BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED HERZIENING 2015, ACHTERDIJK 10 HEDEL Gemeente Maasdriel
Planstatus: Datum: Plan identificatie: Auteur(s): Historie Concept Voorontwerp Ontwerp Vastgesteld
ontwerp 2015-03-11 NL.IMRO.0263.BP1076-ON01 Bart van der Moere
11 maart 2015
1 Inleidende regels
3
Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
3 7
2 Bestemmingsregels
8
Artikel 3 Agrarisch met waarden - cultuurhistorische en landschappelijke waarden Artikel 4 Waarde - Archeologie 5 Artikel 5 Waarde - Archeologie 6
3 Algemene regels Artikel 6 Anti-dubbeltelregel Artikel 7 Algemene gebruiksregels Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
4 Overgangs- en slotregels Artikel 9 Overgangsrecht Artikel 10 Slotregel
8 14 17
20 20 21 22
23 23 24
|3
1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 plan: het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel' met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1076-ON01 van de gemeente Maasdriel; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0263.BP1076-ON01 met de bijbehorende regels en bijlagen; 1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met dien verstande dat maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt; 1.6 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.7 bedrijfswoning of dienstwoning: een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen; 1.8 bestaand:
bij bouwwerken: bestaand ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan; bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
1.9 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.10 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.11 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|4 1.12 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge van de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.13 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; 1.14 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal die, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.15 bijgebouw: een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw; 1.16 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.17 dierenasiel: een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het tijdelijk opvangen en verzorgen van dieren om deze vervolgens weer te herplaatsen bij een derde, waaronder mede begrepen wordt het terugplaatsen bij degene die het dier tijdelijk heeft afgestaan; 1.18 evenement: elk voor het publiek toegankelijke verdichting van vermaak die in tijd is begrensd en herhaaldelijk terugkeert; 1.19 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.20 hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; 1.21 intensief veehouderijbedrijf: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten-, of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, almede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden (melk)rundveehouderij. 1.22 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan; enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover de hier bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|5 1.23 kas: een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend en transparant materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten; 1.24 lawaaisport: een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen; 1.25 nevenactiviteit: een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel; 1.26 omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 1.27 paardenbak: een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende voorzieningen; 1.28 peil:
bij gebouwen in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde hoogte van de grond op het punt waar deze direct grenst aan de gevel welke is gericht naar de weg; bij gebouwen niet gelegen in geaccidenteerd terrein: vanaf de kruin van de weg waaraan het bouwperceel gelegen is; bij andere bouwwerken: vanaf de laagste hoogte van de aan het ander bouwwerk aansluitende grond.
1.29 permanente bewoning: bewoning door (het huishouden van) een persoon of daarmee gelijk te stellen groep van personen van een recreatiewoning, stacaravan of andere voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats; 1.30 recreatief medegebruik: vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes; 1.31 seksinrichting: een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig: voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van erotische aard plaatsheeft, en/of tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht; 1.32 teeltondersteunende voorzieningen: ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen- en boomteelt;
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|6 1.33 woning: een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd.
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|7
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels van het plan wordt als volgt gemeten: 2.1 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.2 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.4 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|8
2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 Agrarisch met waarden - cultuurhistorische en landschappelijke waarden 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Agrarisch met waarden - cultuurhistorische en landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening, met uitzondering van intensieve veehouderij; b. een niet-agrarische nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf; c. agrarische kinderopvang en bijbehorende voorzieningen zoals een kantoorruimte uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening kinderopvang' en met inachtneming van het gestelde in het Beeldkwaliteitplan en het Landschappelijk inrichtingsplan als opgenomen in de bijlagen; d. behoud en herstel van de openheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige - karakteristiek komgebied'; e. behoud en herstel van de waardevolle landschapselementen; f. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden; g. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden; h. één bedrijfswoning per agrarisch bedrijf; i. waterstaatkundige doeleinden; j. extensief recreatief medegebruik; k. paden en landwegen, perceelontsluitingen en verkeersvoorzieningen; l. voorzieningen van openbaar nut; m. behoud van het waterbergend vermogen van het gebied ter plaatse van de aanduiding 'overig - waterbergingszoekgebied'; n. bed & breakfast met maximaal 5 appartementen waarbij het vloeroppervlak per appartement niet meer mag bedragen dan 100 m2; een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Toegestane bouwwerken Op en in de gronden als bedoeld in artikel 3 lid 1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gevoelige functies, zoals de agrarische kinderopvang, op minimaal 25 meter afstand van de propaantank dienen te worden gerealiseerd. 3.2.2 Bedrijfsgebouwen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels: a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan 6,5 m respectievelijk 11 m. 3.2.3 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mogen niet meer bedragen dan 6,5 m respectievelijk 9 m; 3 c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m .
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|9 3.2.4 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels: a. bijgebouwen bij de bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m respectievelijk 6,5 m; c. de totale bebouwde oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m². 3.2.5 Gebouwen van openbaar nut Voor het bouwen van gebouwen voor openbaar nut gelden de volgende regels: a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,7 m respectievelijk 3,5 m; b. de bebouwde oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m². 3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a. sleufsilo's, mestopslagplaatsen, hooibergen en voedersilo's mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de bouwhoogte van sleufsilo's en mestopslagplaatsen mag niet meer bedragen dan 6 m; c. de bouwhoogte van hooibergen en voedersilo's mag niet meer bedragen dan 20 m; d. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m; e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor recreatief medegebruik mag niet meer dan 2 m bedragen; f. de bouwhoogte van overigen bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6 m; 3 g. de inhoud van een propaantank mag niet meer bedragen dan 5 m ; 3.3 Afwijken van de bouwregels 3.3.1 Afwijken voor melkstallen, materialenbergingen en schuilgelegenheden Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2 teneinde melkstallen, materialenbergingen en schuilgelegenheden buiten het bouwvlak te situeren, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. het is redelijkerwijs niet mogelijk deze voorzieningen binnen het bouwperceel op te richten; b. er moet sprake zijn van een in bedrijf zijnd agrarisch bedrijf; c. deze voorziening is noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m; e. de bebouwde oppervlakte voor deze voorzieningen mag per agrarisch bedrijf niet 2 meer bedragen dan 75 m ; f. er vindt geen onevenredige aantasting van de landschappelijke of cultuurhistorische waarden plaats; g. er mag geen aantasting van de waterhuishoudkundige situatie optreden met betrekking tot de waterkwantiteit en –kwaliteit; evenmin mag de regionale wateropgave belemmerd worden. Hiertoe dient het betrokken waterschap gehoord.
3.3.2 Afwijken grotere goothoogte van bedrijfsgebouwen Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 sub b teneinde de goothoogte van bedrijfsgebouwen te verhogen tot maximaal 9 meter, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|10 a. de verhoging is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf; b. de architectonische waarden moeten behouden blijven; c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden. 3.3.3 Afwijken sleufsilo's en mestopslagplaatsen Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.6 sub a teneinde sleufsilo's en mestopslagplaatsen buiten het bouwvlak toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. het is redelijkerwijs niet mogelijk deze voorzieningen binnen het bouwvlak op te richten; b. deze voorziening is noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering; c. de goothoogte van sleufsilo's en mestopslagen mag niet meer bedragen dan 4 m; d. de bebouwde oppervlakte van de mestopslag mag niet meer bedragen dan 750 m2 per agrarisch bedrijf; e. er vindt geen onevenredige aantasting van de landschappelijke of cultuurhistorische waarden plaats. 3.4 Specifieke gebruiksregels Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval begrepen: a. het gebruik van gronden als volkstuin; b. het beoefenen van lawaaisporten; c. het agrarisch gebruik van gronden waarop zich waardevolle landschapselementen bevinden; d. het gebruik van gronden en opstallen voor de bewerking van grondstoffen ten behoeve het produceren van meststoffen; e. het gebruik van gronden en opstallen voor het geplaatst houden van kampeermiddelen, behoudens kleinschalig kamperen bij een agrarisch bedrijf waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan: 1. slechts kampeermiddelen met een niet-permanent karakter zijn toegestaan (tenten, toercaravans e.d.); 2. maximaal 10 kampeermiddelen zijn toegestaan; 3. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst op het agrarisch bouwperceel en binnen een afstand van maximaal 50 meter gerekend vanaf de grens van het agrarisch bouwblok waarbij de kampeermiddelen horen; 4. bij het plaatsen van de kampeermiddelen dient een afstand van ten minste 10 m tot een – als zodanig bestemde – verharde weg in acht te worden genomen; f. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting; g. het gebruik van gronden buiten de agrarische bouwpercelen voor paardenbakken. 3.5 Afwijken van de gebruiksregels 3.5.1 Afwijken kleinschalig kamperen Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 3 lid 4 sub e teneinde maximaal 25 kampeermiddelen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor de periode tussen 15 maart en 31 oktober; b. er dient te worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|11 3.6.1 Uitvoeren werken of werkzaamheden Het is verboden op de gronden binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren: a. b. c. d. e. f. g. h.
de aanleg van boomgaarden; het aanleggen van (aarden) wallen met een hoogte van meer dan 1 m; het graven van vijvers en andere waterpartijen met een diepte van meer dan 1 m; het wijzigen van de verkaveling; het permanent omzetten van grasland naar bouwland; het verwijderen van houtopstanden; het aanbrengen van verhardingen; het aanbrengen van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
3.6.2 Voorwaarde voor verlening De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend als wordt voldaan aan de volgende criteria: a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon-, werk- en leefklimaat op de aangrenzende gronden; b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden: c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding; d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van waardevolle landschapselementen; e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding en waardevolle landschapselementen en de voorziening is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. 3.6.3 Uitzonderingen Het onder artikel 3 lid 6.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden: a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingvergunning is verleend; b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; c. die betreffen het normale beheer en onderhoud; d. die worden uitgevoerd op het agrarisch bouwperceel. 3.7 Wijzigingsbevoegdheid 3.7.1 Verandering bouwvlak Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, teneinde de grenzen van het bouwvlak de verleggen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. de vergroting of vormverandering is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf; hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door de gemeenteraad van Maasdriel aan te wijzen onafhankelijke, agrarisch deskundige; b. de waardevolle landschapselementen moeten behouden blijven; c. voor zover situering plaatsvindt in het op de verbeelding aangegeven aanduiding 'overige - karakteristiek komgebied' mag deze openheid niet onevenredig worden aangetast; d. de bebouwing mag niet met de bebouwing van de nabijgelegen functies aaneengesloten raken; e. bij bouwperceelvergroting bedraagt de maximale oppervlakte van het bouwperceel 1,5 ha; f. de breedte van het bouwperceel bedraagt ten minste 30 m;
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|12 g. de verhouding tussen de breedte en diepte van het bouwperceel bedraagt maximaal 1:3 en minimaal 1:1. h. uit een over te leggen onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie; i. er mag geen aantasting van de waterhuishoudkundige situatie optreden met betrekking tot de waterkwantiteit en –kwaliteit; evenmin mag de regionale wateropgave belemmerd worden. Hiertoe dient het betrokken waterschap gehoord; j. voor zover verandering/vergroting plaatsvindt binnen de gronden met de aanduiding 'overig - waterbergingszoekgebied' mogen de belangen van de waterberging niet worden aangetast; hiertoe wordt het betrokken waterschap gehoord. 3.7.2 Wijzigen in Wonen Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, teneinde het agrarische bouwperceel te veranderen in de bestemming Wonen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. de agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd; b. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden moeten behouden blijven; c. uitsluitend de (voormalige) bedrijfswoning(en) mogen worden gebruikt voor bewoning; d. het aantal woningen dient beperkt te blijven tot één dan wel tot het aantal bedrijfswoningen aanwezig op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit; e. ten minste 50% van de gebouwen, exclusief de woning, dient te worden gesloopt. Tevens dienen de gebouwen die niet voor bewoning of bijgebouwen worden gebruikt, dienen te worden gesloopt; f. de wijziging mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling; g. er mag geen aantasting van de waterhuishoudkundige situatie optreden met betrekking tot de waterkwantiteit en –kwaliteit; evenmin mag de regionale wateropgave belemmerd worden. Hiertoe dient het betrokken waterschap gehoord; h. voor zover de wijziging plaatsvindt binnen de gronden met de aanduiding 'overig - waterbergingszoekgebied' mogen de belangen van de waterberging niet worden aangetast; hiertoe wordt het betrokken waterschap gehoord. 3.7.3 Wijzigen in niet-agrarisch bedrijf Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, teneinde het agrarische bouwperceel te veranderen in de bestemming Bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. de agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd; 2 b. maximaal 500 m van de bestaande gebouwen mag voor deze functie worden aangewend; de overige gebouwen dienen te worden gesloopt, tenzij het betreft monumentale of karakteristieke gebouwen; vervangende nieuwbouw is niet toegestaan; c. buitenpandige opslag is niet toegestaan; binnenpandige opslag is niet toegestaan binnen kassen; d. de milieubelasting mag niet toenemen; de bedrijfsactiviteiten dienen te vallen onder de in de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1) opgenomen categorieën 1 en 2, dan wel qua aard, ruimtelijke invloed en milieubelasting gelijkwaardig te zijn aan deze categorieën; e. het bedrijf dient gelet op de ligging, aard, en omvang, ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte (milieu)hinder te veroorzaken dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate worden geschonden; f. de wijziging mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling; g. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden moeten behouden blijven; NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|13 h. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; i. het oprichten van een extra bedrijfswoning is niet toegestaan; j. detailhandel is niet toegestaan, tenzij gerelateerd en ondergeschikt aan de hoofdactiviteit; k. de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving; l. uit een over te leggen onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie; m. er mag geen aantasting van de waterhuishoudkundige situatie optreden met betrekking tot de waterkwantiteit en –kwaliteit; evenmin mag de regionale wateropgave belemmerd worden. Hiertoe dient het betrokken waterschap gehoord; n. voor zover de wijziging plaatsvindt binnen de gronden met de aanduiding 'overig waterbergingszoekgebied' mogen de belangen van de waterberging niet worden aangetast; hiertoe wordt het betrokken waterschap gehoord.
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|14
Artikel 4 Waarde - Archeologie 5 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Waarde - Archeologie 5" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende te verwachten archeologische waarden. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Voorrangsregeling Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming ‘Waarde - Archeologie 5’. 4.2.2 Bouwen volgens de onderliggende bestemming Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. 4.2.3 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor bouwen Alvorens de omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige. Indien uit het in lid 2.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. 4.2.4 Het bepaalde in artikel 4.2.2 is niet van toepassing a. indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; b. voor een bouwwerk waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn of met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m². 4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.3.1 Omgevingsvergunning a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Waarde – Archeologie 5" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 1. grondwerken, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, ophogen alsmede het
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|15 vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; 2. het verlagen en verhogen van het waterpeil; 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd; 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 5. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen; 6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen. b. De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in sub a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal. c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. d. Voor zover de in sub a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. e. Voor de verlening van de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag advies aan de archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige. 4.3.2 Uitzondering verbod Het verbod als bedoeld in artikel 4 lid 3.1 is niet van toepassing: a. voor werken en werkzaamheden die de archeologische waarden niet onevenredig kunnen schaden, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond; b. wanneer de werken en werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud; c. indien met de werken en werkzaamheden mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan; d. bij werken en werkzaamheden die onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn; e. bij werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; f. bij het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen of ontgronden is vereist; g. voor werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning; h. voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|16 i.
voor werken en werkzaamheden waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn of met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m².
4.4 Wijzigingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming wijzigen door: a. voor een of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien: 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden anwezig zijn; 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet. b. de onderlinge begrenzing tussen verschillende dubbelbestemmingen te verschuiven.
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|17
Artikel 5 Waarde - Archeologie 6 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Waarde - Archeologie 6" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende te verwachten archeologische waarden. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Voorrangsregeling Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming ‘Waarde - Archeologie 6’. 5.2.2 Bouwen volgens de onderliggende bestemming Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. 5.2.3 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor bouwen Alvorens de omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige. Indien uit het in artikel 5 lid 2.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. 5.2.4 Het bepaalde in artikel 5.2.2 is niet van toepassing a. indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; b. voor een bouwwerk waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn of met een oppervlakte kleiner dan 5.000 m². 5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.3.1 Omgevingsvergunning a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Waarde – Archeologie 6" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 1. grondwerken, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, ophogen alsmede het
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|18 vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; 2. het verlagen en verhogen van het waterpeil; 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd; 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 5. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen; 6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen. b. De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in sub a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal. c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. d. Voor zover de in sub a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. e. Voor de verlening van de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag advies aan de archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige. 5.3.2 Uitzondering verbod Het verbod als bedoeld in artikel 5 lid 3.1 is niet van toepassing: a. voor werken en werkzaamheden die de archeologische waarden niet onevenredig kunnen schaden, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond; b. wanneer de werken en werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud; c. indien met de werken en werkzaamheden mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan; d. bij werken en werkzaamheden die onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn; e. bij werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; f. bij het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen of ontgronden is vereist; g. voor werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning; h. voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|19 i.
voor werken en werkzaamheden waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn of met een oppervlakte kleiner dan 5.000 m².
5.4 Wijzigingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming wijzigen door: a. voor een of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien: 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden anwezig zijn; 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet. b. de onderlinge begrenzing tussen verschillende dubbelbestemmingen te verschuiven.
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|20
3 ALGEMENE REGELS Artikel 6 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|21
Artikel 7 Algemene gebruiksregels 7.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, bestemmingsomschrijving en de overige regels. 7.2 Afwijken van de algemene gebruiksregels Indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd kan worden afgeweken van het gestelde in de bepaling, met uitzondering van het bepaalde in artikel 5.1 strijdig gebruik.
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|22
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels 8.1 Algemene afwijking tot 10% Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken, tenzij reeds eerder op grond van deze regels voor de betrokken gronden is afgeweken, van de in de regels voorgeschreven inhoud, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte met maximaal 10%, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad; b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische-, cultuurhistorische- of natuurwaarden; c. de verkeersaantrekkende werking mag niet toenemen. Van deze bevoegdheid kan geen gebruik worden gemaakte voor het vergroten van de bebouwde oppervlakte van niet-agrarische bedrijven. 8.2 Afwijken evenementen Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels teneinde evenementen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. b. c. d.
de omvang van het evenement mag niet meer dan 6 ha bedragen; de duur van het evenement mag niet meer dan 1 week bedragen; er mogen geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap optreden; de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast. e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad; f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden en evenmin verzetten de belangen van de in de nabijheid gelegen functies zich tegen dit gebruik. 8.3 Afwijken mantelzorgvoorzieningen in vrijstaande bijgebouwen Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een tijdelijke woonunit, zoals een portacabin of container, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond; b. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden; c. de waarden en belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; d. er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden. Bij de mantelzorgvoorziening mogen geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht. De bepaling over het maximaal oppervlak aan bijgebouwen, waaronder de mantelvoorziening, bij de woning blijft van kracht.
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|23
4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 9 Overgangsrecht 9.1 Overgangsrecht bouwwerken a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan; b. eenmalig kan een omgevingsvergunning worden verleend voor afwijking van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %; c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 9.2 Overgangsrecht gebruik a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel
|24
Artikel 10 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel'.
NL.IMRO.0263.BP1076-ON01
bestemmingsplan Buitengebied herziening 2015, Achterdijk 10 Hedel