Concept
Beleidsplan Wmo 2015-2017 Gemeente Katwijk Versie 25 augustus 2014
Inhoudsopgave 1
Inleiding ................................................................................................................................................. 4
2
Samenhang en samenwerking .............................................................................................................. 6
3
Wmo 2015: wijzigingen, opdracht, taken en periodiek plan ............................................................... 9
4
Meedoen ................................................................................................................................................ 11
5
Uitwerking Wmo taken ....................................................................................................................... 13 5.1
Preventie .................................................................................................................................. 13
5.2
Ondersteuning in de vorm van voorzieningen ...................................................................... 13
5.3
Opvang en beschermd wonen................................................................................................. 21
5.4
Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers .......................................................... 24
5.5
Cliëntondersteuning ...............................................................................................................28
5.6
Bevorderen van de toegankelijkheid van voorzieningen /Inclusief beleid .......................... 29
5.7
Voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld ..................................................................... 29
5.8
Zorgdragen voor kwaliteit en continuïteit van voorzieningen ..............................................30
5.9
Bevorderen van sociale samenhang, informele zorg, leefbaarheid en veiligheid ................ 31
6
Inkomensondersteuning op maat ....................................................................................................... 32
7
Organisatie van de ondersteuning ...................................................................................................... 34 7.1
Uitgangspunten gebiedsgerichte ondersteuningsteams ....................................................... 34
7.2
Samenstelling en werkwijze ondersteuningsteams ............................................................... 35
8
Persoonsgebonden Budget (PGB) .......................................................................................................40
9
Overgangsrecht AWBZ en overgangsregeling Wmo .......................................................................... 41
10
Financiën .............................................................................................................................................. 42
Bijlage 1 Begrippenlijst ................................................................................................................................ 45 Bijlage 2 SVerslag bijeenkomst cliëntenraden ...........................................................................................48 Bijlage 3 Wijkscan ........................................................................................................................................ 50 Inleiding ............................................................................................................................................... 50 Inwoners per wijk en sociale regelingen ......................................................................................... 51 Huidige cliënten WMO, WWB en Bijzondere Bijstand .................................................................... 53 Nieuwe cliënten voor de Wmo........................................................................................................... 58 Gevolgen van de extramuralisering voor de wmo .......................................................................... 62 Wijkbarometer .................................................................................................................................... 64 Beschrijving per wijk.......................................................................................................................... 69 Katwijk aan Zee ................................................................................................................................... 69 Katwijk Noord ..................................................................................................................................... 70 Katwijk aan den Rijn .......................................................................................................................... 71 Rijnsburg.............................................................................................................................................. 72 Valkenburg .......................................................................................................................................... 74 Bijlage 4 Schema algemene voorzieningen ................................................................................................. 76 2
3
1
Inleiding
Algemeen De gemeente is al sinds 2007 conform de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning van haar inwoners op het terrein van wonen en welzijn. Met ingang van 2015 wordt deze verantwoordelijkheid uitgebreid met taken die o.a. vanuit de AWBZ naar de gemeente gedecentraliseerd worden. Het kabinet heeft besloten om de aanspraken op extramurale zorg in de AWBZ te laten vervallen. Een deel van de extramurale zorg wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) en een ander deel wordt gedecentraliseerd naar de gemeente. Het gaat hier om de uitbreiding van de Wmo met begeleiding (inclusief kortdurend verblijf en dagbesteding). De gemeente is dan verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de ondersteuning aan burgers die zelf onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie. Om die reden is de Wmo omgevormd tot de “nieuwe Wmo 2015”. Deze nieuwe Wmo is 8 juli 2014 vastgesteld door de 1e Kamer. De decentralisatie van de AWBZ taken gaat gepaard met een bezuiniging. Slechts een deel van de AWBZ middelen gaat over naar het gemeentefonds. Het gaat hierbij nadrukkelijk om het decentraliseren van verantwoordelijkheden waarbij de gemeente op basis van de Wmo 2015 op een andere manier invulling aan de ondersteuning geeft. Daarnaast wordt de AWBZ vervangen door de Wet langdurige zorg (Wlz) en wordt de zorgverzekeringswet uitgebreid. Voor wat betreft de nieuwe Wmo gaat het om de volgende veranderingen: • Decentralisatie van de extramurale ondersteuning waaronder individuele begeleiding, groepsbegeleiding (dagbesteding) inclusief vervoer en kortdurend verblijf; • Decentralisatie van het beschermd wonen en de inloopvoorziening GGZ; • Maatregelen ten aanzien van huishoudelijke verzorging; • Aanvullende financiële middelen gemeentelijk maatwerk na afschaffing van de Wtcg en de CER; • De middelen voor de cliëntenondersteuning worden naar het gemeentefonds overgebracht; • Het mantelzorgcompliment wordt afgeschaft. De gemeente wordt verantwoordelijk voor de waardering en ondersteuning van mantelzorgers. Het budget van het mantelzorgcompliment wordt overgeheveld naar het gemeentefonds. Ook heeft de gemeente te maken met beleidsontwikkelingen rondom “langer thuis wonen” (extramuralisering) en de ambulantisering van de GGZ. Met ingang van 1 januari 2015 is de gemeente tevens verantwoordelijk voor de gehele jeugdzorg en krijgt ze te maken met de Participatiewet en de veranderingen rondom het Passend Onderwijs. Extramuralisatie Al sinds 2013 vindt er in Nederland een proces van extramuralisering plaats. Mensen met een lager zorgzwaartepakket (ZZP) 1 komen niet langer in aanmerking voor een plek in een intramurale voorziening. Het gaat om de lagere ZZP’s in de Verpleging en Verzorging (vooral ouderen in de categorie verzorgingshuis), Verstandelijk Gehandicapt, Lichamelijk Gehandicapt en de Geestelijke Gezondheidszorg. Mensen die een indicatie hebben voor intramurale zorg houden die indicatie. Er worden dus geen mensen uit het verzorgingshuis gezet, er komen alleen geen nieuwe mensen met een lichtere zorgvraag bij. Het aantal mensen dat met een zorgvraag thuis moet blijven wonen neemt daardoor geleidelijk toe. Het is niet exact te berekenen hoeveel mensen straks thuis wonen met dezelfde zorgvraag als mensen hebben die nu nog intramuraal wonen. Wel is een aanname te doen door te kijken hoeveel mensen vóór de extramuralisering een lagere indicatie voor intramurale zorg hadden en dat (voor de 1
Het gaat om ZZP 1 t/m 3 en de lichtste helft van ZZP 4 van de Verpleging en Verzorging (VV), ZZP 1 en 2 en de lichtste helft van ZZP 3 voor Verstandelijk Gehandicapt (VG), ZZP 1 voor Lichamelijk Gehandicapt (LG) en GGZ ZZP 1c, 2c en 3c.
4
ouderenzorg) te vermeerderen met het vergrijzingseffect. Het gaat dan in Katwijk in het jaar 2020 om ongeveer 400 mensen (incl. vergrijzingscorrectie) die nu intramuraal wonen en in de loop van de tijd zelfstandig moeten blijven wonen. Daarnaast is er een groep mensen die nu al zelfstandig woont met een beperking. De extramuralisering heeft tot gevolg dat een heel aantal mensen die tot voor kort in een intramurale instelling zouden gaan wonen nu zelfstandig moeten blijven wonen. Dat zal naar verwachting de vraag naar Wmo en algemene voorzieningen vergroten en de druk op mantelzorgers en vrijwilligers verhogen. In de intramurale setting werd immers alles door de zorgaanbieder overgenomen. Zelfstandig wonend zullen mensen naast de zorg aan huis ook een beroep doen op hulp bij het huishouden, maaltijdvoorziening, begeleiding etc. Een tweede gevolg is dat er meer vraag zal ontstaan naar zelfstandige woningen die geschikt zijn voor mensen met beperkingen, voorzieningen in de wijk en goed begaanbare openbare ruimte. Tegelijkertijd ontstaat er minder vraag naar intramurale voorzieningen. De gevolgen van de extramuralisering op de woningbehoefte en hoe de gemeente Katwijk daarmee omgaat worden verwerkt in de herziening van de woonvisie van de gemeente Katwijk (najaar 2014). Daarin wordt behandeld in hoeverre de Katwijkse woningvoorraad al geschikt is om voldoende ruimte te bieden aan mensen met een functiebeperking en welke maatregelen nodig zijn om te zorgen dat de juiste mensen op de juiste plek wonen zodat ze zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Hoe in Katwijk wordt omgegaan met de gevolgen van de extramuralisering in extra druk op de Wmovoorzieningen worden in voorliggende Wmo-beleidsnota uitgewerkt. Aanloop naar een nieuw beleidsplan Het gemeentelijk Wmo beleidsplan 2012-2015 moet in het kader van de nieuwe taken vernieuwd worden. De gemeente is al lange tijd bezig met de voorbereidingen in het kader van de “nieuwe” Wmo. Na het in kaart brengen van de nieuwe taken van de gemeente, de doelgroepen voor de gemeente (inventarisatie) en de vaststelling van een richtinggevend beleidskader Wmo is gewerkt aan de verdere invulling van het beleidskader. Dit is in overleg met zorg en welzijnspartijen, de Wmo raad en een vertegenwoordiging van cliëntenraden gebeurd. Meer informatie hierover kunt u vinden in hoofdstuk 4“Meedoen”. Leeswijzer Dit beleidsplan is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk twee komt de samenhang en samenwerking tussen verschillende onderwerpen en partijen aan bod. In hoofdstuk drie wordt kort ingegaan op de opdracht en taken van de nieuwe Wmo. In hoofdstuk vier staat meedoen centraal. In hoofdstuk vijf worden de voorzieningen vanuit de nieuwe Wmo nader beschreven, waarna in hoofdstuk zes apart wordt ingegaan op de inkomensondersteuning op maat. In hoofdstuk zeven komt de organisatie van de ondersteuning aan bod. Hoofdstuk acht gaat over het Persoonsgebonden Budget en hoofdstuk negen geeft een overzicht van de overgangsregelingen. Ten slotte wordt in hoofdstuk tien een globaal financieel overzicht gegeven.
5
2
Samenhang en samenwerking
Samenhang drie decentralisaties De drie decentralisaties, Wmo, Jeugdwet en Participatiewet, worden afzonderlijk uitgewerkt. Het gaat om verschillende wetten met een eigen wettelijk kader. Wel wordt de relatie gelegd tussen de drie domeinen van de drie decentralisaties. Zelf kunnen voorzien in levensonderhoud door betaald werk is de optimale vorm van participatie. Bij de uitvoering van de Participatiewet wordt daar naar gestreefd, ook voor mensen met een arbeidsbeperking. Gezien de huidige situatie op de arbeidsmarkt is op korte termijn niet te verwachten dat voor iedereen betaald werk beschikbaar en haalbaar is. Er zal efficiënt met de middelen voor reintegratie omgegaan moeten worden. Door verbanden te leggen tussen Wmo en Participatiewet wordt beoogd om voor elke inwoner een aanbod te creëren. Dit kan zijn een vorm van tegenprestatie leveren door vrijwilligerswerk of maatschappelijk nuttige activiteiten. Ook kunnen nieuwe vormen van dagbesteding, die passen bij het ontwikkelingsniveau van betrokkene, ontwikkeld worden. Uitgangspunt van het jeugdzorgbeleid is het streven naar de werkwijze 1 Gezin 1 Plan waarbij een integrale aanpak voor het hele gezin voor ogen staat. Dat plan vormt de verbinding met ondersteuning vanuit Wmo en Participatie. Dat betekent dat vanuit alle domeinen met de principes vanuit 1 Gezin 1 Plan gewerkt moet worden. Dat is nodig om een integraal plan op maat voor het kind of het gezin /huishouden op te stellen waar alle leefdomeinen die een rol spelen in de problematiek aan de orde komen. Er is in Holland Rijnland gestart met enkele pilots van jeugd- en gezinsteams die gevormd zijn uit maatschappelijke organisaties die zich specifiek richten op jeugdzorg. Deze jeugd- en gezinsteams zijn verbonden aan het Centrum voor Jeugd en Gezin. Daar is ook de ingang van zorg en ondersteuning voor jeugdigen. Als het gaat om hulpmiddelen voor jeugdigen is dat ondergebracht bij de Wmo. Dat betekent dat er dwarsverbanden gelegd moeten worden tussen de verschillende teams (jeugd- en gezinsteam, sociaal team en toegang tot Servicepunt Werk). Die afspraken moeten er op 1 januari 2015 zijn. Verbinding met de zorgverzekeringswet en de wijkverpleegkundige De Wmo schrijft voor de samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet te beschrijven met het oog op een zo integraal mogelijke dienstverlening. De Holland Rijnland gemeenten hebben afspraken gemaakt met zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid (namens alle zorgverzekeraars). Beide partijen stemmen de organisatie van de samenhangende zorg en ondersteuning voor inwoners en cliënten goed af. Mensen die langdurige zorg en ondersteuning nodig hebben, moeten zo min mogelijk hinder ondervinden van de overgang van de zorg naar de gemeenten. In de samenwerkingsagenda staan de volgende thema’s benoemd waarover afspraken worden gemaakt: 1. Het bevorderen van de samenwerking tussen hulpverleners die ondersteuning en hulp in een wijk bieden. Bijvoorbeeld hoe werken een wijkverpleegkundige, een huisarts, een maatschappelijk werker en een buurtwerker goed samen. Dat kan via sociale wijkteams of zorgnetwerken. Zowel de zorgverzekeraars als gemeenten krijgen hiervoor extra budgetten. 2. Preventie en gezondheidsbevordering. Gemeenten en zorgverzekeraars gaan vroegsignalering en preventie op elkaar afstemmen. 3. De overgang van de zorg en ondersteuning per 1 januari moet zo soepel mogelijk verlopen. 4. Knelpunten uit de praktijk: Er komen minder plekken in verzorgings- en bejaardenhuizen. Dit heeft gevolgen voor wonen, zorg en welzijn. Mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben blijven langer thuis wonen. Hierop moet je zorg aan huis goed organiseren en huizen moeten hierop beter worden ingericht. 5. Gemeenten en Zorg en Zekerheid maken afspraken over de inkoop van Jeugd GGZ (Geestelijke Gezondheidszorg).
6
Bij het inkoopbeleid van Zorg en Zekerheid wordt rekening gehouden met de wensen van de gemeenten. Ook bij het beleid rondom wijkverpleegkundigen wordt rekening gehouden met het gemeentelijk beleid. De wijkverpleegkundige in de wijk Vanaf 1 januari 2015 wordt verpleging en verzorging overgeheveld van de AWBZ naar de zorgverzekering. Daarmee komt wijkverpleging onder het basispakket van de zorgverzekeringswet te vallen. Maar ook in de Wmo is de inzet van wijkverpleegkundigen van belang, via de sociale gebiedsgerichte teams. Mensen kunnen vanaf 2015 rechtstreeks of bijvoorbeeld via hun huisarts, Wmo-loket of gezondheidscentrum in contact komen met een wijkverpleegkundige. Zij staat aan de zijde van cliënten bij het beoordelen van wat ze nodig hebben aan verpleegkundige zorg om langer thuis te kunnen wonen. De wijkverpleegkundige hoeft niet altijd de persoon te zijn die daadwerkelijk de zorg verleent. Deze kan ook verleend worden door een verpleegkundige, een verzorgende of een casemanager dementie. De wijkverpleegkundige coördineert alle zorg rondom de cliënt en stemt af met andere hulpverleners, zoals de huisarts, medisch specialist en de maatschappelijk werker. De wijkverpleegkundigen krijgen straks de ruimte om zelf in te schatten hoeveel tijd er nodig is voor een cliënt. Gemeenten krijgen in het gemeentefonds ook een bedrag voor wijkverpleegkundigen, omgerekend circa 2 euro per inwoner vanaf 2016. Wij overleggen met het zorgkantoor over de inzet van de wijkverpleegkundigen. We gaan er op letten dat zij vooral worden ingezet voor zorgverlening. We willen zorgen dat de wijkverpleegkundigen vooral worden ingezet in signalering van problemen en preventie. Zij gaan nauw samenwerken met de sociale teams. Ook kunnen zij een coördinerende rol krijgen bij de oplossing van complexe gevallen. Zij worden de verbindende schakel tussen welzijn en medische zorg. Samenwerking op regionaal en subregionaal niveau Katwijk werkt op het gebied van de Wmo 2015 op verschillende schaalniveaus samen met de gemeenten in Holland Rijnland en de Duin en Bollenstreek. Samenwerking Holland Rijnland In de voorbereiding van de drie decentralisaties hebben de gemeenten in Holland Rijnland samengewerkt. Op het terrein van de Wmo is een aantal zaken voorbereid die voor een deel in handreikingen zijn vertaald die door de afzonderlijke gemeenten gebruikt kunnen worden. Een aantal specialistische thema’s is in Holland Rijnland verband geregeld. Het gaat om de thema’s: • Specialistische/gespecialiseerde ondersteuning; • Samenwerking met zorgverzekeraars; • Cliëntenondersteuning (MEE middelen). Samenwerking Duin en Bollenstreek In de Bollenstreek is door de gemeenten Hillegom, Lisse, Teylingen N0ordwijk en Noordwijkerhout in projectvorm samengewerkt. Katwijk heeft op onderdelen in de projectgroep geparticipeerd. Voor wat betreft de inkoop van de ondersteuning/zorg trekken Katwijk en de ISD (gemeenten) samen op in het traject van bestuurlijke aanbesteding wat in juni 2014 is gestart. Inkoop /bestuurlijk aanbesteden De nieuwe zorg en ondersteuning (begeleiding) voor 2015 en verder moet geregeld worden voor de cliënten die er al gebruik van maken en voor de cliënten die hier voor het eerst gebruik van gaan maken. Daarnaast moet de gemeente, daar waar nodig, blijven zorgen voor ‘een schoon en leefbaar huis’ (ook wel hulp bij het huishouden of huishoudelijke verzorging genoemd). In 2014 willen wij aanbieders contracteren voor deze taken vanaf 2015. De ISD Bollenstreek (handelend namens de gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen) en de gemeente Katwijk hebben er voor gekozen om dit volgens de methode van bestuurlijk aanbesteden te doen. De kern van het bestuurlijk aanbesteden ligt in onderhandeling over wensen en eisen van gemeentelijk opdrachtgevers en inzichten en mogelijkheden van aanbieders van diensten. Er is sprake van 7
wederzijdse afhankelijkheid tussen opdrachtgevende overheid en (zorg-) aanbieders. Beide partijen hebben de ander nodig om de eigen doelstellingen te kunnen realiseren. Dat gaat gepaard met investeren in relatievorming, het opstellen van raamcontracten met aanbieders en keuzevrijheid voor de afnemers van de diensten. Bij de invulling van het nieuwe Wmo beleid is keuzevrijheid een uitgangspunt. Identiteitsgevoelige ondersteuning moet hierbinnen altijd geleverd kunnen worden . Dit is een eis die in het kader van de bestuurlijke aanbesteding aan aanbieders wordt gesteld. Bestuurlijk aanbesteden leidt tot een open en flexibel convenant. In praktijken waar daarmee is geëxperimenteerd is de mogelijkheid open gelaten om nieuwe aanbieders te laten toetreden tot een eerder met andere aanbieders overeengekomen hoofdconvenant. Dit natuurlijk alleen als zij de inhoud ervan kunnen onderschrijven en met de gemeente een tarief overeen kunnen komen. Ook is het in principe mogelijk om nieuwe diensten deel te laten uitmaken van het hoofdconvenant, zonder dat een nieuwe aanbestedingsronde behoeft te worden georganiseerd. Leveringsvoorwaarden en prijs zijn dan onderwerp van gesprek met de bij het convenant aangesloten aanbieder. 24 juni 2014 is de aftrap gegeven met een plenaire startbijeenkomst. De contracten met aanbieders zullen uiterlijk november 2014 afgerond zijn.
8
3
Wmo 2015: wijzigingen, opdracht, taken en periodiek plan
Belangrijkste wijzigingen Met de Wmo 2015 wordt een nieuwe verhouding gecreëerd tussen burger en overheid. Daarbij wordt het adagium gehanteerd dat ‘de voorzieningen terecht moeten komen bij de burgers die het echt niet zelf kunnen regelen en betalen’. Dit heeft o.a. mede geleid tot de volgende (belangrijke) wijzigingen: • Het primaat van de voorzieningen komt te liggen bij de algemene voorzieningen: Gemeenten zouden naar de mening van het Rijk – uit het oogpunt van een inclusieve samenleving – meer moeten inzetten op het bieden van algemene voorzieningen ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie van mensen. Daar waar dit (nog) niet mogelijk is of leidt tot een onvoldoende passend aanbod voor betrokkene, zal moeten worden gekozen voor een individuele maatwerkvoorziening. Het Rijk gaat er in dat kader van uit dat gemeenten stevig zullen inzetten op het realiseren van deze algemene voorzieningen en daaraan in hun plan met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning ruime aandacht zullen besteden. • De maatwerkvoorziening komt in de plaats van de compensatieplicht: De burger wordt aangesproken op wat er redelijkerwijs van hemzelf verwacht mag worden en wat de gemeente aanvullend kan/moet doen. Dit is een minder vergaande opdracht dan de opdracht van de huidige Wmo aan de gemeente om burgers te compenseren voor hun beperkingen; • Er zijn geen compensatiedomeinen meer: Er wordt voortaan gesproken over bieden van maatwerkvoorzieningen ter ‘ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie, beschermd wonen en opvang’. De domeinen van de huidige Wmo, waarop de gemeente de burger met een belemmering moet compenseren (huishouden voeren, zich verplaatsen in en om de woning en lokaal en medemensen ontmoeten), worden in de Wmo 2015 niet meer worden genoemd. De opdracht Met het vervallen van de aanspraken op extramurale zorg in de AWBZ en de uitbreiding van de Wmo met de taak begeleiding worden de verantwoordelijkheden voor de gemeente verder uitgebreid. De gemeente krijgt een brede verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke ondersteuning van haar inwoners. Dit betekent voor betrokkenen een omslag van meer uniforme rechten op een vaststaand zorgaanbod naar ondersteuning op maat. In de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning is de volgende opdracht voor de gemeente(n) geformuleerd: Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld; Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving; Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder).
De taken Hiermee krijgt de gemeente te maken met de volgende taken: • Het voorkomen dat mensen aangewezen zijn op maatschappelijke ondersteuning (preventie); • Het bieden van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen ter bevordering/ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of chronisch psychische of psychosociale problemen Met een algemene voorziening wordt bedoeld: een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie, of op opvang. Met een 9
• • •
• • • •
maatwerkvoorziening wordt bedoeld: een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen t.b.v. zelfredzaamheid, participatie , beschermd wonen en opvang; Het bieden van opvang en beschermd wonen; Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers, waaronder het zorg dragen voor een jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers; Het bieden van cliëntondersteuning; met cliëntenondersteuning wordt bedoeld ondersteuning met informatie en advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. Om zo goed en zo vroeg mogelijk de cliënt in staat te stellen zijn eigen keuzes te maken en goede begeleiding te organiseren moet de gemeente onafhankelijke cliëntondersteuning organiseren. Het bevorderen van de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een handicap; Het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld (o.a. de vorming van een AMHK (Advies en Meldpunt Kindermishandeling en Steunpunt Huiselijk Geweld)); Het zorg dragen voor kwaliteit en continuïteit van voorzieningen; Het bevorderen van sociale samenhang, informele zorg, leefbaarheid en veiligheid.
Periodiek plan De gemeenteraad heeft tot taak periodiek een plan vast te stellen met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning. Het plan is erop gericht dat: • Mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven; • Mensen die beschermd of in opvang wonen, zo snel mogelijk weer zelfstandig wonen (waar mogelijk). De gemeente beschikt over een grote mate van vrijheid bij de keuze van de in te schakelen partners en te leggen beleidsaccenten. De wet bepaalt welke onderwerpen op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning in het plan moeten worden uitgewerkt. Binnen het wettelijke kader heeft de gemeenteraad de ruimte om tot een lokaal passende invulling te komen. Waar mogelijk en noodzakelijk, moet de gemeente integrale ondersteuning bieden, in samenhang met andere voorzieningen en beleidsterreinen.
10
4
Meedoen
Een belangrijk uitgangspunt in de nieuwe Wmo is meedoen. Van burgers wordt verwacht dat zij op allerlei manieren meedoen aan de maatschappij. Burgerkracht, burgerparticipatie en cliëntenparticipatie worden in dit verband vaak genoemd. Burgerkracht De term 'burgerkracht' kan ook weergeven worden met de termen 'eigen kracht', 'zelfsturing' of 'empowerment van de burger'. Burgerkracht is kracht en inzicht gebaseerd op de authenticiteit van burgers. Burgers nemen de regie (weer) in eigen handen, de burger staat weer centraal. Burgers streven meer naar een “doe-het-zelf” samenleving. Burgerkracht kan worden aangewend door burgers die hun invloed op een duurzame samenleving willen vergroten. De burger is niet slechts cliënt en consument, maar net zo goed facilitator en producent. Ook voorzieningen kunnen door de burger beheerd worden. De institutionele en commerciële sociale- en welzijnssector kan in grote mate ingevuld worden door burgerkracht. De medische-, zorg- en welzijnssectoren hebben een grote rol gespeeld in het overnemen van functies van burgers. Een transitie in deze sectoren is dan ook gewenst zodat zij de kracht van mensen als het ware teruggeven. Burgerparticipatie In de nieuwe wet wordt, evenals in de “oude Wmo” , voorgeschreven dat de gemeenteraad het Wmo beleidsplan pas vaststelt na een zorgvuldige afweging en uitgebreide consultatie van ingezetenen van de gemeente. De Wmo raakt bijna alle inwoners van Katwijk. Van iedereen wordt verwacht dat hij of zij meer zelf doet, of meer voor een ander doet. Meedoen, zelfredzaamheid en eigen kracht zijn termen die voor iedereen opgaan, zowel individueel als in georganiseerd verband (verenigingen etc.). Het is daarom van belang dat de mensen en groepen die een andere rol in de samenleving krijgen ook betrokken zijn in de vorming van het beleid daarvoor. Bij burgerparticipatie gaat het om de betrokkenheid van burgers bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van overheidsbeleid, in het bijzonder bij gemeentelijk (Wmo-)beleid. Denk aan Wmo-raden, burgerraadplegingen, maar ook burgerinitiatieven en projecten. Het algemeen belang van burgers staat hierbij voorop. Belangrijk hierbij is dat het algemeen burgerbelang kan verschillen van de belangen van specifieke groepen gebruikers. Cliëntenparticipatie In het verlengde van burgerparticipatie kennen we het begrip cliëntenparticipatie. Hierbij gaat het om het betrekken van gebruikers, zoals cliënten en patiënten, bij zorg-, hulp- en dienstverlening waar zij een beroep op doen. Vanuit die hoedanigheid hebben zij belang bij een adequate zorg en dienstverlening. Denk aan de inbreng van cliënten in o.a. geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg en de Wmo. Hoe organiseren we burgerkracht, burgerparticipatie en cliëntenparticipatie? Burgerkracht manifesteert zich o.a. in eigen initiatieven van inwoners. Voorzieningen en activiteiten worden steeds vaker door inwoners zelf gerealiseerd. Voor inwoners is het soms erg ingewikkeld om, wanneer ze een goed idee of initiatief hebben - dit te realiseren of 'de weg te vinden'. Door inzet van ondersteunende teams (zie ook hoofdstuk 7) willen we de burgerkracht versterken en vergroten. Burgers weten op deze manier de weg eerder te vinden en worden daarbij ondersteund. Voor wat betreft de burgerparticipatie in het kader van de totstandkoming van het voorliggende beleidsplan is de volgende weg gekozen: 1. overleggen met de Wmo raad over beleidskader en beleidsplan; 2. avond met cliëntenraden over onderdelen van het (concept) beleidsplan; 3. digitale enquête voor alle inwoners over onderdelen van het beleidsplan.
11
Voor de beleidsontwikkeling de komende jaren sluiten we aan bij de in het Collegewerkplan voorgestelde voornemens met betrekking tot burgerparticipatie. Daarnaast is gebruik gemaakt van onderzoeken en publicaties van landelijke organisaties als MEZZO (mantelzorg), de NPCF (Patiëntenfederatie NPCF is een samenwerkingsverband van dertig koepels van patiënten- en consumentenorganisaties) en Per Saldo (belangenvereniging van mensen met een PGB).
12
5
Uitwerking Wmo taken
5.1 Preventie In de “oude” Wmo en in het beleidsplan Wmo 2012 – 2015 maakt preventie onderdeel uit van de verschillende prestatievelden waarop de gemeente haar beleid “moest” formuleren. In de nieuwe Wmo wordt preventie gezien als algemene taak om te voorkomen dat mensen aangewezen zijn op maatschappelijke ondersteuning. Daarnaast wordt preventie in de nieuwe wet in verband gebracht met het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld en kindermishandeling. In de nieuwe wet wordt huiselijk geweld gezien als een belemmering voor participatie en is de gemeente nadrukkelijk verantwoordelijk voor de preventie en aanpak van huiselijk geweld ook als de hulp uiteindelijk geleverd wordt op regionaal of landelijk niveau. Op het beleid huiselijk geweld en kindermishandeling wordt in hoofdstuk 5.7 ingegaan. Op de algemene preventie gaan we in het vervolg van deze paragraaf in. Preventie en zorgsporen Een focus op preventie en vroegsignalering leidt tot een stevig fundament dat inwoners stimuleert en kansen biedt om te participeren in de samenleving. Door goede preventie en vroegsignalering is de verwachting dat inwoners niet of minder snel een beroep doen op professionele ondersteuning In de “ kaders uitbreiding Wmo”(vastgesteld op 13 maart 2014 ) worden drie sporen van zorg onderscheiden: 1. Ondersteuning van het zelforganiserend vermogen; 2. Basisondersteuning; 3. Aanvullende en/of specialistische /gespecialiseerde zorg . Met name de inzet op het 1e spoor levert een bijdrage aan het voorkomen van maatschappelijk ondersteuning. Dit spoor zorgt ervoor dat de mensen die zich al goed kunnen redden (80%) dit ook in de “toekomst” kunnen blijven doen. Op dit spoor zetten we in op: • Inzetten op het versterken van de eigen kracht van inwoners en hun netwerk (waar mogelijk); • Inzetten op het ontwikkelen en/of versterken van netwerken op het gebied van wonen, zorg en welzijn en netwerken van bewoners; • Het zorg dragen voor sociaal en fysiek goed toegankelijke voorzieningen; inzetten op het versterken van de sociaal maatschappelijke infrastructuur; Inzetten op het ontwikkelen van algemene voorzieningen; • Inzetten op goede ondersteuning en toerusting van mantelzorgers en vrijwilligers. Inzet op het 2e spoor levert vooral een bijdrage aan het ‘voorkomen van erger”. Zonder goede basisondersteuning kan de zelfredzaamheid en participatie van mensen sterk verminderen. Het gaat hier om circa 15 % van de inwoners . Ook inzet op het derde spoor levert een bijdrage aan het “voorkomen van erger”. Het betekent ook dat de gemeente het accent legt op algemene en basisvoorzieningen. Een individueel arrangement is pas aan de orde als algemene voorzieningen geen uitkomst bieden.
5.2 Ondersteuning in de vorm van voorzieningen De nieuwe Wmo kent algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Individuele begeleiding en groepsbegeleiding zijn onder de AWBZ individuele voorzieningen waar een indicatie voor afgegeven moet worden (in de nieuwe Wmo maatwerkvoorziening genoemd). Dit zijn voor de gemeente nieuwe “onbekende” voorzieningen.
13
De dagbesteding (in AWBZ taal: begeleiding groep) wordt in een aparte paragraaf uitgelicht omdat er tussen de doelgroepen van AWBZ dagbesteding (arbeidsmatig) , de doelgroepen van het Beschut Werken (Participatiewet) en de huidige WSW doelgroep, grote overeenkomsten zijn. Binnen de maatwerkvoorziening kan sprake zijn van specialistische voorzieningen. Ook hier gaan we in een aparte paragraaf op in.
5.2.1 Algemene voorzieningen Bij algemene voorzieningen gaat het om zaken als de verbetering van de toegankelijkheid van gebouwen en voorzieningen maar ook van de informatie voor mensen met een beperking. Daarnaast zijn er algemene voorzieningen met een iets specifieker karakter. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een klussendienst, een was- en strijkservice, een maaltijdvoorziening, informele buurtzorg, sociaal-culturele voorzieningen en opvang voor dak- en thuislozen die uitsluitend bestaat uit slapen en eten. In veel gevallen blijkt het voor burgers beter en prettiger om gebruik te maken van algemene voorzieningen dan van een maatwerkvoorziening. Zo levert bijvoorbeeld “samen eten” sociale contacten op. Daarnaast kunnen algemene voorzieningen een bijdrage leveren aan de preventie. Als er geïnvesteerd wordt aan de “voorkant” kan dat schelen in de inzet van ondersteuning in een later stadium Ook zullen burgers die nog gebruik kunnen maken van algemene voorzieningen zich misschien minder afhankelijk voelen en mogelijk meer regie over het eigen leven ervaren dan indien zij zijn aangewezen op een maatwerkvoorziening. Voor de gemeente geldt dat de inzet van algemene voorzieningen vaak goedkoper is dan het verstrekken van een maatwerkvoorziening. Een formele beslissing van de gemeente (beschikking) om van een algemene voorziening gebruik te maken is niet nodig. De aanvrager die tot de doelgroep van de voorziening behoort kan er meestal meteen gebruik van maken. De gemeente is vrij in de keuze welke algemene voorzieningen zij treft. Door veel gemeenten wordt onderzocht of de hulp bij het huishouden (hierop wordt bezuiniging van 40% doorgevoerd) in de vorm van een algemene voorziening kan worden aangeboden. Hetzelfde geldt voor vormen van dagbesteding en begeleiding. Onder de nieuwe Wmo moet de gemeente meer inzetten op het inzetten van algemene voorzieningen ter ondersteuning van mensen met een beperking. Daar waar dit (nog) niet mogelijk is of leidt tot een onvoldoende passend aanbod voor betrokkene, zal moeten worden gekozen voor een (individuele) maatwerkvoorziening. Een algemene voorziening is in daarvoor geschikte situaties een voorliggend en volwaardig alternatief voor een maatwerkvoorziening. Een cliënt die naar het oordeel van de gemeente voor een specifieke vorm van ondersteuning gebruik kan maken van een algemene voorziening, komt daarmee niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening voor die ondersteuning. Huidig aanbod Het (algemene) voorzieningenaanbod in Katwijk is goed ontwikkeld. Er is sprake van een uitgebreide sociale infrastructuur en er zijn veel (algemene) voorzieningen op het gebied van sport en recreatie, kunst en cultuur, onderwijs, zorg en ondersteuning. Het gaat in het kader van dit beleidsplan te ver om het complete aanbod aan algemene voorzieningen in Katwijk hier te benoemen. Wel treft u in bijlage 4 Algemene voorzieningen een globaal overzicht van de huidige algemene voorzieningen in Katwijk die een duidelijke functie ( kunnen) hebben in de specifieke ondersteuning van de nieuwe doelgroepen binnen de Wmo.
5.2.2 Maatwerkvoorzieningen
14
De Wmo 2015 omschrijft – kort gesteld – de maatwerkvoorziening als volgt: ‘op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie en/of beschermd wonen en opvang’. Bij een maatwerkvoorziening vindt, in tegenstelling tot bij een algemene voorziening, een specifieke individueel onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de betrokkene plaats, wordt rekening gehouden met de uitkomsten van dat onderzoek. Op basis van die uitkomsten wordt een passende bijdrage geleverd aan de zelfredzaamheid of participatie van de betrokkene, waarmee deze in staat is om zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven wonen, dan wel beschermd wonen en opvang geboden. Een maatwerkvoorziening wordt op aanvraag verstrekt. Voordat deze eventueel verstrekt wordt, wordt bezien of de betrokkene op eigen kracht of met gebruikelijke hulp dan wel met mantelzorg of hulp van anderen dan wel met gebruikmaking van een algemene voorziening of anderszins in zijn ondersteuningsbehoefte kan voorzien. Op de aanvraag wordt met een (individuele) beschikking beslist. De beschikking is een zogenoemde beslissing in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Wanneer betrokkene van mening is dat hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening is verstrekt of dat de maatwerkvoorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, of dat hem opvang of beschermd wonen ten onrechte wordt onthouden, kan deze daartegen bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De maatwerkvoorziening is ‘onderliggend’, in de zin dat eerst andere mogelijkheden onderzocht en ingezet worden voor de invulling van de ondersteuningsbehoefte en daarna pas gebruik wordt gemaakt van de maatwerkvoorziening. Huidig aanbod Onder de werking van de huidige Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gelden de navolgende ‘individuele voorzieningen’ (onder de Wmo 2015 aangeduid als maatwerkvoorzieningen): 1. Huishoudelijke verzorging (hulp bij het huishouden), 2. Hulpmiddelen, 3. Vervoersvoorziening, 4. Woonvoorziening. Onder de werking van de huidige Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) gelden de navolgende ‘aanspraken’ (onder de Wmo 2015 aangeduid als maatwerkvoorzieningen): 5. Begeleiding, 6. Beschermd wonen (als onderdeel van de functie begeleiding of de functie verblijf).Deze Wmovoorzieningen en AWBZ-aanspraken blijven bij dan wel komen over, onder de Wmo 2015, naar de gemeente. Hieronder wordt in het kort aangegeven wat onder de verschillende begrippen moet worden verstaan. Huishoudelijke verzorging Bij huishoudelijke verzorging gaat het om het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de huishoudelijke dagelijkse werkzaamheden. Hierbij kan gedacht worden aan opruimen, schoonmaken, boodschappen doen, de was verzorgen, bedden opmaken, het klaarmaken van de maaltijd en dergelijke. Hulpmiddelen Hulpmiddelen in de zin van de Wmo dienen er toe om thuis zelfstandig te kunnen blijven wonen of om zich in huis en daarbuiten goed te kunnen verplaatsen. Het gaat daarbij o.a. om rolstoelen, scootmobielen, tilliften en douche- en toiletvoorzieningen. Vervoersvoorzieningen Met vervoersvoorzieningen wordt de burger met een beperking in staat gesteld om deel te (kunnen) blijven nemen aan het maatschappelijk verkeer en sociale contacten te kunnen (blijven) onderhouden. Woonvoorzieningen Met woonvoorzieningen wordt de burger met een beperking in staat gesteld om – zoals de Wmo formuleert – zich te verplaatsen in en om de woning. Beoogd wordt daarmee dat normaal gebruik kan worden gemaakt van de woning waar men over beschikt,
15
door bijvoorbeeld een individuele voorziening te treffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning. Begeleiding Begeleiding in de AWBZ is bedoeld om de zelfredzaamheid van personen te bevorderen, te behouden of te compenseren zodat een verblijf in een instelling zo lang mogelijk wordt uitgesteld en waarbij verwaarlozing wordt voorkomen. Begeleiding binnen de AWBZ is mogelijk in de vorm van individuele begeleiding of als begeleiding in groepsverband (dagbesteding) Beschermd wonen Beschermd wonen is bedoeld voor mensen met een psychische aandoening, bijvoorbeeld een psychiatrische ziekte, autisme of een hersenbeschadiging. Het gaat om mensen die niet opgenomen zijn in een instelling, maar die ook niet op zichzelf kunnen wonen.
Waar willen we naar toe Onder de Wmo 2015 willen we – in navolging van het landelijke uitgangspunt – qua voorziening het primaat leggen bij de algemene voorziening, een voorziening die ‘licht’ toegankelijk is voor de burger en waar geen uitgebreid (gemeentelijk) onderzoek voor nodig is. Eerst wanneer iemand naar het oordeel van het college niet in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en onvoldoende is geholpen met de inzet van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, beslist het college tot het verstrekken van een (individuele) maatwerkvoorziening. De maatwerkvoorziening is aanvullend op wat iemand zelf kan bijdragen en vormt samen met de inzet van eigen kracht of, indien van toepassing, gebruikelijke hulp of mantelzorg een samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk. Een cliënt die naar het oordeel van de gemeente voor een specifieke vorm van ondersteuning gebruik kan maken van een algemene voorziening, komt dus niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening voor die ondersteuning. Aansluiting zoekend bij de huidige voorzieningen constateren we op de verschillende onderdelen het volgende: Hulpmiddelen Voor de hulpmiddelen, die in natura worden verstrekt, zijn contracten met leveranciers gesloten, die ook na 2014 nog door lopen. Deze contracten zullen – gedurende de resterende looptijd – worden voortgezet. Het betreft hier de verstrekking van individuele voorzieningen (vanaf 1 januari 2015 maatwerkvoorzieningen). De gesloten contracten voorzien in de mogelijkheid om, naast de verstrekking van maatwerkvoorzieningen, ook in te zetten op het vormgeven van algemene voorzieningen met betrekking tot (verschillende soorten van) hulpmiddelen. Bezien zal worden of en zo ja, in welke gevallen, daartoe overgegaan kan worden. Vervoersvoorzieningen Een deel van de vervoersvoorzieningen (zoals bijvoorbeeld de zogenoemde scootmobielen) valt onder de hulpmiddelen. Op dit punt wordt naar dat onderdeel verwezen. Een ander deel bestaat uit het vervoer met de (eigen) auto, de (individuele) taxi en de zogenoemde Regiotaxi Holland Rijnland. Voor het vervoer met de Regiotaxi is door het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland, mede namens Katwijk, een contract gesloten dat nog doorloopt na 2014. Het contract eindigt op 31 december 2016. Het vervoer met de Regiotaxi zal tot die tijd worden voortgezet. Er zijn verschillende (gemeentelijke) vervoersstromen. Zo zijn er, naast het vervoer op basis van de Wmo (2015), bijvoorbeeld het leerlingenvervoer, het huidige AWBZ vervoer, het Wsw vervoer en het vervoer Jeugdzorg. In de regio Holland Rijnland zal de komende tijd onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheden om deze vervoersstromen – omwille van efficiency en effectiviteit – te bundelen. Katwijk zal daarin participeren.
16
Woonvoorzieningen Voor de zogenoemde ‘standaardwoonvoorzieningen’ wordt, samen met de Leidse regio, in 2014 nog een aanbestedingsprocedure gevolgd, die moet leiden tot de inkoop van maatwerkvoorzieningen in natura op het gebied van wonen, ingaande 1 januari 2015. De verwachting is dat, gezien het gegeven dat het hier de zelfredzaamheid van de cliënt met name in en om de eigen woning betreft, ook onder de Wmo 2015 deze voorziening hoofdzakelijk zal worden voortgezet als maatwerkvoorziening. Er worden weinig mogelijkheden aanwezig geacht om hier algemene voorzieningen voor op te zetten. Huishoudelijke verzorging Onder de werking van de Wmo 2015 gaat de Huishoudelijke verzorging een andere positie innemen. Het algemeen beginsel, dat in principe geen voorziening wordt verstrekt aan ‘diegene die het zelf kan regelen en betalen’, geldt ook hier. Er komen voor de gemeente ook aanzienlijk minder middelen vanuit het Rijk beschikbaar voor de financiering van de Huishoudelijke verzorging. Voor Huishoudelijke verzorging in natura zijn momenteel contracten afgesloten met hulpaanbieders op dat terrein. Deze contracten lopen per 2015 af. In de loop van 2014 zal bezien worden hoe Huishoudelijke verzorging in de (nabije en/of verre) toekomst vorm gegeven zal worden. Zo veel als mogelijk zal daarbij samen opgetrokken worden met de ISD Bollenstreek en de daarin participerende (buur)gemeenten. Begeleiding Hoe begeleiding onder de Wmo 2015 vorm krijgt, wordt de komende maanden onderzocht. Ook dit zullen we, zo veel als mogelijk, samen met de ISD Bollenstreek en de daarin participerende (buur)gemeenten doen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat dagbesteding (groepsbegeleiding), zoveel als mogelijk, in de vorm van een algemene voorziening wordt opgezet. Voor de individuele begeleiding zal gekeken worden of de maatwerkvoorziening hier het meest passende instrument voor is. Beschermd wonen Vooralsnog worden, onder de werking van de Wmo 2015, de 43 ‘centrumgemeenten maatschappelijke opvang’ materieel verantwoordelijk voor beschermd wonen. De regie voor plaatsing van cliënten ligt bij die centrumgemeenten. Voor onze regio is dat Leiden. In paragraaf 5.3 wordt hier nader op ingegaan Actiepunten: 1. Met het bestuurlijk aanbestedingstraject wordt in het najaar van 2014 besloten op welke manier huishoudelijke verzorging wordt vormgegeven al dan niet in de vorm van een maatwerkvoorziening. 2. Met het bestuurlijk aanbestedingstraject wordt een aanbod voor begeleiding gerealiseerd. 3. In de regio Holland Rijnland zal de komende tijd onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheden om deze vervoersstromen – omwille van efficiency en effectiviteit – te bundelen. Katwijk participeert hierin.
5.2.3 Uitgelicht : dagbesteding Dagbesteding in de huidige situatie Dagbesteding omvat activiteiten die worden ingezet om participatie van kwetsbare inwoners te bevorderen of hun mantelzorgers te ontlasten. Ook wordt de zelfredzaamheid van de inwoners hierdoor behouden of bevorderd. Hiermee kan een zwaardere ondersteuningsvraag worden uitgesteld en in sommige gevallen zelfs worden voorkomen. Dagbestedingsactiviteiten worden aangeboden om concrete dagstructuur te kunnen bieden aan kwetsbare inwoners met fysieke beperkingen , psychische of psychosociale problemen en mensen met een verstandelijke beperking. Ook wordt dagbesteding ingezet om vereenzaming tegen te gaan. In Katwijk gaat het om circa 200 inwoners op jaarbasis die nu gebruik maken van AWBZ dagbesteding. Grofweg kunnen we twee vormen van dagbesteding onderscheiden, nl 17
•
•
Niet arbeidsmatige dagbesteding : dagbesteding gericht op sociale participatie. Deze vorm van dagbesteding richt zich met name op het voorkomen van sociaal isolement en vereenzaming en op het ontwikkelen of behouden van vaardigheden . De activiteiten richten zich primair op recreatie (hobby, sport, snoezelen of educatie en ontwikkeling). De activiteiten worden uitgevoerd onder begeleiding van een zorgverlener en vinden plaats in een woonvorm, activiteitencentrum, zorgboerderij enz. Er is geen sprake van salaris of onkostenvergoeding voor de deelnemer. De specialistische /gespecialiseerde dagbesteding valt onder deze categorie. Arbeidsmatige dagbesteding gericht: dagbesteding gericht op maatschappelijke participatie. Het gaat om activiteiten met een arbeidsmatig karakter waarbij een product of dienst tot stand wordt gebracht. De activiteiten worden uitgevoerd onder begeleiding van een zorgverlener. De activiteiten kunnen plaatsvinden in een woonvorm, zorgboerderij etc maar kunnen ook deel uit maken van een werkproject. Er is geen sprake van een salaris. Er kan wel sprake zijn van een onkostenvergoeding. Deze dagbesteding kan een schakelfunctie vervullen tussen activiteiten gericht op “meedoen” en activiteiten gericht op arbeid.
Huidig aanbod (zorgaanbieders dagbesteding) De aanbieders van de huidige dagbesteding zijn de zorginstellingen uit gehandicaptenzorg, de ouderenzorg en uit de GGZ sector. De meeste instellingen richten zich met hun activiteiten op een groep mensen met één beperking. Zo richt de ouderenzorg zich bv op somatische, psychogeriatrische of lichamelijke beperkingen. Daarnaast wordt er dagbesteding via PGB’s ingekocht. Deze wordt bv ingekocht bij particulieren die een aanbod leveren (een timmerman met een pedagogische opleiding verzorgt dagbesteding /houtbewerking voor een aantal jongeren met een stoornis in het autistisch spectrum) Uitgangspunten dagbesteding in de nieuwe situatie De volgende vier uitgangspunten geven weer hoe wij tegen dagbesteding onder de nieuwe Wmo, in relatie tot de ontwikkelingen beschut werk/dagbesteding t.g.v. de Participatiewet, aankijken. 1 Het doel van de activiteit staat voorop en niet de regeling of doelgroep voor wie de activiteit wordt georganiseerd. De activiteiten van dagbesteding kunnen variëren van het oefenen van vaardigheden, het verkrijgen van dagritme en dagstructuur, ontlasting van mantelzorgers, voorkomen van isolement, een alternatief voor werk etcetera. 2 De behoefte van de inwoner is leidend. Met de inwoner kijken we welke ondersteuning nodig is. 3 Samenhang in ondersteuning vertalen naar nieuwe arrangementen. Mensen kunnen uit verschillende regelingen gepaste ondersteuning ontvangen 4 Ontschot werken: ondersteuningsarrangementen (waar dagbesteding onderdeel van kan uitmaken) zijn gericht op het er mee te bereiken doel en niet op de aard van de beperking. Echter er moet ruimte zijn om doelgroepgerichte activiteiten te organiseren daar waar dat nodig is. Er zal flexibiliteit ontstaan in het zoeken naar een op de persoon “gesneden” oplossing. Een inwoner zal als voorbeeld de ruimte moeten hebben om een aantal dagen in de week (afgestemd op zijn/haar mogelijkheden) in een cadeauwinkeltje te werken maar ook een aantal dagdelen van de week gebruik kunnen maken van een rustiger vrijblijvender setting (zoals een recreatieve dagbesteding als schilderen). Dagbesteding maakt deel uit van een integraal pakket aan ondersteuning. De aanbieders van dagbesteding werken samen, hun dagbestedingsaanbod is gevarieerd en vult elkaar aan. De kwaliteit van de ondersteuning is goed. Dagbesteding kan variëren van een halve dag tot meerdere dagen in de week. Een dagbestedingsplek is bij voorkeur dichtbij maar kan ook buiten Katwijk liggen. Dit kan gelden voor de meer gespecialiseerde vormen van dagbesteding die niet op de schaal van Katwijk georganiseerd kunnen worden (weinig cliënten, bijzonder aangepaste accommodatie). Ook kan het gaan om een speciale plek voor bijzonder werk of een werkplek bij een bedrijf of in een instelling. Kortom, we zien dagbesteding als een complex aan activiteiten dat voor meerdere doeleinden wordt ingezet. Het is mogelijk dat inwoners een gevarieerd pakket aan dagbesteding hebben dat ze op verschillende plekken afnemen. 18
Koppeling beschut werken en dagbesteding Naast de decentralisatie van de AWBZ taken naar de Wmo hebben we ook te maken met de Participatiewet. De Participatiewet houdt (in het kort) in dat er één regeling komt voor iedereen die in staat is te werken. In de huidige situatie bestaan er voor mensen met arbeidsvermogen verschillende regelingen namelijk: de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en bijstand (Wwb). De Wsw wordt afgeschaft. Hiervoor in de plaats krijgt de gemeente onder andere de mogelijkheid nieuwe arbeidsplaatsen in het kader van beschut werken te realiseren. De rechten en plichten van huidige SW werknemers met een dienstverband (peildatum 31 december 2014) blijven in stand. De toegang tot de Wajong wordt aangescherpt. Wie arbeidsvermogen heeft, valt in het vervolg onder de Participatiewet. In samenhang met de andere decentralisaties krijgen gemeenten instrumenten om de participatie van burgers te bevorderen. Een van die instrumenten is het organiseren van de participatievoorziening beschut werk voor mensen met die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van en op de werkplek nodig hebben dat niet van een reguliere werkgever verwacht mag worden dat hij deze mensen in dienst neemt (veelal een loonwaarde van minder dan 30%). Met dit instrument kan de gemeente deze mensen toch in een dienstbetrekking laten werken. Het is een keuze van een gemeente (dus geen verplichting) om dit instrument in te zeten. Als gemeenten ervoor kiezen dan gaat dit in samenwerking met het Werkbedrijf. Het participatiebudget wordt uitgebreid met de vroegere Rijksbijdrage Wsw en tevens worden reintegratie middelen van het UWV ten behoeve van de Wajongers geleidelijk overgeheveld naar de gemeenten. Daarnaast is er een meerjaren bezuiniging ingeboekt. Per saldo neemt het budget af met bijna 20% in de periode 2014-2018. Dit betekent dat de gemeenten niet alle mensen dezelfde begeleiding en ondersteuning kunnen geven. Met deze informatie in het achterhoofd is door de raad besloten een financiële prioritering in bovenstaande doelgroepen aan te brengen. Gemeenten zijn verplicht om de groep mensen met een Wsw arbeidsovereenkomst te bedienen. Door vermindering van dit deel in de Rijksbijdrage betekent dit een grote belasting voor het totale budget in het sociaal deelfonds. Er blijft weinig geld over voor de andere doelgroepen. Op basis van financiële argumentatie is primair gekozen voor de volgende prioritering in doelgroepen: 1 mensen met een Wsw-arbeidsovereenkomst en werkzaam in Begeleid Werken; 2 mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt; 3 mensen met een middellange afstand tot de arbeidsmarkt; 4 mensen met een indicatie voor Beschut Werken onder de Participatiewet; 5 mensen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt; 6 de zogenoemde Nuggers en ANW’ers met een arbeidsbeperking en een behoefte aan inkomen; 7 de overige Nuggers en ANW’ers; 8 mensen waarvoor participatie alleen mogelijk is met veel ondersteuning en zorgbegeleiding. Voor de doelgroepen die niet bediend kunnen worden met een budget voor werk uit het sociaal deelfonds en voor wie geen perspectief is op betaald werk zonder ondersteuning blijft onbetaald werk (tegenprestatie), vrijwilligerswerk of (arbeids)matige dagbesteding belangrijk. Hiervoor wordt nadrukkelijk aansluiting bij de Wmo gezocht. Daarnaast hebben de huidige doelgroep Wsw en de doelgroep Beschut Werken binnen de Participatiewet en de arbeidsmatige dagbesteding (nu nog AWBZ) grote overeenkomsten. Er is sprake van inwoners met fysieke beperkingen, psychische of psychosociale problemen en mensen met een (lichte) verstandelijke beperking. Het verschil is dat voor deze inwoners (beschut werken) is vastgesteld dat ze een verdiencapaciteit hebben van 20% tot 30% van het minimumloon en daarmee een salaris tegen (minimaal) het wettelijk minimumloon ontvangen. Over het algemeen zijn de activiteiten die inwoners binnen de arbeidsmatige dagbesteding vergelijkbaar met die voor de doelgroep Beschut Werken. Bekeken wordt of en welke mogelijkheden er zijn tot aansluiting c.q. samenvoeging van deze beide “voorzieningen”.
19
In onderstaand schema is het gehele spectrum van dagbesteding tot regulier werk in een schematisch overzicht geplaatst.
Actiepunten: 1. In het bestuurlijk aanbestedingstraject wordt verder onderzocht met de aanbieders op welke wijze dagbesteding als algemene voorziening aangeboden kan worden. 2. Verder verkennen van de mogelijkheden om arbeidsmatige dagbesteding (AWBZ) en beschut werken met elkaar te combineren zodat er gebruik gemaakt kan worden van elkaars accommodaties, voorzieningen en expertise.
5.2.4 Specialistische voorzieningen In de huidige AWBZ wordt specialistische begeleiding geboden aan mensen met een zintuigelijke beperking, een ernstige psychiatrische beperking (PSY) en mensen met een niet aangeboren hersenletsel (NAH) waarvan de problematiek zo zwaar is, dat er specialistisch begeleiding noodzakelijk is. Daarnaast is er ook een groep mensen met een zeldzame beperking (doven, blinden, slechtzienden en mensen met een zeldzame aandoening) waar weinig passend aanbod is voor dagbesteding en begeleiding. Het beperkte aantal organisaties dat die begeleiding biedt, heeft vaak een bovenregionale, dan wel landelijke functie. Deze vormen van begeleiding worden nu in de AWBZ niet als specialistisch aangemerkt. In de regio wordt veel specialistische begeleiding voor de doelgroepen psychiatrie en NAH aangeboden door organisaties die ook lichte vormen van zorg en begeleiding bieden waar gemeenten in de nieuwe Wmo sub regionaal dan wel lokaal gaan inkopen. Ook is het aantal cliënten dat deze begeleiding ontvangt, aanzienlijk groter dan de groep mensen met een zintuigelijke beperking. Behalve de specialistische begeleiding uit de AWBZ worden ook de taken van MEE gedecentraliseerd. MEE levert vanuit hun huidige wettelijke taak onafhankelijke cliëntondersteuning aan mensen met een chronische ziekte, een vorm van autisme, een verstandelijke beperking, een zintuiglijke beperking of een lichamelijk beperking. Deze taken worden uitgevoerd door MEE‐consulenten, daarnaast heeft MEE voor het complete werkgebied Zuid Holland Noord (breder dan Holland Rijnland) acht gedragsdeskundigen / specialisten in dienst. Zij worden in de huidige situatie ingezet voor het onderkennen van knelpunten in de dienstverlening aan cliënten met gedragsproblematiek. In Holland Rijnland verband is onderzocht of er nieuwe taken zijn die zo duur of specialistisch zijn dat een regionale aanpak wenselijk is en zo ja hoe deze taken vervolgens regionaal te financieren en in te kopen. Op grond daarvan zijn de volgende afspraken gemaakt over de wijze waarop er met de specialistische begeleiding omgegaan moet worden: 1. Voor de doelgroepen doven, blinden, slechtzienden en zeldzame aandoeningen subregionaal, dan wel lokaal in te kopen via een landelijk af te sluiten raamovereenkomst, daar waar de begeleiding niet via PGB ingekocht kan worden (zie kader hieronder).
20
2.
3.
Voor mensen met een psychiatrische beperking en mensen met een NAH subregionaal, dan wel lokaal in te kopen, gelijktijdig met de inkoop van de reguliere begeleiding. De ISD gemeenten en Katwijk trekken hierin gezamenlijk op en hebben gezamenlijk een bestuurlijk aanbestedingstraject gestart. Voor de financiering van de specialistenpool van MEE zijn in Holland Rijnland verband afspraken gemaakt (zie hiervoor 5.5 Cliëntenondersteuning).
Specialistische begeleiding/ondersteuning voor mensen met een zintuiglijke beperking De VNG werkt in afstemming met het ministerie van VWS op dit moment aan de totstandkoming van de landelijke inkoopafspraken voor de specialistische begeleiding van mensen met een zintuiglijke beperking. Deze landelijke inkoopafspraken worden ook gemaakt voor een aantal onderdelen voor de jeugdhulp. Het resultaat van de landelijk inkoopafspraken kent de vorm van een ‘raamovereenkomst’ tussen gemeenten en aanbieders van specialistische begeleiding voor mensen met een zintuiglijke beperking. De raamovereenkomst gaat over de inhoud van de ondersteuning en de afgesproken werkwijze tussen de gemeenten en aanbieders. Binnen de kaders van deze raamovereenkomst kunnen individuele regionale samenwerkingsverbanden of individuele gemeenten de zorg ‘afroepen’ overeenkomstig de in de overeenkomst gestelde voorwaarden. De VNG zal voor dit doel een landelijk ‘coördinatiebureau’ opzetten. Vanuit dit bureau worden contracten/raamovereenkomsten afgesloten met de landelijke aanbieders namens alle gemeenten en zal de monitoring, het beheer en het contractmanagement verzorgen. Hierbij wordt aangesloten bij de landelijke inkoopafspraken specialistische jeugdzorg. De landelijke/centrale inkoopvoorwaarden hebben alleen betrekking op de aanbieders die landelijk werken. Als gemeenten voor hun burgers de ondersteuning inkopen bij deze landelijke spelers dan zijn de landelijke afspraken van toepassing. De looptijd van de overeenkomst is drie jaar. Doventolkzorg in de leefsituatie Op 16 februari 2014 heeft de VNG-commissie Gezondheid en Welzijn het volgende besloten: 1 Een landelijke regeling voor de Doventolk onder te brengen bij de VNG (landelijke coördinatie) namens alle gemeenten. 2 Een landelijke toegang te organiseren voor de Doventolk in de Wmo 2015 vergelijkbaar met de huidige situatie. 3 Aan de ledenvergadering in juni voor te stellen een bedrag van € 7 mln af te zonderen van het macrobudget Sociaal deelfonds voor het uitvoeren van de landelijke regeling Doventolk in de Wmo 2015. De ledenvergadering heeft hierover positief besloten.
5.3 Opvang en beschermd wonen Inleiding De Openbare Geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) is een onderdeel van de Openbare Gezondheidszorg en houdt zich bezig met de “openbare” (dat wil zeggen de niet-individuele, maar collectieve) zorg voor de geestelijke volksgezondheid. Met de nieuwe Wmo krijgen gemeenten een grotere taak binnen de OGGZ. Gemeenten krijgen de opdracht om voorzieningen te treffen om de zelfredzaamheid en participatie van (kwetsbare) inwoners te vergroten / behouden. Dit betekent voor gemeenten dat een groep inwoners met complexe problematiek onder hun verantwoordelijkheid gaat vallen. Het gaat hier om een heterogene groep mensen, die - Niet of niet voldoende in staat is om in eigen bestaansvoorwaarden te voorzien; - Meerdere problemen tegelijk heeft; - Vanuit de optiek van de hulpverlening niet die hulp krijgt die zij nodig heeft om zich in de samenleving te handhaven; - Geen op de reguliere hulpverlening passende hulpvraag heeft, waardoor sprake is van zorgmijding en ongevraagde bemoeienis of hulpverlening. Het gaat om minder dan 5% van de bevolking. Deze mensen kunnen in alle lagen van de bevolking in alle samenstellingen voorkomen. Huidige situatie De OGGZ is niet nieuw voor gemeenten. Ook de gemeenten in onze regio (Holland Rijnland) voeren al taken met betrekking tot de doelgroep OGGZ uit, gedeeltelijk via centrumgemeente Leiden. De basis hiervoor ligt in de huidige WMO (tot 2015), in de prestatievelden 7, 8 en 9, die als volgt worden beschreven:
21
7. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en het voeren van beleid ter bestrijding van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. 9. Het bevorderen van verslavingsbeleid. De gemeente Leiden is via de centrumgemeente-constructie door het rijk verantwoordelijk gemaakt voor de maatschappelijke opvang voor de regio Zuid-Holland Noord. Leiden ontvangt daartoe middelen van het Rijk via een doeluitkering. Het gaat bij de OGGZ om het opsporen van, bereiken van, en hulp bieden aan mensen met problemen op meerdere terreinen zoals schulden, verslaving, psychische of psychiatrische problemen, sociaal isolement, vervuiling of werkloosheid. Veel van deze mensen komen ook (tijdelijk of langdurig) terecht bij de maatschappelijke opvang en verslavingszorg. Er is dan ook sprake van een grote mate van overlap tussen de doelgroepen van de OGGZ en die van de maatschappelijke opvang en de verslavingszorg. Om die reden werd de OGGZ van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (de vroegere Wet Publieke Gezondheid) naar de Wmo overgebracht, waarin ook de maatschappelijke opvang en het verslavingsbeleid zijn opgenomen. Voor de complexe problematiek van de doelgroep is één oplossing meestal niet toereikend . Er is een samenhangend regionaal beleid nodig op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, wonen, welzijn en andere terreinen. Om deze reden is in 2008 een regionale werkagenda voor Zuid-Holland Noord opgesteld waarin het regionale OGGZ-beleid is vastgelegd: Het Regionaal Kompas. Het Kompas wordt momenteel (medio 2014) geëvalueerd en geactualiseerd. De gemeente Katwijk hanteert al jaren het principe “lokale problemen, zoveel mogelijk lokaal oppakken” en vindt het belangrijk dat burgers met complexe problematiek dicht bij huis worden opgevangen en begeleid. Waar mogelijk moeten zij niet tussen regio en centrumgemeente heen en weer hoeven te bewegen. In de regio is nu ook een verschuiving in deze richting waarneembaar. Voor gemeenten ligt de focus bij de nieuwe Wmo namelijk vooral op lokaal/subregionaal niveau. Ook bij de OGGZ is dit zichtbaar. Eind 2013 is bijvoorbeeld regionaal voorgesteld om crisisopvang voortaan lokaal vorm te geven, waar dat tot nog toe regionaal plaatsvond. Opvang en begeleiding vinden voor een deel ook al binnen de subregio’s plaats. Nieuwe Wmo In de nieuwe Wmo 2015 wordt de OGGZ niet meer afzonderlijk benoemd. De nieuwe Wmo streeft integraal beleid na binnen het sociale domein. Wel is in de Wmo 2015 opgenomen dat gemeenten moeten zorgen voor maatschappelijke opvang. Daartoe wordt de decentralisatie-uitkering in stand gehouden. Dit betekent dat centrumgemeente Leiden ook in de komende jaren het budget ontvangt voor de maatschappelijke opvang in onze regio en de begeleiding die daarbij hoort. Ook krijgt Leiden voorlopig het budget voor het Beschermd Wonen. De idee hierachter is dat centrumgemeenten al veel ervaring hebben opgedaan met de maatschappelijke opvang en dat de uitvoering van deze nieuwe taak bij hen in goede handen is. Met de nieuwe Wmo krijgen echter alle gemeenten taken op het gebied van de OGGZ. Onder deze taken vallen bijvoorbeeld (woon)begeleiding en de inloop GGZ. Waren gemeenten eerst met name verantwoordelijk voor preventie en herstel (waaronder ook nazorg) en centrumgemeenten voor gespecialiseerde opvang, vanaf 2015 worden gemeenten en de centrumgemeente samen verantwoordelijk voor de hele keten. Hieronder zullen de nieuwe gemeentelijke taken m.b.t. OGGZ kort worden toegelicht. Begeleiding maatschappelijke opvang De AWBZ-middelen die binnen de functie begeleiding specifiek worden ingezet vanuit de Maatschappelijke opvang, worden overgedragen aan centrumgemeente Leiden. De overige AWBZmiddelen voor begeleiding worden aan alle gemeenten overgedragen. Dit betekent dat afstemming moet plaatsvinden tussen centrumgemeente en overige gemeenten. Er is namelijk nog niet duidelijk welke begeleiding precies vanuit maatschappelijke opvang wordt ingezet en dus door de centrumgemeente betaald moet worden en welke door gemeenten zelf. De “knip” is nog niet duidelijk aangegeven. De gemeente Katwijk financiert overigens zelf al sinds 2011 woonbegeleiding voor dreigend dakloze huishoudens, om huisuitzetting te voorkomen. GGZ-inloop 22
Een inloopfunctie GGZ is een laagdrempelige voorziening in het kader van dag- en arbeidsmatige activiteiten. Het gaat hierbij dan ook vooral om de beschikbaarheidsfunctie. Dat betekent dat aan de deelnemers geen strenge eisen worden gesteld voor wat betreft de deelname aan de inloop. Er is dan ook geen indicatie vereist. Over het algemeen is tijdens de openingsuren van de inloopfunctie altijd minimaal een begeleider aanwezig. De inloop is bedoeld voor (ex)cliënten met een langdurige psychische stoornis en daarmee samenhangende beperkingen. De functie Inloop GGZ wordt naar alle gemeenten gedecentraliseerd, tenzij de functie onderdeel uitmaakt van de maatschappelijke opvang: dan gaat het naar centrumgemeenten. Vanuit de AWBZ worden in onze regio diverse inlooppunten GGZ gefinancierd. Over het algemeen komen de meeste bezoekers van inloopfuncties uit centrumgemeenten. De prevalentie van de doelgroepen is – volgens onderzoek van Bureau HHM – beduidend hoger in grote gemeenten. In onze regio zien we in aansluiting hierop ook meer inloopfuncties in Leiden dan in de regiogemeenten. In lang niet alle gemeenten zijn nu inloopfuncties aanwezig. Katwijk heeft een inloophuis bij Stichting De Brug en een inloopfunctie GGZ bij de Poolster. Het vereist nog nader onderzoek en overleg om de organisatie van de inloop voor onze regio lokaal/subregionaal te gaan organiseren. Beschermd wonen Beschermd wonen is een taak die per 1 januari 2015 indirect naar de gemeente toekomt. Voor ggz cliënten gaat het beschermd wonen (zorgzwaartepakketten GGZ C) namelijk tot minimaal 2017 over naar de centrumgemeenten. Op beschermd wonen wordt niet bezuinigd, het budget komt ongekort over. Gemeenten worden alleen verantwoordelijk voor beschermd wonen gericht op participatie. Beschermd wonen gericht op behandeling komt onder de Zorgverzekeringswet te vallen. De praktijk leert dat deze scheiding niet altijd makkelijk te maken is. Bovendien zullen er personen zijn die in de loop van de tijd tussen begeleiding en behandeling laveren. Gezien de vage grens tussen behandeling en begeleiding is er een risico op afwenteling. Dat vraagt om afstemming tussen gemeenten en zorgverzekeraars. Voor cliënten geldt een overgangsrecht van minimaal vijf jaar, of korter als de indicatie eerder eindigt. Dit betekent dat cliënten nog minimaal vijf jaar in een voorziening mogen blijven wonen. Over deze cliënten moeten afspraken worden gemaakt, de continuïteit betreft immers de ondersteuning niet de wijze waarop deze georganiseerd is. Op dit moment is de toegang voor beschermd wonen geregeld via het CIZ. Vanaf 2015 worden gemeenten hiervoor zelf verantwoordelijk. Regionale uitgangspunten Regionaal is benoemd dat er vier uitgangspunten zijn voor de ondersteuning van de burgers met complexe problematiek. Hieronder worden ze benoemd, met daarbij de doelstellingen die de gemeente Katwijk zich stelt. 1 Integrale aanpak De OGGZ -doelgroep heeft meestal meerdere problemen die niet door één instelling of één voorziening kunnen worden opgelost. Problemen die met elkaar samenhangen en dus ook in samenhang moeten worden aangepakt. De gemeente Katwijk wil een integrale aanpak bevorderen. Van de professionals en maatschappelijke organisaties verwachten wij dan ook dat zij samenwerken en hierbij de integraliteit in het oog houden, onder andere door het inzetten van één huishouden (gezin), één plan. Ondersteuning wordt zo licht als mogelijk ingezet en zo zwaar als noodzakelijk. Het is dan ook nodig om afspraken te maken over een integrale en maatwerk-aanpak binnen de gemeente, waarbij schuldhulpverlening, werk en inkomen en wonen een belangrijke functie hebben. De integrale aanpak binnen de zorg zelf moet worden bevorderd door het hanteren van korte lijnen en het gebruik van de methodiek “één huishouden (gezin) één plan”. 2 Inzetten op preventie/nazorg Gemeenten zetten op dit moment, onder de huidige Wmo, al in op het voorkomen van uitval en terugval. De nieuwe taken en de toegenomen verantwoordelijkheid vragen echter om nog meer aandacht voor preventie. De inzet van de gemeente Katwijk moet vooral gericht zijn op het voorkomen van uitval, op het voorkomen (en erger worden van) problemen, door tijdig te signaleren, in te grijpen en actie te ondernemen. Kenmerkend voor de OGGZ doelgroep is dat zij veelal zelf geen hulpvraag uitdragen, 23
maar wel degelijk hulp nodig hebben als gevolg van multiproblematiek. Daarom staat de gemeente een preventieve en outreachende aanpak voor. 3 Eigen kracht, eigen regie De gemeente Katwijk gaat ervan uit dat alle inwoners verantwoordelijk zijn voor hun eigen leven. Het is de gemeente echter duidelijk dat burgers met complexe problematiek kwetsbaar zijn. Die kwetsbaarheid maakt dat zij ondersteund moet worden, onder andere in het herkennen en erkennen van de eigen hulpvraag. De gemeente verwacht van professionals en organisaties dat zij aansluiten bij het zelfregisserend vermogen van de doelgroep en dit verder versterken. 4 Lokale verantwoordelijkheid, regionaal vangnet Elke gemeente is verantwoordelijk voor het opvangen (waaronder huisvesten) en ondersteunen van de OGGZ doelgroep en voor de opgaven die daarmee gepaard gaan. Lokale problemen wil de gemeente Katwijk waar mogelijk lokaal op- en aanpakken. Dit vergroot de kans op duurzaam succes. Dit houdt in dat ook preventie en herstel (nazorg) tot de lokale taken behoren. Regionaal wordt een vangnet geboden. Zo vroeg mogelijk lokaal inspringen op problemen kan ervoor zorgen dat dit vangnet niet benut hoeft te worden. Specifiek met betrekking tot de functies begeleiding, inloop GGZ en beschermd wonen is intensief overleg met de centrumgemeente en de regio gaande en blijvend nodig. Met betrekking tot begeleiding hanteert de gemeente Katwijk het uitgangspunt: kwetsbare inwoners die begeleiding nodig hebben, ontvangen deze zo lang en zwaar als noodzakelijk, en zo licht en kort als mogelijk. Waar mogelijk wordt het netwerk of worden vrijwilligers ingezet. Kwetsbare inwoners die begeleiding nodig hebben, ondervinden geen hinder van de verdeling van de middelen voor begeleiding onder centrumgemeente en de gemeente Katwijk. Niemand mag tussen wal en schip terecht komen. Over de GGZ-inloop is er afstemming over de bestaande en de benodigde inloopfuncties in individuele gemeenten en over het organiseren van eventuele nieuwe laagdrempelige inloopfuncties. De gemeente Katwijk vindt het belangrijk dat de twee bestaande lokale inloopfuncties in de Brug en de Poolster worden behouden en mogelijk uitgebreid om contact, participatie en structuur te bevorderen en een sociaal isolement te voorkomen. De inloopfunctie moet steeds meer onderdeel uitmaken van de gemeente. Er is een aantal actiepunten voor 2014 benoemd, waaronder het maken van overgangsregeling voor bestaande cliënten, het organiseren van beschermd wonen voor nieuwe cliënten, het organiseren van de toegang tot beschermd wonen en het zoeken van afstemming over dit onderwerp met de zorgverzekeraar. Op dit moment worden hierover door de gemeente Katwijk, Leiden en Alphen aan den Rijn gesprekken gevoerd met de grotere aanbieders van beschermd wonen ter verkenning van de nieuwe taak (omvang, knelpunten, budget). Vervolgens maken aanbieders samen met de gemeenten een plan om het beschermd wonen vanaf 2015 te organiseren. Hierbij wordt samenwerking tussen de organisaties nagestreefd (door gemeenten en organisaties zelf). Continuïteit van zorg staat hierbij centraal. Hierna worden afspraken gemaakt met de aanbieders over toegang en met de zorgverzekeraar over de zogenaamde “knip”. Actiepunten: 1. Maken van een overgangsregeling voor bestaande cliënten. 2. Organiseren van beschermd wonen voor nieuwe cliënten. 3. Organiseren van de toegang tot beschermd wonen. 4. Zoeken van afstemming met de zorgverzekeraar. Dit alles samen met de centrumgemeente.
5.4 Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers Inleiding Bij zowel vrijwillige inzet als mantelzorg gaat het om een vorm van inzet voor de (naaste) omgeving. Echter, vrijwillige inzet en mantelzorg verschillen ook van elkaar. Mantelzorgers kiezen er in tegenstelling tot vrijwilligers niet voor om iets voor een ander te doen. Mantelzorg overkomt je omdat je een emotionele band hebt met degene die zorg nodig heeft. Het zijn of worden van zorgvrijwilliger is 24
een bewuste keuze. Mantelzorgers zijn in tegenstelling tot vrijwilligers minder vrij om te besluiten de zorg/ondersteuning te beëindigen. De ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers is natuurlijk niet nieuw voor de gemeente . Het beleid voor mantelzorgers en vrijwilligers was een apart prestatieveld in de Wmo (tot 2015) en vormde een apart hoofdstuk in de Wmo beleidsnota’s. Recentelijk heeft Katwijk de verdere uitwerking van haar beleid voor de ondersteuning van vrijwilligers vastgelegd in de “nota lokaal vrijwilligerswerkbeleid 2014-2016” (zaaknummer 304602), vastgesteld op 13 maart 2014. Een mede op de nieuwe Wmo gebaseerde beleidsnotitie mantelzorgondersteuning wordt het derde kwartaal 2014 vastgesteld. In het kader van de nieuwe Wmo zal meer nog dan voorheen aanspraak op mantelzorgers en vrijwilligers gedaan worden. Huidige mantelzorgondersteuning De gemeente Katwijk hanteert de volgende basisfuncties in het beleid m.b.t. de ondersteuning van mantelzorgers (en vrijwilligers) : • Waardering en erkenning van mantelzorgers en (zorg)vrijwilligers: de gemeente zorgt via het steunpunt mantelzorg voor waardering voor de mantelzorgers (jaarlijkse dag van de mantelzorger) en zet het vrijwilligerswerk jaarlijks in het zonnetje. • Emotionele steun: vooral lotgenotencontact of groepsbijeenkomsten. • Educatie: voorlichting en training. Vooral gericht op het in de eigen kracht zetten van de mantelzorger en een toerusting van het vrijwilligerswerk door deskundigheidsbevordering op diverse actuele thema’s van vrijwilligerswerkorganisaties en hun vrijwilligers. • Praktische hulp: Mantelzorgers hebben vaak behoefte aan vormen van praktische hulp. Ook vrijwilligers zijn in hun vrijwilligerswerk gebaat met praktische workshops en tools. • Respijtzorg: voldoende respijtzorg kan een bijdrage leveren aan het voorkomen van overbelasting bij mantelzorgers . • Materiele hulp: Alle voorzieningen, die in het kader van de Wmo of via bijzondere regelingen aan burgers aangeboden worden, kunnen voor mantelzorgers een ontlasting zijn. Het is vaak hulp die primair gericht is op een zorgbehoevende. Het belang van de mantelzorger wordt hierbij betrokken. • Financiële tegemoetkoming: mantelzorgers kunnen in financiële problemen raken door hun taak en hebben behoefte aan een tegemoetkoming (belastingmaatregelen, buitengewoon verlofregeling, overleg werkgever / werknemer bij combinatie werk en zorgtaken, initiatieven vanuit club- en verenigingsleven om mantelzorgers binnenboord te houden). In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen (kort) ingegaan op een aantal thema’s die in dit kader erg belangrijk zijn of een nieuwe verplichting zijn voor de gemeente (mantelzorgwaardering). De uitwerking ervan gebeurt in de beleidsnotitie “mantelzorgondersteuning”. Het gaat hier om de thema’s: 1 Waardering mantelzorgers (voorheen mantelzorgcompliment): 2 Voorkomen van overbelasting van mantelzorgers (o.a. door voldoende respijtzorg 2); 3 Jonge mantelzorgers; 4 Goede benutting van het vrijwilligerspotentieel (de vraag naar zorgvrijwilligers neemt toe); 5 Goede verbinding tussen formele en informele zorg.
5.4.1 Waardering mantelzorgers/mantelzorgcompliment Mantelzorgcompliment tot 2015 Het mantelzorgcompliment is voor mantelzorgers die langdurig en intensief een familielid, partner, vriend of kennis verzorgen. Het gaat om zorg waarvoor anders professionele hulp nodig is. Als de zorgvrager hem of haar daarvoor voordraagt, kan de mantelzorger het compliment aanvragen. Deze huidige landelijke regeling bestaat sinds 2007 en zal vervallen op het moment dat de Wmo 2015 van
2 Respijtzorg is een verzamelterm voor alle vormen van tijdelijke overname van de zorg om mantelzorgers even vrij af te geven.
25
kracht is. De regeling wordt door de Sociale Verzekering Bank (SVB) uitgevoerd. Het gaat hier om een jaarlijks geldbedrag van 200 euro per jaar per mantelzorger. Een mantelzorgcompliment wordt alleen toegewezen als is voldaan aan de volgende criteria: • de zorgvrager heeft een indicatie voor AWBZ-zorg aan huis (een extramurale indicatie), die is afgegeven door het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) of Bureau Jeugdzorg; • deze indicatie is voor minimaal 53 weken (371 dagen) afgegeven; • deze indicatie is afgegeven op of na 1 augustus 2009. Jaarlijks werd er door de SVB opnieuw beoordeeld of de indicatie nog aan de voorwaarden voldeed. Mantelzorgwaardering met ingang van 2015 In de Wmo 2015 is vastgelegd dat gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk zijn voor de ondersteuning van mantelzorgers bij hun mantelzorg aan cliënten, door middel van algemene voorzieningen en maatwerkwerkvoorzieningen. Daarnaast regelt de Wmo 2015 3 specifiek dat gemeenten in de Verordening Wmo 2015 dienen te bepalen op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers. De gemeente Katwijk heeft in de concept Verordening WMO 2015 opgenomen dat in nadere regelgeving de jaarlijkse blijk van waardering nader wordt uitgewerkt. Mantelzorg wordt in de Wmo 2015 gedefinieerd als “hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zvw die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van hulpverlenend beroep”. Mantelzorg overstijgt gewoonlijk de gebruikelijke zorg en wordt boven gebruikelijke zorg genoemd. De aanleiding voor het beleggen van deze taak bij de gemeente is dat als gevolg van de hervorming van de langdurige zorg, de grondslag van de huidige landelijke regeling voor het mantelzorgcompliment – de langdurige extramurale indicatie van het CIZ – komt te vervallen. Het beleggen van deze taak op gemeentelijk niveau maakt het bovendien mogelijk dat gemeenten mantelzorgers kunnen waarderen op een manier die aansluit bij de lokale behoeften van mantelzorgers en de lokale mogelijkheden voor ondersteuning. De doelgroep De gemeente Katwijk heeft de vrijheid om zelf te bepalen wie er voor deze blijk van waardering in aanmerking komt. Om enerzijds de uitvoeringslasten voor de gemeente Katwijk zo beperkt mogelijk te houden, en om anderzijds te voorkomen dat er ingewikkelde regels en voorschriften worden gehanteerd voor de mantelzorgers kiezen we ervoor om mantelzorgers die zich hebben geregistreerd, (of zich laten registreren bij het Steunpunt Mantelzorg Katwijk), in aanmerking komen voor deze blijk van waardering. Hiermee wordt de regeling laagdrempelig gehouden. Daarnaast wordt er op deze wijze ook meer inzicht gegeven in de omvang van personen die mantelzorg verlenen binnen de gemeente. Dit maakt het mogelijk voor de gemeente om mantelzorgers tijdig te ondersteunen en daarmee overbelasting te voorkomen. Wat is een passende waardering? De gemeente Katwijk vindt een passende waardering op zijn plaats. Dit vanwege het belang dat mantelzorg heeft voor de samenleving, voor het welzijn van de hulpbehoevende die wordt ondersteund door de mantelzorger en voor het betaalbaar houden van de maatschappelijke ondersteuning. Blijken van waardering kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een geldbedrag, een VVV bon of een jaarlijkse dag voor mantelzorgers. De gemeente Katwijk zal in samenwerking met het Steunpunt Mantelzorg Katwijk en de geregistreerde mantelzorgers nader gaan bepalen welke vorm van waardering het meest gewenst is. Op grond van artikel 15 van de Verordening Wmo 2015 zal in nadere regels deze waardering verder worden uitgewerkt. Daarbij wordt er ook gekeken naar wat er door de gemeente Katwijk al wordt gedaan als 3
op grond van artikel 2.1.6
26
blijk van waardering zoals de ‘Dag van de mantelzorg’, die door het Steunpunt Mantelzorg Katwijk jaarlijks wordt georganiseerd.
5.4.2 Voorkomen van overbelasting Voor de samenleving is het van belang dat mantelzorgers en betrokken burgers zich duurzaam kunnen inzetten en dat de inzet van goede kwaliteit is. Voor de mantelzorgers is het van belang dat ze niet overbelast raken zodat ze de zorg/ondersteuning kunnen volhouden. De volgende zaken zijn hiervoor essentieel: 1 Tijdig signaleren van overbelasting van mantelzorgers 2 Voldoende respijtzorg 3 Immateriële professionele ondersteuning en deskundigheidsbevordering, zodat informele zorg en ondersteuning zo goed mogelijk en goed georganiseerd aanwezig is voor wie dat nodig heeft
5.4.3 Jonge mantelzorgers Om jonge mantelzorgers gezond op te laten groeien is het belangrijk dat zij tijdig worden herkend, erkend en in hun kracht gezet. Kinderen en jongeren die opgroeien met zorg voor een familielid zijn in vergelijking met hun leeftijdsgenoten eerder zelfstandig en leren al vroeg praktische vaardigheden. Negatieve gevolgen kunnen echter op korte en langere termijn overheersen: • ze hebben meer opgroei- en opvoedproblemen; • meer lichamelijke en emotionele klachten; • ze doen op latere leeftijd vaker een beroep op de (geestelijke) gezondheidszorg. De ondersteuning van jonge mantelzorgers vinden wij belangrijk. Actiepunten: 1. Afspraken met zorg en welzijnsaanbieders (en de jeugd- en gezinsteams) over de signalering en doorverwijzing van (jonge) mantelzorgers. 2. Steunpunt mantelzorg verzoeken een actieplan “jonge mantelzorgers “ te ontwikkelen? 3. Uitwerken mantelzorgwaardering in samenspraak met het steunpunt mantelzorg en mantelzorgers.
5.4.4 Goede benutting van het vrijwilligerspotentieel Veel inwoners zijn bereid om (structureel en/of incidenteel) iets voor een bekende en ook onbekende dorpsgenoot te doen. De uitdaging is om deze inwoners te vinden én te zorgen dat ze op de juiste plek terecht komen (een goede match tussen diegene die zorg vraagt en zorg geeft). In de nota vrijwilligersbeleid wordt beschreven welke acties er in dit kader door de gemeente en de aanbieders worden genomen. Zo wordt er een duidelijke koppeling gezocht tussen de Wmo en de WWB, wordt er actie ondernomen op de instroom van jongeren en wordt de “zilveren kracht“ (ouderen ) aangeboord.
5.4.5 Goede verbinding formele en informele zorg Omdat er in de nieuwe Wmo (nog) meer nadruk komt te liggen op de ondersteuning in de directe omgeving van de inwoner is een goede verbinding tussen de formele en informele ondersteuning belangrijk. De formele ondersteuning is de ondersteuning die beroepsmatig verricht wordt door professionals. De informele ondersteuning is ondersteuning die onbetaald en niet beroepshalve wordt verricht. Het is belangrijk dat formele en informele zorgverleners hierover samen afspraken maken. De training van vrijwilligers door professionals maakt hier onderdeel van uit. Verbinden en organiseren van informele ondersteuning en zorg Niet alleen een goede samenwerking tussen formele en informele zorg is essentieel. Ook de verbindingen binnen de informele zorg zijn belangrijk. Met het grotere beroep dat op eigen kracht en op de inzet van de sociale omgeving van inwoners gedaan wordt, is het belangrijk dat inwoners de “tools” krijgen om zelf de informele zorg en ondersteuning te regelen die ze nodig hebben. Er zijn al 27
heel wat van dergelijke “tools” ontwikkeld in het land. De “digitale marktplaatsen” zijn hier een voorbeeld van. Digitale marktplaatsen helpen mensen bij het vinden en verbinden, organiseren en delen van informele hulp. Mensen kunnen op de digitale marktplaats hulp vragen en aanbieden maar ook hulp organiseren binnen een netwerk van familie en vrienden. Een dergelijke marktplaats kan gekoppeld worden aan bestaande websites zoals die van het VIP of aan een sociale kaart. Actiepunt: 1. Meerwaarde voor Katwijk beoordelen van het instrument ‘digitale marktplaats’ Impuls aan goede verbinding formele en informele z0rg Er is een handreiking opgesteld ; het “Impulspakket”, met een beschrijving van een veertigtal methodieken waarmee door professionele aanbieders de effectiviteit en de relatie met mantelzorgers en vrijwilligers kan worden verbeterd. Actiepunten: 1. Het zorgdragen voor een goede verbinding tussen formele en informele zorg meenemen in het traject van de bestuurlijke aanbesteding. 2. Met formele en informele zorgaanbieders in gesprek gaan over het “impulspakket” om de meerwaarde en bruikbaarheid ervan te kunnen bepalen.
5.5 Cliëntondersteuning Gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor de cliëntondersteuning van alle inwoners. Hieronder wordt verstaan: ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. De cliëntondersteuning voor mensen met een handicap (zintuiglijk, lichamelijk en verstandelijk, nietaangeboren hersenletsel en autisme) wordt nu door MEE geboden. Het budget dat MEE voor haar dienstverlening ontvangt (van het Zorginstituut Nederland uit de Regeling subsidies AWBZ), wordt dan ook per 2015 overgeheveld naar gemeenten. VWS, VNG en MEE Nederland hebben in februari 2014 afspraken gemaakt over de continuïteit in de dienstverlening van MEE. Gemeenten zijn gevraagd om voor 1 mei 2014 afspraken met MEE te maken over de continuïteit van de dienstverlening van MEE in 2015 en het vermijden van frictiekosten bij de MEE organisaties. VWS, VNG en MEE hebben de voorkeur uitgesproken om deze afspraken met MEE regionaal te maken. In Holland Rijnland heeft een 3D werkgroep de cliëntenondersteuning van MEE in Holland Rijnland beschreven en de landelijk gemaakte afspraken hierover omgezet naar regionale afspraken. De volgende regionale afspraken zijn gemaakt : • De Holland Rijnland gemeente besteden circa 95% van het budget voor cliëntondersteuning bij MEE; • De HR gemeenten maken regionaal afspraken over de inzet van MEE in de Jeugd- en gezinsteams; • De HR gemeenten maken regionaal afspraken over de coördinatie integrale vroeghulp; • De HR gemeenten maken (sub)regionaal afspraken over de specialistenpool; • De HR gemeenten maken individueel (lokaal /subregionaal ) afspraken met MEE over de verdere invulling van cliëntondersteuning(binnen het te besteden budget) , wat moet leiden tot een subsidiebeschikking voor 1 oktober 2014. Actiepunt: 1. De regionale gemaakte afspraken vertalen in lokale/subregionale afspraken met MEE en deze vastleggen in een subsidiebeschikking. 24 uurs beschikbaarheid van een telefonisch of elektronisch luisterend oor In de Wmo 2015 krijgen gemeenten de opdracht om ‘op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en advies beschikbaar te stellen’. 28
Tot nu toe werd deze taak gefinancierd door de provincies (circa 6 miljoen euro per jaar). Zij financierden de landelijke organisatie Sensoor die werkt vanuit een aantal regionale steunpunten. Nu de taak naar gemeenten gaat hebben de provincies besloten zich na 2014 terug te trekken. Gemeenten ontvangen geen rijksmiddelen voor deze taak. Sensoor heeft via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten alle gemeenten een aanbod gedaan om de huidige dienstverlening voor vier jaar voort te zetten. De VNG heeft het voorstel gedaan tot een uitname uit het gemeentefonds ten behoeve van centrale inkoop. In het voorstel is opgenomen om dit voor 2 jaar te doen met de optie van verlenging met maximaal 2 jaar. In Holland Rijnland verband heeft het Portefeuille Houders Overleg (PHO) Sociale Agenda ingestemd met deze regeling.
5.6 Bevorderen van de toegankelijkheid van voorzieningen /Inclusief beleid Inclusief beleid is beleid dat rekening houdt met de verschillende mogelijkheden en beperkingen van mensen. Het resultaat van een inclusieve benadering is dat algemene voorzieningen ook beschikbaar zijn voor mensen met een beperking. Een voorbeeld van inclusief beleid: bij het bouwen van een nieuwe woonwijk wordt al bij het ontwerp rekening gehouden met mensen met een beperking. Het doel van inclusief beleid is dat mensen met beperkingen vanzelfsprekend op een gelijkwaardige manier kunnen deelnemen aan alle aspecten van het maatschappelijke leven. Een ander voorbeeld: vrijwillige inzet bij een sportvereniging om daar mensen met een beperking te begeleiden. Activiteiten en doelen kunnen gebundeld en verbreed worden. Activiteiten worden “inclusief” gemaakt. Het meer toegankelijk maken van algemene (welzijns)voorzieningen dient wel gepaard te gaan met het daarop inrichten en toerusten, zodat waar nodig begeleiding –en professionele begeleiding al of niet op afstand – aanwezig is.
5.7 Voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld Huiselijk geweld kent vele verschijningsvormen. Te denken valt aan fysiek geweld tussen partners maar ook aan kinder- en ouderenmishandeling (waaronder verwaarlozing en financiële uitbuiting) of eer gerelateerd geweld. Voor alle burgers moet de thuissituatie een veilige plek zijn. De gemeente heeft dan ook een taak als het gaat om het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. Het gaat dus om veel meer dan alleen de fysieke opvang van slachtoffers. Onze centrumgemeente Leiden blijft gelden ontvangen voor het in stand houden van voorzieningen als de vrouwenopvang, maar wordt door landelijke herverdeling met 36% op dit budget gekort. In de nieuwe Wmo wordt meer nadruk gelegd op preventie. Hiervoor is een actieve inzet van alle gemeenten nodig en niet alleen van centrumgemeenten. Een centrumgemeente is immers niet bekend met de wijkstructuur van een regiogemeente. Om het bestaande beleid, de ketensamenwerking en de nieuwe aandachtspunten binnen het beleid inzake van geweld in huiselijke kring goed af te stemmen is de “Regiovisie Geweld in Huiselijke Kring” voor de regio Hollands Midden opgesteld. In deze visie staat in grote lijnen aangegeven wat de taken voor individuele gemeenten zijn. Voorbeelden zijn vroegsignalering door wijkteams en vrijwilligersorganisaties. Maar moet er aandacht zijn voor planmatige preventie gericht op de beïnvloeding van de gehele bevolking in de gemeente, maar daarbinnen ook een gerichte benadering van risicowijken, van risicogroepen en van risicogezinnen. Een regionale werkgroep waarbinnen Katwijk vertegenwoordigd is, is bezig een implementatieplan (met daarin alle benodigde acties voor de regiogemeenten) te maken. Belangrijk in de hele ontwikkeling rondom de aansluiting tussen de aandachtsgebieden huiselijk geweld en kindermishandeling is ten slotte de vorming van één Advies- en Meldpunt voor Huiselijk geweld en Kindermishandeling. De bestaande organisaties, Steunpunt Huiselijk Geweld en Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, worden daarin ondergebracht. Het AMHK geeft advies en doet, indien nodig, onderzoek om te bepalen of er sprake is van kindermishandeling en huiselijk geweld. In onze regio wordt dit geïntegreerde meldpunt ondergebracht bij de GGD HM. Op dit moment is een regionale werkgroep bezig de processen rondom deze integratie uit te werken.
29
5.8 Zorgdragen voor kwaliteit en continuïteit van voorzieningen De nieuwe Wmo maakt gemeenten integraal verantwoordelijk voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Het wetsvoorstel voorziet in basisnormen waaraan deze ondersteuning moet voldoen. De nieuwe Wmo maakt de door gemeenten gecontracteerde aanbieders direct verantwoordelijk voor de toepassing van landelijke kwaliteitsstandaarden. Voor gemeenten is het van belang om de ontwikkelingen op dit gebied in de gaten te houden. De VNG werkt op dit moment aan de uitwerking van landelijke standaarden die als richtinggevend kader voor gemeenten dienen. Het uitgangspunt is dat deze standaarden ruimte bieden voor maatwerk. Het is aan gemeenten om in het beleidsplan, de verordening en de contracten met aanbieders eisen te formuleren ten aanzien van de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. De gemeenten dienen deze kwaliteitseisen door te vertalen naar de door aanbieders in te zetten beroepskrachten en de met aanbieders af te spreken tarieven. De aanbieders zijn op basis van het wetsvoorstel verplicht een set kwaliteitsindicatoren en ervaringen van cliënten als meetinformatie te overleggen aan Zorginstituut Nederland. Kwaliteitsbeleid vraagt enerzijds om kwaliteitscriteria die aangeven wat de cliënt belangrijk vindt in de ondersteuning die hij ontvangt en anderzijds om kwaliteitscriteria die aangeven welke maatschappelijke effecten worden beoogd. In de nieuwe Wmo worden de volgende concrete maatregelen over kwaliteit opgenomen: • De gemeente is verplicht om periodiek een plan en een verordening vast te stellen waarin ze de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning borgen; • De gemeente formuleert eisen aan de kwaliteit van voorzieningen en beroepskrachten; • De gemeente steunt hierbij op landelijke professionele kwaliteitsstandaarden voor de aanbieders; • De gemeente bepaalt in de verordening welke eisen zij stelt aan de afhandeling van klachten van een cliënt over gedragingen van een aanbieder; • Aanbieders zijn verplicht om voor personen die beroepsmatig in contact kunnen komen met cliënten een verklaring omtrent gedrag (VOG) te hebben. Toezicht De wet draagt de gemeente op toezicht op de uitvoering van de wet te houden . Het college moet personen aanwijzen die hiermee belast worden. Het toezicht strekt zich in algemene zin tot het “bewaken van de belangen van een goede ondersteuning van cliënten voor zover die belangen uitstijgen boven het belang van de individuele cliënten”. Deze formulering omvat niet alleen de in de wet neergelegde regels en de regels die in gemeentelijke verordening zijn opgenomen maar ook de voorwaarden die het college ter voldoening aan de wettelijke regels en verordeningen mogelijk in de overeenkomsten met aanbieders heeft opgenomen. Het college is vrij in de keuze van de inrichting van het toezicht en de plaats daarvan in de gemeentelijke organisatie. De aanwijzing kan categoriaal (bijvoorbeeld de ambtenaren van de dienst toezicht of van de GGD) of individueel (de heer of mevrouw x) zijn. De Inspectie voor de Gezondheidszorg zal belast worden met het directe toezicht op de aanbieders van de maatschappelijke ondersteuning. Het kader voor dit toezicht vormen de landelijk te ontwikkelen professionele kwaliteitsstandaarden voor de (individuele) maatwerkvoorzieningen. Actiepunt: 1. Al dan niet (sub) regionaal onderzoeken hoe deze wettelijke verplichting het best ingevuld kan worden en waar deze functie het best ondergebracht kan worden. Monitoring Het jaarlijks verplicht af te nemen cliënttevredenheidsonderzoek uit te huidige Wmo is vervangen door een jaarlijks verplicht af te nemen cliëntervaringsonderzoek. De VNG start deze zomer een traject om te komen tot een basisvragenlijst die is afgestemd op de basisset kwaliteitsnormen en waarmee benchmarking mogelijk is. De eerste keer dat gemeenten een dergelijk onderzoek moeten uitvoeren is in 2016.
30
Actiepunten: 1. Zoveel mogelijk aansluiten bij de vragenlijst van de VNG zodat benchmarking mogelijk is. 2. Nader bekijken welk cliëntervaringsonderzoek we gaan afnemen.
5.9 Bevorderen van sociale samenhang, informele zorg, leefbaarheid en veiligheid Deze Wmo taak kent op zich geen nieuwe onderdelen of verplichtingen voor de gemeente. Het beleid wat op dit gebied is geformuleerd in het Wmo beleidsplan 2012-2015 en in de afzonderlijke plannen die op het gebied van veiligheid en leefbaarheid zijn geschreven, kunnen gecontinueerd worden.
31
6
Inkomensondersteuning op maat
De rijksoverheid heeft een aantal rijksregelingen voor inkomensondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten afgeschaft met ingang van 1 januari 2014. In plaats daarvan ontvangen de gemeenten een gekort budget om binnen het sociaal domein in te zetten. Gemeenten kunnen daarmee burgers met een chronische ziekte en/of beperking en daarmee samenhangende meerkosten ondersteunen. Huidige situatie Tot 2014 kende het rijk een aantal inkomensondersteunende regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten. Een aantal van deze regelingen zijn met ingang van 2014 afgeschaft of gewijzigd. Het gaat om: • Fiscale regeling specifieke ziektekosten De mogelijkheid om bepaalde ziektekosten van de inkomstenbelasting af te trekken, blijft in gewijzigde vorm bestaan. Ook de Tegemoetkoming specifieke ziektekosten blijft. Dit betekent compensatie in de vorm van een tegemoetkoming als door een lager verzamelinkomen de heffingskortingen niet volledig ten gelde gemaakt kunnen worden. • Korting eigen bijdrage De korting van 33% op de te betalen eigen bijdrage voor extramurale zorg komt met ingang van 2015 te vervallen. • Algemene vergoeding Wtcg (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten) Het CAK beoordeelt op grond van inkomen, leeftijd en zorggebruik of iemand recht heeft op de tegemoetkoming en betaalt deze automatisch uit. Deze vervalt en wordt voor het laatst in 2014 uitgekeerd (over 2013). • Compensatie eigen risico (CER) Als verwacht wordt dat iemand vanwege een chronische aandoening jaar in jaar uit het eigen risico vol maakt, ontvangt men een geldbedrag (2013: € 99) ter gedeeltelijke compensatie van het verplicht eigen risico. Deze vervalt en is voor het laatst eind 2013 uitgekeerd. Veranderingen De regering schaft de rijksregelingen af omdat het doel van de regelingen hiermee niet bereikt wordt. Doel was om met de Wtcg en CER, in combinatie met de fiscale aftrek van specifieke ziektekosten, de doelgroep van chronisch zieken en gehandicapten een meer gerichte compensatie te bieden voor meerkosten dan mogelijk was met de fiscale regeling voor buitengewone uitgaven die voor 2009 bestond. Dit doel is niet bereikt. De regelingen zijn te ongericht. Mensen die geen meerkosten hebben, ontvangen de vergoeding en andersom ontvangen mensen die wel meerkosten hebben weer geen vergoeding. Zorggebruik blijkt geen goede voorspeller te zijn van meerkosten. De regering wil van deze ongerichte compensatie via de Wtcg en CER naar een vorm van ondersteuning die beter is toegesneden op de persoonlijke situatie van burgers. Dit doet zij door een combinatie van de fiscale regeling specifieke zorgkosten en gemeentelijk maatwerk. Gemeenten hebben hier beter zicht op. De individuele ondersteuningsbehoefte van burgers staat centraal. Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij het inzetten van de middelen binnen het sociaal domein. De gemeente kan kiezen voor ondersteuning via de bijzondere bijstand, een collectieve aanvullende zorgverzekering, verstrekking via een fonds of de Wmo. Nieuwe Wmo Om een financiële tegemoetkoming via de Wmo mogelijk te maken is in de Wmo 2015 de mogelijkheid opgenomen om een financiële tegemoetkoming te verstrekken aan personen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen en daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten. In dit beleidsplan moet de afweging of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt expliciet worden opgenomen. Indien de gemeente besluit de bevoegdheid niet te gebruiken, moet in het beleidsplan worden gemotiveerd waarom daarvan wordt afgezien. Bijzondere bijstand Door een wijziging van de WWB (vanaf 1 januari 2015 Participatiewet) worden de mogelijkheden om categoriale bijzondere bijstand te verlenen met ingang van 1 januari 2015 beperkt. Dit blijft alleen mogelijk voor een (premiebijdrage in de) collectieve (aanvullende) ziektekostenverzekering. Katwijk 32
kent daarnaast de categoriale regelingen voor ouderen en chronisch zieken en gehandicapten. Deze worden dus per 1 januari 2015 geschrapt. Individuele bijzondere bijstand blijft mogelijk. Ook komt de centrale inkomensnorm voor categoriale bijzondere bijstand van 110% van het toepasselijke sociaal minimum te vervallen. Dit betekent dat gemeenten bij de collectieve verzekering voor minima geen wettelijke inkomensnorm meer hebben. Nieuwe situatie-keuzes voor Katwijk Uitgangspunten voor de invulling van de inkomensondersteuning op maat De gemeente Katwijk ziet het als haar taak de doelgroep waar nodig te ondersteunen en wil daarom het budget hier op inzetten. Van belang daarbij is dat de ondersteuning gericht is (maatwerk). Het gaat om de specifieke situatie van inwoners met meerkosten die niet op andere wijze vergoed worden. En waar zij -gelet op de (financiële) bijzondere omstandigheden waarin zij verkeren- niet zelf in kunnen voorzien. Met name minima met zorgkosten worden geraakt door het wegvallen van de regelingen. Het aanwenden van de beschikbare middelen ten aanzien van deze groep burgers is daarom een belangrijk uitgangspunt. In Holland Rijnland verband is in kaart gebracht wat de nieuwe taak inhoudt en welke mogelijkheden gemeenten hierin hebben. In de notitie “Maatwerkvoorziening voor mensen met een langdurige hoge zorgvraag” is dit uiteengezet. Ook is er een handreiking verschenen van het Transitiebureau Wmo. Grofweg zijn er drie opties: bijzondere bijstand, collectieve zorgverzekering en Wmo. De werkgroep adviseert om te komen tot een uitgebreide collectieve aanvullende ziektekostenverzekering met aanvullend de mogelijkheid van individuele bijzondere bijstand. Het PHO Sociale Agenda heeft hier op 14 mei 2014 mee ingestemd. De gemeente Katwijk sluit hierbij aan, omdat op deze wijze een collectieve ondersteuning bereikt wordt waarbij mensen met langdurige hoge zorgkosten via deze verzekering een vergoeding voor deze kosten kunnen ontvangen. De doelgroep includeert zichzelf. Daarnaast kan met de aanvullende optie van individuele bijzondere bijstand de vergoeding van de kosten die buiten de verzekering vallen plaatsvinden. De gemeente bepaalt de hoogte van de vergoeding van de premie en de inkomensgrens. De mate van gerichtheid is hoog, het gaat om vergoeding van daadwerkelijke meerkosten. Dit is ook de bedoeling van deze decentralisatie. De uitvoeringskosten en de administratieve lasten voor de burger daarentegen zijn laag. Dit betekent dat Katwijk geen gebruik maakt van de mogelijkheid om via de Wmo een financiële tegemoetkoming te verstrekken. De aanvulling vanuit de bijzondere bijstand sluit meer aan bij de groep met de laagste inkomens. Daarbij komt dat het al gebruikelijk is om bepaalde meerkosten in verband met ziekte via de bijzondere bijstand te vergoeden. Wat is daarvoor nodig? Uitgebreide collectieve aanvullende ziektekostenverzekering Gestreefd wordt naar een uitgebreide aanvullende collectieve ziektekostenverzekering per 2015. De besprekingen vanuit de regio Holland Rijnland met de zorgverzekeraar (Zorg en Zekerheid) zijn gaande. Voor de collectiviteit is voldoende deelnemersvolume nodig, waarvoor deelname van meerdere gemeenten nodig is. Zij maken afspraken over dekking en premie en lokaal bepaalt elke gemeente de hoogte van de bijdrage en de doelgroep (inkomensgrens). Dit wordt in het laatste kwartaal van 2014 nader uitgewerkt. Bijzondere bijstand Voor de aanvulling vanuit de bijzondere bijstand is geen specifieke actie vereist. Individuele bijzondere bijstand is maatwerk. Het is al huidige praktijk om meerkosten in verband met ziekte of beperking te vergoeden. Het gaat dan om bijvoorbeeld: bewassing, dieet, energie. In de huidige praktijk verstrekt de gemeente Katwijk op aanvraag bijzondere bijstand. Zo nodig worden hiervoor (eventueel in regionaal verband) beleidsregels ontwikkeld. Actiepunt: 1 In Holland Rijnland verband de collectieve zorgverzekering voor Katwijk afsluiten.
33
7
Organisatie van de ondersteuning
Inleiding De nieuwe Wmo vraagt om meer samenhang, een integrale aanpak van de zorg en ondersteuning dicht bij de burger georganiseerd en het terugdringen van (zware) zorg door meer inzet van de eigen mogelijkheden, sociaal netwerk en algemene voorzieningen. In het beleidskader Wmo is hiertoe de richtinggevende keuze gemaakt om te werken met gebiedsgerichte ondersteuningsteams en een centraal team bij de gemeente. Op basis van een wijkanalyse, de ervaringen uit de pilot Kalkoven en consulatie van de partijen uit het platform WZW wordt in dit hoofdstuk de opzet van de gebiedsgerichte teams verder uitgewerkt. Geschetst wordt hoe de gebiedsgerichte teams een bijdrage leveren aan een meer integrale aanpak en meer inzet van eigen kracht, preventie en algemene voorzieningen. Er wordt beschreven wat de taak van de gebiedsgerichte teams wordt en wat voor soort vragen het team wel en niet oppakt. Welke expertise is daarvoor nodig? De concrete invulling en uitwerking van de ondersteuningsteams wordt vastgelegd in een plan van aanpak. Aan de hand van dit plan van aanpak zal de opzet van de ondersteuningsteams verder vorm krijgen. In het plan wordt ook een kostenraming, fte-berekening en dergelijke opgenomen. Aan de hand van het plan van aanpak zal de opzet van de ondersteuningsteams verdere invulling krijgen. Voor het opstellen van het plan van aanpak wordt een projectleider aangesteld.
7.1 Uitgangspunten gebiedsgerichte ondersteuningsteams Doelstellingen en doelgroepen voor het gebiedsgerichte ondersteuningsteam Het doel is om tot een op preventie georiënteerde en geïntegreerde aanpak te komen voor mensen die het niet “op eigen kracht en met behulp van het netwerk” redden. Meer specifiek gaat het om de volgende (sub)doelen: • participatie van inwoners, sociale netwerkvorming en onderlinge hulp in het gebied (wijk, kern) bevorderen; • ondersteunen van inwoners bij kwesties op alle levensgebieden, zoveel mogelijk door middel van het versterken eigen kracht en het zelfoplossend vermogen van inwoners; • gebruik van specialistische (en daardoor duurdere) hulp uit de 2e lijn terugdringen; • minder individuele voorzieningen leveren en meer oplossen met ondersteuning en inzet van collectieve en algemene voorzieningen. Om dat doel te bereiken worden gebiedsgerichte ondersteuningsteams ingezet. In principe kunnen alle inwoners van Katwijk terecht bij de ondersteuningsteams. Er is geen indicatie nodig voor ondersteuning door het ondersteuningsteam. Bij gezinsproblematiek waar jeugd bij betrokken is wordt het Jeugd- en gezinsteam ingezet en hebben zij de regie. Het is voor het ondersteuningsteam van belang dat zij op tijd de gezinsproblematiek herkennen om dat de juiste plek te geven. Bij complexe problematiek (niet zijnde gezinsproblematiek) wordt het OGGZ netwerk ingezet. Mensen kunnen bij het ondersteuningsteam terecht voor vragen en ondersteuning op de volgende gebieden: financiën, huisvesting, activiteiten dagelijks leven, sociaal netwerk, dagbesteding, maatschappelijke participatie, geestelijke gezondheid, lichamelijke gezondheid, verslaving, justitie (zelfredzaamheidsmatrix). Zoals beschreven zal het team niet op alle onderdelen zelf ondersteuning bieden, maar ze weten wel de weg en voeren waar nodig de coördinatie. Het gebiedsgerichte ondersteuningsteam als middel Om deze doelen te bereiken is het nodig om een integrale aanpak te hebben en ondersteuning dichtbij en toegankelijk te organiseren. Doelmatige en doeltreffende dienstverlening betekent problemen of knelpunten vroeg signaleren en zo veel mogelijk oplossen met eigen kracht en inzet van het sociale netwerk. Het betekent hulp en ondersteuning snel en adequaat inzetten en problemen niet langer geïsoleerd en fragmentarisch oppakken. Het is breed kijken en generalistisch werken. 34
1. Mensen in een kwetsbare positie vinden makkelijk de juiste hulp gericht op het zo simpel en zo snel mogelijk aanpakken van problemen met inzet van zichzelf en hun omgeving met als resultaat meer participatie en voorkomen van verder afglijden. 2. Ontwikkelen van een efficiënte en effectieve aanpak voor de ondersteuning van sociaal kwetsbaren in relatie tot alle relevante partners in het gebied. Waarbij meer algemene voorzieningen worden ontwikkeld. Gebiedsgerichte ondersteuningsteams die bestaan uit professionals met verschillende achtergronden en die opereren in een netwerk leveren een bijdrage aan deze aanpak. Dat is de overtuiging van de gemeente Katwijk, maar ook van haar partners in het platform WZW. Bovendien blijkt het uit studies van diverse kennisinstituten zoals Movisie. Gebiedsgericht is van belang omdat het team laagdrempelig, preventief en dichtbij de burger moet werken. Hoe groot een gebied moet zijn om dichtbij de burger te staan en tegelijkertijd effectief en efficiënt te kunnen opereren is onderwerp van landelijk onderzoek. In de literatuur wordt een gebiedsgrootte van ca. 20.000 inwoners als ideaal genoemd. Daaronder wordt inzet van een team te kostbaar. Daarboven wordt het team minder effectief omdat de span of control te groot wordt. Het is dan niet meer dichtbij en laagdrempelig. De pilot in Kalkoven heeft uitgewezen dat de buurt Kalkoven (ca. 1.200 inwoners) voor het organiseren van burenhulp de ideale grootte heeft, maar voor het opzetten van een functioneel netwerk voor ondersteuning en zorg is Kalkoven te klein. Daarom is in de pilot gekozen het werken met een professioneel netwerk uit te breiden naar heel Katwijk Noord (ca. 15.000 inwoners). Dat past beter bij de schaal waarop zorg en ondersteuningsorganisaties zijn ingericht. Professionals met verschillende achtergronden zijn nodig om het breed kijken en generalistisch werken te realiseren. Er werken nu al, bij verschillende organisaties, mensen met een brede blik en een generalistische aanpak. Ieder voor zich bestrijken zij echter niet het volledige terrein van de zelfredzaamheidsmatrix. Om mensen te ondersteunen in het zelfredzaam zijn is kennis van de hele zelfredzaamheidsmatrix nodig. Dat wordt bereikt door generalistisch werkende professionals met verschillende achtergronden bij elkaar te zetten. Dit komt ook naar voren uit besprekingen met de verschillende partijen vertegenwoordigd in het platform Wonen Zorg Welzijn. De partners in het platform zien een inzet van generalisten die met een brede blik eenvoudige ondersteuningsvragen kunnen beantwoorden als de meest werkbare variant van het werken met gebiedsgerichte ondersteuningsteams. Het gebiedsgerichte ondersteuningsteam zal moeten opereren in een netwerk. In de pilot Kalkoven is door de partners van het platform WZW ervaring opgedaan met de gebiedsgerichte netwerkaanpak. Belangrijkste uitkomst die daaruit naar voren komt is het belang van het verbinden van de netwerken op gebiedsniveau. Er zijn bestaande netwerken en die functioneren goed. Professionals zetten collega’s van andere organisaties in als dat nodig is en weten ook vaak de weg naar algemene voorzieningen. In die netwerken zitten wel gaten en er wordt verwacht dat er met de veranderingen in de zorg er meer gaten gaan vallen. Bestaande netwerken benutten, de gaten signaleren en opvullen met een aanpak die is gericht op de eigen kracht. Dat is bij uitstek een taak waar een gebiedsgericht ondersteuningsteam zich volgens de ervaringen in Kalkoven op zou moeten richten. Een gebiedsgericht team heeft immers zicht op de problematiek en algemene voorzieningen in een gebied vanuit een brede generalistische blik. Hiermee wordt invulling gegeven aan de gedachte van de nieuwe Wmo; dicht bij de burger eigen kracht versterken en meer collectieve voorzieningen inzetten.
7.2 Samenstelling en werkwijze ondersteuningsteams Wat doet het ondersteuningsteam? • Informatie en advies op enkelvoudige vragen. • Doorvragen (keukentafelgesprek) bij vermoeden van meervoudige of complexe vragen.
35
• • • • • • • • • • •
• • •
Bij meervoudige vraag: samen met de cliënt (en diens mantelzorger) een ondersteuningsplan opstellen en laten uitvoeren door de benodigde partners (zorgpartners, algemene voorzieningen, burenhulp etc.) en de uitvoering daarvan coördineren. Benutten mogelijkheden van formele en informele sociale netwerken van betrokkene bij de aanpak van een ondersteuningsvraag. Complexe vragen worden belegd bij het al bestaande OGGZ netwerk dat daarvoor wordt toegerust. Bij enkelvoudige of meervoudige ondersteuningsvragen kan het team zelf lichte ondersteuning bieden, bijvoorbeeld in de vorm van een aantal gesprekken met maatschappelijk werk. Het ondersteuningsteam signaleert zorg- en ondersteuningsvragen van de doelgroep uit de wijk. Het ondersteuningsteam brengt de zorg- en ondersteuningsvraag integraal in beeld. Zijn present en preventief in de wijk en vormen gedeeltelijk de toegang tot hulp. Schakelen centrale team gemeente en specialisten in waar nodig. Schakelen mantelzorgondersteuning in waar nodig. Wijzen de weg naar basisvoorzieningen en algemene voorzieningen. Brengen het professionele en vrijwillige netwerk in het gebied in kaart (en te houden) en optimaliseren dat netwerk. Dat betekent dat het ondersteuningsteam gaten die in het netwerk vallen probeert te dichten, zoveel mogelijk door de inzet, ontwikkeling of uitbreiding van algemene voorzieningen. Waar inefficiëntie in het netwerk zit wordt dat gesignaleerd en zoveel mogelijk aangepakt. Ontwikkelen met partners de algemene voorzieningen en andere collectieve oplossingen op basis van voorkomende vragen. Bestaande ondersteuningsnetwerken van burgers waar nodig te ondersteunen en te versterken, netwerken opzetten waar die ontbreken en burgers die een netwerk nodig hebben te helpen een plek in een netwerk te vinden (en netwerken helpen die personen op te nemen). Ten slotte functioneert het ondersteuningsteam als de ogen en oren van de gemeente en helpt zij de gemeente van onderaf met haar ervaringen in de wijk het beleid in het sociaal domein te verbeteren.
Welke expertise moet aanwezig zijn in de ondersteuningsteams? Hierboven is al gesteld dat het ondersteuningsteam een brede kijk, een integrale aanpak en een generalistische werkwijze moet hebben. De volgende vraag is dan hoe breed dat dient te zijn. Welke vragen, knelpunten en opgaven spelen in de wijk? Op welke levensterreinen spelen die opgaven? Op basis daarvan kan worden bepaald welke expertise nodig is in het ondersteuningsteam. Om die vraag te beantwoorden heeft de gemeente het platform Wonen, Welzijn, Zorg de vraag voorgelegd welke expertise aanwezig moet zijn in de ondersteuningsteams. Daarnaast hebben we ervaring opgedaan in de pilot Kalkoven en een cijfermatige wijkanalyse uitgevoerd. De wijkanalyse wijst uit dat hoewel er verschillen zijn per wijk er een aantal grote lijnen te ontdekken zijn in de vraagstukken waarmee het ondersteuningsteam te maken krijgt. Allereerst speelt de vergrijzing een rol. Bijna 16% van de inwoners van Katwijk is nu al 65 jaar of ouder. Dat aandeel groeit de komende jaren. Hoewel veel ouderen zich zonder ondersteuning prima redden is het toch een bevolkingsgroep die gemiddeld gezien wat meer ondersteuning nodig heeft dan andere leeftijdsgroepen. Kijkend naar de extramurale zorg die mensen nu ontvangen, dan komen in alle wijken somatische aandoeningen het meest voor, maar zien we ook in alle wijken menen met een psychogeriatrische of een psychiatrische aandoening en mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking. Dat aantal gaat toenemen als gevolg van de extramuralisatie. Veel mensen maken ook gebruik van één of meerdere Wmo-voorzieningen en wat minder mensen ook van WWBvoorzieningen en/of bijzondere bijstand. Iedere wijk heeft een paar honderd mensen die gebruik maken van één of andere uitkering (WAO, WIA etc.) en/of een tegemoetkoming in bijzondere kosten. Ten slotte maken ook per wijk tussen de tien en twintig mensen gebruik van begeleiding, in groepsverband of individueel. Verschillend per wijk zijn er ook vraagstukken op gebied van sociale cohesie, betrokkenheid van burgers en veiligheid(sgevoel). Uit de analyse, de gesprekken met de partners in het platform WZW en daarbuiten en de ervaringen uit de pilot WZW komt naar voren dat in het ondersteuningsteam (basis)kennis en vaardigheden nodig zijn op het gebied van: • psychische problematiek • sociaal maatschappelijk functioneren • lichamelijk en verstandelijke beperkingen • basisdiagnostiek 36
• inkomensproblematiek • de maatwerkvoorzieningen Wmo • opbouwwerk in de wijk • ouderenwerk • versterken fysieke zelfredzaamheid • signaleren en werken in een wijknetwerk • mantelzorg en respijtzorg • vrijwilligerswerk Een ondersteuningsteam zal niet uit evenveel fte bestaan als dat er expertiseterreinen nodig zijn. De leden van het team zullen generalisten moeten zijn die op meerdere terreinen thuis zijn en gezamenlijk alle genoemde kennis in huis hebben en/of weten te vinden. Het centrale team In het beleidskader Wmo is de richtinggevende keuze gemaakt om te werken met gebiedsgerichte ondersteuningsteams en een team centraal bij de gemeente. Het centrale team heeft een andere taak dan de gebiedsgerichte teams. De nadruk van de dienstverlening vanuit het centrale team ligt op enkelvoudige vragen. Zij richten zich voornamelijk op de inzet van de maatwerk voorzieningen (voorheen de individuele voorzieningen). Het is van belang dat zij de cliëntvraag goed in beeld brengen en daar waar de vraag meervoudig is, wordt een warme overdacht naar het ondersteuningsteam gerealiseerd. Zodra een (onderdeel van een) zorgvraag een ‘aanvraag’ gaat betreffen voor een maatwerkvoorziening, dan wordt dit opgepakt door het team Zorg. Zij beschikken over de expertise om de aanvraag te beoordelen en af te handelen. Bovendien gaat het in dergelijke gevallen om een ‘juridisch’ traject dat wordt afgerond met een beschikking die door het college van B&W (al dan niet gemandateerd) wordt afgegeven. Tegen dergelijke beschikkingen is bezwaar en beroep mogelijk. Wmo maatwerkvoorzieningen die door het centrale team worden behandeld: • Hulp bij het huishouden • Hulpmiddelen • Woningaanpassingen • Individuele en groepsbegeleiding (waaronder dagbesteding) • Kortdurend Verblijf • PGB’s In hun werkwijze sluiten de frontoffice medewerkers van het centrale team wel aan bij de werkers in de gebiedsgerichte teams. Ook de medewerkers van het centrale team bij de gemeente zullen bij het eerste contact de vraag van de inwoner goed in beeld brengen. Ook dit zijn generalisten die de vraag van de cliënt goed in beeld kunnen brengen. Zij voeren een “keukentafelgesprek” met de inwoner. Ook hier zal altijd de volgorde gebruikt worden van het activeren van eigen mogelijkheden, het eigen netwerk, collectieve voorzieningen naar individuele voorzieningen. Toegang Hoewel het ondersteuningsteam als opdracht krijgt laagdrempelig en outreachend te werken is zeker dat inwoners niet altijd met hun vragen naar het ondersteuningsteam zullen gaan. Die komen ook, of zelfs grotendeels, binnen bij huisartsen, de thuishulp, de buurvrouw, de kerk etc. Het hele sociale en professionele netwerk rond een inwoner kan de eerste ingang vormen voor een vraag. Veel mensen zullen ook daarna, zonder tussenkomst van het ondersteuningsteam, de weg vinden naar de juiste ondersteuning. Met zoveel ingangen, hoe regel je dan de toegang tot voorzieningen? Onder toegang verstaan we informatie en advies, vraagverheldering en arrangeren (inclusief evt. indicatie /toewijzing). Uitgangspunten voor toegang tot de Wmo zijn: • Integrale toegang • Zo min mogelijk indicaties • De burger en zijn netwerk staan centraal • Eigen verantwoordelijkheid, keuzevrijheid en wederkerigheid zijn vanzelfsprekend • Uitgaan van de eigen kracht en eigen mogelijkheden van mensen • Verbinden van bestaande mogelijkheden, benutten van wat er al is • Apart en toch samen door een sluitende aanpak: centraal team, ondersteuningsteam, jeugden gezinsteams • (Specialistische) generalisten aan de voorkant 37
•
Ruimte (mandaat, doorzettingskracht, regelruimte) voor professionele afwegingen en beslissingen Toegang tot de individuele maatwerkvoorzieningen wordt bepaald door het team Zorg. Het ondersteuningsteam bepaalt de toegang tot de algemene voorziening, zonder indicaties. Een deel van de doelgroep zal rechtstreeks zijn of haar weg vinden naar de algemene voorzieningen, aan ander deel zal de toegang vinden via het team in de wijk/gebied. Het ondersteuningsteam draagt daar waar nodig zorg voor de verwijzing naar de algemene voorziening zonder indicaties. Een lichte toets behoort tot de mogelijkheden. Het ondersteuningsteam leidt de burger toe naar de algemene voorzieningen, door burgers te activeren en faciliteren daaraan deel te nemen of bij te dragen. Zo nodig met verwijzing naar vervoers- en begeleidingsvoorzieningen en de inzet van zorgvrijwilligers voor mensen uit de specifieke doelgroepen die meer zorg en aandacht behoeven. Samenwerkingspartners en afstemming In dit hoofdstuk is al genoemd dat het gebiedsgerichte team opereert in een netwerk. De belangrijkste partners van de teams worden hier kort genoemd. Samenwerking met de jeugd- en gezinsteams In Katwijk wordt vanaf 1 januari 2015 gewerkt met de jeugd- en gezinsteams. Gedeeltelijk zal er overlap zijn tussen de doelgroep (jeugd) die onder de verantwoordelijkheid van deze teams valt en de doelgroep van de ondersteuningsteams (18-100). De beide teams worden zoveel mogelijk in elkaars nabijheid gepositioneerd. Samenwerking met het Zorgoverleg; meldpunt zorg en overlast Het zorgoverleg in zijn huidige structuur is gericht op escalerende zaken. Dat blijft in principe zo bestaan. Wel wordt een structuur ingericht waar complexe zaken vanuit het ondersteuningsteam een plek kunnen krijgen. Dit maakt onderdeel uit van het plan van aanpak dat voor de implementatie van de gebiedsgerichte ondersteuningsteams wordt opgesteld. Samenwerking met huisartsen Huisartsen en praktijkondersteuners zijn een belangrijke samenwerkingspartner voor de ondersteuningsteams. Voor veel mensen is de huisarts de eerste die zij benaderen met een hulpvraag, ook al is die niet, of niet volledig, medisch. In het plan van aanpak wordt daarom deze relatie stevig uitgewerkt: • Met de huisartsen en Welzijnskwartier worden (op basis van casussen die spelen/hebben gespeeld in de praktijken van de huisartsen) concrete werkwijzen, tools en checklists voor de verbinding tussen zorg en welzijn ontwikkeld die gehanteerd kunnen worden door alle partners in het zorg- en ondersteuningsnetwerk in een gebied. • Er worden aanbevelingen gedaan welke belemmeringen er nog weg moeten worden genomen om de verbinding tussen de netwerkpartners in zorg en welzijn te optimaliseren. • Er wordt gewerkt aan goede afstemming tussen gemeente en zorgverzekeraar als de twee financiers van respectievelijk de ondersteuning en de (huisartsen)zorg. • In de analyse worden ook vertegenwoordigers van de doelgroep (zoals SARK) betrokken. Samenwerking met zorgaanbieders (signalering en specialistische zorg) De samenwerking met de zorgaanbieders is tweeledig. Enerzijds zijn zij de aanbieders van de zorg die onderdeel kan uitmaken van het ondersteuningsplan van een inwoner die met een ondersteuningsvraag bij het ondersteuningsteam is gekomen. Zij zijn dan de specialisten. Anderzijds fungeren zij ook als de ogen en oren van het ondersteuningsteam. Zorgaanbieders die bij mensen thuis komen en of gesprekken voeren met hun cliënten kunnen signalen krijgen dat er meer aan de hand is dan waar zij de zorg voor leveren. Denk aan signalen van verwaarlozing, eenzaamheid, drankgebruik etc. Er worden afspraken gemaakt met de zorgaanbieders dat zij een belangrijke signalerende functie vervullen voor het ondersteuningsteam. Het ondersteuningsteam op haar beurt organiseert workshops en bijeenkomsten rond het signaleren in een wijknetwerk. Voor veel zorgprofessionals is dat een nieuwe manier van kijken en werken. Om dat goed te laten functioneren is nodig dat daar regelmatig aandacht aan wordt besteed.
38
Samenwerking met wijkregisseurs en wijkagenten De gemeente kent per wijk een wijkregisseur. De wijkregisseur is het aanspreekpunt voor inwoners van een wijk met vragen aan de gemeente. Dat kan gaan om vragen over openbare ruimte, veiligheid, sociale cohesie, ontwikkelingen die in een wijk plaatsvinden etc. De wijkregisseur is daardoor een belangrijke adviseur van het ondersteunende team omdat hij veel hoort en ziet wat in de wijk speelt. Ook is denkbaar dat samen met de wijkregisseur acties worden opgezet. De wijkagent wordt betrokken door het ondersteuningsteam als er signalen zijn op het gebied van veiligheid en justitie. Andersom kan de wijkagent het ondersteuningsteam informeren over sociale problematiek die gesignaleerd wordt. Actiepunten: 1. Plan van aanpak opstellen voor de verdere uitwerking van de ondersteunende teams. 2. Uitvoering plan van aanpak: opzetten ondersteunende teams in samenspraak met de betreffende partners.
39
8
Persoonsgebonden Budget (PGB)
Een cliënt die een maatwerkvoorziening in de Wmo 2015 krijgt toegekend, heeft, onder voorwaarden, het recht om te kiezen voor een PGB. ( Dit geldt ook voor een individuele voorziening in de Jeugdwet met uitzondering van een minderjarige die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering heeft gekregen, of een jeugdige die is opgenomen in een gesloten accommodatie met een machtiging -). In de basis zijn beide PGB-regelingen (Jeugdwet en Wmo) gelijk. Als in het onderzoek is vastgesteld dat iemand in aanmerking komt voor een maatwerk – of individuele voorziening, dan geldt de verplichting om de betrokkene te informeren over welke mogelijkheden bestaan om voor een PGB te kiezen en over de gevolgen van die keuze. In de Wmo 2015 zijn nieuwe voorwaarden gesteld aan de toekenning van een PGB. Gemeenten moeten beoordelen of een aanvrager voldoet aan drie voorwaarden: 1. Vermogen PGB-taken uit te voeren: Het college van B&W moet de aanvrager in staat achten de aan het PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren (o.a. het sluiten van de overeenkomst, het aansturen en aanspreken van de hulpverlener op zijn verplichtingen en het doen van verantwoording over de besteding). De cliënt mag daarbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociale netwerk dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde. 2. Motivatie: De aanvrager moet motiveren dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod van maatwerk- of individuele voorzieningen niet passend is in zijn specifieke situatie. Bijvoorbeeld, de benodigde ondersteuning is vooraf niet goed in te plannen of moet op verschillende locaties worden geleverd. 3. Kwaliteit: Naar het oordeel van het college van B&W moet gewaarborgd zijn dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van goede kwaliteit zijn. De aanvrager krijgt zelf de regie en ook de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit. Het college kan met deze bepaling vooraf toetsen of kwaliteit voldoende is gegarandeerd, bijvoorbeeld in een persoonlijk budgetplan. PGB en “trekkingsrecht” Het PGB wordt niet (meer) rechtstreeks overgemaakt op de rekening van de cliënt. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) doet de betalingen rechtstreeks aan de zorgaanbieder, namens het college van B&W. Zo kan misbruik en oneigenlijk gebruik worden tegengegaan. Deze regeling, trekkingsrecht’ genoemd, is in de wet opgenomen en geldt voor alle gemeenten en alle cliënten. PGB en beleidsvrijheid Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij de verstrekking van het PGB: • Gemeenten bepalen op welke wijze de hoogte van het PGB wordt vastgesteld en leggen dat vast in de verordening. • Gemeenten mogen differentiëren in de hoogte van het PGB en verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. • Gemeenten mogen een aanvraag voor een PGB weigeren als de kosten van het PGB hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als een gemeente vanwege inkoopvoordelen deze voorzieningen goedkoper zal kunnen leveren. • Bij verordening kunnen gemeenten bepalen onder welke voorwaarden de PGB-houder de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. • Indien de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt, mogen gemeenten een PGB herzien of intrekken. Actiepunten: 1. Uitwerking van het PGB in de beleidsregels. 2. Afspraken maken met de SVB; organisatie toerusten op uitvoering. 40
9
Overgangsrecht AWBZ en overgangsregeling Wmo
Overgangsrecht AWBZ: Begeleiding en Beschermd wonen De aanspraken op Begeleiding en Beschermd wonen komen per 1 januari 2015 over van de AWBZ naar het gemeentelijk domein, onder de werking van de Wmo 2015. Voor nieuwe cliënten (cliënten met een ondersteuningsbehoefte vanaf 1 januari 2015) zijn de aanspraken AWBZ afgesloten. Deze moeten vanaf 1 januari 2015 eventueel een beroep doen op de Wmo 2015. Begeleiding Voor bestaande cliënten (cliënten met een lopend indicatiebesluit AWBZ op 31 december 2014) geldt als hoofdregel dat deze hun rechten op basis van de AWBZ, met toepassing van de Wmo 2015, kunnen voortzetten gedurende de (resterende) looptijd van het indicatiebesluit, met daarbij 1 januari 2016 als uiterste datum. Op die hoofdregel zijn echter, onder bijzondere omstandigheden, uitzonderingen mogelijk. Beschermd wonen Voor bestaande cliënten (cliënten met een lopend indicatiebesluit AWBZ op 31 december 2014) geldt dat deze hun rechten op basis van de AWBZ, met toepassing van de Wmo 2015, kunnen voortzetten gedurende de (resterende) looptijd van het indicatiebesluit, met daarbij (vooralsnog) 1 januari 2020 als uiterste datum. Overgangsregeling voor PGB houders Voor het PGB geldt hetzelfde overgangsrecht als voor zorg in natura: cliënten die op 1 januari 2015 AWBZ zorg ontvangen, behouden gedurende een jaar (tenzij indicatie eerder afloopt) de rechten die verbonden zijn aan het indicatiebesluit. Overgangsregeling Wmo: individuele Wmo voorzieningen De individuele voorzieningen onder de huidige Wmo gaan per 1 januari 2015 als maatwerkvoorzieningen onder de Wmo 2015 gelden. Voor nieuwe cliënten (cliënten met een ondersteuningsbehoefte vanaf 1 januari 2015) zijn de voorzieningen Wmo afgesloten. Deze moeten vanaf 1 januari 2015 eventueel een beroep doen op de Wmo 2015. Er is niet voorzien in een wettelijke overgangsregeling voor bestaande cliënten (cliënten met een op 31 december 2014 van kracht zijnde beschikking Wmo inzake het verstrekken van voorzieningen). De rechten van deze personen worden niet geraakt door de intrekking van de Wmo. Als de gemeente op basis van de Wmo 2015 een gewijzigd beleid vaststelt en in verband daarmee nieuwe criteria stelt omtrent het verstrekken van maatwerkvoorzieningen, dan zal de gemeente moeten en kunnen bezien of het wenselijk is regels van overgangsrecht op te stellen waarin wordt vastgesteld welke gevolgen de nieuwe criteria voor de eerder, onder de werking van de Wmo, genomen beschikkingen zullen hebben. Dit zal bij de uitwerking van de in te voeren verordening in het kader van de Wmo 2015 verdere vorm krijgen.
41
10 Financiën De Wmo 2015 bestaat uit zowel nieuwe taken als uit bestaande taken. De financieringsstroom bestaat ook uit twee hoofdstromen: nieuwe taken (Sociaal Deelfonds)en bestaande taken (Gemeentefonds).De gelden voor de nieuwe taken worden gestort in een zogenaamd sociaal deelfonds (samen met de Participatiewet en de Jeugdwet). Dit geldt niet voor de bestaande taken van de Wmo. Deze financiering komt via het gemeentefonds en vergt een andere verantwoording dan die van het Sociaal deelfonds. Naast het budget dat Katwijk krijgt is er een deel van het budget dat rechtstreeks naar de centrumgemeente (Leiden) gaat. Het gaat daarbij om de onderdelen begeleid wonen en inloop GGZ, deze taken komen pas in 2017 naar de gemeenten. In de meicirculaire is bekend geworden welk budget we krijgen voor de bestaande taken, hierin is ook een korting meegenomen. In de meicirculaire is ook op hoofdlijnen bekend geworden wat we krijgen voor de nieuwe taken. Deze middelen voor de nieuwe taken maken onderdeel uit van het Sociaal deelfonds en hebben een wettelijke bestedingsverplichting voor de 3 D’s. Dit budget moet nog “verdeeld” worden over deze nieuwe Wmo taken. Deze verdeling is met name op dit moment nog lastig, omdat een aantal gegevens op het moment van schrijven van dit beleidsplan nog niet bekend is. Pas in augustus 2014 worden de BSN gegevens van onze nieuwe cliënten bekend en krijgen we meer zicht op de kosten voor bijvoorbeeld de begeleiding. Om zicht hierop te krijgen worden ook gesprekken met aanbieders gevoerd in het bestuurlijk aanbestedingstraject. Het is daarom op dit moment nog niet mogelijk om een gespecificeerde financiële vertaalslag per product te maken. In onderstaande verdeling hebben we de procentuele macroverdeling over de nieuwe taken vertaald naar Katwijk. Dit betekent dat het een globale raming is die nog nader gespecificeerd moet worden. Het budget voor de nieuwe taken in 2015 is gebaseerd op historische gegevens. Vanaf 2016 wordt het budget verdeeld op basis van een objectief verdeelmodel. Daarom is in dit beleidsplan alleen 2015 opgenomen. Budget nieuwe en bestaande taken 2015
42
43
Actiepunten: 1. Nadere gespecificeerde doorrekening maken wanneer de BSN nummers beschikbaar zijn. 2. Nadere verdeling van het Wmo budget wordt vermeld in de najaarsrapportage 2014.
44
Bijlage 1 Begrippenlijst Algemene voorzieningen: “een aanbod van diensten of activiteiten dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften , persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers , toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie , of op opvang”. Dit zijn voorzieningen die zonder indicatie toegankelijk zijn. Dit kan bijvoorbeeld een activiteit van een vereniging of stichting zijn. Welzijnsvoorzieningen zijn bij uitstek algemene voorzieningen. Algemeen gebruikelijke voorzieningen : dit zijn producten die ook voor iemand zonder beperkingen tot het normale aanschaffingspatroon behoren en te koop zijn in ‘gewone’ winkels. Basisvoorzieningen: hier gaat het om voorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn; bijvoorbeeld peuterspeelzalen, scholen, gezondheidscentra etc. Basisvoorzieningen zijn voorzieningen waarvan de gemeente heeft besloten dat zij in Katwijk aanwezig dienen te zijn. Veelal gaat het om gebouwen of infrastructuur van onderwijs, sport, cultuur en medische zorg CIZ:Centrum indicatiestelling zorg Collectieve voorzieningen: voorzieningen die individueel worden verstrekt maar die toch door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. Dagbesteding met zorg is veelal collectief georganiseerd. Extramurale zorg: zorg die beschikbaar is voor mensen die zelfstandig wonen. Gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten geacht worden elkaar te bieden GGZ: Geestelijke gezondheidszorg. Een deelgebied binnen de gezondheidszorg dat behandeling, begeleiding en verzorging biedt aan mensen met psychische problemen, evenals preventie. Huishoudelijke hulp: schoonmaken van een woning. Binnen de huishoudelijke hulp (HH) wordt nu onderscheid gemaakt tussen HH1 en HH2: HH1: Het gaat hier om schoonmaakwerk waarbij de cliënt zelf de regie voert op zijn huishouden. HH2: Het gaat hier om schoonmaakwerk en regievoering op het huishouden van de cliënt. Inclusief beleid: beleid dat rekening houdt met de verschillende mogelijkheden en beperkingen van mensen. Het resultaat van een inclusieve benadering is dat algemene voorzieningen ook beschikbaar zijn voor mensen met een beperking. Indicatie: besluit waarin is vastgelegd of iemand recht heeft op zorg. Als dat het geval is, is ook vermeld hoeveel zorg deze persoon krijgt en voor welke periode. Intramurale zorg: ook wel residentiële zorg genoemd. Zorg die verleend wordt aan mensen die langer dan 24 uur in een instelling verblijven. Kanteling: werkwijze/proces waarbij de omslag van claim- en aanbodgericht werken naar vraag- en resultaatgericht werken centraal staat. Centrale doelstelling is het stimuleren van participatie en zelfredzaamheid van alle burgers. Het vraag- en resultaatgericht werken krijgt o.a. vorm in een keukentafelgesprek. Keukentafelgesprek: uitgebreid gesprek om te onderzoeken wat de mogelijkheden en problemen zijn op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Bij een keukentafelgesprek wordt daarvoor samen naar een oplossing gezocht.
45
Kortdurend verblijf (AWBZ): logeren gedurende maximaal drie etmalen per week in een AWBZ instelling. Het gaat om inwoners die permanent toezicht nodig hebben. Ook is er een noodzaak tot ontlasting van de mantelzorger die permanent toezicht houdt. Maatschappelijke opvang: het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die door een of meer problemen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Maatwerkvoorziening: “op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie en/of beschermd wonen en opvang”. Het gaat om een individuele voorziening waar een indicatie voor nodig is. Mantelzorger: iemand die langdurig en onbetaald zorgt voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende in zijn of haar omgeving. Nug- (ger) : Niet uitkerings gerechtigde. OGGZ:Openbare geestelijke gezondheidszorg Ondersteuning thuis: ondersteuning voor inwoners voor wie, naast de inzet vanuit de basis, extra ondersteuning thuis nodig is om zelfstandig te kunnen blijven functioneren. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om persoonlijke verzorging, individuele begeleiding en huishoudelijke hulp. Overgangsregeling met ‘zachte landing’: een overgang die geleidelijk verloopt van de oude situatie naar de nieuwe situatie waarbij passende ondersteuning wordt geboden aan de cliënt om zich de nieuwe situatie eigen te maken. Participatie: deelnemen aan het maatschappelijk verkeer Participatiewet: de Participatiewet voegt de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samen. Met de Participatiewet wil het kabinet bereiken dat zoveel mogelijk mensen deelnemen in de samenleving. Persoonlijke verzorging (AWBZ): het ondersteunen bij of het overnemen van lichaamsgebonden zorg, zoals wassen, aankleden, hulp bij eten, drinken of toiletgebruik. PGB: Persoonsgebonden budget. Een geldbedrag waarmee de cliënt zelf de zorg in kan kopen. Populatiebekostiging: het verstrekken van een budget aan een of meerdere instellingen voor het bedienen van een doelgroep of populatie. Toegang: Het proces vanaf het moment waarop de burger zich meldt (of wordt gemeld) bij de gemeente en/of het sociaal wijkteam met een ondersteuningsvraag, tot het bieden van passende ondersteuning. Wlz: Wet langdurige zorg. Het kabinet wil per 1 januari 2015 de nieuwe Wet langdurige zorg invoeren. Deze wet vervangt de huidige Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De Wlz is bedoeld voor kwetsbare ouderen en mensen met een beperking die blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid en/of permanent toezicht nodig hebben. Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning. Gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van alle burgers. Wsw: Wet sociale werkvoorziening. Regelt de verplichting van gemeenten om mensen, die vanwege hun beperking niet aan werk kunnen komen, de mogelijkheid te bieden onder aangepaste omstandigheden te werken.
46
Zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Zelf Redzaamheid Matrix (ZRM) : een instrument waarmee de mate van zelfredzaamheid van cliënten kan worden beoordeeld. De ZRM concretiseert zelfredzaamheid op de volgende leefgebieden: inkomen, dagbesteding, huisvesting, gezinsrelaties, geestelijke gezondheidszorg, fysieke gezondheid, verslaving, vaardigheden bij activiteiten van het dagelijks leven (ADL), sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie. Per leefgebied is aangegeven welke feitelijke omstandigheden bij welk niveau van zelfredzaamheid horen. Het instrument kan worden gebruikt in verschillende fases van de ondersteuning of hulpverlening (intake-, voortgangs-, uitstroomgesprek) om een beeld van de zelfredzaamheid op alle levensdomeinen te krijgen. Dit kan eenmalig gebeuren, maar ook periodiek, om inzicht te krijgen in de vooruitgang die is geboekt. Cliënt en hulpverlener lopen samen alle leefgebieden langs. ZZP: Zorgzwaarte Pakket. Intramurale AWBZ indicaties worden uitgedrukt in een ZZP. Een ZZP geeft de zwaarte van een pakket van zorg aan met daaraan gekoppeld een budget. Zvw: Zorgverzekeringswet
47
Bijlage 2 Samenvattend verslag bijeenkomst cliëntenraden 22 juli Inleidend Op 22 juli jl. vond in het gemeentehuis van Katwijk een bijeenkomst plaats waar WMO-cliënten en/of hun vertegenwoordigers met de gemeente van gedachten konden wisselen over de nieuwe WMO. In deze brief geven wij u, zoals beloofd, een terugkoppeling van deze avond. Er waren op deze avond niet alleen cliënten van de WMO aanwezig, maar ook enkele huisartsen, mantelzorgers en medewerkers van de thuiszorg. In deze samenvatting zullen we vooral de door hen genoemde zaken laten terugkomen die voor de ontwikkeling van het WMO-beleid van belang zijn. Voor de volledigheid hebben we voor u echter ook de gedetailleerde notulen van de 4 gespreksgroepjes als bijlagen bijgevoegd. De avond ging van start met een plenaire bijeenkomst, waarin de nieuwe gemeentelijke WMO-taken kort werden toegelicht. Daarna gingen de aanwezigen in 4 groepen uiteen en werd aan de hand van een drietal vragen gesproken over de nieuwe WMO. We zullen een samenvatting van de gemaakte opmerkingen geven aan de hand van deze drie vragen. Vraag 1. De WMO gaat uit van uw eigen kracht en die van mensen in uw omgeving die u kunnen helpen. Is dat in het geval van uzelf/uw cliënten mogelijk? Eigen kracht is een groot goed, maar in verschillende groepen wordt door zorgverleners genoemd dat als men eenmaal in zorg komt de eigen kracht in feite al een gepasseerd station is. Het is daarnaast volgens de aanwezigen vaak niet mogelijk om een beroep te doen op het sociaal vangnet, als dit er al is. Niet iedereen heeft immers kinderen. De buren van ouderen zijn zelf vaak ook hulpbehoevend. Ook mensen met een verstandelijke beperking hebben lang niet allemaal een netwerk. Er wordt in alle groepen door de aanwezigen gesproken over overbelasting van mantelzorgers. Onder de mantelzorgers zelf vindt ook vergrijzing plaats. Gevraagd wordt om een norm voor wat nog acceptabel is als het gaat om het aantal uren geleverde mantelzorg. Oplossingen ziet men ook en wel in het creëren van een vangnet van vrijwilligers voor cliënten bij wie geen netwerk aanwezig is. Ook zouden WWB-ers kunnen worden ingezet. Mogelijk kan het bedrijfsleven worden aangesproken op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid en zou het diensten kunnen bieden als administratieve ondersteuning. Ook communicatie zou kunnen helpen: mobiliseer de hele gemeente en maak concreet welke vrijwilligers er nodig zijn.
Vraag 2. De WMO gaat ervan uit dat u uw eigen ondersteuningsplan (samen met uw omgeving) kunt maken. Hoe ziet dat er volgens u uit in de praktijk? Er bestaat bij cliënten en organisaties nog veel onduidelijkheid over de keukentafelgesprekken en hoe die eruit gaan zien. Het intake-gesprek behoeft veel kennis en ervaring. Aan de hand van voorbeelden geeft een aantal aanwezigen aan dat de huidige bejegening vanuit de gemeente richting cliënten moet worden verbeterd, want zoals dit nu gaat geeft het weinig vertrouwen voor de toekomst. Waardering voor zorgverleners en mantelzorgers/vrijwilligers is hierbij een aandachtspunt. De bureaucratie moet worden teruggedrongen en ondersteuningsplannen moeten tussen partijen kunnen worden uitgewisseld. Mantelzorgers moeten bij het ondersteuningsplan worden betrokken, waar dit nog niet gebeurt. Mensen geven vaak te laat aan dat zij zorg behoeven, zij bagatelliseren de problematiek, willen zich niet laten kennen. Instellingen zouden graag zien dat mensen in een vroeger stadium een ondersteuningsplan maken en hier hun behoefte in vastleggen. Ondersteuning kan uit vele hoeken komen. En waar er gaten vallen zou de overheid de ondersteuning moeten invullen. De gemeente zou een enquête kunnen uitzetten
48
onder burgers om de een beeld te krijgen van de ondersteuningsbehoefte (van o.a. mantelzorgers) in Katwijk.
Vraag 3. De WMO wil de ondersteuning dichter bij de burgers brengen door het bij de gemeente onder te brengen. Wat zijn uw ideeën over hoe we dit samen goed kunnen organiseren? De aanwezigen geven aan dat nabijheid en toegankelijkheid van belang zijn. Wees als gemeente dichtbij de burger aanwezig, werk wijkgericht. Ga als wijkteam bijvoorbeeld met een zorgbus op pad de wijk in. Zorg voor vrije inloop-loketten ivm de ouderen en gehandicapten die zich niet digitaal kunnen/willen aanmelden. Maak 1 punt waar burgers en organisaties met hun ideeën terecht kunnen. Concrete ideeën worden ook genoemd. Dagbesteding hoeft niet altijd op de geijkte plaatsen. Het zou bijvoorbeeld ook kunnen in lege winkelpanden. Om gezamenlijk te kunnen optrekken moet je als gemeente eerlijk communiceren over wat er op burgers af komt per 1 januari. Er is een centraal punt nodig binnen de gemeente waar men terecht kan met vragen. Rond 21 uur werden de gespreksgroepen beëindigd en begaf men zich naar de hal voor een drankje. Veel aanwezigen hebben na afloop richting de gemeente hun waardering uitgesproken voor de organisatie van deze avond. Wij hebben op onze beurt de avond als zeer constructief en waardevol ervaren en we nemen de input uit de gespreksgroepen mee in ons WMO-beleid. Tot slot willen we nog benadrukken dat wij aanvullend op deze avond binnenkort ook met de groep mantelzorgers in gesprek zullen gaan.
49
Bijlage 3 Wijkscan Inleiding In de kaders voor het nieuwe Wmo-beleid staat opgenomen dat de gemeente Katwijk kiest voor een model waarbij de huidige expertise van het Team Zorg ingezet en behouden kan worden en er daarnaast gestart kan worden met een wijkgericht team. Door deze werkwijze kan ervaring opgedaan worden met de nieuwe werkwijze en een geleidelijke, weloverwogen overgang gemaakt worden naar de nieuwe situatie. De keuze voor het aantal teams dat in een gebied gerealiseerd kan worden moet nog definitief bepaald worden. Voorkeur gaat uit naar 2 a 3 teams, gezien de schaal van Katwijk en de financiële haalbaarheid. Dit moet nog nader onderzocht worden en afgestemd worden met de verschillende partners. Daaruit zal moeten blijken wat haalbaar is voor de schaal van Katwijk. Uitgangspunt is maximaal 3 teams. Deze analyse dient twee doelen: 1. Inzicht in de demografische opbouw en de te verwachten Wmo-vraag per wijk (5 wijken). 2. Op basis van de uitkomst van 1 een indeling van Katwijk te maken in verzorgingsgebieden voor wijkteam(s). Voor deze analyse zijn de volgende bronnen gebruikt: • • • •
50
CIZ, Op weg naar andere zorg WWB, Wmo per wijk, analyse uit de gemeentelijke applicatie van Sebastiaan Verkade GBA peildatum 1-1-2014 CBS kerncijfers wijken en buurten 2013
Inwoners per wijk en sociale regelingen In onderstaande tabel wordt het aantal inwoners per wijk en per leeftijdsgroep weergegeven. Bevolkingssamenstelling per wijk in 2014. Katwijk Katwijk Katwijk aan Leeftijd Noord aan Zee den Rijn Rijnsburg Valkenburg Totaal 0-3 694 788 706 681 323 3192 4-11 1343 1726 1357 1567 606 6599 12-17 949 1254 1106 1224 363 4896 18-23 1089 1150 1184 1176 351 4950 24-54 5658 6401 5323 6004 2197 25583 55-64 1848 1782 1624 1821 488 7563 65-74 1228 1522 1365 1374 380 5869 75-84 567 790 880 696 185 3118 85+ 170 229 360 193 39 991 totaal 13546 15642 13905 14736 4932 62761 Bron: GBA peildatum 1-1-2014
Katwijk aan Zee telt het grootste aantal inwoners met 15.642 inwoners. Rijnsburg, Katwijk aan den Rijn en Katwijk Noord komen er vlak achteraan met 13.546 tot 14.736 inwoners. Valkenburg telt bijna 5.000 inwoners en is daarmee de kleinste wijk. De vergrijzing in de wijken is ongeveer vergelijkbaar: In Katwijk Noord is ruim 14,5% 65 jaar of ouder. In Katwijk aan Zee is dat ruim 16,2%, Katwijk aan den Rijn 18,7%, Rijnsburg 15,4% en Valkenburg 12,2%. Gemiddeld is in 2014 15,9% van de inwoners 65 jaar of ouder. Daarbij moet wel worden aangetekend dat in de groep 65 plussers ook de inwoners van verzorgings- en verpleeghuizen zijn meegenomen. Mogelijk is dat een verklaring voor het lage percentage ouderen in Valkenburg, waar geen verzorgings- of verpleeghuis staat.
51
Gebruik sociale regelingen In onderstaande tabel staat het aantal mensen dat gebruik maakt van een sociale regeling per wijk in het jaar 2013. Hierin zijn niet de sociale regelingen Wmo, WWB en Bijzondere Bijstand meegenomen. Deze worden later in deze analyse geanalyseerd. Ook de cijfers over gebruik van AWBZvoorzieningen wordt verderop nader geanalyseerd. sociale regelingen WAO uitkering WIA uitkering WAZ uitkering WAJONG uitkering WW uitkering indicatie WSW wachtlijst WSW dienstbetrekking WSW regulier dienstverband WSW Ziektewet kind in speciaal onderwijs kind met 'rugzakje' tegemoetkoming chronisch zieken compensatie eigen risico aftrek bijzondere ziektekosten Wet schuldsanering
Katwijk aan Katwijk aan Katwijk Noord de Rijn Zee Rijnsburg Valkenburg 270 140 220 220 65 95 45 80 80 25 10 0 29 25 0 115 80 150 100 25 335 120 210 285 95 75 30 35 35 0 35 10 15 20 0 80 50 40 50 0 0 0 0 0 0 150 60 100 115 30 125 45 95 110 35 45 15 25 40 20 1335 740 1690 1450 350 1375 725 1700 1335 355 545 305 695 565 160 15 10 0 0 0
Op de meeste onderdelen scoort Katwijk Noord het hoogst. Daar worden de meeste uitkeringen ontvangen, wordt het meest gebruik gemaakt van WSW en zitten de meeste mensen in de ziektewet. Op het gebied van tegemoetkomingen chronische ziekten en compensatie eigen risico wonen de meeste mensen die daar gebruik van maken in Katwijk aan Zee.
52
Huidige cliënten WMO, WWB en Bijzondere Bijstand Om inzicht te hebben in de omvang en de aard van de vraag die te verwachten is in de wijkteams, is het van belang te weten van welke voorzieningen inwoners van de Katwijkse wijken nu gebruik maken. Hieronder is daarom per wijk aangegeven hoeveel voorzieningen Wmo, WWB of Bijzondere Bijstand per wijk zijn verstrekt. Dit zijn niet het aantal cliënten aangezien sommige cliënten meer dan één voorziening ontvangen. De dubbellingen worden verderop in dit hoofdstuk per wijk toegelicht.
Aantallen WWB, Wmo en Bijzondere bijstand per wijk 800 681
700
613
600
533
488
500 400 300
229
252
258 246
200 100
75
120 129 24
96 21
17
0 Katwijk aan Zee
Katwijk ad Rijn WWB
Katwijk Noord Bijzondere bijstand
Rijnsburg
Valkenburg
Wmo
In dit overzicht vallen een aantal zaken op: Ten eerste het lage aantal WWB en Bijzondere bijstandsvoorzieningen in Katwijk aan Zee terwijl dit de grootste wijk is. Ten tweede valt het lage aantal Wmo voorzieningen in Katwijk Noord op. Ruim minder dan Katwijk aan Zee, Katwijk aan den Rijn en Rijnsburg terwijl die wijken qua inwoneraantal niet heel ver uiteen liggen. Ten slotte valt op dat Valkenburg van alle voorzieningen opvallend laag is. Valkenburg is qua inwoneraantal ongeveer 1/3de deel van de andere wijken, maar het aantal verstrekte voorzieningen is veel minder dan 1/3de van de andere wijken. In onderstaande overzichten is per wijk een beeld gecreëerd van de verschillende voorzieningen die op dit moment aan onze cliënten worden verstrekt. De tabel laat de overlap zien van de voorzieningen WWB, WMO (bestaande uit Huishoudelijke hulp, Woonvoorzieningen, Rolstoelvoorzieningen en Vervoervoorzieningen) en Bijzondere bijstand binnen onze gemeentelijke applicatie. Katwijk aan Zee In Katwijk aan Zee zijn er momenteel 772 unieke cliënten die een, twee of alle drie de voorzieningen hebben. Van deze 772 cliënten hebben er 30 cliënten alleen een WWB uitkering, 653 cliënten hebben alleen een WMO voorziening en 24 cliënten alleen Bijzonder bijstand. 53
2 cliënten hebben een WWB uitkering en een WMO voorziening, 37 cliënten hebben zowel een WWB uitkering als Bijzondere bijstand en 20 cliënten hebben Bijzondere bijstand en een WMO voorziening. Slechts 6 cliënten maken gebruik van alle drie de voorzieningen.
Totaal
772
1 soort voorziening WWB
30
WMO
653
Bijzondere bijstand
24
2 soorten voorzieningen WWB + WMO
2
WWB + Bijzondere bijstand
37
Bijzondere bijstand + WMO
20
3 soorten voorzieningen Alle 3
6
Bron gemeentelijke applicatie 28-03-2014
Katwijk Noord E zijn in Katwijk Noord momenteel 800 unieke cliënten die een, twee of alle drie de voorzieningen hebben. Van deze 800 cliënten hebben er 101 cliënten alleen een WWB uitkering, 453 cliënten hebben alleen een WMO voorziening en 64 cliënten alleen Bijzondere bijstand. 0 Cliënten hebben een WWB uitkering en een WMO voorziening, 147 cliënten hebben zowel een WWB uitkering als Bijzondere bijstand en 25 cliënten hebben Bijzondere bijstand en een WMO voorziening. Slechts 10 cliënten maken gebruik van alle drie de voorzieningen.
54
Totaal
800
1 soort voorziening WWB
101
WMO
453
Bijzondere bijstand
64
2 soorten voorzieningen WWB + WMO
0
WWB + Bijzondere bijstand
147
Bijzondere bijstand + WMO
25
3 soorten voorzieningen Alle 3
10
Bron gemeentelijke applicatie 28-03-2014
Katwijk aan den Rijn Er zijn in Katwijk aan den Rijn momenteel 918 unieke cliënten die een, twee of alle drie de voorzieningen hebben. Van deze 918 cliënten hebben er 101 cliënten alleen een WWB uitkering, 564 cliënten hebben alleen een WMO voorziening en 87 cliënten alleen Bijzonder bijstand. 1 cliënten hebben een WWB uitkering en een WMO voorziening, 117 cliënten hebben zowel een WWB uitkering als Bijzondere bijstand en 38 cliënten hebben Bijzondere bijstand en een WMO voorziening. Slechts 10 cliënten maken gebruik van alle drie de voorzieningen.
Totaal
55
918
1 soort voorziening WWB
101
WMO
564
Bijzondere bijstand
87
2 soorten voorzieningen WWB + WMO
1
WWB + Bijzondere bijstand
117
Bijzondere bijstand + WMO
38
3 soorten voorzieningen Alle 3
10
Bron gemeentelijke applicatie 28-03-2014
Rijnsburg Er zijn in Rijnsburg momenteel 682 unieke cliënten die een, twee of alle drie de voorzieningen hebben. Van deze 682 cliënten hebben er 52 cliënten alleen een WWB uitkering, 498 cliënten hebben alleen een WMO voorziening en 36 cliënten alleen Bijzonder bijstand. 3 cliënten hebben een WWB uitkering en een WMO voorziening, 61 cliënten hebben zowel een WWB uitkering als Bijzondere bijstand en 28 cliënten hebben Bijzondere bijstand en een WMO voorziening. Slechts 4 cliënten maken gebruik van alle drie de voorzieningen.
56
Totaal
682
1 soort voorziening WWB
52
WMO
498
Bijzondere bijstand
36
2 soorten voorzieningen WWB + WMO
3
WWB + Bijzondere bijstand
61
Bijzondere bijstand + WMO
28
3 soorten voorzieningen Alle 3
4
Bron gemeentelijke applicatie 28-03-2014
Valkenburg Er zijn in Valkenburg momenteel 123 unieke cliënten die een, twee of alle drie de voorzieningen hebben. Van deze 123 cliënten hebben er 12 cliënten alleen een WWB uitkering, 94 cliënten hebben alleen een WMO voorziening en 6 cliënten alleen Bijzonder bijstand. 0 cliënten hebben een WWB uitkering en een WMO voorziening, 9 cliënten hebben zowel een WWB uitkering als Bijzondere bijstand en 2 cliënten hebben Bijzondere bijstand en een WMO voorziening. Slechts 0 cliënten maken gebruik van alle drie de voorzieningen.
57
Totaal
123
1 soort voorziening WWB
12
WMO
94
Bijzondere bijstand
6
2 soorten voorzieningen WWB + WMO
0
WWB + Bijzondere bijstand
9
Bijzondere bijstand + WMO
2
3 soorten voorzieningen Alle 3
0
Bron gemeentelijke applicatie 28-03-2014
Nieuwe cliënten voor de Wmo Per 1 januari wordt de gemeente verantwoordelijk voor de begeleiding en kortdurend verblijf, wat nu nog onder de AWBZ valt. Ook Persoonlijke Verzorging valt dan niet meer onder de AWBZ, maar komt niet naar de gemeente toe, maar naar de zorgverzekeraars. Hieronder volgt daarom een overzicht van alle inwoners van Katwijk aan Zee die per 1 juli 2013 een extramurale indicatie voor AWBZ-zorg met begeleiding, persoonlijke verzorging en of kortdurend verblijf hadden. 4 Persoonlijke verzorging is daarin bewust wel meegenomen omdat dit weliswaar niet door de gemeente geleverd wordt, maar wel in veel gevallen onderdeel zal zijn van een arrangement dat het wijkteam zal kunnen aanbieden. Functiecategorie PV-sec PV + VP
Katwijk Katwijk aan Katwijk Noord den Rijn aan Zee Rijnsburg Valkenburg Totaal 590 110 92,5 227,5 130 25 145 30 20 55 30 5
Vanwege de verdeling van ‘Katwijk Midden over Katwijk aan den Rijn en Katwijk aan Zee is in sommige categorieën een ‘halve’ cliënt geteld.
4
58
PV + BH (+VP) BGI-sec BGI + PV BGG-sec BGG + PV BGI + BGG (sec) BGI + BGG + PV BG + VP/BH (+PV) KVB (+BGI/BGG/PV/VP/BH) PTZ Totaal
x 55 15 10 5 5 5 10 x 5 250
x 40 5 17,5 7,5 7,5 x x x x 190
x 45 5 22,5 12,5 2,5 5 10 x x 385
x x 185 10 45 x 75 x 40 x 30 x 30 x 40 x 15 x 20 x 40 1.215
x 25 10 15 5 5 5 10 x x 235
In de tabel zijn de functiecategorieën waar begeleiding en/of kortdurend verblijf onderdeel van uitmaakt lichtgroen gearceerd. In totaal gaat het in Katwijk om 1215 mensen met een extramurale indicatie voor AWBZ-zorg met begeleiding, persoonlijke verzorging en of kortdurend verblijf. Daarvan zijn 460 mensen die een indicatie hebben waar begeleiding onderdeel van uitmaakt *groen gearceerd in de tabel). Daarvan wonen 105 in Katwijk Noord, 78 in Katwijk aan den Rijn, 102 in Katwijk aan Zee, 75 in Rijnsburg en 10 in Valkenburg. Het volgende valt verder op in deze tabel: •
Katwijk Noord kent het hoogste aantal cliënten met begeleiding, terwijl Katwijk Noord niet de grootste wijk van Katwijk is. • In Valkenburg ontvangen slechts 10 mensen begeleiding, en alle 10 op individueel niveau. Grondslag voor de indicaties Of iemand persoonlijke verzorging ontvangt of begeleiding zegt nog niets over de grondslag waarop deze indicatie is gebaseerd. Begeleiding kan zowel op psychogeriatrische grondslag worden gegeven als op Psychische grondslag. Hieronder wordt daarom het aantal personen per grondslag voor extramurale zorg weergegeven voor de wijken van Katwijk: Grondslag Somatische aandoening/ziekte Psychogeriatrische aandoening/ziekte Psychiatrische aandoening/ziekte Lichamelijke handicap Verstandelijke handicap Zintuiglijke handicap Onbekend Totaal
Katwijk Katwijk aan Katwijk Noord den Rijn aan Zee
Rijnsburg Valkenburg
Totaal
160
125
295
170
35
790
10
10
20
10
5
60
45 20 25 x x 260
32,5 12,5 25 x x 205
42,5 22,5 25 x x 405
30 15 20 x x 245
10 165 x 80 x 110 x 10 x x 50 1.215
Opvallend in bovenstaande tabel is dat Katwijk aan Zee veruit de meeste inwoners met een extramurale indicatie op somatische grondslag kent. Hoewel Katwijk aan Zee de grootste wijk is, is het inwoneraantal ook weer niet zoveel hoger dat dit deze verschillen verklaart. Katwijk Noord en 59
Katwijk aan Zee hebben beide aanzienlijk meer inwoners met een psychiatrische aandoening en/of ziekte. Begeleiding Individueel en Begeleiding Groep De gemeente wordt vanaf 2015 verantwoordelijk voor de begeleiding. Het is dan van belang om te weten om hoeveel mensen dat dan gaat, of het individuele of groepsbegeleiding betreft en wat de grondslag voor de begeleiding is. In de tabellen hieronder staat dat uitgewerkt. Aantal cliënten met een indicatie met Begeleiding individueel en het gemiddelde aantal uren Begeleiding individueel per week op 1 juli 2013 Katwijk per dominante grondslag. Katwijk Noord Grondslag Somatische aandoening/ziekte Psychogeriatrische aandoening/ziekte Psychiatrische aandoening/ziekte Lichamelijke handicap Verstandelijke handicap
Aant. Cliënten
Katwijk aan Zee
Katwijk ad Rijn
gem. aant. Aant. uren Cliënten
Rijnsburg gem. aant. Aant. uren Cliënten
gem. aant. Aant. uren Cliënten
Valkenburg gem. aant. Aant. uren Cliënten
Totaal gem. aant. Aant. uren Cliënten
gem. tot. aant. aant. uren Uren
10
4,6
10
1,8
0
0
5
1,8
0
0
25
2,8
70
0
0
10
1,4
0
0
5
1,3
0
0
35
1,4
49
40
2,8
32,5
2,6
27,5
2,3
20
3,8
5
3,4
135
2,8
378
10
2,7
5
4,6
0
0
5
2,3
0
0
30
3,3
99
20
4
20
4,3
25
4,0
20
3,7
0
0
95
4,0
380
Zintuiglijke handicap
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
10
4,2
42
Onbekend
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Totaal
60
80
77,5
52,5
55
5
330
1018
Aantal cliënten met een indicatie met Begeleiding groep en het gemiddelde aantal dagdelen Begeleiding groep per week op 1 juli 2013 in Katwijk per dominante grondslag.
Katwijk Noord
Grondslag
Katwijk aan Zee
Katwijk ad Rijn
gem. aant. Aant. dagd. Cliënten
Aant. Cliënten
Rijnsburg
gem. aant. Aant. dagd. Cliënten
gem. aant. Aant. dagd. Cliënten
Valkenburg gem. aant. Aant. dagd. Cliënten
Totaal gem. aant. Aant. dagd. Cliënten
gem. tot. aant. aant. dagd. dagd
Somatische aandoening/ziekte
5
5,5
20
5,2
10
4,9
10
4,3
0
0
45
5,0
Psychogeriatrische aandoening/ziekte
5
6,2
15
6,7
5
7,4
10
6,4
5
6,2
45
6,3 283,5
Psychiatrische aandoening/ziekte
10
5
7,5
6,1
7,5
4,9
10
4,2
0
0
45
5,1 229,5
Lichamelijke handicap
10
5,3
5
6,6
5
4,7
5
4,7
0
0
35
4,8
Verstandelijke handicap
5
5
10
7,7
5
7,3
5
7,7
0
0
35
6,9 241,5
Zintuiglijke handicap
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
5
Onbekend
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Totaal
35
57,5
32,5
40
5
205
Omdat het CIZ in haar publicaties per wijk een aantal van 1 t/m 4 cliënten niet weergeeft in verband met de privacy en omdat in geen enkele wijk blijkbaar meer dan 4 mensen op 1 juli 2013 een indicatie voor kortdurend verblijf hadden, is slechts een cijfer voor de gehele gemeente bekend:
KVB (+BGI/BGG/PV/VP/BH)
1 juli 2013 15
Onduidelijk is nog of dit al het kortdurend verblijf is dat in Katwijk voorkomt en straks door de gemeente moet worden gefinancierd.
61
168
21,5
-
Kortdurend Verblijf
Functiecategorie
4,3
225
1169
Gevolgen van de extramuralisering voor de wmo Al sinds 2013 vindt er in Nederland een proces van extramuralisering plaats. Mensen met een lager zorgzwaartepakket (ZZP) komen niet langer in aanmerking voor een plek in een intramurale voorziening. Het gaat om de lagere ZZP’s in de Verpleging en Verzorging (vooral ouderen in de categorie verzorgingshuis), Verstandelijk Gehandicapt, Lichamelijk gehandicapt en De Geestelijke Gezondheidszorg. In onderstaande tabel worden voor de hele gemeente huidige (nog intramurale) indicaties weergegeven die geëxtramuraliseerd worden. Aantal indicaties voor intramurale zorg in de categorieën die geëxtramuraliseerd worden, peildatum 1 juli 2013 Zorgcategorie VV01 VV02 VV03 VV04 Totaal VV VG01 VG02 VG03 (50%) Totaal VG LG01 GGZ01C GGZ02C GGZ03C Totaal GGZ
Gehele gemeente Katwijk Aant. indicaties 15 35 80 90 220 5 30 38 73 x 0 15 30 45
Omdat het intramurale indicaties zijn is van deze gegevens voor de toekomst na de extramuralisering geen wijkindeling te maken. De wijken waar deze mensen wonen zijn immers de wijken waar de intramurale voorzieningen zijn. Bovendien blijven deze mensen gewoon recht houden op intramurale zorg. Er komen alleen geen nieuwe intramurale cliënten in deze categorieën. We zouden er vanuit kunnen gaan dat de verschillende categorieën naar rato van het aantal inwoners verdeeld over Katwijk zullen wonen. Dat leidt dan tot de volgende verdeling:
62
Aantal indicaties voor te extramuraliseren zorg per wijk per 1-7-2013 bij gelijke verdeling over de wijken. Katwijk aan Katwijk aan Zorgcategorie Katwijk Noord den Rijn Zee Rijnsburg Valkenburg VV01 3,24 3,74 3,32 3,52 1,18 VV02 7,55 8,72 7,75 8,22 2,75 VV03 17,27 19,94 17,72 18,78 6,29 VV04 19,43 22,43 19,94 21,13 7,07 Totaal VV 47.49 58.83 48.73 51.65 17.29 VG01 1,08 1,25 1,11 1,17 0,39 VG02 6,48 7,48 6,65 7,04 2,36 VG03 (50%) 8,09 9,35 8,31 8,80 2,95 Totaal VG 15.65 18.08 16.07 17.01 8.42 GGZ01C 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 GGZ02C 3,24 3,74 3,32 3,52 1,18 GGZ03C 6,48 7,48 6,65 7,04 2,36 Totaal GGZ 9.72 11.22 9.97 10.56 3.54 Hierdoor krijgen we een indruk van het aantal mensen per wijk dat nu een intramurale indicatie heeft, maar vanaf 2013 die niet meer krijgt. De getallen in deze tabel geven dus weer hoeveel mensen per wijk verwacht kunnen worden die zorg nodig hebben op het niveau van een verzorgingshuis (VV) of een intramurale instelling (VG en GGZ). Meer dan een richting geeft het echter niet. Het is niet waarschijnlijk dat de verdeling van mensen met intramurale indicaties gelijk opgaat met de inwoneraantallen van de vijf wijken.
63
Wijkbarometer De gemeente Katwijk heeft in 2012 een wijkbarometer laten opstellen. De wijkbarometer kent een heleboel vragen over heel veel onderwerpen. Per onderwerp is er een aantal objectieve vragen en een aantal subjectieve vragen. Voor deze analyse zijn vooral de vragen over sociale cohesie, betrokkenheid van de buurt, veiligheid en zorg en welzijn van belang. De wijkbarometer zet de scores van de verschillende wijken tegen elkaar af. Daardoor ontstaat per vraag een rangorde in de wijken van Katwijk.
Katwijk Katwijk Katwijk Rijns Valken Noord ad R aZ burg burg Gem Sociale Bewoners in buurt hebben cohesie nauwelijks contact met elkaar, gemiddeld cijfer Prettige omgang mensen in buurt, gemiddeld cijfer (10-) Thuisvoelen in de buurt, gemiddeld cijfer (10-) Contact met andere buurtbewoners, gemiddeld cijfer (10-) Gelijke opvattingen over wat wel/niet kan in buurt, gemiddeld cijfer (10-) Subthema gemiddelde: Ranking
KN KR KZ
R
V
4,65
4,87
4,66
4,35
5,23
4,75
2
4
3
1
5
2,43
2,21
2,18
2,12
2,46
2,28
4
3
2
1
5
2,15
1,91
2,03
1,89
2,07
2,01
5
2
3
1
4
3,38
3,27
2,99
2,89
4,05
3,32
4
3
2
1
5
3,49
3,32
3,52
3,2
3,6
3,43
3 2 4 1 5 3,6 2,8 2,8 1 4,8 4 2,5 2,5 0,5 5
Op gebied van sociale cohesie valt op dat Valkenburg op bijna alle onderdelen het laagst scoort en Rijnsburg op alle onderdelen het hoogst. Het verschil tussen de vijf wijken is echter maar klein. Alleen op het onderdeel ‘contact met buurtbewoners’ scoort Valkenburg beduidend slechter dan de overige vier wijken.
Betrokke Actieve bewoners in de buurt, % nheid (100-) buurt Bewoners helpen elkaar in buurt, gemiddeld cijfer (10-) Deelname aan leuke dingen in de buurt, gemiddeld cijfer (10-) Betrokkenheid in buurt, gemiddeld cijfer (10-) Subthema gemiddelde: Ranking
KN
KR
KZ
R
V
gem
KN KR
KZ
R
V
79
69
79
77
73
75,4
4,5
1
4,5
3
2
2,82
2,66
2,53
2,65
3,34
2,8
4
3
1
2
5
3,5
3,11
2,91
3,15
3,74
3,28
4
2
1
3
5
3,06
2,89
2,64
2,75
3,38
2,94
2
5
2,5 3
4,25 5
4 3 1 4,1 2,2 1,8 2 5 8 4 2 1
Ook op Betrokkenheid van de buurt scoort Valkenburg op drie van de vier onderdelen het laagst van de vijf wijken. Rijnsburg scoort hier nooit als beste. Dat is opvallend aangezien de sociale cohesie wel het hoogst is in Rijnsburg. Hier valt op dat de cijfers van Katwijk aan den Rijn, Katwijk aan Zee en
64
Rijnsburg vergelijkbaar zijn met elkaar. Katwijk Noord en Valkenburg scoren op alle onderwerpen lager. Veili ghei d
Obje Woninginbraak objectief per ctief 1000 inwoners Diefstal af/ uit auto objectief per 1000 inwoners Geweldsdelicten objectief per 1000 inwoners Straatroof objectief per 1000 inwoners Beschadiging/vernieling auto objectief per 1000 inwoners Zedendelicten objectief per 1000 inwoners Overlast dronkenschap per 1000 inwoners Burenruzie per 1000 inwoners Geluidshinder per 1000 inwoners Jeugdoverlast per 1000 inwoners Overlast drugs per 1000 inwoners Diefstal brom-, snor, -fietsen objectief per 1000 inwoners Woonoverlast/burengerucht en relatieproblemen objectief per 1000 inwoners Vernieling objectief per 1000 inwoners Overvallen objectief per 1000 inwoners Meldingen overlast in openbare ruimte per 1000 inwoners
KN
KR
KZ
R
V
gem
0,98
2,4
1,83
4,79
2,92
2,59
1
2,42
2,4
1,03
1,42
1,35
1,72
6,58
2,48
5,96
3,58
2,47
0,15
0,09
0
0
3,65
3,4
5,82
0,53
0,74
0,37 1,71 12,5 8
KN KR
KZ
R
V
3
2
5
4
5
4
1
3
2
4,21
5
2
4
3
1
0
0,05
5
4
2
2
2
3,47
2,67
3,8
4
2
5
3
1
1,66
0,2
0,22
0,67
3
4
5
1
2
0,26 1,22
0,81 1,57
0,07 1,74
0,24 1,21
0,35 1,49
4 4
3 2
5 3
1 5
2 1
4,62
9,19
5,68
6,55
7,72
5
1
4
2
3
7,26
3,56
7,8
5,4
7,87
6,38
3
1
4
2
5
2,95
0,17
0,97
0,61
0,45
1,03
5
1
4
3
2
6,12
3,31
9,74
3,98
3,15
5,26
4
2
5
3
1
10,7 3
4,22
6,19
6,81
6,3
6,85
5
1
2
4
3
5,29
1,9
9,97
7,35
5,85
6,07
2
1
5
4
3
0
0
0,11
0,47
0
0,12
2
2
4
5
2
0,45
0,5
0,57
0,2
0,45
0,44
3
4
5
1
2
Qua objectieve veiligheid (geregistreerde feiten) is opvallend dat Katwijk Noord en Katwijk aan Zee beide op 6 onderdelen de laatste plaats innemen. Daar vinden dus, op die onderdelen, de meeste geregistreerde feiten plaats. Waar de cijfers geel zijn gearceerd is aangegeven in de Wijkbarometer dat dit voor die wijk een aandachtspunt is. Je ziet ook in de tabel dat die waarden sterk afwijken van de waarden in de andere wijken. Het gaat dan om: Katwijk Noord
Diefstal uit auto, geweldsdelicten, straatroof, geluidshinder, overlast drugs en woonoverlast/burengerucht
Katwijk aan den Rijn
Diefstal uit de auto en straatroof
Katwijk aan Zee
Geweldsdelicten, beschadiging/vernieling auto, zedendelicten, overlast dronkenschap, diefstal brom-, snor- en fietsen en vernieling
Rijnsburg
Woninginbraak en overvallen
65
Valkenburg
66
Geen aandachtspunten
Veilig heid
Subje ctief Fietsendiefstal, % komt (vaak) voor Diefstal uit autos, % komt (vaak) voor Beschadiging/vernieling aan of diefstal vanaf autos, % komt (vaak) voor
KN
KR
KZ
R
V
gem
KN
KR
KZ
R
V
50
33
30
30
39
36,4
5
3
1,5
1,5
4
30
22
17
22
27
23,6
5
2,5
1
2,5
4
49
41
42
39
41
42,4
5
2,5
4
1
2,5
Bedreiging, % komt (vaak) voor Lastigvallen op straat, % komt (vaak) voor Woninginbraak subjectief, % komt (vaak) voor Geweldsdelicten, % komt (vaak) voor
10
5
8
5
6
6,8
5
1,5
4
1,5
3
8
1
5
1
3
3,6
5
1,5
4
1,5
3
38
23
19
36
40
31,2
4
2
1
3
5
10
4
3
6
4
5,4
5
2,5
1
4
2,5
Straatroof, % komt (vaak) voor Overlast zwervers/daklozen, % komt (vaak) voor
2
3
1
1
0
1,4
4
5
2,5
2,5
1
7
3
1
3
2
3,2
5
3,5
1
3,5
2
Overlast buren, % komt (vaak) voor Geluidsoverlast horeca, % komt (vaak) voor Geluidsoverlast overig, % komt (vaak) voor Overlast groepen jongeren, % komt (vaak) voor Dronken mensen op straat, % komt (vaak) voor
1
1
1
1
1
1
3
3
3
3
3
3 24, 5
3
7
4
5
4,4
1,5
1,5
5
3
4
17
18,5
13,5
21
18,9
5
2
3
1
4
55
41
35
38
32
40,2
5
4
2
3
1
39
22
29
23
16
25,8
5
2
4
3
1
20
8
6
6
3
8,6
5
4
2,5
2,5
1
29 3,1 2
12
11
23
18
18,6
5
2
1
4
3
3,59
3,1
3,04
3,58
3,29
3
5
2
1
4
Drugsoverlast, % komt (vaak) voor Slechte verlichting, % komt (vaak) voor Veiligheid buurt, rapportcijfer (10-) Onveilig voelen (wel eens) in buurt, % ja
24
20
11
22
15
18,4
5
3
1
4
2
Onveilig in buurt, % vaak
0
9
20
5
21
11
1
3
4
2
5
Niet open doen (s avonds/s nachts) door onveiligheidsgevoel, % ja
19
16
17
32
33
23,4
3
1
2
4
5
20
12
17
17
12
15,6
5
1,5
3,5
3,5
1,5
16
16
15
16
19
16,4
3
3
1
3
5
15
10
17
24
10
15,2
3
1,5
4
5
1,5
7
10
14
21
11
12,6
1
2
4
5
3
1,1
1,25
1,37
1,46
1,4
1,32
1
2
3
5
4
Jongeren mogen elkaar ontmoeten op straat, gemiddeld cijfer (10-) Adequate reactie politie op problemen buurt, gemiddeld cijfer (10-)
3,2 8
3,18
3,44
3,23
2,03
3,03
4
2
5
3
1
4
3,59
3,71
3,67
3,35
3,66
5
2
4
3
1
Niet melden delicten bij politie door angst represailles, percentage
3,9 3
4,02
4,1
4,38
3,98
4,08
1 3,8 1
3 2,4 7
4 3,1 4
5
2
2,98
2,61
5
1
4
3
2
Omrijden/lopen in eigen buurt om onveilige plekken te vermijden, % ja Kinderen niet toestaan ergens naartoe te gaan buurt door onveiligheid, % ja Onveilig gevoel s avonds over straat lopen in de buurt, % ja Niet op gemak s avonds alleen thuis, % ja Overdag veilig voelen in buurt, gemiddeld cijfer (10-)
Subthema gemiddelde: Ranking
Subjectief scoort Katwijk Noord op de meeste onderdelen het laagst. Alle andere wijken scoren afwisselend op de andere onderdelen het laagst. Subjectief en objectief gezamenlijk genomen scoort Katwijk Noord ook het laagst. Overigens blijkt dat het veiligheidsgevoel in Katwijk, vergeleken met 67
heel Zuid-Holland én met andere plaatsen van 50.000 tot 100.000 inwoners op alle onderdelen positiever is (Waar staat je gemeente 2011). Zorg en welzijn
KN KR KZ R V gem KN Huisartsenpraktijk per 1000 inwoners (20-) 19,63 19,39 19,65 19,67 19,03 19,47 3 Therapiepraktijk per 1000 inwoners (20-) 19,7 19,56 19,77 19,8 19,76 19,72 2 Tandheelkundepraktijk per 1000 inwoners (20-) 19,7 19,48 19,71 19,73 19,76 19,68 2 Ouderenzorgaccomodati e per 1000 inwoners (20-) 20 19,91 19,83 19,93 19,76 19,89 5 Overige zorgaccomodatie per 1000 inwoners (20-) 19,55 19,65 19,65 20 19,76 19,72 1 Apotheken per 1000 inwoners (20-) 19,93 4,5 20 19,83 19,94 19,87 20 Afstand tot huisartsenpraktijk, km 0,84 1,4 0,72 0,8 0,7 0,6 5 Afstand tot ziekenhuis, 6 km 8,3 5,86 6,65 4,3 4,9 5 Subjectief Gezondheidszorgvoorzi eningen in gemeente, 2,51 gemiddeld cijfer (10-) 2,6 2,14 2,43 2,37 2,99 4 Welzijnsvoorzieningen (buurthuis/jongerencentr um) in gemeente, 3,77 gemiddeld cijfer (10-) 3,41 3,78 3,27 4,03 4,36 2 Gezondheidszorg in buurt, gemiddeld cijfer 2,79 1,5 (10-) 2,54 2,73 2,54 2,84 3,31 Welzijnsvoorzieningen (buurthuis/jongerencentr um) in buurt, gemiddeld 4,02 cijfer (10-) 3,31 4,2 3,73 4,35 4,51 1 Subthema gemiddelde: 3 Ranking 3
KR
KZ
R
V
2
4
5
1
1
4
5
3
1
3
4
5
3
2
4
1
3
2
5
4
1
3
2
4,5
3
4
2
1
3
4
1
2
1
3
2
5
3
1
4
5
3
1,5
4
5
3
2
4
5
2,25
2,79
3,5
3,46
1
2
5
4
Objectief
Op het gebied van zorg en welzijn valt op dat subjectief Valkenburg het laagst scoort, maar objectief Rijnsburg. Bij de meeste onderdelen van Zorg en Welzijn zijn de onderlinge afwijkingen van de wijken overigens niet groot. Alleen de afstand tot huisarts en Ziekenhuis is in Katwijk Noord beduidend hoger. De score op welzijnsvoorzieningen in de gemeente (subjectief) scoren Valkenburg en Rijnsburg betrekkelijk veel slechter dan de rest van de wijken.
68
Beschrijving per wijk De doelstelling van deze analyse is tot een beschrijving van de Wmo-vraag per wijk te komen en van daaruit naar een indeling van de gemeente in een aantal Wmo-gebieden. In de hoofdstukken hiervoor zijn verschillende onderwerpen in cijfers uitgedrukt. In dit hoofdstuk volgt per wijk een korte samenvatting, een beschrijving, van de Wmo-vraag per wijk. Katwijk aan Zee Inwoners
15.642
Aantal cliënten Wmo
681
Aantal cliënten WWB
75
Aantal cliënten Bijz. Bijstand
24
Aantal cliënten begeleiding
102
Geschat aantal mensen dat extramuraliseert
75,36
Katwijk aan Zee is de grootste wijk van de gemeente Katwijk. De bevolking in de wijk is niet meer of minder vergrijsd dan in de andere wijken. De leeftijdsgroep 65-74 is wel licht oververtegenwoordigd ten opzichte van de andere wijken, maar de oudste twee groepen zijn weer ondervertegenwoordigd. Voor wat betreft het gebruik van sociale regelingen is Katwijk aan Zee grotendeels vergelijkbaar met de andere wijken. Wel kent de wijk meer mensen met een WAJONG uitkering en een WW uitkering. Ook het aantal mensen met een tegemoetkoming chronische ziekten en/of compensatie eigen risico. Voor wat betreft het aantal cliënten van de huidige Wmo-voorzieningen is de wijk vergelijkbaar met andere wijken. Het aantal WWB cliënten is erg laag vergeleken bij Katwijk aan den Rijn en Katwijk Noord en ook nog flink lager dan in Rijnsburg. Wijken die qua aantal inwoners vergelijkbaar zijn. Bij het aantal cliënten bijzondere bijstand is dat verschil nog groter. Katwijk aan Zee heeft maar één tiende van het aantal cliënten bijzondere bijstand dat Katwijk aan den Rijn of Katwijk Noord hebben. Het aantal mensen dat een extramurale AWBZ indicatie heeft in Katwijk aan Zee is 385. Daarvan zijn ruim 283 mensen alleen voor PV, zonder begeleiding geïndiceerd. Dat is bijna twee keer zoveel als in Katwijk Noord of Katwijk aan den Rijn. Het aantal mensen dat momenteel AWBZ-begeleiding ontvangt is in Katwijk aan Zee 102. Dat is vergelijkbaar met Katwijk Noord en hoger dan Katwijk aan den Rijn en Rijnsburg. Daarin kan nog onderscheid gemaakt worden tussen individuele begeleiding en groepsbegeleiding. In Katwijk aan Zee zijn ca. 77 mensen met een indicatie voor individuele begeleiding en 57 voor groepsbegeleiding. Een aantal mensen hebben een indicatie voor zowel groepsbegeleiding als individuele begeleiding. Het aantal indicaties voor individuele begeleiding is in Katwijk aan Zee hoger dan in Rijnsburg of Katwijk aan den Rijn en vergelijkbaar met Katwijk Noord. Het aantal indicaties voor groepsbegeleiding is aanzienlijk hoger dan in de andere wijken.
69
Het aantal mensen met een extramurale indicatie met grondslag ‘Somatische aandoening’ is 295. Dat zijn ruim 100 mensen meer dan in de vergelijkbare wijken Katwijk aan den Rijn, Rijnsburg en Katwijk Noord. Voor wat betreft de andere grondslagen is Katwijk aan Zee vergelijkbaar met de andere wijken. Het aantal mensen dat extramurale zorg en/of ondersteuning nodig heeft groeit in de komende jaren waarschijnlijk nog door de extramuralisatie. Voor Katwijk aan Ze wordt geschat dat het gaat om bijna 50 mensen vanuit de VV, 16 VG en 10 GGZ. Dat is vergelijkbaar met de andere wijken. De wijkbarometer beschrijft Katwijk aan Zee als gemiddeld voor wat betreft sociale cohesie en betrokkenheid op de buurt. Op veiligheid (subjectief en objectief) scoort Katwijk aan Zee 4de van de vijf wijken. Dat komt vooral door de hoge score op geweldsdelicten, beschadiging van de auto, zedendelicten, overlast dronkenschap en diefstal van tweewielers. De kans is aanwezig dat deze cijfers vertekend worden door het feit dat in Katwijk aan Zee het (uitgaans)centrum is gevestigd. Katwijk Noord Inwoners
13.546
Aantal cliënten Wmo
488
Aantal cliënten WWB
258
Aantal cliënten Bijz. Bijstand
246
Aantal cliënten begeleiding
105
Geschat aantal mensen dat extramuraliseert
72,86
Katwijk Noord heeft 13.546 inwoners en is daarmee vergelijkbaar met Rijnsburg en Katwijk aan den Rijn. Katwijk aan Zee heeft iets meer inwoners. Katwijk Noord is minder vergrijsd dan de meeste andere wijken in Katwijk. 15,5% Van de inwoners is 65 jaar of ouder. Alleen Valkenburg kent een lager percentage 65 plussers. Voor wat betreft het gebruik van sociale regelingen scoort Katwijk Noord op veel onderdelen hoger dan de andere wijken. Er wonen meer mensen met een WAO, WIA, of WW uitkering. Zowel de indicatie WSW als de wachtlijst WSW kent in Katwijk Noord twee keer zoveel mensen als in de één van de andere wijken met een vergelijkbaar inwoneraantal. De wijk kent ook de meeste mensen (15) in de wet schuldsanering . Katwijk Noord kent aanzienlijk minder cliënten van de huidige Wmo-voorzieningen dan de andere drie wijken van vergelijkbare grootte. Valkenburg scoort procentueel nog lager. Het aantal voorzieningen WWB en bijzondere bijstand is vergelijkbaar met Katwijk aan den Rijn. Alle andere wijken hebben een ruim lager aantal cliënten in WWB en/of Bijzondere Bijstand. In 167 gevallen hebben maken mensen van zowel WWB als Bijzondere Bijstand gebruik. Het aantal mensen dat een extramurale AWBZ indicatie heeft in Katwijk Noord is 250. Dat is ruim minder dan in Katwijk aan Zee, maar meer dan in de andere wijken. Van de 250 extramurale 70
indicaties zijn er 105 met individuele of groepsbegeleiding. Dat is vergelijkbaar met Katwijk aan Zee, maar hoger dan Katwijk aan den Rijn en Rijnsburg. Er zijn 80 cliënten die individuele begeleiding ontvangen en 35 die groepsbegeleiding ontvangen. Hier zit maar weinig overlap tussen. Het aantal cliënten met individuele begeleiding is het hoogst van Katwijk, net iets hoger dan Katwijk aan Zee en ruim hoger dan Rijnsburg en Katwijk aan den Rijn. Het aantal mensen dat groepsbegeleiding ontvangt is vergelijkbaar met Rijnsburg en Katwijk aan den Rijn, maar lager dan Katwijk aan Zee. De grondslag voor de extramurale indicaties is in 160 gevallen somatisch. Dat is vergelijkbaar met Katwijk aan den Rijn en Rijnsburg. Ook het aantal indicaties op basis van andere grondslagen is vergelijkbaar met de andere wijken. De psychiatrische grondslag komt wel net iets meer voor dan in de andere wijken. Als de extramuralisatie plaatsvindt volgens een evenredige verdeling over de wijken, dan wordt voor Katwijk Noord verwacht dat het gaat om ca. 48 mensen VV, 16 VG en 10 GGZ. De wijkbarometer beschrijft Katwijk Noord op het gebied van sociale cohesie en betrokkenheid in de buurt als vierde van de vijf wijken, de afwijkingen van het gemiddelde zijn echter niet groot. Op het gebied van objectieve veiligheid neemt Katwijk Noord (net als Katwijk aan Zee) op 6 onderdelen de laatste plaats in. Speciale onderwerpen van aandacht voor Katwijk Noord zijn diefstal uit de auto, geweldsdelicten, straatroof, geluidshinder, overlast drugs en woonoverlast. Subjectief scoort Katwijk Noord ook op de meeste onderdelen het laagst, soms zelfs ruim slechter dan het gemiddelde. Katwijk Noord komt dan ook uit de wijkbarometer als de minst veilige wijk van de vijf wijken in de gemeente. Katwijk aan den Rijn Inwoners
13.905
Aantal cliënten Wmo
613
Aantal cliënten WWB
229
Aantal cliënten Bijz. Bijstand
252
Aantal cliënten begeleiding
78
Geschat aantal mensen dat extramuraliseert
88.13
Qua inwoneraantal is Katwijk aan den Rijn met 13.905 inwoners vergelijkbaar met Katwijk Noord en Rijnsburg en iets kleiner dan Katwijk aan Zee. De wijk is het sterkst vergrijsd van alle wijken van Katwijk. 18,7% van de inwoners is 65 jaar of ouder. Het gebruik van sociale regelingen in Katwijk aan den Rijn is over het algemeen lager dan in de andere wijken. Katwijk aan den Rijn kent het op één na hoogste aantal cliënten die gebruik maken van een huidige wmo-voorziening en is wat dat betreft vergelijkbaar met Katwijk aan Zee. Voor wat betreft het aantal mensen dat gebruik maakt van WWB en Bijzondere Bijstand is Katwijk aan den Rijn vergelijkbaar met 71
Katwijk Noord en dus hoog ten opzichte van de andere wijken. Katwijk aan den Rijn scoort op zowel Wmo als op WWB en Bijzondere Bijstand hoog en is daarmee gemiddeld over de drie voorzieningen de wijk met de meeste cliënten. Het aantal mensen met een extramurale AWBZ-indicatie in Katwijk aan den Rijn is 190. Dat is ruim minder dan in de wijken Katwijk aan Zee, Katwijk Noord en Rijnsburg, wijken van vergelijkbare grootte. Van de extramurale AWBZ indicaties zijn er 78 indicaties waar begeleiding onderdeel van uitmaakt. Dat is vergelijkbaar met het aantal indicaties met begeleiding in Rijnsburg (75) en behoorlijk minder dan in Katwijk aan Zee en Katwijk Noord. De indicaties met begeleiding zijn 52 indicaties voor individuele begeleiding en 32 voor groepsbegeleiding. Er zijn minder dan 10 mensen die een indicatie hebben voor zowel individuele als groepsbegeleiding. Zowel het aantal indicaties voor individuele als voor groepsbegeleiding zijn het laagst van de vier grote wijken, al is het verschil tussen Rijnsburg en Katwijk aan den Rijn voor individuele begeleiding niet groot. Qua grondslagen voor de extramurale indicaties zijn Katwijk aan den Rijn en Rijnsburg erg vergelijkbaar, behalve voor wat betreft de somatische grondslag. Katwijk aan den Rijn heeft veruit het minst aantal indicaties op somatische grondslag dan de andere drie grotere wijken (125). Als de extramuralisatie plaatsvindt volgens een evenredige verdeling over de wijken, dan wordt voor Katwijk aan den Rijn verwacht dat het gaat om ca. 59 mensen VV, 18 VG en 11 GGZ. De wijkbarometer beschrijft Katwijk aan den Rijn voor wat betreft de sociale cohesie als een gemiddelde wijk voor Katwijk. Op de meeste onderdelen wordt Katwijk aan den Rijn als tweede of derde van de vijf wijken gerangschikt. Alleen voor wat betreft het onderwerp “Bewoners in buurt hebben nauwelijks contact met elkaar” scoort Katwijk aan den Rijn als vierde van de vijf wijken. Ook op betrokkenheid in de buurt scoort Katwijk aan den Rijn steeds als tweede of derde wijk. Op het onderdeel “actieve bewoners in de buurt” scoort Katwijk aan den Rijn aanzienlijk hoger dan alle andere wijken. Op het gebied van objectieve veiligheid scoort Katwijk aan den Rijn op 5 van de 16 onderdelen het best, dat is meer dan de andere wijken. Katwijk aan den Rijn lijkt dus veiliger te zijn dan de andere wijken. Er zijn wel een paar aandachtspunten. Diefstal uit de auto en straatroof komen betrekkelijk ver bovengemiddeld voor in Katwijk aan den Rijn, maar nog steeds minder dan in Katwijk Noord. Niet alleen objectief, maar ook subjectief scoort Katwijk aan den Rijn het best op het gebied van veiligheid. Opvallend is wel dat als gevraagd wordt of men zich veilig voelt in de wijk, de score van Katwijk aan den Rijn het op één na hoogst van de gemeente is. De wijk is dus gemiddeld gezien het veiligst, maar men voelt dat niet altijd zo.
Rijnsburg Inwoners
14.736
Aantal cliënten Wmo
533
Aantal cliënten WWB
120
Aantal cliënten Bijz. Bijstand
129
72
Aantal cliënten begeleiding
75
Geschat aantal mensen dat extramuraliseert
79.22
Rijnsburg is qua inwoneraantal vergelijkbaar met Katwijk Noord en Katwijk aan den Rijn en iets kleiner dan Katwijk aan Zee. Rijnsburg is bijna drie maal zo groot als Valkenburg. De vergrijzing in Rijnsburg is ook vergelijkbaar met de andere wijken. Van alle inwoners is 15.4% 65 jaar of ouder. Het gebruik van sociale regelingen in Rijnsburg is vergelijkbaar met Katwijk aan Zee en Katwijk Noord. Er is geen sociale regeling die duidelijk meer of minder in Rijnsburg voorkomt dan in de andere wijken. Het aantal mensen die in Rijnsburg gebruikmaakt van een huidige Wmo-voorziening bedraagt 533. Dat zijn er meer dan in Katwijk Noord, maar weer minder dan Katwijk aan Zee of Katwijk aan den Rijn. Rijnsburg scoort daarin dus heel gemiddeld. Het aantal cliënten WWB en Bijzondere Bijstand is aanzienlijk lager dan in de vergelijkbare wijken Katwijk aan den Rijn en Katwijk Noord, maar weer veel hoger dan in Katwijk aan Zee. Ook op dat gebied is Rijnsburg dus gemiddeld. Het aantal mensen met een extramurale AWBZ-indicatie in Rijnsburg is 235. Ook dat is weer gemiddeld ten opzichte van de andere drie grotere wijken. Het aantal mensen met een indicatie waar begeleiding onderdeel van uitmaakt is echter het laagst van de vier grootste wijken (75). Katwijk aan den Rijn telt maar net iets meer indicaties met begeleiding, maar Katwijk aan Zee en Katwijk Noord scoren beduidend hoger. Van de indicaties met begeleiding gaat het om 55 indicaties voor individuele begeleiding en 40 groepsbegeleiding, dus daar zit wel wat overlap in. Voor wat betreft individuele begeleiding is Rijnsburg vergelijkbaar met Katwijk aan den Rijn en zijn er veel minder indicaties dan in Katwijk aan Zee of Katwijk Noord. Voor wat betreft het aantal indicaties voor groepsbegeleiding scoort Rijnsburg gemiddeld. Wat opvalt als je kijkt naar de grondslag voor de indicaties is dat Rijnsburg van de vier grootste wijken het minste aantal indicaties op psychiatrische grondslag kent. Het aantal indicaties op basis van andere grondslagen is verder gemiddeld te noemen. Als de extramuralisatie plaatsvindt volgens een evenredige verdeling over de wijken, dan wordt voor Rijnsburg verwacht dat het gaat om ca. 52 mensen VV, 17 VG en 11 GGZ. In de wijkbarometer scoort Rijnsburg op het punt van sociale cohesie op alle onderdelen het best en dus ook gemiddeld komt Rijnsburg als beste uit de bus. Opvallend is daarom dat de betrokkenheid in de buurt ‘slechts’ gemiddeld scoort in de wijkbarometer. Rijnsburg is daarin er onderdeel steeds tweede of derde en gemiddeld resulteert dat in een derde plaats. Qua objectieve veiligheid heeft Rijnsburg de meeste inbraken per 1.000 inwoners en het meeste overvallen per 1.000 inwoners en dat is dan ook direct behoorlijk veel meer dan in de andere wijken. Op het gebied van meldingen van overlast en overlast van dronkenschap scoort Rijnsburg weer het best, minder dan de helft van de andere wijken. Op de overige onderdelen van objectieve veiligheid scoort Rijnsburg gemiddeld. Op het gebied van subjectieve veiligheid scoort Rijnsburg op de meeste onderdelen ook gemiddeld. Wat opvat dat mensen zich echter zowel ’s avonds als overdag het minst 73
veilig voelen van elle wijken. Vooral bij de onderdelen “’s avonds alleen over straat lopen” en “’s avonds alleen thuis zijn” voelt de Rijnsburger zich aanzienlijk minder veilig dan de inwoners van andere wijken. Bij de meeste onderdelen van Zorg en Welzijn zijn de onderlinge afwijkingen van de wijken niet groot. Alleen de afstand tot een ziekenhuis is in Rijnsburg beduidend lager dan elders, maar dat komt alleen doordat Rijnsburg het dichtst bij het LUMC ligt. De score op welzijnsvoorzieningen in de gemeente (subjectief) scoren Valkenburg en Rijnsburg betrekkelijk veel slechter dan de rest van de wijken.
Valkenburg Inwoners
4.932
Aantal cliënten Wmo
96
Aantal cliënten WWB
21
Aantal cliënten Bijz. Bijstand
17
Aantal cliënten begeleiding
10
Geschat aantal mensen dat extramuraliseert
29.25
Valkenburg is de kleinste wijk van de gemeente Katwijk. De wijk is ongeveer een derde van de vier andere wijken. De wijk is het minst vergrijsd van de vijf wijken van de gemeente. Van het totaal aantal inwoners is 12,2% 65 jaar of ouder. Het gebruik van sociale regelingen is in Vakenburg over het algemeen lager dan je zou mogen verwachten op basis van het aantal inwoners. Valkenburg heeft een derde van het aantal inwoners dat de andere wijken hebben, maar het gebruik van de verschillende sociale regelingen is veelal minder dan een derde. Alleen Het aantal mensen dat een WW uitkering ontvangt is ruim meer dan te verwachten zou zijn en ook het aantal ‘kinderen met een rugzakje’ is hoger dan te verwachten zou zijn. Het gebruik van de huidige Wmo-voorzieningen en het aantal cliënten van WWB en Bijzondere Bijstand is veel minder dan een derde van de andere wijken. Valkenburgers maken dus niet alleen absoluut minder gebruik van deze voorzieningen, maar ook relatief gezien wordt er erg weinig gebruik gemaakt van de voorzieningen. Het aantal mensen met een indicatie voor een extramurale AWBZ-voorziening is 40. Dat is minder dan de helft van wat op basis van het inwoneraantal te verwachten zou zijn. Dien ten gevolge is ook het aantal indicaties voor begeleiding (10) veel minder dan een derde van de andere wijken. Die indicaties voor begeleiding zijn gelijkelijk verdeeld over groepsbegeleiding en individuele begeleiding. Er lijkt geen overlap te zijn tussen die twee. De grondslag voor de extramurale indicaties is meestal somatisch.
74
Als de extramuralisatie plaatsvindt volgens een evenredige verdeling over de wijken, dan wordt voor Valkenburg verwacht dat het gaat om ca. 17 mensen VV, 8 VG en 4 GGZ. In de wijkbarometer scoort Valkenburg op het gebied van sociale cohesie het laagst van alle wijken, vooral op contact met andere buurtbewoners scoort Valkenburg beduidend lager dan de overige wijken. Ook op betrokkenheid in de buurt scoort Valkenburg het laagst. Opvallend is wel dat het aantal inwoners dat actief is wel hoog is (tweede plek), maar de onderlinge betrokkenheid scoort beduidend lager dan de overige wijken. Wat betreft objectieve veiligheid scoort Valkenburg goed ten opzichte van de andere wijken. Op de meeste onderdelen is Valkenburg de veiligste of één na veiligste wijk. Alleen op het gebied van jeugdoverlast scoort Valkenburg het laagst van de vijf wijken. Opvallend daarbij is dat subjectief Valkenburg het best scoort op het voorkomen van jeugdoverlast. Verder scoort Valkenburg subjectief vrij gemiddeld ten opzichte van de andere wijken. Alleen doen Valkenburgers ’s avonds minder vaak de deur open doordat ze zich onveilig voelen. Op het gebied van zorg- en welzijnsvoorzieningen scoort Valkenburg objectief gezien gemiddeld ten opzichte van de andere wijken. Subjectief gezien scoort Valkenburg echter op alle onderdelen het laagst. In vergelijking met Rijnsburg scoort Valkenburg wel lager, maar niet veel lager.
75
Bijlage 4 Schema algemene voorzieningen Algemene voorzieningen (gericht op specifieke doelgroepen) 5
Algemene voorzieningen
Praktische dienstverlening (gericht op ouderen)
Recreatie/ontmoeting/sport/ku nst en cultuur • Activiteiten wijk en buurtverenigingen: • Sport en verenigingsleven • Cursussen educatief, recreatief (K en O) • Bibliotheek
Welzijnskwartier: Maaltijden thuis Open tafel Alarmering Klussendienst Boodschappen Hulp bij de thuisadministratie Seniorweb : computerplein Marente en DSV: Maaltijden op locatie Stichting Graag Gedaan (Rijnsburg en Valkenburg): boodschappen, oppasdienst (respijtzorg),wandelen met rolstoelgebruikers, bezoekwerk, klussendienst, begeleiding bij ziekenhuisbezoek Kerken: klussendiensten
Haspadie thuiszorg: Algemene hulpverlening /klussendienst Oppasdienst (respijtzorg) Bezoekwerk Ziekenhuisbegeleiding Terminale thuiszorg
Ondersteuning bewonersgroepen en buurtinitiatieven • Welzijnskwartier • Woningcorporatie?
Praktische dienstverlening (gericht op medelanders) Eerste opvang van nieuwkomers in Katwijk Begeleiding Gezinshereniging, spullen kopen inrichting huis, kleine klussen, administratieve werkzaamheden, enz.
Vrijwilligers • Vrijwilligers Informatie Punt (VIP): kursussen vrijwilligers
Verplaatsing en mobiliteit Scootmobieldag (Welzijnswartier) Broemdag (Welzijnskwartier) Inloop
Inloop Poolster (GGZ) Inloophuis: de Brug Inloop Haspadie (de Ontmoeting en de Ankerplaats) Inloop kerken Inloop buurtcentrum de Schelp(welzijnskwartier/senioren) Inloop Koffie-inn (Zwanenburg) (welzijnskwartier/senioren) Ouderen en dementie /ontlasting mantelzorgers Alzheimercafé (informatief) De warme mantel (lotgenotencontact), Dag van de Mantelzorg
Individuele en groepsbegeleiding • Algemeen Maatschappelijk Werk
Dagbesteding en activiteiten (welzijnskwartier, Katrijn , 5
In dit schema zijn voorzieningen voor jeugd buiten beschouwing gelaten
76
zonnebloem , ouderenbonden ) Koffie plus : welzijnskwartier Educatief: Seniorweb, Computerpleinen, div. workshops en cursussen Recreatief: Koffie+, Open Tafel, Bingo, Bloemschikken, Gezelligheidssoos, Kaarten, Tekenen en schilderen, Zangkoor, Zomers Palet, Dag van de Ouderen Individuele begeleiding Mantelzorgondersteuning : Gericht op opbouwen sociaal netwerk ( vrijetijdscoach Raamwerk en VIP plus , maatjesproject) Mantelzorgconsulent Vrijwilligersondersteuning Clientenondersteuning: • ouderenadviseurs (spreekuur, individueel contact) • MEE • Formulierenbrigade Vrijwilligers (signalerend huisbezoek/welzijnskwartier) Maatjesproject Individuele begeleidingen informatie en advies gericht op medelanders (welzijnskwartier) Werkbegeleiding Vrijwilligers ondersteuning Juridisch spreekuur Open spreekuur Belangenbehartiging Budget-info Klussendienst Ziekenhuisbegeleiding Sociale begeleiding Taalondersteuning Samenlevings opbouw/kennis Voorlichting Financiën Schuldhulpverlening/Budget Informatie Punt: informatie en advies; budgetcursus Grip op de Knip, schuldhulpmaatjes Broodnodig: individuele begeleiding Jeugdsportfonds Sport en bewegen Gehandicaptensport , Sport en Beweegaanbod voor Ouderen G sport bij reguliere sportverenigingen , Stichting Sport & Recreatie Gehandicapten Katwijk en Omstreken (S&R), De Zevensprong
77