Congres ATABC2013 – Globesitas Leerdoelen: Kennisname van verschillende therapeutische invalshoeken (nutritioneel, psychologisch/ gedragstherapeutisch etc) om overgewicht te helpen bestrijden, en nieuwe (wetenschappelijke) inzichten op dit gebied. Doelgroep: therapeuten, huisartsen, diëtisten, psychologen, homeopathisch / fytotherapeutisch en orthomoleculair georiënteerde artsen, artsen voor natuurgeneeskunde, natuurtherapeuten, apothekers. HBO kerncompetenties: Brede professionalisering, multidisciplinaire integratie, toepassing van de wetenschap, transfer en brede inzetbaarheid. Van toepassing op bovengenoemde competenties: De deelnemer neemt kennis van verschillende medische, vaktherapeutische en gedrags‐gerelateerde benaderingen mbt overgewicht uit zowel praktijk als wetenschappelijk onderzoek. Zo komt o.a. aan bod het metabool syndroom, chronische systemische lagegraad ontsteking, hypothyroidie, hyperinsulinemie, de rol van immuunsysteem, hormonen en suikers. Er wordt ingegaan op o.a. nieuwe inzichten uit psychologisch onderzoek naar eetgedrag, over het ‘behavioural immune system’, overgewicht gezien vanuit het verouderingsproces, fyto‐ en gemmotherapie bij overgewicht. In diverse workshops krijgen deelnemers o.a. praktische handreikingen om het resultaat te meten van begeleiding bij overgewicht, uitgebreide praktische kennis m.b.t. metabool syndroom om patienten succesvol te begeleiden, informatie over het herkennen van veel voorkomende lichamelijke oorzaken. Kennisname van diverse benaderingen bij patienten met overgewicht, bijv. op een andere manier resultaten meten van gewichtsverlies/patienten motiveren, kan het eigen handelen in een ander/nieuw perspectief plaatsen. Het betreft inzichten/kennis die op dit moment wordt gebruikt in de praktijk vanuit diverse disciplines of het resultaat is van recent onderzoek.
1
Programma ATABC 2013 – Globesitas Keynote sessies Obesity; just something normal in our society Mensen denken dat overgewichtige mensen ziek zijn. Niets is minder waar. Natuurlijk kan overgewicht leiden tot comorbiditeiten en overgewicht is een risicofactor voor vele ziekten, maar het gedrag van overgewichtige mensen zou beschouwd moeten worden als het mees normaalste op de wereld. Slanke mensen die weinig eten en veel bewegen in onze maatschappij zijn eigenlijk maar heel raar. Een ijskast vol met voeding, een supermarkt vol met suiker en vetrijke voedingsmiddelen en dan toch een salade eten met een stukje mager vlees; dat is pas echt bijzonder. Dit is precies waarom het gaat; overgewichtige mensen zijn alleen maar normale mensen en zouden het beste "bijzonder" moeten worden. Reframing en deep learning technieken, gebasseerd op evolutionaire verklaringen kunnen vele mensen inzicht geven in het waarom van hun gedrag. Met dit begrip krijgt de overgewichtige mens een extra mogelijkheid; " oh fijn ik ben gelukkig normaal. Dat heb ik altijd al geweten. Zei ik het niet. Maar . . . . . . het zou ook mooi zijn om bijzonder en speciaal te zijn. Ik ga minder eten, meer bewegen en voeidng gebruiken die niet functioneert als een trojaans paard, waardoor mijn "behavioural immune system" geactiveerd wordt. Dan kan ik ook weer eens iets eten wat ik nog nooit gegeten heb, en verdwijnt de afkeer tegen mezelf en de maatschappij".
Leo Pruimboom, Director Master in Clinical PNI, University of Gerona, Graz Scientific Advisor Natura Foundation Scientific President International and European Association CPNI
De grote voedselverleiding: Zelfregulatie van eetgedrag in een obesogene voedselomgeving Eten zou een ongecompliceerde, plezierige bezigheid moeten zijn, maar dat is het voor veel mensen niet. Zij worstelen met hun pogingen om minder of gezonder te eten. Onze voedselomgeving is `vergiftigd’ met verleidingen die we maar moeilijk kunnen weerstaan, zoals blijkt uit de toename van overgewicht in ons land. Er lijkt altijd en overal onweerstaanbaar lekker eten voorhanden te zijn. Dat maakt het lastig, maar niet onmogelijk om greep te houden op wat we in onze mond stoppen. Nieuwe inzichten uit psychologisch onderzoek naar eetgedrag laat zien dat wilskracht een slechte raadgever is om minder te eten en dat lijnen meestal niet leidt tot gewichtsverlies, maar ook dat simpele plannen juist bijdragen aan minder eten en zelfs dat blootstelling aan voedselverleidingen mensen helpt herinneren aan hun doel om gezonder te eten. De grote voedselverleiding maakt duidelijk welke manieren mensen gebruiken om hun eetgedrag reguleren, wanneer ze slagen en wanneer ze falen.
Prof. dr. Denise de Ridder (1959) studeerde psychologie aan de Universiteit Utrecht. Sinds haar promotie is zij werkzaam bij de afdeling Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie. In 2002 werd ze benoemd tot hoogleraar gezondheidspsychologie. Als hoofd van het Self Regulation Lab doet zij onderzoek naar zelfregulatie van gezondheidsgedrag (in het bijzonder eetgedrag). Ze is voornamelijk geïnteresseerd in hoe mensen omgaan met het
2
klassieke zelfcontroledilemma van kortetermijnverleidingen tegenover langetermijndoelen. Ook is ze geïnteresseerd in omgevingsfactoren die jongeren helpen de obesogene omgeving te weerstaan, of juist niet. Als docent is ze betrokken bij de bachelorcursussen persoonlijkheidsleer, grondslagen van de klinische en gezondheidspsychologie en gezondheidsbevordering. Daarnaast is ze wetenschappelijk directeur van het Research Institute Psychology & Health en Associate Editor van de internationale tijdschrijften Psychology & Health en Health Psychology Review. De Ridder schreef in 2011 het populair wetenschappelijk boek De grote voedselverleiding.
Obesitas of chronische systemische lage graad ontsteking? Obesitas is geen ziekte maar een risicofactor voor diabetes mellitus type 2, hart‐ en vaatziektes, bepaalde vormen van kanker, zwangerschapscomplicaties, fertiliteitsproblemen bij de vrouw, en andere (Reaven, Annu Rev Nutr 2005). Echter, geschat wordt dat 10‐25% van de obese personen metabolically healthy obesity hebben. Hun risico ligt waarschijnlijk tussen dat van gezonde mensen met een normaal gewicht en personen met “ongezonde” obesitas en ze lopen het risico om met de tijd in de laatstgenoemde categorie te geraken (de Gusmão Correia. J Hyperten 2013). Onlangs is in een meta‐analyse vastgesteld dat mensen met overgewicht (BMI 25‐30 kg/m2) een lager overlijdensrisico hebben dan mensen met een normaal gewicht (BMI 18,5‐25 kg/m2), en dat, vergeleken met laatstgenoemden, personen met graad 1 obesitas (BMI 30‐35 kg/m2) een gelijk sterfterisico hebben (Flegal, JAMA 2013). Morbiditeit werd in dit artikel echter niet bestudeerd en misschien behandelen we onze diabeten en post‐myocardinfarct patiënten tegenwoordig wel zo goed dat ze langer leven dan personen met een normaal gewicht (en derhalve minder kans op de openbaring van bovengenoemde ziektes). Mogelijk is het beter om te spreken over “vetmassa in relatie tot bewegen”: mannen met een lage “body fatness” (<16,7% vet) en lage “fitness” (max inspanningstest) hebben een hoger overlijdensrisico aan alle‐ oorzaken en aan hart‐en‐vaatziektes dan mannen met een hoge “body fatness” (>25% vet) en hoge “fitness” (Lee, AJCN 1999). Maar mogelijk is het nóg beter om louter te spreken over het “metabool syndroom” of over het “insuline resistentiesyndroom” zoals Reaven (de bedenker van de term “metabool syndroom”) het nu noemt (Reaven, Annu Rev Nutr 2005). In een 10‐jaar prospectieve studie hadden Koreaanse ouderen (>60 jaar) met een normaal gewicht met het metabool syndroom een hoger overlijdensrisico aan alle‐oorzaken en aan hart‐en‐vaatziektes, dan obese tegenhangers zonder het metabool syndroom (Choi, Clin Endocrinol 2013; Kwon, Metabolism 2013). Maar misschien is het nog het best om te spreken over “chronische systemische lage graad ontsteking” en het allerbeste om te begrijpen waardoor dit allemaal ontstaat en hoe we dit kunnen voorkómen en behandelen. In ons begrip van de oorzaken van het metabool syndroom is veel vooruitgang geboekt: ziektes die we vroeger onderscheidden als aparte entiteiten zoals diabetes mellitus type 2, hart‐en‐ vaatziekte, de ziekte van Alzheimer (ook wel genoemd “type 3 diabetes”; Steen, J Alzheimer Dis 2005) en depressie (ook wel genoemd het “metabool syndroom type 2”; McIntyre, Ann Psych 2007), blijken nagenoeg dezelfde risicofactoren te hebben (Martins, Mol Psych 2006; Korczyn, J Neurol Sci 2007). De pathofysiologische mechanismen, en daardoor ook de te nemen preventieve maatregelen, groeien naar elkaar toe, maar helaas niet de behandeling, want daarvoor denken we nog te medicamenteus. De oorzaken, en dus ook de oplossingen, zijn gelegen in leefstijl en niet primair in ons genoom, zoals vele wetenschappers en de media ons regelmatig willen doen geloven. Want maar liefst 95% van onze Westerse ziektes wordt primair veroorzaakt door leefstijl. Belangrijke leefstijlfactoren (Egger, Br J Nutr 2009) zijn: onvoldoende bewegen, abnormale voeding, abnormale bacteriële flora (niet alleen in onze darmen), chronische stress, slaaptekort en milieuverontreiniging (waaronder roken). Elk van deze factoren kunnen worden onderverdeeld (en ook worden onderzocht!) in tig subfactoren. Dat is interessant, maar in de praktijk niet erg relevant, want alleen al de bovengenoemde 6 hoofdfactoren vertonen interactie en zo ook al die subfactoren. Bijvoorbeeld: mensen met chronische stress gaan niet zelden (meer) roken, slapen meestal slecht, staan s’ nachts op en gaan dan ongezond eten, waardoor ze een abnormale bacteriële flora krijgen in hun darm. Het heeft dus niet veel zin om maar 1 van deze factoren te veranderen maar dat is wel de manier waarop we ze momenteel onderzoeken. Dat publiceren we dan onder de vlag van “Evidence Based Medicine” in de Lancet of als het enigszins kan in een blad met een nog hogere impactfactor.
3
Wat ons te doen staat weten we eigenlijk al lang: daar zal geen meta‐analyse van RCTs enige verandering in brengen. De enige relevante vraag is waarom we dat dan niet doen. Het antwoord hierop ligt diep verankerd in onze evolutie (“thrifty genotype and phenotype”), waarbij we het liefst zo lui zijn als het maar kan, zoveel eten als mogelijk is, zo energiecompact als het maar kan (“optimal foraging hypothesis”) en ook zo lekker als dat we onze voedingsmiddelen kunnen maken. We kunnen de huidige obesogene maatschappij en stress‐cultuur nagenoeg niet ontlopen: we gaan ten onder aan ons eigen “succes”. Aangezien ook deze spreker onze genetisch constitutie en onze huidige cultuur niet kan veranderen, en niet de opdracht heeft gekregen om te praten over een teruggang naar de Paleolithische tijd met behoud van de 21ste eeuw cultuur, zal hij zich in deze lezing maar richten op de pathofysiologie (zijn leeropdracht) waarin de interactie tussen leefstijl en ons immuunsysteem op weg naar chronische systemische lage graad ontsteking zal worden belicht (Muskiet, Ned Tijdschr Klin Chem Labgeneesk 2011; Arts Therap Apoth 2012).
Frits A.J. Muskiet was born in Curaçao (the former Netherlands Antilles). After high school he left for The Netherlands to study Chemistry in the Groningen State University. He graduated in 1974 in Biochemistry and earned his PhD degree in Mathematics and Physics in 1979 by defending a thesis on catecholamine (metabolite) producing tumors. He specialized as a Clinical Chemist in the Groningen University Hospital from 1975 and was registered in the Dutch register of Clinical Chemists in 1980. From then he holds a permanent position as a Clinical Chemist in the present University Medical Center Groningen (UMCG) with activities in patient care, teaching and research. In 1995 he became a Lecturer in the Groningen School of Pharmacy and in 2000 he was appointed Professor of Pathophysiology and Clinical Chemical Analysis in the Faculty of Mathematics and Physics and Associate Professor in the Faculty of Medical Sciences. Dr. Muskiet has a broad research interest. His current activities are in the fields of nutrition (essential fatty acids, micronutrients, Paleolithic diet), atherosclerosis (lipids, hyperhomocysteinemia), hemoglobinopathies/thalassemias (sickle cell disease), obstetics/perinatology (preeclampsia, maternal and neonatal nutrition), psychiatry (autism, schizophrenia, depression), evolutionary medicine and evidence based laboratory medicine. He was involved in the thesis defense of 28 PhD students and is (co)author of about 250 PubMed registered publications.
Parallelsessies: Resultaten meten bij het afvallen hoe en waarom? Vaak wordt gewichtsverlies gemeten en bepaalt het aantal verloren kilo's of een interventie ‘succesvol’ is. Maar gewichtsverlies tijdens een afvalpoging zegt weinig over slank blijven op de lange termijn. Gedragswinst meten bij interventies voor overgewicht kan een oplossing zijn: gaat iemand vaker ontbijten, meer bewegen, minder snoepen, genoeg slapen? In deze workshop krijgen de deelnemers praktische handreikingen om het resultaat te meten van begeleiding bij overgewicht. Daarmee kunnen ze hun cliënten beter motiveren, hun eigen aanpak kritisch beoordelen en prestaties vergelijken met anderen.
Meijke van Herwijnen (1974) studeerde Voeding en Gezondheid aan Wageningen Universiteit. Via haar bedrijf Visiom leert ze mensen hoe je kunt zorgen dat je je goed voelt. Er zijn vijf boeken van haar verschenen, waaronder 'Weg met de Weegschaal'.
Lichamelijke oorzaken die succesvol afvallen in de weg staan Ondanks een verantwoord voedings‐ en bewegingsadvies valt uw patiënt niet af. Misschien maakt u dat in uw praktijk ook wel eens mee. Dit kan veroorzaakt worden door verschillende lichamelijke stoornissen die succesvol afvallen in de weg staan. Dit komt bij minstens de helft van de mensen met overgewicht voor. Herken deze lichamelijke oorzaken. Tijdens mijn lezing geef ik van de vijf meest voorkomende lichamelijke oorzaken van overgewicht aan hoe u ze, in de praktijk, bij uw klant kunt herkennen:
4
Hyperinsulinemie, een hormonale stoornis waarbij uw klant gewicht rond het middel vast houdt en vaak honger direct na een koolhydraatrijke maaltijd heeft. Verminderd verzadigingsgevoel, uw klant is de hele dag met eten bezig of merkt kort na de maaltijd toch weer te veel gegeten te hebben. Verlaagde verbranding, uw klant eet minder dan hij/zij eigenlijk nodig zou hebben en komt toch aan. Koolhydraatverslaving, uw klant krijgt emotionele klachten als hij/zij minder snelverteerbare koolhydraten eet en snoept meer als hij/zij zich onprettig voelt. Hypothyreoïdie, uw klant heeft veel vage klachten zoals het koud hebben, vermoeidheid, droge huid, gescheurde nagels en obstipatie. Bovendien zal ik ingaan op het falende beleid van de overheid en welke kansen dit u als arts of therapeut geeft. Ik zal laten zien dat overgewicht een veel complexere stoornis is dan in het algemeen wordt gedacht en dat ook voor overgewicht geldt: een goede behandeling begint bij een juiste diagnose. Mijn lezing wordt met 75 wetenschappelijke studies onderbouwd. Cora de Fluiter is auteur van het boek “SLIM op uw juiste gewicht” en docent van de opleiding “Orthomoleculair gewichtsconsulent” en “Bloedsuikerstabilisatie bij diabetes”. Voor meer informatie: http://coradefluiter.nl/opleiding en http://coradefluiter.nl/bloedsuikerstabilisatie
Metabool Syndroom Overgewicht/obesitas (in het bijzonder vetophoping in de buikstreek) is een van de vijf criteria waarmee de diagnose van metabool syndroom kan worden gesteld. Metabool syndroom (insulineresistentiesyndroom, syndroom X, dysmetabool syndroom) is geen ziekte, maar een complex van met elkaar samenhangende (metabole) risicofactoren voor diabetes type 2 en hart‐ en vaatziekten. De diagnose metabool syndroom wordt gesteld aan de hand van vijf criteria; na jarenlange discussie is hierover internationale consensus bereikt. Aangezien metabool syndroom een multifactoriële aandoening is, dient de behandeling ervan op verschillende pijlers te berusten op het gebied van voeding, lifestyle en suppletie. Tijdens deze sessie krijgt u een volledig beeld van de meest recente wetenschappelijke inzichten rond metabool syndroom en krijgt u uitgebreide praktische kennis die u zal helpen om cliënten in uw praktijk succesvol te begeleiden. Selma Timmer heeft geneeskunde gestudeerd aan de Erasmus Universiteit en verdiepte zich na het doctoraaldiploma onder meer in orthomoleculaire geneeskunde, acupunctuur, homeopathie, fytotherapie, elektroacupunctuur en reiki. Inmiddels werkt zij tien jaar als freelance medisch tekstschrijver voor verschillende tijdschriften waaronder Arts, Therapeut & Apotheker, Van Nature en Supplement. Sinds april 2009 is zij tevens parttime werkzaam als productadviseur en tekstschrijver voor Vitals Voedingssupplementen.
5
AGE's: het gevaar ligt in suiker Hoewel het lichaam graag met glucose werkt als energieleverancier, heeft glucose ook zijn scherpe kantjes. Het reageert met proteïnen ter vorming van een schadelijke groep van chemische verbindingen: AGE's. In deze lezing wordt bij wijze van denkoefening alle chronische ziekten herleidt naar deze AGE's. De rol van suiker en industriële voeding wordt besproken; vooral op fructose wordt dieper ingegaan. Bijzonder interessant is dat AGE's via de huid gemeten kunnen worden. Joost Meeusen (°1979) is bio‐ingenieur in de cel‐ en genbiotechnologie en is sinds 2006 freelance medisch journalist. Momenteel is hij hoofdredacteur van Arts, therapeut & apotheker.
Fytotherapie en gemmotherapie als ondersteuning bij een obese client Obesitas en metabool syndroom situeert zich op verschillende vlakken in het lichaam. Naast een gezonde voeding en het wijzigen van de levensstijl is het belangrijk voor de client om ondersteuning aan te bieden enerzijds naar het motiveren en anderzijds naar het regelen van een aantal lichaamsprocessen. Hiervoor komen een flink aantal fytotherapeutische producten in aanmerking. Een flink aantal planten helpen bij het afvallen, andereen hebben een regelende werking. Nancy Popieul – fytotherapeut en herboriste, docente fyto‐, aroma‐ en gemmotherapie, gezonde voeding. Zwaarlijvigheid en veroudering (voorlopige titel) De helft van de Nederlanders heeft overgewicht en de laatste twintig jaar is het aantal personen met ernstig overgewicht (obesitas) verdubbeld. Dat overgewicht vooral een kwestie is van 'teveel calorieën en te weinig bewegen' is een te eenvoudige benadering. Tijdens deze lezing wordt overgewicht vanuit een nieuwe invalshoek benaderd, namelijk vanuit het verouderingsproces. In het westen nuttigen we een voedingspatroon dat ons risico op verouderingsziektes (hart‐en vaatziektes, diabetes of dementie) verhoogd en dat ons vatbaarder maakt voor gewichtstoename. Kris Verburgh (1986) studeerde af als arts aan de Universiteit Antwerpen (magna cum laude). Momenteel verdiept hij zich in de neurowetenschap en biogerontologie (de wetenschap van veroudering), met nadruk op veroudering van de hersenen. Dr. Verburgh was op 25‐jarige leeftijd auteur van drie wetenschappelijke boeken. Zijn boeken werden verschillende malen herdrukt en genomineerd. Met zijn derde boek ‘De voedselzandloper’ schrijft Verburgh over een passie die hem al vanaf jongs‐ af‐ aan bezig houdt: het verouderingsproces. In De voedselzandloper toont hij aan hoe verschillende voedingsmiddelen en ‐ gewoontes een wetenschappelijk bewezen invloed hebben op het vertragen (of versnellen) van het verouderingsproces. Omwille van dit boek werd Verburgh verkozen tot één van de Belangrijkste Belgen van 2012. Hij heeft artikelen en recensies geschreven voor verschillende kranten en tijdschriften, trad op in diverse radio‐ en televisieprogramma’s en geeft regelmatig lezingen in België en Nederland over geneeskunde, gezondheid en wetenschap.
6
Foetale programmering, hormonen en overgewicht Het mag als algemeen bekend worden aanvaard dat de westerse leefstijl, teveel eten in het algemeen en in het bijzonder suikers en koolhydraten, plus weinig beweging gemakkelijk kan leiden tot overgewicht/obesitas. Iedereen kent in zijn omgeving wel mensen welke, ondanks dat ze er een redelijk 'gezonde leefstijl' op na houden, verhoudingsgewijs sneller met overgewicht te maken krijgen. Daarnaast zijn er ook mensen welke er een ‘ongezonde leefstijl’ op na houden en door het leven gaan zonder al te veel gewichtstoename. 'Elk pondje gaat door het mondje' is een algemeen gezegde als het om voeding en overgewicht gaat, in deze workshop kijken we via foetale programmering (9 maanden in de baarmoeder) en hormonen waarom de ene mond de andere niet is of waarom het ene pondje het andere niet is. Overgewicht en obesitas kunnen ontstaan omdat de prognose vanuit de baarmoeder fout is. Deze aandoeningen ontstaan vaak op het moment dat één of meerdere sekshormonen verlaagd zijn bv. na een zwangerschap, bij PCOS of tijdens de menopauze.
Leo van der Zijde, autodidact ‐ evolutieleer, voorspellingsbiologie, voeding, endocrinologie(hormonen), antropologie, fysiologie. Mede‐oprichter Ortholon B.V.
(onder voorbehoud, titel + samenvatting volgt nog) Wouter de Jong ‐ natuurgeneeskundig therapeut, dietist, kPNI, voedingsdeskundige, gezondheidsexpert, (top)sportconsultant
7