Brakona jaarboek 2013-2014 • 13
Twintig jaar Steenuilonderzoek in het Hageland Philippe Smets
Jaarboek
2013 2014
20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
14 • Brakona jaarboek 2013-2014
Twintig jaar Steenuilonderzoek in het Hageland Philippe Smets
Steenuil Ondanks de achteruitgang van de Steenuil in de omliggende landen, lijkt de soort bij ons lokaal nog vrij goed stand te houden. Foto: Wim Claes
De Steenuil. Wie kent hem niet, deze kleine uil die met zijn grote gele ogen in de schemering priemt, gezeten op een knotwilg ergens in het Vlaamse landschap? Met een geschatte populatiegrootte van 6 à 10.000 paren verspreid over Vlaanderen mag de Steenuil (Athene noctua) een vrij algemene broedvogel genoemd worden. Ondanks het verdwijnen van steeds meer kleine landschapselementen als houtkanten, hoogstamboomgaarden en knotwilgenrijen ten gevolge van de schaalvergroting in de landbouw, lijkt de soort op meerdere plaatsen nog vrij goed stand te houden. Toch is er reden voor ongerustheid. Lokaal blijkt de soort her en der achteruit te gaan en ook uit onze buurlanden komen steeds vaker alarmerende berichten binnen over de Steenuil. In Nederland wordt de broedpopulatie op 10.000 paar geschat en de soort gaat er achteruit. Sinds 1994 staat de Steenuil er op de Rode Lijst van bedreigde vogelsoorten. De Duitse populatie kent eveneens een dalende trend en wordt geschat op slechts 6.000 broedparen. In heel Frankrijk wordt het aantal Steenuilen momenteel geschat op 11.000 tot 33.000 broedparen. Op Europees vlak lijkt Vlaanderen dan ook een stronghold voor het voortbestaan van de Steenuil.
20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
Brakona jaarboek 2013-2014 • 15
De afname van Steenuilpopulaties in het buitenland wordt geweten aan de grootschalige ruilverkavelingen, intensivering van het grondgebruik en de verstedelijking die plaatsvonden, waarbij veel broedgelegenheid en voedselrijke ruige plekjes verdwenen. Ook het omzetten van weilanden naar akkers, het verdwijnen van hoogstamboomgaarden en het gebruik van antibiotica in de veeteelt lijken een nefast effect te hebben op de bestaande populaties. Het overgangsgebied van het Hageland en Vochtig Haspengouw in het oosten van de provincie Vlaams-Brabant kenmerkt zich door een golvende mozaïek van vochtige en drogere weilanden, vaak afgezoomd door knotwilgenrijen of houtkanten, boomgaarden en meer open akkercomplexen. Het geheel wordt doorsneden door riviervalleien en holle wegen en kleine landschapselementen en verspreide bosjes zorgen voor structuur in het landschap. Het gevarieerde landschap (Foto 1) vormt er een van de favoriete biotopen van de Steenuil en de soort komt er nog vrij veel voor.
Foto 1 Steenuilen houden van kleinschalige landschappen met structuurvariatie. Foto: RLZH
verlopen. In augustus 1992 werden de eerste 36 nestkasten opgehangen. Intussen hangen al een indrukwekkende 278 nestkasten verspreid over de gemeenten Bekkevoort, Bierbeek, Boutersem, Geetbets, Glabbeek, Hoegaarden, Kortenaken, Landen, Linter, Lubbeek, Tielt-Winge, Tienen en Zoutleeuw. De laatste jaren varieert de bezettingsgraad tussen de 35 en 45% (Tabel 1). Begin mei worden de nestkasten voor de eerste keer gecontroleerd door ervaren onderzoekers (Foto 2).
Foto 2 Bezette nestkasten worden nauwgezet opgevolgd door ervaren wetenschappelijke ringers. Foto: Willy Vandersteegen
Om een beter zicht te krijgen op de ecologie, het broedsucces en de dispersie van de Steenuil in de streek, werd onder impuls van Jan De Boe in 1992 het plan opgevat om via ringonderzoek de lokale populatie op te volgen. Omdat de monitoring van Steenuilen op een natuurlijke broedplaats niet zo evident is, werden op verschillende plaatsen nestkasten voorzien in geschikte biotopen, veelal in (de buurt van) oude hoogstamboomgaarden. De nestkasten zijn zo gebouwd dat controle ervan tijdens het broedverloop met een minimale verstoring kan
beschikbare nestkasten
36
62
62
60
58
55
54
53 121 121 126 137 143 138 139 185 198 254 270 194 276 278
broedgevallen
3
8
12
14
12
21
23
28
63
59
66
64
61
65
61
77
73
98
88
75 107 97
bezettingsgraad (%)
8
13
19
23
21
38
43
53
52
49
52
47
43
47
44
42
37
39
32
39
39
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2000
2007
1999
2006
1998
2005
1997
2004
1996
2003
1995
2002
1994
2001
broedseizoen
1993
Tabel 1: Aantal opgehangen nestkasten in de onderzoekregio van 1993 tot 2014 en hun bezettingsgraad
35
20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
16 • Brakona jaarboek 2013-2014 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 gemiddeld aantal eieren per broedsel gemiddeld aantal geboren jongen per broedsel
2,0
Figuur 1 Het gemiddeld aantal eieren per broedsel (rood) en het gemiddeld aantal jongen dat daaruit geboren wordt (paars) in de periode 1993-2014. Figuur 2
Bezette kasten worden vervolgens tweewekelijks bezocht tot de jongen uitgevlogen zijn. Aan de eigenaars van de nestkastlocaties werd gevraagd de nestkast niet te verstoren en eventuele nieuwsgierigen op afstand te houden.
Eileg
Eieren Het aantal eieren in een Steenuilnest varieert meestal tussen de 2 en 5 eieren. Foto: Philippe Smets
Steenuilen zijn klokvast: tussen 10 en 20 april gaan de meeste vrouwtjes over tot de eileg. Na het koude en late voorjaar van 2013 waren ze uitzonderlijk twee tot drie weken later. Het was de eerste keer in twintig jaar dat dit fenomeen werd vastgesteld. Dit wijkt af van de Bosuil en de Kerkuil, die jaarlijks een of twee maand vroeger of later dan gemiddeld
kunnen beginnen broeden, afhankelijk van het voedselbestand. De Steenuil legt twee tot vijf eieren – heel uitzonderlijk zes – met een gemiddelde van 3,5 per broedsel (zie Figuur 1). Steenuilen hebben nooit een vervanglegsel of een tweede broedsel, net zoals de Bosuil. De Kerkuil daarentegen heeft als het eerste broedsel mislukt een vervanglegsel en in sommige muizenrijke jaren zelfs een tweede broedsel. Tijdens de broedperiode brengt het mannetje voedsel aan voor het broedende vrouwtje. Als het mannetje sterft zal het vrouwtje na enkele dagen genoodzaakt zijn om het legsel te verlaten om zichzelf te voeden. In dat geval zullen de eieren afkoelen en zal het legsel niet meer uitkomen. Ook onder normale omstandigheden komt er soms een ei van een voltallig legsel niet uit (Figuur 2).
Voedsel Regelmatig en zeker tijdens het opgroeien van de jongen treffen we prooiresten aan in de nestkasten (Foto 3). In Tabel 2 staan alle prooien die gevonden werden in nestkasten gedurende één werkingsjaar (n=305). Daaruit bleek dat vogels met 61% de grootste brok uitmaken van het Steenuilendieet in deze regio, gevolgd door ware muizen (15%), spitsmuizen (10%) en woelmuizen (9%). Dat Steenuilen dappere jagers zijn die prooien aandurven die even groot zijn 20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
Brakona jaarboek 2013-2014 • 17 400
Totaal aantal gelegde eieren
350 300 250 200 150 100 50 aantal geboren jongen
0
niet levensvatbare eieren
Figuur 2 Het totaal aantalFiguur 1 gelegde eieren per jaar opgesplitst in het aantal uitgekomen jongen (paars) en het aantal eieren dat niet levensvatbaar bleek (groen) in de periode 1993-2014.
als zichzelf, werd aangetoond door prooiresten van volwassen Merel, Kramsvogel, Groene Specht en jonge Kauwen die in de nestkasten werden aangetroffen. Zelfs een enkele Wezel stond op het menu.
Tabel 2 Totaal aantal prooiresten aangetroffen in nestkasten tijdens controles gedurende één werkjaar. Prooi
Om echter nog een beter zicht te krijgen op de voedselecologie van de lokale steenuilen, werd in februari 2005 een zwart-witcamera geïnstalleerd in een nestkast in Molenbeek-Wersbeek gericht op de ingang van de nestholte zodat de ouderdieren die prooien aanbrachten konden geobserveerd worden. Verwacht werd dat tijdens het opgroeien van de jongen naast muizen en vogels ook meikevers, nachtvlinders, regenwormen en rupsen zouden aangebracht worden als prooi in de nestkasten. De camerabeelden werden geanalyseerd door leerlingen van het Atheneum van Tienen.
Aantal
%
Spreeuw
61
20 %
Merel
42
14 %
Huismus
37
12 %
Zanglijster
20
7%
Koolmees
13
4%
Vink
12
4%
Spitsmuizen
Huisspitsmuis
31
10 %
Ware muizen
Bosmuis
25
8%
Huismuis
16
5%
Dwergmuis
4
2%
Aardmuis
13
4%
Rosse Woelmuis
15
5%
Mol
16
5%
Totaal
305
100 %
Vogels
Woelmuizen Overige zoogdieren
Tabel 3 Prooien aangebracht naar de nestkast door een Steenuil tussen 20 april en 3 juli 2005. De prooien werden gedetermineerd op basis van camerabeelden. Prooien camera-onderzoek
Aantal
%
Gewervelden
zoogdieren
60
3,1 %
vogels
5
0,3 %
amfibieën
1
0,1 %
larven
1181
60,1 %
imago's
418
21,3 %
wormen
245
12,5 %
slakken
4
0,2 %
onbekend
51
2,6 %
Totaal
1965
100 %
Ongewervelden Foto 3 Een gevarieerd aanbod aan prooiresten kan worden aangetroffen in steenuilennestkasten. Hier onder meer een jonge Merel, een Huismus, verschillende Bosmuizen en een Wezel. Foto: Philippe Smets
20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
18 • Brakona jaarboek 2013-2014
Foto 4 (L) Rattenstaartlarven kunnen lokaal een groot aandeel uitmaken van het dieet van de Steenuil. Foto: André Eijkenaar Foto 5 (R) Bij nat weer in het late voorjaar worden voornamelijk regenwormen aangebracht als prooi, met soms dramatische gevolgend voor de opgroeiende jongen. Foto: Wim Claes
Het betreffende broedgeval werd opgevolgd van 20 april tot het uitvliegen van de twee jongen op 3 juli 2005. Uit de analyse van de beelden bleek echter dat gewervelde dieren in deze periode slechts 3,5% van het totale prooiaanbod (n=1965) uitmaakten en de ongewervelden het bulkvoedsel vormden (Tabel 3). De hoofdbrok van de aangebrachte ongewervelden waren zogenaamde ‘rattenstaartlarven’, larven van bepaalde genera van zweefvliegen zoals Pendelvliegen (Helophilus), Bijvliegen (Eristalis) of de Doodshoofdzweefvlieg (Myatropha florea) (60,1%) (Foto 4). De imago’s waren veelal nachtvlinders. De Steenuilen kwamen ook enkele keren de nestkast binnen met een kers Prunus avium. Veel soorten vogels eten het vruchtvlees van kersen. Het is mogelijk dat ook de Steenuil dat doet om vocht binnen te krijgen. Wat ook vastgesteld werd: • ’s Nachts worden er meer insecten en wormen gevangen. Overdag worden er evenveel gewervelde prooien gevangen als ’s nachts. • Bij veel regen worden meer wormen gegeten. Bij warm weer (boven 10 °C) neemt het aantal nachtvlinders en larven in het dieet toe. • Na het uitkomen van de jongen stijgt het totaal aantal prooien (vanaf eind mei). • Bij onweer of felle regen worden geen prooien aangebracht.
20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
Broedsucces Als het eind mei en de eerste helft van juni te nat (veel neerslag) en te koud is (onder de 10 °C), treedt er onder de jongen een enorme sterfte op. In plaats van een gevarieerd menu worden dan alleen regenwormen binnengebracht in de nestkast (Foto 5). Deze zijn niet voedzaam genoeg, de jongen krijgen diaree en sterven aan uitdroging. Mogelijk worden de regenwormen gevangen op pas ingezaaide maïs- en bietenvelden die bewerkt zijn met pesticiden. De volwassen Steenuilen kunnen daar tegen maar opgroeiende jongen niet. Sommige jaren mislukken tot bijna de helft van de broedsels volledig. Zo mislukten in 2001 27 van de 63 broedgevallen (43%) en liep het ook in 2006 voor 28 van de 65 broedgevallen (43%) faliekant af. Gemiddeld mislukt ongeveer 1 broedgeval op 4 (27%). Toch zien we dat de laatste jaren het aandeel mislukte broedgevallen stabiel blijft terwijl het totale aantal broedgevallen blijft toenemen (Figuur 3), wat zou doen vermoeden dat de lokale populatie toeneemt. Helaas is dat
Brakona jaarboek 2013-2014 • 19 120
Aantal broedgevallen
100 80 60 40 20 0
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Totaal aantal broedgevallen
3
8
12
14
12
21
23
28
63
59
66
64
61
65
61
77
73
98
88
75
107
2014 97
Aandeel mislukte broedgevallen
1
2
4
4
4
6
3
5
27
18
21
25
19
28
13
17
19
21
19
18
24
17
Figuur 3 Figuur 3 Het totaal aantal broedgevallen (blauw) en het aandeel mislukte broedgevallen (rood) per jaar in de periode 1993-2014.
niet het geval. Van de gelegde eieren ontwikkelt immers gemiddeld slechts 60% zich tot uitvliegende jongen en bovendien overleeft een groot aantal jongen hun eerste levensjaar niet. Het is dan ook enkel dankzij de doorgedreven nestkastacties die ervoor zorgen dat het aantal broedgevallen toeneemt, dat de populatie hier stabiel kan blijven en niet achteruitgaat. Het gemiddelde aantal geringde jongen per nest schommelt tussen de 1,3 en 2,9 jongen (Figuur 4). Jaren met een laag nestgemiddelde waren 1996 (gemiddeld 1,4 pulli), 1997 (1,3) en 2006 (1,5). Daar tegenover stonden topjaren als 1999 met gemiddeld 2,9 en 2000 met 2,8 jongen per nest. Ook 2014 was een heel
goed uilenjaar. Topjaren als deze vallen meestal samen met een piekjaar in de muizenpopulaties. Voedsel is dan volop aanwezig. Zo zagen we dat ook Kerkuil, Bosuil en Ransuil in 2014 grote nesten hadden en Kerkuil en Ransuil zelfs tweede broedsels. De verwachtingen voor de Steenuil in 2014 lagen dan ook hoog en het nestgemiddelde was goed met 2,7 jongen per nest, maar toch niet buitengewoon zoals bij de andere uilensoorten. Er werden wel twee nesten met zes jongen geringd, wat dan wel zeer uitzonderlijk is. Het gemiddelde aantal jongen per nest over alle jaren heen is 2,1 jongen. Volgens Willems et al. (2004) moeten gemiddeld 2,2 jongen per broedsel uitvliegen om de soort in stand te houden.
Steenuiljongen in het nest Foto: Philippe Smets
20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
20 • Brakona jaarboek 2013-2014 3,5
Gemiddeld aantal jongen per nest
3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Nestgemiddelde
1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2
1,6
2,2
1,4
1,3
2,2
2,9
2,8
1,9
2
1,9
1,8
2,3
1,5
2,3
2,4
1,9
2,5
2,4
2,2
2
2,7
Figuur 4 Figuur 4 Het gemiddelde aantal jongen per nest dat geringd werd op jaarbasis in de periode 1993-2014.
Bevindingen ringonderzoek
Foto 6 Door het aanbrengen van een wetenschappelijke ring wordt heel wat extra informatie verkregen over de lokale steenuilenpopulatie. Foto: Willy Vandersteegen
In de loop van 22 jaar onderzoek werden al 3.046 Steenuilen van een ring voorzien (Foto 6). Dankzij het ringwerk kunnen we de uilen individueel herkennen wat heel wat interessante informatie oplevert. Verschillende Steenuilen werden als pulli geringd en werden hun ganse levensweg gevolgd. Adulten worden in de nestkasten geringd of opnieuw gecontroleerd tijdens de broedperiode en blijven trouw aan de broedplaats. Zo zullen steenuilpaartjes jaar na jaar dezelfde nestkast blijven gebruiken voor de rest
van hun leven. Dat maakt dat ze verschillende jaren kunnen opgevolgd worden. Steenuilen blijven elkaar trouw. Als er een vogel wegvalt, zal de overlevende Steenuil een nieuwe partner aantrekken. Zo zijn sommige nestkasten al 15 tot 20 jaar in gebruik. Op deze regel werden ook uitzonderingen vastgesteld. Van een paartje geringde vogels had de man het volgende jaar een nieuw vrouwtje, maar het jaar daarop bleek dat hij terug verenigd was met het eerste vrouwtje. Een ander paar Steenuilen verhuisde nadat ze enkele jaren in een nestkast gebroed hadden opeens naar een nestkast (die er ook al jaren hing) 500 meter verder. In hun oude woonst zat een nieuw paartje. Aan de omgeving was niets veranderd. Aan de hand van 345 controlevangsten werd ook meer informatie verkregen over de leeftijdsverdeling van de lokale steenuilpopulatie. De gemiddelde leeftijd bedraagt 4,5 jaar na overleving van de eerste winter. Eén Steenuil heeft de leeftijd bereikt van 13 jaar. Hoewel enkele andere tussen 9 en 12 jaar oud werden, lijken de meeste Steenuilen tussen de 4 tot 8 jaar oud te worden. Veel dieren zijn dus al na 3 jaar van het toneel verdwenen (Figuur 5).
20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
Brakona jaarboek 2013-2014 • 21 13
1
12
3
11
1 6
Lee/ijd (jaar)
10 9
5 18
8 7
24 39
6 5
38 66
4 3
111 33
2 1
0 0
20
40
60
80
100
120
Aantal controlevangsten
Figuur 5 Figuur 5 De leeftijdsverdeling van de lokale Steenuilpopulatie op basis van 345 controlevangsten.
Dispersie
Doodsoorzaken
De Steenuil is een echte standvogel. Van de 2.555 jongen die we geringd hebben zijn er maar drie dieren terug gemeld die zich meer dan 30 km ver hebben verplaatst. De rest van de jongen vestigde zich binnen een straal van 30 km van hun geboortelocatie en de meeste beperkten zich tot een straal van minder dan 20 km. Afgelopen zomer werd in Bierbeek tijdens een controle een Steenuil met een Nederlandse ring aangetroffen. De Steenuil bleek afkomstig uit Neeritter (Nederlands Limburg), in vogelvlucht 82 km van de controleplaats.
Verscheidene doodsoorzaken bedreigen het voortbestaan van de Steenuil. De versnippering van het leefgebied van de steenuil door wegen in combinatie met het toenemende verkeer blijkt een enorme impact te hebben op het steenuilenbestand. Veel uilen worden door hun lage vlucht gegrepen door het verkeer en ook pas uitgevlogen jongen worden regelmatig teruggemeld als verkeersslachtoffer (Foto 7). Verdrinking is doodsoorzaak nummer twee. Pas uitgevlogen jongen, maar ook volwassen Steenuilen, komen regelmatig terecht in een veedrinkbak en geraken er niet meer uit, met verdrinking tot gevolg.
Foto 7 (L) Veel jonge Steenuilen vinden een vroegtijdige dood in het verkeer. Foto: Toon Spanhove Foto 8 (R) Het voorzien van een plastieken buis voor het invlieggat kan voldoende zijn om predatie door Steenmarter te voorkomen. Foto: Rollin Verlinde
20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
22 • Brakona jaarboek 2013-2014
Vermoedelijk komt maar liefst 5 tot 10% van de Steenuilen zo aan zijn einde. De Steenuil heeft ook natuurlijke vijanden. Jaarlijks worden 3 tot 5% van de gevolgde nesten geroofd door Steenmarter. Als predatie te frequent voorkomt, kan best geïnvesteerd worden in ‘marterveilige’ nestkasten. In verschillende regio’s hangen al nestkasten met beveiliging tegen Steenmarters (Foto 8).
Steenuiljong Veel jonge steenuilen overleven hun eerste levensjaar niet. Foto: Thom Theeuwis
20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
Tenslotte mag ook de indirecte invloed van rodenticide niet onderschat worden. Bestrijdingsmiddelen tegen muizen en ratten worden vaak gebruikt in (de omgeving van) stallen en schuren, een omgeving die de Steenuil frequenteert op zoek naar voedsel. Vooral opgroeiende jongen die in de eerste twee levensweken prooien krijgen die gif gegeten hebben, sterven eraan. Daarom wordt de eigenaars van nestkastlocaties gevraagd geen gif te gebruiken.
Brakona jaarboek 2013-2014 • 23
Een helpend handje voor de Steenuil Op korte termijn helpt het om nestkasten te hangen in een geschikt biotoop en zo het aanbod aan nestgelegendheid te vergroten. Weilanden met knotwilgen of hoogstamfruitbomen met begrazing door koeien, paarden of schapen zijn hiervoor uitermate geschikt. Een Steenuil houdt immers van een korte vegetatie waarin hij makkelijker zijn prooien kan zien. Om het voortbestaan van de Steenuilpopulaties echter op langere termijn te garanderen, moet ingezet worden op de instandhouding en herinrichting van het kleinschalige landschap, het leefgebied van de Steenuil. Het behoud van oude knotwilgen en hoogstamfruitbomen in weilanden en de aanplant van nieuwe bomen kunnen hierin al een belangrijke stap vormen (Foto 9). Het aanplanten van knotwilgen kost bovendien niet veel geld: bij het knotten van een oude wilg kunnen takken met een dikte van 5
tot 10 cm diameter worden gezaagd op 2,5 tot 3 meter lengte en langs de rand van een weiland 50 tot 70 cm diep in de grond worden gestoken. Het plaatsen van steenuilvriendelijke veedrinkbakken (Foto 10) kan bovendien ervoor zorgen dat (jonge) uilen of andere vogels makkelijker weer uit deze drinkbakken kruipen en niet verdrinken. De drinkbakken zijn verkrijgbaar in twee formaten, 65 liter en 110 liter, te koop in de winkel van Natuurpunt.
Foto 10 Het aanbrengen van een raster in de drinkbak kan een onfortuinelijke Steenuil redden van de verdrinkingsdood. Foto: Philippe Smets
Foto 9 De aanplant van nieuwe hoogstamboomgaarden creëert op termijn nieuwe broedgelegenheid voor de Steenuil. Foto: RLZH
20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
24 • Brakona jaarboek 2013-2014
De Steenuilenwerkgroep van Natuurpunt Na het eindverslag ‘De Steenuil’ van Natuurpunt (Rapport 2004/1 Marc Herremans & Dries Van Nieuwenhuyse) zaten enkele medewerkers al jaren te wachten op de oprichting van een nieuwe Steenuilenwerkgroep. Bijna tien jaar later zetten enkele gedreven mensen de schouders onder de Steenuilenwerking met de oprichting van de Steenuilenwerkgroep onder de vleugels van Natuurpunt. De doelstelling van de werkgroep is mensen met interesse voor Steenuilen te verenigen, om ervaringen en bevindingen met elkaar uit te wisselen. Een paar keer per jaar wordt een digitale nieuwsbrief verspreid, met o.a. aankondigingen van activiteiten.
Steenuilencontactdag Jaarlijks organiseert de Steenuilenwerkgroep een contactdag waarbij geïnteresseerden iets meer te weten kunnen komen over inventarisatie van Steenuilen, biotoopverbetering, nestkastenwerking, ringwerk, activiteiten,… Deze dag vormt tegen een platform voor de uitwisseling van ideeën en ervaringen.
De nacht van de Steenuil We willen afdelingen en vogelwerkgroepen aanmoedigen om hieraan deel te nemen aan een ‘Nacht van de Steenuil’ en het te laten uitgroeien tot een landelijk evenement. De ‘Nacht van de Steenuil’ gaat door op de laatste zaterdag van maart. Na een korte presentatie maken we een wandeling in geschikt steenuilgebied en hopen we op een ontmoeting.
Waarvoor kan je nog terecht bij de Steenuilenwerkgroep? Ervaren vrijwillligers staan klaar om advies te geven over het verbeteren van het biotoop van de Steenuil, verschillende nestkasttypes en hun plaatsing, inventarisatiemethodes en het begeleiden van Steenuilwandelingen. We kunnen advies aanreiken naar bv. gemeenten en Regionale Landschappen over mogelijke acties, webadvies, sensibilisering… We willen een Vlaams Steenuilennetwerk samenstellen zodat plaatselijke medewerkers kunnen inspringen waar er vragen rijzen over Steenuilen. Wil je graag de digitale nieuwsbrief ontvangen of krijg je graag meer informatie? Neem dan contact op met
[email protected]. Philippe Smets (Gewestelijke coördinator). website: www.natuurpunt.be/steenuilenwerkgroep Je kan ons ook vinden op Facebook –> Steenuilenwerkgroep van Natuurpunt
20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
Brakona jaarboek 2013-2014 • 25
Een woord van dank
Referenties
Graag wil ik Stany Cerulis, Jos Cuppens, Benny L’Homme, Ronny Huybrechts en André Vanmarsenille bedanken die elk jaar trouw de gegevens van hun veldwerk doorgeven. Ook de eigenaars van de boomgaarden voor hun gastvrijheid en betrokkenheid en de fotografen voor het gebruik van hun foto’s.
•
Willems, F., van Harxen, R., Stroeken, P., Majoor, F. (2004). Reproductie van de Steenuil in Nederland in de periode 1977-2003. SOVON-onderzoeksrapport 2004/04.
Auteur Philippe Smets Slachthuisstraat 81 3300 Tienen
[email protected]
20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
26 • Brakona jaarboek 2013-2014
Vlaams-Brabantse Koepel voor Natuurstudie De provincie Vlaams-Brabant ging in 2000 over tot de oprichting van de Vlaams-Brabantse Koepel voor Natuurstudie, Brakona. Dit initiatief kadert momenteel binnen het provinciaal milieubeleidsplan 2009 2013 onder project 9 "natuurlijke entiteiten kwalitatief bevorderen" (betere natuur) en meer bepaald onder subdoelstelling 3 "uitbouw soortgericht beleid". BRAKONA stelt zich de optimalisatie van het potentieel aan natuurkennis in functie van het natuurbehoud en -beheer in de provincie Vlaams-Brabant als hoofddoel. Meer bepaald de werking rond Prioritaire Provinciale Soorten (PPS) en de concretisering daarvan binnen het provinciaal biodiversiteitsproject "Koesterburen" is één van de taakstellingen. Tevens wil het als contactorgaan het lokale studiewerk een meerwaarde geven door het voeren van een georganiseerd overleg tussen de bestaande milieuverenigingen en natuurstudiewerkgroepen.
Colofon
Dit artikel maakt deel uit van het Brakona jaarboek 2013-2014, een jaarlijkse uitgave van de Vlaams-Brabantse Koepel voor Natuurstudie.
Info: Griet Nijs, Projectcoördinator Brakona
Coördinatie en eindredactie • Griet Nijs, Brakona projectcoördinator
Natuurpunt Studie Coxiestraat 11 2800 Mechelen 015 77 01 61 E-mail:
[email protected] www.brakona.be
Vormgeving • Luc Nagels,
[email protected]
20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland
Coverfoto • Steenuil (Athene noctua). Foto Wim Claes