De digitale leeromgeving in de
Brede Major Education Van digitale leeromgeving naar digitale leergemeenschap
Auteur Ton Gloudemans Met bijdragen van Gert Mallegrom Gitte Buitelaar Arjan Fledderman Martijn t’Sas Roeland Vrolijk Jos Fransen Pieter Swager Leontine van Schie
Rotterdam, december 2006 / januari 2007
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 1 van 31
Samenvatting In deze notitie wordt een visie ontvouwd op de nieuw te ontwikkelen digitale leeromgeving voor de Brede Major Education en worden aanbevelingen gegeven voor de praktische uitwerking daarvan. Inspiratiebronnen voor deze notitie zijn: - Backbone, 2006-2012, - de ervaring van de School of Education op het gebied van open source webtechnieken en blended learning, - nieuwe ontwikkelingen op het internet die vallen onder de noemer Web 2.0. Leren is in de Brede Major Education altijd een vorm van blended learning. Hoewel de intensiteit per student per fase kan verschillen speelt de digitale leeromgeving altijd een essentiële rol. De laatste anderhalf jaar is op het internet een explosieve toename van eenvoudig te gebruiken internettools, waarmee gebruikers informatie, beeld en geluid uit kunnen wisselen en vorm kunnen geven aan hun eigen virtuele wereld en identiteit. Deze nieuwe trend op het internet wordt Web 2.0 genoemd. De ontwikkeling van Web 2.0 hangt nauw samen met de groeiende rol van open source software - software die in internetcommunities wordt ontwikkeld, vaak vrij mag worden gebruikt en veranderd. Het begrip digitale leeromgeving wordt in deze notitie breed opgevat. Om betekenis van Web 2.0 voor het onderwijs in beeld te brengen worden acht aspecten uitgediept: 1. Computer als persoonlijk instrument 2. Digitale aanbod studiematerialen 3. Digitale communicatie 4. Digitale informatie- en nieuwsvoorziening 5. Digitale studieproducten 6. Digitale toetsing 7. Organisatie en administratie met gebruikmaking van ICT 8. ICT-E (educatie gebruik van ICT) Op basis van de bevindingen wordt een voorstel gedaan voor een nieuwe portal voor de Brede Major Education waarin de uitgewerkte aspecten integraal en gepersonifieerd worden aangeboden. Deze portal geeft toegang tot de digitale leeromgeving en is niet alleen toegankelijk voor studenten en docenten, maar ook voor het werkveld en deels ook voor het algemene publiek. Het open stellen van (delen van) de digitale leeromgeving moet als een logisch gevolg van de keuze voor competentiegericht onderwijs worden gezien. De nieuwe digitale leeromgeving is meer dan een verzameling doorzoekbare content. Er is ook een prominente rol in weggelegd voor sociale interactie, webtools en multimedia. Internet, extranet en intranet functioneren niet meer als afzonderlijke eenheden, maar worden onderdeel van het grote geheel en gaan vloeiend in elkaar over. Wie zich voor even wil onderdompelen in de mogelijkheden van Web 2.0 voor het competentiegericht onderwijs en voor de Brede Major Education in het bijzonder slaat de bladzijde om en neemt een duik.
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 2 van 31
1. Inleiding De ontwikkeling van de Brede Major Education vraagt om een herontwerp van onze digitale omgeving. Een speerpunt in de ontwikkeling van het nieuwe programma is toenemende flexibilisering van het onderwijs. Een belangrijke voorwaarde voor flexibilisering is een transparant aanbod van materialen, begeleidingsinstrumenten en toetsing. Digitale middelen en vooral de inzet van dynamische webtechnieken spelen daarbij een belangrijke rol. In toenemende mate zal de digitale leeromgeving de toegangspoort tot de opleiding worden en vormen de fysieke omgeving en contactmomenten in de opleiding, samen met de praktijkleeromgeving een aanvulling op en verrijking en verdieping van de digitale leeromgeving. Deze opvatting sluit aan bij Backbone, 2006-2012, waarin de ontwikkeling van het competentiegericht onderwijs binnen INHOLLAND en in het hoofdstuk ICT-rijke leeromgeving de contouren van de digitale leeromgeving worden uitgewerkt.1 Leren is in de Brede Major Education altijd een vorm van blended learning, waarbij de verhouding tussen leren op de opleiding, leren praktijk en leren in de digitale leeromgeving per student verschilt en afhankelijk is van eerder verworven competenties, persoonlijke mogelijkheden en specifieke behoeften. Zoals Jos Fransen in zijn artikel Ontwerpstrategie voor blended learning in OnderwijsInnovatie constateert bestaat er niet zoiets als een ideale blend, maar kan alleen gestreefd worden naar de meest effectieve blend in een gegeven situatie.2 Een deel – voorlopig het grootste deel – van de studenten geeft de voorkeur aan contactmomenten op de opleiding en gebruikt studiefaciliteiten op de locatie. Een ander deel wil het aantal fysieke contactmomenten het liefst tot nul beperken en studeren op afstand. Voor beide groepen is de digitale leeromgeving van groot belang: voor het ophalen van informatie en studiedocumenten, maar ook voor het uitwisselen van leerresultaten en ervaringen en communicatie met docenten en medestudenten. Het verschil is niet principieel, maar gradueel. Door het ontbreken van fysieke contactmomenten is digitale communicatie voor studenten die op afstand studeren van vitaal belang en zijn geavanceerde communicatiemiddelen een onmisbaar onderdeel in hun persoonlijke blend. Verwachting is dat studenten straks hun persoonlijke blend per opleidingsfase bepalen dus soms heel intensief en andere keren minder intensief gebruik maken van de digitale leeromgeving. De wijze waarop de digitale leeromgeving is ingericht, de informatie en functionaliteit die daarin aanwezig zijn en de wijze waarop deze worden ontsloten, zijn hoe dan ook kritische succesfactoren bij het ontwerpen van een opleidingstraject. Het inrichten van de digitale leeromgeving gaat daarom niet alleen ‘techneuten’, maar ook opleiders aan. Hoe moet de nieuwe digitale leeromgeving van onze opleiding eruit gaan zien? Welke zaken vinden we belangrijk? Welke minder belangrijk? En niet te vergeten: Hoe denken we die nieuwe leeromgeving te kunnen realiseren? Deze notitie kiest het ruime sop en ontvouwt een gedurfde en hopelijk inspirerende visie op de wijze waarop de digitale leeromgeving zich verder kan ontwikkelen. We gaan eerst in op de wereldwijde trends die op dit moment zichtbaar zijn op het gebied van digitale media en het internet in het bijzonder en gaan in op de vraag hoe we deze trends kunnen vertalen naar onze leeromgeving. We maken daarbij een onderscheid tussen acht aspecten van de digitale leeromgeving. Bij elk aspect wordt een korte 1
Drs. Theo Douma, Backbone, 2006-2012 Jos Fransen, Ontwerpstrategie voor blended learning, in: OnderwijsInnovatie, nr 3, september 2006
2
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 3 van 31
analyse gegeven van de wijze waarop de digitale leeromgeving op dit moment wordt ingezet binnen de School of Education Rotterdam. Vervolgens geven we nieuwe richtingen aan voor de verdere ontwikkeling van de digitale leeromgeving, niet om ze uit te stippelen, maar om ze te onderzoeken. Discussies over ICT en onderwijs zijn vaak taaie kost, met veel technisch jargon en weinig aandacht voor menselijke motieven en verlangens. Hoewel jargon soms onontkoombaar is, gaat deze notitie niet over bits en bytes, maar over mensen - studenten en docenten - die samen een leergemeenschap vormen. 2. Van internet naar Web 2.0 Voordat we nader ingaan op de digitale leeromgeving besteden we eerst aandacht aan ontwikkelingen die zich op dit moment wereldwijd op het internet voltrekken. Tot voor kort hielden bedrijven en organisaties zich vrijwel uitsluitend bezig met de vraag “Hoe krijgen we het op het web?”. Elk zichzelf respecterend bedrijf en elke organisatie heeft inmiddels wel een en soms meerdere websites. De meeste van die websites bestaan uit tekst en plaatjes en hier en daar een formulier om een reactie te geven, vraag te stellen of bestelling te plaatsen. Voor een generatie die opgroeit met internet en multimedia is deze aanpak niet langer toereikend. We zien daarom op het internet een verschuiving optreden van informatieve websites naar dynamisch, databasegestuurde internettoepassingen. Gebruikers worden niet meer uitsluitend als informatiezoekers gezien, maar krijgen een actieve rol als deelnemer of leverancier van content. Voorbeelden daarvan zijn er legio: - Wikipedia: meertalige internetencyclopedie die wordt gevuld en geactualiseerd door gebruikers3, - You Tube: website voor bekijken en publiceren van zelf gemaakte video’s4, - Travelblog: eenvoudig te onderhouden, persoonlijke websites van reizigers5, - MySpace: zgn. sociale software om een netwerk van vrienden te creëren en te onderhouden6, - Podcast.com: website voor producenten en luisteraars van streaming audio7, - Second Life: een virtuele wereld waarin je met je alterego een tweede leven kunt leiden8. - Hyves9: sociale internet software waarmee je een vriendennetwerk kunt onderhouden. - Flickr10: een omgeving om foto’s en bijbehorende verhalen te publiceren. - Blogger11: een website waar je je eigen blog kunt maken, een persoonlijk dagboek, maar dan openbaar. Deze voorbeelden (er zijn er nog vele andere) zijn geen randverschijnselen, maar webtoepassingen met vele miljoenen actieve gebruikers. Niet voor niets riep Time Magazine onlangs niet een beroemde persoonlijkheid, maar de vele miljoenen actieve internetgebruikers uit tot persoon van het jaar. Er heeft een ware aardverschuiving 3
www.wikipedia.org www.youtube.com 5 www.travelblog.org 6 www.myspace.com 7 podcast.com 8 secondlife.com 9 www.hyves.nl 10 www.flickr.com 11 www.blogger.com 4
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 4 van 31
plaatsgevonden in de wijze waarop nieuws en informatie tot stand komt en gebruikers informatie zoeken, tot zich nemen en waarderen. Aanbieders op het internet kunnen niet langer volstaan met het informeren van gebruikers en moeten zich ook richten op het faciliteren van gebruikers. Je ziet de laatste twee jaar dan ook een explosieve toename van eenvoudig te gebruiken internettools, waarmee gebruikers informatie kunnen uitwisselen en vorm kunnen geven aan hun eigen virtuele wereld en identiteit.
12
Deze “tagcloud” geeft een overzicht van Web 2.0 begrippen en toepassingen.
Ontvanger wordt zender In 2005 werd door uitgeverij O’Reilly voor deze nieuwe trend op het internet de term Web 2.0 geïntroduceerd.13. Het Web 2.0 is geen nieuwe set van protocollen of standaarden, maar een buzzword voor een nieuwe manier van denken over en ontwikkelen van internetsoftware. Het is niet precies duidelijk wat wel en wat niet tot Web 2.0 behoort en wat nu precies het verschil is met Web 1.0 (het “oude” internet, dat overigens deze naam pas draagt sinds over Web 2.0 wordt gesproken). De essentie is dat Web 2.0 niet over definities gaat, maar over een nieuwe synergie. Er vindt een herwaardering plaats van de relatie tussen de klassieke zender en ontvanger. De internetgebruiker wordt niet meer gezien als recipiënt en consument, maar als participant. Hij is ontvanger, maar ook zender. Hij is consument, maar ook producent. Hij speelt een actieve rol in het ontwikkelen, actualiseren en waarderen van informatie en kennis. Hij gebruikt het web om sociale relaties te onderhouden en nieuwe te creëren. Hij koopt en verkoopt en neemt op deze wijze actief deel aan een wereldwijde markt van digitale, maar ook fysieke producten.
12 13
Ontworpen door Markus Angermeier (http://blog.aperto.de/?p=34) http://www.oreillynet.com/pub/a/oreilly/tim/news/2005/09/30/what-is-web-20.html
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 5 van 31
Een direct gevolg van deze ontwikkeling is dat gebruikers een steeds belangrijker rol spelen in de ontwikkeling van nieuwe toepassingen. Succes op het internet komt vaak uit onverwachte hoek en wordt niet door grote marktpartijen geïnitieerd, maar is vaak het resultaat van inspanningen van aanvankelijk kleine partijen en soms ook individuën. De openheid van het internet geeft goede ideeën, die inspelen op de wensen van gebruikers, de mogelijkheid om uit te groeien tot mondiale omvang. Websoftware en open source De ontwikkeling van Web 2.0 gaat samen met de verschuiving van client- naar serversoftware. Steeds meer toepassingen gebruiken de mogelijkheden van de webbrowser als framework en vereisen niet langer speciale cliëntsoftware die op de computer van de gebruiker wordt geïnstalleerd. Voordeel hiervan is dat het gebruik van software niet meer aan een specifieke computer gebonden is en dat samenwerking, interactie en communicatie tussen gebruikers belangrijker worden. Het delen van data, resultaten, informatie, meningen, multimedia wordt op deze manier heel eenvoudig. Nieuwe websoftware is gericht op het faciliteren van een gebruikersgroep met een gemeenschappelijk interesse of belang en ontwikkelt zich in samenspraak met gebruiker. Typerend voor deze wijze van software ontwikkeling zijn snelle releases en regelmatige updates. Snelheid is voor Web 2.0 een cruciale factor. Was het ontwikkelen van nieuwe toepassingen enkele jaren terug een proces dat vele jaren kon vergen voor sprake was van een beta, nu worden nieuwe toepassingen vaak binnen enkele maanden ontwikkeld en vrijgegeven en vervolgens stapsgewijs verder uitgewerkt. Het ontwikkelen van nieuwe toepassingen en aanpassen van bestaande toepassingen wordt steeds eenvoudiger door het grote aanbod aan open source software. Open source is een verzamelnaam voor software waarvan de code open staat (in tegenstelling tot gewone ook wel “closed software” genoemd, zoals Windows en Microsoft Office). Code die open staat kan gelezen en aangepast worden door programmeurs om te voldoen aan specifieke gebruikerswensen en -eisen. Veel open source software is gratis verkrijgbaar en mag vaak ook vrij gedistribueerd worden. Bekende voorbeelden van open source programma’s voor webservers zijn Apache (webserver), PHP (serverside scripting parser), SQLite en MySQL (databases). Ook voor pc’s wordt client-software als open source ontwikkeld en verspreid. Het bekendste voorbeeld daarvan is natuurlijk Linux (besturingssysteem). Een ander voorbeeld is Open Office (tekstverwerker, spreadsheet, enz.) dat snel aan populariteit wint en een serieus alternatief voor het product van de bekende marktleider biedt. Web 2.0 zou niet bestaan zonder open source. Op het gebied van serverside scripting en databases – twee essentiële elementen van Web 2.0 – is sprake van een enorm aanbod aan kant en klare software, halfproducten en ontwikkeltools, die vaak omgeven worden door actieve communities. In deze communities wordt vrijelijk kennis uitgewisseld, gediscussieerd over problemen en helpen programmeurs elkaar bij het zoeken naar oplossingen. Het creëren van interactieve en/of dynamische (web)toepassingen is niet meer voorbehouden aan grote softwareproducenten, maar is binnen het bereik gekomen van individuen, kleine bedrijven, open source communities en niet te vergeten onderwijsinstellingen. Voor open source gebruikers in onderwijsinstellingen bestaat in Nederland een speciale projectgroep: open source en standaarden in het onderwijs. Deze projectgroep onderhoudt onder meer een website die informatie geeft over het gebruik van open
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 6 van 31
source in het onderwijs en nieuwe ontwikkelingen en toepassingen signaleert.14 Voorbeelden van open source projecten die zich speciaal op het onderwijs richten zijn Moodle (een leeromgeving vergelijkbaar met Blackboard) en Ubuntu (een Linux distributie met een speciale versie voor het onderwijs). De belangstelling van onderwijsinstellingen in Nederland voor open source stijgt snel. Zo draaien bijvoorbeeld de websites van Saxion Hogescholen15, van de Pabo van Fontys Hogescholen16 en van Pabo de Hogeschool Zuyd17 op Linux, Apache, PHP en MySQL. Binnen INHOLLAND maakt tot nu toe alleen de School of Education actief gebruik van deze technieken. Op Amerikaanse universiteiten is al langer een verschuiving naar open source waarneembaar. Parallel aan de open source benadering bestaan daar organisaties die zich toeleggen op het definiëren van open standaarden, waarmee interoperabiliteit en modulair inzetten van systemen mogelijk wordt.18 Voor het functioneren van het World Wide Web zijn die standaarden er natuurlijk al. Zonder de standaarden van het W3consortium zou het internet in zijn huidige vorm niet kunnen bestaan.19 Voor specifieke toepassingsgebieden zijn open standaarden vaak nog in ontwikkeling. Belangrijke voordelen van open source en open standaarden zijn dat de organisatie meer grip krijgt op de inrichting van de digitale omgeving, eigen aanpassingen kan plegen, snel kan reageren op nieuwe ontwikkelingen en informatie beter kan uitwisselen. Ook wordt vaak als voordeel genoemd het minder afhankelijk worden van leveranciers. Een niet onbelangrijk punt is dat open source projecten in veel gevallen in het publieke domein opereren. Een educatieve instelling met een omvang als INHOLLAND, die graag voorop wil lopen en zich profileren als een moderne op de maatschappij gerichte organisatie zou hier een actieve rol voor zichzelf weggelegd moeten zien. Digitale leeromgeving 2.0 Kortom, de ontwikkeling van Web 2.0 biedt nieuwe perspectieven en vergezichten. Wat betekent dit nu voor onze digitale leeromgeving? Wanneer we aansluiting willen vinden bij een nieuwe generatie studenten dan zullen we moeten onderzoeken wat Web 2.0 betekent voor onze opleiding en het onderwijs in het algemeen. De afgelopen jaren is door de School of Education een nieuwe weg ingeslagen met interactieve internetapplicaties als het Onderwijsplein, de Virtuele Praktijkapplicatie Educatie en de Evaluatiesite. De wijze waarop deze toepassingen worden ontwikkeld en de functionaliteit ervan hebben duidelijk karakteristieken van de Web 2.0 benadering, maar gaan vanuit deze optiek nog niet ver genoeg. De interactiviteit is nu nog hoofdzakelijk beperkt tot het verzamelen en uitwisselen van informatie en kennis. De uitdaging voor de digitale leeromgeving voor de Brede Major Education is om communicatie, sociale interactie en uitwisseling van informatie en kennis tot stand te brengen, waarbij de gebruiker (student, docent, medewerker, manager) wordt gezien als lid van een educatieve gemeenschap. Ook de betrokkenheid van het werkveld bij de opleiding, een lang gekoesterde wens, kan dank zij het Web 2.0 toenemen. Een hogeschool die in zijn onderwijsconcept competentiegericht onderwijs centraal stelt, kan zijn digitale leeromgeving niet beperken 14
www.ossinhetonderwijs.nl www.saxion.nl/info 16 www.pabobart.nl 17 www.periodeboek.nl 18 www.campustechnology.com/article.asp?id=10700&p=1 19 www.w3.org 15
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 7 van 31
tot een intranet, dat nagenoeg geheel gesloten is voor de inbreng van en uitwisseling met het werkveld. Competentiegericht leren vraagt om actieve participatie van de praktijk in de opleiding. Deze rol kan in de digitale leeromgeving ook werkelijk waargemaakt worden door een extranet- en internetomgeving, waarin het mogelijk is informatie uit te wisselen, kennis te delen, samen te werken en te communiceren, kortom traditionele grenzen te overschrijden. 3. De digitale leeromgeving Over het begrip digitale leeromgeving bestaan verschillende opvattingen. Soms wordt een digitale leeromgeving gelijk gesteld met een ICT-toepassing waarbinnen een (deel van het) onderwijsproces wordt vormgegeven, bijvoorbeeld de communicatie tussen docent en student. Zo wordt op de onze hogeschool Blackboard vaak gezien als dé digitale leeromgeving van INHOLLAND. In deze notitie wordt het begrip digitale leeromgeving breder opgevat: de digitale leeromgeving is het samenstel van hardware, software, toepassingen en netwerken, dat ingezet wordt om het leerproces van de student vorm te geven, te faciliteren en te administreren. Zo opgevat is het begrip digitale leeromgeving veelomvattend, want het gaat hierbij niet uitsluitend om onderwijsinhouden, maar ook om bijvoorbeeld de communicatie en de administratieve processen die gerelateerd zijn aan leeractiviteiten. Dit maakt het denken over wat we vragen van een digitale leeromgeving complex, maar het is alleen deze brede opvatting van het begrip digitale leeromgeving die de mogelijkheid biedt om de relatie tussen de verschillende aan het leren verbonden activiteiten in beeld te krijgen en zo te komen tot een nieuwe visie op het gebruik van ICT in het onderwijs. Om grip te krijgen op het brede begrip digitale leeromgeving zoals dat hier gehanteerd wordt en niet te verzanden in tot de verbeelding sprekende, maar vage toekomstvisioenen, onderscheiden we acht aspecten van de digitale leeromgeving, te weten: 1. Computer als persoonlijk instrument 2. Digitale aanbod studiematerialen 3. Digitale communicatie 4. Digitale informatie- en nieuwsvoorziening 5. Digitale studieproducten 6. Digitale toetsing 7. Organisatie en administratie met gebruikmaking van ICT 8. ICT-E We werken deze aspecten hieronder stuk voor stuk uit. We kijken daarbij naar de huidige praktijk binnen de School of Education Rotterdam en geven vervolgens vanuit de Web 2.0 gedachte en vanuit onze visie op competentiegericht en flexibel onderwijs de ontwikkelingsrichting aan voor de nieuwe digitale leeromgeving Brede Major. Elke onderdeel wordt afgesloten met een aantal concrete aanbevelingen. 3.1 Computer als persoonlijk instrument Digitale media geven toegang tot een wereld van informatie en kennis. Zij maken het mogelijk om op verschillende manieren met mensen over de hele wereld in contact te treden en zijn in korte tijd uitgegroeid tot een onmisbaar instrument voor vrije meningsuiting, sociale interactie, entertainment, persoonlijke vorming en individuele zelfexpressie. Voor de generatie die opgroeit in de wereld van digitale video en fotografie, mp3 audio en World Wide Web (dus zo ongeveer alle kinderen/jongeren geboren vanaf het einde van de jaren tachtig) is de digitale wereld een onlosmakelijk deel van hun identiteit.
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 8 van 31
Alle sectoren in de maatschappij en ook mensen veranderen ingrijpend door de nieuwe mogelijkheden die digitale media bieden. Het onderwijs kan hier op twee manieren mee omgaan: zich schrap zetten en de digitale revolutie als een golf over zich heen laten komen of in beweging komen en de nieuwe mogelijkheden als een uitdaging voor de toekomst zien ofte wel niet reageren, maar participeren! Onze lerarenopleiding heeft in 1998 gekozen voor het tweede. Met het EXPLO20 project werd een nieuwe weg opgeslagen en werden productief en adaptief leren met intensief gebruik van ICTspeerpunten in de opleiding. Studenten en docenten werkten op een eigen laptop die overal kon worden ingeprikt op het intranet en internet. Internet was ten tijde van EXPLO nog Web 1.0, maar in deze tijd werd de basis gelegd voor de digitale leeromgeving zoals we die nu kennen. Het Onderwijsplein, Mensen Maken Scholen, het digitaal portfolio, thema-templates en multimediale zelfstudiemodulen komen uit deze periode. Na de fusie met INHOLLAND brak een nieuwe periode aan waarin de laptop een randverschijnsel werd. Vaste pc’s met vaste programmatuur werden de norm. Het ontwikkelen van eigen dedicated leeromgevingen met behulp van serverside scripting (zoals gebruikelijk in de Ichthus Hogeschool) werd officieel in de ban gedaan. Het streven naar standaardisatie ging de boventoon voeren. Hoewel deze operatie tot op zekere hoogte onvermijdelijk was, heeft de exclusieve aandacht voor de beheersmatige aspecten van de leeromgeving een aantal onwenselijke gevolgen gehad. De hogeschool beschikt momenteel over een intranet dat slechts zeer matig functioneert en een internetsite die vooral het domein is van de afdeling Marketing en Communicatie. Gevolg is dat in de hogeschool weinig te merken is van de vitaliteit van het internet, laat staan van Web 2.0. De digitale communicatie binnen INHOLLAND bestaat voor een groot deel uit een gestage stroom van documenten die via e-mail, Blackboard en Sharepoint worden verspreid. Overzicht en structuur zijn moeilijk te ontdekken en moet in veel gevallen door individuele gebruikers worden aangebracht door het archiveren van kopieën op de harde schijf. Ook met de beleving is het niet best gesteld en dat is misschien nog erger. Er zijn weinig gebruikers te vinden die de digitale leeromgeving als inspirerend ervaren, laat staan zich ermee identificeren. Pas wanneer de digitale leeromgeving aansluit op daadwerkelijke behoeften van gebruikers, pas dan ontstaat de persoonlijke betrokkenheid en energie om de digitale leeromgeving om te vormen tot een digitale leergemeenschap. Daarbij mag iets van gebruikers verwacht worden: dat zij investeren in hun ICT-vaardigheden en open staan voor nieuwe ontwikkelingen. Daarbij mag ook iets van de organisatie verwacht worden: dat deze in staat is te reageren op wensen van gebruikers, dat deze gebruikers mogelijkheden biedt om een actieve rol te spelen in de ontwikkeling van de digitale leeromgeving. De pc is op onze hogeschool teveel een computer geworden, zonder de p van “personal”. Dit kan en moet anders. Communicatietechnieken komen steeds dichterbij en zelfs letterlijk op en zelfs in de mens te zitten. Het is zeker niet ondenkbaar dat de desktop sterk zal worden teruggedrongen en mobiele communicatiemiddelen de overhand gaan krijgen. De enige wijze om met deze moeilijk voorspelbare ontwikkelingen om te gaan is een open oog op de toekomst. De hogeschool dient een stabiele werk- en leeromgeving te bieden, die tegelijkertijd ruimte biedt voor nieuwe ontwikkelingen, experimenten en persoonlijke voorkeuren. De technologie lijkt in dit opzicht te helpen. Serverside technologieën zijn sterk in opkomst en bieden de gebruiker instrumenten die niet of minder afhankelijk zijn 20
EXperimentele Leraren Opleiding (Ichthus Hogeschool, Dordrecht, 1998-2002)
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 9 van 31
van afzonderlijke pc’s. Ook een nieuw platform als U3 biedt nieuwe mogelijkheden voor personal computing. Dit platform maakt het mogelijk documenten en eigen software op een speciale USB-stick te zetten en deze vervolgens op elke Windows 2000/XP computer te gebruiken.21 Zowel de software (inclusief historie en persoonlijke instellingen) als de documenten worden portable en kunnen op iedere computer worden geactiveerd. Andere voorbeelden van mobiele techniek zijn de mobiele telefoon, mp3speler, de PDA (Personal Digital Assistant) en de laptop. Veel studenten en docenten zijn in het bezit van een of meerdere van deze apparaten. Als educatieve opleiding wil onze School voorop lopen in het inzetten van nieuwe technieken die bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling en leer- en werkprocessen van studenten en docenten. Dit betekent in de eerste plaats ruimte bieden voor nieuwe initiatieven en experimenten. In 2006 werd een aanvraag voor een pilot met SMS helaas niet gehonoreerd, maar dat betekent niet dat de gedachtevorming stil staat. In de periode januari-maart 2007 wordt door het MediaLab Educatie een pilot met podcasting uitgevoerd worden, die resulteert in een eenvoudige, multi-inzetbare faciliteit om audio te publiceren. De eerste podcasts zullen bestaan uit bijzondere voordrachten die gedurende deze periode op de verschillende locaties worden gehouden. De toepassing die hiervoor ontwikkeld wordt kan vervolgens ook in het onderwijs worden toegepast. De spits wordt afgebeten door de differentiatie “Oriëntatie op NT2-specialist in het primair onderwijs”, waarin studenten in het kader van hun onderzoek naar de taalontwikkeling van kinderen mp3-opnamen maken en deze via een podcast aan elkaar beschikbaar stellen. Experimenteren gaat samen met leren. Docenten en studenten moeten gestimuleerd worden hun competenties om nieuwe technieken in te zetten in hun onderwijs te verhogen. Dat is niet zozeer een kwestie van kennis, als wel van houding. Een open oog en een nieuwsgierige geest zijn in de snel veranderende wereld van digitale media minstens even belangrijk als know-how. Het leren werken met nieuwe technieken heeft daarom meer te maken met het overwinnen van psychologische weerstanden, dan met feitelijke knoppenkennis. Belangrijk is het begrijpen van nieuwe concepten en het daadwerkelijk ervaren. Een inspiratievol verhaal en een behulpzame collega hebben vaak meer effect dan het doorploegen van een centimeterdikke handleiding van een knoppencursus. Een bijzonder punt van aandacht is het gebruik van nieuwe technieken in colleges en tutorgroepbijeenkomsten. Steeds meer docenten maken of willen gebruik maken van digitale presentatietechnieken, zoals Powerpoints en digitale video. De praktijk blijkt echter vaak weerbarstig. De opgestelde apparatuur in lesruimte is niet altijd operationeel of niet goed ingesteld of opgesteld. De veelvuldige klachten die hierover te horen zijn vragen om nader onderzoek en actie. Leesbaarheid van presentaties met behulp van de beamer zijn vaak slecht door de abominabele projectieomstandigheden: - ontbreken van verduistering, - ontbreken van een lichtschakelaar om het kunstlicht te kunnen dimmen - onbreken van een professioneel of op zijn minst wit projectieoppervlak. Ook zijn geen goed werkende smartboards beschikbaar, terwijl deze op basisscholen wel steeds meer te vinden zijn. Wat zegt het over onze opleiding wanneer we studenten leren bordschrijven, maar niet leren om te gaan met moderne presentatiemiddelen? Een 21
www.u3.com
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 10 van 31
lerarenopleiding die voorop wil lopen in het ontwikkelen en onderwijzen van nieuwe didactiek moet ook voorop willen lopen bij het inzetten van nieuwe technologie!
⇒ Breng in de hogeschool een discussie op gang rondom de computer als persoonlijk instrument.
⇒ Besteed in de opleiding voldoende aandacht aan de computervaardigheden en daag studenten uit om te experimenteren en te ontdekken. ⇒ Motiveer docenten te werken aan hun computervaardigheden, confronteer ze met nieuwe ontwikkelingen, daag uit tot discussie, zorg ervoor dat op locatie tijd, ruimte en aandacht is voor intercollegiale begeleiding en haal de vrijblijvendheid eruit. ⇒ Doe een kritisch onderzoek naar de beschikbaarheid, opstelling en werking van presentatiemiddelen in lesruimten en pas indien nodig zaken aan. ⇒ Schaf op elke locatie - indien nog niet aanwezig - smartboards aan en neem het leren werken met smartboards op in het onderwijsprogramma. 3.2 Digitale aanbod studiematerialen Studiematerialen vormen een onmisbare bron in de opleiding voor zowel studenten als docenten. Beschikbaarheid van en toegang tot studiematerialen is daarom een speerpunt in de digitale leeromgeving. Bij voorkeur zijn studiematerialen digitaal, eenvoudig te traceren en vrij beschikbaar voor elke student en docent. In de werkelijkheid van nu is dit ideaal niet volledig te verwezenlijken: - Niet alle studiematerialen zijn digitaal voorhanden (boeken en tijdschriften). - Een deel van het digitaal leermateriaal wordt betrokken van uitgevers (bijvoorbeeld MILE). - Sommige digitale materialen zijn minder geschikt voor online gebruik (bijvoorbeeld multimediale studiematerialen). 3.2.1 Educatieve uitgeverij Hoewel de jaarlijkse boekenlijst vooralsnog niet zal verdwijnen, zal de wijze waarop leermaterialen aangeboden worden de komende jaren ingrijpend veranderen. Uitgeverij Van Gorcum biedt al haar PABO-uitgaven op dit moment al digitaal aan in Sherpa-pro – een internetomgeving waarin PABO-studenten de titels van deze uitgever kan bestuderen en eigen leerarrangementen samenstellen.22 Wolters-Noordhoff biedt sinds kort docenten van het hoger onderwijs de mogelijkheid aan zelf studieboeken samen te stellen uit de verschillende uitgaven van deze uitgeverij.23 Er zijn zelfs uitgevers die zich geheel toeleggen op digitaal publiceren. Lulu is daar het bekendste voorbeeld van. 24 Lulu maakt het publiceren van boeken en multimedia zeer laagdrempelig door een radicale verandering van het productieproces. Boeken, cd’s en dvd’s worden niet in oplage, maar per exemplaar geproduceerd na bestelling door de klant. Er zijn geen opstartkosten en er is geen minimumoplage. Deze voorbeelden maken duidelijk dat digitale ontwikkelingen grote invloed hebben op de wijze waarop uitgevers opereren. Het is zaak om op deze veranderingen in te spelen en daar waar mogelijk invloed uit te oefenen. De inzet daarbij moet zijn: studenten tegen gelijkblijvende en mogelijkerwijs lagere kosten te voorzien van studiemateriaal dat perfect is toegesneden op de student en opleiding. Het is daarom van belang dat (vak)docenten zich op de hoogte stellen van de nieuwe ontwikkelingen en de voordelen daarvan actief benutten. 22
www.sherpa-pro.nl www.maatwerk.wolters.nl 24 www.lulu.com 23
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 11 van 31
3.2.2 Onderwijsplein Naast titels van educatieve uitgevers werken studenten in hun opleiding veelvuldig met studiematerialen en onderwijsdocumenten die door de opleiding zelf worden geproduceerd. Deze materialen hebben voor het overgrote deel een digitale vorm en worden op dit moment aangeboden via het Onderwijsplein.25 Het Onderwijsplein is een Learning Content Management System (LCMS) en speelt een centrale rol in het beheren en distribueren van onderwijsdocumenten. Doel van het Onderwijsplein is om onderwijsmaterialen in een aantrekkelijke, overzichtelijke en eenvoudige beheerbare omgeving aan te bieden met daar waar nodig en wenselijk multimediale en interactieve elementen. Het systeem is dedicated, dat wil zeggen toegesneden op het studieprogramma en de opleidingsvarianten van Education. Het is zo ingericht dat elk document binnen deze omgeving met een minimaal aantal muisklikken (vaak niet meer dan drie) bereikt kan worden. In het Onderwijsplein zijn te vinden: - studiehandleidingen - studieteksten - presentaties en hand-outs - links naar externe websites - templates - multimediale zelfstudiesites - (multimediale) faq’s Materialen kunnen worden gefilterd op studievariant (voltijd, deeltijd, digi, verkort). Voor docenten bestaat de mogelijkheid materialen te delen met collega’s. Moderatoren, die verantwoordelijk zijn voor deelgebieden binnen het Onderwijsplein, kunnen on-the-fly extra studiematerialen voor studenten beschikbaar maken. Er is een archieffunctie voor studenten met studievertraging en onderwijsontwikkelaars. Met een zoekfunctie kunnen alle aanwezige materialen worden doorzocht. In het docentgedeelte kunnen docenten materiaal ter beschikking stellen van collega’s. In het totaal worden in het Onderwijsplein om en nabij de 1500 documenten beheerd. Het Onderwijsplein wordt gemiddeld enkele duizenden malen per dag bezocht en is daarmee de meest intensief gebruikte toepassing van Education. Het Onderwijsplein is niet alleen voor de dagelijkse onderwijspraktijk, maar ook voor de kwaliteitcyclus die binnen de School gehanteerd wordt van groot belang. Groot verschil met de praktijk in veel andere Schools is, dat studiematerialen van elk programmaonderdeel voor alle betrokkenen bereikbaar zijn, elk document slechts één maal wordt opgeslagen en er geen misverstand kan bestaan over de status van een document. Dit zorgt voor transparantie in het proces van ontwikkelen, uitvoeren en evalueren. Ook in de Brede Major zal het Onderwijsplein een belangrijke functie vervullen. Daarvoor is wel een nieuw ontwerp- en ontwikkeltraject nodig. Het nieuwe onderwijsprogramma vraagt om een nieuwe structuur. Bovendien is een overstap naar een nieuwe server nodig, omdat de Cold Fusion-server, waarop het Onderwijsplein draait, niet meer in de INHOLLAND ICT-infrastructuur past en daarom (…) niet meer wordt onderhouden. Het ligt voor de hand het nieuwe Onderwijsplein te ontwikkelen op PHP/MySQL, het platform waarop ook andere webtoepassingen van Educatie draaien (VPE, INtekensite, Evalutiesite). Bijkomend voordeel is dat daarmee nieuwe mogelijkheden in het verschiet komen.
25
insite.rotterdam.inholland.nl/intern/loc_dd/educatie/onderwijsplein_v2/
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 12 van 31
Uitgangspunten bij het maken van een herontwerp van het Onderwijsplein zijn: - Heldere structuur en navigatie. - Goede zoekfuncties. - Overzichtelijke en aantrekkelijke interface. - Teksten worden waar mogelijk direct op het scherm gezet met de optie deze teksten te downloaden en printen, zonder dubbel beheer. - Een prominente rol voor beeldvormers. Het publiceren van foto’s en fotopresentaties is zo eenvoudig mogelijk. - Aandacht voor multimedia in de vorm van video, audio, animatie en interactie. - Ruimte voor discussie en interactie in de vorm van discussionboards en faq’s onder beheer van moderatoren. Hoewel ook in het nieuwe Onderwijsplein documentbeheer een belangrijke rol zal spelen, is het meer dan een documentbeheersysteem. Het Onderwijsplein is een aantrekkelijk vormgegeven toegangspoort tot de competentiegebieden en kennisdomeinen van de opleiding. Daarbij moet ook een duidelijke plaats ingeruimd worden voor internet. Er zijn talrijke websites, forums en toepassingen op het internet die een waardevolle aanvulling op en verrijking van het onderwijs kunnen zijn. Een voorbeeld hiervan is Teleblik26, een website die vele honderden historisch beeld- en geluidsfragmenten bevat in de vorm van streaming video bedoeld voor toepassing in het primair en secondair onderwijs alsmede de lerarenopleiding. Het Onderwijsplein dient bronnen op het internet die van belang zijn voor een thema, vakgebied of studieonderdeel systematisch te ontsluiten.
⇒ Kijk en denk mee met de ontwikkelingen in de educatieve uitgeverijen. ⇒ Maak een herontwerp van het Onderwijsplein en realiseer dit op het PHP/MySQL platform ⇒ Stimuleer onderwijsontwikkelaars en vakexpertgroepen om hun aanbod te verrijken met multimedia en bronnen op het internet. ⇒ Experimenteer in het Onderwijsplein met nieuwe media, zoals webcasting en streaming video. 3.3 Digitale communicatie In deze en volgende paragraaf zoomen we in op de C van ICT, die staat voor communicatie. Allereerst de communicatie tussen docent-student en tussen studenten onderling. Van oudsher zijn we gewend om communicatie tussen docent en student in de vorm van (fysieke) contacttijd te gieten, maar dat is met de nieuwe digitale communicatietechnieken helemaal niet meer zo vanzelfsprekend. In de DigiPabo is er zelfs nagenoeg geen contacttijd. De gedachte dat afstandsleren uitsluitend ingegeven wordt door noodzaak (te lange afstanden of geen mogelijkheid om contacttijd in de eigen agenda in te passen) lijkt steeds minder op te gaan. Er blijkt ook een groep studenten te zijn, die er gewoon de voorkeur aan geeft op afstand te studeren. Bij het leren op afstand is de inzet van digitale media een kritische succesfactor. We kijken in deze paragraaf naar de asynchrone en synchrone communicatiemiddelen die bij het afstandleren kunnen worden ingezet. 3.3.1 Asynchrone communicatie De asynchrone communicatiemiddelen zijn op dit moment binnen de hogeschool het best ontwikkeld. We gaan hier kort in op e-mail, Blackboard en Sharepoint. 26
www.telebilk.nl
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 13 van 31
Email Iedere student en medewerker beschikt over een eigen e-mailbox die via webmail over aangesproken kan worden. Groot voordeel van e-mail is de gebruikvriendelijkheid en de hoge attentiewaarde die van e-mail uitgaat. Belangrijk nadeel is dat de informatiestroom ongestructureerd is. De populariteit van e-mail is ook het grootste probleem. Veel gebruikers worden overvoerd met informatie die via e-mail binnenkomt, niet alleen spam, maar ook documenten, nieuwsberichten, vragen. Soms gaat het om relevante, belangrijke informatie, maar in veel gevallen ook niet. Nadeel is ook dat informatie die bewaard moet blijven door de gebruiker zelf moet worden gearchiveerd, met als gevolg dat documenten, vaak in verschillende versies op talrijke plekken, worden opgeslagen. Dit is niet wat je noemt gestructureerd informatiebeheer. Het is daarom van belang naast e-mail instrumenten in te zetten, waarin informatie gestructureerd, doorzoekbaar en permanent wordt aangeboden. Blackboard Blackboard wordt in de School of Education ingezet om de communicatie binnen tutorgroepen te ondersteunen. In Blackboard kunnen bijvoorbeeld documenten of presentaties worden uitgewisseld en discussieforums gestart. Docenten kunnen van week tot week nieuwe informatie inbrengen, praktische mededelingen doen en het werk van studenten ophalen en van feedback voorzien. Blackboard biedt alle deelnemers toegang tot een gemeenschappelijke werkomgeving met alle informatie en documenten die door hen zijn ingebracht. Voor het studeren op afstand is Blackboard een onmisbaar instrument. Digipabo-studenten en -docenten zijn op dit moment dan ook de meest actieve gebruikersgroep. Voor studenten die op locatie studeren wint Blackboard echter aan belang. De pilot die tussen februari-april 2007 door Education uitgevoerd wordt in het kader van het project New Blends moet onder meer leiden tot een intensievere inzet van Blackboard als parallel communicatiekanaal naast reguliere contactmomenten op de opleiding. Op dit moment is de inzet van Blackboard nog teveel afhankelijk van de werkwijze van de individuele docent. N.B. Het gebruik van Blackboard als CMS om alle studiematerialen van de opleiding toegankelijk te maken – in veel schools een gangbare praktijk – is hoogst onwenselijk. Blackboard is gericht op het faciliteren van cursussen met een beperkt aantal deelnemers en een beperkte looptijd. Voor het beheren en publiceren van onderwijsmaterialen is een andere, meer gestructureerde aanpak vereist (zie 3.2.2). SharePoint De SharePoint omgeving van INHOLLAND wordt op dit moment ingezet ter ondersteuning van docententeams en projectgroepen. Verschil met Blackboard is dat deze omgeving een meer open structuur biedt voor het uitwisselen van informatie en documenten, meer mogelijkheden biedt om de user-interface te manipuleren en ook aantal andere extras biedt. Ondanks duidelijke verschillen in mogelijkheden en gebruik is de opzet in wezen gelijk. SharePoint is vooral geschikt voor het ondersteunen van (project)teams met een beperkte omvang voor het delen van informatie en documenten. 3.3.2 Synchrone communicatie Naast asynchrone communicatie is het van belang mogelijkheden tot synchrone communicatie te scheppen. In de reguliere opleiding heeft synchrone communicatie de vorm van formele en informele contactmomenten op de opleiding. Voor studenten die op afstand studeren is de telefoon en MSN het belangrijkste synchrone
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 14 van 31
communicatieinstrument. Dat verandert echter in snel tempo. VOIP-software (Voice Over Internet Protocol – internet telefonie), headsets en webcams veroveren de desktop. Dank zij deze nieuwe instrumenten wordt de computer een communicatiemiddel met ongekende mogelijkheden. Het variëren van de communicatiesetting (één-op-één begeleiding, colleges, tutorgroepen) is niet langer voorbehouden aan fysieke contactmomenten. Nieuwe technieken maken het mogelijk om naast één-op-één contacten, ook contacten met kleinere of grotere studentgroepen te organiseren. De software die hiervoor nodig is, is in veel gevallen gratis en eenvoudig te installeren en te gebruiken. Skype Het bekendste voorbeeld hiervan is Skype. Skype begon twee jaar geleden als VOIPsoftware om via internet met een andere Skype-gebruikers te kunnen “telefoneren”. Op dit moment groeit Skype in een ongehoord snel tempo uit tot een veelomvattend communicatie-instrument. Dank zij de mogelijkheid die Skype biedt voor plug-ins van andere ontwikkelaars komen voortdurend nieuwe toepassingen beschikbaar. We noemen er drie die voor onze opleiding interessant zijn: - desktopsharing: tonen of delen van je desktop met andere gebruikers, - conferenties: VOIP met maximaal vijf personen tegelijkertijd, - webcasting: live audio en webcambeelden uitzenden voor maximaal 100 gebruikers met mogelijkheden tot interactie. Skype maakt de toegang tot dit soort technieken zeer laagdrempelig en kan met name in het afstandsonderwijs een uitstekende aanvulling zijn op schriftelijke communicatie via e-mail en Blackboard. Skype is een voorbeeld van software die eenvoudig is te implementeren en kan ook op het INHOLLAND netwerk gebruikt worden. Mogelijk nadeel van dit soort software is dat deze niet institutioneel verankerd is. De gebruikersvoorwaarden worden door de leverancier bepaald en kunnen in de toekomst ten nadele veranderen, bijvoorbeeld door beperkingen op te leggen aan het gebruik, reclame boodschappen te pushen, (extra) kosten in rekening te brengen of door op ongewenste wijze in de persoonlijke levenssfeer van gebruikers te treden. Hoewel deze punten blijvend de aandacht verdienen, hoeven zij verder gebruik vooralsnog niet in de weg te staan. Er worden in Skype geen gegevens vastgelegd die essentieel zijn voor de opleiding. Het gebruik is in principe vluchtig. Bovendien gelden voor iedere software geleverd door derden dezelfde bezwaren. Macromedia Breeze Een alternatief voor Skype is Macromedia Breeze. Dit platform biedt soortgelijke faciliteiten, maar in een meer gesloten omgeving. Skype richt zich op een zo groot mogelijk publiek, terwijl Macromedia Breeze zich meer lijkt te richten op professionals. Pilots moeten uitsluitsel geven of het ene platform boven het ander te verkiezen is. Daarbij kan een vergelijking gemaakt worden tussen functionaliteit, gebruikersvriendelijkheid, acceptatie en kosten. Een andere vraag die in een pilot verder onderzocht moet worden is op welke momenten en in welke vorm digitale communicatietechnieken worden ingezet. De techniek maakt het mogelijk om een groot gedeelte van de dag bereikbaar te zijn, maar kan en willen we dat ook? Waarschijnlijk niet! Docenten kunnen niet elk moment van de dag studenten te woord staan. Studenten die op afstand studeren kunnen niet op elk gewenst moment inloggen. Zij wonen soms in een andere tijdzone of studeren op
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 15 van 31
ongebruikelijke momenten. Synchrone communicatie stelt eisen aan de beschikbaarheid van docent en student, waar zij niet altijd aan kunnen en willen voldoen. Ook bleek uit het DU-onderzoek naar het gebruik van webcams in de opleiding (Webcams in F2F communicatie) dat gebruik van bewegend beeld niet altijd als prettig wordt ervaren. Bij de inzet van nieuwe instrumenten dienen de behoeften en mogelijkheden van gebruikers als uitgangspunt te worden genomen.
⇒ Vergelijk het platform Skype en Macromedia Breeze op technische functionaliteit en inzetbaarheid. ⇒ Voer in het afstandsleren een pilot uit met deze platforms bij enkele tutorgroepen en evalueer de gebruikerservaringen. ⇒ Stel een werkplan op voor een brede inzetbaarheid van digitale communicatiemiddelen, in het afstandsleren en in de reguliere opleiding. 3.4 Digitale nieuws- en informatievoorziening Naast communicatie in het directe onderwijsproces is ook de communicatie binnen de organisatie van groot belang, zeker in een grote en dynamische organisatie als INHOLLAND. Daarbij gaat het niet alleen om de communicatie tussen management, medewerkers en studenten, maar ook om communicatie met het werkveld. Middelen die hierbij ingezet worden zijn: - (e-mail) nieuwsbrief - intranet - extranet - internet Hoewel we nieuws en informatie hier onder één noemer vangen is het wel zinvol beide te onderscheiden. Nieuws is berichtgeving die gebonden is aan actualiteit en waarvan de informatieve waarde een beperkte levensduur heeft. Onder informatie verstaan we in dit verband alle kennis die in onze organisatie wordt verspreid, met uitzondering van onderwijsinhouden, die niet direct aan actualiteit gebonden of persoonsgebonden is. Op dit moment is de nieuws- en informatievoorziening tamelijk versnipperd. 3.4.1 Nieuwsvoorziening De volgende kanalen worden gebruikt voor nieuwsberichten: - INsite – Het intranet heeft een deels gepersonaliseerde voorpagina die als active desktop wordt gepushed. Deze pagina bevat hogeschool (M&C) nieuws en de twee meest recente nieuwsitems die op de Schoolsite zijn gepubliceerd. De nieuwsapplicatie op de Schoolsite wordt beheerd door het MediaLab. Hoewel er langs deze weg regelmatig nieuwsberichten worden gepubliceerd, is er geen actief redactioneel beleid. - Nieuwsbrieven - Er worden op de School meerdere nieuwsbrieven verspreid. Elke locatie heeft zijn eigen nieuwsbrief voor studenten en voor medewerkers. Soms worden vanuit projecten eigen nieuwsbrieven gestart, die een langer of korter leven hebben. Ook worden er vanuit de Praktijkbureaus nieuwsbrieven gestuurd naar scholen, besturen en contactpersonen. Het beeld als geheel is rommelig. Nieuwsbrieven worden soms als worddocument verspreid met e-mail, soms als platte emailtekst en soms als HTML-mail (met wisselende opmaak en afbeeldingen). Nieuwsbrieven worden in de meeste gevallen ook opgeslagen, afhankelijk van de doelgroep op INsite, op de TEAMsite en/of in de VPE, zodat zij ook via deze beschikbaar bereikbaar blijven.
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 16 van 31
Belangrijke kenmerken van een goede nieuwsvoorziening zijn: - actueel met vaste regelmaat - overzichtelijk en leesbaar - doelgroep gericht - herkenbaar en aantrekkelijk format - zichtbaar én vindbaar - eenvoudig te beheren door nieuwsredacteuren Op een aantal punten kan de kwaliteit van de huidige nieuwsvoorziening aanzienlijk verbeterd worden. Een belangrijk middel daarbij is een nieuwsbriefapplicatie waarmee managers, projectleiders en andere actieve gebruikers eenvoudig nieuwsbrieven kunnen samenstellen, die in een vast format worden weergeven en met enkele klikken naar een specifieke doelgroep kunnen worden gestuurd. Daarbij is het zinvol gebruik te gaan maken van zgn. RSS-feeds.27 RSS is een eenvoudig scripting format om nieuws te verspreiden dat momenteel zeer sterk in opkomst is. Voordelen van RSS zijn dat de berichten ook uitgelezen kunnen worden met de RSS-lezer in de browser (IE7), automatisch gepubliceerd kunnen worden op een webpagina, maar ook uitgelezen kunnen worden met vrij verkrijgbare RSS-software. Naast e-mail ontstaan er op die manier dus meerdere kanalen waarlangs het nieuws gepushed wordt en worden gebruikers dus actiever benaderd. Naast nieuwsbrieven is het van belang ruimte te bieden voor losse berichtgeving die door de urgentie of actualiteit niet kunnen wachten op een nieuwsbrief publicatie. Een nieuwsapplicatie met RSS functionaliteit kan in deze mogelijkheid voorzien. 3.4.2 Informatievoorziening Voor het verspreiden van informatie worden momenteel de volgende kanalen gebruikt: - mondelinge mededelingen tijdens bijeenkomst of contactmomenten - mailings per post - INsite - teamsites Streven is om alle informatie die relevant is voor het leren en werken op de hogeschool online beschikbaar te stellen (ook als deze mondeling of per post is verspreid), zodat alle betrokken altijd en overal de mogelijkheid hebben de gewenste informatie op te zoeken en te raadplegen. Deze situatie is voor een groot gedeelte gerealiseerd. Alle diensten en schools gebruiken INsite om informatie te plaatsen. Ook de Schoolsite van Education biedt voor medewerkers en studenten van onze school de centrale toegang tot verschillende informatiebronnen. Voor medewerkers is bovendien een TEAMsite ingericht met informatie rondom projecten en een speciale SharePoint-site voor de ontwikkeling van de Brede Major. Probleem is dat het CMS dat gebruikt wordt voor INsite zeer weinig mogelijkheden toelaat om pagina’s op te maken en geen enkele mogelijkheid biedt om dynamische gegevens in een pagina op te nemen, laat staan interactieve functies aan pagina’s toe te voegen. Gevolg is dat de Schoolsite slechts platte informatie bevat die centraal beheerd wordt en weinig “smoel” heeft. Dit geldt eveneens voor de locatiesites. Meerdere malen is er vanuit locaties het verzoek gekomen om de locatiesites beter uit te werken en er 27
RSS heeft meerdere betekenissen, maar meestal wordt RSS gebruikt als afkorting van Really Simple Syndication.
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 17 van 31
meer dynamiek in te brengen. Vanwege de beperkingen van INsite is de afgelopen jaren voor specifieke toepassingen uitgeweken naar een externe server. Ook zijn in het verleden studenten uitgeweken naar privé-domeinen om beelden en informatie rondom opleidingsactiviteiten uit te kunnen wisselen. Om deze redenen moet overwogen worden buiten de kaders van INsite nieuwe locatiesites in te richten die niet alleen reguliere informatie weergeven, maar ook iets laten zien van wat zich daadwerkelijk op de locaties afspeelt. Studenten zouden hierbij een belangrijke rol kunnen vervullen, die gehonoreerd kan worden met een studentassistentschap. Een locatiesite moet meer zijn dan een weergave van feitelijke informatie, maar een medium zijn van en voor de sociale gemeenschap die medewerkers en studenten op een locatie vormen. Informele communicatie speelt binnen iedere leer- en werkgemeenschap een belangrijke rol. Het intranet beidt op dit moment niet tot nauwelijks ruimte voor informele communicatie. Email, MSN-messenger en op beperkte schaal internettelefonie (Skype) bieden als enige binnen het digitale domein plaats voor persoonlijke oproepen, vraag en aanbod en persoonlijk nieuws. De digitale wereld krijgt een steeds grote greep op de persoonlijke levenssfeer van mensen en het lijkt vanuit dat oogpunt zinvol om binnen de hogeschool ook ruimte te bieden aan niet-studieuze zaken. De formele en informele wereld moeten dichter bij elkaar gebracht worden.
⇒ Organiseer de verschillende nieuwsstromen in RSS-feeds op het web en nieuwsbrieven via e-mail. ⇒ Onderzoek de mogelijkheid om een grotere gebruikersgroep rechten te geven op het plaatsen van nieuws. ⇒ Ontwerp in samenspraak met studenten nieuwe locatiesites met aandacht voor zowel formele als informele zaken. 3.5 Digitale studieproducten In onze opleiding is veel aandacht voor sociaal-constructief leren. Studenten produceren verslagen, presentaties, onderzoeken, onderwijsverhalen, video’s, beeldende objecten, enz. In de regel krijgen deze producten een digitale vorm. Uitzondering daarop zijn bijvoorbeeld werkstukken en voordrachten gemaakt in het kader van de kunstvakken en mondelinge presentaties - deze blijven in deze notitie verder buiten beschouwing. Voor de digitale studieproducten worden de volgende formats onderscheiden: - tekstbestanden - templates - online publishing 3.5.1. Tekstbestanden Voorbeelden van tekstbestanden die door de student worden geproduceerd zijn rapportages, onderwijsverhalen, werkstukken en onderzoeksverslagen. Tekstbestanden worden op onze hogeschool voornamelijk geproduceerd in Word, dat over uitgebreide tools beschikt om tekst op te maken, van afbeeldingen te voorzien en met andere Office toepassingen te communiceren. Het inleveren en uitwisselen van deze bestanden vindt plaats in Blackboard, het digitaal portfolio en via e-mail of print. Er zijn nauwelijks nog gebruikers die problemen ervaren met het gebruik van wordprocessors. Het vastleggen in en uitwisselen van tekstbestanden is dan ook erg populair. Hoewel er op zichzelf weinig mis is met het gebruik van Wordbestanden is het wel van belang te wijzen op enkele belangrijke beperkingen van deze wijze van werken. Het uitwisselen van tekstbestanden verloopt tamelijk ongestructureerd. Dit betekent dat alle
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 18 van 31
betrokkenen zelf verantwoordelijk zijn voor archivering en versiebeheer. In praktijk betekent dit dat van een en hetzelfde bestand vaak meerdere versies en meerdere (soms zelfs tientallen of honderden) kopieën bestaan. Ook toegang en beheer van eigendomsrechten worden op deze wijze niet vanuit de techniek ondersteund. Publiceren van Wordbestanden in een online omgeving kan hiervoor een gedeeltelijke oplossing bieden. In essentie zijn tekstbestanden echter op zichzelf staande documenten, wat bij grote aantallen tot gevolg heeft dat structuur en overzicht, duidelijkheid over de status en de doorzoekbaarheid verloren kunnen gaan. Om te voorkomen dat studenten en docenten in losse bestanden en prints verdrinken, moet gekeken worden naar alternatieve werkwijzen. Hieronder worden er een aantal belicht. 3.5.2 Templates Een andere techniek die binnen de School gebruikt wordt om digitale studieproducten vorm te geven (ontwikkeld in het kader van de EXPLO) is die van de template. Een template is een halfproduct, gebaseerd op webtechnieken (HTML en Javascript), die door de student kan worden gedownload en van inhoud worden voorzien m.b.v. een webeditor. Op dit moment maken de volgende thema’s en modulen gebruik van een template: Onderwijs in een rijke leeromgeving, Portfolio Beeldende Vorming, Kunstdossier, Verscheidenheid in Vakdidactiek en Kans- en kleurrijk onderwijs. De templates bieden de student een vaste structuur waarbinnen hij zijn taken en opdrachten in woord en beeld (foto’s en/of videoclips) kan uitwerken. Hij bevat pagina’s, een navigatiemenu, header en instructies, maar geen inhoud – die wordt door de student toegevoegd. Eenmaal gereed wordt de template door de student aan de beoordelende tutor of vakdocent voorgelegd gebrand op cd-rom of gemaild in een zip-bestand. De beoordelaar kan de template openen in een webbrowser. Door student gemaakte templates worden nu - uitgezonderd voorbeeldmateriaal - niet gepubliceerd op een webserver, maar worden als offline media ingezet. Productieve taken die uitmonden in een Wordbestanden of in een template dragen bij aan de competenties van de student, maar hebben buiten het leerproces van de student weinig waarde. Het resultaat is niet raadpleegbaar door anderen en verdwijnt in de kast of misschien wel in de prullenbak. Dit hoeft geen bezwaar te zijn - het product is geen doel, maar middel - maar vanuit het oogpunt van samenwerkend leren kan hier sprake zijn van een gemiste kans. Productieve taken kunnen bijdragen tot de kennisvermeerdering van leraren in opleiding en de beroepsgroep als geheel. Was het verspreiden van kennis in de beroepsgroep voorheen het exclusieve domein van uitgeverijen, vakorganisaties, adviesbureaus en contractorganisaties, in het internettijdperk kan iedereen op relatief eenvoudige wijze informatie en kennis delen. Aangezien de competenties samenwerken en kennisdelen essentieel zijn voor het beroep, ligt het voor de hand studenten hier gedurende hun studie veelvuldig mee in aanraking te brengen. Gebruik maken van elkaars kennis en het leveren van nieuwe kennis is essentieel in onze snel veranderende wereld. Daarom moet bij productieve taken in toenemende mate aandacht zijn voor kennisdeling. Dit heeft consequenties voor de wijze waarop productieve taken worden uitgevoerd en voor de wijze waarop de digitale producten die daaruit voortkomen worden vormgegeven. De vraag die zich hierbij voordoet is: wanneer we kennis delen, met wie doen we dat dan en in welk verband? Hieronder gaan we in op de mogelijkheden die online publishing biedt: - digitaal portfolio - Mensen Maken Scholen
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 19 van 31
- Pabo-wiki - websitemaker De eerste twee worden op dit moment al ingezet. De laatste twee zijn nog niet meer dan een voorstel en vereisen verder onderzoek naar de implicaties voor het onderwijsproces en de ICT-omgeving. 3.5.3 Online publishing: het digitaal portfolio Sinds twee jaar heeft Educatie het digitale offline portfolio vervangen door een online portfolio. Deze online, op SharePoint technologie gebaseerde oplossing maakt het de student mogelijk teksten en bestanden met anderen te delen. Daarbij zijn eenvoudige communicatiefaciliteiten en transacties ingebouwd met behulp waarvan de student zijn docent en medestudenten om feedback en zijn docent om een beoordeling kan vragen. Na beoordeling kan de student het betreffende portfolio onderdeel niet meer veranderen. In principe biedt een online toepassing de student uitstekende mogelijkheden om zich aan verschillende doelgroepen te presenteren. Voor SLB-ers is het portfolio een belangrijk instrument om de ontwikkeling van de student in beeld te krijgen. Het portfolio in zijn huidige vorm kent een echter aantal belangrijke problemen: - Het is traag, soms zelfs zo traag dat er redelijkerwijs niet mee gewerkt kan worden. - De opslagruimte van 100 Mb is voor studenten die gebruik willen maken van multimedia te gering. - Het portfolio functioneert binnen het intranet van INHOLLAND en is niet toegankelijk voor personen zonder een INHOLLAND-account (werkveld). - Het portfolio heeft niet de portabiliteit die gezien de naamgeving verwacht mag worden: het kan niet geëxporteerd worden in welke vorm dan ook. - De mogelijkheden voor de student om zelf vorm te geven aan het portfolio zijn gering. Een discussiepunt rondom het portfolio is de vraag of de procedures rondom de beoordeling geen onwenselijke inbreuk maken op het recht van de studenten om zijn eigen portfolio te beheren en dus ook onderdelen daarvan te veranderen, ook na beoordeling. Op dit moment neemt de School of Education deel aan een pilot met het digitaal porfolio versie 2, dat een aantal van de genoemde bezwaren zou moeten ondervangen. Gezien de problematiek rondom het huidige portfolio is het van belang deze pilot kritisch te evalueren en het ontwikkelproces zonodig bij te sturen. 3.5.4 Online publishing: Mensen Maken Scholen Een specifiek studieonderdeel waarbij studenten gebruik maken van een online publishing tool is Mensen Maken Scholen (MMS). In dit studieonderdeel treden studenten als team op en richten samen een virtuele school in. In 2002 is voor deze opdracht een speciale interactieve omgeving ingericht waarin studenten een basisschool kunnen oprichten. Deze omgeving werkt op basis van serverside scripting op een Cold Fusion server (het oude Ichthusnet). Studenten kunnen in hun school commissies samenstellen, een schoolgids samenstellen, notulen en documenten uitwisselen en worden gaandeweg door de begeleidende tutor met verschillende casussen geconfronteerd. Deze casus worden door de tutor ingebracht vanuit een specifieke rol (ouder, schoolbegeleider, bestuurslid, toeleverancier, enz.). Er kunnen vacatures gesteld worden en het is mogelijk de scholen van andere teams te bezoeken en berichten achter te laten. Op deze manier wordt het rollenspel dat deels plaatsvindt in contacttijd verder doorgevoerd en versterkt in de digitale leeromgeving.
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 20 van 31
De afgelopen jaren zijn vele tientallen nieuwe scholen in MMS opgericht. Het presentatiedeel in elke school is voor alle studenten en docenten vrij toegankelijk. Daarnaast is er een gesloten deel waarin interne discussies en communicatie vorm krijgen, uitsluitend toegankelijk voor de betrokken studenten en begeleidend tutor. MMS is een voorzichtige stap naar de wereld van avatars en role playing, die op het internet een steeds prominentere rol spelen. Hoewel MMS niet werkt met driedimensionale of andere beeldende technieken en voornamelijk textbased is, biedt deze omgeving studenten een krachtig instrument dat hen helpt vorm te geven aan de rol die zij binnen deze studieopdracht spelen. De ervaring leert dat rollenspelen in de digitale omgeving zelfs krachtiger kunnen zijn dan in het leslokaal. Door het ontbreken van het fysieke aspect wordt de identificatie met de eigen rol eenvoudiger en worden rollen gespeeld door medestudenten en tutor geloofwaardiger. Het succes van het MMS heeft aanleiding gegeven om in samenwerking met het lectoraat E-learning een projectplan op te stellen voor een verdere opschaling van en verdere uitwerking van de interactiemogelijk in deze webapplicatie (in het kader van het actieprogramma M&ICT28). Los van deze specifieke toepassing is het zeer de moeite waard om meer aandacht te besteden aan de betekenis van computergames voor het onderwijs. Simulatiespelen en virtuele werelden zijn ongehoord populair. We noemden eerder al als voorbeeld Second Life, waarin mensen een tweede bestaan opbouwen en de meest uiteenlopende initiatieven ontplooien. Wie had tot voor kort gedacht dat je dollars (geen virtuele maar echte!) kon verdienen met het verhuren van virtuele appartementen? Het duurt geen jaren meer voordat de gaming-generatie de collegebanken bezet. Het gebruik van computergames en/of spelprincipes kan een waardevolle aanvulling zijn op het didactisch aanbod. MMS levert een prima aanleiding om dit aspect van de leeromgeving verder te onderzoeken en uit te werken. Een creëren van een virtuele 3D wereld is vooralsnog een stap te ver, maar het introduceren van beeldende elementen in de MMS behoort zeker tot de mogelijkheden. 3.5.5 Online publishing: PABO-wiki De meeste studieproducten van studenten hebben een digitale vorm. De uitwisseling van deze digitale studieproducenten is in veel gevallen echter weinig gestructureerd. Portfolio en Mensen Maken Scholen vormen een uitzondering. Ook in Blackboard kunnen binnen een course documenten worden gedeeld, maar uitsluitend binnen de beperkte kring van een tutorgroep. Gezien het toenemende belang van internet en de aandacht in de opleiding voor samenwerkend leren is het wenselijk om nieuwe mogelijkheden voor kennisdeling te onderzoeken. Daarbij kan gedacht worden aan twee vormen, nl. een PABO-wiki en een online websitemaker. In deze paragraaf eerst het PABO-wiki. In het begin van deze notitie noemden we Wikipedia al als een van de opvallendste manifestaties van Web 2.0. Deze online encyclopedie wordt door gebruikers zelf samengesteld. De basisgedachte van Wikipedia is: hoe kunnen we de feitelijke kennis van iedereen overzichtelijk en gratis ter beschikking stellen van iedereen. Hoewel Wikipedia door het open karakter een recept lijkt voor mislukking, is het tegendeel het geval. Weinig internetprojecten zijn zo succesvol geweest, niet alleen in kwantiteit, maar ook in kwaliteit. De Wikipedia-encyclopedie wordt in zo’n 200 talen bijgehouden. In het Engels bevat de encyclopedie meer dan 1,5 miljoen artikelen. In het Nederlands meer dan een kwart miljoen. Uit een steekproef van het wetenschapstijdschrift Nature blijkt dat 28
www.m-ict.nl
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 21 van 31
Wikipedia niet veel meer fouten bevat dan de Britannica, die samengesteld wordt door een professionele redactie en door velen gezien wordt als dé standaard.29 De PHP-software waarop Wikipedia draait heet MediaWiki en is open source (GPL). Dat wil zeggen dat de software vrij gebruikt kan worden voor andere doeleinden. Het is relatief eenvoudig deze software op een PHP/MySQL-server te installeren. Voor demonstratie doeleinden heeft het MediaLab dit het afgelopen jaar ook gedaan.30 Het systeem is gebruiksvriendelijk en voor iedereen toegankelijk en daarom een mooie manier om kennisdeling binnen onze opleiding vorm te geven. Het tot leven wekken van een PABO-wiki is niet een technische, maar wel een onderwijskundige opgave. Studenten moeten geactiveerd worden om ook zonder de directe controle van docenten resultaten van theorie- en praktijkonderzoek in het PABO-wiki beschikbaar te maken. Dit kan alleen wanneer in de opleiding stelselmatig vanuit verschillende thema’s, vakexpertgebieden en differentiatieminors initiatieven worden ontplooid en wanneer de gepubliceerde resultaten in colleges en tutorgroepen een rol spelen. Het PABO-wiki kan wanneer het goed wordt ingebed in snel tempo een belangrijke informatiebron worden en aanleiding geven tot discussie en verder onderzoek. 3.5.6 Online publishing: websitemaker Het werken met templates (zie 3.4.2) draagt bij aan de computervaardigheden van studenten, maar wordt door velen ervaren als ‘gedoe’. Studenten van nu zijn als het even kan online. Een mooi voorbeeld hiervan is dat veel mensen geen mailbox meer hebben op hun eigen computer maar op een webserver (bv. Gmail en Hotmail). Nederland behoort wereldwijd tot de landen met de meeste breedband internetverbindingen. De redenen om te werken met offline templates, namelijk gebrek aan opslagcapaciteit en trage internetverbindingen, zijn aan het verdwijnen. Online wordt overal de norm, dus lijkt er alle aanleiding om ook bij het maken van productieve taken te zoeken naar online oplossingen. Een toepassing waarbij studenten zelf in staat zijn met behulp van eenvoudige menu’s een eigen website te bouwen lijkt de meest geschikte werkwijze. Dergelijk systemen zijn beschikbaar binnen het open source domein. Dit vraagt weinig nieuwe ICTvaardigheden en geeft de student bovendien speelruimte om een productieve taak zelf vorm te geven. Zo’n systeem is minder dwingend dan de templates waarmee op dit moment wordt gewerkt. Hoe groot de speelruimte van de student is, wordt door de studiehandleiding vastgesteld en niet door de techniek afgedwongen. Bij de keuze van een online publishing toepassingen zijn de volgende punten van belang: Toegankelijkheid Wie heeft toegang tot het werk van de student en wie beheert deze toegang? Vanuit de Web 2.0 gedachte, maar ook de praktische beheersbaarheid, dienen zo weinig mogelijk barrières te worden ingebouwd. Wanneer toegang wordt beperkt, dan dient het beheer daarvan bij de student zelf te liggen. Privacy en auteursrecht
29 30
http://www.nature.com/nature/journal/v438/n7070/full/438900a.html http://www.pabo-inholland.nl/wiki
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 22 van 31
Punten die samen hangen met de toegankelijkheid zijn privacy en auteursrecht. Indien materialen breed toegankelijk worden, dan dient de privacy van personen voldoende gewaarborgd te zijn. Dit geldt voor Educatie in het speciaal voor de privacy van kinderen die in onderwijsverhalen en onderzoeken van studenten naar voren komen. Ook auteursrechten moeten worden gerespecteerd. Dit geldt niet alleen voor het gebruik van teksten van derden, maar ook voor het gebruik van beeldmateriaal van derden. Capaciteit Serverruimte wordt steeds goedkoper, maar bij een situatie waar duizenden studenten vele productieve taken publiceren is capaciteitsgebrek een potentieel gevaar. Ook de responssnelheid van de server kan door het veelvuldig up- en downloaden van bestanden een probleem worden. Online publiceren moet daarom niet bestaan uit het uploaden van Wordbestanden, die wanneer afbeeldingen worden gebruikt, vaak vele Mb’s groot zijn. Online publiceren vraagt om het gebruik van webtechnieken, die zorgen voor een zo optimaal mogelijke opslag van alle data. Die webtechnieken zitten overigens aan de kant van de server. De gebruiker hoeft hier weinig omkijken naar te hebben, maar het gebruik van webtechnieken heeft consequenties voor de manier waarop studenten werken. Voor geluid en video (“rich media”) dienen afzonderlijke oplossingen te worden gecreëerd. Op INHOLLAND is voor het publiceren van video Videopoort 2 beschikbaar. Helaas is het niet mogelijk rechtsreeks video op de Videopoort-server te plaatsen, maar wordt nog uitgegaan van het overzetten van videotapes op enkele daartoe ingerichte werkplaatsen. Dat is gezien de huidige videotechnieken niet meer van deze tijd en zal in de toekomst ongetwijfeld veranderen. Natuurlijk is het mogelijk naar internetdiensten uit te wijken, zoals You Tube. Nadeel daarvan is dat publicaties via deze diensten openbaar zijn (bij video met het oog op privacy niet altijd gewenst). Gezien de mogelijke problemen en beperkingen van het online publiceren van productieve taken is het van belang deze methode alleen te gebruiken als publicatie een duidelijk doel dient. Criteria die daarbij een rol kunnen spelen zijn: - Is het product relevant voor anderen (docenten, studenten, werkveld, belangstellenden)? - Wordt er geen privacy geschonden wanneer dit product online gepubliceerd wordt? - Worden de regels rondom auteursrecht in acht genomen? Doorzoekbaarheid Wanneer er een grote hoeveelheid producten van studenten online gepubliceerd wordt, wordt de vindbaarheid en doorzoekbaarheid een belangrijk issue. We willen een product snel kunnen vinden, op basis van studentkenmerken of op basis van inhoudelijke kenmerken. Dit betekent dat het mogelijk moet zijn metadata aan elk product mee te geven en dat er mogelijkheden tot fulltext-search (doorzoeken van de volledige tekst) bestaan. Daarnaast zouden statische gegevens zoals het aantal keren dat een product bezocht is of het aantal sterren waarmee een product is gewaardeerd door bezoekers een rol kunnen spelen bij het naar boven halen van producten. Overigens zal voor een aantal studenten een online publishing systeem voor studieproducten teveel beperkingen opleggen. Studenten die bekend zijn met standaard internettechnieken zoals HTML en FTP en misschien zelfs wel scripttalen als Javascript De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 23 van 31
en PHP en databases als SQLite of MySQL, zullen behoefte hebben om hun producten geheel zelf vorm te geven. Dit zal vooral gelden voor studenten in een latere fase van hun studie. Voor dit type studenten moet het beschikbaar stellen van serverruimte en – faciliteiten overwogen worden.
⇒ Onderzoek het nieuwe online portfolio in het licht van de gestelde doelen en het praktisch functioneren.
⇒ Herontwerp Mensen Maken Scholen en werk de simulatie- en spelmogelijkheden in deze omgeving verder uit.
⇒ Start een PABO-wiki en zet op verschillende momenten in de opleiding in. ⇒ Onderzoek de mogelijkheid om een online websitemaker in te zetten ter vervanging van de huidige templates voor thema’s en vakgebieden. 3.6 Digitale toetsing Digitale toetsing is al vele jaren een niet ingeloste belofte. Een lang gekoesterde wens is het inrichten van goedgevulde toetsbanken voor alle vakgebieden, waaruit op eenvoudige wijze valide toetsen kunnen worden samengesteld, welke vervolgens digitaal kunnen worden afgenomen en automatisch verwerkt. Op deze wijze kan een consistente kwaliteit gegarandeerd worden en zijn toetsen niet afhankelijk van de beschikbaarheid en het repertoire van de individuele docent. Ondanks diverse pogingen het toetsen met behulp van computers in te voeren, is digitaal toetsen op onze hogeschool slechts gedeeltelijk van de grond gekomen. Hier zijn verschillende oorzaken voor aan te wijzen: - trage en slechte implementatie van de noodzakelijk webservices (Question Mark) - aarzelingen bij docenten - invoering van competentiegericht onderwijs, waardoor de rol van digitaal toetsen (lees: multiple choice) ter discussie staat. Toch is er wel degelijk vooruitgang geboekt: - Er zijn voor verschillende vakgebieden toetsoverzichten aangelegd in de vorm van tekstbestanden op de F-schijf. - Er zijn op de Question Mark server een aantal formatieve toetsen beschikbaar gesteld die studenten kunnen gebruiken als voorbereiding op het tentamen. - Bij de toetsing van productieve taken wordt in veel gevallen gebruik gemaakt van digitale middelen, zoals Wordbestanden, het online portfolio en MMS (zie 3.4). - Bij het performance assessment wordt incidenteel gebruik gemaakt van online presentaties met behulp van de webcam. Dat op het terrein van digitaal toetsen nog veel te winnen is zal duidelijk zijn. Niemand twijfelt aan de winst die een goed functionerende toetsbank (met de mogelijkheid dynamisch toetsen samen te stellen) en digitale toetsafname kan opleveren voor de organisatie en individuele docenten. Iedereen schrikt echter terug voor de inspanningen die hiervoor nodig zijn (op technisch, organisatorisch en onderwijskundig gebied). Het lijkt daarom verstandig om de komende tijd voort te bouwen op wat bereikt is. Digitale afname van summatieve toetsen lijkt voorlopig nog een brug te ver en heeft gezien de nadruk op sociaal-constructief leren in onze opleiding geen prioriteit. Dit betekent uiteraard niet dat de ogen gesloten moeten worden voor ontwikkelingen op dit gebied hogeschoolbreed of landelijk. Dit jaar wordt voor het eerst ervaring opgedaan met de landelijk ingevoerde digitale rekentoets Wiscat-pabo en taaltoets Taaltoets-pabo, De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 24 van 31
die het niveau van eerstejaarsstudenten op het gebied van rekenen en taal in beeld moeten brengen.31 Ervaring met deze wijze van toetsen kan consequenties hebben voor de wijze waarop we in onze opleiding met digitaal toetsen omgaan. Daarbij moet in het bijzonder gedacht worden aan het inzetten van de voortgangstoets die landelijk ontwikkeld wordt om de kennisbasis van de leraar in opleiding te kunnen toetsen. Een hekel punt bij het inzetten van digitale media bij het toetsen is de sterk toegenomen kans op plagiaat. Iedere docent heeft wel een voorbeeld van een niet bijzonder intelligente student die plotseling in staat blijkt een briljant werkstuk te produceren. In het internet tijdperk heeft de student een enorm arsenaal aan digitale teksten ter beschikking. De verleiding om een werkstuk of opdracht deels of geheel tot stand te brengen met cut-and-paste kan dan ook erg groot kan zijn. Wat kan de opleiding hieraan doen? Drie suggesties: - Ten eerste is het van belang dat de opleiding een duidelijke norm aan studenten stelt en deze norm herhaaldelijk bij studenten onder de aandacht brengt. Sommige studenten zijn zo gewend om te knippen en te plakken, dat zij niet beseffen wanneer ze een frauduleuze handeling plegen. Vaak komt plagiaat voort uit onkunde, niet uit opzet. - Ten tweede is het van belang om waar mogelijk opdrachten een authentiek karakter te geven. Wanneer een student in het kader van een opdracht authentiek materiaal verzamelt en verwerkt, wordt de kans op plagiaat niet tot nul gereduceerd, maar wel een stuk kleiner. - Ten derde bestaat de mogelijkheid om plagiaat software in te zetten die een beperkt of groot aantal documenten op overeenkomsten kan onderzoeken. Deze laatste mogelijkheid moet als laatste redmiddel gezien worden en komt in het vizier wanneer er twijfels bij de docent rondom de authenticiteit bestaan.32
⇒ Onderzoek de mogelijkheden om de bestaande overzichten onder te brengen in ⇒ ⇒ ⇒ ⇒
een toetsbank met mogelijkheden voor beheer en het genereren van toetsen. Zorg voor de beschikbaarheid van voldoende formatieve toetsen op de Question Mark server en maak deze eenvoudig toegankelijk. Maak bij alle productieve taken duidelijk welke middelen student en docent kunnen/moeten inzetten bij het inleveren en beoordelen daarvan (zie ook 3.4). Gebruik de ervaringen met de inzet van Wiscat en de Taaltoets-pabo bij het verder ontwikkelen van toetsinstrumenten. Besteed aandacht aan plagiaatprobleem door studenten goed en herhaalde malen te instrueren, waar mogelijk authentieke opdrachten te geven en bij twijfelgevallen gebruik te maken van plagiaat software.
3.7 Organisatie en administratie met gebruikmaking van ICT In een onderwijsorganisatie waar zoveel studenten zich op verschillende manieren door een studieprogramma bewegen en zeker in een School waarin studenten gedurende hun hele studietijd leerervaringen in de praktijk opdoen, is het administreren en communiceren van gegevens over personen en organisatie van vitaal belang - in de ogen van studenten vaak zelfs van even groot belang als de kwaliteit van het geboden onderwijs. Dat is begrijpelijk, want wat betekent inhoudelijke kwaliteit wanneer de randvoorwaarden, zoals een goede cijferregistratie, roostersysteem en accountsysteem 31 32
http://www.cito.nl/ho/pabo/eind_fr.htm Voor meer informatie over plagiaatbestrijding zie: http://www.edusite.nl/edusite/internetplagiaat
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 25 van 31
voor de digitale omgeving, niet goed op orde zijn? De hogeschool heeft op dit front de afgelopen jaren de nodige inspanningen geleverd en zal ook de komende tijd nog de nodige slagen moeten maken om tot een voor alle betrokkenen bevredigende aanpak van deze lastige materie te komen. Deze notitie gaat niet uitgebreid op deze problematiek in, omdat deze grotendeels buiten de invloedssfeer van de School valt. Wel gaan we hier in op enkele instrumenten die door de School of Education ontwikkeld zijn om organisatorische processen in de School te ondersteunen en op hun rol in de nieuwe leeromgeving. Het betreft: - INtekensite - Cijfercorrectiesite - Virtuele Praktijkomgeving Educatie (VPE) - Evaluatiesite 3.7.1 Intekensite en Cijfercorrectiesite De INtekensite betreft bestaat uit online inschrijfmogelijkheden die zijn gecreëerd voor uiteenlopende doelen, zoals het inschrijven voor keuzemodulen, miniconferenties, scholingsdagen, inzagemomenten en tentamens voor de Digipabo. De cijfercorrectiesite geeft studenten de mogelijkheid om online cijfercorrecties aan te vragen. Al deze toepassingen zijn webbased, dat betekent toegankelijk via het internet. Zij vervangen communicatie via prikborden, brieven, papieren formulieren en e-mail. Grote voordeel van deze wijze van werken boven de voorheen gebruikelijke wijze van communiceren is het gemak voor de gebruiker en het verlichten van de administratieve druk. Gebruikers kunnen zich zolang de toepassing open staat inschrijven en hebben altijd informatie over hun inschrijving beschikbaar. Resultaten van inschrijving zijn on-the-fly beschikbaar en kunnen met een enkele klik worden gesorteerd. Aan twee kanten van het proces dus belangrijke voordelen. Toch is er op dit gebied nog het nodige te verbeteren. De genoemde toepassingen functioneren op dit moment los van elkaar. Er is geen overkoepelend systeem dat gebruikers attendeert op het bestaan van een inschrijfmogelijkheid. Ook wordt op dit moment, afhankelijk van de toepassing, op verschillende wijze omgegaan met de autorisatie van gebruikers door het ontbreken van een centraal accountsysteem. Tenslotte is er op dit moment geen beheer instrument voor “gewone” gebruikers die het mogelijk maakt om zelf inschrijvingen te organiseren. Verdere ontwikkeling en integratie in de gebruikersomgeving is daarom gewenst. 3.7.2 VPE De VPE (Virtuele Praktijkapplicatie Educatie) was het afgelopen jaar de meest in het oog springende vernieuwing binnen de digitale leeromgeving.33 Voor het eerst is een platform gecreëerd waarin de opleiding direct informatie kan uitwisselen met het werkveld. Reden voor het ontwikkelen van deze interactieve webapplicatie was een structureel gebrek aan overzicht bij de Praktijkbureaus. Het samenbrengen van wensen van scholen, besturen en studenten conform de eisen van de opleiding is een onmogelijke opgave wanneer niet glashelder is welke praktijkplaatsen worden aangeboden en welke wensen individuele studenten hebben. Door alle betrokken partijen toegang te geven tot een gemeenschappelijk platform waarin de eigen gegevens beheerd kunnen worden en informatie verstrekt wordt met betrekking tot de actuele stand van zaken is belangrijke stap voorwaarts gezet. Er is een accountsysteem. 33
www.pabo-inholland.nl/VPE
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 26 van 31
Er zijn profielen van gebruikers en basisscholen. Er zijn contactgegevens van vele honderden basisscholen, vele tientallen besturen en enkele duizenden studenten. Er zijn voor iedere gebruiker voorzieningen om de eigen gegevens te beheren. Er zijn voor Praktijkbureaus geavanceerde faciliteiten om studenten aan praktijkplaatsen te koppelen. Hoewel de VPE veel geavanceerde functionaliteit kent is de VPE verre van af. Veranderingen in de opleiding met betrekking tot de invulling van de praktijk hebben in veel gevallen consequenties voor welke gegevens in de VPE worden geregistreerd en hoe het systeem hiermee omgaat. Gebruikerservaringen hebben bovendien tot gevolg dat er nieuwe wensen op tafel komen voor additionele functionaliteit. Ook doet de vraag zich voor of in de VPE een studentvolgsysteem moet worden ingebouwd. Praktijkbeoordelingen en afspraken met de student worden nu vaak op papier gezet en verdwijnen in de archiefkast, zonder er weer uit te komen. Een digitaal systeem kan ervoor zorgen dat informatie over de student onder de ogen van betrokkenen komt op het moment dat dat gewenst is. Kortom, er moet in de VPE het komend jaar nog veel additionele functionaliteit worden ontwikkeld. Daar is ook alle reden voor. Met de VPE bestaat een gunstige uitgangspositie om het relatiemanagement te verstevigen en contacten verder uit te bouwen en te intensiveren. In het kader van OIDS (Opleiden In De School) is het van belang scholen nauwer te betrekken bij het studieprogramma. Voorwaarde daarvoor is toegang tot informatie. In de nieuwe digitale leeromgeving hoeft toegang tot bijvoorbeeld studiematerialen geen probleem meer te zijn. Daarbij zal ook nagedacht moeten worden op welke wijze scholen actief kunnen bijdragen aan de digitale omgeving. Door in de nieuwe leeromgeving webtechnieken in te zetten vergelijkbaar met de VPE komen deze mogelijkheden daadwerkelijk binnen bereik. 3.7.3 Evaluatiesite Evalueren is een belangrijke schakel in de kwaliteitszorg. Zonder accurate informatie over de waardering van onderwijsonderdelen zijn geen gefundeerde uitspraken te doen over de ervaren kwaliteit van onderwijseenheden en de uitvoering ervan. Hoewel dit een algemeen gedeelde opvatting is blijkt het verzamelen en beschikbaar maken van evaluatiegegevens een moeilijke opgave. Het invullen en verwerken van schrapkaarten blijkt in de praktijk veel te traag en levert geen algemeen toegankelijke overzichten op. Een jaar geleden is daarom gestart met het ontwikkelen van een alternatief: de Evaluatiesite. Evaluatieformulieren worden door studenten ingevuld op het internet. Na het sluiten van de evaluatie zijn de resultaten direct op het web raadpleegbaar door alle betrokkenen: studenten, docenten, onderwijskundige staf en management (realisatie januari 2007). Met behulp van geavanceerde grafische software worden de resultaten ook visueel weergegeven. Het verzamelen van de cijfers en de weergave daarvan in tabellen en grafieken is geheel geautomatiseerd en vraagt dus geen administratieve verwerking meer. Hiermee is een belangrijk probleem rondom dit onderwerp opgelost. Aandacht vraagt nog wel de respons van studenten. Op dit moment worden studenten mondeling of via e-mail gewezen op de beschikbaarheid van een evaluatieformulier op een speciale weblink. Het betreft een verzoek waar de student wel of geen gehoor aan kan geven. Met het inrichten van een nieuwe leeromgeving kan dit verzoek dwingender gesteld worden, namelijk door de student elke keer dat hij in de nieuwe leeromgeving inlogt te wijzen op de beschikbaarheid van het formulier. Ook kan verwacht worden dat
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 27 van 31
het beschikbare komen van evaluatieresultaten van studenten de bereidheid om een evaluatieformulier in te vullen doet toenemen. 3.7.4 Overige instrumenten Naast de genoemde instrumenten zijn ook andere instrumenten van belang voor het goed functioneren van de onderwijsorganisatie. We noemen hier de cijferadministratie in Peoplesoft en het maken van en het communiceren van roosters in de nieuwe roosterapplicatie. De leeromgeving zal waar mogelijk en gewenst direct naar deze instrumenten hyperlinken. De ontwikkeling van de digitale leeromgeving Education concentreert zich op die aspecten die in breder verband onvoldoende of niet zijn uitgewerkt.
⇒ Werk in de leeromgeving een gebruikersprofiel uit dat de basis vormt voor een persoonlijke portal waarin de gebruiker eenvoudig toegang krijgt tot toepassingen, openstaande formulieren en actuele informatie. ⇒ Ontwerp beheertools voor de Intekensite, Cijfercorrectiesite en Evaluatiesite. ⇒ Bouw de VPE uit met additionele functionaliteit. ⇒ Geef scholen en besturen vanuit de VPE toegang tot onderdelen van de digitale leeromgeving.
3.8 ICT-E Boven is een schets gegeven hoe digitale middelen optimaal ingezet kunnen worden om uitvoering te kunnen geven aan een flexibel op competenties gericht onderwijsprogramma, dat een nauwe relatie met de beroepspraktijk heeft en inspeelt op nieuwe ontwikkelingen in het veld. Het is evident dat een opleiding die leraren opleidt, studenten niet alleen moet leren digitale middelen in het eigen leerproces in te zetten, maar ook moet leren deze middelen in te zetten in de eigen lespraktijk. Het educatief toepassen van ICT noemen we ICT-E. ICT-E verdient in deze notitie speciale vermelding, omdat juist bij dit studieonderdeel de mogelijkheden van nieuwe technieken en zienswijzen tot uitdrukking komen. Teach as you preach! Voor de ICT-E leerlijn is de afgelopen jaren op het internet een omgeving ingericht met aandachtsgebieden en opdrachten en worden regelmatig “good practices” van studenten gepubliceerd.34 Een groot verschil met de leerlijn zoals deze ten tijde van EXPLO ontstond, is het open karakter van deze omgeving. Geen duidelijk voorgeschreven route met afgebakende opdrachten, maar een globale terreinafbakening met taken die richting geven en tegelijkertijd keuzevrijheid voor de student. Studenten kunnen op basis van eigen ontwikkeling, interesses en praktische mogelijkheden uitvoering aan deze taken te geven. De ervaring leert dat deze aanpak in belangrijke mate bijdraagt aan de waardering van studenten, maar ook aan de kwaliteit van de studieproducten die zij opleveren. Het ontwikkelen van een nieuwe leeromgeving moet daarom niet uitsluitend gericht zijn op het instrumentarium, maar moet in het verlengde staan van discussies en aandacht voor onderwijs. Het leren van de student en de wijze waarop deze student vorm geeft aan het leren van kinderen moet in relatie tot elkaar staan. Ideaal gezien ontlenen studenten aan de leeromgeving waarin zij werken ideeën en mogelijkheden om in hun 34
http://www.pabo-inholland.nl/icte
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 28 van 31
eigen onderwijs en in de leeromgeving van hun school toe te passen. De vraag is waar de leeromgeving van de student en die van het kind en de jongere elkaar gaan raken. Vanuit het perspectief van ICT-E is het een interessante gedachte om binnen de digitale leeromgeving van de hogeschool mogelijkheden te scheppen om met scholieren en leerlingen informatie uit te wisselen, in contact te treden of te werken. Hoe de uitwerking ook mag zijn, belangrijk is dat de leeromgeving naar buiten gericht is, een duidelijk relatie creëert met de praktijk waarin de student leert en werkt en zich niet beperkt tot de leeractiviteiten die op de opleiding zelf vorm krijgen. 4. De portal Education In het voorgaande zijn de verschillende aspecten van de digitale leeromgeving behandeld. Er is gekeken naar de wijze waarop deze aspecten op dit moment zijn uitgewerkt en hoe deze in de nieuwe leeromgeving verder uitgewerkt kunnen worden. Een belangrijk punt daarbij is de integratie van de verschillende aspecten. Op dit moment functioneren de genoemde toepassingsgebieden los van elkaar en is er geen overkoepelende interface. In de nieuwe leeromgeving zullen de toepassingsgebieden samengebracht moeten worden, niet om ze helemaal te doen versmelten (want dat zou alle flexibiliteit eruit halen), wel om ze voor de gebruiker als een eenheid te presenteren. Dit kan door ze onder te brengen in een portal die kan gaan functioneren als een soort van desktop. De gebruiker heeft in deze portal alle informatie met betrekking tot het studieprogramma onder de knop, kan een persoonlijk profiel bijhouden, krijgt het voor hem relevante nieuws gepresenteerd, kan evaluaties invullen, zich intekenen, bijdragen leveren in de vorm van beeldmateriaal, internetlinks en discussies, contactinformatie opvragen, enzovoorts. De nieuwe portal is een organisch geheel. Dat wil zeggen dat de content voortdurend geactualiseerd wordt door bijdragen van de verschillende gebruikersgroepen, maar ook dat de functionaliteit meegroeit met de actuele behoeften van gebruikers. Structureel overleg en gebruikersonderzoek vormen een vanzelfsprekend onderdeel van de ontwikkelcyclus. Parallel daaraan zijn nieuwe mogelijkheden van digitale media en in het bijzonder het internet een belangrijke inspiratiebron. Het onderzoek naar en het experimenteren met nieuwe technologieën geven een belangrijke impuls tot vernieuwing en zorgen ervoor dat de portal state-of-the-art is en blijft. Juist de lerarenopleiding moet voorop willen lopen in het toepassen van nieuwe technologie in het onderwijs, omdat een lerarenopleiding leraren voor de toekomst opleidt en daarmee een belangrijke invloed heeft op de ontwikkeling van het onderwijs als geheel. Hoe gaat de nieuwe portal voor Education er precies uitzien? Op deze vraag kan nu nog geen exact antwoord worden gegeven. Deze notitie is geen ontwerpdocument, maar een visiestuk dat pleit voor een digitale leeromgeving die zich ontwikkelt in samenhang met het onderwijs en de organisatie. Toch willen we hier alvast een tipje van de sluier oplichten. Een gebruiker die straks op de portal Edcation komt, ziet allereerst algemeen nieuws en algemene informatie die in de etalage staat. Na het inloggen komt hij in de leeromgeving die deels gepersonaliseerd is. We bekijken de leeropmgeving vanuit het perspectief van de student. Een student die inlogt ziet allereerst het nieuws dat voor hem bestemd is. Dat kan nieuws zijn afkomstig van bijvoorbeeld de opleidingsmanager, de jaarcoördinator of tutor. Desgewenst kan de student zijn nieuwskanaal verder aanvullen met andere RSS-nieuwsbronnen. Indien er evaluaties of inschrijvingen zijn opengesteld voor de groep, waar de student toe behoort, krijgt hij een verzoek om de betreffende
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 29 van 31
webformulieren in te vullen. De student is verantwoordelijk voor zijn eigen gegevens in de digitale leeromgeving en kan daarom zijn eigen profiel beheren. Dat profiel bevat naast contactgegevens ook de mogelijkheid om persoonlijke informatie in te vullen. Deze informatie kan door iedere andere ingelogde gebruiker opgevraagd worden: medestudenten, docenten, maar ook door contactpersonen van scholen. Voor het verkrijgen van informatie met betrekking tot thema’s, zelfstudie of andere opleidingsinformatie gaat hij naar het Onderwijsplein. In het Onderwijsplein is alle relevante en meest actuele informatie met betrekking tot elk studieonderdeel aanwezig. Er is een mogelijkheid om direct in contact te treden met de moderator van een studieonderdeel of een bijdrage te leveren aan het forum, dat aan dit studieonderdeel is verbonden. Wanneer de student wil zien hoe een onderwijsonderdeel is geëvalueerd, gaat hij naar de Evaluatiesite. Op de Evalutiesite staat voor ieder geëvalueerd onderdeel een helder overzicht plus een grafische weergave en indien de resultaten daar aanleiding toe geven een verbeterplan. Voor het aanvragen van een praktijkplek, het inzien van een schoolprofiel of de eigen praktijkplaatsgegevens gaat de student naar de VPE. Elk toepassingsgebied binnen de leeromgeving is duidelijk aanwezig op de openingspagina, dus eenvoudig te bereiken. Omdat elke toepassing gebruik maakt van één en hetzelfde studentenprofiel, krijgt de student onmiddellijk zijn persoonlijke, op hem gerichte informatie te zien. Naast RSSnieuwsvoorziening, Onderwijsplein, INtekensite, Evaluatiesite en VPE zijn nog een aantal toepassingsgebieden in de leeromgeving neergezet waarin de student zelf kan werken: de online websitemaker, PABO-wiki en Mensen Maken Scholen. Naarmate de leeromgeving verder vorm krijgt komen andere toepassingen in beeld. Voorbeelden van daarvan zijn: Oog op onderwijs, waar het hele jaar door onderwijsfoto’s geupload, bekeken en beoordeeld kunnen worden, het PABO podcastkanaal waar bijzondere voordrachten te beluisteren zijn, een vraag-en-aanbod site waarin gebruikers hun diensten aanbieden en bijvoorbeeld onderzoeksvragen kunnen posten. Medewerkers, maar ook contactpersonen van basisscholen en besturen hebben toegang tot dezelfde toepassingen als studenten. Afhankelijk van hun account hebben zij meer of minder rechten en ontvangen zij ook andere nieuwsstromen. Bijzonder in deze nieuwe omgeving is het gegeven dat het werkveld voor het eerste toegang krijgt tot onderwijsmaterialen – een wens die naarmate de samenwerking met scholen en besturen intensiever wordt, steeds nadrukkelijker wordt gesteld en die een logisch gevolg is van de keuze voor competentiegericht onderwijs. Ook is de leeromgeving niet langer voor de buitenwereld afgesloten, maar is er sprake van een natuurlijke overgang tussen internet, extranet en intranet. Per onderdeel van de leeromgeving kan worden bepaald wat in de openbaar kan of moet, wat gedeeld moet worden met het werkveld en wat uitsluitend bestemd is voor studenten en/of docenten. Uitgangspunt daarbij is: geef zoveel mogelijk vrij en niet – zoals tot nu toe gebruikelijk – scherm zoveel mogelijk af. Steeds meer Amerikaanse universiteiten en in Nederland bijvoorbeeld ook de Open Universiteit gaan tot dit model over. Door de leeromgeving open te stellen voor het werkveld kan deze een rol spelen in de ontwikkeling van de beroepsgroep, maar kan deze bijvoorbeeld ook ingezet worden als instrument voor aspirant-studenten en alumni. Uiteraard dient hierbij rekenschap gegeven te worden van de beperkingen die voortvloeien uit het auteursrecht en de privacywetgeving. De portal, zoals hier geschetst, is niet een vluchtige theoretische exercitie. Het is een logische vervolgstap op de door de School of Education in gang gezette ontwikkelingen. In een nog op te stellen ontwerpdocument zal de verdere invulling worden uitgewerkt. Uiteraard kan het niet de bedoeling zijn om toepassingen die hogeschoolbreed ontwikkeld of geïmplementeerd zijn te vervangen door andere. Blackboard vervult een
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 30 van 31
belangrijke rol in de communicatie in de tutorgroepen en hoewel er ook open source alternatieven voor Blackboard bestaan, is er geen aanleiding om van dit platform af te stappen. Hetzelfde geldt voor het digitaal portfolio, hoewel hier wel de nodige mitsen en maren gemaakt kunnen worden (zie 3.5.3). Bestaande toepassingen blijven net zoals nu eenvoudig bereikbaar met hyperlinks. Nog een opmerking over de taal: zoals iedere notitie over het gebruik van ICT is het onontkoombaar om Engelse begrippen te gebruiken, omdat deze nu eenmaal in zwang zijn en een Nederlandse vertaling niet voorhanden is of potsierlijk aandoet. Dat neemt niet weg dat in de leeromgeving een keuze gemaakt moet worden. Op dit moment wordt hogeschoolbreed gekozen voor het gebruik van Engels als het gaat om navigatiemenu’s, hyperlinks en knoppen. Die keuze is vanuit de gedachte van Web 2.0 geen juiste. De ICT-taal dient zoveel mogelijk aan te sluiten op ‘mensentaal’, om zich niet te vervreemden van de gebruiker.
⇒ Integreer de verschillende toepassingsgebieden in de leeromgeving in een gepersonifieerde, dynamische portal. ⇒ Geef het werkveld, maar ook het algemene publiek toegang tot onderdelen van de portal. ⇒ Zorg voor een logische verbinding tussen ICT-taal en actuele mensentaal. 5. Tot slot Studenten van nu zijn ‘digital natives’, van jongs af aan opgegroeid met digitale media. De nieuwe generatie studenten is daarom - zoals Guus Wijngaards, lector eLearning, in zijn essay Innovatief leren met jongeren glashelder neerzet - sterk gebaat bij een leeromgeving waarin multimedia en interactieve tools een vanzelfsprekend onderdeel zijn.35 De School of Education heeft de afgelopen jaren laten zien graag voorop te lopen in nieuwe ontwikkelingen en begeeft zich daarbij zonodig ook buiten de gebaande wegen. Dat heeft het afgelopen jaren tot duidelijke resultaten geleid die in de organisatie en daarbuiten breed worden gedragen. Toch is er geen enkele reden tot zelfgenoegzaamheid. Stilstand staat gelijk aan achteruitgang. Digitale media, het internet, maar ook mensen veranderen in een razendsnel tempo. Nog nooit tevoren hadden we zoveel mogelijkheden om informatie (in de vorm van tekst, beeld en geluid) te zoeken en te delen, in contact te treden met bekenden en onbekenden en een virtuele identiteit op te bouwen. Die ontwikkeling heeft een impact op alles en iedereen, politiek, economisch en sociaal.36 Deze notitie heeft zicht proberen te geven op de uitdagingen en kansen die er liggen en duidelijk te maken hoe de Brede Major Education hier optimaal op in kan spelen.
35
Dr. Guus Wijngaards, Innovatief leren met jongeren, 10 januari 2007 Thomas L. Friedman, The World is Flat, A Brief History of the Twenty-First Century, New York: Farrer, STraus and Giroux, 2005
36
De digitale leeromgeving in de Brede Major Education v2 – p. 31 van 31