroepen) De presentatie van Lore ging in op wat de bosgroepen zijn en kunnen betekenen voor boseigenaars, het project rond energiehout uit Limburgse privébossen en een concreet voorbeeld van een afwegingskader dat gebruikt wordt voor de houtverkoop in de Limburgse bosgroepen. De Bosgroepen is een initiatief van de Vlaamse Overheid (ANB) en de provincies en zijn erop gericht het beheer van de kleine Vlaamse privébossen te verbeteren. Boseigenaars worden geholpen maar hebben de keuzevrijheid over het beheer van hun bos. Ongeveer 70% van het Vlaamse bos is in privéhanden, sterk versnipperd en in handen van eigenaars bij wie het vaak de juiste kennis ontbreekt en waarbij de administratie die komt kijken bij het beheer van hun bos afschrikt. De dienstverlening die de bosgroepen kunnen voorzien bestaat uit een gecoördineerde en dus efficiëntere aanpak van het bosbeheer en alle activiteiten zoals houtverkoop die daarbij komen kijken. De bosgroepen voorzien ook in hulp bij administratie (beheerplannen e.d.) en geven het nodige advies. De Limburgse bosgroepen organiseren jaarlijks een gezamenlijke industriële houtverkoop en een gezamenlijke brandhout verkoop. Daarnaast zijn ook nog onderhandse verkopen mogelijk wanneer nodig. Zo werden er dit jaar gezamenlijk over 2.446 boseigenaars (19.450ha) bijna 18.000m³ verkocht, waarvan het overgrote deel industrieel hout. Het project ‘Loket voor energiehout uit de Limburgse bossen’ voegde twee nieuwe componenten toe aan de werking van de Limburgse bosgroepen: de verkoop van energiehout en 24
bosconsulenten. Binnen dit project wordt nagegaan hoe energiehout uit de Limburgse bosgroepen het best vermarkt kan worden. De principes die gehanteerd worden bij de verkoop van hout bij de Limburgse bosgroepen zijn gebaseerd op een houtkap die conform is met de wetgeving; de oogst zelf moet voldoen aan bijzondere voorwaarden om ecologisch verantwoord te zijn. Bij de verwerking van het hout zelf wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de ladder van Lansink met de volgende volgorde: fineerhout – zaaghout - OSB of vezelplaten – brandhout – houtsnippers. Op basis van praktijkervaring werd een beslissingsboom opgemaakt om de houtverkoop te organiseren. Hierbij wordt rekening gehouden met allerlei criteria die betrekking hebben op het hout zelf en de volumes, het terrein en de eigenaar. Tijdens de workshop werd de beslissingsboom verder toegelicht aan de hand van een uitgeprinte beslissingsboom.
4.7 Presentatie 7: Een afwegingskader - visie en praktijk Bosbedrijf Vandervelden, Paul Vandervelden (Bosbedrijf Vandervelden) Paul gaf vanuit zijn praktijkervaring uitleg over de markt van hout en houtige biomassa. Het bosbedrijf Vandervelden doet reeds sinds de jaren ’90 beheerwerken. Sinds de jaren 2000 wordt er meer en meer afzet gevonden voor houtige biomassa en is het bedrijf zich ook meer gaan toeleggen op deze nieuwe afzetmarkt voor een deel van de door haar geoogste grondstoffen. In 2013 werd zo 90.000-95.000 ton biomassa (exclusief industriehout) omgezet. Dit van stronken tot kroonhout die in het bedrijf verwerkt worden tot de gewenste verkoopbare fracties (zeven, verhakselen e.d.) volgens de vereisten wat betreft zuiverheid en afmetingen. De prijs is nog steeds allesbepalend voor de verkoop en in principe zijn de hoogwaardigste houtproducten nog steeds de producten waar het meeste geld voor geboden wordt. Het nut van principes zoals cascadering wordt daarom in vraag geteld want er is geen echt probleem. Uit de vragen en discussie die volgden op de uiteenzetting van Paul bleek vooral de oneerlijke concurrentie in vraag gesteld te worden door de subsidies die energiebedrijven krijgen. Dit verstoort de markt, maar blijkbaar is dit fenomeen slechts van tel voor bepaalde productcategorieën. Voor houtige biomassa die gebruikt kan worden voor OSB platen blijkt dat de prijs nog steeds hoger ligt (50%) dan de grondstoffen die in aanmerking komen voor bioenergie. Het gebrek aan een level-playing field zou zich dus eerder manifesteren tussen de papierindustrie en de bio-energie-industrie en onbestaande zijn voor de plaatmaterialenindustrie. De problemen manifesteren zich blijkbaar vooral op de buitenlandse markt waarbij stammen versnipperd worden tot grondstof voor de energiesector. Dankzij de maatregelen van de VREG (mede-2008-2) waarin o.a. de ‘houtstromen die niet gebruikt worden als industriële grondstof’ worden beschreven is dit binnen Vlaanderen minder problematisch. Veel bedrijven betrekken hun grondstof echter ook in het buitenland en hebben daar te lijden onder deze concurrentie. Dit valt natuurlijk buiten het werkgebied van ANB. Vooral de druk om leveringscontracten na te leven kan blijkbaar soms leiden tot de inzet van hoogwaardiger materiaal voor laagwaardige toepassingen.
25
4.8 Presentatie 8: Het afwegingskader van het gebruik van hout en houtige biomassa in zijn juridische context, Frederik Vandendriessche (Stibbe) Frederik gaf een zeer heldere uiteenzetting vanuit een juridische invalshoek. Hij ging na welke vormen van contracten er bestaan voor ANB voor de valorisatie van hout en houtige biomassa, waar de mogelijkheden liggen om het cascadeprincipe te sturen en welke daarvan het werkbaarst zijn. Allereerst dient een onderscheid gemaakt te worden tussen openbare houtverkopen en overheidsopdrachten, in dit geval overheidsopdrachten voor natuurbeheer. Openbare houtverkopen zijn gereguleerd door het Vlaamse bosdecreet waarin het principe voor deze verkoop opgenomen is. Erkenningen van kopers, voorwaarden en regulering van de verkoop etc. worden dus door de Vlaamse Regering bepaald. Het enige doorslaggevend criterium bij houtverkoop is de prijs, in tegenstelling tot meerdere criteria bij openbare aanbestedingen. Aangezien de prijs allesbepalend is, biedt het algemeen kader weinig ruimte om het cascaderingsprincipe in te bouwen. De Vlaamse Regering zou in principe de regelgeving voor de verkoop kunnen aanpassen, maar dit is niet erg realistisch. Eventuele realistischere opties zijn om het in te bouwen in de verkoopsvoorwaarden of de erkenningsregeling. Binnen de bijzondere verkoopsvoorwaarden die opgenomen worden in de catalogus zou dit mogelijk zijn, maar het probleem stelt zich dat er geen afwegingskader bestaat binnen die voorwaarden. Daarenboven blijft prijs het enige criterium en stelt zich het probleem van de handhaving; hoe kan je ervoor zorgen dat na de verkoop in de verdere keten de cascade toegepast wordt? De erkenningsregeling is eigenlijk een kwaliteitsregeling en dan stelt zich de vraag of pure kennis van cascadering ervoor zorgt dat ze ook toegepast wordt. Er zijn dus mogelijkheden, maar de praktische haalbaarheid wordt toch in vraag gesteld bij de openbare houtverkopen, temeer omdat hoe meer voorwaarden gekoppeld worden aan de verkoop, hoe dichter deze begint te lijken op een overheidsopdracht. Overheidsopdrachten vallen dan weer onder de Belgische en Europese regelgeving. Binnen deze aanbestedingen is er expliciet ruimte voor het inbouwen van criteria mits enkele aandachtspunten meegenomen worden. Zo moeten ingebouwde criteria steeds betrekking hebben op het voorwerp van de opdracht, objectief geëvalueerd kunnen worden en nageleefd worden. Voor de naleving wordt aangeraden om de kandidaat zelf een voorstel te laten doen, teneinde niet in te ingewikkelde procedures terecht te komen. Uit de korte discussie die daarna volgt is het duidelijk dat er een dunne lijn loopt tussen openbare houtverkopen (die niet enkel een verkoop inhouden maar tevens een gevolg zijn van duurzaam bosbeheer door de overheid) en overheidsopdrachten waarin de afvoer van de producten van het beheer binnen de opdracht vallen. Vooral vanuit juridisch oogpunt kunnen er heel wat vragen gesteld worden rond de wezenlijke verschillen tussen beide.
4.9 Presentatie 9: Een afwegingskader - visie en praktijk Fedustria, Ingrid Hontis (Fedustria) Ingrid stelde Fedustria en de visie van deze organisatie op cascadering voor aan de hand van een presentatie en enkele korte promotionele filmpjes. 26
Aan de hand van de levenscyclus van hout wordt de nadruk gelegd op de milieuvriendelijkheid van producten op basis van hout omwille van hun eigenschappen om koolstof op te nemen uit de atmosfeer en deze gedurende de levensduur van het houtproduct en mogelijk hergebruik en recyclage ervan vast te houden. De boodschap is dan ook dat door houtgebruik als materiaal de klimaatverandering wordt tegengegaan. Cascadering past dan ook volledig in het plaatje want het principe zorgt voor de maximale verlenging van de levenscyclus van houtproducten. Fedustria is ook zeer tevreden over het Vlaamse wetgevend kader dat ervoor zorgt dat alleszins binnen Vlaanderen de grondstoffen voor de sector vrijgesteld zijn en niet moeten concurreren met door groenestroomcertificaten ondersteunde sectoren. De problemen doen zich eerder voor in het directe buitenland waar de grondstoffen voor de leden van Fedustria kunnen gekaapt worden door de energiesector. Fedustria is dan ook sterk voorstander om de markt te laten spelen en die niet te laten verstoren door subsidies.
27
5 Discussie De Vlaamse overheid, met inbegrip van het ANB, staat achter het principe van cascadering. In de reguliere bosexploitatie gebeurt het ruimen van takhout vandaag in de regel nog tegen een kleine kost. De verwachting is echter dat binnen een tweetal jaar de prijs voor takhout voldoende hoog zal zijn om deze ruiming kostendekkend uit te voeren. De waardeketen van deze houtige biomassa is vandaag erg kwetsbaar en vaak afhankelijk van de specifieke situatie (plaats van dunning, bijzondere voorwaarden,…). De houtverwerkende sectoren vragen dat ANB in zijn bosbouwstrategie voldoende aandacht heeft voor verjonging om zo op lange termijn continuïteit te garanderen in de aanvoer van kwaliteitshout. Er wordt wel opgemerkt dat het werk van ANB in deze bemoedigend is en dat ANB op termijn aandacht moet blijven hebben voor zijn primaire rol als producent van kwaliteitshout en de mobilisatie ervan. Het ANB stelt dat dit inderdaad één van hun belangrijkste strategieën is en dat de benuttingsgraad van de openbare bossen circa 90% is. Een bijkomende bezorgdheid is de langetermijn-garantie dat er voldoende hout beschikbaar zal zijn. En industrie die zich lokaal ontwikkelt doet dat met een tijdshorizon van 20-30 jaar van activiteit. In een straal van circa 250 km rond Brussel bevinden zich 7 grote houtverwerkende industrieën die elk enkele 100.000 m³ hout per jaar nodig hebben. Bij een stijgende houtvraag is het mogelijk dat een aantal hiervan onvoldoende hout kunnen aantrekken Het probleem dat zich voor ANB stelt is de garantie dat kwalitatief hout als materiaal zal worden ingezet in plaats van voor energietoepassingen. Vanuit de huidige marktomstandigheden is dit volgens de plaatsector geen probleem, de OSB-sector biedt circa het dubbele van hetgeen de energiesector kan betalen voor dit type hout. Het standpunt van de sector is om de marktwerking te laten spelen, deze zal automatisch zorgen voor een correcte cascadering. De vraag blijft echter of in deze ‘een correcte cascadering’ geen rekbaar begrip wordt in functie van de prijs die kan geboden worden door enerzijds de materiaal- en anderzijds de energiesector. Ongeacht de huidige stand van zaken stelt ANB zich de vraag hoe ze zich ook in de toekomst, bij mogelijk wijzigende marktomstandigheden, kunnen verzekeren van een hoog kwalitatieve toepassing van hun grondstof. Namelijk wat indien binnen een tiental jaar de energieprijs hoger komt te liggen dan de prijs voor een bepaalde materiaal toepassing, bijvoorbeeld OSB-plaat. Het ANB zou in dat geval, gegeven enkel de marktwerking (i.e. de prijs) speelt, mogelijk genoodzaakt zijn om materiaalhout alsnog te (moeten, gezien het juridisch kader) verkopen voor energiedoeleinden. In de discussie die volgt wordt gesteld dat een hogere energieprijs ten aanzien van materiaal enkel mogelijk is door ondersteuningsregelingen voor energie. En zelfs in het geval van ondersteuning voor energie is er vandaag geen onmiddellijk probleem. De spaanplaatsector is nog steeds concurrentiëler dan de energiesector. In het kader van ondersteuning en hernieuwbare energiedoelstellingen ziet de papierverwerkende nijverheid wel een problematiek. Er is van hun kant wel de bezorgdheid dat door ondersteuningssystemen voor groene energie de energiesector concurrentie aangaat met de papiersector voor dezelfde grondstoffen. De subsidie zou hun inziens beter georiënteerd zijn op de ondersteuning van de primaire productie, de mobilisering van hout en de verwerking van houtafval maar niet op de houttoepassing. De situatie is echter complex. Bovenstaande posities van de spaanplaat- en papierverwerkend nijverheid wordt dan weer tegengesproken in de ‘Joint Statement on cascade of wood’ (zie punt 28
2.4.3) waar wordt gesteld: As far as the competition of uses is concerned, the payment capacity of the bioenergy sector is lower than sawmills and the pulp and paper sector. There can be cases where there is competition between the energy sector and the industrial sector, for example wood-based panels. De positie aangaande de concurrentie tussen hout voor energie en materiaal op basis van de prijs heroriënteert zich enigszins tijdens de discussie. Er is wel degelijk een probleem voor de houtverwerkende industrie voor dat segment van de groene energiesector dat zuiver hout, bijvoorbeeld voor houtpellets, gebruikt. Het antwoord op de vraag; of de prijs voor materiaalhout steeds hoger zal zijn dan deze voor energiehout, nu en in de toekomst, met of zonder subsidie, is niet eenduidig. Maar hangt enerzijds af van de materiaaltoepassing (bijvoorbeeld OSB of papier) en anderzijds de energietoepassing (zuivere houtpellets of houtchips met mogelijk wat schors). Zo concurreert de OSB-sector op zich niet direct met de (bos)houtchips voor energie, gezien deze geen grondstof zijn voor OSB-platen. Algemene teneur van de discussie is wel dat zonder subsidies de markt er beter in zal slagen de cascadering te bewerkstelligen gezien er in dat geval een meer level playing field is. Er dient wel opgemerkt dat in dat geval een cascadering louter op basis van economisch toegevoegde waarde, i.e. zonder sociale en milieucriteria, een meest waarschijnlijke resultaat zal zijn. Het meest concrete en pragmatische voorstel om in te spelen op cascadering is om te werken via de bijzondere verkoopsvoorwaarden bij houtverkoop. De houtverkoop zou daardoor meer gereguleerd kunnen worden. ANB zal in dat geval eenduidig moeten beschrijven hoe het cascadeprincipe zal worden toegepast. Er wordt echter opgemerkt dat het cascadeprincipe een veel breder en algemener kader kent. Wat is de rol van ANB hierin? En meer concreet wat betekent een eventuele definitie van cascadering binnen de bijzondere verkoopsvoorwaarden voor het algemene cascaderingskader. Een andere suggestie is om te werken via een systeem van erkenningen van exploitanten en kopers die het cascade principe hanteren. Maar erkenningen zijn veeleer georiënteerd op bewezen kennis en het correct navolgen van de verkoopsvoorwaarden dan op de effectieve toepassing van het hout na verkoop. De discussie aangaande materiaalhout dat wordt ingezet voor energieproductiedoeleinden zou in theorie niet hoeven te bestaan. Hout dat kan ingezet worden voor materiaaldoeleinden is uitgesloten van ondersteuning voor groene energie. Grote probleem is hier de handhaving van het systeem enerzijds en het feit dat deze uitsluiting een Vlaams verhaal is terwijl de sectoren zich in een internationale omgeving bevinden. De discussie focust zich in hoofdzaak op de cascadering tussen hout voor materiaal en energie. Het cascaderen binnen hout als materiaaltoepassing, bijvoorbeeld massief bouwhout boven spaanplaat, is moeilijk zo wordt geoordeeld. Transport en logistiek is een belangrijke economische factor die een invloed kan hebben op de cascadering en kan leiden tot alternatieve cascaderingen. Een bijkomende suggestie is om te stoppen met de verkoop van hout op stam en over te stappen naar een meer gedifferentieerde houtverkoop; bijvoorbeeld stamhout, brandhout,… De oogst en sortering van hout in zijn verschillende fracties kan nog steeds gebeuren in regie, maar de fracties blijven wel eigendom van ANB, dat daardoor de verkoop meer gericht kan organiseren. Dit biedt echter geen sluitende garantie op de uiteindelijke toepassing van het hout en is daardoor geen garantie op een cascadering van materiaalgebruik boven energietoepassing. 29
De houtverwerkende sectoren gaan ervan uit dat in de toekomst de vraag naar hout in Vlaanderen constant blijft, dit rekening houdend met mogelijke faillissementen terwijl de vraag van de overblijvende bedrijven stijgt. Binnen en tijdens het bosbeheer is er vandaag al een cascadering waarbij het resultaat van eerste dunningen energiehout oplevert waarbij het bos tegelijkertijd wordt klaargemaakt voor het aanleveren van hoogkwalitatief producthout op termijn. En zelfs voor die dunningen wordt gesteld dat deze enkel economisch interessant zijn door deels verkoop als OSB-hout en niet enkel als energiehout.
30
6 Bijlagen 6.1 Lijst van deelnemers Agneessens Filip Awouters Dirk Bailli Marc Barla Bert Bellings Lore Broeckmans Michel Coenen Jean-Paul Cuypers Dieter de Moed Peter De Vadder Ilja Defoirdt Nele Devaere Nathalie Goossens Marc Guisson Ruben Holvoet Bart Hontis Ingrid Kint Vincent Lambregts François Mannaert Alexandra Scheerens Delphine Thillaye du boullay Thierry Vanaken Nico Vandendriessche Frederik Vandenrijt Wim Vandervelden Paul Vanthournout piet Verbeke Willy Verboven Hans Vermeulen Caroline Wierbos Bert Wijns Katrien
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
31