BIJLAGE VERANTWOORDING GROEPSRISICO
1. Inleiding Beleidskader Voor het bestemmingsplan De Wildert dient het groepsrisico als gevolg van verschillende risicovolle bronnen in het plangebied en de omgeving te worden verantwoord. Bij de verantwoording komen aan bod: de aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied; de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde; indien mogelijk, maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de risicobron; de mogelijkheden en maatregelen in het ruimtelijk besluit ter beperking van het groepsrisico; de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval; de mogelijkheden voor personen die zich in het invloedsgebied bevinden, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet (zelfredzaamheid). De veiligheidsregio dient nog advies over de verantwoording van het groepsrisico te geven. Dit advies wordt vervolgens in de verantwoording verwerkt. Leeswijzer In deze verantwoording wordt achtereenvolgens ingegaan op: Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico; Beschrijving van het maatgevende scenario voor ongevallen met gevaarlijke stoffen; Beschrijving van de effecten van het scenario; Maatregelen voor beperken van de risico's en effecten; Bestrijdbaarheid van rampen; Zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied; Beschrijving van het restrisico.
2. Situatie en relevante risicobronnen Plaatsgebonden risico en groepsrisico Risicovolle inrichtingen Plaatsgebonden risico Op bedrijventerrein De Wildert bevinden zich drie bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen (Ardagh Glass Dongen B.V., CCE en Propaantank Heibloemstraat 5). Daarnaast bevinden zich op enige afstand enkele risicorelevante inrichtingen buiten het plangebied. Tabel B5.1 Relevante risicorelevante bedrijven in het plangebied en de directe omgeving Naam en aard bedrijf
Ardagh Glass Dongen B.V (Eindsestraat 133): geen Bevi, wel risicorelevant in 1 verband met de opslag en verlading van lpg
1
Plangebied binnen Plangebied binnen Overschrijding effectafstand/ oriëntatiewaarde -6 PR 10 ? groepsrisico? invloedsgebied? (indien relevant) Ja
Ja
Nee
De inrichting valt formeel niet onder het BEVI (LPG en geen propaan). Gezien de overeenkomstige gevaarsaspecten van beide stoffen is echter toch een QRA opgesteld.
Naam en aard bedrijf
Coca-Cola Enterprises Nederland B.V. (CCE)(Eindsestraat 137): Bevi Maatschap de Boer, Propaantank, 2 Heibloemstraat 2, Bevi Propaantank Heibloemstraat 5 (J.A.M. De Bie), geen Bevi (info: professionele 3 risicokaart)
lpg-tankstation de Fakkel (Eindsestraat 124) Versteijnen's Internationaal Transportbedrijf B.V. (Zeusstraat 3 in Tilburg): Brzo-inrichting (PGS15) en daardoor ook Bevi-inrichting
-
-
Plangebied binnen Plangebied binnen Overschrijding effectafstand/ oriëntatiewaarde -6 PR 10 ? groepsrisico? invloedsgebied? (indien relevant) Ja (binnen eigen inrichtingsgrens)
Ja
Nee
Nee
Ja
Nee
Ja (veiligheidsafstand is 25 m worst case volgens het Activiteitenbesluit)
Formeel geen invloedsgebied,
Nee
dodelijke effectafstand is 235 m
De lpg-verkoop en -opslag is gestaakt en de milieuvergunning wordt ingetrokken voor de verkoop van lpg. Dit bedrijf wordt in de planMER dan ook niet verder beschouwd. Nee
Ja
4
Nee
Ardagh Glass Dongen B.V.: Uit de uitgevoerde QRA blijkt dat de PR 10-6-contour nauwelijks buiten de eigen inrichtingsgrens komt. Hierbinnen zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd. Er wordt derhalve voldaan aan de grenswaarde en de richtwaarde ten aanzien van het PR. In het verleden is hier door de provincie overigens wel een latente saneringssituatie geconstateerd, aangezien binnen de contour in principe ook kwetsbare objecten waren toegelaten. CCE: Voor CCE ligt de PR 10-6-contour binnen de eigen inrichtingsgrens. Er wordt derhalve voldaan aan de grenswaarde en de richtwaarde ten aanzien van het PR. Dit geldt ook voor de toekomstige situatie. Heibloemstraat 5 (J.A.M. De Bie): De propaantank aan de Heibloemstraat 5 ligt in het plangebied, dus ook de bijbehorende veiligheidscontour van maximaal 25 m volgens het Activiteitenbesluit. Hierbinnen zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig. De uitbreiding van het bedrijventerrein is hierbinnen niet geprojecteerd. De planontwikkeling heeft dan ook geen gevolgen.
Groepsrisico Het plangebied ligt (deels) binnen het invloedsgebied van verschillende risicorelevante bedrijven. Er wordt voor de betreffende bedrijven voldaan aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico: -
2 3 4
Ardagh Glass Dongen B.V: uit de uitgevoerde QRA blijkt dat het invloedsgebied van het bedrijf (1% letaliteitsgrens) 320 m bedraagt. Het groepsrisico blijft onder de oriënterende waarde (zie figuur). Het Geen berekende PR en GR, maar generiek bepaald a.h.v. gevarenkaart uit Leidraad (LRI). Geen berekende PR en GR, maar generiek bepaald a.h.v. gevarenkaart uit Leidraad (LRI).
het invloedsgebied bedraagt 3.350 m vanaf het Brzo-bedrijf, de afstand tussen bedrijf en plangebied bedraagt circa 1.650 m.
maximale aantal slachtoffers bedraagt circa 58 personen. In een volgende fase van het bestemmingsplan en het planMER wordt kwantitatief onderzoek uitgevoerd naar de hoogte van het groepsrisico als gevolg van de beoogde bedrijventerreinuitbreiding met circa 25 ha.
Figuur B5.1 Huidige situatie groepsrisico Ardagh Glass (rood: Ardagh Glass, groen: oriëntatiewaarde) -
CCE: Uit de uitgevoerde QRA is gebleken dat het groepsrisico ruim beneden de oriëntatiewaarde ligt. Er gelden verschillende maximale effectafstanden. In een volgende fase van het bestemmingsplan en het planMER wordt kwantitatief onderzoek uitgevoerd naar de hoogte van het groepsrisico als gevolg van de beoogde bedrijventerreinuitbreiding met circa 25 ha. Voor de maximale effectafstanden (1% letaliteit) geldt geen normstelling. De effectafstanden worden gehanteerd door brandweer voor het vaststellen van wijze en type hulpverlening in geval van ongeval: Meest ongunstig scenario (brand in de gekoelde opslag met een brandoppervlakte van 133 m² en de deuren open, onder de meest ongunstige weerklasse (F1,5)): 900 m; BLEVE (tankwagen): 310 m; Vuurbal (ingeterpte tank): 120 m;
Figuur B5.2 Huidige situatie groepsrisico CCE (blauw: CCE, rood: oriëntatiewaarde)
-
-
Maatschap de Boer (Heibloemstraat 2): er is geen sprake van een overschrijding van het groepsrisico. De uitbreiding van het bedrijventerrein vindt plaats buiten de 1 % letaliteitscontouren van het bedrijf. De planontwikkeling heeft dan ook geen gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico; Propaantank (Heibloemstraat 5): er geldt formeel geen invloedsgebied, waardoor formeel ook geen groepsrisico geldt. Wel wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico; Versteijnen's Internationaal Transportbedrijf B.V.: het gehele plangebied ligt binnen het invloedsgebied. Het invloedsgebied bedraagt 3.350 m, het plangebied ligt op circa 1.650 m. Uit informatie van de professionele risicokaart blijkt dat voldaan wordt aan de oriëntatiewaarde van het groepsrisico (verwezen wordt naar figuurB4.3). Gelet op de grote afstand tot aan het bedrijf, de grootte van het invloedsgebied en de aard van de ontwikkeling (uitbreiding bestaand bedrijventerrein) is de verwachting dat de ontwikkeling hooguit leidt tot enige verhoging van het groepsrisico wordt niet verwacht dat de planontwikkeling noemenswaardige gevolgen zal hebben voor de hoogte van het groepsrisico.
Figuur B5.3 Huidige situatie groepsrisico Versteijnen’s Internationaal Transportbedrijf B.V. (blauw: Versteijnen’s, rood: oriëntatiewaarde)
Vestiging nieuwe risicovolle inrichtingen Het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid staat geen nieuwe Bevi-inrichtingen toe, tenzij sprake is van zwaarwegende belangen. In het bestemmingsplan wordt via een wijzigingsbevoegdheid de realisatie van dergelijke bedrijven mogelijk gemaakt, onder de randvoorwaarde dat voldaan moet worden aan de oriëntatiewaarde van het groepsrisico, de PR 10-6 contour niet over (geprojecteerde) kwetsbare objecten mag liggen en er sprake moet zijn van zwaarwegende belangen. Bij het wijzigingsplan dient een verdere verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Zwaarwegende belangen Dit begrip geeft de gemeente in haar externe veiligheidsbeleid geïntroduceerd om in de situaties zoals genoemd in haar beleid een betere afweging te maken tussen de beheersing van risico’s enerzijds en andere gemeentelijke belangen anderzijds. De uitwerking van het begrip ‘zwaarwegende belangen’ en de afweging tegen risico’s vindt per geval plaats bij besluiten over bestemmingsplannen of milieuvergunningen. Zwaarwegende belangen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op werkgelegenheid, economische ontwikkeling, de regionale functie van de gemeente, duurzaamheid, verkeerscirculatie en maatschappelijke acceptatie.
Indien het begrip ‘zwaarwegende belangen’ wordt ingezet om een bepaald risico te accepteren geldt het uitgangspunt dat hieraan te allen tijde een gedegen onderbouwing ten grondslag dient te liggen. Bij deze onderbouwing dienen in ieder geval de volgende aspecten in beeld te worden gebracht: Een omschrijving van het zwaarwegende belang, zo mogelijk ook kwantitatief. Mogelijke maatregelen om het risico zoveel mogelijk te beperken. Dit kan zowel door kans- als door effectverkleinende maatregelen. Deze maatregelen kunnen zowel aan de bronzijde als bij de ontvanger worden getroffen. Mogelijke alternatieve oplossingen en hun kosten. Bijvoorbeeld verplaatsing van de risicovolle inrichting. Mogelijke maatregelen om zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te bevorderen. Hierbij kan de brandweer adviseren. Vervoer gevaarlijke stoffen Op grond van informatie uit de provinciale risicokaart blijkt dat in het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of het water plaatsvindt. Wel is sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen (buisleidingenstrook). Plaatsgebonden risico De buisleidingenstrook kent conform de Structuurvisie Buisleidingen van het Rijk een breedte van 70 m. Daarbuiten zijn geen belemmeringenzones (of PR 10-6 contouren) gelegen. In de buisleidingenstrook zijn in de huidige situatie reeds verschillende buisleidingen aanwezig. Dit betreffen 2 naftaleidingen en een ruwe olieleiding. In de volgende tabel is de relevante informatie aangegeven. Tabel B5.2 Aanwezige buisleidingen in de leidingenstrook -6
Soort leiding en leidingbeheerder
Diameter (in Belemmeringen- PR 10 -contour Invloedsgebied inch) en druk zone (in m) groepsrisico (in m)
Productenleiding Rotterdam Rijn Pijpleidingmaatschappij (olie, K1)
24”, 62 bar
2x5m
2 x 30,6
2 x 40
Ruwe olieleiding Rotterdam Rijn 36”, 43 bar Pijpleidingmaatschappij (ruwe olie, K1)
2x5m
2 x 42,4
2 x 45
Naftaleiding Petro Chemical Pipeline Services (nafta, K1)
2x5m
2x12
2x12 + enkele meters
Nafta
Groepsrisico Bekend is dat voor K1-leidingen met lichte brandstoffen geen sprake is van een groepsrisico bij dichtheden kleiner dan 255 personen per hectare buiten de PR 10-6-contour. Hier zal ook in de toekomstige situatie geen sprake van zijn. Er is dan ook geen sprake van een groepsrisico. Zekerheidshalve wordt in de volgende fase van het bestemmingsplan en het planMER nog kwantitatief onderzoek uitgevoerd.
3. Beschrijving van maatgevende scenario's CCE: toxische gifwolk (na brand), BLEVE Voor CCE gelden meerdere scenario’s:
-
-
In het meest ongunstig scenario (brand in de gekoelde opslag met een brandoppervlakte van 133 m² en de deuren open, onder de meest ongunstige weerklasse (F1,5)) komen toxische stoffen vrij (gifwolk) met een dodelijke effectafstand van 900 m; Ook bij de opslag van vloeistoffen die giftige gassen kunnen veroorzaken is het toxisch scenario relevant met een dodelijke effectafstand van 235 m; De tankwagen kan zorgen voor een koude BLEVE, zie verder onder scenario ‘tankwagen LPG/propaan – Koude BLEVE’. Ook bij de ingeterpte tank kan een vuurbal (BLEVE) optreden. De effectafstand bedraagt hier 120 m;
Tankwagen LPG/propaan (o.a. Ardagh Glass en CCE) - Warme BLEVE Een warme BLEVE wordt veroorzaakt doordat een aanwezige brand de druk in de LPG-tank doet oplopen. Hierdoor verzwakt en bezwijkt de tankwand. LPG of propaan komt vrij en ontsteekt. Er ontstaat een vuurbal en een drukgolf. Tankwagen LPG/propaan (o.a. Ardagh Glass en CCE) - Koude BLEVE Een koude BLEVE kan veroorzaakt worden door een externe beschadiging, bijvoorbeeld een botsing. Hierdoor scheurt de tank open. LPG of propaan komt vrij en ontsteekt direct. Er ontstaat een vuurbal en een drukgolf. Leidingen (olie/ruwe olie/nafta): plasbrandscenario Bij een incident kan als gevolg van de uitstroom van vloeistoffen een plasbrand ontstaan die zich in de omgeving van de leiding verspreid. De effectafstand van een lek in de leiding ligt op 20 meter. In alle gevallen ligt dit binnen de plaatsgebonden risicocontour. Versteijnen's Internationaal Transportbedrijf B.V.toxische gifwolk Met betrekking tot het opslaan van giftige stoffen is een incident mogelijk met een gifwolk. Bij een ongeval met toxische gassen en vloeistoffen komt een toxische (giftige) gaswolk vrij.
4. Beschrijving van de effecten van de scenario's Toxisch scenario Er komt een giftige gaswolk vrij. De dodelijke effectafstand bij CCE bedraagt In het meest ongunstig scenario 900 m. Het plangebied ligt hier in zijn geheel binnen. Warme BLEVE De effecten van een warme BLEVE zijn hittestraling, overdruk en scherfwerking. Deze effecten kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving veroorzaken. Hittestraling is in combinatie met de blootstellingsduur bepalend voor het slachtoffer- en schadebeeld.
Koude BLEVE De effecten van een koude BLEVE zijn hittestraling, overdruk en scherfwerking. Deze effecten kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving veroorzaken. Hittestraling is in combinatie met de blootstellingsduur bepalend voor het slachtoffer- en schadebeeld.
Dit betekent dat het plangebied voor een deel binnen de 100% letaliteitsgrens ligt. Het gaat hier met name om de groenstrook. De rest van het plangebied valt binnen de 1% letaliteitsgrens en een deel valt binnen de laatste afstand van 310 meter. Plasbrand Door de hittestraling van de plasbrand ontstaat schade in de omgeving. De omvang van het effect wordt bepaald door de oppervlakte van de plas. Er kunnen secundaire branden ontstaan. Het effect is zichtbaar voor aanwezigen. Ontvluchten is mogelijk mits er geen beperkingen zijn ten aanzien van zelfredzaamheid van de aanwezigen en de infrastructuur in de omgeving op een juiste manier is ingericht.
5. Maatregelen ter beperking van risico's en effecten De maatregelen die genomen kunnen worden om de risico's te beperken en de hulpverlening te ondersteunen bij het bestrijden van de gevolgen van een incident kunnen worden onderverdeeld in bronmaatregelen, effectmaatregelen en maatregelen ten behoeve van de zelfredzaamheid. Maatregelen voor een effectieve zelfredzaamheid worden besproken onder punt 6. Bronmaatregelen De relevante inrichtingen Ardagh Glass, CCE en Versteijnen's Internationaal Transportbedrijf B.V. beschikken allen over een (recente) milieuvergunning. Pm gemeente: Ardagh 2008, Versteijnen’s 2010. Geldt minder voor CCE: vergunning uit 2001 De inhoud hiervan betreft voor het bestemmingsplan een vast gegeven. De leidingenstrook is van nationaal belang en is opgenomen in de Structuurvisie Buisleidingen van het Rijk. Verminderen van Transport is dan ook geen optie. Maatregelen die van invloed zijn op het groepsrisico (grotere wanddikte, dieper aanleggen) zijn pas in beeld wanneer onderhoudswerkzaamheden of vervanging van de leidingen aan de orde is. Het bestemmingsplan sluit de vestiging van risicovolle bedrijven (Bevi inrichtingen) niet uit. De kans op een ongeval bij deze inrichtingen kan veelal beperkt worden door het treffen van bedrijfsspecifieke technische en organisatorische maatregelen. De benodigde maatregelen dienen te worden beoordeeld bij de vergunningaanvraag en uiteindelijk als voorschrift in de omgevingsvergunning te worden opgenomen. Het bestemmingsplan heeft hier verder geen invloed op. Effectmaatregelen Effectbeperkende maatregelen bestaan met name uit het creëren van een zo groot mogelijke afstand tussen de risicobron en de omliggende bebouwing. Hoe groter de afstand hoe beperkter de effecten. Vanwege de duurzaamheidsambities is uitbreiding van bedrijventerrein De Wildert aan met name de noord- en westzijde van het bestaande industrieterrein noodzakelijk, waarbij mede vanwege een landschappelijke inpassing een ecologisch verbindingszone aan de noord- en westrand wordt gerealiseerd. Het aanhouden van grotere afstanden tussen de bestaande bedrijven CCE/Ardagh Glass en de nieuwe bedrijven is dan ook niet opportuun. In dit bestemmingsplan wordt bovendien alleen de uitbreiding van bedrijvigheid (beperkt kwetsbare objecten) mogelijk gemaakt, niet de realisatie van nieuwe kwetsbare objecten.
6. Bestrijdbaarheid De bestrijdbaarheid is afhankelijke van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij
kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”. Bestrijdbaarheid scenario’s Gifwolk Bestrijdbaarheid Pm veiligheidsregio Hulpverlening Pm veiligheidsregio Warme BLEVE Bestrijdbaarheid Calamiteiten met gevaarlijke stoffen leiden door de snelle ontwikkeling of door de omvang vaak tot scenario’s die niet te voorkomen zijn door optreden van de brandweer. De mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid kunnen onderverdeeld worden in diverse stappen. Bij een beginnende brand (dreigende BLEVE) zijn de mogelijkheden tot bestrijdbaarheid: Redden van slachtoffers; Blussen kleine brand; Koelen/afschermen van de tank; Vrijmaken van de ongeval locatie; Waarschuwen van de aanwezige personen in het effectgebied. Bij een ontwikkelde brand (dreigende BLEVE) zijn de mogelijkheden tot bestrijdbaarheid: Redden van slachtoffers beperkt mogelijk; Brandbestrijding en onbemand koelen; Terugtrekken brandweereenheden. Na de BLEVE zijn de mogelijkheden tot bestrijdbaarheid: Redden slachtoffers; Bepalen van de omvang van het getroffen gebied; Blussen van branden; Veiligstellen van het getroffen gebied. Hulpverlening Bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen zal de druk op de hulpdiensten vaak groot zijn waardoor de hulpvraag het hulpaanbod kan overschrijden. Voor de rampenbestrijding is het juist van groot belang dat hulpvraag en hulpaanbod met elkaar in evenwicht zijn. Bij een ontwikkelde brand (dreigende BLEVE) zijn de mogelijkheden tot hulpverlening: Redden van slachtoffers beperkt mogelijk; Behandelen van slachtoffers; Afzetten van het effectgebied; Aanwezige personen laten schuilen of laten vluchten. Na de BLEVE zijn de mogelijkheden tot hulpverlening: Redden, triëren, behandelen en vervoeren van slachtoffers; Ziekenhuisplaatsen voor slachtoffers; Bepalen, afzetten en veiligstellen van het getroffen gebied; Opvang en verzorging van personen uit het getroffen gebied; Voorlichting/communicatie over het ongeval. Koude BLEVE Bestrijdbaarheid
Calamiteiten met gevaarlijke stoffen leiden door de snelle ontwikkeling of door de omvang vaak tot scenario’s die niet te voorkomen zijn door optreden van de brandweer. De mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid kunnen onderverdeeld worden in diverse stappen. Bij een koude BLEVE is er nauwelijks opbouw van het incident. Vandaar dat bestrijding vooraf niet tot nauwelijks mogelijk is: Redden van slachtoffers beperkt mogelijk; Vrijmaken van de ongeval locatie; Waarschuwen van de aanwezige personen in het mogelijke effectgebied; Terugtrekken brandweereenheden. Na de BLEVE zijn de mogelijkheden tot bestrijdbaarheid: Redden slachtoffers; Bepalen van de omvang van het getroffen gebied; Blussen van branden; Veiligstellen van het getroffen gebied. Hulpverlening (multi) Bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen zal de druk op de hulpdiensten vaak groot zijn waardoor de hulpvraag het hulpaanbod kan overschrijden. Voor de rampenbestrijding is het juist van groot belang dat hulpvraag en hulpaanbod met elkaar in evenwicht zijn. Bij een koude BLEVE zijn de mogelijkheden tot hulpverlening: Redden van slachtoffers beperkt mogelijk; Behandelen van slachtoffers; Afzetten van het effectgebied; Aanwezige personen laten schuilen of laten vluchten. Na de BLEVE zijn de mogelijkheden tot hulpverlening: Redden, triëren, behandelen en vervoeren van slachtoffers; Ziekenhuisplaatsen voor slachtoffers; Bepalen, afzetten en veiligstellen van het getroffen gebied; Opvang en verzorging van personen uit het getroffen gebied; Voorlichting/communicatie over het ongeval. Plasbrand Bestrijdbaarheid Calamiteiten met gevaarlijke stoffen leiden door de snelle ontwikkeling of door de omvang vaak tot scenario’s die niet te voorkomen zijn door optreden van de brandweer. Bij een plasbrand is de mogelijkheid tot bestrijding beperkt, gezien de korte ontwikkeltijd van de brand en de opkomsttijd en van de brandweer. Hierbij wordt er door de brandweer binnen het effectgebied beperkt opgetreden. Het gaat daarbij om het gecontroleerd laten uitbranden van de brand en het beperkt redden van personen. Hulpverlening Bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen zal de druk op de hulpdiensten vaak groot zijn waardoor de hulpvraag het hulpaanbod kan overschrijden. Voor de rampenbestrijding is het juist van groot belang dat hulpvraag en hulpaanbod met elkaar in evenwicht zijn. Hierbij wordt er in het geval van een plasbrand opgetreden aan de rand van het effectgebied. Redden, triëren, behandelen en vervoeren van slachtoffers; Ziekenhuisplaatsen voor slachtoffers; Bepalen, afzetten en veiligstellen van het getroffen gebied; Opvang en verzorging van personen uit het getroffen gebied; Voorlichting/communicatie over het ongeval. Bereikbaarheid Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is. Het bestemmingsplan voorziet in een goede bereikbaarheid via de Eindsestraat en de Heibloemstraat. Als gevolg van de beoogde ontwikkelingen wordt een
tweede ontsluitingsweg op het bedrijventerrein aangelegd (de twee ontsluitingswegen op het bedrijventerrein zijn dan bereikbaar via de Eindsestraat), evenals een calamiteitenontsluiting aan de noordrand van het bedrijventerrein (bereikbaar via de Heibloemstraat). Ook de Bosweg (bereikbaar via de Eindsestraat) kan als calamiteitenroute benut worden. Bluswatervoorziening Het beschikbaar hebben van voldoende bluswater is voor het bestrijden van de brandrisico’s van bijzonder belang. De benodigde hoeveelheid bluswater is afhankelijk van het risico en het mogelijke scenario. Pm veiligheidsregio Primair bluswater Pm veiligheidsregio Secundair bluswater Pm veiligheidsregio Zorgnorm De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico's voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed is om te vertrekken naar het plaats incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden. De streefwaarde voor een beroepskorps is 1,0 minuut en voor een vrijwillige organisatie ca 3,5 minuten. Pm veiligheidsregio
7. Zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied De aanwezige personen binnen het plangebied (bedrijventerrein) zijn in het algemeen zelfredzaam. De zelfredzaamheidstrategie bestaat voor het toxische scenario uit het zo snel mogelijk naar binnen gaan van de gebouwen, het sluiten van deuren en ramen en het stopzetten van de binnenventilatie. De zelfredzaamheidstrategie voor het plasbrandscenario en de BLEVE is afhankelijk van de afstand ten opzichte van de risicobron.
De zelfredzaamheidstrategie voor een incident met LPG of propaan is afhankelijk van de afstand van de objecten ten opzichte van de risicobron. Binnen de 100 % letaliteitzone is de zelfredzaamheidstrategie vluchten, daarbuiten schuilen. De zelfredzaamheid kan positief beïnvloed worden door toepassing van gebouw specifieke maatregelen. Aangezien het plangebied beïnvloed wordt door verschillende risicobronnen aan verschillende zijden, zijn gebouwspecifieke maatregelen die effectief zijn voor alle scenario’s en alle bronnen niet mogelijk. De gebruikers van de objecten moeten door middel van risicocommunicatie worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij zelf kunnen nemen. Dit valt onder de informatieplicht van de gemeente en daar wordt door de gemeente op toegezien.
8. Restrisico Na het treffen van maatregelen resteert een resteffect. Dit betreft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade bij de representatieve scenario's, ondanks de getroffen maatregelen.
Het resteffect is moeilijk concreet in te schatten.
9. Conclusie Het bevoegd gezag, de gemeente Dongen, neemt kennis van het restrisico en neemt de verantwoording voor eventuele gevolgen. De gemeente vindt de externe veiligheidssituatie in het gebied, ook gelet op de aard van het gebied (bedrijventerrein) verantwoord.