Installatiehandleiding Capi2 Installatiehandleiding
CAPI2
Rev. 07-08-2012
NL
Inhoud
1. Introductie 2. Veiligheidsmaatregelen en waarschuwingen 3. Het Capi2 systeem 4. Overzicht installatie 5. Installatie vd bekabeling 6. Installatie van de Power Nodes 7. Installatie van de Power/Sensor Nodes 8. Installatie van de Light Control Module 9. Installatie van de Universal Interface 10. Installatie van de Victron BMV 11. Installatie van de Victron CAN/Modbus Interface 12. Installatie van de Bus Generator 13. Installatie van de Control Panel 21B 14. Installatie van de Touchscreen 5.7” 15. Installatie van de Touchscreen 3.0” 16. Storingen & Service 17. Garantiebepalingen
2 3 5 6 7 11 13 15 17 19 21 22 25 27 29 31 32
© 2012 Capi2 Nederland BV BEWAAR DEZE INSTALLATIEHANDLEIDING VOOR TOEKOMSTIG GEBRUIK! Voor de duur en de voorwaarden ten aanzien van garantie raden wij u aan contact op te nemen met uw leverancier. Voorts verwijzen wij naar onze Algemene Verkoop- en Leveringsvoorwaarden die op aanvraag verkrijgbaar zijn. Alle verantwoordelijkheid voor schade of letsel als gevolg van het niet naleven van deze voorschriften, of door het niet in acht nemen van de gebruikelijke voorzichtigheid of zorgvuldigheid bij handelingen en installatie, zelfs indien niet uitdrukkelijk omschreven in deze installatiehandleiding, wordt door de fabrikant afgewezen. Deze handleiding is met alle zorg samengesteld, maar de fabrikant kan geen verantwoording op zich nemen voor eventuele fouten in deze handleiding of voor de gevolgen daarvan. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Capi2 Nederland BV.
Capi2 Installatiehandleiding
1
1. Introductie
Gefeliciteerd met de aankoop van een Capi2 bussysteem. Het voldoet aan CE en ABYC normering indien men zorgvuldig de installatie-instructies volgt.
Deze installatiehandleiding verschaft de belangrijke en noodzakelijke informatie over de installatie van uw Capi2 systeem. Lees deze handleiding zorgvuldig door om te voorkomen dat door onjuist gebruik schade of onveilige situaties kunnen ontstaan. De installateur moet van de inhoud van deze handleiding op de hoogte zijn. Volg de inhoud van de handleiding nauwgezet op.
LEES AANDACHTIG
Bewaar deze installatiehandleiding zorgvuldig op een veilige, droge en tegen zon beschutte plaats. Mocht de handleiding zoekraken bestel dan een nieuw exemplaar. Volg bij de installatie nauwkeurig de instructies en richtlijnen zoals omschreven zijn in deze handleiding. Wijzig nooit de volgorde van de te verrichten handelingen. Bij onduidelijkheden of gewenste ondersteuning kunt u contact opnemen met Capi2 Nederland BV.
Gegevens van de fabrikant: Capi2 Nederland BV Spegelt 29 5674 CE Nuenen Netherlands T +31 (0)402847001 F +31 (0)402834101 E
[email protected] I www.capi2.com
Conformiteitsverklaring
Fabrikant:
Capi2 Spegelt 29 5674 CE Nuenen Nederland
verklaart hierbij dat de producten in deze handleiding voldoen aan de bepalingen van de: • EG/EMC-richtlijn 89/336/EEG • ISO 10133 Pleziervaartuigen – Elektrische systemen – Gelijkstroominstallaties met extra lage spanning De volgende norm is toegepast: IEC 60533 ‘Elektrische en elektronische installaties aan boord van schepen - Elektromagnetische compatibiliteit’ met de volgende geharmoniseerde normen: • EN 61000-4-2; EN 61000-4-3; EN 61000-4-6; EN 61000-4-11 en EN 61000-4-16
Capi2 Installatiehandleiding
2
2. Veiligheidsmaatregelen en waarschuwingen
Pictogrammen en symbolen In deze handleiding en in alle bijbehorende documentatie worden de volgende pictogrammen en symbolen gebruikt: Levensgevaarlijk Geeft een dreigend gevaar aan wat kan leiden tot zwaar letsel of de dood
Waarschuwing Handelingen of procedures die, indien onvoorzichtig uitgevoerd, persoonlijk letsel of schade aan het product tot gevolg kunnen hebben.
Let op! Geeft een mogelijk gevaar aan en geeft tips over hoe u dit kunt vermijden.
Tip! Dit pictogram verwijst naar tips voor een vereenvoudiging van de installatie.
Veiligheidsmaatregelen
.
De elektrische installatie moet voldoen aan de huidige normen en plaatselijk geldende installatie- voorschriften. De installatie van het Capi2 systeem mag alleen aangesloten worden door een erkend elektrotechnisch installateur. Onderhoudswerkzaamheden en reparaties aan het Capi2 systeem mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een gekwalificeerde technicus. Uitvoering van de installatie, bediening, onderhoud anders dan beschreven in deze handleiding kan resulteren in een gevaarlijke situaties en hierdoor komt iedere vorm van garantie te vervallen. Gebruik nooit apparatuur die niet goed is geïnstalleerd. Voorkom schade aan apparatuur of bijbehorende accessoires, veroorzaakt door verkeerde bediening. Bij het uitvoeren van service- en onderhoudswerkzaamheden dient de apparatuur spanningsvrij te zijn.
Eventuele storingen aan de apparatuur dient u te melden aan uw installateur. Laat de apparatuur 1x per jaar door uw installateur controleren. Deze installatiehandleiding omschrijft de installatie van de Capi2 producten. Lees deze aandachtig voordat er met de installatie wordt begonnen. Contact altijd de dealer bij eventuele onduidelijkheden. De fabrikant aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade of letsel veroorzaakt door het niet (strikt) naleven van de veiligheidsvoorschriften en instructies in deze handleiding, dan wel door onachtzaamheid tijdens gebruik van het in dit document
Capi2 Installatiehandleiding
3
VOORZORGSMAATREGELEN Neem de volgende punten in acht wanneer u het systeem aansluit: 1. Plaats geen onderdelen boven accu’s of brandstoftanks. 2. Plaats geen onderdelen of kabels in de buurt van hittebronnen die de draadbekleding zouden kunnen doen smelten. 3. Zorg dat onderdelen of kabels niet in aanraking kunnen komen met olie of vet. 4. Zorg dat onderdelen niet in aanraking kunnen komen met water. • • • • • • • • •
Gebruik altijd isolatiemateriaal om kortsluiting van blootliggende aansluitingen te voorkomen. Gebruik altijd het juiste gereedschap. Neem altijd de nodige voorzorgsmaatregelen om onderdelen en kabels tegen schade te beschermen. Bescherm kabels die door schotten of steunmuren gelegd worden met pakkingmateriaal of iets dergelijks tegen eventuele schade. Bescherm onderdelen en bedrading in alle gevallen waar deze schade op zouden kunnen lopen, met platen, pijpen of dergelijke materialen. Alle bedrading dient brandwerend, fijndradig en vertind te zijn. Gebruik altijd de juiste kabeldiameter en -kleur. De bedrading die zich net buiten het motorcompartiment bevindt, moet bestand zijn tegen een temperatuur van 60°C. De bedrading die zich binnenin het motorcompartiment bevindt, moet bestand zijn tegen een temperatuur van 70°C.
BEREKENEN VAN DE BENODIGDE VOEDING Bereken, voordat u gaat installeren, de totale voeding en het aantal benodigde modules voor elke buskabel. 1. Bereken voor elk afzonderlijke verbruiker of elke groep verbruikers de benodigde voeding. • 1A per 10 W voor een 12V systeem • 0,5A per 10 W voor een 24V systeem 2. Verdeel de toestellen zo gelijkmatig mogelijk tussen de hoofdvoedingskabels.
Levensgevaarlijk! Installeer geen modules in een benzinemotorcompartiment of een gaskast. Denk om ontbranding- of explosiegevaar.
Capi2 Installatiehandleiding
4
3. Het Capi2 systeem
Capi2 is een revolutionair stroomdistributiesysteem en wordt voornamelijk toegepast in de nautica en automotive. Het is gebaseerd op intelligente stroomvoorziening technologie met een informatie feedback systeem. Capi2 staat for ‘Communication And Power In 2 Wires’. Capi2 vervangt de traditionele bekabeling infrastructuur en is eenvoudig te installeren en te onderhouden. Capi2 is bedoeld voor zowel eenmalig als seriematige productie.
Stroomvoorziening systeem Door het centrum van de boot of truck loopt de hoofdvoedingskabel die bestaat uit een accu- en massakabel en een datakabel. Op de hoofdvoedingskabel zijn o.a. de power node modules en de schakelkast aangesloten en deze zijn onderdeel van een ringsysteem. Alle elektrische apparaten, zoals ventilatoren en pompen, zijn aangesloten op deze power node modules. Power node modules zijn te openen of te sluiten met behulp van digitale signalen, waardoor de apparaten in- of uitgeschakeld kunnen worden. Het 12V-24V en 230V voedingssysteem wordt elektronisch bestuurd door software.
Capi2 Installatiehandleiding
5
4. Overzicht installatie
1. Accu 2. Hoofdschakelaar 3. Zekeringkast 4. Hoofdvoedingskabel [accukabel] 5. Datakabel 6. Power/sensor node 7. Power node 8. Hoofdvoedingskabel [massakabel] 9. Sensor 10. Light Control Module 11. LED-verlichting 12. 3.0” touchscreen 13. Bus generator 14. Computer voor programmering
15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
Universal Interface Verbruikers 5.7” Touchscreen Control panel 21B BMV interface [Victron Energy] CAN-bus interface [Victron Energy] BMV [Victron Energy] Interface kabel NMEA 2000 interface [Victron Energy] Multiplus [Victron Energy] Shunt [Victron Energy]
Capi2 Installatiehandleiding
6
5. INSTALLATIE VD BEKABELING
Fig. 1.0
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Hoofdvoedingskabel Bus generator Hoofdvoedingskabel Zekering bus generator Accu Hoofdschakelaar Zekering hoofdbekabeling
Capi2 Installatiehandleiding
7
De hoofdbekabeling bestaat uit twee hoofdvoedingskabels en een datakabel:
• •
Hoofdvoedingskabel Accukabel, massakabel Diameter: AWG 6/16 mm2, AWG 4/25 mm2 of AWG 2/35mm2
• •
Datakabel Diameter: AWG 16/1,5 mm2 Paarse isolatie
Installatievoorschrift Ga bij de installatie van deze module als volgt te werk: 1. Leg de hoofdbekabeling op de gewenste plek. 2. Sluit de accukabel aan op de hoofdzekering die zich in de zekeringkast bevindt. 3. Verbind de busgenerator voor het beste resultaat in het midden van een systeem dus niet aan het einde vd datakabel. Opmerking: • Max. 120A afzekeren • Let op de max. lengte en kabel dikte. • Hou genoeg ruimte over voor het aansluiten v/d verschillende modules.
•
Let op! Maximale lengte datakabel: 100m. Plaats de datakabel niet als een gesloten ring. Verbind de datakabel aan elkaar; in serie, als een T, ster of combinatie. De datakabel kan worden verwerkt als gewone kabel.
•
Gebruik
• •
ø
4mm ringtong connectors
Aansluiten v/d datakabel
A+B+C+D+E+F+G= <100M
Capi2 Installatiehandleiding
8
Tip! Een digital bussysteem is gevoeliger voor Electro Magnetische Interferentie [EMC] dan een conventioneel kabelsysteem. In de power node modules is daarom een condensator geïntegreerd. Helaas kunnen boegschroeven, omvormers en laders alsnog voor problemen zorgen. Dit kan worden voorkomen door de hoofdbekabeling direct op de accu’s aan te sluiten. De accu fungeert dan als filter [fig. 2.0].
Fig. 2.0
Let op! • • • •
Accukabel: rode isolatie volgens de CE-norm en ABYC Massakabel: zwarte isolatie volgens de CE-norm en geel volgens de ABYC-norm Gebruik altijd vertinde, marine graded bekabeling. Scheid de accukabel v/d Capi2 installatie van de accukabel van generatoren en omvormers
Capi2 Installatiehandleiding
9
Combinatie 24V en 12V 24V en 12V kunnen zonder problemen tegelijkertijd worden gebruikt, bediend vanaf hetzelfde bedieningspaneel [fig. 3.0]. Verbind de 24V verbruikers met de modules gemonteerd op de 24V hoofdkabel en de 12V verbruikers met de modules gemonteerd op de 12V hoofdkabel. Sluit de bus generator aan op de 24V datakabel. De datakabel loopt via alle modules [12V en 24V].
Fig. 3.0
Capi2 Installatiehandleiding
10
6. INSTALLATIE VD POWER NODES Art. 200100
Fig.1.0
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Zekeringhouder voor overbrugging Min uitgang Plus uitgang Aansluiting datakabel Aansluiting massakabel Bevestigingsgaten Aansluiting accukabel Feedback LED [verkeerde polariteit]
Fig.1.1
Capi2 Installatiehandleiding
11
Veiligheidsvoorschriften en -maatregelen 1. Gedurende de installatie moet de elektrische installatie spanningsloos zijn. 2. Gebruik kabels die voldoen aan de CE/ABYC normering met voldoende aderdoorsnee; zie hoofdstuk “installatie vd bekabeling”. 3. Gebruik vorktong stekkers voor de meest solide aansluiting tussen de module en de verbruiker. 4. Zeker de bekabeling met maximaal 120A af.
Overbrugging van belangrijke verbruikers Volgens CE/ABYC normering moeten verbruikers zoals bilgepompen en VHF een manuele overbruggingsfunctie kunnen bevatten. Dit is mogelijk door een overbruggingszekering in de zekeringhouder te plaatsen [fig. 1.0, 1]. Maximale amperage van een overbruggingszekering (fig. 1.0, 1) is 20A voor een standaard steekzekering en 10A voor een thermische zekering. Gebruik geen hogere amperage dan geprogrammeerd.
Installeer deze module niet in een ruimte waar brandbare dampen zijn.
Tip! Installeer de modules op een goed te bereiken locatie.
Installatievoorschrift Ga bij de installatie van deze module als volgt te werk: 1. Schroef de power node vast met vier RVS schroeven. 2. Sluit de hoofdkabels vast op de aansluitingen [4,5,7, fig. 1.0] Let er op dat dit volgens fig. 1.1 gebeurt. 3. Verbind indien nodig de power nodes in serie met elkaar. 4. Sluit de verbruiker aan op de module [2,3 fig. 1.0]. Tip! Maak een schematisch overzicht van alle modules voordat de configuratie begint. Noteer hierbij de volgende informatie: • Exacte locatie • Serienummer • Functie/doel • Amperage Serienummers Op de deksel van iedere module staan de unieke serienummers. Het is dus aan te raden de deksels niet te verwisselen.
Het testen van de installatie Nadat alle power node modules zijn aangesloten kan de installatie worden getest. Doe dit altijd voor het configureren! • Schakel de hoofdschakelaar in • Controleer de accukabel en de massakabel indien het waarschuwingsindicator “verkeerde polariteit” knippert [8, fig. 1.0] • Controleer of de verbruiker aangesloten op de power node module stroom krijgt door een steekzekering in de zekeringhouder [1, fig. 1.0] te plaatsen. • Indien de verbruiker is geactiveerd is de test geslaagd. • Verwijder de zekering.
Capi2 Installatiehandleiding
12
7. INSTALLATIE VD POWER/SENSOR NODE MODULES Art. 200300
Fig.1.0
1. Bevestigingsgaten 2. Zekeringhouder voor overbrugging 3. Aansluiting accukabel 4. Feedback LED [verkeerde polariteit] 5. Zekeringhouder 6. Aansluiting sensor 7. Aansluiting datakabel 8. Aansluiting massakabel 9. Min uitgang 10. Plus uitgang
Fig.1.1
Capi2 Installatiehandleiding
13
Veiligheidsvoorschriften en –maatregelen 1. Gedurende de installatie moet de elektrische installatie spanningsloos zijn. 2. Gebruik kabels met voldoende aderdoorsnee; zie hoofdstuk “installatie vd bekabeling”.. 3. Gebruik vorktong stekkers voor de meest solide aansluiting tussen de module en de verbruiker. 4. Zeker de bekabeling met maximaal 120A af.
Overbrugging van belangrijke verbruikers Volgens CE/ABYC normering moeten verbruikers zoals bilgepompen en VHF een manuele overbruggingsfunctie bevatten. Plaats indien nodig een zekering ter overbrugging in de zekeringhouder voor overbrugging [fig. 1.0]. Maximale amperage van een overbruggingszekering [fig. 1.0, 1] is 20A voor een standaard steekzekering en 10A voor een thermische zekering. Gebruik geen hogere amperage dan geprogrammeerd. Installeer deze module niet in een ruimte waar brandbare dampen zijn
Tip! Installeer de modules op een goed te bereiken locatie.
Installatievoorschrift Ga bij de installatie van deze module als volgt te werk: 1. Schroef de power /sensor node vast met vier RVS schroeven. 2. Sluit de hoofdkabels vast op de aansluitingen [4,5,7, fig. 1.0] Let er op dat dit volgens fig. 1.1 gebeurt. 3. Verbind indien nodig de power /sensor nodes in serie met elkaar. 4. Gebruik de volgende sensoren: 0-300 OHM / 0-5V. Neem contact op met Capi2 voor specifieke informatie. 5. Sluit de sensor aan op de module [5,6 fig. 1.0]. 6. Sluit de verbruiker aan op de module [9,10 fig. 1.0].
Tip! Maak een schematisch overzicht van alle modules voordat de configuratie begint. Noteer hierbij de volgende informatie: • Exacte locatie • Serienummer • Functie/doel • Amperage Serienummers Op de deksel van iedere module staan de unieke serienummers. Het is dus aan te raden de deksels niet te verwisselen.
Het testen van de installatie Nadat alle power /sensor node modules zijn aangesloten kan de installatie worden getest. Doe dit altijd voor het configureren! • • • • •
Schakel de hoofdschakelaar in Controleer de + en de – indien het waarschuwingsindicator “wrong polarity” knippert [8, fig. 1.0] Controleer of de verbruiker aangesloten op de power/sensor node module stroom krijgt door een steekzekering in de zekeringhouder [2, fig. 1.0] te plaatsen. Indien de verbruiker is geactiveerd is de test geslaagd. Verwijder de zekering.
Capi2 Installatiehandleiding
14
8. INSTALLATIE VD LIGHT CONTROL MODULE Art. 200900
Fig. 1.0
1. 3-Pin connectorblok [voeding] 2. Aansluiting massa 3. Aansluiting accukabel 4. Aansluiting datakabel 5. Aansluiting datakabel 6. Aansluiting massa 7. 2-Pin connectorblok [voor aansluiting universal interface] 8. 3-Pin connectorblok Uitgang 1, [voor aansluiting verlichting] 9. Bevestigingsgaten 10. Aansluiting massa 11. Aansluiting dim 12. Aansluiting accukabel 13. Aansluiting massa 14. Aansluiting dim 15. Aansluiting accukabel 16. 3-Pin connectorblok Uitgang 2, [voor aansluiting verlichting]
Capi2 Installatiehandleiding
15
Introductie De Light Control Module [LCM] kan op diverse manieren worden gebruikt; als stand-alone of als onderdeel in een complete Capi2 installatie. Sluit het op iedere willekeurige locatie aan de hoofdvoeding- en datakabel. Uitermate geschikt voor montage achter plafonddelen door geringe afmeting.
Veiligheidsvoorschriften en –maatregelen 1. Plaats de module niet in een vochtige ruimte. 2. Gedurende de installatie moet de elektrische installatie spanningsloos zijn. 3. Gebruik kabels met voldoende aderdoorsnee; zie hoofdstuk “installatie vd bekabeling”. 4. Zeker de module met maximaal 15A af.
Tip! Installeer de modules op een goed te bereiken locatie.
Installatievoorschrift Ga bij de installatie van deze module als volgt te werk: 1. Schroef de Light Control Module vast met twee RVS schroeven. 2. Schroef de bekabeling vast op het Connector blok [1-7, fig. 1.0] 3. Verbind indien nodig de modules met elkaar [5,6, fig. 1.0]. 4. Sluit de verlichting aan op de module [10-15, fig. 1.0].
Levensgevaarlijk! Installeer geen modules in een benzinemotorcompartiment of een gaskast. Denk om ontbranding- of explosiegevaar.
Tip! Maak een schematisch overzicht van alle modules voordat de configuratie begint. Noteer hierbij de volgende informatie: • Exacte locatie • Serienummer • Functie/doel • Amperage
Capi2 Installatiehandleiding
16
9. INSTALLATIE VD UNIVERSAL INTERFACE Art. 300740
Fig. 1.0
1. 3- Pin connectorblok [voeding] 2. Aansluiting massa 3. Aansluiting accukabel 4. Aansluiting datakabel 5. Aansluiting datakabel 6. Aansluiting massa 7. 2- Pin connectorblok [voor aansluiting Universal interface] 8. Bevestigingsgaten 9. 10- Pin connectorblok [voor aansluiting verbruikers] 10. Aansluiting verbruikers 1 t/m 8
Capi2 Installatiehandleiding
17
Introductie Stuur verbruikers aan die [max. 1A per verbruiker]. Sluit het op iedere willekeurige locatie aan de hoofdvoeding- en datakabel. De Universal Interface is een multifunctionele interface en kan voor 4 verschillende doeleinden worden gebruikt: • Relais aansturen. • Aan/uit schakelen van LED verlichting. • O/C alarm-indicator. • Stroomvoorziening [1A]. Veiligheidsvoorschriften en –maatregelen 1. Gedurende de installatie moet de elektrische installatie spanningsloos zijn. 2. Gebruik kabels met voldoende aderdoorsnee; zie hoofdstuk “installatie vd bekabeling”. 3. Gebruik de bijgeleverde stekkers voor de meest solide aansluiting tussen de module en de verbruiker. 4. Zeker de module met maximaal 15A af. Installatievoorschrift Ga bij de installatie van deze module als volgt te werk: 1. Schroef de interface vast met twee RVS schroeven. 2. Sluit de hoofdkabels vast op de Connector plug [2,3,4, fig. 1.0]. 3. Verbind indien nodig de modules in serie met elkaar [5,6, fig. 1.0]. 4. Sluit de verbruikers aan op de module middels de Connector plug [10, fig. 1.0]. 5. Zie fig. 2.0: voorbeeld van verschillende doeleinden.
Levensgevaarlijk! Installeer geen modules in een benzinemotorcompartiment of een gaskast. Denk om ontbranding- of explosiegevaar.
Let op! • Maximaal amperage per aan te sturen verbruiker: 1A • Maximaal amperage totale module: 6A • Mag niet gebruikt worden voor inductieve belastingen/motoren.
Tip! Maak een schematisch overzicht van alle modules voordat de configuratie begint. Noteer hierbij de volgende informatie: • Exacte locatie • Serienummer • Functie/doel • Amperage Tip! Installeer de modules op een goed te bereiken locatie.
Fig. 2.0
Capi2 Installatiehandleiding
18
10. INSTALLATIE VD VICTRON BMV INTERFACE Art. 300730
Fig. 1.0
1. 2. 3. 4. 5. 6.
3-Pin connectorblok [voeding] Aansluiting massa Aansluiting datakabel Kortsluiting indicator Bevestigingsgaten RS232 aansluiting
Capi2 Installatiehandleiding
19
Introductie De interface maakt het mogelijk om metingen te lezen zoals batterijspanning en batterijstatus. Gegevens kunnen worden weergegeven in Ampère-uren (Ah) of in %. Een complete set bevat het volgende: • Interface • RS232-kabel
Veiligheidsvoorschriften en –maatregelen 1. Gedurende de installatie moet de elektrische installatie spanningsloos zijn. 2. Gebruik kabels met voldoende aderdoorsnee; zie hoofdstuk “installatie vd bekabeling”. 3. Gebruik de bijgeleverde stekkers voor de meest solide aansluiting tussen de module en de verbruiker. 4. Zeker de module met maximaal 15A af.
Installatievoorschrift Ga bij de installatie van deze module als volgt te werk: 1. Schroef de interface vast met vier [RVS] schroeven. 2. Sluit de bekabeling aan op de Interface [2,3, fig. 1.0] 3. Sluit de interfacekabel aan tussen de BMV en de Interface [6, fig. 1.0]. 4. Voor een overzicht van de installatie: fig. 2.0
Levensgevaarlijk! Installeer geen modules in een benzinemotorcompartiment of een gaskast. Denk om ontbranding- of explosiegevaar.
Tip! Installeer de modules op een goed te bereiken locatie.
1. 2. 3. 4. 5.
3-Pin connectorblok [voeding] BMV interface [Victron Energy] Interfacekabel BMV [Victron Energy] Shunt [Victron Energy]
Fig. 2.0
Capi2 Installatiehandleiding
20
11. INSTALLATIE VD VICTRON CAN/MOD-BUS INTERFACE Art. 300720
Fig. 1.0
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
3-Pin connectorblok [voeding] Aansluiting massa Aansluiting accukabel Aansluiting datakabel Bevestigingsgaten CAN-bus aansluiting MOD-bus aansluiting
Capi2 Installatiehandleiding
21
Introductie Gebruik de Victron BMV Interface om Victron Energy’s Quattro’s, omvormers en laders te monitoren maar ook te bedienen via het Capi2 5.7” Touchscreen.
Veiligheidsvoorschriften en –maatregelen 1. Gedurende de installatie moet de elektrische installatie spanningsloos zijn. 2. Gebruik kabels met voldoende aderdoorsnee; zie hoofdstuk “installatie vd bekabeling”. 3. Gebruik de bijgeleverde stekkers voor de meest solide aansluiting tussen de module en de verbruiker. 4. Zeker de module met maximaal 15A af.
Installatievoorschrift Ga bij de installatie van deze module als volgt te werk: 1. Schroef de module vast met 2 RVS schroeven. 2. Sluit de bekabeling aan op de Interface [2,3,4 fig. 1.0]. 3. Sluit VE NMEA 2000 converter aan [6,7 fig. 1.0]. 4. Voor een overzicht van de installatie: fig. 2.0
Levensgevaarlijk! Installeer geen modules in een benzinemotorcompartiment of een gaskast. Denk om ontbranding- of explosiegevaar.
Fig. 2.0
1. Victron CAN/Modbus interface 2. NMEA 2000 converter [Victron Energy] 3. Multiplus [Victron Energy]
Capi2 Installatiehandleiding
22
12. INSTALLATIE VD BUS GENERATOR Art. 300100
Fig.1.0
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Bevestigingsgaten Aansluiting massa Aansluiting accukabel Aansluiting datakabel 3-Pin connectorblok [voeding, data] Feedback LED MT232 connector
Capi2 Installatiehandleiding
23
Introductie Digitale berichten worden gemaakt in de bus generator. Systeemconfiguratie en communicatie met een computer is mogelijk via de RS232-verbinding. Deze (externe) bus generator is altijd benodigd in een installatie.
Veiligheidsvoorschriften en –maatregelen 1. Gedurende de installatie moet de elektrische installatie spanningsloos zijn. 2. Zeker de bus generator af met een 5A zekering. 3. Gebruik kabels met voldoende aderdoorsnee; zie hoofdstuk “installatie vd bekabeling”.
Installatievoorschrift Ga bij de installatie van deze module als volgt te werk: 1. Schroef de bus generator vast met vier RVS schroeven. 2. Sluit de hoofdkabels vast op de aansluitingen [2, fig. 1.0] 3. Sluit een computer aan met een RS 232 kabel [4, fig. 1.0]
Levensgevaarlijk! Installeer geen modules in een benzinemotorcompartiment of een gaskast. Denk om ontbranding- of explosiegevaar.
Tip! Installeer de modules op een goed te bereiken locatie.
Tip! Verbind de busgenerator voor het beste resultaat in het midden dus niet aan het einde vd datakabel [fig. 2.0].
Fig.2.0
Capi2 Installatiehandleiding
24
13. INSTALLATIE VD CONTROL PANEL 21B Art. 100150
1. Aan/uit knop 2. Waarschuwingslampje ‘Overstroom’ 3. Display 4. - knop (achtergrondverlichting/configuratie) 5. + knop (achtergrondverlichting/configuratie) 6. Label 7. Drukknop 8. Bevestigingsgaten 9. Frame 10. Drukknoppenplaat 11. Aansluiting datakabel 12. Aansluiting massakabel 13. Aansluiting accukabel
Capi2 Installatiehandleiding
25
Introductie Het 21B bedieningspaneel kan parallel te lopen met andere Capi2-panelen. De opties omvatteen een aangepaste lay-out Veiligheidsvoorschriften en –maatregelen 1. Gedurende de installatie moet de elektrische installatie spanningsloos zijn. 2. Zeker de schakelpaneel af met een 5A zekering. 3. Gebruik kabels met voldoende aderdoorsnee; zie hoofdstuk “installatie vd bekabeling”.
Installatievoorschrift Ga bij de installatie van deze module als volgt te werk: 1. Verwijder de afdekplaat van het schakelpaneel [fig. 1.0]. Opmerking: • Behandel de afdekplaten van de elektronica met grote zorg. • Raak de elektronica niet aan. • Plaats de afdekplaat met de elektronica tijdens de installatie in de kast. 2. 3. 4. 5.
Voer de bedrading door een gat met een doorsnee van 20 mm [fig. 1.1]. Voer de bedrading door het achterpaneel. Monteer het achterpaneel op een geschikte ondergrond [fig. 1.2]. Steek de labels in de beschermplaat [fig. 1.3].
Opmerking: • Maak zo nodig nieuwe labels aan met behulp van label software. • Gebruik een overheadtransparant om de labels uit te printen. 6. Sluit de bedrading aan op de elektronische onderdelen [fig. 1.4]. 7. Plaats de voorkant terug [fig. 1.5].
Fig.1.0
Fig.1.1
Fig.1.2
Fig.1.3
Fig.1.4
Fig.1.5
Capi2 Installatiehandleiding
26
14. INSTALLATIE TOUCHSCREEN 5.7” Art. 100610
Fig. 1.0
Fig. 2.0
Fig. 3.0
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Display Bevestigingsgaten Massakabel Accukabel Datakabel 3-Pin connectorblok [voeding] Frame
Capi2 Installatiehandleiding
27
Introductie Bedien maximaal 50 knoppen [verbruikers/groepen] verdeeld over 5 pagina’s. Het scherm is spatwaterdicht.
Veiligheidsvoorschriften en –maatregelen 1. Gedurende de installatie moet de elektrische installatie spanningsloos zijn. 2. Gebruik de bijgeleverde Connector plug om de bekabeling aan te sluiten. 3. Zeker het scherm af met een 15A zekering. 4. Bevestig het scherm op een droge plaats. De voorkant van het scherm is spatwaterdicht.
Installatievoorschrift Ga bij de installatie als volgt te werk: 1. Sluit de hoofdkabels vast op de aansluitingen [fig. 3.0] 2. Schroef het scherm vast met vier [RVS] schroeven [1, fig. 2.0] 3. Indien gereed, klik het frame op zijn plaats.
Tip! Het frame is erg gevoelig dus klik het frame pas echt op zijn plaats indien alle werkzaamheden gereed zijn.
Let op! Het scherm moet horizontaal worden geïnstalleerd. De groene connector aan de achterkant is altijd linksonder gepositioneerd [fig. 4.0].
Fig. 4.0
Capi2 Installatiehandleiding
28
15. INSTALLATIE TOUCHSCREEN 3.0” Art. 100600
Fig. 1.0
Fig. 2.0
Fig. 3.0
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Display Bevestigingsgaten 3-Pin connectorblok [voeding] Datakabel Accukabel Massakabel Frame
Capi2 Installatiehandleiding
29
Introductie Bedien maximaal 12 knoppen [verbruikers/groepen] verdeeld over 2 pagina’s. Het scherm is spatwaterdicht. Veiligheidsvoorschriften en –maatregelen 1. Gedurende de installatie moet de elektrische installatie spanningsloos zijn. 2. Gebruik de bijgeleverde Connector plug om de bekabeling aan te sluiten. 3. Zeker het scherm af met een 15A zekering. 4. Bevestig het scherm op een droge plaats. De voorkant van het scherm is spatwaterdicht.
Installatievoorschrift Ga bij de installatie als volgt te werk: 1. Sluit de hoofdkabels vast op de aansluitingen [fig. 3.0] 2. Schroef het scherm vast met vier [RVS] schroeven [2, fig. 1.0] 3. Indien gereed, klik het frame op zijn plaats.
Tip! Het frame is erg gevoelig dus klik het frame pas echt op zijn plaats indien alle werkzaamheden gereed zijn.
Let op! De schermen kunnen horizontaal en verticaal worden geïnstalleerd. De groene Connector aan de achterkant is altijd aan de onderkant gepositioneerd.
Capi2 Installatiehandleiding
30
16. Storingen & Service
Neem als u technische problemen met uw hardware of software ondervindt, contact op met ons kantoor:
Capi2 Nederland BV Spegelt 29 5674 CE Nuenen The Netherlands Tel: +31 (0)40 - 2847001 Fax: +31 (0)40 – 2834101
Internet www.capi2.com Openingstijden Maandag – vrijdag: 08.00 – 16.30
Afdelingen Verkoop
[email protected]
Administratie
[email protected]
Algemeen
[email protected]
Capi2 Installatiehandleiding
31
17. Garantiebepalingen
Wij garanderen dat het product gedurende een periode van 18 maanden vanaf datum levering aan de gebruiker van het product voldoet aan de overeenkomst, met een maximum van 24 maanden na levering aan de wederpartij. De garantie periode verloopt derhalve te allen tijde na 24 maanden na levering aan de wederpartij. In geval zich gebreken voordoen in het product geldt de garantie niet indien deze het gevolg zijn van normaal te achten slijtage, verkeerde bediening of onoordeelkundige behandeling, misbruik, gebruik in strijd met de door ons gegeven voorschriften, onachtzaamheid, ongeval, het niet nakomen van de onderhoudsvoorschriften en/of normale onderhoudszorg of wanneer het product is gerepareerd of gewijzigd zonder onze schriftelijke voorafgaande toestemming, dan wel indien sprake is van gebruik voor andere dan de normale doeleinden. Onze verplichtingen uit hoofde van de garantie strekken niet verder dan het kosteloos repareren of het kosteloos vervangen van een product of onderdeel daarvan; zulks ter keuze van ons en binnen een door ons te bepalen redelijke termijn. Transportkosten, hieronder begrepen de tijd dat wij of een nader aangewezen agent nodig heeft om de wederpartij te bezoeken (op verzoek van de wederpartij), die zijn gemaakt in het kader van het beroep op de garantie komen voor rekening van de wederpartij. De wederpartij is verplicht op ons verzoek aan ons de gelegenheid te geven om naar aanleiding van haar beroep op de garantie een onderzoek door een door ons aan te wijzen deskundige te laten verrichten, bij gebreke waarvan het recht op garantie vervalt. De uitspraak van deze deskundige zal voor beide partijen bindend zijn. De kosten van bovenvermelde expertise zijn voor rekening van de wederpartij indien het door hem gedane beroep op garantie ongegrond blijkt. In het geval het beroep op garantie terecht blijkt, zijn de kosten van expertise voor onze rekening.
Capi2 Installatiehandleiding
32
Capi2 Installatiehandleiding
33