Beleidsplan Wmo
9. Inleiding
Beleidsplan Noordoost Fryslân
1
Inhoudsopgave Wet maatschappelijke ondersteuning Hfst. 1. Inleiding
pag. 3
Hfst. 2. Wettelijke taken Wmo
pag. 4
Hfst. 3. Eigen kracht en preventie
pag. 7
Hfst. 4. Toegang tot ondersteuning
pag. 10
Hfst. 5. Algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen
pag. 13
Hfst. 6. Regiovisie huiselijk geweld, kindermishandeling en AMHK pag. 24 Bijlage 1- Regionale doorvertaling
Beleidsplan Noordoost Fryslân
pag. 26.
2
1. Inleiding 1.1. Doel Beleidsplan Voor u ligt het Beleidsplan voor de Wmo 2015. In dit deelbeleidsplan wordt uitgewerkt wat de uitgangspunten uit het algemene deel van het beleidsplan ‘Samenleven, zorg voor elkaar’ betekenen voor de uitvoering van de Wmo. We beschrijven de wettelijke taken, die in de Wmo 2015 opgenomen zijn en de manier waarop wij deze taken in Noordoost Fryslân uit gaan voeren. In de nieuwe aanpak spelen de Gebiedsteams een cruciale rol. Deze teams bieden lichte ondersteuning, en ze gaan de toegang vormen voor alle vormen van zorg en ondersteuning. In dit deelbeleidsplan beschrijven we hoe dit precies werkt. We beschrijven hoe we de nieuwe taken gaan organiseren, die vanuit de Awbz per 2015 naar de Wmo overkomen, zoals Begeleiding en Beschermd wonen. We beschrijven ook hoe we vanaf 2015 de taken gaan uitvoeren die al onder de Wmo vielen, zoals het welzijnsaanbod en voorzieningen zoals huishoudelijke hulp. Dit Deelbeleidsplan is geen eindproduct. In dit document wordt de basis beschreven van de nieuwe manier van werken. We doen hier gedurende 2015 en 2016 ervaring mee op. We vinden het belangrijk om, waar dat nodig is, deze werkwijze aan te kunnen passen aan de situatie in de gebieden, en aan de ervaringen die we opdoen. 1.2. De nieuwe Wmo De nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geeft gemeenten de opdracht om passende ondersteuning te bieden zodat inwoners zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen en kunnen deelnemen aan de samenleving. En voor wie niet zelfstandig kan wonen, te zorgen voor opvang of beschermd wonen. Nieuw in de Wmo is dat met name gemeenten nadrukkelijk moeten onderzoeken wat mensen zelf of met de hulp van mensen uit hun eigen netwerk kunnen, bij het bepalen wat ‘passende ondersteuning’ is. Uitgangspunt bij het beschrijven van eigen kracht en preventie is de zogeheten oplossingenladder die hieronder is weergegeven.
Beleidsplan Noordoost Fryslân
3
2. Wettelijke taken Wmo 2.1. Wettelijke taken Met de nieuwe Wmo 2015 wordt de gemeente verantwoordelijk voor nieuwe en zwaardere doelgroepen. De ondersteuning voor mensen met lichte beperkingen is de afgelopen jaren al onder de verantwoordelijkheid gekomen van de Wmo. Vanaf 2015 komen daar ook doelgroepen bij met matige tot ernstige beperkingen. Het kan hierbij gaan om somatische problemen of beperkingen, psychogeriatrisch, psychiatrisch, verstandelijk of zintuiglijk. Deze doelgroepen werden eerst ondersteund vanuit de Awbz. De Wmo 2015 heeft als hoofddoel om het voor mensen mogelijk te maken om langer thuis te kunnen blijven wonen en te participeren in de samenleving. Er zijn drie maatschappelijke doelen: • Het bevorderen van de sociale samenhang, mantelzorg, vrijwilligerswerk, en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente; • Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving; • Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg). De volgende wettelijke taken zijn in de Wmo 2015 geformuleerd: A. de sociale samenhang, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking bevorderen, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente bevorderen, alsmede huiselijk geweld voorkomen en bestrijden; B. mantelzorgers en andere vrijwilligers ondersteunen; C. vroegtijdig vaststellen of ingezetenen maatschappelijke ondersteuning behoeven; D. voorkomen dat ingezetenen op maatschappelijke ondersteuning aangewezen zullen zijn; E. algemene voorzieningen bieden aan ingezetenen die maatschappelijke ondersteuning behoeven; F. maatwerkvoorzieningen bieden ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie aan ingezetenen van de gemeente die daartoe op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit hun sociale netwerk niet of onvoldoende in staat zijn; G. maatwerkvoorzieningen bieden aan personen die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en beschermd wonen of opvang behoeven in verband met psychische of psychosociale problemen of omdat zij de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.
Beleidsplan Noordoost Fryslân
4
2.2. Wat gaat er veranderen? De volgende functies worden vanuit de Awbz overgeheveld naar de Wmo: Extramurale begeleiding: individueel en groepsgericht (dagbesteding). Persoonlijke verzorging, Eind 2013 besloot het rijk het grootste deel (95%) van de persoonlijke verzorging onder te brengen in de Zorgverzekeringswet. Dit vanwege de zorginhoudelijke samenhang met verpleging. Er gaat nu nog 5% van het budget naar de gemeente voor begeleiding bij persoonlijke verzorging. Beschermd wonen. Gemeenten worden hierbij, via een centrumgemeente constructie, verantwoordelijk voor de op participatie gerichte ondersteuning van mensen met psychiatrische problemen vanuit een beschermende woonomgeving. Inloopfunctie GGZ. Hiermee wordt de gemeente verantwoordelijk voor het creëren van laagdrempelige GGZ-voorzieningen. Kortdurend verblijf. Hier valt bijvoorbeeld respijtzorg en logeeropvang onder in een instelling voor verstandelijk gehandicaptenzorg of verpleeghuis. Vervoer dat met het bovenstaande samenhangt. Inkomenssteun chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) Het kabinet heeft besloten de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten per 1 januari 2015 af te schaffen. Gemeenten moeten hiervoor een nieuwe regeling ontwikkelen met een beperkter budget( 50% van het rijksbudget). Huishoudelijke hulp. Dit viel al onder verantwoordelijkheid van gemeenten, maar hier wordt per 2015 een korting op doorgevoerd van circa 30% op het budget. Cliëntondersteuning. Per 2015 gaat het huidige budget voor MEE vanuit de Awbz over naar gemeenten voor het uitvoeren van cliëntondersteuning. 2.3. Overgangsregeling bestaande AWBZ- en Wmo-gebruikers Overgangsregeling huidige AWBZ-gebruikers Mensen die op 1 januari 2015 een indicatie hebben voor extramurale AWBZ-begeleiding houden deze tot het einde van de indicatieperiode, maar uiterlijk tot 1 januari 2016(of zoveel korter als de gemeente een beschikking heeft afgegeven voor ondersteuning op grond van de nieuwe Wmo en deze beschikking onherroepelijk is geworden).Dit betekent dat gemeenten op grond van de wet van 1 november 2014 tot en met 31 december 2015 de tijd hebben om met bestaande hulpvragers in een onderzoek Wmo ’nieuwe stijl’ te doen, hen een nieuw aanbod te doen en het nieuwe aanbod in werking te laten gaan. Voor mensen met een indicatie beschermd wonen is de overgangstermijn vijf jaar. Overgangsregeling huidige Wmo-gebruikers Daarnaast gaan ook de huidige Wmo-gebruikers over naar het regime van de nieuwe Wmo. Als we voor bestaande Wmo-gebruikers het aanbod willen wijzigen, moet met deze mensen een heronderzoek conform de regels van de nieuwe wet plaatsvinden. De komende maanden willen we nader onderzoeken voor welke groepen een heronderzoek naar verwachting zal leiden tot wijziging van het aanbod. Op basis van de uitkomst van dat onderzoek bepalen we of en zo ja voor welke groepen van bestaande Wmo-gebruikers een heronderzoek wordt gepland. In gevallen van Beleidsplan Noordoost Fryslân
5
samenloop met de huidige AWBZ en/of jeugdzorg ligt het voor de hand om een geheel nieuw arrangement samen te stellen. 2.4. Om wie gaat het in de nieuwe Wmo? Hoeveel mensen maken op dit moment gebruik van ondersteuning die straks onder de nieuwe Wmo gaat vallen? Hieronder een aantal cijfers (bron Vektis peiljaar 2013 Zin en 2012 Pgb). Aantal gebruikers van AWBZ-voorzieningen die naar de nieuwe Wmo komen 2013 Zorg in natura PGB Cliënten zonder zorg (maar wel met een indicatie) Totaal
Unieke hulpvragers 822 277 477 1576
Door deze inwoners werd gebruik gemaakt van de volgende ondersteuningsvormen: Vorm Begeleiding individueel Dagbesteding Kortdurend verblijf Persoonlijke verzorging
Zorg in natura 569
PGB 244
Totaal 813
367 1
88 0
455 1
45
14
59
Ook zijn er inwoners die gebruik maken van onze bestaande Wmo-voorzieningen. Die aantallen zien er regionaal als volgt uit: Voorziening Huishoudelijke hulp Vervoer Woonvoorzieningen en hulpmiddelen
Beleidsplan Noordoost Fryslân
Aantal 1964 3491 1476
6
3. Eigen kracht en Preventie Mensen ontwikkelen hun eigen kracht in hun jeugd, tijdens de opvoeding, in hun opleiding en door deelname aan activiteiten in de samenleving. Betaald werk een belangrijke bron van eigen kracht: het biedt een inkomen en economische zelfstandigheid, het biedt kansen tot ontplooiing en sociale contacten en het biedt structuur in je leven. Kortom: persoonlijke ontplooiing en werk zijn krachtige preventieve middelen. Het (onvrijwillig) verliezen van betaald werk gaat dan ook vaak gepaard met (tijdelijk) verlies van eigen kracht. 3.1. Preventie Investeren in preventie is nodig om de eigen kracht en de zelfredzaamheid van burgers te versterken. Door preventief in te grijpen op het gebied van (gezondheids-)zorg voorkomen we dat problemen ontstaan of verergeren. Zo kunnen burgers langer zelfstandig wonen, werken en beter deelnemen aan de samenleving. De aloude spreuk “Voorkomen is beter dan genezen” is nog altijd actueel. Preventieve activiteiten richten zich meestal op een gezonde levensstijl en op het vroegtijdig signaleren van problemen, waardoor deze in een vroeg stadium kunnen worden aangepakt en niet verergeren. Mensen met een actieve en gezonde leefstijl nemen langer en actiever deel aan de samenleving en zijn langer zelfredzaam. Preventief gezondheidsbeleid en sport worden nadrukkelijk ingezet als middel voor het op termijn voorkómen of verminderen van ondersteuningsvragen. Hiermee wordt de verbinding gelegd tussen preventief beleid, maatschappelijke participatie en maatschappelijke ondersteuning. Aanvullend is er specifiek aandacht voor een preventieve invulling van het pakket aan voorzieningen binnen de nieuwe Wmo. 3.2. Informatie en advies We willen dat de inwoners van Noordoost Fryslân zoveel mogelijk hun eigen weg kunnen vinden om hulp te organiseren. Daarom zorgen we ervoor dat ze van goede informatie en advies worden voorzien via internet, telefoon, balie en sociale media. De centrale informatie- en adviesfunctie bij de gemeente richten we daarvoor anders in, voor zowel de Wmo, de Jeugdwet als de Participatiewet. Dit bestaat uit een telefonische functie het KCC en een goed toegankelijke website. We sluiten zoveel mogelijk aan bij wat landelijk wordt ontwikkeld. Niet alleen voor inwoners moet informatie beschikbaar zijn, maar ook voor professionals en vrijwilligers. We zorgen ervoor dat er in 2015 een sociale kaart beschikbaar is bij de informatie- en adviesfunctie, met een overzicht van de initiatieven op gebieds- en wijkniveau. Deze sociale kaart wordt up-to-date gehouden en verder aangevuld door bijvoorbeeld de inzet van de bibliotheek.. Doel van de informatie- en adviesfunctie is om hier zoveel mogelijk eenvoudige vragen 'af te vangen'. Als de vraag niet volstrekt helder is of meervoudig van aard lijkt, wordt vanuit het KCC direct een afspraak gemaakt met één van de leden van de Gebiedsteams. Beleidsplan Noordoost Fryslân
7
Wanneer inwoners zich melden bij een van de Gebiedsteams met een informatie- of adviesvraag, zullen de leden van het team deze persoon uiteraard helpen met zijn vraag. Uiteindelijk is het doel dat door een goede bekendheid van de centrale informatie- en adviesfunctie, inwoners deze snel zelf zullen weten te vinden. 3.3. Mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunen De regio Noordoost Fryslân is vele mantelzorgers en vrijwilligers rijk. Mantelzorgers en zorgvrijwilligers ondersteunen inwoners die tijdelijk, of soms voor langere tijd ondersteuning nodig hebben. Deze ondersteuning is van grote betekenis. Ten eerste is het prettig als een inwoner ondersteund kan worden door een vrijwilliger of door een bekende, zoals familie, vriend of kennis. Het betekent ook dat deze mensen minder een beroep hoeven te doen op professionele vormen van zorg en ondersteuning. In de nieuwe Wmo blijven mantelzorgers en vrijwilligers een hele belangrijke functie vervullen, en die rol wordt alleen nog maar belangrijker. Daarom is het van groot belang om deze groepen voldoende te stimuleren en waar nodig ondersteuning te bieden. Het gevaar van overbelasting van vrijwilligers en mantelzorgers ligt op de loer. Risico daarvan is dat deze mensen dan zelf hulp nodig hebben, die ze niet meer kunnen bieden aan de zorgbehoeftige, waardoor het probleem feitelijk verdubbelt. We zorgen ervoor dat er op het niveau van zes gemeenten van Noordoost Fryslân een dekkend netwerk is van voorzieningen waarmee vrijwilligers en mantelzorgers ondersteund worden. Er is in Noordoost Fryslân al een uitgebreid aanbod aan organisaties die ondersteuning bieden op het vlak van vrijwillige inzet, mantelzorg en informele zorg (bijv. de Vrijwilligerscentrale en WeHelpen). De Gebiedsteams krijgen een belangrijke taak in het inventariseren van vraag en aanbod van informele zorg in een gebied. Zij gaan de formele en informele zorg met elkaar verbinden, en ervoor zorgen dat er heldere werkafspraken gemaakt worden over rollen, verantwoordelijkheden en activiteiten. In de periode tot en met 2016 maken we met de partners in de regio nadere afspraken over wat ervoor nodig is om de vrijwillige inzet, mantelzorg en informele zorg nog beter te ondersteunen. Tot op heden konden inwoners via de Sociale verzekeringsbank een beroep doen op het zogeheten Mantelzorgcompliment, waarmee mantelzorgers jaarlijks een kleine financiële waardering kregen. Met de invoering van de nieuwe Wmo wordt dit landelijke Mantelzorgcompliment afgeschaft. Hiervoor in de plaats ontwikkelen we in Noordoost Fryslân samen met onze partners alternatieve waarderingsinstrumenten. De kaders hiervoor werken we verder uit in nieuw beleid, dat aan de Raad voorgelegd wordt. 3.4. Cliëntondersteuning Op basis van de Wmo 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor onafhankelijke cliëntondersteuning aan alle burgers, inclusief mensen met een lichamelijke, verstandelijke, psychische en zintuiglijke beperking. Cliëntondersteuning wordt in de Wmo 2015 geformuleerd als het bieden van informatie, advies en algemene ondersteuning, die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid Beleidsplan Noordoost Fryslân
8
en participatie. Het moet gericht zijn op een zo integraal mogelijke dienstverlening op alle domeinen, zoals de zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, werk en inkomen. Wanneer een inwoner zich meldt met een hulpvraag (dus bij de 'toegang' tot ondersteuning) moet hij of zij gebruik kunnen maken van cliëntondersteuning. Hiervoor kan iemand uit het sociale netwerk (familie, vrienden) ingezet worden, maar het kan ook een professionele hulpverlener zijn. Uitgangspunt is, dat de cliëntondersteuning onafhankelijk moet zijn. Hiermee wordt bedoeld, dat het belang van de inwoner (cliënt) centraal staat. Hij of zij moet het gevoel hebben dat de ondersteuner daadwerkelijk zijn of haar belangen behartigt. Op dit moment is de functie van cliëntondersteuning voor mensen met een beperking nog landelijk belegd bij de MEE-organisatie. Met ingang van 2015 kunnen gemeenten zelf beslissen hoe ze de cliëntondersteuning vormgeven. Gemeenten kunnen hiervoor MEE inschakelen of deze taak op een andere manier organiseren. De regio Noordoost Fryslân heeft in regionaal verband afspraken gemaakt met MEE, wat betreft de continuïteit van MEE, de omvang, taken en beperking van frictiekosten. Doel van de afspraken is om de deskundigheid die er nu aanwezig is bij de medewerkers van MEE wat betreft cliëntondersteuning, te behouden en ook vanaf 2015 in te zetten onder de nieuwe Wmo. In Noordoost Fryslân zal de cliëntondersteuning geboden worden door de Gebiedsteams. Medewerkers van MEE krijgen een plek in deze teams. Zij zullen hun specifieke kennis en kunde in de ondersteuning van de doelgroep van mensen met een beperking overdragen naar de andere teamleden. Zo zorgen we ervoor, dat cliëntondersteuning door alle leden van het Gebiedsteam geboden wordt. 3.5. Anonieme hulp op afstand Een van nieuwe de onderdelen in de Wmo 2015 is dat gemeenten 24 uur per dag anoniem een luisterend oor en telefonische hulp op afstand moeten kunnen bieden aan burgers. Gemeenten worden voor deze taak niet financieel gecompenseerd vanuit het rijk. Vooralsnog wordt deze functie landelijk uitgevoerd door Sensoor. De VNG heeft voorgesteld om dit voor de komende twee jaar landelijk zo te houden. De gemeenten uit Noordoost Fryslân sluiten zich bij dit voornemen aan. De gemeenten zullen hiervoor een bedrag afdragen. Vervolgens zal gedurende de overgangsperiode bekeken worden of gemeenten deze taak ook in de periode daarna door Sensoor uit willen laten voeren, of zelf lokaal vorm willen geven.
Beleidsplan Noordoost Fryslân
9
4. Toegang tot ondersteuning 4.1. Het Gebiedsteam Een groot deel van de inwoners kan zich op eigen kracht redden of met inzet van zijn of haar sociale netwerk. Soms hebben mensen echter ondersteuning nodig. Dat kan tijdelijk zijn, maar dat kan ook langdurig zijn, bijvoorbeeld als gevolg van een handicap. In beide gevallen kunnen mensen terecht bij het Gebiedsteam. Het Gebiedsteam vormt de toegangspoort voor alle vormen van zorg en ondersteuning. Het Gebiedsteam heeft meerdere functies: • het bieden van lichte ondersteuning, gedurende een beperkte periode; • het vormen van de toegangspoort voor alle meervoudige ondersteunings-, hulp- en zorgvragen, in de vorm van individuele maatwerkvoorzieningen. Zoals beschreven in het algemene deel van het Beleidsplan vallen informatie- en adviesvragen en eenvoudige vragen hier zoveel mogelijk buiten: deze worden centraal via een KCC afgehandeld. De Gebiedsteams richten zich op vragen van de bewoners uit het gebied die problemen ondervinden op meerdere levensgebieden. Dit zijn de leefdomeinen, zoals die in de Zelfredzaamheidsmatrix gedefinieerd worden:
Beleidsplan Noordoost Fryslân
10
De doelstelling van de Gebiedsteams is om de zelfredzaamheid van burgers te versterken. Samen met de inwoner wordt, als dat nodig is, de vraag verduidelijkt door middel van een informeel gesprek. We noemen dit het 'Keukentafelgesprek'. Er wordt samen met de inwoner gezocht naar oplossingen die zo dicht mogelijk bij de hem of haar zelf liggen. Het Gebiedsteam houdt zich bezig met vragen van alle inwoners (van -0 tot 100+). 4.2. Werkwijze van het Gebiedsteam Wanneer een inwoner zich meldt bij een Gebiedsteam (of wanneer een medewerker van het Gebiedsteam het initiatief neemt om in gesprek te gaan met een inwoner van wie ze het vermoeden hebben dat er met die persoon mogelijk iets aan de hand is), spreekt het Gebiedsteam het zelfoplossend vermogen van de bewoner aan. Er wordt gekeken naar het netwerk van de vrager. Als er geen ondersteunend netwerk aanwezig is, wordt de vrager begeleid bij het opbouwen van een dergelijk netwerk. Hierbij maakt het Gebiedsteam nadrukkelijk gebruik van (in)formele zorg- en ondersteuningsinitiatieven die in de buurt aanwezig zijn. De medewerker stelt vervolgens samen met de inwoner een ondersteuningsplan op. Samen kunnen zij tot de conclusie komen dat er bepaalde algemene voorzieningen zijn waar die persoon gebruik van kan maken. Ook maatwerkvoorzieningen kunnen in het ondersteuningsplan opgenomen worden. Uitgangspunt is altijd dat er gezocht wordt naar oplossingen in de eigen omgeving, het eigen netwerk, zo kort en zo dichtbij mogelijk. Wanneer iemand individuele ondersteuning nodig blijkt te hebben, onderzoeken de teamleden eerst of zij zelf de persoon voldoende kunnen ondersteunen, binnen een termijn van om en nabij de 3 maanden. De ondersteuning door het Gebiedsteam kan langer doorlopen, wanneer dit niet intensief is. Met niet intensief wordt bedoeld dat er geen specialistische kennis vereist is of geen groot aantal in te zetten uren ondersteuning bij die inwoner. Als de problematiek zodanig is, dat mensen langdurige zorg of specialistische zorg nodig hebben, dan wordt zo snel mogelijk een maatwerkvoorziening aangeboden. Maatwerkvoorzieningen worden echter niet uitgevoerd door de leden van het Gebiedsteam, maar door meer specialistische begeleiders en ondersteuners. Zoveel mogelijk op gebiedsniveau, maar als het niet op gebiedsniveau voorhanden is, dan op regionaal niveau. De medewerker van het Gebiedsteam blijft wel altijd de regisseur van de ondersteuning. Hij of zij monitort met regelmaat het verloop van de ondersteuning. Wat doet het Gebiedsteam niet? • Relatief eenvoudige vragen, zoals het aanvragen van een WWB-uitkering . Deze vragen worden centraal belegd bij de gemeente. Bij twijfel of er meer aan de hand is, wordt direct een afspraak gemaakt met het KCC (Zie 5.2). • Het Gebiedsteam vormt de toegangspoort voor het verstrekken van maatwerkvoorzieningen, maar voert ze niet zelf uit. Dit wordt gedaan door specialistische hulpverleners. • Het Gebiedsteam verstrekt geen uitkeringen en voert geen trajecten uit richting arbeidsparticipatie of -reïntegratie: de beslissingsbevoegdheid of iemand hiervoor in Beleidsplan Noordoost Fryslân
11
• •
aanmerking komt en de uitvoering hiervan ligt bij het Werk & Inkomen. Het Gebiedsteam voert geen gespecialiseerde schuldhulpverleningstrajecten uit. Dit wordt als maatwerkvoorziening uitgevoerd. Het initiëren van nieuwe initiatieven op gebieds- of buurtniveau. Daar ligt een belangrijke taak bij de opbouwwerker (mienskipswurker). Het Gebiedsteam zal hier een goede verbinding mee moeten hebben.
Beleidsplan Noordoost Fryslân
12
5. Algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen Mensen die behoefte hebben aan ondersteuning kunnen gebruik maken van allerlei voorzieningen. We onderscheiden daarbij algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Algemene voorzieningen omvatten diensten of activiteiten die, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk zijn en gericht zijn op maatschappelijke ondersteuning. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn de buurtbus, de was-en strijkservice, schoonmaakdiensten of de klussendienst. Ook hulpmiddelen kunnen in de vorm van een algemene voorziening worden aangeboden, bijvoorbeeld een scootmobiel of rolstoelpool voor incidenteel gebruik voor mensen die slecht ter been zijn. De wet definieert ook een aantal algemene voorzieningen die de gemeente ten minste moet realiseren: • cliëntondersteuning waarbij het belang van de betrokkene het uitgangspunt is, o.a. bestaande uit een 'op ieder moment van de dag beschikbaar telefonisch of elektronisch luisterend oor; in Noordoost Fryslân wordt dat gefaciliteerd door de aanwezigheid van MEE in het gebiedsteam en de landelijke organisatie Sensoor. • een steunpunt huiselijk geweld met bijbehorende taken, waarbij de samenwerking met het Advies- en meldpunt kindermishandeling moet leiden tot de vorming van één Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en kindermishandeling. Een maatwerkvoorziening staat in de wet omschreven als een “op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, ten behoeve van zelfredzaamheid [....]; ten behoeve van participatie [....]; en ten behoeve van beschermd wonen en opvang”. Een maatwerkvoorziening wordt individueel toegekend, met een beschikking, na een ‘onderzoek’. In de nieuwe Wmo is gedetailleerd omschreven aan welke eisen dit onderzoek moet voldoen, inclusief de procedure voor toekenning van een maatwerkvoorziening. Daarbij is ook een spoedprocedure mogelijk. In de regio Noordoost Fryslân wordt de maatwerkvoorziening altijd vanuit een advies en besluit in het ondersteuningsplan toegekend. De manier waarop het onderzoek, de vraagverheldering plaatsvindt, wordt in het algemene deel beschreven in het hoofdstuk over de toegang tot ondersteuningsvoorzieningen. Voorbeelden van maatwerkvoorzieningen zijn een aangepaste rolstoel, individuele begeleiding, of huishoudelijke hulp 2. Als een algemene voorziening voldoende passende ondersteuning biedt, wordt geen maatwerkvoorziening ingezet 5.1. Algemeen gebruikelijke voorzieningen en gebruikelijke hulp Algemeen gebruikelijke voorzieningen en gebruikelijke hulp zijn géén Wmo-voorzieningen. Onder gebruikelijke hulp wordt de hulp verstaan die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgeno(o)te, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Bij algemeen gebruikelijke voorzieningen gaat het om zaken waarover iedereen zelf kan beschikken. Het gaat meestal om hulpmiddelen die voor iedereen te koop zijn, die niet duurder zijn voor iemand met of zonder beperking en die niet specifiek voor Beleidsplan Noordoost Fryslân
13
mensen met een beperking worden gemaakt. Voorbeelden zijn een wasmachine, elektrische fiets, douchebeugels en een toiletverhoger. In sommige gevallen kan een algemeen gebruikelijke voorziening toch als maatwerkvoorziening worden toegekend. Een fiets met trapondersteuning voor iemand jonger dan 16 jaar bijvoorbeeld is niet algemeen gebruikelijk, maar als een dergelijke fiets nodig is om zelfstandig te kunnen (blijven)wonen en deel te kunnen nemen aan de samenleving, en de ouders kunnen deze niet zelf betalen, dan kan deze toch als maatwerkvoorziening worden verstrekt. Vertrekpunt is altijd: algemene voorziening waar kan, maatwerkvoorziening waar nodig. Eenvoudige Weergave Beslisboom ondersteuningsvoorziening
Vraag Burger
Beleidsplan Noordoost Fryslân
14
5.2. Algemene voorzieningen Algemene voorzieningen kunnen ontstaan naar aanleiding van een behoefte in een gebied. Ze kunnen ontstaan vanuit particuliere initiatieven of vanuit bewonersnetwerken. Signalen dat er ergens behoefte aan is, komen veelal bij de gebiedsteams binnen. Er wordt dan onderzocht of er in het gebied al een vergelijkbare bestaande activiteit of dienst wordt aangeboden. Wanneer dat zo is maar de mensen weten het niet, dan moet die beter bekend worden gemaakt. Is er voor die specifieke behoefte nog geen algemene voorziening in het gebied of buurt dan kan deze gezamenlijk met de bewonersnetwerken ontwikkeld worden. De gemeente kan hier een faciliterende rol spelen, maar blijft in principe op de achtergrond. Zoals gezegd wordt er geen maatwerkondersteuning ingezet wanneer een algemene voorziening voldoende passende ondersteuning biedt. Om te zorgen dat er meer gebruik wordt gemaakt van algemene voorzieningen is het van belang dat de leden van de gebiedsteams goed weten welke algemene voorzieningen er zijn in de eigen wijk, het dorp, de stad of daarbuiten. Zij zijn immers degenen die de inwoners met een ondersteuningsvraag kunnen helpen met het vinden van de passende algemene voorziening. In de nieuwe Wmo is een nadrukkelijke voorkeur aangegeven voor uitvoering van algemene voorzieningen door vrijwilligers. De gemeenten in de regio Noordoost Fryslan onderschrijven dit. Dagbesteding in de wijk Een voorbeeld van een algemene voorziening is dagbesteding in de wijk, inclusief de arbeidsmatige dagbesteding. Het doel van dagbesteding is dat deelnemers zo lang mogelijk blijven deelnemen aan de samenleving, en verhoging van de levenskwaliteit en zelfredzaamheid van de deelnemers. De vraag en behoefte van de bewoners zijn leidend voor de invulling van de activiteiten van dagbesteding. Daarbij wordt de verbinding gelegd met de activiteiten in het gebied, ook met commerciële activiteiten die opbrengsten kunnen genereren. Er wordt ingezet op meer vrijwillige inzet en minder professionals waar dat mogelijk is, waarbij de nieuwe rol van de professionals gericht is op begeleiding van vrijwillige inzet en samenwerking met de mantelzorgers. Mensen voor wie vanwege de aard van hun problematiek de dagbesteding in hun omgeving niet passend is, krijgen via hun ondersteuningsplan een beschikking voor een maatwerkvoorziening. De gemeente zorgt er voor dat er een toereikend aanbod beschikbaar is. Ook hier geldt: zo dicht mogelijk bij de hulpvrager. In de praktijk kan dat toch betekenen dat dit buiten het eigen gebied of buiten de eigen gemeente is. Huishoudelijke Hulp 1 als algemene voorziening De hulp in het huishouden moet drastisch worden gewijzigd. Het budget voor huishoudelijke hulp wordt in 2015 met 32% teruggebracht. Door de decentralisatie van taken en de mogelijkheid om arrangementen te ontwikkelen zal de huidige indeling van huishoudelijke hulp aangepast worden. Huishoudelijke Hulp 1 wordt volledig aan de markt overgelaten. Als mensen huishoudelijke hulp willen dan kunnen zij dat zelf regelen en betalen. De huishoudelijke hulp licht is een Beleidsplan Noordoost Fryslân
15
algemene voorziening. Als mensen niet voldoende financiële middelen hebben dan kan bij de gemeente aanspraak worden gemaakt op een bijzondere bijstandsregeling. Deze financiële regeling (draagkrachtprincipe) wordt ontwikkeld en door de gemeentelijke organisatie uitgevoerd.. Huishoudelijke hulp 2 is een maatwerkvoorziening die worden gecontracteerd door de gemeente. Naast de nieuwe indeling zal er een nieuw afwegingskader moeten worden ontwikkeld om te bepalen of en hoeveel ondersteuning iemand wel of niet krijgt. 5.3. Maatwerkvoorzieningen De maatwerkvoorziening wordt op individuele basis toegekend met een beschikking namens Dantumadiel. Uitgangspunt is dat de goedkoopst adequate voorziening wordt verstrekt. In deze beschikking worden de gemaakte afspraken, beschreven resultaten, toegekende maatwerkvoorziening, leveringsvorm, de te betalen eigen bijdrage en de toekenningstermijn opgenomen. Als er sprake is van een PGB zal bovendien in de beschikking worden ingegaan op de geldende kwaliteitseisen bij de besteding, de berekening van het PGB en de wijze van verantwoording. Bij maatwerkvoorzieningen wordt waar mogelijk altijd gecoacht op het versterken van de eigen kracht en zelfredzaamheid, of, als dat geen haalbaar doel is, op het zo veel mogelijk behoud van eigen kracht en zelfredzaamheid. Het college heeft op grond van de wet de bevoegdheid om een voorziening weer in te trekken, bijvoorbeeld wanneer de zorgvrager niet meer voldoet aan de gestelde voorwaarden. Wanneer een voorziening die in eigendom of bruikleen is verstrekt wordt ingetrokken, wordt deze teruggevorderd. Vormen van maatwerkvoorzieningen Een maatwerkvoorziening kan worden uitgevoerd in groepsverband of op individuele basis. Vormen van maatwerkvoorzieningen in groepsverband zijn bijvoorbeeld gespecialiseerde dagbesteding in groepsverband, begeleidingstrajecten van algemeen maatschappelijk werk voor mensen met gelijksoortige problematiek, en assertiviteits-trainingen voor mensen die slachtoffer zijn van pestgedrag. De groepsdynamiek kan een positief effect hebben op de behaalde resultaten. Ook vanuit kostenoogpunt verdient uitvoering in groepsverband de voorkeur. Een activiteit in groepsverband is echter niet in alle gevallen geschikt en is ook niet in alle gevallen voorhanden. Ook zijn er maatwerkvoorzieningen die uitsluitend individueel kunnen worden uitgevoerd of geleverd. Denk daarbij aan begeleiding bij het schoonmaken van de woning (daarvan kunnen wel onderdelen als algemene voorziening aangeboden worden zoals bijvoorbeeld ramen wassen, stofzuigen en was- en strijkservice), vormen van begeleiding in de thuissituatie, of hulpmiddelen die op maat worden gemaakt of aangepast voor de persoon die ze gebruikt. Wanneer een maatwerkvoorziening, een hulpmiddel of een woningaanpassing is, wordt bij het verstrekken van de voorziening rekening gehouden met de levensduur en de technische staat van de voorziening. Een maatwerkvoorziening kan ook worden verstrekt in natura: de gemeente zorgt dan dat de maatwerkvoorziening beschikbaar komt of wordt uitgevoerd, of dat er persoonsgebonden budget (PGB) voor wordt verstrekt. Beleidsplan Noordoost Fryslân
16
Maatwerkvoorziening via het gebiedsteam of via de ’bouwstenen’ Een deel van de maatwerkvoorzieningen wordt verstrekt vanuit het gebiedsteam. De gebiedsteams voeren de basisfuncties in de zorg en de maatschappelijke ondersteuning uit: wijkverpleging, persoonlijke verzorging, algemeen maatschappelijk werk, individuele begeleiding voor zover die niet specialistisch is. De meer gespecialiseerde voorzieningen worden opgenomen in de zogeheten bouwstenen, zoals de gemeenten in Noordoost Fryslân maatwerkvoorzieningen hebben gecontracteerd. In deze bouwstenen (participatie en zelfredzaamheid) zijn alle producten opgenomen waarvoor de gemeenten op enigerlei wijze opdracht hebben verstrekt. De bouwstenen zijn niet statisch, in de loop van de tijd kunnen hier nieuwe producten van bestaande en nieuwe aanbieders aan worden toegevoegd. Deze producten kunnen door het gebiedsteam of door de aangewezen regisseur op basis van het ondersteuningsplan worden ingezet. Als daar aanleiding toe bestaat, wordt de maatwerkvoorziening afgestemd op de gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de hulpvrager(cf. artikel 2.3.2 lid 5 onder h van de nieuwe Wmo). De producten binnen de bouwstenen vallen binnen de categorieën: • Individuele begeleiding • Specifieke begeleiding in groepsverband (waaronder gespecialiseerde dagbesteding) • Kortdurend verblijf/logeervoorzieningen • Hulpmiddelen • Vervoer • Opvang (via Centrumgemeente) • Beschermd wonen (via centrumgemeente) Inkomensondersteuning chronisch zieken en gehandicapten Een speciale vorm van maatwerkvoorziening is de maatwerkvoorziening inkomensondersteuning. Leven met een chronische ziekte en/of beperking of chronische psychische of psychosociale problemen brengt vaak extra kosten met zich mee, bijvoorbeeld voor zorg, vervoer, hulpmiddelen en aanpassingen. Hierdoor is het dagelijkse leven voor deze mensen duurder dan voor anderen. Deze extra kosten noemen we hier ‘’meerkosten’’. Deze meerkosten kunnen sterk in aard en omvang variëren. Er kan sprake zijn van directe meerkosten voor bijvoorbeeld medische hulp, verzorging en hulpmiddelen. Daarnaast kunnen er verborgen meerkosten zijn zoals stookkosten, waskosten of kosten door kledingslijtage die hoger zijn als gevolg van de chronische ziekte en/of beperking. De compenserende maatregelen voor deze meer kosten in de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatieregeling eigen risico ziektekostenverzekering (CER) zijn met ingang van 1 januari 2014 vrijwel helemaal afgeschaft. Uit informatie van het CAK blijkt dat in 2013 in totaal 10064 inwoners in onze gemeenten een vergoeding op grond van de CER Hebben ontvangen. Op grond van de Wtcg hebben 8968 inwoners in 2013 een vergoeding gekregen, waarbij ruim 2000 inwoners een hoge vergoeding krengen, en ruim 6800 inwoners een lage vergoeding ontvingen.
Beleidsplan Noordoost Fryslân
17
Er zijn verschillende mogelijkheden om in de meerkosten van de chronisch zieken of gehandicapten tegemoet te komen. De volgende denklijnen worden gebruikt om dit onderdeel uit te werken: • We brengen zoveel als mogelijk de compensatie van de meerkosten (direct en indirect) en het eigen risico onder in een gemeentelijke CAZ (collectieve aanvullende zorgverzekering) voor chronisch zieken en gehandicapten (CZG). Welke meerkosten en welke inkomensgrens gehanteerd wordt, hangt af van het resultaat van de verkenning. • We onderzoeken wat vanuit de individuele bijzondere bijstand geboden kan worden voor de doelgroep CZG die elders verzekerd zijn, met een overgangstermijn om over te stappen naar de gemeentelijke CAZ CZG; • Financiële tegemoetkoming via de Wmo. We onderzoeken welke meerkosten (direct of indirect) en/of eigen bijdragen/eigen aandeel voor Wmo-voorzieningen eventueel hier ondergebracht kunnen worden. Ook hiervoor geldt de vraag welke inkomensgrenzen en draagkrachtregels gehanteerd moeten worden. Bij de uitwerking geven we hoge prioriteit aan eenvoudige regelgeving, gerichte communicatie aan de doelgroep, het tegengaan van bureaucratie (toegang dichtbij de burger), het beperken van uitvoeringslasten en het voorkomen van stapelingseffecten van meerkosten en eigen bijdragen in de Wmo en vanuit andere wetgeving. Gestreefd wordt om het raadsvoorstel met voorstellen hoe de inkomensondersteuning CZG wordt vormgegeven, te behandelen in de raad van eind 2014. 5.4. Eigen bijdrage (maatwerkvoorzieningen) – vaste bijdrage in de kosten (algemene voorzieningen) In de regio Noordoost Fryslân informeert het gebiedsteam de inwoner met een hulpvraag over de financiële bijdrage die voor een algemene en een maatwerkvoorziening verschuldigd is en over de bepaling van de hoogte van deze bijdrage. Voor een algemene voorziening is iedere burger die hiervan gebruik maakt een vaste bijdrage in de kosten verschuldigd. Voor algemene voorzieningen die door de markt worden georganiseerd en aangeboden (bijvoorbeeld een was-en strijkservice), gelden de tarieven van de aanbieder. Wanneer de algemene voorzieningen door de gemeente ingekocht zijn, is de vaste bijdrage in de kosten voor iedereen gelijk, onafhankelijk van iemands inkomen of vermogen. We streven naar kostendekkende vaste bijdragen voor algemene voorzieningen. Voorkomen moet echter worden dat de vaste bijdrage in de kosten een onoverkomelijke drempel vormt voor het gebruik van een voorziening. Voor ontmoetingsactiviteiten en integrale dagbesteding willen we de vaste bijdrage in de kosten bijvoorbeeld laag houden om deelname zo veel mogelijk te stimuleren. Het college wil ruimte om per algemene voorziening waarvoor zijzelf opdrachtgever is in nadere regels de vaste bijdrage in de kosten te bepalen. Voor alle maatwerkvoorzieningen wordt een ‘eigen bijdrage’ gevraagd, ter compensatie van de kostprijs. De eigen bijdrage is wel afhankelijk van het inkomen. Hierbij vormt het jaarinkomen de basis voor de berekening van de eigen bijdrage. De eigen bijdrage wordt (verplicht) geheven door het CAK. In het Wmo-besluit (Algemene maatregel van bestuur) is de berekeningswijze vastgelegd. Daarin is ook vastgelegd dat bij het bepalen van de eigen Beleidsplan Noordoost Fryslân
18
bijdrage rekening gehouden wordt met het vermogen, met uitzondering van het vermogen in de zelf bewoonde eigen woning. Daarvoor is aansluiting gezocht bij de Wet op de inkomstenbelasting: het vermogen uit sparen en beleggen wordt daarbij opgeteld bij het jaarinkomen. Het CAK bewaakt het totaal aan eigen bijdragen die een burger betaalt voor maatwerkvoorzieningen om een opstapeling van eigen bijdragen te voorkomen (anticumulatie). De eigen bijdrage is aan een maximum gebonden. Het bedrag dat voor een algemene voorziening betaald moet worden, valt buiten het werkterrein en zichtveld van het CAK. De eigen bijdrage is afhankelijk van de kostprijs per maatwerkvoorziening en kan nooit hoger zijn dan de kostprijs zelf. Het college dient de berekening van de kostprijs te bepalen na de aanbesteding en dit in het besluit maatschappelijke ondersteuning op te nemen. Vanaf 2015 is de eigen bijdrage verruimd naar rolstoelen voor volwassenen en naar Woningaanpassingen voor minderjarigen. Sinds 2014 geldt voor maatschappelijkeen vrouwenopvang een aparte berekening van de eigen bijdrage. Deze wordt gecontinueerd. Bij voltijdsopvang wordt de eigen bijdrage berekend op basis van het verschil tussen de bijstandsnorm en de norm persoonlijke uitgaven. Voor zorgvragers jonger dan 21 jaar en uit de vrouwenopvang wordt de eigen bijdrage door het college vastgesteld. Daarnaast zullen afzonderlijke afspraken moeten worden gemaakt wie de eigen bijdrage voor opvang int. Het CAK is daarvoor namelijk niet de verplicht aangewezen partij. Het kan voorkomen dat een burger zowel een vaste bijdrage in de kosten betaalt voor algemene voorzieningen als een eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen. Een bovengrens voor de totale bijdragen is niet in de wet opgenomen. Iemand die aangewezen is op ondersteuning op grond van de Wmo en de vaste bijdrage in de kosten voor een algemene voorziening niet kan betalen, kan zich tot de gemeente wenden voor een maatwerkvoorziening inkomensondersteuning zoals elders beschreven. 5.5. Inloopfunctie GGZ Gemeenten zijn verantwoordelijk om inloop GGZ aan te bieden. De gemeente ziet toe op de kwaliteit, stimuleert een gezamenlijke methodiek van de inloopvoorzieningen en de onderlinge samenwerking. De Inloop GGZ is bedoeld voor cliënten GGZ en burgers met een beperkte zelfredzaamheid. Zij kunnen er in een veilige setting (georganiseerde) activiteiten ondernemen en zelfvertrouwen opbouwen. De deelnemers doen mee op basis van wat ze kunnen. De Inloop GGZ is een breed toegankelijke, open en laagdrempeligevoorziening in het gebied, waar iedereen in principe kan binnenlopen en gebruik van kan maken. Binnen de inloop worden de bezoekers zoveel mogelijk gestimuleerd om zelf initiatieven te ontwikkelen. Speerpunten van het beleid zijn: • de inzet van ervaringsdeskundigen en -coaches • het op zoek gaan naar (werk)ervaringsplaatsen bij sociale ondernemingen en het doen van vrijwilligerswerk • samenwerking zoeken met andere initiatieven uit de wijk en vanuit de informele zorg.
Beleidsplan Noordoost Fryslân
19
De Inloop GGZ staat in nauwe verbinding met de gebiedsaanpak. Mensen kunnen zich direct melden bij de Inloop, zonder tussenkomst van de Gebiedsteams: het is immers een algemene voorziening. Personen die zich eerst melden bij de Gebiedsteams, kunnen ook bij de Inloop GGZ geïntroduceerd worden (wel of niet in combinatie met één of meerdere maatwerkvoorzieningen). In samenwerking met medewerkers van zorgaanbieders met een inloopfunctie, cliëntorganisaties en leden van cliëntraden is er overleg gaande en worden de uitgangspunten voor de Inloop GGZ voor de komende jaren opgesteld. Dit is de basis waarop de gemeente verdere afspraken maakt met de diverse partners voor de inkoop van de Inloop GGZ. 5.6. Persoonlijke verzorging Per 2015 wordt de gemeente verantwoordelijk voor 5% van de huidige persoonlijke verzorging. Het gaat hierbij om het gedeelte van de persoonlijke verzorging, dat zich richt op de ondersteuning van inwoners (zonder lichamelijke problematiek), bij het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL-activiteiten). Voor Noordoost Fryslân gaat dit om 59 inwoners (Vektis, 2013). De overige 95% van de persoonlijke verzorging komt onder verantwoordelijkheid van de Zorgverzekeringswet (Wijkverpleegkundige). Dit wordt geboden aan mensen met lichamelijke (somatische) problematiek. Verschil met het gedeelte waar de gemeente verantwoordelijk voor wordt, is dat de ADL-activiteiten door de wijkverpleegkundige vooral overgenomen worden. Zo zal een wijkverpleegkundige iemand helpen met douchen, naar de wc gaan of opstaan en eten klaarmaken. De ondersteuning vanuit de gemeente richt zich met name op het aansporen om dergelijke activiteiten te ondernemen en het licht ondersteunen daarvan. Het soort ondersteuning dat met persoonlijke verzorging geboden wordt ligt dicht aan tegen de Individuele begeleiding. Daarom zullen we deze twee vormen van ondersteunen als één pakket aanbieden, in de vorm van individuele begeleiding. 5.7. Kortdurend verblijf en respijtzorg Kortdurend verblijf en respijtzorg biedt mantelzorgers de mogelijkheid hun zorgtaken even helemaal aan een ander (beroepskracht of vrijwilliger) over te laten. Hiermee kan eventuele (dreigende) overbelasting voorkomen worden. Met kortdurend verblijf kunnen mensen maximaal drie etmalen per week in een intramurale instelling verblijven. In de instelling wordt er persoonlijke verzorging geboden, verpleging en/of begeleiding. Het is bedoeld voor mensen met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening, of mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, die permanent toezicht nodig hebben. In Noordoost Fryslân maken er op dit moment vrijwel geen inwoners gebruik van kortdurend verblijf vanuit de Awbz (Vektis, 2013). Er is een onderscheid tussen tijdelijke mantelzorg en langdurige mantelzorg. Voor langdurige mantelzorg is het belangrijk om in een regelmatige frequentie respijtzorg te bieden en dus niet incidenteel. Het rijksbeleid is er op gericht om mensen steeds langer zelfstandig te laten wonen. Met de Wet langdurige zorg zal het aantal mensen met een zorgbehoefte die niet meer geïndiceerd Beleidsplan Noordoost Fryslân
20
worden voor zorg met verblijf vanaf 2015 sterk toenemen (zie ook 1.2). De zorg van ouder of partner zal meer en meer nodig zijn. De kans dat daarbij deze mantelzorgers overbelast raken groeit, omdat de zwaarte van de zorg toeneemt. Onderstaande zaken kunnen helpen om bij mantelzorgers de zorgbelasting tijdelijk te verlichten: • Overnemen van zorg door professional(s). Voorbeelden daarvan zijn dagopvang, logeerhuizen, zorgboerderijen, professionele respijtzorg thuis. Dit zal dan in de vorm van een maatwerkvoorziening worden aangeboden. Dan zal de generalist van het Gebiedsteam de regisseur blijven. Ook kan vervangende zorg ingekocht worden met een PGB. • Gedeeltelijk overnemen van zorg door vrijwilligers. Denk b.v. aan een dagdeel hulp door vrijwillige thuishulp of aan zorg aan huis of het regelen van een gastgezin. Voor sommige voorzieningen hoeft geen vergoeding betaald te worden. Soms kan uit de Zorgverzekeringswet (basis- of aanvullende verzekering) een gedeelte worden vergoed. • Verlichten van de zorgtaak door (professional of vrijwilliger) hulp te bieden bij b.v. aanvragen voor specifieke regelingen, boodschappen te doen, hulp bij financiële administratie, buddyhulp/ maatjes, etc. Maar ook lotgenotencontacten of waarderingsactiviteiten. Belangrijk is dat de mantelzorger vertrouwen heeft in de "zorgverlichter"/respijtzorger en daarom is het ook belangrijk om zo mogelijk één contactpersoon te hebben die de mantelzorg coördineert. Om de zorg door meerdere mantelzorgers / vrijwilligers te coördineren kan bv. de mantelzorgagenda van WeHelpen worden gebruikt Het regelen van respijtzorg vraagt vanuit de Gebiedsteams om afspraken met professionele en vrijwilligersorganisaties op gebiedsniveau (en zo mogelijk met betrokkenheid van Steunpunt Mantelzorg en wijkverpleegkundige). Bij het bieden van respijtzorg en kortdurend verblijf treedt de generalist van het Gebiedsteam op als regisseur. 5.8. Vervoer als onderdeel van een maatwerkvoorziening Vervoer maakt onderdeel uit van de maatwerkvoorziening zoals de gemeenten die inkopen bij de aanbieders. In de contractering met aanbieders voor dagbesteding groep nemen we vanaf 2015 het volgende als inspanningsverplichting op: locaties voor dagbesteding groep zoveel mogelijk in de woonomgeving (lokaal) situeren (match van vraag en aanbod in een gebied). Dit zal niet direct lukken in 2015 voor bestaande aanbieders, maar op termijn. Nieuwe aanbieders moeten hun aanbod afstemmen op de vraag/behoefte in het gebied; In de Verordening die in het najaar van 2014 aan de raad voorgelegd zal worden, werken we uit hoe we de Wmo-vervoersvoorzieningen voor collectief vervoer en individueel vervoer vormgeven. In de verordening nemen we ook op welke eigen bijdragen we heffen. Hierbij houden we rekening met eventuele stapeling van meerkosten. Hierbij leggen we een relatie met de nieuwe maatwerkvoorziening inkomensondersteuning voor chronisch zieken en gehandicapten (zie 7.9).
Beleidsplan Noordoost Fryslân
21
5.9. Doventolk Vanaf 2015 komt ook de doventolkvoorziening voor de 'leefwereld' vanuit de Awbz over naar de Wmo 2015. Ongeveer 3000 mensen maken hier landelijk gebruik van. Op dit moment wordt deze doventolkvoorziening landelijk uitgevoerd door één Zorgkantoor (Menzis), namens alle zorgkantoren. Vanuit de politiek en cliëntorganisaties wordt er nu op aangedrongen om deze voorziening per 2015 als een landelijke voorziening overeind te houden, om redenen van doelmatigheid, kwaliteit en de beperkte doelgroep die hier gebruik van maakt. Ook hebben zowel de gebruikers van de doventolk, als de doventolken zelf, positieve ervaringen met de manier waarop het nu georganiseerd is. De VNG onderzoekt nu of het wenselijk en mogelijk is om deze functie vooralsnog landelijk te organiseren en uit te voeren. In de komende maanden legt zij hiervoor een voorstel aan de gemeenten voor. Wat betreft Noordoost Fryslân heeft het de voorkeur om deze functie de komende jaren landelijk te organiseren. 5.10. Beschermd wonen Het beschermd wonen gaat over zware zorg. Het gaat over GGZ-cliënten die (op dit moment) in een intramurale beschermde woonomgeving wonen met 24-uurs toezicht. Er is een overlap met de populatie van de maatschappelijke opvang (voormalig daklozen). Een groot gedeelte van de populatie voor Beschermd wonen komt uit behandeling in een kliniek (en dus niet uit een gebied). In tegenstelling tot de andere onderdelen die vanuit de Awbz overkomen naar de Wmo, zoals voor de begeleiding, geldt voor het beschermd wonen een overgangstermijn van minimaal 5 jaar. Binnen het beschermd wonen willen we een continuüm creëren van beschermd wonen naar begeleid wonen. We willen de gebruikers zoveel mogelijk laten wonen in woonwijken, en zo min mogelijk in geclusterde voorzieningen. We streven naar verkorting van de gemiddelde doorstroomtermijn binnen Beschermd Wonen, zodat mensen sneller zelfstandig kunnen wonen met ambulante begeleiding (40% van de mensen woont 4 jaar of langer in Beschermd wonen). De toegang voor Beschermd wonen verloopt via de Gebiedsteams en, via hen, via een beperkt aantal daarvoor aangewezen generalisten. Deze generalisten kunnen bij de beoordeling of er beschermd wonen ingezet moet worden een deskundige raadplegen, zoals een praktijkverpleegkundige of een psychiatrisch verpleegkundige. Deze deskundige zal vaak de voormalig behandelaar van de cliënt zijn. De generalisten werken net als de andere generalisten in de Gebiedsteams, maar hebben de doelgroep beschermd wonen als speciaal aandachtsgebied. Zij hebben goed overzicht over de locaties voor Beschermd wonen. Deze generalisten kunnen bijvoorbeeld komen uit Gebiedsteams waar ook een locatie voor Beschermd wonen aanwezig is. Niet in elk gebied is immers een locatie aanwezig, en ook verschilt het soort Beschermd wonen dat aangeboden wordt per locatie (bijvoorbeeld niet in elk gebied is Beschermd wonen dat op verslaving gericht is). De toegang tot beschermd wonen wordt in de 2e helft van 2014 verder uitgewerkt. In provinciaal verband wordt verder uitgewerkt hoe de toegang via de Gebiedsteams zich verhoudt tot de provincie en de centrumgemeente Leeuwarden. Uitgangspunt is dat er samen met de cliënt tijdens het onderzoek en de aanvraag gezocht zal worden naar een Beleidsplan Noordoost Fryslân
22
geschikte locatie, ergens in de regio. Voor 2015 richten we ons met name op de nieuwe cliënten en de cliënten van wie de indicatie afloopt. Vanwege overgangstermijn van 5 jaar hoeft nog niet iedereen in 2015 opnieuw beoordeeld te zijn. 5.11. Maatschappelijke opvang Maatschappelijke opvang bestaat uit verschillende fasen: preventie, opvang en herstel. In de fasen van preventie en herstel wordt meestal intensieve, maar wel extramurale ambulante begeleiding geboden aan mensen die zelfstandig wonen. Het gaat hierbij om een kwetsbare groep mensen. Het zijn vaak mensen die bijvoorbeeld dreigen dakloos te worden of sterk af te glijden. Het kunnen ook mensen zijn die dakloos geweest zijn of in de opvang hebben gezeten, en nu weer de stap maken naar zelfstandig wonen met begeleiding. Soms is dat in een complex van een instelling, met zelfstandige units, soms is dat geheel zelfstandig in een door de corporatie beschikbaar gestelde woning. De toegang tot de ambulante begeleiding die in de fasen van preventie en herstel geboden wordt, loopt daarom net als de overige ambulante begeleiding, via de Gebiedsteams (zie hoofdstuk 4): het gaat hierbij immers net zozeer om inwoners van een gebied, of mensen die dat 'weer' zijn geworden. De generalist van het Gebiedsteam wordt dan de regisseur van de ambulante ondersteuning die geboden wordt. De fase van opvang in de MO bestaat uit niet-ambulante ondersteuning: het gaat om (tijdelijk) intramuraal verblijf in een opvanginstelling. Dit is centraal geregeld: er zijn een aantal opvanglocaties in de provincie, waar dakloze mensen uit de regio gebruik van kunnen maken. Het gaat hierbij om dakloze mensen, die niet zozeer aan een gebied te koppelen zijn; ze zijn immers dakloos. Binnen de opvang blijft het centrale doel altijd om iemand weer zo snel mogelijk, wanneer de situatie dit toelaat, uit te laten stromen richting zelfstandig wonen met ambulante ondersteuning. Wanneer dit het geval is, wordt de persoon in kwestie direct aan een Gebiedsteam gekoppeld. Streven is wel om op termijn de toegang tot de gehele Maatschappelijke opvang via de Gebiedsteams te laten lopen.
Beleidsplan Noordoost Fryslân
23
6. Regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling en AMHK Het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld heeft een belangrijke plek in het gewijzigde wetsvoorstel Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Gemeenten krijgen een grotere verantwoordelijkheid bij het duurzaam tegengaan van geweld tegen volwassenen en kinderen. Om het bestaande beleid, de ketensamenwerking en de samenhang met het beleid inzake huiselijk geweld en kindermishandeling te versterken is afgesproken dat de centrumgemeente (Leeuwarden) in samenwerking met de overige 23 Friese gemeenten, een ‘regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling’ gaan opstellen. De regiovisie zal gebaseerd zijn op de navolgende uitgangspunten: • • • • • • • •
Veiligheid voorop en die van kinderen in het bijzonder Snelle en passende hulp Systeemgericht (integrale aanpak van 1 gezin, 1 plan en 1 aanspreekpunt) Focus op eigen kracht en sociaal netwerk Lokaal wat kan en boven lokaal wat moet Outreachend Samenwerking tussen domeinen (lokaal/provinciaal en zorg/justitie) vraagt om heldere afspraken Niet weten hoe te handelen is geen reden om niet tot actie over te gaan
Bij de aanpak van geweld in huiselijke kring past de vorming van één Advies- en Meldpunt voor Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK). Op 1 januari 2015 moeten gemeenten dit AMHK ingericht hebben. Dit is het gevolg van de nieuwe Jeugdwet en Wmo die vanaf die datum gelden. Er zijn twee redenen om te komen tot een AMHK: 1. Eén meldpunt voor alle vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling 2. Meer samenhang in de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld. De wettelijke taken en bevoegdheden van de AMHK’s worden opgenomen in een wijziging van de Wmo. De gemeenten worden verantwoordelijk voor de inrichting van een bovenlokaal AMHK dat de wettelijke taken uitvoert. De reden om de AMHK’ s onder te brengen in de Wmo en niet in de nieuwe Jeugdwet is dat het nieuwe advies- en meldpunt zich richt op de aanpak van geweld tegen alle burgers. Daarmee dragen gemeenten verantwoordelijkheid voor de meest kwetsbare groepen in onze samenleving. Het gaat om volwassenen en kinderen die te maken krijgen met agressie, geweld of verwaarlozing in huiselijke kring. De minimale wettelijke taken van het AMHK zijn: • het verstrekken van advies en zo nodig het bieden van ondersteuning aan degene die een vermoeden heeft van huiselijk geweld of kindermishandeling met betrekking tot de stappen die in verband daarmee kunnen worden ondernomen; • het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling; • het naar aanleiding van een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan, onderzoeken of daarvan daadwerkelijk sprake is; • het – indien noodzakelijk - inschakelen van passende hulpverlening; Beleidsplan Noordoost Fryslân
24
•
•
het zo nodig in kennis stellen van de politie of de Raad voor de Kinderbescherming. Indien een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming wordt ingediend, wordt het college van burgemeester en wethouders daarvan in kennis gesteld; het terug rapporteren aan de melder van datgene wat met de melding is gebeurd.
Belangrijk is de aansluiting met de gebiedsteams, het borgen van de huidige expertise op het gebied van volwassenen en kinderen en de laagdrempeligheid van het AMHK.
Beleidsplan Noordoost Fryslân
25
Bijlage 1- Regionale doorvertaling Op basis van de landelijke opbouw van het Wmo-budget is een regionale doorvertaling gemaakt voor de inzet van de nieuwe Wmo-middelen. Deze ziet er voor de regio als volgt uit: Ameland
Dantumadiel
Dongeradeel
Ferwerderadiel
Kollumerland c.a.
Schiermonnikoog
Maatwerkvoorzieningen begeleiding en persoonlijke verzorging
€ 138.416,07
€ 2.838.826,67
€ 3.390.115,25
€ 884.540,56
€ 2.440.773,50
€ 50.954,86
Inloop GGZ
€
3.952,53
€
81.063,92
€
96.806,20
€
€
69.697,34
€
1.455,04
Overig AWBZ (incl clientondersteuning)
€
18.910,15
€ 387.835,22
€
463.151,24
€ 120.844,29
€ 333.453,94
€
6.961,36
Te realiseren eigen bijdragen
€
6.665,05-
€ 136.696,02-
€
163.241,83-
€
42.592,66-
€ 117.528,85-
€
2.453,59-
Budget afschaffing Wtcg en CER
€
43.092,00
€ 326.138,40
€
396.316,80
€ 116.942,40
€ 198.352,80
€ 20.044,80
Budget sociale wijkteams
€
1.995,00
€
15.099,00
€
18.348,00
€
5.414,00
€
9.183,00
€
928,00
Budget ondersteuning en waardering mantelzorgers
€
13.965,00
€ 105.693,00
€
128.436,00
€
37.898,00
€
64.281,00
€
6.496,00
Budget doventolk
€
1.596,00
€
12.079,20
€
14.678,40
€
4.331,20
€
7.346,40
€
742,40
Aanvullend uitvoeringsbudget
€
32.651,30
€
61.854,61
€
71.381,94
€
42.627,77
€
50.062,87
€ 27.851,14
Totaal nieuwe taken
€ 247.913,00
€ 3.055.622,00
€ 112.980,00
Nieuwe taken (voorzieningen)
Beleidsplan Noordoost Fryslân
€ 3.691.894,00
€ 4.415.992,00
25.258,44
€ 1.195.264,00
Deze bedragen zullen verder doorvertaald worden in de begroting 2015 en verder op basis van de zorgomvang 2012/2013 (Vektis) en uitgangspunten zoals hiervoor en in het deelplan Wmo opgenomen.
Beleidsplan Noordoost Fryslân
Beleidsplan Noordoost Fryslân
29