Buurtbewoners in balans
Buurtbewoners in balans
Inhoud 1. Buurtbewoners in balans
04
3. Buurtbewoners in beeld
20
05 05
Oriëntatie
21
Analyse Wijkanalyses met kwantitatief onderzoek Klantenpanels Gesprekken achter de voordeur Informatie van sleutelfiguren
21 21 21 22 22
Kapstokken voor een betere diagnose Oorzaak en gevolg De opbrengst van een goede diagnose
23 23 23
Effectiviteit van maatregelen Werkzaam bestanddeel: lokaal maatwerk Zelfgenezend vermogen: zelfzorg Context: de fysieke omgeving
24 24 24 24
Bijwerkingen en alternatieven
25
4. De agenda voor wijk en bewoners
28
De BAR-code Een wijkagenda voor ‘wankele’ bewoners Opgave 1: Draaglast verminderen Opgave 2: Individuele draagkracht vergroten Opgave 3: Gemeenschappen sterker maken Nieuwe buren betrekken bij de planvorming
29 29 30 30 31 31
5. De instrumenten van gebiedsgericht beleid
32
De professionele omgeving De sociale professional Andere professionals De informele sociale omgeving De fysieke omgeving De geschikte woning De wijk, buurten en buurtjes
33 33 33
Dubbeltjes en kwartjes Vraagtekens bij de kansentheorie Een andere benadering: een gedeelde oorzaak van problemen
06
2. Draagkracht en draaglast
08
Zomaar een probleem
09
Balans tussen draaglast en draagkracht Draaglast: leven met zorgen Geldzorgen Kopzorgen Zorgzorgen Buurtzorgen Veel zorgen tegelijk Aandacht voor gewone zorgen
09 11 11 11 13 13 13 14
Draagkracht: competenties en talenten Intelligentie en aanpassingsvermogen Sociale vaardigheden Zelfbeeld en zelfvertrouwen Lichamelijke conditie De individuele balans: draagkracht en draaglast
14 15 15 15 15 17
Balans in de buurt Buurtlast Buurtkracht: de juiste groepen in de wijk Buurtkracht: zin om mee te doen
17 17 18 18
34 34 34 35
6. Samen werken aan buurten in balans
36
Oriëntatie: insiders en outsiders Analyse: bewoners in beeld Diagnose: wetenschap verklaart Agenda: beslissers stellen prioriteiten Aanpak: corporaties en ketenpartners Uitvoering: bewoners en begeleiders Samen werken voor bewoners
37 39 39 39 40 40 41
Samenvatting
42
Verder lezen
43
Buurtbewoners in balans |
1. Buurtbewoners in balans Is er een recept voor een stedelijke vernieuwing die echt bijdraagt aan de oplossing van sociale vraagstukken? Wat is een aanpak die werkt? Dit is de kernvraag van beleidsmakers en investeerders, van woningcorporaties en gemeenten. Klaas Mulder van Laagland’advies zet in op de noodzaak van het zoeken naar de balans tussen draagkracht en draaglast voor grote groepen huurders. Deze theorie kan als aanvulling worden gezien op de kansentheorie van ‘Stad en Stijging’. Het Ministerie van VROM draagt met deze brochure bij aan het denken over de verbanden tussen problemen, de oorzaken en mogelijke oplossingen, en laat de eerste praktijkvoorbeelden zien die passen in deze nieuwe aanpak.
| Buurtbewoners in balans
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Team Bijzondere Schoonmaak, Leger des Heils De speciaal opgeleide medewerkers van de Teams Bijzondere Schoonmaak van het Leger des Heils stellen orde op zaken in de meest verwaarloosde huizen. Het gaat om huizen waar geen normaal leven meer geleid kan worden door de enorme puinhoop in de kamers. De vervuiling is vaak dusdanig dat het Team Bijzondere Schoonmaak wordt ingeschakeld door bijvoorbeeld de GG&GD. Het team beschikt over professionele reinigingsmiddelen en -machines en beschermende kleding. Het belangrijkste bij het schoonmaken van het huis is echter niet de woning zelf, maar de bewoner. Vaak gaat het om mensen met een complexe problematiek. Ze kampen met een verslaving en/of psychiatrische stoornissen, dan wel met ziekten als dementie. Met name ernstig zieke en vereenzaamde ouderen of mensen met ingewikkelde psychosociale problemen vormen een risicogroep. Met een grondige schoonmaakbeurt van hun huis, proberen de teams te voorkomen dat deze bewoners hun huis moeten verlaten. Na de schoonmaak wordt de bewoner van het huis niet aan zijn lot overgelaten. De zorg wordt overgedragen aan een andere gespecialiseerde instelling. Doel is te zorgen dat de cliënt niet nogmaals de hulp van het Team Bijzondere Schoonmaak nodig heeft.
sociale stijging carrière maken
uitval
kwartjes
op je tenen lopen
geluksdubbeltjes
wankel worden
balans vinden
dubbeltjes op zijn kant
onderuit gaan
aanklampen
rooie centen
van kwaad tot erger
talent ontwikkelen
Dubbeltjes en kwartjes Een vooroorlogs liedje stelde dat ‘Wie voor een dubbeltje geboren wordt, nooit een kwartje waard wordt’. Anno 2008 vinden beleidsmakers dat een moeilijk te accep teren gegeven. En terecht, want sociale stijging is zeker mogelijk. Ruim de helft van de studenten aan de Haagse Hogeschool heeft ouders zonder hogere opleiding. Er zijn veel kinderen voor wie meer in het vat zit dan uit het thuismilieu kan worden voorspeld. Maar er is ook een heel grote groep mensen die niet uit is op stijging. Een groot onderzoek in Hoogvliet liet zien dat slechts vijf procent van de ondervraagden vond dat ze zich door de herstructurering hebben kunnen verbeteren. Onder de niet-stijgers zijn veel gepensioneerden, maar ook mensen die werk hebben dat precies bij ze past. Zij weten dat er niet heel veel groei mogelijk is omdat ze er de talenten of ambitie niet voor hebben. Veel bewoners zijn helemaal niet op groei gericht. Veel mensen erkennen dat ze beter niet op hun tenen kunnen lopen. Ze zijn al blij is als ze eerst maar eens ‘de benen aan de grond hebben en houden’. Al deze mensen zijn ‘dubbeltjes’ die dubbeltje blijven. Het oogmerk van deze brochure is de aandacht te vestigen op deze groep die de hoofdmoot van de huurderspopulatie vormt. We willen vooral meer zicht krijgen op het verschil tussen ‘erop’ of ‘eronder’ voor deze bewoners. Want een deel van deze groep is ‘een dubbeltje op zijn kant’. Ze hebben weinig buffer tegen tegenvallers, ze zijn gevoelig voor verkeerde invloeden, ze maken zelf niet altijd de meest verstandige keuzes. Het ‘souterrain van de woningmarkt’ wordt steeds opnieuw bevolkt door mensen die uit balans zijn geraakt. Wat is er nodig om uitval te voorkomen? Behalve het voorkomen van uitval, is er nog een andere reden om tevreden te zijn met mensen die gewoon doen wat binnen hun
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
soorten bewoners
mogelijkheden ligt. In onze economie is laaggeschoolde dienstverlening (in de keuken, de garage, de vrachtwagen, de detailhandel, de voedselproductie, beheer en onderhoud, zorg en opvoeding) van groot belang. Voor veel Nederlandse jongeren is een beroepsopleiding het best haalbare. Ook veel gepensioneerden en niet-werkenden leveren een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving, als vrijwilliger, buurvrouw, moeder of opa. Voor al deze mensen is niet stijging, maar stabiliteit het doel.
Vraagtekens bij de kansentheorie Veel fysieke programma’s in aandachts wijken (sloop en nieuwbouw) zijn sterk gefocust op het vasthouden van kansrijken in de wijken. Door een deel van de goedkoopste voorraad te vervangen door duurdere huur- en koopwoningen kunnen ‘sociale stijgers’ in de wijk blijven wonen en zouden kansrijken van buiten zich er weer willen vestigen. Met name theorieën over sociaal kapitaal vormen de basis voor dit beleid: in gemengde wijken kunnen de zwakkeren zich optrekken aan de sterkere bewoners. Als er meer ‘overhebbers’ in de wijk wonen, kunnen de ‘overlevers’ daarbij steun vinden. Daarnaast is er in dezelfde wijken steeds meer aandacht voor sociale programma’s (meer hulpverlening, beter onderwijs, aandacht voor werk en inkomen) met de kansarmen als doelgroep. Gezinscoaches, inkomensondersteuning, begeleid wonen, stageplaatsen voor jongeren, begeleiding van ondernemers: de wijkactieplannen staan vol met dergelijke initiatieven.
Buurtbewoners in balans | 0
De kansentheorie is de dominante theorie in de stedelijke vernieuwing van dit moment. De theorie inspireert beleidsmakers en plannenmakers tot grote investeringen en veel persoonlijke inzet. Maar ze worstelen ook met vragen als: • Sommige gezinnen hebben al zoveel hulpverleners over de vloer. Moeten we daar nog meer inzet op leveren? • Is de sociale sector wel voldoende ingesteld op gebiedsgericht werken en kan die sector inspelen op de nieuwe opgave? • Wat zijn de neveneffecten van de sloop van goedkope woningen? Ontstaat er krapte aan de onderkant van de woningmarkt? Verplaatsen problemen zich naar andere wijken? • Moeten corporaties zich wagen aan het oplossen van vragen die ver buiten hun core business liggen? Hebben ze wel verstand van ‘sociaal’ en ‘economisch’? • Mensen met meerdere problemen komen vaak niet vooruit, omdat het ene probleem het andere versterkt. Bestrijd je schooluitval met beter onderwijs, hulp aan de ouders of met inkomensbeleid? Moeten scholen meer opvoedingstaken overnemen van de ouders? • Willen mensen zelf allemaal wel ‘vooruit komen’?
0 | Buurtbewoners in balans
Een andere benadering: een gedeelde oorzaak van problemen De aandachtswijken scoren vaak slecht in sociale en sociaaleconomische statistieken. In deze wijken zijn meer mensen werkloos, er is meer criminaliteit, er is overlast en er zijn problemen ‘achter de voordeur’. Er is vaak op gewezen dat deze problemen niet door de wijk veroorzaakt worden. Je kunt in heel de stad verslaafd raken aan alcohol. Een lage intelligentie is voor een belangrijk deel aangeboren. Criminelen kunnen in elke buurt hun slag slaan. De problemen zijn dus niet buurtgebonden, maar er zijn wel mechanismen waardoor mensen met deze problemen samen in dezelfde buurten terechtkomen. De kansentheorie verklaart dit als volgt: mensen zonder problemen hebben meer kansen om de buurt te verlaten. De kans armen blijven achter en komen steeds minder in aanraking met groepen met een ander levenspatroon. Zo versterkt hun buurt hun kansarmoede. De ‘vertrekkers’ bepalen daarmee voor een deel de concentratie van problemen onder de ‘achterblijvers’. Middeldure nieuwbouw om vertrekkers vast te houden is dan een begrijpelijke strategie.
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Laagland’advies heeft een aanvullende verklaring ontwikkeld die we de ‘gedeeldeoorzaaktheorie’ willen noemen. De gedeelde-oorzaakbenadering geeft extra handvatten om wijken beter te maken. De gedeelde-oorzaaktheorie is een model om buurten en buurtbewoners beter te begrijpen. Het is beslist niet zo dat elke bewoner in het model past. Het model waagt zich aan het benoemen van de beperkingen van mensen, maar wil niemand beperken in zijn ontwikkeling. Integendeel. Wie in balans is, kan vooruitkomen. Maar zonder balans, geen kans. Een goede carrière op de arbeidsmarkt is alleen weggelegd voor mensen met een goede lichamelijke gezondheid, een goede intelligentie, voldoende zelfvertrouwen en geestelijke stabiliteit. Natuurlijk zijn er mensen die heel succesvol zijn zonder dat ze aan al deze condities voldoen. Maar grosso modo zullen mensen met beperkingen maar beperkt carrière maken. Wie veel of ernstige problemen heeft, heeft minder kans op een goede baan of een goedlopend bedrijf, en dus minder kans op een goed inkomen. Met andere woorden: de persoonlijke situatie heeft invloed op het inkomen. Daar komt nog bij dat juist mensen die al niet zoveel bagage hebben, een grote kans lopen om schulden te maken. Onderzoek in arme huishoudens laat zien dat zwakbegaafdheid, jeugdtrauma’s, gezondheidsklachten en psychische problemen niet alleen leiden tot moeite met het verwerven van een inkomen, maar ook tot uitgaven die niet passen bij het beschikbare budget. Een smalle beurs is dus vaak een gevolg van interne oorzaken. Wie problemen heeft, zal vaak op een goedkoop huis zijn aangewezen. (Maar niet iedereen die in een goedkoop huis woont heeft problemen.)
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
De gedeelde-oorzaaktheorie Of waarom mensen met problemen meestal in wijken met goedkope woningen wonen Beperkingen Lage intelligentie, zwakke gezondheid, zwakke geestelijke gezondheid, neiging tot verslaving, trauma’s, weinig zelfvertrouwen, weinig vertrouwen in anderen, beperkte sociale vaardigheden Laag inkomen; Weinig mogelijkheden om een hogere opleiding te volgen en/of een hoog inkomen te verwerven.
Persoonlijke problemen; Kwetsbaar voor problemen (door beperkingen) en minder in staat problemen zelf op te lossen.
Aangewezen op een goedkope huurwoning; Corporatiewoningen in minder aantrekkelijke wijken, inwonen, particuliere verhuur.
Mogelijk overlastgevend gedrag door de persoon met de problemen of door de mensen waar hij zorg voor draagt
De gedeelde-oorzaaktheorie in hoofdlijnen • Wie problemen heeft op het terrein van gezondheid, intelligentie of psychische stabiliteit zal in veel gevallen geen baan met een royaal salaris vinden; • Soms leiden genoemde problemen ook tot uitgaven boven het budget (bijvoorbeeld extra gezondheidskosten, administratieve boetes, kosten verslaving, kopen op afbetaling); • Weinig inkomen en hoge uitgaven leiden tot een laag besteedbaar inkomen, waardoor het huishouden is aangewezen op een goedkope woning; • Door allerlei redenen kunnen / willen mensen vaak niet wachten tot ze in aanmerking komen voor een goedkope woning in een gewilde wijk en belanden ze in minder populaire wijken; • Dezelfde problemen openbaren zich ook op andere terreinen: opvoedingsproblemen, schooluitval, verslaving, overlast; • Daardoor zijn er in minder gewilde wijken met goedkope woningen veel huishoudens met problemen ‘achter de voordeur’, op straat en in het maatschappelijke verkeer.
Buurtbewoners in balans | 0
2. Draagkracht en draaglast
| Buurtbewoners in balans
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Zomaar een probleem Eén op de twaalf Nederlanders is ‘functioneel analfabeet’. De meesten van hen kunnen wel lezen en schrijven, maar zijn niet in staat informatie uit een brief te halen of in een brief te zetten. We mogen aannemen, dat maar zeer weinigen daarvan succesvol zijn in onderwijs of arbeidsmarkt. Zij zullen een laag inkomen hebben en aangewezen zijn op de goedkopere huurwoningen. Van de 1.4 miljoen functioneel analfabeten, wonen er misschien wel zo’n 1.2 miljoen in een huurwoning. Dat is één op de vijf huurders! Het goedkoopste deel van de woningvoorraad is vaak geconcentreerd in bepaalde wijken. Het percentage functioneel analfabeten zou in sommige aandachtswijken zou wel eens tegen de 30% kunnen lopen. Het is veelzeggend dat beslissers, met de huidige kennis, hier eigenlijk naar moeten raden. Het is verrassend hoe weinig bekend is over deze groep. Het ligt voor de hand dat doelstellingen in de sfeer van educatie en ‘vooruit komen’ niet zoveel kans van slagen hebben, als we geen goed beeld hebben van de beperkingen van de deelnemers. De wijkkrant en de huis-aan-huisbrief zal lang niet door iedereen gelezen en begrepen worden. Het risico van een verkeerde investering dreigt als beleid wordt gemaakt voor een groep die zo’n belangrijk, maar weinig bekend probleem heeft. Nederland besteedt vele miljarden aan onderwijs, gezondheidszorg, welzijn en sociaal beleid. Een groot deel van het beleid op die terreinen is gericht op het voorkomen en aanpakken van de problemen zoals die hier geschetst zijn. Is het dan nodig om in het kader van de stedelijke vernieuwing nog extra aandacht te besteden aan deze problemen? Schuilt er een ‘maakbaarheidsgedachte’ in de aanname dat stedelijke vernieuwing zou kunnen bijdragen aan de oplossing? Ja en nee. Gezien de hardnekkigheid van veel maatschappelijke problemen en de grote bedragen die al aan oplossingen worden uitgegeven, is enige bescheidenheid
Zomaar wat kengetallen Vijftien procent van de Nederlandse kinderen haalt niet het niveau van VMBO-onderwijs en is aangewezen op praktijkonderwijs of speciaal onderwijs. Ongeveer vijtig procent van alle kinderen is in het VMBO precies op zijn plaats. Een op de tien mannen en een op de vijf vrouwen heeft minstens eenmaal in het leven een depressie. Drie tot acht procent van de jongeren tussen twaalf en achttien jaar heeft daar last van. In totaal lijden drie miljoen Nederlanders aan psychische klachten. Mantelzorgers leveren in Nederland ruim vijf maal zoveel uren zorg als de formele thuiszorg. In 2005/2006 gingen 56.500 jongeren voortijdig van school. In de krachtwijken is de schooluitval tweemaal zo hoog als het landelijk gemiddelde. Zo rond de dertig procent van de ouderen voelt zich eenzaam. Naar schatting 165.000 Nederlanders hebben een meervoudige problematiek. Ruim tien procent van de Nederlanders leeft onder de armoedegrens. 500.000 Nederlanders worden gepest op hun werk. 237.000 huishoudens zouden recht hebben op de kwijtschelding van lokale lasten, maar maken daarvan geen gebruik.
op zijn plaats. Maar er zijn goede redenen om er in het kader van de stedelijke vernieuwing toch aandacht aan te besteden: • Veel maatschappelijke problemen open baren zich juist in de wijken met veel goedkope voorraad en een stedelijke vernieuwingsopgave; • Veel woningcorporaties willen graag een maatschappelijke opgave realiseren die verder gaat dan de verhuur van woningen; • De aanpak van overlast kan deels middels repressie, maar voor een duurzame oplossing moeten toch ook de persoonlijke problemen van de overlastgever worden aangepakt; • Sloop of renovatie biedt vaak een uitgelezen gelegenheid om bij mensen ‘over de vloer’ te komen; • Stedelijke vernieuwing biedt ook extra oplossingen die in een ‘gewone’ woonomgeving zonder vernieuwing niet gerealiseerd kunnen worden. Maar stedelijke vernieuwing kan ook ‘een extra probleem’ betekenen voor ‘wankele’ wijkbewoners. Een verhuizing is een stressvolle ervaring, sloop en bouwverkeer geven veel onrust.
Draaglast Geldzorgen
Het heeft wel degelijk zin als betrokkenen bij stedelijke vernieuwing iets meer inzicht hebben in de aard van maatschappelijke vraagstukken. Veel kennis is inmiddels eenvoudig toegankelijk via internet of door het gesprek aan te gaan met sociale specialisten. Achterin deze brochure is een literatuurverwijzing opgenomen.
Balans tussen draaglast en draagkracht Een eenvoudig model voor de analyse van maatschappelijke vraagstukken is het balansmodel. Links staan de factoren, waar mensen last van hebben (de draaglast), rechts de krachten waarmee mensen die problemen kunnen oplossen (de draagkracht). Het model is misschien niet volledig, maar geeft goede aanknopingspunten voor analyse en aanpak van problemen. Meer zicht op de draaglast van bewoners maakt het mogelijk ze te ontlasten, meer kennis van de draagkracht helpt om ze te versterken.
Draagkracht Kopzorgen
Zorgzorgen
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Buurtzorgen
Intelligentie
Sociale vaardigheden
Zelfbeeld en zelfvertrouwen
Gezondheid
Buurtbewoners in balans | 0
10 10 | Buurtbewoners in balans
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Draaglast: leven met zorgen Het is steeds meer gebruikelijk om voorafgaand aan ingrepen in een complex of in een buurt met alle huishoudens een gesprek te voeren. Er is inmiddels veel gepubliceerd over de ervaringen met het organiseren van gesprekken ‘achter de voordeur’. Naar aanleiding van deze gesprekken is een zeer schematische, maar goed werkbare indeling gemaakt van de soorten problemen waarover bewoners vertellen. De vierdeling kan van dienst zijn voor analyse en planvorming: • geldzorgen; • kopzorgen; • zorgzorgen; • buurtzorgen.
Geldzorgen Bij beleidsmakers en onderzoekers zijn verschillende criteria voor armoede in omloop. Een veelgebruikt criterium is: moeten rondkomen van een inkomen dat lager is dan 105 procent van het sociaal minimum. Iedereen met alleen een inkomen uit bijstand en/of AOW valt binnen die categorie. Maar ook met een hoger inkomen kan het moeilijk zijn om rond te komen. In de leefbaarheids enquêtes van Overvecht en Kanaleneiland geeft twintig procent van de bewoners aan dat ze moeite hebben om rond te komen. In de Eindhovense prioriteitswijken zou dat percentage zelfs veertig procent bedragen. Het probleem kan veroorzaakt worden door een te laag inkomen (alleen AOW of langdurige bijstand), hoge noodzakelijke kosten (bijv. eigen bijdragen gezondheidszorg) of te hoge uitgaven. Armoede is niet voorbehouden aan mensen zonder werk. En hoewel mensen met een laag inkomen een hoog risico hebben om in de schulden terecht te komen, zijn er ook veel mensen die geen schulden maken, maar toch veel moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Er zijn twee belangrijke barrières voor het oplossen van geldzorgen. De zogenoemde armoedeval zorgt ervoor dat mensen die iets meer gaan verdienen, ineens voor hogere uitgaven staan door het wegvallen van subsidies. Dit maakt het moeilijk om geldzorgen op te lossen met extra inkomsten. De mate waarin de armoedeval daadwerkelijk optreedt, verschilt van geval tot geval Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Preventiegesprekken Huurachter standen, Roosendaal De Roosendaalse corporatie Aramis is gestart met preventiegesprekken in het kader van de huurincasso. Een medewerker van Traverse, een organisatie voor maatschappelijk werk, is in deeltijd gedetacheerd bij Aramis. Hij bezoekt huurders met een huurachterstand van één of twee maanden en voert met hen een aantal gesprekken. Samen met de huurder probeert hij zicht te krijgen op de oorzaken van de schuldensituatie en op mogelijke oplossingen daarvoor. Hij adviseert over voorzieningen voor inkomensondersteuning en wijst de weg naar vervolghulp van gespecialiseerde instanties.
en is vooraf lastig te berekenen. Alleen de dreiging ervan kan voor mensen echter al voldoende zijn om niet het risico te nemen van de overstap naar (ander) werk. Een mogelijk onderschat probleem is de ‘leerbaarheid’ van mensen. 75 procent van de mensen die een geslaagde schuldsanering achter de rug heeft, valt in Utrecht na een aantal jaren terug in nieuwe schulden. Een verklaring daarvoor kan zijn, dat ‘leren budgetteren’ uitgaat van de gedachte dat iedereen intelligent genoeg is om de juiste keuzes te maken, en dat hun intelligentie in staat is om hun emoties te beteugelen. Maar dat is lang niet altijd zo. Mensen met een laag IQ en weinig weerstand tegen emotionele druk lukt het vaak niet om hun uitgaven te overzien. Ze weten zich geen raad met de brieven van instanties en zijn niet in staat om gebruik te maken van regelingen. In diverse steden zijn goede ervaringen opgedaan met de zogenoemde Formulieren brigades. Deze ondersteunen mensen bij het verzilveren van hun recht op financiële voorzieningen en helpen met het aanvragen van bijvoorbeeld huurtoeslag, bijzondere bijstand, langdurigheidstoeslag, de tegemoetkoming in studiekosten en de vrijstelling van lokale heffingen. Geldzorgen kunnen het gevolg zijn van verkeerd gedrag en het niet nemen van
verantwoordelijkheid. Maar daar liggen lang niet altijd verkeerde bedoelingen achter. Uit Rotterdam is gerapporteerd dat jonge moeders de kinderbijslag in zijn geheel uitgaven aan cadeautjes voor de kinderen. Niet uit spilzucht, maar omdat ze vonden dat een goede moeder dat geld niet voor zichzelf gebruikt.
Kopzorgen Er wordt de laatste jaren hard gewerkt aan het doorbreken van taboes rond psychische problemen. Mediacampagnes en zeer informatieve websites geven informatie over het leven met psychische aandoeningen. De aantallen patiënten liegen er niet om. Volgens diverse bronnen krijgt één op de vijf Nederlanders in zijn leven op enig moment te maken met een psychisch probleem. Jaarlijks raakt 1 op de 10 werknemers overspannen. Zo’n 200.000 Nederlanders hebben een borderline persoonlijkheidsstoornis. Kopzorgen kunnen allerlei oorzaken hebben: er zijn aangeboren aandoeningen, problemen door traumatische gebeurtenissen, problemen door gebruik van drank of drugs, de gevolgen van hersenletsel of ziekten als Alzheimer (ca. 200.000 Nederlanders). Het wordt ook steeds duidelijker hoeveel impact het heeft als een huisgenoot een psychisch probleem heeft. Ruim 800.000 Nederlandse kinderen en jongeren (tot 25 jaar) hebben een ouder met een psychisch of verslavingsprobleem. Vanuit de gedeeldeoorzaaktheorie mogen we aannemen dat een zeer groot deel daarvan in huurwoningen woont. Nog niet zo lang geleden gold in de psychiatrie een streng onderscheid tussen ‘alledaagse spanningsklachten’ en psychische aandoeningen. Steeds vaker wordt erkend dat er een glijdende schaal is van somberheid naar depressie, van ongerustheid naar een angststoornis, van verwardheid naar een persoonlijkheidsstoornis. Behandeling van ‘lichte’ gevallen wordt daarom steeds belangrijker gevonden, omdat daarmee ernstiger aandoeningen soms voorkomen kunnen worden (hoewel lang niet elke ernstige aandoening geleidelijk is ontstaan). Voor de gebiedsgerichte aanpak en de stedelijke vernieuwing is het misschien te hoog gegrepen om de zwaardere psychische Buurtbewoners in balans | 11
aandoeningen te willen aanpakken. Het is wel van belang om bij contacten met bewoners goed op de hoogte te zijn van de psychosociale problematiek. Wellicht kan een verhuizing, een sociaal project of individuele begeleiding helpen om de bewoner zijn balans te laten hervinden. Kopzorgen hebben veel invloed op andere zorgen. Wie depressief is vindt het moeilijk om erop uit te trekken, te sporten of te werken. Geldzorgen en zorgzorgen worden vaak versterkt door kopzorgen. Ook wordt het moeilijker om andere problemen op te lossen als je angstig of verward bent. Kopzorgen kunnen, ook in een milde vorm, aanleiding zijn tot overmatig alcoholgebruik. De effecten daarvan op gezondheid, opvoeding en werk laten zich raden. Het herkennen van mentale overbelasting: • slecht slapen; • malen: dwangmatig aan dezelfde dingen denken; • verwaarlozing van dagelijkse werkzaamheden (afwas stapelt zich op); • plotselinge gevoelens van angst of onrust; • lichamelijke klachten: hoofdpijn, maagpijn, verkramping; • neiging tot alcoholgebruik. 12 | Buurtbewoners in balans
Parnassia in de wijk, Den Haag Bijna elk mens is in zijn leven wel eens somber of heeft klachten die leiden tot slapeloosheid. Vaak komen mensen er met familie, vrienden of kennissen er wel uit. Maar wat als dat niet lukt? GGZ-instelling Parnassia ontdekte dat de stap naar hulpverlening voor veel mensen te groot is. Maar bij de huisarts komen ze wel, ook met psychische klachten. Medewerkers van Parnassia zijn aanwezig in Gezondheidscentra en bieden een luisterend oor aan mensen met problemen of klachten. Naast een luisterend oor reiken zij ook praktische tips en adviezen aan om problemen te lijf te gaan. Er zijn verschillende laagdrempelige activiteiten ontwikkeld. In persoonlijke gesprekken en via het vijf-gesprekkenmodel worden de klachten van mensen behandeld. Er worden trainingen en groepen aangeboden, zoals ontpiekeren, omgaan met spanning of somberheid of een training assertiviteit. Er wordt hulp geboden bij alcohol- en drugsproblemen. En er is een inloopspreekuur voor ouderen. Iedereen die ouder is dan 65 jaar kan hier terecht voor consultatie en advies. Parnassia, een organisatie voor professionele psychosociale hulpverlening, is dus ook beschikbaar voor ‘kleine kopzorgen’. Ze voorkomen daarmee dat die zich ontwikkelen tot een groter probleem.
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Zorgzorgen Veel buurtbewoners dragen de zorg voor familieleden of andere naasten. Hoewel velen die zorg graag geven, kan de zorg voor een ander ook een zware belasting betekenen. In achter de voordeurgesprekken worden de volgende zaken veel genoemd: • Veel ouders ervaren het opvoeden als een zeer zware taak; • De zorg voor zieke familieleden of kennissen kan zwaar op de situatie drukken; • Een handicap of chronische ziekte kan de persoon in kwestie belemmeren in de dagelijkse praktijk; • Naar mate men langer voor anderen zorgt, nemen de sociale contacten af; • Naarmate zorgzorgen langer duren, neemt de kans op lichamelijke en psychische klachten toe; • Allochtonen vinden het niet gemakkelijk om professionele hulp in te schakelen als hun zorgtaken te zwaar zijn; • Procedures voor het verkrijgen van hulp en thuiszorg zijn niet eenvoudig. Met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) hebben veel huishoudens minder hulp gekregen; • In sommige steden is er een tekort aan zorgverleners, zoals kraamhulpen. Met de Centra voor Jeugd en Gezin en met vernieuwingen in het basisonderwijs probeert de overheid ouders beter te ondersteunen bij hun zorgtaken. Maar een groot deel van de tijd zijn ouders op zichzelf aangewezen. Kinderen in de lagere schoolleeftijd zijn ca. 5.000 uur per jaar wakker, en brengen er daarvan zelden meer dan 1.200 door op school of bij ander professionals. In veel gezinnen zijn er één of meer kinderen die extra aandacht nodig hebben wegens ziekte of gedragsproblemen. De zorg voor de andere kinderen kan daaronder lijden. Een logeerhuis zoals in Zoetermeer door Vestia en Stichting Jeugdformaat opgezet, is niet alleen goed voor de zorg aan het kind dat aandacht nodig heeft, maar geeft de ouders ook ruimte om tijd aan de andere kinderen te besteden. Ook voor mantelzorgers zijn er dergelijke voorzieningen. In verschillende gemeenten, waaronder Enschede, zijn er de zogenoemde respijthuizen, waar mensen die veel zorg vragen worden opgevangen,
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
zodat mantelzorgers even op adem kunnen komen. Net als kopzorgen, hebben zorgzorgen grote gevolgen voor de oplosbaarheid van andere problemen.
Logeerhuizen, diverse locaties Logeerhuizen voor thuiswonende kinderen met een lichamelijke of geestelijke beperking bestaan al een tijdje. De huizen hebben meestal een dubbele functie: af en toe wat extra aandacht besteden aan het kind met een beperking, maar ook ouders de ruimte geven om eens wat meer tijd aan de andere kinderen te besteden. Er zijn ook logeerhuizen waar kinderen niet behandeld worden, maar alleen een plezierig weekend in een nieuwe omgeving hebben. Ook in de jeugdzorg wordt gebruik gemaakt van logeerhuizen. In samenwerking met woningcorporatie Vestia heeft Stichting Jeugdformaat in Zoetermeer, Den Haag en Delft de afgelopen jaren enkele logeerhuizen geopend. Stichting Jeugdformaat vangt in een logeerhuis ongeveer acht jongeren tussen acht en achttien op die tijdelijk niet meer thuis kunnen wonen. Er is dag en nacht professionele ondersteuning aanwezig. De kinderen, waarvan de thuissituatie meestal flink verstoord is, kunnen in een logeerhuis maximaal een jaar wonen. Het gaat dus niet om kinderen die lastig zijn of problemen veroorzaken, maar om kinderen die weer in een stabiele gezinssituatie moeten opgroeien. In Zoetermeer waren er wel protesten van omwonenden, die zich zorgen maakten om de huisvesting van acht- tot achttienjarigen in een rustige woonwijk. Goede voorlichting over de aard van het logeerhuis en de problematiek van de kinderen en de vierentwintiguursaanwezigheid van professionele hulp heeft die vrees weg kunnen nemen. Er zijn immers weinig ‘normale’ gezinnen waar het toezicht op de kinderen zo goed geregeld is als in een logeerhuis.
Buurtzorgen Tenslotte zijn er nog mensen die zich zorgen maken over de kwaliteit van hun sociale en fysieke omgeving. Een kwart van de Nederlanders voelt zich wel eens onveilig in hun buurt. In Utrecht moesten hulpverleners in 2007 ruim 700 keer bijspringen in gevallen van ruzie en woonoverlast. Er zijn veel zaken waar bewoners last van kunnen hebben. Denk aan verschillen in leefstijl, ruzie over parkeren, luide muziek, wildplassen, hondenpoep, drugshandel of agressie. In de meeste gevallen wordt (ernstige) overlast veroorzaakt door mensen met psychische problemen. Leefbaarheidsmonitoren geven een goed beeld van de feitelijke en de beleefde leef- baarheidsproblemen in wijken. Maar het is niet zo eenvoudig om een beeld te krijgen van de impact van deze problemen op bewoners. Voor deze publicatie is vooral de relatie tussen buurtzorgen en de balans van bewoners belangrijk. Als mensen ’s avonds niet de straat op durven, kunnen ze niet deelnemen aan sociale en culturele activiteiten. Sommige ouders durven hun kinderen niet goed buiten te laten spelen; dit kan zorgen voor spanningen in huis. Op de aankondiging dat in een wijk vernieuwing gaat plaatsvinden kan heel verschillend gereageerd worden. Het signaal dat ‘er iets aan gedaan zal worden’ geeft sommigen vertrouwen; anderen maken zich zorgen over hun eigen toekomst. Als corporaties en gemeenten kiezen voor een ‘open planproces’ kan dat bewoners erg onzeker maken. Ze weten dat er misschien iets gesloopt wordt, maar weten niet of hun huis daar ook bij is. Soms is het voor bewoners prettiger om pas geïnformeerd te worden als de plannen voor hun woning klaar zijn.
Veel zorgen tegelijk Mensen kunnen meerdere problemen tegelijk hebben. Dat geldt voor zo’n 165.000 multiprobleemhuishoudens, maar ook voor heel veel anderen. Zowel zorg- als kopzorgen gaan vaak gepaard met een laag inkomen en met hoge uitgaven. En het omgekeerde is ook waar: weinig budget kan leiden tot psychische klachten of tot verwaarlozing van de gezondheid.
Buurtbewoners in balans | 13
Aanval op de uitval Met de Aanval op de uitval werken de G27 hard aan het oplossen van de problemen in de zorg voor multiprobleemhuishoudens. Ze hebben een methodiek ontwikkeld om verschillende professionals bij elkaar te brengen om samen de problemen in kaart te brengen en op te lossen. Enkele conclusies: • Breng alle professionals bij elkaar in een ‘snelkookpan’, maar begin de bijeenkomst met het laten zien van de situatie van het betreffende huishouden; • Benoem één organisatie die als aanspreekpunt voor het gezin gaat fungeren; • Regels hoeven oplossingen niet in de weg te staan zolang bestuurders en leidinggevenden de uitvoerders ruimte geven om maatwerk te leveren.
14 | Buurtbewoners in balans
Leven met zorgen is zwaar. Het kost energie die niet aan andere zaken kan worden besteed. Het maakt mensen kwetsbaar voor tegenvallers en nieuwe fouten: een rekening over het hoofd gezien, een afspraak gemist, een winkeldiefstal gepleegd. Al snel is niet meer te onderscheiden welk probleem er eerst was. Het onderscheid tussen domme pech en eigen schuld is niet altijd scherp. Er zijn genoeg instanties waar mensen met hun zorgen terecht kunnen. Sterker nog, het zijn er enorm veel. Er zijn gevallen gerapporteerd waarbij een huishouden meer dan 27 professionele organisaties over de vloer kreeg.
dus veel mensen die veel van hun tijd en aandacht moeten besteden aan het leven met zorgen, zo goed en zo kwaad als dat gaat. Verhuurders, gemeenten en aanbieders van welzijn of zorg kunnen lang niet altijd alle zorgen wegnemen. Ze moeten zich wel realiseren dat problemen op het ene terrein mensen kunnen hinderen om op andere terreinen ‘de goede dingen’ te doen. Als ouders niet naar de ouderavond komen, is dat niet altijd uit onwil of desinteresse. Juist de erkenning van de last die veel wijkbewoners moeten dragen helpt betrokkenen om samen te voorkomen dat er overlast ontstaat.
Aandacht voor gewone zorgen
Draagkracht: competenties en talenten
Huishoudens die geen professionele hulp hebben, en die vaak ook niet nodig hebben, vragen wél aandacht, evenals de wijken waar ze wonen. Het gaat dus niet alleen om de uitvallers en multiprobleemgezinnen. De gedeelde-oorzaaktheorie verklaart waarom juist in wijken met een goedkope voorraad veel mensen wonen met kop- of zorgzorgen: deze zorgen beperken immers de kans op succes in onderwijs en arbeidsmarkt en leiden meestal tot een leven met een bescheiden inkomen in een betaalbare woning. In onze ‘aandachtswijken’ wonen
Zorgen bepalen de draaglast voor huishoudens: welke problemen hebben ze op hun schouders? Of ze de last aankunnen, wordt mede bepaald door de draagkracht: hoe sterk zijn ze, fysiek, emotioneel, sociaal en cognitief? Draagkracht is geen absoluut gegeven. Mensen zijn geen vrachtwagens met een ‘max. laadvermogen’. Wie gesteund wordt door zijn omgeving heeft meer in te zetten dan wie er alleen voorstaat. Ervaring maakt mensen sterker – of juist onzekerder. Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
De volgende paragrafen zijn niet bedoeld als uitputtende beschrijving van de mens, maar als aanknopingspunt voor analyse en aanpak.
Intelligentie en aanpassingsvermogen Een definitie van intelligentie is het vermogen doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief met de omgeving om te gaan. Hoe beter iemand in staat is dit te doen, hoe meer draagkracht hij heeft. Maar andersom geldt natuurlijk ook: hoe lager je cognitieve vaardigheden, hoe mínder draagkracht. De intellectuele reikwijdte van veel buurtbewoners is niet zo groot. Beleidsmakers moeten daar rekening mee houden door brieven te schrijven die mensen begrijpen, maatregelen te nemen die niet onnodig ingewikkeld zijn, enzovoort. Voor 1 op de 6 Nederlandse kinderen is de stof van het VMBO te moeilijk. Alleen als die kinderen - en hun ouders - bijvoorbeeld begrijpen wat de procedure voor herhuisvesting is, kunnen ze de draagkracht vinden om die een plaats in hun leven te geven. Voor de ontwikkeling van intelligentie is de omgeving waarin kinderen opgroeien zeer belangrijk. Met name zeer jonge kinderen (vanaf enkele maanden oud) hebben baat bij spelletjes en oefenprogramma’s, maar vooral ook bij een goede hechting met enkele mensen waar ze blind op kunnen vertrouwen. Die mensen moeten niet alleen ‘fysiek’ aanwezig zijn, maar ook de mentale ruimte hebben om er voor de kinderen te zijn.
Sociale vaardigheden Onderzoek heeft laten zien dat sociale vaardigheden minstens zo belangrijk zijn voor maatschappelijk succes als intelligentie. In het dagelijks leven maken sociale vaardigheden een belangrijk deel uit van de draagkracht van mensen. Sociale vaardigheden hebben twee componenten: inzicht in anderen en omgaan met anderen. Mensen met zwakke sociale vaardigheden hebben moeite om te begrijpen wat anderen bedoelen en voelen of ze reageren verkeerd op de signalen van anderen. De problemen die samenhangen met zwakke sociale vaardigheden kunnen heel vervelend zijn, voor de persoon zelf en voor zijn omgeving. Gebrek aan sociale vaardigMinisterie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Inburgering en zelfvertrouwen door Themis, Leiden Het blijkt niet zo eenvoudig om oudere allochtone vrouwen succesvol te laten inburgeren. In Leiden is gekozen voor het programma Themis. Themis is een alternatief project voor inburgering, waarbij de versterking van sociale competenties centraal staat. Het uitgangspunt is dat door middel van versterking van zelfvertrouwen en zelfexpressie de zelfredzaamheid van de deelnemers zal toenemen. In de bijeenkomsten wordt veel gewerkt met pictogrammen, rollenspelen, creatieve werkvormen en ontspanningsoefeningen. Maar ook het vieren van ieders verjaardag wordt gezien als een belangrijke bijdrage aan het zelfbeeld en zelfvertrouwen. Deze aanpak is geëvalueerd door het Verwey-Jonker Instituut. Hun oordeel is positief. De cursus biedt heel veel ruimte aan de eigen taal van de deelnemers. Pas laat in de cursus wordt gestart met Nederlands als voertaal. Het lukt dan om in veel minder lessen de eindtoets te halen. En wat minstens zo belangrijk is: de deelnemers voelen zich veel zekerder in hun dagelijkse taken, in het omgaan met huiselijke conflicten en in hun contacten met de Nederlandse samenleving. Zelfvertrouwen is daarvoor de basis. Toch aarzelen gemeenten om volgens deze methode te gaan werken, omdat het in eerste instantie bieden van ruimte voor de eigen taal bij beleidsmakers en politici op weerstand stuit.
heden belemmert het vinden en vasthouden van een baan. Mensen met weinig sociale weerstand zijn een makkelijke prooi voor pestgedrag, misbruik en oplichting. In de GGZ is de term ‘havik’ bedacht voor dominante buurtbewoners of familieleden die het inkomen van zwakke bewoners opmaken of hun woning gebruiken voor criminele activiteiten.
Zelfbeeld en zelfvertrouwen Het belang van een sterk zelfbeeld en een gezond zelfvertrouwen wordt op ambivalente wijze onderkend in het fysieke en sociale beleid van gemeenten en corporaties. Zowel in de literatuur over buitenschools leren en buurtwerk als in die over architectuur worden kostbare interventies onderbouwd met een beroep op het belang van zelfvertrouwen en identiteit. Het is niet gemakkelijk te zeggen hoe zelfvertrouwen ontstaat, maar juist dit element van draagkracht kan niet overgewaardeerd worden. Mensen met een zwak ontwikkeld zelfbeeld zijn geneigd onhaalbare doelen te stellen en zijn daarna teleurgesteld in de reactie van anderen. Mensen met te weinig zelfvertrouwen ontbreekt het aan moed om zaken op te pakken. Leven zonder zelfver-
trouwen is als autorijden met de handrem erop. En er is een relatie tussen zelfvertrouwen en groepsgevoel. De meeste mensen ontwikkelen meer zelfvertrouwen als ze zich veilig voelen in hun omgeving. Gebrek aan zelfvertrouwen kan zich openbaren in ernstige problemen, zoals de ontvankelijkheid voor loverboys. Ook het vermogen tot vernieuwing en aanpassing heeft invloed op zelfvertrouwen en daarmee op de sociaalemotionele draagkracht. Voor onzekere mensen kan een kleine verandering een groot probleem zijn. Het opbouwen van zelfvertrouwen duurt een leven lang. Traumatische gebeurtenissen en mislukkingen kunnen het zelfvertrouwen blijvend schaden. Een ingewikkelde opgave voor beleidsmakers is het spanningsveld tussen zelfvertrouwen en ‘vooruit komen’. Moet een kind bijles volgen om beter te leren rekenen of mag het een dansje instuderen omdat het daarin uitblinkt? Of is het mogelijk om zelfwaardering en zelfverbetering gelijk op te laten gaan?
Lichamelijke conditie Wie lekker in zijn vel zit, zal over het alge meen meer mogelijkheden hebben om Buurtbewoners in balans | 15
16 | Buurtbewoners in balans
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
problemen en tegenvallers te hanteren. Factoren als een chronische ziekte, overgewicht of een laag uithoudingsvermogen verlagen de draagkracht van mensen. Tijdens gesprekken ‘achter de voordeur’ vormen chronische ziekten een veel genoemd probleem. In 2004 hadden 250.000 Neder landers last van een hartkwaal, 700.000 tobden met chronische gewrichtsontsteking, 1,5 miljoen Nederlanders hadden chronische rugklachten. Naar schatting heeft een op de tien Nederlanders gezondheidsklachten. Ook is er de laatste tijd veel gepubliceerd over zwaarlijvigheid bij allochtone kinderen. (Maar pas op met stereotype beelden: onderzoek liet zien dat veel kinderen uit de Turkse gemeenschap veel gezonder eten dan anderen.) Een slechte lichamelijke conditie vergroot de vatbaarheid voor psychische problemen. De kans is ook groot dat een slechte gezondheid zijn weerslag heeft op de portemonnee: beperkte carrièremogelijkheden, geen bijbaantje, hoge kosten van medicijnen en aangepast voedsel, extra vervoerskosten enzovoort. En ook zorgen voor anderen kost moeite. Het opvoeden van kinderen of de zorg voor een partner kan een fysiek zware taak zijn.
vaardigheden, een goede gezondheid en een stevig zelfbeeld zullen lang op de been blijven als zich problemen aandienen. De meeste mensen hebben een behoorlijk incasseringsvermogen en houden de moed erin als het noodlot ze treft. In goedkope woningen zullen vaak huishoudens wonen waar de draagkracht niet zo groot is. Vanuit de gedeelde-oorzaaktheorie is aannemelijk dat hun lage inkomen vaak veroorzaakt is door beperkingen op het terrein van intelligentie, sociale vaardigheden, zelfvertrouwen of gezondheid. Dat geldt natuurlijk niet voor starters, die om heel andere redenen nog een laag inkomen hebben. Maar in veel gevallen zal een langdurig laag inkomen iets te maken hebben met kenmerken die ook de draagkracht aantasten. De ‘dubbeltjes’ waarop we ons richten, zijn er vooralsnog in geslaagd het evenwicht te houden. Dat gaat niet vanzelf, blijkt uit gesprekken achter de voordeur. In de goedkope complexen heeft soms ruim zestig procent van de huishoudens één of meer ernstige zorgen. Toch zijn dat beslist niet allemaal multiprobleemgezinnen waar veel hulpverleners over de vloer komen. Vaak blijkt pas bij de gesprekken rondom sloopplannen hoe groot de problematiek is.
Sport kan dan helpen om de lichamelijke conditie te verbeteren. Het versterken van de lichamelijke conditie is een belangrijk hulpmiddel om de emotionele draagkracht te vergroten. Het samen sporten met anderen geeft extra energie. De Sociale Dienst van de gemeente Amersfoort zet sport in als trede in het traject naar werk. En het Utrechtse project Lady Fit wordt veel geprezen omdat het erin geslaagd is vrouwen met een grote afstand tot sportverenigingen toch aan het sporten te krijgen. Ook neemt de aandacht voor buitenspelen van kinderen in het ontwerp van wijken weer wat toe, mede dankzij ex-sporters als Richard Krajicek en Johan Cruijff.
Het denken in termen van draagkracht en draaglast geeft handvatten voor het behoud en de verbetering van de sociale kwaliteit van wijken. Een vermindering van de draaglast geeft mensen lucht om hun eigen problemen aan te pakken. Een vergroting van de draagkracht zorgt dat mensen meer zelf kunnen.
De individuele balans: draagkracht en draaglast Of een huishouden in de problemen komt door zorgen over geld, lichamelijke en geestelijke gezondheid of de zorg voor huisgenoten hangt af van de balans tussen draagkracht en draaglast. Bewoners met een goede intelligentie, goede sociale Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Balans in de buurt Het model van draaglast en draagkracht geldt ook op collectief niveau. Binnen het huishouden, op blokniveau, per straat, per buurt of per wijk geldt: een groep mensen kan een hoeveelheid last dragen. Een mooi beeld is geschetst in het Corpovenistaonderzoek naar succesvolle portiekflats. Hoewel er rond deze woonvorm vaak problemen geconstateerd worden, bleek uit dit onderzoek dat er ook portiekflats zijn waar het heel goed gaat. Een belangrijke factor is volgens dit onderzoek het leiderschap van een krachtige bewoner: vaak een vrouw die al lang op deze plek woont, die buren durft
aan te spreken en die korte lijnen heeft naar de verhuurder, de conciërge of de gemeentelijke functionarissen. Hoewel er geen algemene definitie voor ‘buurtbalans’ is, is zonneklaar dat een buurtgemeenschap best een last kan dragen, maar dat deze niet te groot mag zijn.
Buurtlast Geluidsoverlast, vervuiling, verkeersoverlast, conflicten met buren, dreiging door groepen, geweld-, zeden- en vermogensmisdrijven geven de meeste ergernis in wijken. Ze geven een sterk gevoel van onbehagen, en zijn niet zelden reden om te verhuizen voor wie die keuze heeft. Maar ook het gevoel de buren niet meer te kennen of te herkennen of de aanwezigheid van verslaafden, daklozen of personen met een gedragsstoornis tasten het vertrouwen in de buurt aan. De ernst van buurtproblemen is moeilijk te objectiveren. Bepaald gedrag geeft in de ene wijk een levendige sfeer, terwijl het in de andere onacceptabel gevonden wordt. Onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau naar kenmerken van de probleemwijken laat zien dat in wijken met veel commerciële voorzieningen meer criminaliteit plaatsvindt, terwijl het gevoel van onveiligheid daar niet groter is dan elders. Blijkbaar vinden bewoners dat dit probleem ‘er hier nu eenmaal bij hoort’. Een probleem met een ‘gebiedsgerichte aanpak’ is dat last in de buurt lang niet altijd door buurtbewoners wordt veroorzaakt. Drugsdealers bij een jongerenontmoetingsplek of overlast bij opvangvoorzieningen zijn daar voorbeelden van. Uit verschillende steden komen er signalen van het optreden van ‘waterbedeffecten’. Herstructurering in de ene wijk leidt tot meer druk op de onderkant van de woningmarkt in een andere. Doordat overlast vaak wordt veroorzaakt door mensen die niet de officiële bewoner van een pand zijn, is het niet altijd mogelijk daders passend te herhuisvesten. Woningcorporatie Far West kondigde recentelijk aan probleemgezinnen niet te willen laten terugkeren in de huidige wijk. Ook Eigen Haard laat geen meervoudige probleemhuishoudens meer toe in de aandachtswijk Overtoomse Veld in Amsterdam. Zowel herhuisvesters uit de wijk als andere
Buurtbewoners in balans | 17
ernstige probleemhuishoudens worden met begeleiding geplaatst in andere wijken.
Buurtkracht: de juiste groepen in de wijk In een gezonde gemeenschap kunnen bewoners kleine problemen prima zelf oplossen, zonder professioneel ingrijpen in de vorm van beheer, handhaving en hulpverlening. De kracht van een buurtgemeenschap hangt van twee factoren af: • Wonen er groepen die zich gebonden voelen aan de buurt? • Zijn die groepen bereid om zich in te zetten voor de buurt en voor elkaar? Een gemeenschap wordt sterk als er voldoende ‘overhebbers’ wonen. Dat zijn buurtbewoners die tijd, aandacht of geld kunnen investeren in hun wijk; overlevers kunnen dat veel minder, omdat de dagelijkse levensfuncties alle aandacht vragen. Overhebbers hoeven niet rijker te zijn dan anderen, maar het zijn mensen die na de directe zorgen om het dagelijks bestaan nog tijd, ruimte, energie of aandacht over hebben voor iets anders. Overhebbers zijn te vinden onder vitale ouderen, hoogopgeleide mensen met creatieve en sociale beroepen en mensen die lichamelijk en geestelijk goed in hun vel zitten. Overhebbers hoeven hun tijd natuurlijk niet in hun eigen buurt te investeren. Daarvoor is buurtbinding nodig. Buurtbinding is vaak tweerichtingsverkeer: mensen die afhankelijk zijn van de kwaliteit van de buurt, hebben er ook belang bij om de buurt goed te houden. Dit geldt vaak voor ouderen, maar ook voor gezinnen met jonge kinderen, mensen met een bedrijf in de wijk of mensen met een eigen woning. Ook mensen die aangeven ‘nog lang in de wijk te willen blijven’ vertonen vaak meer betrokkenheid. Er is ook een groep stedelijke huishoudens die zich uit levenshouding bij de wijk betrokken voelt. Mensen die bewust kiezen voor stedelijk wonen in een gemengde wijk zijn vaak hoogopgeleid en werkzaam in de sociale sector of de cultuursector. Ook zijn er autochtonen en allochtonen die bewust kiezen voor een ‘volksbuurt’. Tenslotte is er de groep, die zich verbonden voelt met de wijk, omdat ze er al lang wonen.
18 | Buurtbewoners in balans
Wijkserviceteam Amersfoort Sinds 2005 zijn er WijkServiceTeams (WST) in de Amersfoortse wijken Liendert/Rusten burg en Kruiskamp/Koppel. Het doel is om het prettig, leefbaar en veilig wonen in deze wijken te ondersteunen. Het klussen is een middel om de bewoners, hulpvragers en buurten zelf voor elkaar in actie te gaan laten komen. Het WijkServiceTeam doet in principe alleen klussen die in één dag uit te voeren zijn. Dit kan zijn schilderwerk, loodgieterswerk, tuinklussen, behangen, kasten/bedden in elkaar zetten, lampen en elektra regelen, enzovoort. Incidenteel komen ook andersoortige klussen voor: spullen vervoeren, inrichtingsadvies en wat maar voorkomt. Het werk wordt uitgevoerd door vrijwilligers en stagiaires onder leiding van ploegleiders die soms technisch, maar altijd ook sociaal onderlegd zijn. Het WST bouwt voldoende tijd in om een luisterend oor voor mensen te zijn en verwijst waar nodig door naar andere hulpverlenende instanties. Het WST wil een spil zijn in het woonservicegebied en werkt ondersteunend naar andere deelprojecten. Het WijkServiceTeam is er voor mensen met een lager inkomen (uit uitkering of werk) die zelf de klussen niet kunnen uitvoeren. Voor het klussen wordt een kleine eigen bijdrage gevraagd.
De bouw van dure woningen is niet perse de juiste strategie om een gezonde buurtgemeenschap te bevorderen. Inkomen is een slechte voorspeller van buurtbinding. Het is natuurlijk wel zo dat hogere inkomens in de wijk zorgen voor een beter draagvlak voor de voorzieningen, omdat hogere inkomens meer te besteden hebben. Maar dit heeft weinig relatie met buurtbinding. Er zijn wel maatregelen die beleidsmakers kunnen nemen om bewoners met aanleg voor buurtbinding in de wijk vast te houden of aan te trekken: de verkoop van woningen, de bouw van goede gezins- en ouderenwoningen en een voorzieningenniveau dat sociaal en cultureel ingestelde mensen aanspreekt.
Buurtkracht: zin om mee te doen Alleen de aanwezigheid van sociaal kapitaal in de wijk is onvoldoende garantie dat het ook gedeeld wordt met zwakkere wijkbewoners. De huisvesting van economisch sterke huishoudens in een verder ‘zwakke’ wijk leidt tot weinig uitwisseling, met een uitzondering voor gezinnen die elkaar wel vaker tegenkomen. Recent Nicis-onderzoek naar de mate waarin zwakke wijkbewoners kunnen meeliften met sterke, laat ook zien dat de uitwisseling van ‘sociaal kapitaal’ niet vanzelf gaat. (Wel neemt de draagkracht voor voorzieningen toe en kan er meer sprake zijn van voorbeeldgedrag.) Het onderzoek is positief over mentorprojecten waarbij bijvoorbeeld HBO-studenten gekoppeld worden aan een jongere leerling.
Actieve ondersteuning door welzijns- of onderwijsinstellingen is daarbij een must. Uit onderzoek naar sociale cohesie is bekend, dat de bereidheid om je in te zetten voor je buurt mede afhangt van de volgende voorwaarden: • De openbare ruimte is schoon, heel en veilig; • Er zijn voorzieningen in de wijk, die niet alleen een formeel aanbod hebben maar ook fungeren als plaats voor signalering en ontmoeting; • Mensen voelen zich thuis en vertrouwd in de wijk; • Mensen kunnen vertrouwen op instanties. Die beloven niets dat ze niet nakomen en zijn snel aanwezig als dat echt nodig is. In de samenstelling van de bevolking moeten er ‘dragers’ zijn. Deze zijn vooral te vinden onder vitale ouderen, gezinnen met jonge kinderen, eigenaar-bewoners en mensen met een onderneming in de wijk. Zorg daarom dat deze groepen er ook wonen.
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Buurtbewoners in balans | 19
3. Buurtbewoners in beeld Aandachtspunten voor data-analyse • Vraag niet alleen naar wensen, maar ook naar feitelijk gedrag: niet ‘wilt u verhuizen’ maar ‘stuurt u regelmatig woonbonnen in’. Daarmee wordt de hardheid van preferenties duidelijk en het geeft handvatten voor beleid; • Sommige cijfers zijn makkelijk te vinden, maar zeggen niet zoveel (wat voor ouderen zijn die 65-plussers: ouderen op een motorfiets of achter een rollator?) • Soms wil je iets graag weten, maar geven mensen er niet graag antwoord op (bijv. besteedbaar inkomen). Durf zo’n probleem aan specialisten voor te leggen: er zijn daarvoor allerlei oplossingen bedacht; • Het gelijktijdig optreden van twee verschijnselen (bijv. veel jongeren en veel criminaliteit) zegt nog niets over oorzaak en gevolg. Laat deskundigen de conclusies trekken (in dit voorbeeld: jongeren zijn landelijk gezien vaker slachtoffer van een misdrijf dan anderen); • Probeer iets te weten te komen over de non-respondenten. Misschien wilde je juist daar meer over weten (voorbeeld: een schriftelijke enquête geeft weinig inzicht in functioneel analfabetisme). • Als mensen zeggen dat ze angstig zijn, kan dat betekenen dat de buurt onveilig is of dat de bewoners onzeker of labiel zijn; • Koester de tegenstrijdigheden en de devianten (extreem afwijkende antwoorden). Het rapportcijfer 7 kan het gemiddelde zijn van 6 en 8 of van 4 en 10. Dat maakt nogal uit voor het beeld van de buurt; • Meten is vergelijken. Vergelijk je een stadswijk nabij het centrum met andere wijken in je stad, of met vergelijkbare wijken uit andere steden? Bedenk dat sommige kenmerken ‘bij een type wijk’ horen: in wijken met meer detailhandel is meestal aanmerkelijk meer criminaliteit.
20 | Buurtbewoners in balans
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
In het vorgie hoofdstuk is beschreven hoe individuele bewoners en groepen steeds op zoek zijn naar de balans tussen draagkracht en draaglast. Nu onderzoeken we wat een balansbenadering betekent voor de analyse van wijken, de diagnose van problemen en de keuze van oplossingen. Bij het opstellen van een wijkplan of actieprogramma wordt meestal de volgende opzet gevolgd:
In een goede analyse krijgen we antwoord op vragen als • Zijn er eigenlijk arbeidsplaatsen voor laaggeschoold personeel? • Wat zijn eigenlijk de oorzaken van taalachterstand (intelligentie of herkomst)? • Wie bieden hier taalles aan? • Wat is de spreektaal op het schoolplein?
Analyse Er zijn verschillende bronnen voor de analyse, die elk hun voordelen en beperkingen hebben. Het is daarom goed, dat ze vaak naast elkaar gebruikt worden. Eventuele verschillen tussen de uitkomsten moeten daarbij gekoesterd worden, omdat ze aansporen om nog beter naar de wijk en de bewoners te kijken.
Analyse Agenda Planvorming Besluitvorming Uitvoering
Om tot effectieve aanpakken te komen, moeten twee stappen worden toegevoegd: Oriëntatie Analyse Diagnose Agenda Planvorming Besluitvorming Uitvoering
Oriëntatie De oriëntatie vooraf is nodig om te weten welke accenten in de analysefase gelegd moeten worden. Een goede voorverkenning zorgt dat álle zaken worden onderzocht die voor een goede aanpak essentieel zijn. Dat is het beste uit te leggen aan de hand van een voorbeeld. Het besef dat er in de wijk veel functioneel analfabeten wonen beïnvloedt de manier waarop onderzoek moet worden gedaan (geen schriftelijke enquête). Een goede oriëntatie vooraf zorgt voor onderzoek dat sprekende cijfers oplevert. Met andere woorden: ‘weten wat je weten wilt’ verbetert de kwaliteit van analyses.
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Wijkanalyses met kwantitatief onderzoek Gemeenten, corporaties en rijksoverheid baseren beleidsbeslissingen vaak op een flinke hoeveelheid cijfermateriaal. Demografische gegevens, leefbaarheids monitoren en veiligheidsindexen vormen daarvoor een belangrijke bron. Ook corporaties hebben steeds meer informatie in huis: mutatiecijfers, klachtenregistratie, woningweigeringen, OZB-waarden. Deze gegevens zijn makkelijk beschikbaar, maar niet altijd geschikt voor besluitvorming. Het is vrij eenvoudig om te ontdekken hoeveel 65-plussers er in een wijk wonen; maar pas als bekend is of dit vitale, Turkse of alleenstaande ouderen zijn is het mogelijk om de juiste woningen of diensten aan te bieden. Een gegeven kan om verschillende redenen geschikt zijn voor besluitvorming: • Het geeft direct aan welk probleem bewoners hebben (bijv. ‘aantal bewoners dat aangeeft moeite te hebben om rond te komen’); • Het geeft direct aan hoe een probleem zich manifesteert (bijv. ‘aantal gevallen van vandalisme’); • Het maakt snel duidelijk welke maatregelen helpen (bijv. ‘aantal indicaties thuiszorg Wmo); • Het laat zien waarom het probleem nu niet opgelost wordt (bijv. ‘vertrouwen in de toekomst van de wijk’).
Naast statistische gegevens vormen leefbaarheidsmonitoren een belangrijke bron van informatie. Anders dan statistische gegevens, die op basis van feitelijke registratie worden verzameld, geven leefbaarheidsmonitoren weer hoe respondenten bepaalde zaken beleven. Het gevoel van veiligheid kan anders zijn dan de werkelijke veiligheid. Leefbaarheidsmonitoren worden gevuld met representatieve steekproeven. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat de worstelende dubbeltjes uit ons voorbeeld wat ondervertegenwoordigd zullen zijn onder de respondenten. Ook speciaal opgezette enquêtes kunnen een beeld geven van de toestand in de wijk. Een goed uitgevoerde enquête vindt plaats onder een deel van de populatie, maar biedt wel de mogelijkheid om algemene uitspraken te doen over aantallen bewoners. Elf gemeenten en een aantal corporaties in de regio van Den Bosch en Waalwijk hebben samen een online woningmarktmonitor gepubliceerd. Hiermee is veel nuttige informatie beschikbaar voor iedereen die in de sector actief is.
Klantenpanels Bij kwantitatief onderzoek is het de bedoeling uit een representatieve steekproef informatie te verzamelen die kan worden ‘omgerekend’ tot uitspraken over heel de bevolking. Kwalitatief onderzoek heeft die pretentie niet. Bij kwalitatief onderzoek wordt een kleine groep informanten uitgenodigd om samen te praten over een onderwerp. Kwalitatief onderzoek kan goed inzicht geven in de beweegredenen van mensen (waarom?) en is geschikt om nuances aan te brengen in informatie (ik wil wel verhuizen, maar alleen als …). Klantenpanels zijn daarom geschikt om beslissers te informeren over de succesfactoren van een ingreep. Soms kunnen de beslissers in een aparte kamer meeluisteren met de discussie in de groep. Het is af te raden om de beslissers direct te confronteren met de deelnemers, omdat de kans groot is dat ze de antwoorden teveel beïnvloeden. Het werken met klantenpanels is een goede aanvulling op brede participatietrajecten met ‘open inloop’. Groepen die vaak ondervertegenwoordigd zijn tijdens inspraakbijeenkomsten (jonge tweeverdieners, studenten, mensen met gezondheidsklachten, ouders Buurtbewoners in balans | 21
van jonge kinderen) kunnen hier vertellen over wat hun bezighoudt.
Gesprekken achter de voordeur In steeds meer steden worden herstructureringsplannen voorbereid middels gesprekken ‘achter de voordeur’. In Deventer bijvoorbeeld zijn er Huisbezoeken plus. Deze gesprekken zijn veelal ontstaan uit de ‘woonwenseninterviews’ die corporaties al langer organiseren. Maar naast de woonwensen is er steeds meer aandacht voor de sociale problematiek van huishoudens. Er zijn al gemeenten en corporaties die deze onderzoeken ook organiseren in woningen die niet gesloopt of gerenoveerd zullen worden. Amersfoort bijvoorbeeld zet in de zwakste wijken de AV-teams in (Aanspreken en Vooruithelpen). De resultaten van deze gesprekken kunnen op twee manieren gebruikt worden: individueel of collectief. De individuele informatie kan helpen om de bewoner door te verwijzen naar hulpverlening en wordt gebruikt om een passende woning te vinden. Informatie uit alle gesprekken samen zou gebruikt kunnen worden als vertrekpunt voor nieuw beleid.
Informatie van sleutelfiguren Een belangrijke bron van informatie vormen de sleutelfiguren in de wijk. Het schoolhoofd, de wijkagent of de buurtconciërge hebben veel inzicht in de problematiek van de wijk. Die informatie kan wel eens wat ‘gekleurd’ zijn: de wijkagent kent weinig jongeren die zich keurig gedragen. Maar door verschillende mensen te spreken en hun informatie aan te vullen met kennis uit andere bronnen kunnen waardevolle gegevens worden verzameld. Sleutelfiguren zijn niet alleen medewerkers van formele organisaties (gemeente, zorg, woningcorporatie). Juist mensen met wat meer afstand tot de overheid kunnen vaak nieuwe informatie aanreiken. In het onderzoek onder arme huishoudens in Almelo bleek de coördinator van het ‘Boodschappenproject’ een informatiebron van onschatbare waarde. In Helmond is een jongerenraad van HBO-studenten gevormd, die niet alleen zelf informatie geven maar ook informeel toegang hebben tot leeftijdsgenoten of tot mensen uit dezelfde etnische groep.
22 | Buurtbewoners in balans
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Kapstokken voor een betere diagnose Een analyse levert goede informatie, maar nog niet altijd inzicht in de samenhang tussen verschijnselen en problemen. Als een patiënt ‘pukkeltjes’ heeft, helpt soms een zalfje, maar soms ligt de oorzaak dieper. In de praktijk van stedelijke vernieuwing wordt niet altijd genoeg tijd genomen voor een goede diagnose. Er is vaak druk om snel met oplossingen te komen. Maar het is niet goed mogelijk om de meest effectieve aanpak te bepalen als de onderliggende oorzaak van schooluitval, overlast, een hoge mutatiegraad of een tegenvallende verkoop van woningen niet duidelijk is. De gedeelde-oorzaaktheorie en het balans model geven geen kant-en-klare recepten voor oplossingen, maar ze bieden wel kapstokken om de kwaliteit van sociale agenda’s te verbeteren.
Oorzaak en gevolg Het tegelijkertijd optreden van twee verschijnselen in één wijk, betekent niet dat het ene probleem het andere veroorzaakt. Als de molen draait, wappert ook de vlag. Uit landelijk leefbaarheidsonderzoek is geconstateerd, dat wijken met een grote allochtone populatie vaak ook de wijken met de meeste leefbaarheidsproblemen zijn. Er zijn daarvoor diverse verklaringen te bedenken. De concentratie van alloch-
tonen kan een oorzaak zijn voor leefbaarheidsproblemen. Maar het is even goed denkbaar dat in de minst gewilde wijken alleen de groepen met de laagste inkomens nog terechtkomen, en allochtonen zijn in die groep oververtegenwoordigd. Wie te snel conclusies trekt, loopt het risico een ‘symptoom’ te bestrijden en de oorzaak ongemoeid te laten.
De opbrengst van een goede diagnose Een goede diagnose levert informatie die essentieel is voor de volgende fasen. Dat geldt zowel bij het bepalen van de beste aanpak op individueel niveau als bij het kiezen van maatregelen voor grotere gemeenschappen. Op individueel niveau kan de informatie uit gesprekken achter de voordeur worden gebruikt voor het bepalen van de voor de bewoner meest geschikte biotoop. Wat is voor deze persoon een geschikt huis? In welke gemeenschap zal hij zich thuis voelen? Welke professionele ondersteuning is daarbij nodig? Indien herhuisvesting of tijdelijke huisvesting nodig is, kan de informatie over draaglast en draagkracht gebruikt worden om te bepalen: • hoe we met deze bewoner en zijn huis genoten moeten communiceren; • welke eisen we moeten stellen aan de nieuwe woning en woonomgeving; • of we extra aandacht moeten besteden aan het behoud van informele netwerken (samen met de buren naar een nieuwe
Tips voor een goede diagnose: • Maak een zorgvuldige anamnese: breng alle symptomen in beeld zonder vooraf al een conclusie getrokken te hebben. • Test conclusies door ze op andere situaties toe te passen: als we denken dat dit jongerencentrum de bron van overlast is, hoe zit dat dan met jongerencentra elders? Treden daar dezelfde verschijnselen op? • Stel een ‘theory of change’ op: maak samen met specialisten een theorie over de mogelijke oorzaken en benoem kenmerken van daarbij horende oplossingsstrategieën. • Relativeer je eigen enthousiasme en goede bedoelingen: zou een nieuw schoolgebouw echt tot daling van schooluitval leiden? Waarom dan? • Bedenk dat aanbieders altijd geneigd zijn naar hun eigen aanbod terug te redeneren: wij van WC-eend adviseren WC-eend. • Geef de doelgroep een gezicht: wat zou Hamed hieraan hebben? En tante Sjaan?
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
VMBO-MBO Een goed voorbeeld van de waarde van een zorgvuldige diagnose is te zien in het onderzoek dat Pieter Winsemius en anderen uitvoeren naar de oorzaken van schooluitval. Uit vele gesprekken met docenten, hulpverleners, jongeren en ouders in Rotterdam is gebleken hoezeer veel jongeren worstelen met het vinden van de balans in hun leven. Met name de overgang van de kleinschalige VMBO-scholen naar de grootschalige MBO-scholen (ROC’s) is voor wankele jongeren heel moeilijk. De diagnose leidt tot heel verschillende ideeën over oplossingen, die soms ver afwijken van de reguliere systemen. Voor sommige jongeren wordt het mogelijk om een aantal jaren langer in het VMBO te blijven, maar daar wel het diploma te halen waarvoor anderen naar het ROC gaan. Het directe contact met vertrouwde docenten in een school die in de eigen wijk ligt, biedt ze de stabiliteit die ze in een regionaal opleidingscentrum zouden missen.
• •
•
•
plek, of juist niet); welke ondersteuning nodig is bij de verhuizing; welke ondersteuning nodig is bij het ‘inburgeren’ op de nieuwe plek (nieuwe school, andere huisarts, nieuwe sociaalculturele activiteiten); wat de bewoner ‘bijna’ zelf kan, maar met enige begeleiding beter wordt uit te voeren; welke vorm van monitoring nodig is.
Ook voor collectieve ingrepen is een goede diagnose belangrijk. Welke problemen hebben de meeste impact op de bewoners? Welke problemen zijn het meest basaal voor de wijk? Welke problemen zitten de oplossing van andere problemen in de weg?
Buurtbewoners in balans | 23
Een aanpak is werkzaam omdat het herstelt wat kapot is. Een lekke band repareer je met een plakkertje dat het gaatje afdekt. Je moet dan wel precies weten waar het lek zit. In de stedelijke vernieuwing is dat niet altijd eenvoudig. Neem het voorbeeld van schooluitval. Stopt iemand met school omdat de school niet het goede aanbod heeft? Omdat hij twijfelt of zijn startkwalificatie hem wel een goede toekomst biedt? Omdat hij zelf te weinig talent heeft voor zijn opleiding? Heeft hij psychische problemen? Wordt hij gepest? Heeft hij schulden? Is er een probleem met zijn ouders? Zijn die ziek, getraumatiseerd, arm, in de war? Of is het van alles een beetje? Weten waar het lek zit is de absolute voorwaarde voor een succesvolle reparatie. Dat is een kwestie van lokaal maatwerk. Aarzel niet om daarbij de specialist in de schakelen. Orthopedagogen, GGZ-artsen, armoedespecialisten, onderwijskundigen of criminologen kunnen – en willen vaak – helpen om scherp te krijgen wat de cruciale factor is in een probleem. Recent onderzoek naar de effectiviteit van zwarte scholen laat zien, dat de docenten er – begrijpelijkerwijs – sterk gericht zijn op de problematiek van kinderen. Veel ouders hebben het gevoel dat ze niets goeds kunnen doen, en hebben daardoor weinig bereidheid om op school mee te helpen. Het ‘gaatje’ is in dit geval het zelfvertrouwen van de ouders; scholen die veel tijd steken in positieve signalen naar de ouders heb24 | Buurtbewoners in balans
Zelfgenezend vermogen: zelfzorg Een pilletje kan helpen tegen hoofdpijn. Minder drinken ook. In een goede anamnese kijkt de arts naar factoren in het gedrag van de patiënt die de kwaal kunnen verklaren, veroorzaken of versterken. Soms is het nodig om het zelfgenezend vermogen wat extra energie en ruimte te geven. Vroeger naar bed of extra vitamines helpen daarbij. Ook in de stedelijke vernieuwing kunnen we dankbaar gebruik maken van de kracht van buurtbewoners. Een gezonde gemeenschap van wijkbewoners kan best een probleem oplossen. Bewoners die zich sterk en veilig voelen, willen zich graag inzetten voor de buurt of de buren. Sluit daarom bij de analyse en aanpak van een probleem vooral aan bij de fysieke en sociale omgeving van het huishouden met het probleem. In die omgeving ligt soms een deel van de oorzaak van het probleem of factoren die het probleem versterken (hoofdpijn en een drukke weg, angst voor een agressieve man). Maar we kunnen er vaak ook een deel van de oplossing vinden: een buurvrouw die kan helpen oppassen, een buurthuis waar lotgenoten ontmoet kunnen worden. Essentieel bij ‘zelfzorg’ is, dat we aansluiten bij het eigen beeld dat de bewoner heeft van zijn probleem (en van zijn mogelijkheden om het op te lossen). Want die zal maximaal
analyse
aanpak
Context: de fysieke omgeving Wie in een ‘gewone’ wijk problemen heeft kan daarmee terecht bij ‘gewone’ instellingen met een aanbod. In aandachtswijken is de context anders. Enerzijds kan extra dreiging uitgaan van verloedering, sociale problematiek en onrust over de toekomst; anderzijds biedt de aanpak van de fysieke omgeving extra instrumenten om problemen aan te pakken. Laagland’advies heeft daarvoor het biotoopmodel ontwikkeld: groep
toop
Werkzaam bestanddeel: lokaal maatwerk
gemotiveerd zijn om iets aan te pakken als hij zelf ook vindt dat dit probleem opgelost moet worden.
individu
gewilde wijk
geschikt huis
gezonde gemeenschap
gelukkig mens
-
Wat maakt dat een recept werkt? Het is goed om jezelf die vraag te stellen aan de vooravond van grote investeringen. Er zijn drie kenmerken van een succesvolle behandeling met medicijnen: • Het medicijn bevat een werkzaam bestanddeel dat ingrijpt in de kern van het probleem; • Het medicijn versterkt het zelfgenezend vermogen van een organisme; • Het medicijn wordt toegediend binnen een context van flankerende maatregelen. Werkzaam bestanddeel, zelfgenezend vermogen, context: niet alleen in de medische wereld, maar ook in de stedelijke vernieuwing belangrijke aspecten.
ben een belangrijk deel van de remedie in handen.
bio
Effectiviteit van maatregelen
Z
Ziek
Welke ziekte ziet de professional? Wat is volgens beslissers het probleem?
E
Eigen beeld
Wat is volgens de doelgroep het probleem? Welke kansen zien ze? Wat is hun reikwijdte?
L
Leefwereld
Welke sociale omgevingsfactoren beïnvloeden het gedrag? Wie versterken het probleem, wie helpen het op te lossen?
F
Fysieke omgeving
Welke fysieke omgevingsfactoren beïnvloeden het gedrag?
Z
Zelfgenezing
Wat kan de doelgroep zelf doen om het probleem aan te pakken? Waar zit hun kracht en wat is er voor nodig om die te benutten?
O
Ontzorgen
Hoe kan direct optreden door de professionals het probleem verminderen of oplossen?
R
Regisseren
Hoe kan de corporatie/gemeente invloed uitoefenen op anderen, zodat die ‘de goede dingen’ doen?
G
Gezond
Hoe vieren we het resultaat? Wie mag beloond worden? Wat levert het ons op?
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
De plek (topos) om te leven (bios) heeft veel invloed op de balans van bewoners en op hun kansen om zich te ontwikkelen. De fysieke omgeving heeft dus invloed op het sociale klimaat, zowel op individueel als op collectief niveau. Dit betekent dat fysieke problemen sociale problemen kunnen versterken, maar ook dat een fysieke aanpak een heel belangrijke bijdrage aan de oplossing van sociale problemen kan leveren. Door grootschalige sociaal-fysieke experimenten zoals de Bijlmermeer zijn veel beslissers daar wat sceptisch over geworden. Maar op het schaalniveau van woning, blok en buurt is met verstandige fysieke maatregelen heel veel goeds te doen. Een goede fysieke omgeving helpt bij het vinden van balans en biedt bewoners kansen. Balans vraagt om de klassieke drie R’en: rust, reinheid en regelmaat. Misschien hoort daar nog bij: ruimte, respect en relaties. Corporaties en gemeenten kunnen mensen niet gelukkig maken, ze kunnen wel de condities scheppen waarmee het iets makkelijker wordt om gelukkig te zijn. Een goed gebouwde en goed onderhouden omgeving met veilige routes en aantrekkelijke ontmoetingsplekken biedt vaste grond voor onzekere mensen. Ook wie mensen kansen wil bieden kan de ‘topos’ gebruiken om mensen vooruit te helpen: • In een wat ruimere, verwarmde schuur kan het eerste bedrijf gestart worden; • Een grote kamer en een internetaansluiting maken huiswerk maken iets makkelijker; • Werkruimten in de wijk bieden een ontmoetingsplek voor scholieren, zelfstandigen zonder personeel of mensen die willen klussen of sleutelen.
Stedelijke vernieuwers kunnen daar een voorbeeld aan nemen. Wat is de bijsluiter van de gezinscoach of van het Johan Cruijffveldje? Of denken we dat er geen bijwerkingen en contra-indicaties zijn? Het is niet altijd makkelijk om in de politieke arena open te zijn over nadelen en alternatieven. Er is immers het risico dat voorstellen sneuvelen. Aan de andere kant: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Een ‘bijwerking’ die bijzondere aandacht vraagt is het effect van een recept voor de moeder op haar kinderen: ‘Dit medicijn mag niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap’. In de wijkaanpak zou de bijwerking van maatregelen op de kinderen in het gezin veel zwaarder moeten worden meegewogen. Wat betekent een gedwongen verhuizing voor het schoolleven van de kinderen? Wat is het effect van sollicitatieplicht? Te weinig openheid over nadelen kan er ook toe leiden dat alternatieven niet verder worden onderzocht. Een risico van de populariteit van de Brede School is dat het denken over andere manieren om basisscholen te verbeteren lijkt stil te staan. Gelukkig zijn er vanuit het onderwijs zelf initiatieven om het onderwijs anders te organiseren.
Bijwerkingen en alternatieven Elk medicijn wordt geleverd met een bijsluiter. In de bijsluiter is te lezen: • waarvoor het wel helpt; • in welk geval het niet moet worden voorgeschreven (contra-indicatie); • mogelijke bijwerkingen; • ongeschikte combinaties met andere middelen; • maximale gebruiksduur. Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Buurtbewoners in balans | 25
26 | Buurtbewoners in balans
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Onderwijs anders, diverse locaties In de stedelijke vernieuwing is de Brede School ongekend populair. Vanuit het onderwijs zelf zijn er veel initiatieven om het onderwijs zelf ook anders te organiseren. Het PO Platform Kwaliteit en Innovatie (Primair Onderwijs) heeft goede voorbeelden verzameld op www. schoolaanzet.nl. Hoewel lang niet voor alle innovaties een ander gebouw nodig is, zijn er ook op dit vlak interessante ontwikkelingen. Op de Silvester Bernadetteschool in Helmond krijgen alle bovenbouwgroepen les in een lokaal met een aparte zolderkamer. Hier kunnen kinderen in stilte lezen en werken, terwijl het beneden wel eens wat rumoerig is door groepsopdrachten. Op Hof ter Weide in Utrecht is elk lokaal geheel anders ingericht (functiespecifiek). Er is een blauw lokaal waar de kinderen kunnen lezen, schrijven en werken aan taal. Het groene lokaal is om te rekenen of te werken aan wereldoriëntatie. In het gele lokaal vind je de techniekhoek, de timmerhoek en de knutselhoek en het rode lokaal is ingericht voor dramatische vorming. De kinderen zitten in gemengde groepen en kunnen kiezen uit de verschillende lokalen om in te werken. Op de Sjalomschool in Zaandijk, een school voor speciaal onderwijs, wordt met ateliers gewerkt. Leerlingen verdelen zich enkele malen per dag over ateliers of themalokalen, zoals het kookatelier, creatieve atelier, natuuratelier of techniekatelier. De werkwijze is bedoeld om leerlingen hun plek in de maatschappij te laten vinden en ze te motiveren om te leren. Daarnaast is het bedoeld om kinderen successen te laten ervaren.
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Buurtbewoners in balans | 27
4. De agenda voor wijk en bewoners De prioritering van problemen is niet eenvoudig. Dat blijkt uit de heel verschillende keuzes die woningcorporaties daarin maken. De ene richt zich op leefbaarheid en veiligheid, een andere op het bieden van ontwikkelingskansen en de derde op de opvang van drop-outs. Soms zijn die verschillen terug te voeren op verschillen in verzorgingsgebied (de ene wijk heeft andere problemen dan de andere), maar vaak spelen overtuigingen van beslissers daarbij een rol. Daar hoeft niets mis mee te zijn. Een corporatie kan ook niet alles oppakken. Een transparante afweging vergroot de kans op succes en samenwerking. Er zijn heel verschillende redenen voor corporaties om problemen in wijken aan te pakken. Het is zeer legitiem als een corporatie zelf – in overleg met belanghouders – een keuze maakt. Ook kan hierover met de bewonersvertegenwoordiging worden gesproken. Daarbij moet worden aangetekend, dat dit geen meerderheidsbeslissing hoeft te zijn. Overlast treft veel meer bewoners dan het individuele lijden van mensen met een chronische ziekte. Laat hun belang niet ‘wegstemmen’.
28 | Buurtbewoners in balans
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Het is een goed gebruik om bij de start van de aanpak van een wijk doelen te stellen. Er is de laatste jaren sterk op aangestuurd om die doelstellingen ‘smart’ te maken: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden. ‘Smart’ geformuleerde doelstellingen zijn populair bij bestuurders, omdat ze het bijsturen en toetsen van resultaten mogelijk maken. Wie de inzet van publieke middelen moet verantwoorden, wil dat graag transparant kunnen doen. Er wordt recentelijk steeds vaker gewezen op de schaduwzijde. In Aanval op de Uitval bleek dat de targets van gespecialiseerde professionals er soms toe leiden dat zij geen dingen meer doen die buiten hun opdracht vallen, ook al zijn die wel hard nodig. Minstens zo belangrijk is de vraag: wat is het effect van een doelstelling op de doelgroep? Een goede doelstelling is passend en spannend. Het heeft geen zin om een doel te formuleren als dat al bereikt is, maar een onhaalbaar doel heeft ook geen zin. Pas dat eens toe op een populair doel in de sociale sector: het bevorderen van zelfredzaamheid. Zo’n doelstelling heeft alleen zin als we denken dat mensen die het ‘nog niet’ zijn, het wel kunnen worden.
De BAR-code Wie een doelstelling formuleert, moet zich eerst afvragen of deze aansluit bij de beginsituatie, de ambitie en de reikwijdte van de doelgroep. Voor doelen in de stedelijke vernieuwing kan de BAR-code daar goed bij helpen. B: A: R:
Beginsituatie: wat kan deze bewoner al, wat heeft hij eerder gedaan? Ambitie en attitude: waar wil deze bewoner uitkomen, wat wil de bewoner bereiken? Reikwijdte: wat is voor deze bewoner haalbaar?
Let op, dat de BAR-code van de klant gelezen moet worden, niet die van de beslissers! Niet: zijn ‘wij’ als beslissers in staat om vijfhonderd inburgeringstrajecten aan te bieden, maar zijn ‘zij’, de deelnemers, in staat om (als analfabeet met een IQ van 85) Nederlands niveau 2 te leren? Natuurlijk komt de vraag naar de uitvoerbaarheid van het aanbod daarna ook aan de orde. Maar Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Kunnen ambitieuze doelen kwaad? • De kans op het halen van de doelen is kleiner als de doelgroep er zelf niet voor gemotiveerd is; • De kans dat publieke middelen verkeerd gebruikt worden is groot als doelen onhaalbaar zijn; • De energie die de doelgroep moet steken in het nastreven van een te ‘spannend’ resultaat kan niet aan meer haalbare doelen worden besteed; de draagkracht kan er dus onder lijden; • Langdurig ‘op je tenen lopen’ is riskant voor de gezondheid. Te hoge ambities in het werk, maar ook in de combinatie van werk en zorg leiden vaak tot stress, uitval en uiteindelijk burn-outs. Het is maar de vraag of de Nederlandse economie zit te wachten op mensen die een opleiding ‘boven hun macht’ hebben gevolgd, zeker als dat niet tot een diploma heeft geleid. De internationale concurrentiepositie van Nederland wordt veel sterker met een goed contingent laag opgeleide, stabiele werknemers in dienstverlening, onderhoud, zorg, horeca en detailhandel. Kortom, we hebben dubbeltjes en kwartjes nodig, waarbij we elk muntje op juiste waarde schatten en waarderen. Ieder moet de kans krijgen en gestimuleerd worden te presteren naar eigen kunnen, maar niet ieder dubbeltje móet per se een kwartje worden.
eerst moet gekeken worden wat passend en spannend is voor de doelgroep. Weet waarom iemand de verkeerde dingen doet: • onkunde: vaardigheidstrainingen kunnen helpen (of, als de reikwijdte te klein is, neem taken uit handen); • onwetendheid: geef informatie; • onmacht (te weinig draagkracht, teveel draaglast): probeer een deel van de zorgen weg te nemen; • onwil: probeer het met beloning of straf; • een schreeuw om aandacht: geef die op een positieve manier; • moedwillig verzet: ontdek waartegen (of geef lik op stuk).
Een wijkagenda voor ‘wankele’ bewoners Een wijkagenda beschrijft in vrij algemene termen welke resultaten de betrokken partijen op de lange termijn willen behalen in een wijk. De agenda is daarmee te onderscheiden van het wijkprogramma: dit beschrijft de concrete maatregelen die genomen moeten worden binnen een bepaalde tijd en een vastgesteld budget. Voor elke wijk moet een eigen agenda geschreven worden. Het is maar beperkt mogelijk om daarvoor algemene richtlijnen
te geven. Een goede agenda sluit immers aan bij de problemen en kansen die uit de analyse zijn gebleken. In veel wijken is ervoor gekozen om een agenda per ‘pijler’ op te stellen. Er is dan een aparte ‘sociale agenda’. Die sociale agenda is meestal sterk gericht op de kwetsbare groepen in de wijk. Tegelijkertijd is er dan een fysiek programma (vervanging van goedkope woningen door duurdere huur en koop) dat zich wat meer op de sterke groepen richt. Het is de vraag of die verdeling effectief is. Middengroepen kopen geen huis in een wijk waar het sociale klimaat ze niet bevalt; en het is jammer als fysieke maatregelen niet mede worden ingezet om de balans van zwakkere huishoudens te versterken en ze kansen te geven. Het in deze brochure geïntroduceerde balansmodel kan een goed aanknopingspunt vormen voor de wijkagenda. Om de balans tussen draagkracht en draaglast te herstellen, kunnen we drie hoofdrichtingen kiezen: • het verminderen van de individuele draaglast (ontzorgen); • het vergroten van de individuele draagkracht (versterken); • het versterken van de buurtkracht (samenbrengen). Buurtbewoners in balans | 29
Opgave 1: Draaglast verminderen De draaglast wordt minder door direct te werken aan datgene dat mensen zorgen baart. Eerder zagen we dat geld-, kop-, zorgen buurtzorgen het leven van veel mensen knap ingewikkeld maken. Stedelijke vernieuwing biedt, zowel in de fysieke als de sociale en de economische pijler volop mogelijkheden om dergelijke zorgen direct te verminderen. Het verminderen van draaglast op het ene terrein geeft ruimte voor zelfredzaamheid op andere terreinen. We noemen dit ‘ontzorgen’. In de publieke opinie heeft ‘ontzorgen’ soms een bijklank van pamperen, van mensen in de watten leggen. Als een goede analyse is uitgevoerd (ook achter de voordeur) en een goede diagnose is gesteld, is het risico op overmatig bemoederen niet zo groot. Als het huishouden aangeeft wat het zelf wel kan en wil, kunnen goede oplossingen worden gezocht voor de lasten die het zelf niet kan dragen. Het is voor velen de vraag of je de aanpak van persoonlijke problemen in een wijkagenda moet opnemen. In Amersfoort is overwogen kinderen uit aandachtswijken gratis te laten sporten. Maar is dat eerlijk voor kinderen uit arme gezinnen in andere wijken? In dit geval is het misschien beter
30 | Buurtbewoners in balans
als maatregelen voor bewoners van alle wijken gelden. Ook als de zorgen niet exclusief in één wijk voorkomen, kan draaglast een thema zijn voor de wijkagenda: • Zijn er ‘zorgen’ die direct door de wijk veroorzaakt of verergerd worden? • Zijn er ontwikkelingen in de wijk die een goede kans bieden om zorgen weg te nemen (bijv. de komst van een nieuwe voorziening, de bouw van nieuwe woningen)? • Leidt het proces van herstructurering tot extra zorgen: een ongeplande verhuizing, nieuwe buren, bouwverkeer? • Als veel bewoners al een forse draaglast hebben, dan is het wellicht verstandig om op andere terreinen niet teveel ambitie te hebben. • In deze gevallen is het zeer legitiem en wenselijk om extra aandacht te besteden aan de zorgen van bewoners. Voor ‘wankele’ wijkbewoners biedt de vernieuwing van hun leefomgeving wellicht kansen, maar er zijn ook reële risico’s dat ze er onder te lijden hebben: • participatie: een ‘open planproces’ biedt veel mogelijkheden voor mondige bewoners om mee te denken over hun
wijk, maar biedt voor mensen die toch al ‘bezorgd’ zijn vaak te grote onzekerheid; • accommodaties: de bouw van betere voorzieningen voor zorg en opvoeding bieden kansen voor mensen met ‘zorgzorgen’, maar nieuwbouw heeft soms een schaal en uitstraling waardoor ze zich er weinig thuis voelen. Herstructurering kan soms leiden tot grote wisselingen in de populatie van schoolklassen; • sloop en nieuwbouw: een verhuizing kan met name in gezinnen veel onrust veroorzaken, en ook leiden tot onvoorziene kosten.
Opgave 2: Individuele draagkracht vergroten Intelligentie, sociale vaardigheden, zelfvertrouwen en gezondheid laten zich niet zomaar op wijkniveau verbeteren. Sterker nog, in een aantal gevallen zijn ze überhaupt nauwelijks te beïnvloeden. We zullen het er dan ‘mee moeten doen’ dat iemand een laag IQ heeft of chronisch ziek is. In de wijkagenda is inzicht in de individuele draagkracht in eerste instantie vooral nodig om verwachtingen te temperen. ‘Vijftig procent van de werklozen aan het werk’ is waarschijnlijk geen haalbare kaart.
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Een gebiedsgerichte aanpak biedt ook mooie kansen om extra te werken aan sociale vaardigheden, zelfvertrouwen en gezondheid. Juist op wijkniveau kunnen sport- en cultuurprojecten, verhalenwedstrijden, buurtfeesten of cursussen een bijdrage leveren aan de versterking van sociale vaardigheden en zelfvertrouwen. Ook als de wijk verandert, kunnen mensen zich er thuis blijven voelen. Betrokkenheid bij de veranderingen, de mogelijkheden om eigen keuzes te maken, een aansprekende architectuur van voorzieningen of woningen en een herkenbare en aantrekkelijke openbare ruimte helpen mensen om te aarden in hun wijk. Maar vernieuwing kan de draagkracht ook aantasten. De komst van nieuwe buurtbewoners uit hogere milieus kan het zelfvertrouwen schaden of tot jaloezie leiden. Het verdwijnen van herkenbare ‘eigen’ voorzieningen is ook niet prettig. Voor mensen met gezondheidsklachten is een wijk ‘op de schop’ vaak een extra hindernis.
Opgave 3: Gemeenschappen sterker maken Ook op groepsniveau speelt de balans tussen draagkracht en draaglast een rol. Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
In de wijkagenda kunnen doelen opgenomen worden die de ‘buurtbalans’ versterken. Te denken valt aan: • het vergroten van de aanwezigheid van ‘sociaal sterke’ personen (door het vasthouden en aantrekken van de overhebbers); • het vergroten van de bereidheid van ‘overhebbers’ om zich in te zetten in de wijk; • het verkleinen van de kans op ‘afhaken’. Voor het versterken van de wijkgemeenschap zijn zowel de huidige bewoners nodig als een instroom van ‘sterke’ bewoners. De opgave is het aantrekken van sterkere nieuwkomers te promoten, zonder de huidige bewoners het gevoel te geven dat zij ‘te min’ zijn. Daarom moet al in de analysefase worden meegenomen dat ‘nieuwkomers’ een rol kunnen spelen in de toekomst van de wijk.
dan nu. Maar mensen buiten de wijk gaan niet naar een inspraakavond over een wijk waar ze mogelijk pas over zes jaar gaan wonen. Hoe los je dat op?: • (collectief ) particulier opdrachtgeverschap: meepraten is gekoppeld aan de garantie dat je er ook echt gaat wonen, in een ‘zelf’ ontworpen huis; • aandacht voor high potentials uit de wijk: misschien woont de toekomstige midden klasse nu al in de wijk; • nieuwkomers een gezicht geven: houd video-interviews met woningzoekenden uit de gewenste doelgroepen en bespreek die met de huidige bewoners en beslissers. Op welke kwaliteiten is deze wijk ‘te verkopen’ aan de toekomstige woningzoekende?
Nieuwe buren betrekken bij de planvorming De plannen voor de nieuwe wijk worden altijd gemaakt in samenspraak met de men sen die er nu wonen. Daar schuilt een lastig dilemma, want vaak wonen de huidige bewoners straks niet meer hier, of is het de bedoeling om de wijk echt anders te maken Buurtbewoners in balans | 31
5. De instrumenten van gebiedsgericht beleid
32 | Buurtbewoners in balans
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Hoe noodzakelijk de analyse, de diagnose en de agenda ook zijn, uiteindelijk gaat het erom problemen aan te pakken. Een sociaal-fysieke wijkaanpak is erop gericht wijken beter te maken en bewoners een beter leven te geven. Er zijn recentelijk vraag tekens gesteld bij de toegevoegde waarde van een wijkgerichte benadering. Veel sociale problemen zijn niet gebonden aan de wijk en worden er niet door veroorzaakt. Ook op het platteland komen armoede en schooluitval voor. Deze problemen kunnen op allerlei manieren worden aangepakt. Met generiek beleid, bijvoorbeeld belastingmaatregelen of voorlichtingscampagnes. Met stedelijke en regionale voorzieningen, zoals uitkeringen of jeugdzorg. En mensen die hulp zoeken bij problemen of die zichzelf willen ontwikkelen hebben op internet steeds meer keus. Ook commerciële dienstverleners ontwikkelen laagdrempelig aanbod (zie bijvoorbeeld www.hema-online leren.nl). Wat voegt de wijkaanpak daar nog aan toe? In bijgaande tekening wordt de wijk voor gesteld als een samenspel van drie ‘omgevingen’, met de wijkbewoner in het middelpunt. Het is mogelijk via die omgevingen wijkbewoners te ontzorgen, versterken en samenbrengen. Voorwaarde is wel dat je iedereen die deel uitmaakt van een of meer omgevingen serieus neemt. Kies dus voor participerende benaderingen.
De professionele omgeving Er zijn in onze verzorgingsstaat duizenden professionals die een bijdrage leveren aan de balans en de kansen van mensen. Ook als ze niet op wijkniveau opereren, kan hun invloed op wijken groot zijn. Ons juridisch systeem heeft invloed op de veiligheid van wijken, financieel beleid beïnvloedt de financiële ruimte van buurtbewoners. Maar de wijkprofessional heeft een bijzondere positie in het leven van bewoners.
De sociale professional Veel wijkagenda’s en wijkactieplannen staan vol maatregelen die door sociale professionals worden uitgevoerd. Opvoedproblemen worden aangepakt met opvoedcursussen of gezinsondersteuning, arbeidsmarktpro blemen met extra begeleiding en opleidingen. Deze ondersteuning is vaak ‘versterkend’ van karakter: ze zijn gericht op het verbeteren van de zelfredzaamheid van bewoners. Juist op buurt- en wijkniveau zouden professionals vaker kunnen kiezen voor het ‘ontzorgen’. Er zijn situaties waarin gezinnen zeer geholpen zouden zijn met een maaltijdvoorziening, zoals die voor ouderen wel gebruikelijk is. In de literatuur verwijzing staan voorbeelden van het direct verminderen van kop-, geld-, zorg- en buurtzorgen.
sociale omgeving
wijk bewoner fysieke omgeving
In de sociale sector treedt nog wel eens het WC-eend effect op (naar de reclame: wij van WC-eend adviseren WC-eend). Sociale professionals kennen vooral hun eigen werksoort en zullen die vaak ook adviseren. Scholen bedenken projecten tegen schooluitval, het opbouwwerk zet in op meer opbouwwerk. Opdrachtgevers doen er goed aan regelmatig advies te vragen aan specialisten zonder belang in de uitvoering. Soms ligt een inzet van een reclasseringsspecialist misschien meer voor de hand dan die van een opbouwwerker; soms is een orthopedagoog nodig en zal de algemeen maatschappelijk werker niet over de juiste methodiek beschikken.
Andere professionals professionele omgeving
• De fysieke omgeving – woning, blok, plein, buurt, wijk – biedt een basis voor veiligheid, vertrouwen en eigenwaarde en kan ruimte bieden aan persoonlijke ontwikkeling. • De professionele omgeving is op wijkniveau vaak anders dan op stedelijk niveau. Er zijn nauwe relaties tussen professionals die in de wijk allemaal een beetje ‘allrounder’ zijn. De onderwijzer is ook ‘hulpverlener’. • De informeel-sociale omgeving biedt ondersteuning in het dagelijks leven. De ‘lease’-oma, de kaartclub, de schoffel-opa en de oppas-buuf helpen mensen hun leven op de rails te houden.
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Daarnaast zijn er ook andere manieren om de inzet van professionals in wijken effectiever te maken. Veel werkers in de buurt zien al in een heel vroeg stadium problemen ontstaan en zijn vaak ook in staat om er direct iets aan te doen. Op buurtniveau zijn veel professionals ‘allrounder’: de onderwijzer is ook een beetje opvoedingscoach, psycholoog of budgetvoorlichter. In een aantal wijkactieplannen worden nieuwe professionals geïntroduceerd, die vooral als bruggenbouwer tussen die al aanwezige werkers gaan fungeren. In andere plannen worden faciliteiten geschapen waardoor de sociale professionals elkaar beter kunnen informeren. Vaak wordt daarbij ook gekozen voor gezamenlijke huisvesting, bijvoorbeeld in de Centra voor Jeugd en Gezin. Ook deze netwerken zijn vaak sterk gericht op het versterken van de zelfredzaamheid van mensen met een probleem, bijvoorbeeld door therapeutische gesprekken en training. Lasten en zorg wegnemen is hier de uitdaging.
Hoewel de sociale professional de eerste is die in beeld is als het gaat om sociale vraagstukken, zijn er soms anderen aan zet. Zorgen kunnen het gevolg zijn van het beleid op heel verschillende terreinen. Schuldenproblematiek kan zijn ontstaan door administratieve fouten of door conflicterende regels tussen verschillende diensten of overheden. De wijkagent kan ouders helpen bij opvoedproblemen door direct bij te dragen aan een ander gedrag van de kinderen. Veel ouders ervaren het Buurtbewoners in balans | 33
als een onmisbare steun als instellingen helpen hun kinderen binnen de lijnen te houden. Ook woningcorporaties kunnen direct invloed hebben op de balans tussen draagkracht en draaglast van bewoners. Er zijn diverse mogelijkheden: • aandacht voor besteedbaar inkomen (huurprijs, energie, gezamenlijke inkoop); • toewijzen geschikte woningen in een gewilde buurt; • handhaven bij overlast (ter bescherming van bezorgde buren); • positieve communicatie gericht op zelfvertrouwen en zelfbeeld; • een buurtconciërge geeft niet alleen praktische hulp, maar ook een luisterend oor en het gevoel dat je op iemand kunt rekenen; • een bijdrage in het buurtfeest versterkt de samenhang; • stageplaatsen in het beheer vergroten de betrokkenheid bij de leefomgeving; • een goede bewonerscommissie vergroot de ‘buurtkracht’; • voorzieningen in en om de woning: breedband, traplift; • bemiddeling in de contacten met andere professionele instellingen.
De informele sociale omgeving Veel ‘wankele’ bewoners hebben een probleem dat te licht is voor de professionele hulpverlening, maar toch veel gevolgen heeft voor de levenskwaliteit. Joke van der Zwaard heeft laten zien hoe Rotterdamse bijstandsmoeders elkaar overeind houden door samen inkopen te doen en voor elkaars kinderen te zorgen. Er zijn in Nederland buurten met een hechte gemeenschap, waar bewoners elkaar in balans houden. In sommige gevallen zal die gemeenschap stijging ontmoedigen (‘doe maar gewoon’), maar zonder een veilige thuisbasis is het ook niet makkelijk om carrière te maken in onderwijs en arbeidsmarkt. Er is de laatste jaren veel aandacht voor ‘sociaal kapitaal’. Er lijkt een positieve relatie te bestaan tussen geestelijke stabiliteit en sociaal kapitaal in de wijk: in een wijk met culturele en maatschappelijke overhebbers ontstaan minder spanningen. 34 | Buurtbewoners in balans
Het is hierbij niet eenvoudig om oorzaak en gevolg te onderscheiden. Hoe het zit met de ‘balans’ van zwakkere bewoners in gemengde buurten is niet helemaal duidelijk. Onderzoek van Wim Veling over psychoses bij allochtonen in Den Haag toont aan, dat een allochtoon in een overwegend witte buurt een veel grotere kans heeft op een psychose dan een allochtoon in een zwarte buurt. Mensen kunnen uit balans raken als er te weinig mensen in hun omgeving zijn waarmee ze zich verwant voelen. Sociaal kapitaal wordt gezien als een factor in de ontwikkelingskansen van kinderen uit zwakkere milieus. In een gemengde wijk zouden zij kunnen ‘meeliften’ op de kennis van hoger opgeleide wijkgenoten. Recent onderzoek laat echter zien dat de uitkomsten afhankelijk zijn van de aanpak of ‘route’. Sterke huishoudens kunnen enige invloed hebben op de ontwikkelingskansen van zwakkere huishoudens in hun buurt. Lex Veldboer onderscheidt daarbij twee routes: • binnendoor: mensen met vergelijkbare achtergrond; • buitenom: stijging via mensen met hoger opleidingsniveau. Zijn onderzoek laat zien, dat de buitenom route alleen werkt als er ‘bedachte’ projecten zijn waarbij hoger opgeleiden als mentor optreden voor zwakkere buurtgenoten. Spontaan zullen deze contacten niet vaak ontstaan. Langs de binnendoorroute ontstaan de contacten sneller, maar die leiden tot minder stijging. Er zijn verschillende mogelijkheden om de kracht van de informele omgeving te versterken: • Zorg dat er sterkere mensen wonen: maatregelen die bevorderen dat huishoudens met meer sociaal kapitaal in de wijk blijven of komen wonen. Dat hoeven niet per se mensen met meer inkomen te zijn, er zijn ook andere groepen met een grote buurtbetrokkenheid. • Zorg dat sterke mensen gelegenheid krijgen om mee te doen: zorg voor ‘georganiseerde’ ontmoetingsmomenten en accommodaties en pleinen waar mensen elkaar graag tegenkomen. • Voorkom afhaken: sterke bewoners kiezen er zelf voor of ze zich willen inzet-
ten – of niet. Hun motivatie kan sterk teruglopen als instellingen hun vertrouwen schaden of als ze zich onveilig voelen in hun omgeving. Teleurstellingen over niet nagekomen beloften of het gevoel niet serieus genomen te worden kunnen leiden tot frustratie en terugtrekken. Exitgesprekken met bewoners die afhaken kunnen hun beweegredenen aan het licht brengen.
De fysieke omgeving De wijk is een biotoop, een plek om te leven. Een goede fysieke omgeving draagt bij aan het functioneren van mensen, als individu en als groep. Fysieke maatregelen moeten daarom worden getoetst aan de bijdrage die ze kunnen leveren aan sociale kwaliteit: balans èn kans.
De geschikte woning In de woonruimteverdeling is passendheid een belangrijk criterium. Passendheid wordt gedefinieerd vanuit inkomen, huishoudensamenstelling en leeftijd. Dat zijn goed te objectiveren criteria, maar soms zijn andere zaken eigenlijk belangrijker: passen de woning en de wijk bij de leefstijl van de woningzoekende, zijn behoefte aan ruimte, zijn beleving van omgevingskwaliteit en zijn behoefte aan sociaal contact? Passendheid is een te smalle basis voor geluk, gezondheid en gewildheid. We moeten zorgen dat mensen in geschikte woningen kunnen wonen. Zo’n woning biedt ruimte voor de verschillende levensfuncties en -fasen (werken, opvoeden, hobby’s, ontmoeting, rust of avontuur). Een geschikte woning heeft een daarbij passende buitenruimte. Een geschikte woning staat in een complex waar fysiek en sociaal ruimte is voor de leefstijl van de nieuwkomer, waar een passend beheer regime gevoerd wordt en waar de leefregels duidelijk en passend zijn. Een grote goedkope woning is misschien passend voor een arm groot gezin, maar daarmee nog niet geschikt. Deze woning wordt geschikt door goed gebruik van woning, galerij, trappen huis en leefomgeving, door voldoende speelgelegenheid (ook bij slecht weer), door toezicht, en eventueel zelfs door een hulpaanbod. Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Een eye-opener is te bekijken welke inves teringen eigenaar-bewoners doen als ze hun eigen huis verbeteren. Dit kunnen verbeteringen in luxe, comfort of uitstraling zijn, maar heel vaak zijn ze functioneel: een ligbad, een moestuin, en misschien zelfs een werkkamer aan huis. Zouden deze ingrepen niet minstens zo belangrijk zijn voor zwakkere huishoudens, die toch al een grotere draaglast of een geringere draagkracht hebben? Moet een ‘sociale huurwoning’ niet een woning zijn waar sociaal zwakkeren zich goed voelen en zich kunnen ontwikkelen?
De wijk, buurten en buurtjes In seniorencomplexen is het vrij gebruikelijk dat er een collectieve ruimte is. Ook woningen met wintertuinen vallen erg in de smaak. In complexen waar veel gezinnen wonen is deze mogelijkheid nog niet ontdekt. Toch zijn er goede redenen om aan te nemen dat gedeelde voorzieningen juist voor kwetsbare gezinnen positief kunnen zijn. In het ontwerp van de buitenruimte krijgt spelen gelukkig weer aandacht, mede dankzij Richard Krajicek en Johan Cruijff. Maar is binnen spelen, leren en ontmoeten niet even belangrijk? Denk bijvoorbeeld aan
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
huiswerkkamers in de plint van portieketage flats, met huiswerkbegeleiding. Ook voor andere groepen is een doordachte fysieke omgeving een belangrijke basis voor balans en voor kansen. Als het achterpad donker is, zullen veel mensen niet deelnemen aan avondactiviteiten in het buurthuis.
geschikt voor deze nevenfuncties dan een gloednieuw gebouw.
In het accommodatiebeleid hebben zich ontwikkelingen voorgedaan, die vanuit de professionele optiek te begrijpen zijn, maar die niet altijd bijdragen aan gevoel van eigenheid en vertrouwen. Grote basisscholen hebben niet altijd veel aansluiting met het veilige thuismilieu. Soms biedt een kleine school met een duidelijke identiteit en een eigen karakter dat meer. De professionalisering van het beheer in multifunctionele accommodaties leidt vaak tot een verminderd gevoel van ‘eigendom’ bij bewoners. In het fysieke ontwerp van scholen, buurthuizen en gezondheidscentra moet de primaire functie goed geregeld zijn: op school kom je om te leren. Maar voorzieningen hebben ook secundaire functies: ze zijn ontmoetingsplek voor buurtbewoners, signaleringsplek voor problemen en herkenningspunt in de wijk. Een gammel clubhuis van een voetbalclub dat door de leden zelf wordt onderhouden is soms beter Buurtbewoners in balans | 35
6. Samen werken aan buurten in balans
36 | Buurtbewoners in balans
Project Alledaagse Kansen, Deventer In het Project Alledaagse Kansen vormen de ambities van bewoners het vertrekpunt: ‘ik wil graag afvallen’ of ‘ik wil judoles geven’. Medewerkers van welzijnsorganisatie Raster bezoeken bewoners een aantal keren om samen te kijken wat bewoners willen en kunnen. Met één gesprek lukt dat niet, want bewoners zijn dan nog erg gericht op de ‘officiële’ hulpprojecten die ze kennen, zoals schuldhulpverlening en opvoedingsondersteuning. Om te weten wat mensen echt willen, worden vragen gesteld als ‘op wat voor manier wil jij een voorbeeld voor je kinderen zijn?’. Als de ambities helder zijn, stippelen bewoner en begeleider samen een Treetje Hoger Traject uit. Er is dan ook een bijdrage tot € 1.000,- beschikbaar, maar daarvoor wordt wel een maatschappelijke tegenprestatie gevraagd. Voor deelnemers aan PAK die ervaring willen opdoen met hun bedrijfjes, hun hobby’s willen beoefenen, elkaar willen ontmoeten of cursussen willen geven of volgen, heeft woningcorporatie Rentree een pand, het PAKhuis beschikbaar gesteld. Het PAKhuis wordt geleid door vrijwilligers. Inmiddels zijn er in het PAKhuis een meubelwerkplaats, een beautysalon, een kinderkamer (waar activiteiten voor kinderen plaatsvinden), een atelier, een buurtrestaurant, een kapster en komen er binnenkort een pedicure en een manicure.
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
In deze brochure is een analysekader geschetst voor de aanpak van de sociale problematiek in wijken. Er is daarbij veel aandacht uitgegaan naar de individuele problematiek van bewoners. Deze problematiek wordt lang niet altijd door de buurt of wijk veroorzaakt (de geld-, kop- en zorgzorgen), maar komt vaak wel geconcentreerd voor in wijken met een grote goedkope voorraad. Deze ‘concentratie van problemen’ wordt in de praktijk vaak ‘fysiek’ aangepakt door een deel van de goedkope voorraad te vervangen door duurdere woningen, maar daarbij kan de problematiek zich verplaatsen naar andere wijken (het waterbedeffect). De eerste les is: probeer het in de wijk op te lossen, dus probeer het waterbedeffect te voorkomen. Woningcorporaties en gemeenten ervaren de gevolgen van de problematiek ‘achter de voordeur’. Hoewel veel bewoners ‘in stilte’ zoeken naar balans in hun leven, zijn er ook mensen waarbij de last ‘naar buiten’ komt in de vorm van overlast. Woonoverlast kan veroorzaakt worden door bewoners die zelf de balans kwijt zijn; jongerenoverlast kan ontstaan uit baldadigheid, maar is vaak voor een belangrijk deel terug te voeren op een gezin, waarin ouders een te grote draaglast hebben. Te groot in verhouding tot hun draagkracht, omdat ze zelf weinig opleiding, weinig sociale vaardigheden, weinig zelfvertrouwen of een gebrekkige gezondheid hebben, of te groot omdat geldzorgen of psychische problemen ze raken in hun opvoedtaken. In veel Nederlandse steden (bijvoorbeeld in Nijmegen) draait het project Home-start. Home-start is een in Engeland ontwikkeld project, waarbij vrijwilligers een handje meehelpen in gezinnen met kinderen onder de zes jaar. Het project wordt in diverse steden uitgevoerd door welzijnsorganisaties. De vrijwilligers worden professioneel begeleid. Ze geven niet alleen opvoedingsondersteuning maar kunnen ook praktische hulp of vriendschap bieden. De tweede les luidt: voorkom overlast door stabiliteit te bieden en de balans in het gezin te ondersteunen. Woningcorporaties hebben bezit in wijken waar problemen voorkomen, die ook tot overlast kunnen leiden. Zeker in regio’s waar de druk op de woningmarkt afneemt, Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
kan dit leiden tot verhuurproblemen en leegstand. Corporaties betalen dan een flinke prijs. Het omgekeerde is ook waar. Woningcorporatie Woonbron uit Rotterdam berekende dat mede dankzij investeringen in sociale programma’s de vastgoedwaarde in Schiemond met veertig procent steeg. Een waardestijging die voor een groot deel voor nieuwe sociale investeringen kon worden gebruikt. Een derde les luidt: bij onbalans daalt de waarde van de vastgoedportefeuille. Er zijn goede redenen voor corporaties en gemeenten om gebiedsgericht te werken aan de problematiek van zwakkere wijken. De belangrijkste reden is misschien wel, dat in heel veel goedkope en betaalbare woningen mensen wonen die wèl de balans gevonden hebben. Het zijn de dubbeltjes die kleine problemen weten op te lossen met de draagkracht die ze gegeven is. Deze groep vervult een belangrijke functie in de samenleving. Je vindt er ouders die met grote inzet hun kinderen verzorgen. Ouderen die vrijwilligerswerk of mantelzorg bieden. Werknemers in belangrijke economische sectoren zoals logistiek, dienstverlening, voedselindustrie, detailhandel, verzorging. En mensen die niemand helpen en niemand tot last zijn. In deze gemeenschap groeien kinderen op die zelf ooit partner, ouder, werknemer, vrijwilliger en/of mantelzorger zijn. Die misschien een hogere opleiding zullen volgen dan hun ouders, maar misschien ook niet. En die zelf in hun leven hun portie zorgen te dragen zullen krijgen. Woningcorporaties en wijkgerichte instellingen hebben er veel belang bij te zorgen dat in hun wijken een ‘gezonde gemeenschap’ woont. Een gemeenschap die tegen een stootje kan als het eens tegen zit, en die mensen vooruit helpt als die talent hebben. In Kaatsheuvel verrees een groot diensten centrum met basisschool, zorghotel, woningen en een tiental andere voorzienin gen. Casade heeft oog voor de drie ‘omgevingen’: goede fysieke randvoorwaarden voor wonen, welzijn en zorg, goede samenwerking tussen professionals en maximale betrokkenheid van bewoners. Zo lopen de
kinderen uit de bovenbouw van de basisschool stage in het ouderenrestaurant. Woningcorporaties en andere vastgoed eigenaren hebben er belang bij dat buurtbewoners in balans zijn. Gemeenten streven ernaar dat het met alle inwoners zo goed mogelijk gaat. Sociale stabiliteit, een gezonde bevolking en goed opgeleide werknemers vergroten de aantrekkelijkheid van steden als vestigingsplaats voor ondernemingen. Er is dus sprake van een gedeeld belang. Maar hoe kunnen ze samen zorgen voor ‘buurten in balans’? Tot besluit lopen we de stappen in een gebiedsgerichte aanpak nog eens na.
Oriëntatie: insiders en outsiders Veel gebiedsgerichte plannen starten vanuit een bestuurlijke ambitie. ‘Mensen kansen geven’, ‘iedereen aan het werk’, ‘samen werken, samen leven’. Dergelijke ambities kunnen ons ook wel eens in de weg zitten. Zitten wijkbewoners wel te wachten op kansen? Lost werk alle problemen op, ook als het laag betaald wordt? En moeten mensen echt alles samen doen, of mogen ze ook van achter de computer een opleiding doen? Alle partijen met een belang in het slagen van een gebiedsgerichte aanpak doen er goed aan hun ideologische uitgangspunten even te parkeren aan het begin van de planvorming. Probeer een overtuiging als vraag te formuleren: ‘wat zou de jongeren in deze wijk ertoe brengen om met school te stoppen’, in plaats van: ‘we zullen zorgen dat iedereen een startkwalificatie haalt’. Later in het proces – namelijk in de agendavorming – is er nog volop gelegenheid om ambities te formuleren. Het is daarom van belang om in die oriëntatiefase mensen uit te nodigen die niet deel uitmaken van de vaste beleidsgemeenschap. Zoek mensen die een eigenzinnige kijk hebben op de groepen die in de wijk wonen. Makelaars of journalisten zien soms een andere kant daarvan dan gesubsidieerde professionals. Oost West Makelaardij in Den Haag heeft makelaars van verschillende nationaliteiten in dienst. Hun klantenkring bestaat onder andere uit Turkse en Marokkaanse huizenkopers. Deze makelaars kennen daardoor een heel ander deel van Buurtbewoners in balans | 37
38 | Buurtbewoners in balans
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
die gemeenschap dan bij voorbeeld de directeur van een zwarte school. Zorg dat de oriëntatie de betrokkenen scherp maakt om niet alleen naar probleemgroepen te kijken, noch alleen naar de kansrijke bewoners, maar ook naar de grote groep daartussenin.
Analyse: bewoners in beeld Partijen met een wijkbelang moeten op zoek gaan naar de groepen die invloed hebben op gewilde wijken en gezonde gemeenschappen. De Rotterdamse corporatie Com.Wonen maakte video-interviews met bezoekers van een woonbeurs: zou u in Rotterdam Zuid willen wonen, en zo nee, waarom niet? Erken dat ‘waardecreatie’ ontstaat als huurders of kopers willen investeren in een wijk. Leer hun opstekers en afknappers kennen. Overlast en sociale problematiek kunnen een afknapper voor nieuwkomers zijn. Gebruik gesprekken ‘achter de voordeur’ om te weten te komen, welke bewoners niet goed met hun draaglast om kunnen gaan om daarmee overlast te voorkomen. Gebruik de analysefase ook om een beeld te krijgen van de impact van een verhuizing op de portemonnee van huurders, op de schoolprestaties van kinderen, op het succes van een eigen bedrijfje. Er staan immers grote veranderingen op til. In de reguliere SWOT-analyse (een bedrijfskundig model waarmee je de sterktes, zwakheden, kansen en bedreigingen meet) is veel aandacht voor de fysieke staat van de wijk; daarnaast worden de sociale problemen er vaak in opgenoemd. Maar probeer ook te weten hoe die twee samenhangen. ‘Veel goedkope woningen’ wordt vaak als een zwakte gezien. Maar het kan ook als een sterkte gezien worden als er ‘veel arme mensen’ wonen. Dat wil zeggen, voor veel van de bewoners zal dit zo zijn. In Amsterdam Slotermeer werden allerlei gesprekken gevoerd aan de vooravond van vernieuwing. In totaal deden meer dan 1.600 mensen mee en leverden een schat aan informatie. Toch kwam één belangrijk onderwerp nauwelijks ter sprake: de armoede waarin veel bewoners verkeren. Zelfs als alles bespreekbaar is, zullen bewoners niet alles ter sprake brengen.
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Hart voor Elkaar, Roosendaal Een groep jonge Marokkaanse Nederlanders veroorzaakte in de Roosendaalse wijk Kalsdonk overlast. Welzijnsorganisatie SIW ontwikkelde kadertrainingen, waarin cursisten worden opgeleid tot sportleider, huiswerkbegeleider, activiteitenbegeleider of buurtcoach. Na hun opleiding gaan ze – onbetaald – aan het werk in multiculturele kaderteams, de activiteiten organiseren voor andere wijkbewoners. Inmiddels is de doelgroep sterk uitgebreid en zijn er ruim 100 deelnemers (van 17 tot 70 jaar!), die in vier wijken actief zijn. De les uit dit project is: groepen die geen vrijwilligerswerk wilden doen, maar waarvoor ook weinig georganiseerd werd, kunnen wel gemotiveerd worden voor een stevig opleidingsprogramma. De deelnemers konden certificaten behalen en werden goed begeleid. Verschillende deelnemers hebben ervoor gekozen om zich verder door te ontwikkelen met een MBO-opleiding. Er wordt nu gedacht over manieren om de uitstroom naar werk te verbeteren, maar het uitgangspunt blijft: bewoners laten ontdekken dat ze kunnen leren hoe ze – op haast professioneel niveau - bij kunnen dragen aan het leefklimaat in hun wijk.
Diagnose: wetenschap verklaart Na de analyse wordt meestal een agenda opgesteld. We hebben voorgesteld om iets meer tijd te nemen voor een weging van de resultaten van de analyse. Welke problemen hebben een dieper liggende oorzaak? Welke drempels houden werklozen van de arbeidsmarkt? Waarom kiezen ouders niet voor de wijkschool? Waarom zou er in deze wijk meer criminaliteit voorkomen? Vastgoedeigenaren en investeerders in de wijk hebben er belang bij te weten, welke interventie de beste kans van slagen heeft. Het advies daarover kan beter niet komen van een partij met een belang in de uitvoering (vanwege het eerder genoemde WC-eend effect). Het Nicis Institute, de
lectoren van verschillende HBO-opleidingen en wetenschappelijke medewerkers van universiteiten zijn vaak van harte bereid om hun kennis toe te passen op de lokale analyse. Ook onafhankelijke deskundigen op het terrein van opvoeding, zorg of armoede kunnen worden ingeschakeld. Prof. Junger van de Universiteit van Utrecht schreef een inspirerend artikel over waardecreatie in de opvoeding. Uit langlopend Amerikaans onderzoek blijkt dat investeringen in moeders van het jonge kind (van zwangerschap tot 3 jaar) het hoogste maatschappelijk rendement opleveren: minder werkloosheid, minder verslaving, minder psychosociale problematiek. Gemeenten en corporaties zouden dit gegeven kunnen aangrijpen en samen werken aan een stabiele en veilige thuisbasis voor het jonge kind.
Agenda: beslissers stellen prioriteiten We hebben ervoor gepleit alleen doelen te formuleren die passen bij de beginsituatie, de ambitie en de reikwijdte van de doelgroep. Maar het zijn natuurlijk de beslissers bij gemeente, corporatie en maatschappelijke organisaties die bepalen met welke vraagstukken ze aan de slag willen. Een corporatie kan niet alle maatschappelijke vraagstukken aanpakken en moet keuzes maken. Verschillende corporaties kiezen voor het bieden van ontwikkelingskansen: een opleiding, een baan, een eigen woning. Anderen richten zich op sociale cohesie of op leefbaarheid. Weer anderen zorgen voor maatschappelijke opvang in de onderkant van de woningmarkt. Ook gemeenten leggen niet allemaal dezelfde prioriteiten. Het is zeer legitiem om de eigen accenten te kiezen. Maar bedenk dat het uiteindelijk de bewoner is die kiest of hij meedoet aan een project. Het is ook mogelijk om dat als vertrekpunt te nemen: als corporatie, gemeente en maatschappelijke partners de bewoner ‘ontzorgen’, kan die zelf de regie over zijn leven nemen. Een ‘corporatie zonder missie’ maakt ruimte voor de missie die bewoners voor zichzelf hebben. Maar er is ook wel iets te zeggen voor een sterke prioriteitsstelling. De provincie Buurtbewoners in balans | 39
Flevoland heeft recentelijk aangekondigd te stoppen met alle deelprogramma’s op maatschappelijk terrein en zich alleen nog maar te richten op het bevorderen van maatschappelijke participatie. Inhoudelijk is daar misschien van alles op aan te merken, maar zo’n geconcentreerde inzet van middelen heeft zeker voordelen.
Aanpak: corporaties en ketenpartners Partners in de gebiedsgerichte aanpak maken vaak de inschatting, dat ze alleen samen kunnen zorgen voor verbetering van de leefsituatie van bewoners. Dat geldt mogelijk vooral voor huishoudens met verschillende problemen tegelijk, de zogenoemde multiprobleemgezinnen. In elk geval lijkt slechte samenwerking tussen organisaties voor veel extra problemen te zorgen. Het is echter de vraag, of rondom ‘gewone’ huishoudens altijd samenwerking nodig is. Bewoners die ‘in balans’ zijn vormen zelf de schakel in de keten tussen instellingen. Een ouder kan regelen dat het kind hier op school gaat, en daar naar de sport. Individuele gesprekken (achter de voordeur of coaching) kunnen duidelijk maken waar het huishouden behoefte aan heeft, en wat het zelf kan regelen. Voor een groot deel betreft het hier geen ‘gebiedsgerichte’ maatregelen, maar regulier beleid. Het is op zich prima als corporaties bijdragen aan een betere uitvoering van zorg en hulpverlening. Corporaties kunnen ook een bijdrage leveren aan de realisatie van maatschappelijk vastgoed, waar professionals en vrijwilligersorganisaties kunnen zorgen voor meer kwaliteit in dienstverlening. Maar ook een corporatie die geen scholen
40 | Buurtbewoners in balans
bouwt, kan een zeer sociale corporatie zijn. Binnen de kerntaken van de verhuurder liggen volop mogelijkheden om te ontzorgen en te versterken. Volkshuisvesting in Arnhem heeft ervoor gekozen, alleen nog woningen met minimaal 120 m² woonoppervlak te realiseren. Een grotere woning biedt meer stabiliteit en meer kansen, is de overweging. Verschillende corporaties zullen de woonlasten verlagen door isolatie of door woonvouchers, een extra huursubsidie afkomstig van de corporatie. Ze helpen zo geldzorgen te beteugelen. We hebben weinig voorbeelden kunnen vinden van corporaties die fysiek investeren in gezinnen. De goedkope eengezinswoning is de laatste jaren weinig veranderd. Misschien zijn er met hulp van creatieve architecten in samenspraak met bewoners nieuwe concepten voor betaalbare gezinswoningen denkbaar?
Uitvoering: bewoners en begeleiders Stedelijke vernieuwing onderscheidt zich van gewoon gebiedsgericht beleid, doordat ingrijpende fysieke maatregelen worden genomen. Er worden vaak vraagtekens geplaatst bij de inzet van nieuwe stenen
als middel tegen sociale problematiek. De belangrijkste vraag is echter: waar worden die nieuwe stenen voor gebruikt? Als huishoudens door sloop kunnen verhuizen naar een beter huis in een betere buurt, zonder dat ze daar extra zorgen voor terugkrijgen, kan herstructurering zeker een kans zijn. Helaas is het niet altijd de praktijk dat de uitgeplaatste kwetsbare huishoudens in een betere woning terechtkomen. Alleen de terugkeergarantie lijkt een garantie op verbetering te geven. Sloop kan zowel een ramp als een kans zijn. Zolang we ons maar realiseren dat een verhuizing een stressvol avontuur kan zijn, waar veel tijd en geld in gaat zitten, kunnen we ons openstellen voor bewoners die extra aandacht en begeleiding nodig hebben. Hulp bij de verhuizing, een gestoffeerde woning, begeleiding naar de nieuwe school, overdracht naar een andere huisarts of maatschappelijk werker, een welkom in de nieuwe wijk: durf te ontzorgen, als blijkt dat het huishouden de last van een verhuizing niet kan dragen. Een terugkeergarantie met twee keer verhuizen is niet optimaal. Eén keer goed verhuizen is aantrekkelijker dan de langdurige tijdelijkheid van de wisselwoning. In de Amersfoortse wijk Schuilenburg is de bewoners van te slopen flats aangebo-
PortiekPortiers, Vrankendijke Amsterdam-Osdorp Het project PortiekPortiers is begin 2007 gestart onder leiding van stichting De Bakkerij. In een half jaar tijd zijn 25 kinderen tussen zeven en veertien jaar die wonen in het nieuwbouwcomplex Vrankendijke, opgeleid tot PortiekPortier. Ze hebben verantwoordelijkheid gekregen voor de portieken van hun woningen. Als ‘assistent-huismeester’ hebben zij twee woensdagmiddagen les gekregen in het beheren van hun woonomgeving. Vervolgens hebben zij drie woensdagmiddagen onder begeleiding van De Bakkerij en de medewerkers van woning coöperatie Ymere, de semi-openbare ruimte van Vrankendijke beheerd. Het enthousiasme van de kinderen en het nette complex dat ze iedere woensdag achterlieten was zo overweldigend, dat de betrokkenen het project wilden voortzetten. Sarah Jansen van JongeSlinger en Ester Lacourt van Ymere coördineren het vervolg van het project. Twee woensdagen per maand komen de kinderen bij elkaar, samen met Ester en Sarah. ROC-leerlingen werken mee als stagiair of in het kader van de ontwikkeling van hun burgerschapscompetenties. Ze gaan een uur ‘PortiekPortieren’; de omgeving en het nieuwbouwcomplex schoonmaken. Vervolgens worden er in groepjes activiteiten in het thema ‘wonen’ ondernomen.
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
den, dat ze betrokken zullen worden bij de nieuwbouw op een terrein dat nu nog onbebouwd is. De Alliantie kan, door eerst te bouwen, zorgen dat mensen met slechts één keer verhuizen naar een beter huis in de vertrouwde buurt gaan. De verhuizing zelf is vreemd genoeg vaak geen thema in sociaal getinte gesprekken achter de voordeur. Ook komt het voor dat huidige bewoners gevraagd wordt mee te denken over de wijk waar ze straks niet meer wonen.
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Samen werken voor bewoners In deze publicatie is geprobeerd te laten zien hoe stedelijke vernieuwing kan ingrijpen in het leven van wankele wijkbewoners. De aanpak van de leefomgeving en de sloop van woningen kan een ramp zijn, als onvoldoende rekening wordt gehouden met de draagkracht en draaglast van bewoners. Maak van een ramp een kans. Corporaties, gemeenten, welzijnsorganisaties en bewoners kunnen samen ook zorgen dat stedelijke vernieuwing deze bewoners ontzorgt, versterkt en samenbrengt. Ze kunnen zorgen voor een betere fysieke omgeving, een betere dienstverlening door professionals en een beter functionerende informele gemeenschap. Zonder balans, geen kans. Dus laat stedelijke vernieuwing helpen om mensen grip en vertrouwen te geven. Hun zorgen zijn niet allemaal weg te nemen. Maar alle spelers in de stedelijke vernieuwing kunnen er wel aan bijdragen dat buurtbewoners in balans zijn.
Buurtbewoners in balans | 41
Samenvatting In de stedelijke vernieuwing is er een trend om veel aandacht te besteden aan de kansen van bewoners van krachtwijken. Kansrijke bewoners moeten behouden blijven voor de buurt, mede omdat zij daarmee hun buurtgenoten meetrekken op de sociale ladder. Klaas Mulder van Laagland’advies pleit ervoor om wat minder nadruk te leggen op die sociale stijging. Veel bewoners van krachtwijken zijn niet zozeer bezig met stijgen of verder komen, maar hebben juist ondersteuning nodig om gewoon overeind te blijven, om niet af te glijden en om met beide voeten op de grond te blijven staan. Dat in balans blijven valt niet mee, omdat deze instabiliteit niet wordt veroorzaakt door een geïsoleerd probleem (bijvoorbeeld een laag inkomen), maar door op elkaar ingrijpende problemen. De gedeelde- oorzaaktheorie legt dit systeem bloot. Hier door wordt duidelijk waarom huishoudens in minder gewilde wijken (met goedkope woningen) veel problemen ervaren, zowel ‘achter de voordeur’ als op straat en in het maatschappelijke verkeer. Vanuit deze theorie geredeneerd is het zaak om in de wijkaanpak te werken aan balans. Individuele bewoners, maar ook hele buurten raken uit balans als hun draaglast (geldzorgen, kopzorgen, zorgzorgen en buurtzorgen) groter wordt dan hun draagkracht (intelligentie en aanpassingsvermogen, sociale vaardigheden, zelfbeeld / zelfvertrouwen en lichamelijke conditie). Een goede wijkaanpak vermindert de draaglast en vergroot de draagkracht.
behandeltraject dat rekening houdt met: de lokale problematiek, het zelfoplossend vermogen van een wijk en de fysieke omgeving (een goed gebouwde omgeving biedt veiligheid). Tevens wordt vooraf rekening gehouden met ongewenste bijwerkingen en nagedacht over eventuele alternatieven. De agenda van een wijkaanpak bestaat uit drie punten: • individuele draaglast verminderen; • individuele draagkracht versterken; • de buurtkracht versterken. Om deze drie punten echt effectief te maken, is het van belang verder te kijken dan de ‘wijk’ als geografisch en sociaal afgebakend gebied. De wijk kun je zien als een samenspel van drie ‘soorten’ omgevingen: de professionele omgeving, de fysieke omgeving en de sociale omgeving. Door te zorgen dat iedereen die deel uitmaakt van een of meer van deze omgevingen participeert in je aanpak, is het mogelijk wijkbewoners via die omgevingen te ontzorgen, versterken en samen te brengen. Corporaties, gemeenten, welzijnsorganisaties en bewoners kunnen niet alle zorgen van buurtbewoners wegnemen. Maar met stedelijke vernieuwing kunnen ze wel zorgen voor een betere fysieke omgeving, een betere dienstverlening door professionals en een beter functionerende informele gemeenschap. Daarmee hebben buurtbewoners meer mogelijkheden om in balans te komen en te blijven.
Die aanpak begint met een grondige diag nose. Als we geen goed beeld hebben van het probleem en op welke onderdelen van het probleem we ons moeten focussen, loopt een aanpak grote kans te mislukken. Na de diagnose volgt een op maat gesneden 42 | Buurtbewoners in balans
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
Verder lezen IPSV-brochures 2008 • De kracht van samenwerking [VROM 8061]
2007 • Oude gebieden, nieuwe functies [VROM 7305] • Winkelstraten en pleinen [VROM 7356] • Investeren in mensen [VROM 7544]
Kopzorgen • Fonds Psychische Gezondheid: Feiten en cijfers over psychische problemen, www.psychowijzer.nl • TRIMBOS. Instituut voor geestelijke gezondheid en verslavingen, www.trimbos.nl • Kennisring Gezondheidshulp. Zowel psychiatrische ziekten, stoornissen als psychische problemen komen op deze site aan de orde. www.kennisring.nl • Nationaal Kompas Volksgezondheid, www.rivm.nl
2006 • • • •
Werk in de wijk [VROM 6394] Met groen meer stad [VROM 6395] Particulieren aan zet [VROM 6225] Beter leven in betere wijken [VROM 6224]
Voor deze en meer IPSV-brochures zie www.vrom.nl/ipsv
Zorgzorgen • Informele zorg: factsheet jonge mantelzorgers, www.informelezorg.info • Interculturele opvoeding, http://intercultureleopvoeding.web-log.nl • ZieZon: een landelijk netwerk over ziek zijn en onderwijs, www.ziezon.nl
Algemene onderzoeksinformatie • Het Verwey-Jonker Instituut, www.verwey-jonker.nl • Nederlands Instituut voor onderzoek van de Gezondheidszorg, www.nivel.nl • Zeer leesbare topics zijn te vinden in de internetencyclopedie Wikipedia, www.wikipedia.nl • Kenniscentrum KEI voorziet in een zeer uitgebreid dossier over de sociaal-fysieke wijkaanpak, www.kei-centrum.nl
Kwetsbare burgers • Lourens, J. e.a. (2002). Verkommerden en Verloederden: een onderzoek naar de omvang en de aard van deze groep in Nederland. In opdracht van Ministerie van VWS, via www.movisie.nl • Quist, H. en Swarte, M. (2006). Aard en omvang WMO doelgroep. Onderzoek SGBO, via www.invoeringwmo.nl
Buurtzorgen • Keer de Verloedering, Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting, www.sev.nl
Sociale draagkracht • Forum (2006). Forum: Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, www.forum.nl • Vosselman, J. e.a. (2005). Teveel problemen onder één dak: een quick-scan naar multiprobleem gezinnen in Groningen. • Over zelfvertrouwen, http://www.zelfvertrouwen.nl
Voorbeeldprojecten • Ministerie van VROM, www.project,vrom.nl • KanaalSociaal, honderden voorbeelden, geordend in dossiers, www.kanaalsociaal.nl
Geldzorgen • Pool, M. (2007). Alle dagen schuld. Uitgeverij Augustus, ISBN 9045701189 • Geldzorgen op het net. Een site met handige links over voedselbanken, ervaringen van mensen, informatie over schuldsanering, begeleiding et cetera, http://geldzorgen. startkabel.nl/ • Grijp Je Kansen. Dit is een site voor gezinnen met kinderen met een smalle beurs. www.grijpjekansen.nl
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
U kunt deze lijst in digitale vorm opvragen bij
[email protected]. Alle bovenstaande websites zijn dan via een muisklik toegankelijk.
Buurtbewoners in balans | 43
Verantwoording Deze brochure is mogelijk gemaakt in het kader van het InnovatieProgramma Stedelijke Vernieuwing van het ministerie van VROM (2001-2009). Tekst Klaas Mulder, Laagland’advies Redactie SEV Realisatie Fotografie Joost Brouwers (cover, pagina 12, 14, 22, 30-31, 32, 36, 41) Tineke Dijkstra (pagina 28) Rob Niemantsverdriet (pagina 3, 4, 19, 20, 35, 38) Pieter Pennings (pagina 6) Joop van Reeken (pagina 16) Xander Remkes (pagina 8, 26) Herbert Wiggerman (pagina 10) Met dank aan: de begeleidingsgroep voor hun waardevolle inbreng en opmerkingen: Anne Brommersma (Gemeente Amersfoort), Claire Hostmann (Ministerie van VWS), Ellen Krijnen (Gemeente Breda), Mirjam Pool (zelfstandig onderzoeker, journalist), Wim Reedijk (Aedes Vereniging van Woningcorporaties), Martijn Kraaij (Ministerie van VROM), Ard Broeze (Ministerie van VROM), Chrétien Mommers (Eigen Haard), Ad Peelen (orthopedagoog Molendrift Groningen), Rogier van ’t Rood (internationale onderwijskunde), Wim Veling (psychiater Parnassia Groep, Den Haag) Meer informatie Wilt u meer weten over het InnovatieProgramma StedelijkeVernieuwing (IPSV), ga naar www.vrom.nl/ipsv. Hier vindt u onder andere wet- en regelgeving, kamerstukken, de IPSVthemabrochures en voorbeeldprojecten. Voor de laatste ontwikkelingen op het gebied van de krachtwijken van minister Van der Laan, ga naar www.vrom.nl/wijkverbetering Mei 2009, Ministerie van VROM
44 | Buurtbewoners in balans
Ministerie van VROM | Wonen, Wijken en Integratie
VROM 8348 / mei 2009
Dit is een publicatie van: Ministerie van VROM Rijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.vrom.nl