Beleidsnotitie Portfolio-assessment in de bachelor Verpleegkunde
10 mei 2011 Definitieve versie Aangepast juli 2012 Klankbordgroep portfolio-assessment Bachelor Verpleegkunde
Woord vooraf In deze notitie wordt het beleid beschreven voor portfolio-assessment in de bachelor Verpleegkunde. Deze beleidsnotitie is in eerste instantie gericht aan het management, de curriculumraad en docenten bachelor Verpleegkunde. In tweede instantie vormt deze notitie het document waarmee toekomstige portfolio assessoren - docenten en professionals uit de directe beroepspraktijk - zich kunnen voorbereiden op de portfolio-assessmenttraining van de bachelor Verpleegkunde. Op basis van verbeterpunten die naar voren komen uit de evaluatie van het portfolio-assessment zal deze notitie herzien worden. Deze beleidsnotitie is ontwikkeld door de klankbordgroep portfolio-assessment van de bachelor 1 2 Verpleegkunde , in dialoog met het management, de curriculumraad en het duaal overleg . Synchroon aan deze beleidsnotitie is tevens een studentenhandleiding portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde ontwikkeld. In het bijzonder willen wij Rianne Sell, Marije Gouw, Robert van der Gaag, Gerda van Hooijdonk en Linda Kurpershoek bedanken voor de input die zij geleverd hebben voor het formuleren van de gedragsindicatoren. De klankbordgroep portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde
Juli 2012: De notitie is aangepast op basis van de volgende documenten: Toetsbeleid 2011-2015, IvG 2011-2015 (september 2011) Toetsplan HBO-V (voltijd, duaal en deeltijd) 2011-2012 Opleidingsprofiel Bachelor tot verpleegkundige, juni 2012
1
Leden van deze klankbordgroep zijn: Marjon van Sorge, Laura Daeter, Monique van de Berg-Warnaar, Corine de Lange en Monique de Bruijn-Smolders 2 Leden van het duaal overleg betreffen professionals uit de directe beroepspraktijk
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 4 1. Beleidskaders ...................................................................................................................................... 6 1.1 Externe beleidskaders ................................................................................................................... 6 1.2 Interne beleidskaders .................................................................................................................... 6 2. Theoretisch kader ................................................................................................................................ 8 2.1 Assessment in algemene zin ........................................................................................................ 8 2.2 Assessment in het onderwijs......................................................................................................... 8 2.3 Doel assessment in het onderwijs ................................................................................................ 8 2.4 Invloed assessment op het leerproces ......................................................................................... 9 2.5 Leereffecten portfolio-assessment in het Hoger Onderwijs ........................................................ 11 2.6 Portfolio-assessment in de bachelor V ....................................................................................... 11 2.7 Competenties portfolio-assessment 1 tot en met 4 .................................................................... 12 2.8 Inbedding portfolio-assessment in leerlijnen bachelor V ............................................................ 14 2.9 Portfolio-assessment in relatie tot leerproces en leeraanbod ..................................................... 14 3. Borging kwaliteitscriteria portfolio-assessment in de bachelor V ...................................................... 16 3.1 Het bewaken van validiteit en betrouwbaarheid ......................................................................... 16 3.2 Het ontwikkelen van intersubjectiviteit ........................................................................................ 18 3.3 De valkuilen bij het beoordelen ................................................................................................... 18 3.4 Het gebruik van stappenplannen ................................................................................................ 20 4. Werkwijze portfolio-assessment in de bachelor V ............................................................................. 21 5. Evaluatie portfolio-assessment in de bachelor V .............................................................................. 23 Referenties ............................................................................................................................................ 24
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
3
Inleiding In de bachelor Verpleegkunde staat de verwerving van competenties van Verpleegkundige niveau 5 centraal. Het competentiebegrip verwijst naar een integratie van kennis, vaardigheden en houding (Westera, 2001) die kan worden toegepast in een specifieke arbeidscontext. Met andere woorden, het gaat binnen de bachelor Verpleegkunde om het verwerven van de competenties van verpleegkundige niveau 5, die in staat (blijven) stellen tot effectief beroepsgedrag. De verschillende toetsvormen die in de bachelor Verpleegkunde worden gehanteerd, zijn er dan ook op gericht om het niveau van één of meer competenties van verpleegkundige niveau 5 te meten bij studenten. Van belang voor toetsvormen met als doel competentiemeting is dat er sprake is van predictieve validiteit (Straetmans in Dochy en De Rijke, 1995; Hendriks en Schoonman, 2006, Beleidsnota toetsing, Hogeschool Rotterdam IVG juni 2007). Dit is het geval als er sprake is van voorspellend vermogen ten opzichte van toekomstige situaties, studiesucces of succes in de beroepspraktijk. Om de predictieve validiteit te kunnen garanderen zijn competentiegerichte toetsvormen sterk verbonden met concrete beroepscontexten. Sinds de looptijd van het nieuwe curriculum Verpleegkunde - dat vanaf studiejaar 2010-2011 fasegewijs wordt ingevoerd - is een aantal nieuwe toetsvormen geïmplementeerd; bijvoorbeeld beroepsprodukten en korte praktijkbeoordelingen. Nieuwe toetsvormen die stuk voor stuk verwacht worden te voorspellen in hoeverre een student in staat is effectief beroepsgedrag uit te (blijven) oefenen. Deze toetsen zijn dan ook allemaal in beginsel predictief valide. Rest een aandachtspunt. De toetsvormen zoals deze op dit moment worden ingezet in de bachelor Verpleegkunde, worden door de docent – binnenschools - beoordeeld. Een toetsvorm waarin de hogeschool en de praktijk gezamenlijk tot een oordeel komen, wordt op dit moment niet gehanteerd binnen de bachelor Verpleegkunde. Deze eenzijdige focus van beoordeling staat een overall view in de weg. Want hoe nu te beoordelen of studenten verbanden kunnen zien tussen theorie en praktijk; dat deze een transfer kunnen maken tussen het geleerde op school en het handelen in de werksituatie. En hoe te meten of studenten het geleerde kunnen toepassen in een nieuwe leer- of werksituatie? Met andere woorden; dat zij kunnen generaliseren. Om het vermogen tot transfer en ook tot generalisatie te kunnen bepalen is het noodzakelijk een overall beoordeling van competenties in te zetten. Een overall beoordeling die wordt uitgevoerd door werkbegeleiders (buitenschools) en docenten (binnenschools) samen. Een overall beoordeling die bovendien aansluit bij alle al bestaande toetsvormen. Om hieraan tegemoet te komen, heeft de bachelor Verpleegkunde de invoering van een integraal beoordelingsmoment (IBM) (naar Hendriks en Schoonman, 2006) voor ogen; een beoordeling waarbinnen gelijktijdig een cluster van competenties beoordeeld wordt aan de hand van diverse bewijzen. Twee assessoren; een vanuit de praktijk en een vanuit de theorie, zullen in dit IBM gezamenlijk één beoordeling uitspreken. Voor een integraal beoordelingsmoment waarin zowel de hogeschool als de praktijk als beoordelaar optreden is het van belang een geschikte toetsvorm te kiezen. Een toetsvorm waarover de praktijk en de hogeschool met elkaar kunnen communiceren en die zij beiden goed kunnen beoordelen. Als communicatiemiddel tussen de theorie en de praktijk gebruikt de student in de bachelor Verpleegkunde op dit moment het persoonlijk ontwikkel en – activiteitenplan. In een reflectie op het persoonlijk activiteitenplan licht de student toe hoe geformuleerde leerdoelen behaald zijn en hoe het leerproces hierbij is verlopen. Daarnaast gingen voorheen twee differentiaties in het derde en vierde leerjaar hier verder mee: in twee eerder te onderscheiden organisatieonderdelen van de bachelor Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
4
Verpleegkunde - Maatschappelijke en Geestelijke Gezondheidszorg - werden portfolio-assessments afgenomen: beoordelingen van studentbewijzen van prestaties - zowel op school als in de praktijk behaald - waaruit blijkt in hoeverre de student competent is als verpleegkundige niveau 5. In de Maatschappelijke en Geestelijke Gezondheidszorg, en ook in velerlei andere bachelor opleidingen – in Hogeschool Rotterdam en daarbuiten - is het portfolio goed in staat gebleken een overall view te laten zien van de competenties van een student zoals deze die beheerst. Daarnaast weet het portfolio een brug te slaan tussen theorie en praktijk. De bachelor Verpleegkunde wil in het integraal beoordelingsmoment dan ook het portfolio gaan beoordelen; in een zogenaamd portfolio-assessment, bij alle studenten en in alle leerjaren. Als basisdocument wordt hiervoor de beleidsnotitie portfolio-assessment van de masteropleiding Verpleegkunde gebruikt, waarvoor vier jaar geleden de verschillende portfolio-assessment vormen binnen IVG, waaronder die in de MGZ en GGZ, het beleid van de Hogeschool Rotterdam en de literatuur als uitgangspunten zijn gebruikt. Deze notitie start met het schetsen van de externe en interne beleidskaders. Daarna wordt ingegaan op assessment in de brede zin van het woord, om vervolgens definitie en doel van het portfolioassessment voor de bachelor Verpleegkunde te bepalen. Dan wordt ingezoomd op verschillende toetsvormen die in de literatuur beschreven worden en zoals deze in de bachelor Verpleegkunde gehanteerd worden. Tot slot wordt stilgestaan bij het portfolio-assessment; uitgangspunten voor opzet, werkwijze en evaluatie worden besproken. Voor het leesgemak wordt de bachelor Verpleegkunde vanaf nu aangeduid als de bachelor V.
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
5
1. Beleidskaders
1.1 Externe beleidskaders In het algemeen gaan beleidsuitspraken binnen het Instituut voor Gezondheidszorg (IVG) uit van externe kaders zoals beschreven in de Wet op het Hoger Onderwijs (WHW) en de Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). Deze beleidsnotitie sluit hier dan ook op aan. 1.2 Interne beleidskaders Hogeschool Rotterdam heeft haar onderwijskundige kaders vastgelegd in het Rotterdams Onderwijs 3 4 Model (ROM) . Op basis van het ROM is het Rotterdams Toetsmodel ontwikkeld. Deze documenten 5 zijn leidend geweest voor het opstellen van het toetsbeleid van het Instituut voor Gezondheidszorg . Dit toetsbeleid bestaat uit een samenhangend stelsel van kwaliteitszorg, waarin maatregelen en voorzieningen zijn getroffen om de kwaliteit van toetsing en examinering te bewaken en te bevorderen. Met dit toetsbeleid beoogt het Instituut voor Gezondheidszorg, ten behoeve van effectieve en efficiënte toetsing, dat in iedere opleiding:
de kwaliteit van de toetsing wordt bewaakt; de betreffende opleiding kan aantonen dat elke competentie wordt beoordeeld; verschillende typen leerdoelen en verschillende soorten toetsen worden gebruikt; inhoud en niveau van de toetsen corresponderen met inhoud en diepgang van de programmaonderdelen; er wordt gewerkt met heldere beoordelingscriteria; studenten worden geïnformeerd over de beoordelingscriteria; studenten gerichte feedback krijgen op de gemaakte toetsen.
In het toetsbeleid IvG wordt gesproken over een krachtige toetsomgeving als een omgeving die compleet en rijk is. Dit is het geval als er sprake is van een mix aan toetsvormen die:
past bij de verschillende werkvormen die worden gebruikt en de competenties die bereikt moeten worden; aansluit bij de beroepspraktijk (levensecht is); uitdaagt tot gewenst leergedrag binnen de Hogeschool Rotterdam; tot activiteiten, samenwerking en zelfstandig leren; coachen benut (feedback van docenten en reflectie door studenten); een groeiend besef van de eigen bekwaamheid in competenties geeft.
Specifiek met betrekking tot het portfolio-assessment wordt in het toetsbeleid IvG en in Toetsen op zijn Rotterdams vermeld dat het portfolio als toetsvorm past in deze vernieuwde visie op toetsen en beoordelen. Het portfolio-assessment sluit immers aan bij een mix aan toetsvormen. Met het portfolioassessment wordt de student uitgedaagd actief bewijzen voor de competenties te verzamelen die hij beheerst, wat leidt tot een actieve leerhouding. Met het portfolio-assessment kan de student zijn beheersing van competenties aantonen. Feedback die de student ontvangt van zijn assessoren, in het portfolio-assessment, kan hij/zij gebruiken voor reflectie op het leerproces. Om de kwaliteit van toetsing en toets te kunnen bewaken en bevorderen is - onder andere - in het najaar van 2007 het expertisecentrum toetsing en toets (ECTA) opgericht (Hogeschool Rotterdam, 3
Daarom werken wij met het Rotterdams Onderwijs Model, 2010 Toetsen op zijn Rotterdams. Rotterdams toetsmodel 2.0, 2012 5 Toetsbeleid IvG, 2011-2015 4
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
6
2007). Het ECTA heeft specifiek met betrekking tot de kwaliteit van het assessment binnen IVG en “draaiboek toets” ontwikkeld dat wordt gebruikt bij de evaluatie van het portfolio-assessment binnen de bachelor Verpleegkunde. Naast de interne beleidskaders op Hogeschool- en op Instituutsniveau gelden de beleidskaders voor toetsing binnen de bachelor V. Deze zijn vastgelegd in het onderwijs- en examenreglement, het 6 inhoudelijk opleidingskader bachelor V en in het toetsplan HBO-V .
6
Toetsplan HBO-V (voltijd, duaal en deeltijd), 2011-2012 Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
7
2. Theoretisch kader
2.1 Assessment in algemene zin De huidige maatschappij stelt steeds hogere eisen aan professionals en aan de organisaties waar zij werken. De toenemende mate van globalisering, de groeiende hoeveelheid van informatie die op ons afkomt en de snelheid waarmee kennisveroudering plaatsvindt zijn enkele ontwikkelingen die een belangrijke invloed hebben op het professionele leven (Dochy en Nickmans, 2006; Hendriks en Schoonman, 2006; Segers, 2004). Genoemde auteurs beschrijven dat professionals - in tegenstelling tot voorheen - steeds meer verwacht worden levenslang te blijven leren, willen zij effectief beroepsgedrag kunnen blijven vertonen. Kennis verwerven is om deze reden binnen het Hoger onderwijs geen doel meer op zich. Wat de beroepsbeoefenaar met de verworven kennis kan, is focus geworden. Om deze reden richten Hogescholen zich niet meer uitsluitend op het overdragen van kennis en vaardigheden, maar meer op het ontwikkelen van zogenaamde beroepscompetenties. (Dochy en Nickmans, 2006; Hendriks en Schoonman, 2006; Segers, 2004). Met het verleggen van het aandachtspunt binnen het Hoger Onderwijs - van het verwerven van kennis naar het ontwikkelen van beroepscompetenties - zijn er aansluitende nieuwe werkvormen ontwikkeld. Werkvormen, specifiek gericht op het werken aan een beroepsgerichte taak. Daarna heeft het Hoger Onderwijs zich gericht op toetsing van competentiegericht onderwijs: toetsing in het bijzonder gericht op het nagaan of studenten competent zijn om in de beroepspraktijk effectief te functioneren en de relevante beroepstaken daar te kunnen uitvoeren (Hendriks en Schoonman, 2006). Met de invoering van gepaste toetsing van competentiegericht onderwijs is het begrip assessment geïntroduceerd. ste
Het assessment is in eerste instantie ontwikkeld in het bedrijfsleven. In het begin van de 20 eeuw kreeg het bedrijfsleven interesse om op basis van zogenaamde psychotechnische proeven het beste personeelslid te selecteren voor een functie. Aanvankelijk werd alleen gekeken naar capaciteiten, maar geleidelijk aan drong door dat ook de persoonlijkheid van belang is bij selectie voor een bepaalde functie. Om ook op basis van karaktereigenschappen te kunnen selecteren was er behoefte aan tests die een totaalbeeld konden geven van een persoon. Het resultaat was een individuele gedragsgerichte evaluatiemanier die via simulaties en opdrachten de persoonlijkheid als één geheel probeerde te meten; het assessment center (Dochy, 2006). Het eerste assessment center is opgericht door het Duitse leger na de tweede wereldoorlog, met als doel mensen te screenen op competenties voor een officiersfunctie. In een toets center wordt op een gestandaardiseerde wijze informatie verzameld over het gedrag; of dit overeenkomt met het gedrag dat wordt verwacht in de latere beroepssituatie. Assessment centers hebben hun nut bewezen als selectie-instrument voor het bedrijfsleven. Het onderwijs heeft dit overgenomen met als doel naast selectie van capabele studenten, ook ontwikkeling van deze studenten te kunnen meten, en bevorderen. 2.2 Assessment in het onderwijs Het begrip assessment wordt in enge en in brede zin gebruikt. In enge zin gaat het specifiek om het beoordelen van gedrag (Hendriks en Schoonman, 2006). In brede zin wordt bedoeld het beoordelen van competenties van studenten, op basis van een combinatie van meerdere toetsvormen en meerdere beoordelaars (Hendriks en Schoonman, 2006; Sinke, 2006). Genoemde auteurs zien het assessment als een alternatieve vorm van toetsen en beoordelen, naast traditionele toetsvormen. Zij pleiten dan ook niet voor het afschaffen van bestaande toetsvormen, maar wel voor het aanvullen hiervan met andere vormen; om tot een verantwoord, integratief, oordeel te kunnen komen. 2.3 Doel assessment in het onderwijs Assessment wordt in eerste instantie gebruikt om verworven competenties te meten. Assessment heeft dan ook een kwalificerende ofwel summatieve functie. Een summatief assessment resulteert in
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
8
een eindoordeel; geslaagd/niet geslaagd, dan wel een cijfer. In tweede instantie wordt assessment ingezet om het leergedrag van de student te sturen, naar meer zelfsturing en in de richting van de gewenste competenties (dit betreft een formatieve; een diagnostische of sturende functie) (Dochy, 2005). 2.4 Invloed assessment op het leerproces De relevantie van een assessment is afhankelijk van de zeggingskracht van de situatie waarin het resultaat is opgeleverd. Deze zeggingskracht is groter naarmate de toetssituatie overeenkomt met de prestaties in de beroepspraktijk zelf (Hendriks en Schoonman, 2006; Sinke, 2006). Genoemde auteurs beschrijven een groot aantal assessment vormen die hieraan in meer of mindere mate voldoen. Sinke (2006) beschrijft dat de overeenkomst tussen een assessment en de beroepspraktijk afhankelijk is van de mate van twee criteria: levensechtheid en functionaliteit. Vergelijk ook Straetmans (1995), die toetsvormen indeelt naar natuurgetrouwheid en omvattendheid. Levensechtheid gaat over de beleving van de situatie door de student. Met functioneel bedoelt Sinke de mate waarin de student daadwerkelijk de volledige verantwoordelijkheid krijgt voor een te leveren product of dienst. In tabel 1 staan de verschillende toetsvormen die zowel Hendriks en Schoonman (2006), als Sinke (2006) benoemen als geschikt om prestaties in de beroepspraktijk te meten. Ze zijn gerangschikt van meest geschikt tot minst geschikt op basis van de criteria levensechtheid en functionaliteit. In de laatste kolom wordt aangegeven welke verschillende summatieve toetsvormen op dit moment binnen de bachelor V worden ingezet. Tabel 1 Geschikte summatieve toetsvormen voor het meten van competenties, gerangschikt van meest levensecht/functioneel naar minst levensecht/functioneel (Deel I) Toetsvormen
Toelichting
Inbedding in bachelor V
Arbeidsproef ofwel performance toets / work sample test.
Een toetsvorm waarbij de student in een bepaalde situatie geplaatst wordt, waar specifiek gedrag opgeroepen wordt en waarbij het gedrag van de student systematisch wordt geobserveerd. Heeft betrekking op het gebruik van kennis bij het oplossen van beroepsproblemen. Aan de hand van casuïstiek worden vragen gesteld. Een gevalsbeschrijving, door de student, die op een aantal punten is uitgewerkt. De student laat in de beschrijving zien hoe hij ter werk is gegaan, hoe hij zich daarbij voelde, wat het resultaat was en of hij dit na reflectie anders had willen doen. Het resultaat van het oplossen van een beroepsprobleem. Een nabootsing van het werkveld, bijvoorbeeld door een computer, of door een acteur. Gericht op het toetsen van concrete vaardigheden
Korte Praktijk Beoordeling (KPB)
Overall toets
Casustoets
Beroepsproduct Simulatie-toets
Simulator Computersimulatie
Geïntegreerd in kennistoets
Casestudie
Beroepsprodukt Beroepsgerichte opdracht X
X X
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
9
Tabel 1 Geschikte toetsvormen voor het meten van competenties, gerangschikt van meest levensecht/functioneel naar minst levensecht/functioneel (Deel 2) Voortgangstoets
Procesverslag
Presentatie
Portfolio-assessment
Peer-assessment Co-assessment
Een toets afhankelijk van het beroepsprofiel en heeft betrekking op alle voorwaardelijke kennisinhouden die iemand moet beheersen om competent beroepstaken te kunnen uitvoeren. Gericht op de beschrijving van activiteiten die zijn uitgevoerd om een bepaald doel te bereiken. De student laat zien hoe hij te werk is gegaan, en wat het resultaat was. Daarnaast is het doel dat de student vragen uit het publiek kan beantwoorden en een discussie kan leiden. In een persoonlijk dossier beschrijft een student hoe deze aan diens competentieontwikkeling werkt. Aan de hand van het portfolio kan de competentieontwikkeling van studenten worden beoordeeld. Onderlinge beoordeling van studenten. Behalve een docent beoordelen meerdere studenten een product.
Kennistoets
X
X
Toegepast vanaf schooljaar 20102011 voor eerste jaar en derde jaar
X X
Gebaseerd op: Sinke (2006) en Hendriks en Schoonman (2006).
Tabel 1 laat zien dat op dit moment het merendeel van de toetsvormen zoals benoemd door Hendriks en Schoonman (2006) en Sinke (2006), binnen de bachelor V wordt ingezet. In figuur 1 worden de toetsvormen zoals de bachelor V deze inzet nog eens zo weergegeven, naar gelang deze kennis, vaardigheden en/of houding toetsen, met betrekking tot een competentie.
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
10
Figuur 1. Toetsvormen bachelor V ingedeeld naar kennis, vaardigheden en/of houding als te toetsen facet(ten) van een competentie. (BS= binnenschools)
Figuur 1 laat zien dat zowel kennis, vaardigheden als houding binnen de bachelor Verpleegkunde getoetst worden. Het portfolio-assessment is een afsluitende overall beoordeling, door praktijk en theorie samen. Daarnaast wordt houding meer systematisch getoetst worden door een self-assessment aan het portfolio te koppelen. Om studenten langzaam aan meer vertrouwd en geoefend te laten geraken met het portfolio en met reflecteren hierop is portfolio-gebaseerd leren in zijn geheel verankert in de studentgestuurde lijn. Het portfolio-assessment, in combinatie met het self-assessment voorziet in een afsluitende, integratieve, toetsvorm die zich in een keer op een groot scala aan competenties kan richten. 2.5 Leereffecten portfolio-assessment in het Hoger Onderwijs In de laatste tien jaar heeft portfolio gebaseerd leren zich enorm verspreid onder alle gezondheidszorgopleidingen, op bachelor en op masternivau. Recente reviews bevestigen dat portfolio-assessment het studiesucces en het zelfsturend leren verbetert, reflecteren bevordert, de begeleiding tussen mentor en student bevordert, en de transfer tussen theorie en praktijk (Buckley, Coleman, Davison, Khan, Zamora, Malick, Morley, Pollard, Ashcroft, Popovic & Sayers, 2009; Driessen, Van Tartwijk, J., Van der Vleuten, C. & Wass, V (2007); McCready, T. (2006). Samenvattend kan gesteld worden dat het aanvullen van de bestaande toetsvormen in de bachelor Verpleegkunde met het portfolio-assessment – in combinatie met het self-assessment – leidt tot een krachtige toetsomgeving, zoals gedefinieerd in de beleidsnota toetsing Hogeschool Rotterdam, juni 2007. Hiermee wordt bedoeld een toetsomgeving die compleet, rijk en levensecht is, uitdaagt tot actief en zelfstandig leren, coaching benut en een groeiend besef van de eigen bekwaamheid tot gevolg heeft. Een krachtige toetsomgeving die in staat is zowel kennis, vaardigheden als houding met betrekking tot competenties bij studenten te meten. Daarnaast is het portfolio-assessment in staat het prestatieniveau van studenten met betrekking tot meerdere competenties tegelijk - in theorie en praktijk - in een beoordelingsmoment integraal te beoordelen. 2.6 Portfolio-assessment in de bachelor V Zoals eerder aangegeven wordt in de bachelor V het portfolio-assessment gezien als een summatieve maar ook als een formatieve toetsvorm. Om beide functies goed te kunnen benutten, wordt het portfolio-assessment dan ook ingezet aan het einde van het eerstejaar (portfolio-assessment 1) en aan het einde van het tweedejaar (portfolio-assessment 2). Zo zal het resultaat van portfolioPortfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
11
assessment 1 leiden tot een advies voor bijstelling van het Persoonlijk Ontwikkelplan. Op een onvoldoende beoordeling van portfolio-assessment 1 wordt de student uitgenodigd aan de eerstvolgende herkansing deel te nemen. Portfolio-assessment 3 betreft een formatieve toets. Portfolio-assessment 4 heeft louter een summatieve functie, omdat het hier de afronding van de bachelor V betreft. In figuur 2 wordt nog weergegeven hoe precies het portfolio-assessment zich in de bachelor V verhoudt tot de andere, al bestaande, toetsvormen.
Figuur 2. Overzicht toetsvormen bachelor Verpleegkunde, leerjaar 1
2.7 Competenties portfolio-assessment 1 tot en met 4 In tabel 2 zijn de verschillende rollen en competenties van de bachelor Verpleegkunde afgezet tegen de vier leerjaren waaruit de bachelor Verpleegkunde bestaat (Hogeschool Rotterdam, juni 2008). In deze tabel wordt getoond wanneer studenten welke competentie - zowel in de theorie als in de praktijk - hebben afgerond. Aan de hand van deze tabel kan logischerwijs de inhoud van de portfolioassessments 1 (leerjaar 1) tot en met 4 (leerjaar 4) bepaald worden; namelijk, als een student een
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
12
competentie in theorie en praktijk heeft afgerond, wordt hij geacht hierin bekwaam te zijn en kan hij hierin geassessed worden.
Tabel 2 Te toetsen competenties in portfolio-assessment bachelor V Leerjaar 1 tot en met 4 Rollen
Compe tenties
Ass jr 1
Ass jr 2
1
2
Voortgang 3
3
1
Ass 1
Ass 2
Ass 3
Ass 3
2
Ass 1
Ass 2
Ass 3
Ass 3
3
Ass 1
Ass 2
Ass 3
Ass 3
Ass 2
Ass 3
Ass 3
Ass 2
Ass 3
Ass 3
6
Ass 2
Ass 3
Ass 3
7
Ass 2
Ass 3
Ass 3
8
Ass 2
Ass 3
Ass 3
9
Ass 2
Ass 3
Ass 3
10
Ass 2
Ass 3
Ass 3
11
Ass 2
Ass 3
Ass 3
12
Ass 2
Ass 3
Ass 3
Niveau
Zorgverlener
Regisseur
4 5
Ontwerper
Coach
Beroepsbeoefenaar
Ass 1
Ass jr 3
Ass jr 4
Zo kan uit tabel 2 geconcludeerd worden dat van studenten verwacht wordt dat zij zich aan het einde 7 van leerjaar 1 bekwaamd hebben – op niveau 1 - in de drie competenties die vallen onder de rol zorgverlenen en in competentie 5 van de rol regisseren. Deze vier competenties worden dan ook summatief getoetst in portfolio-assessment 1. Leerjaar twee wordt summatief getoetst op competenties 1 tot en met 7 en 12. Competentie 8, 9, 10 en 11 mogen worden aangetoond maar hoeft nog niet. Leerjaar 3 betreft een voortgangstoets. De bedoeling van portfolio-assessment 3 is dat de student hierin zijn voortgang laat beoordelen met betrekking tot de competenties van leerjaar 3; op niveau 3. Vanwege het formatieve karakter van portfolio-assessment 3 is hieraan geen cijfertoekenning gekoppeld. In leerjaar vier moeten alle competenties met minimaal een voldoende worden aangetoond.
7
Voor een toelichting op de niveaus 1 tot met 3 zoals geformuleerd in de bachelor Verpleegkunde zie de studentenhandleiding portfolio toets, bijlage 1. Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
13
2.8 Inbedding portfolio-assessment in leerlijnen bachelor V Geënt op het Rotterdams Onderwijsmodel onderkent de bachelor V drie leerlijnen, te weten de kennisgestuurde lijn, de praktijkgestuurde lijn en de studentgestuurde lijn. Een portfolio-assessment toetst aan de hand van het portfolio in hoeverre de student zich heeft bekwaamd in de competenties van verpleegkundige niveau 5. De aanleg van een portfolio wordt gestuurd en doorontwikkeld door de student door middel van een aantal vaststaande stappen die vallen onder portfolio-gebaseerd leren. Portfolio-gebaseerd leren bestaat uit de 7 kerncomponenten van zelfsturend leren (zie tabel 3). In de bachelor V valt het portfolio-gebaseerd leren en hiermee dus ook het portfolio-assessment onder de studentgestuurde leerlijn. Het portfolio-assessment toetst in hoeverre een student zijn/haar competenties heeft behaald en in hoeverre hierbij het portfolio-gebaseerd leren effectief is geweest. In een portfolio-assessment wordt dan ook feedback gegeven in relatie tot portfolio gebaseerd leren; in hoeverre een student het toekomstige leren kan verbeteren. Tabel 3. Kernelementen van zelfsturend leren volgens Knowles, Holton & Swanson, 2005, gekoppeld aan leeractiviteiten uit de studentgestuurde leerlijn bachelor Verpleegkunde 7 Kernelementen zelfsturend leren Leeractiviteiten studentgestuurde leerlijn bachelor Verpleegkunde 1
Diagnosticeren
Persoonlijk ontwikkelplan
van leerbehoeften 2
Formuleren
Persoonlijk activiteitenplan
van leerdoelen 3
Identificatie van benodigde bronnen
Persoonlijk activiteitenplan
4
Implementatie
Actief opzoeken en ondergaan van leerervaringen, op school en in de dagelijkse beroepspraktijk
van gepaste leerstrategieën 5
Leercontract
POP en PAP
6
Evaluatie van het leerproces
Reflectie, op leerervaringen, en op het persoonlijk activiteiten plan
7
De onderwijzer als facilitator
Koppeling aan een studieloopbaancoach
2.9 Portfolio-assessment in relatie tot leerproces en leeraanbod Mocht uit het portfolio-assessment blijken dat een of meer competenties niet behaald zijn door een student, dan wordt in eerste instantie beoordeeld door de assessoren hoe het leerproces verbeterd zou kunnen worden voor het toekomstige leren. Dit wordt als feedback meegegeven naar de student toe, aan de hand van de competentie beroepsbeoefenaar. Mocht het zo zijn dat een groot aantal studenten structureel een bepaalde competentie niet blijkt te behalen, dan is het van belang in het evaluatieproces van de portfolio-assessmentprocedure na te gaan wat het precies is dat studenten blijken niet kunnen behalen. Indien studenten een bepaalde indicator bijvoorbeeld niet in zijn geheel kunnen behalen in de beroepspraktijk, zou dit opgelost kunnen worden door hierop een beroepsprodukt of KPB af te stemmen. Een andere mogelijkheid is de betreffende gedragsindicator in het vervolg anders te formuleren, of minder zwaar. In figuur 3 is gevisualiseerd hoe het portfolio-assessment het competentieprofiel bachelor Verpleegkunde toetst aan de hand van de gedragsindicatoren, het leerproces als ook het onderwijsen praktijkaanbod.
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
14
Figuur 3. Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde Studentgestuurde lijn: POP: leerbehoeften PAP: leerdoelen Actief opzoeken en doormaken van leerervaringen Portfolio samenstellen Reflectie en kritische situaties Portfolio-assessmentdossier samenstellen
Competentieprofiel bachelor V en gedragsindicatoren
Totaal aan toetsing Opleiding:
Portfolio-assessment
KPB’s Vaardigheidstoetsen Beroepsprodukten
Aanbod beroepspraktijk
3. Borging kwaliteitscriteria portfolio-assessment in de bachelor V De volgende kwaliteitscriteria (Sinke, 2006; Beleidsnota toetsing, Hogeschool Rotterdam 2007) worden gehanteerd bij de ontwikkeling, de implementatie, de uitvoering en de evaluatie van het portfolio-assessment in de bachelor V:
Het bewaken van validiteit en betrouwbaarheid; Het ontwikkelen van intersubjectiviteit; De valkuilen bij het beoordelen; Het gebruik van stappenplannen; De kwaliteit van assessoren
Hieronder wordt beschreven wat precies onder deze kwaliteitscriteria voor het portfolio-assessment wordt verstaan en hoe deze systematisch en cyclisch nageleefd zullen worden in de bachelor V . 3.1 Het bewaken van validiteit en betrouwbaarheid Validiteit Het assessment is valide als deze meet wat het ook werkelijk beoogt te meten. Hiervoor is het noodzakelijk dat… 1. is vastgesteld welke competenties essentieel zijn voor het beroep van verpleegkundige niveau 5 en dat hieraan inherent gedragsindicatoren zijn ontwikkeld, met onvoldoende, voldoende en goed criteria (behaviorally anchored rating scales (bars). De competenties zijn in de bachelor V vastgelegd in het competentieprofiel bachelor Verpleegkunde. Het competentieprofiel dient als uitgangspunt voor de gedragsindicatoren. Onvoldoende, voldoende en goed-criteria voor de leerjaren 1 en 3 zijn reeds door de klankbordgroep portfolio-assessment geformuleerd in dialoog met professionals uit de beroepspraktijk (zie bijlage 1 en 2) voor respectievelijk een competentie uitgewerkt in gedragsindicatoren met BARS en de hierbij behorende leeswijzer. 2. kritische beroepssituaties zijn onderscheiden die representatief zijn voor authentieke beroepssituaties. Dit wordt in de bachelor V gedaan door de student een zogenaamde kritische situatie per competentie te laten uitschrijven. In een kritische situatiebeschrijving laat de student zien bekwaam te zijn. Een kritische situatie onderscheidt zich van andere situaties doordat de student van mening is dat specifiek hierin heel duidelijk competentie in het handelen naar voren komt. In een kritische situatie handelt de student “op zijn best”; specifiek met betrekking tot de te beoordelen competentie. Indien mogelijk kan de student ook één kritische situatie koppelen aan meer competenties. Betrouwbaarheid Het assessment is betrouwbaar indien: 1. De scores consistent, nauwkeurig en reproduceerbaar zijn. Dit is het geval indien
er gebruik wordt gemaakt van een methodenmix; beoordelingsaspecten specifiek, duidelijk en valide zijn; er minstens sprake is van twee beoordelaars die onafhankelijk van elkaar werken;
2.Er sprake is van transparantie: het is betrokkenen duidelijk welke doelen het assessment beoogt te meten, op welke wijze getoetst wordt en hoe de prestaties worden beoordeeld;
Procedures en de inhoud van het assessment zijn gestandaardiseerd door gedragsindicatoren met BARS te ontwikkelen en door ze vast te leggen in deze beleidsnotitie. Het portfolio wordt zowel schriftelijk als mondeling beoordeeld door twee onafhankelijke assessoren, een vanuit de theorie en een vanuit de praktijk.
3. Het assessment efficiënt is: de door middel van toetsing verkregen informatie weegt op tegen de benodigde investering, vooral qua tijd. De bachelor V zal aan bovenstaande kwaliteitseisen voldoen door het portfolio-assessment enkel te gebruiken als aanvulling bij de bestaande toetsvormen. Kwaliteit assessoren Alle assessoren worden getraind. In deze training zullen de competenties van de toekomstige assessoren op een adequate wijze onderzocht en erkend worden. In onderstaande tabel worden de competenties die een assessor dient te bezitten, weergegeven.
Tabel 4 Competentieprofiel assessor Communicatief vaardig Een assessor kan helder en alert communiceren met studenten en co-assessoren en kan daarop reflecteren, met als doel wederzijds begrip en consensus ten aanzien van het toepassen van criteria.
Zakelijke houding Een assessor kan en wil beoordelen en hanteert daarbij een onafhankelijke en zakelijke opstelling.
Ervaring in het competentiedomein Een assessor heeft kennis van en ervaring met het te beoordelen competentiedomein en kan daardoor de organisatie van het assessment beoordelen op validiteit en betrouwbaarheid.
Objectieve waarnemer Een assessor is in staat om gedrag waar te nemen, objectief te registreren, te classificeren, te beoordelen en er waarde aan toe te kennen en deze om te zetten in advies aan de kandidaat.
Eigen oordeelsvorming Een assessor kan reflecteren op zijn eigen oordeelsvorming en kan duidelijk maken wat zijn eigen valkuilen en beperkingen zijn. Hij is in staat in overleg met collega’s tot een intersubjectieve beoordeling te komen. Bron: Hendriks en Schoonman, 2006
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 17 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Opgemerkt dient te worden dat de validiteit en betrouwbaarheid van alle overige toetsvormen en producten ieder voor zich bijdragen aan de totale validiteit en betrouwbaarheid van het portfolioassessment, immers het betreft een integratieve beoordeling, direct op competentieniveau. 3.2 Het ontwikkelen van intersubjectiviteit Zoals eerder genoemd kunnen validiteit en betrouwbaarheid geborgd worden door bepaalde eisen te stellen aan de meetinstrumenten en de toetsprocedure. Dit helpt de assessoren betrouwbaar en valide te beoordelen. Een derde voorwaarde voor valide en betrouwbaar beoordelen is de deskundigheid van de assessoren zelf; deze dient op niveau te zijn ofwel gebracht te worden door een toetstraining. Deze training bestaat uit een training van een dag. Daarna is het van belang de deskundigheid op peil te houden en verder door te ontwikkelen door voortdurend aandacht te besteden aan kwaliteit, en aan de zogenaamde intersubjectiviteit. Intersubjectiviteit is de overeenstemming tussen de oordelen van verschillende beoordelaars die met dezelfde competentieindicatoren de competenties van hetzelfde individu beoordelen (Sinke, 2006). De mate van overeenstemming tussen de oordelen van verschillende assessoren wordt bepaald door:
de eenduidigheid van het competentieprofiel en de hierbij behorende gedragsindicatoren; de mate waarin de beoordelaars zelf eerder ervaring hebben opgedaan in situaties waarin de competenties worden ingezet die beoordeeld worden in het assessment; de intensiteit en frequentie waarmee beoordelaars hun interpretaties van competentie-indicatoren en waarnemingen expliciet uitwisselen en op elkaar afstemmen. de consistentie tussen beoordelingen wordt vergroot door “moderatie”, door voortdurend overleg tussen beoordelaars (Sinke, 2006).
Om deze intersubjectiviteit te kunnen ontwikkelen worden alle assessoren gezamenlijk getraind, in een dag. Ten tweede zal de bachelor V de intersubjectiviteit op peil houden en blijven doorontwikkelen door het met regelmaat inzetten van evaluaties en terugkomtrainingen. 3.3 De valkuilen bij het beoordelen Uit onderstaande tabel (Sinke, 2006) kan afgelezen worden met welke beoordelingsfouten in een toets rekening gehouden dient te worden, en dus ook in een portfolio-assessment:
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 18 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Tabel 5 Mogelijke beoordelingsfouten in een toets (deel 1). Centrale tendentie Geen extreem hoge of lage scores geven, maar voornamelijk het midden van de beoordelingsschaal gebruiken.
Contaminatie-effect Het gebruiken van een beoordeling voor een ander doeleinde dan waarvoor de beoordeling eigenlijk bedoeld is (bv, een docent die een goede indruk wil maken door zijn studenten hoge of juist lage cijfers te geven).
Doelredenering Naar een eindresultaat toe redeneren om te komen tot een positieve of negatieve beoordeling.
Eerste indruk Een eerste indruk laten meewegen bij latere waarnemingen.
Generaliseren Op grond van slechts een enkele “gedraging” een algemeen oordeel geven.
Halo-effect Vanwege de positieve beoordeling van (aspecten van) een enkele competentie ook de (aspecten van) andere competenties positief beoordelen.
Horn-effect Vanwege de negatieve beoordeling van (aspecten van) een enkele competentie ook (aspecten van) de andere competenties negatief beoordelen.
Nabijheid Personen waar men meer contact mee heeft, positiever beoordelen.
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 19 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Tabel 5 Mogelijke beoordelingsfouten in een toets (deel 2). Projectie Het eigen gedrag tot norm verheffen.
Recentheid Een recente gebeurtenis te sterk laten meewegen.
Relatie Iets ten onrechte positief beoordelen om de relatie niet te verstoren.
Selectieve waarneming Zien of horen wat men wil zien of horen.
Sequentie-effect De resultaten van de ene beoordeling gevolgen laten hebben voor een andere beoordeling (bv. na enkele goede studenten een matige student als slecht beoordelen).
Toegeeflijkheid Eerder hoger dan lager beoordelen.
Strengheid en mildheid Consequent streng of mild beoordelen.
Vooroordelen of stereotiepen Ervan uitgaan dat bepaalde eigenschappen of kenmerken van personen bij elkaar horen.
Vroegere oordelen Vroegere oordelen een rol laten spelen. Bron: Sinke, 2006
De bachelor V wil bovenstaande valkuilen zo veel mogelijk voorkomen door in de training voor assessoren de assessoren hiervan bewust te maken. 3.4 Het gebruik van stappenplannen Voor de implementatie en de communicatie en de evaluatie van het portfolio-assessment wordt gebruik gemaakt van stappenplannen. Voor geïnteresseerden zijn deze op te vragen bij de klankbordgroep portfolio toets bachelor V.
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 20 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
4. Werkwijze portfolio-assessment in de bachelor V Hieronder is de werkwijze van het portfolio-assessment, zoals in deze beleidsnotitie bepaald is op basis van bestaande interne- en externe beleidskaders en op basis van het geschetste theoretisch kader, nog eens overzichtelijk weergegeven. In het portfolio-assessment wordt gewerkt met twee beoordelaars; een uit de praktijk en een uit de theorie. Een assesssor vanuit de praktijk is een vertegenwoordiger van de beroepsgroep verpleegkundigen niveau 5. De tweede assessor is een vertegenwoordiger van de Hogeschool Rotterdam. Opgemerkt dient te worden dat om hun onafhankelijkheid tegenover de student te kunnen bewaren deze assessoren geen directe studie- of werkrelatie onderhouden met de te assessen student. Dit houdt in dat de assessor uit de praktijk geen werkbegeleider is van de student op de leerwerkplek en voor de assessor van de Hogeschool geldt dat deze geen studieloopbaancoach is van de student. Een assessor dient in een toetssetting te kunnen functioneren en dient daartoe te beschikken over competenties voor een assessor (zie tabel 5) De beoordeling van het portfolio-assesment bestaat uit 2 onderdelen: 1. Pre-assessmentfase Het oordeel go/no go, gebaseerd op de conclusies van de assessoren na de bestudering van het portfolio-assessmentdossier In dit toetsdossier zitten de volgende documenten: Een self-toets per competentie: de student reflecteert op zijn functioneren door het beschrijven van kritische situaties die kenmerkend zijn voor één of meer competenties en waaruit effectief gedrag blijkt. Ook zijn de effecten van de toepassing van de competenties beschreven. Er wordt gebruik gemaakt van de methode STAR (situatie, taken, activiteiten, resultaat). In elke kritische situatie verwijst de student naar aanvullende bewijzen; studentprestaties zoals verzameld op school of in de beroepspraktijk. Te denken valt aan literatuurstudies, notulen van voortgangsgesprekken, powerpoints van presentaties/lessen zoals ontwikkeld en/of gegeven.
2. Assessmentfase Tijdens het assesment stellen de assessoren vragen over het assesmentdossier. Deze vragen kunnen zijn: ter verduidelijking; naar conceptuele onderbouwing; naar de toepassing van de competenties; naar rolopvatting, visie; naar verpleegkundige dilemma’s; naar ontbrekende thema’s. Het portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde in de leerjaren 1, 2 en 4 is selectief beoordelend (summatief). In leerjaar 3 is het portfolio-assessment louter formatief (diagnostisch, dan wel sturend). Het doel van portfolio-assessment 3 is te peilen in hoeverre de student op niveau 3 functioneert. Portfolio-assessments 1, 2 en 4 zijn summatief omdat wordt vastgesteld of het vereiste competentieniveau en de hieraan ten grondslag liggende conceptuele onderbouwing overtuigend is aangetoond. De student behaalt voor elk summatief portfolio-assessment EC’s. Voor portfolioassessment 1 gaat het in totaal om 12 EC’s (10 EC’s voor 10 KPB’s (beroepsgerichte opdracht) en 2 EC voor SLC (portfolio-assessment). Voor leerjaar twee zijn dit 8 EC’s (8 KPB’s) en voor leerjaar vier zijn dit ook 8 EC’s (8 KPB’s) .
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 21 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Het portfolio-assessment is naast summatief beoordelend ook formatief beoordelend (diagnostisch of sturend), namelijk bij het niet of ten dele voldoen aan de criteria worden de geconstateerde tekorten gediagnosticeerd en de student krijgt hierover advies hoe dit mee te nemen in het vervolg van zijn studie; in zijn persoonlijk ontwikkel- en activiteitenplan. Bij het niet behalen van een toets vertaalt de student de knelpunten in leerdoelen en leeractiviteiten in het POP en bereidt zich voor op een herkansing in de introductieweek van het nieuwe schooljaar. De assessor is uitvoerder van de daadwerkelijke examinering van studenten, conform de procedure zoals die is vastgesteld door de examencommissie, onder verantwoordelijkheid van de directie van het IvG. De assessor wordt aangewezen en in zijn rol functioneel aangestuurd door de examencommissie. De assessor legt vult voor elke te beoordelen student een beoordelingsformulier in en legt verantwoording af aan de examencommissie. Deze werkwijze is geconcretiseerd in een assessorenhandleiding (zie bijlage 3). In bijlage 4 volgt een voorbeeldschema van een gehele portfolio-assessmentdag.
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 22 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
5. Evaluatie portfolio-assessment in de bachelor V Evaluatieplan Het vastgestelde beleid moet op effect beoordeeld kunnen worden. De evaluatie wordt verankerd in het systeem van kwaliteitszorg, in het algemeen van IVG en in het bijzonder voor toetsing en toets. (planning en control cyclus; jaarverslagen/rapportages; opname in accreditatieschema) en draagt bij aan het waarborgen van de kwaliteit. De evaluatie van het portfolio-assessment bachelor V vindt plaats aan de hand van vragenlijsten voor studenten en voor docenten (zie bijlagen 5 en 6). Het expertisecentrum toetsing en assessment is bij deze evaluatie betrokken. De evaluatie van portfolio- assessments is uitgezet voor leerjaar één en vier. Deze worden verwerkt, gecommuniceerd en afgestemd. Verbeterpunten worden omgezet in acties. Er worden modereerbijeenkomsten georganiseerd met assessoren om verbeterpunten te verwerken. Gedragsindicatoren bijstellen voor lopende cohorten, handleidingen bijstellen voor lopende cohorten.
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 23 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Referenties Buckley, S., Coleman, J. Davison, I., Khan, K.S., Zmora, J. Malick, S., Morley, D. Pollard, D. Ashcroft, T., Popovic, C. & Sayers, J. (2009). The educational effects of portfolios on undergraduate student learning: A Best Evidence Medical Education (BEME) systematic review. BEME Guide No.11. Medical Teacher, 31, 282-298. Burch, V.C. & Seggie, J.L. (2008). Use of a structured interview to assess portfoliobased learning. Medical Education, 42, 894-900. Cluitmans, J. en Klarus, R. (2005). Competentiebeoordeling: een pleidooi voor congruentie. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 23, 221-238. College van Bestuur Hogeschool Rotterdam Agenda nr 5 21 januari 2008. Werken aan attractief en intensief onderwijs. Rotterdam, Hogeschool Rotterdam. de Bruijn-Smolders, M. (2010). Studieloopbaancoaching en het portfolio-assessment in de Masteropleiding ANP (2010). Hogeschool Rotterdam: Rotterdam de Bruijn-Smolders, M. (2010). Leereffecten portfolio-assessment. Tijdschrift Onderwijs en Gezondheidszorg, 4, 22-26. Dochy, F.J.R.C. en T.R. de Rijke (1995). Assessment centers. Nieuwe toepassingen in bachelor V, onderwijs en HRM. Utrecht. Uitgeverij LEMMA BV Dochy, F. en G. Nickmans (2005). Competentiegericht opleiden en toetsen. Theorie en praktijk van flexibel leren. Utrecht. LEMMA BV Driessen, E., Van Tartwijk, J., Van der Vleuten, C. & Wass, V. (2007). Portfolios in medical education: why do they meet with mixed succes? A systematic review. Medical Education, 41, 1224-1233. Hendriks, P. en Schoonman, W. (2006). Handboek Assessment Deel I, Gedragsproeven. Ontwikkeling, implementatie en evaluatie. Assen: Van Gorcum. Hogeschool Rotterdam, dienst strategie en onderwijsontwikkeling (2005). Waarom werken wij met het Rotterdams Onderwijs Model? Rotterdam, Hogeschool Rotterdam Hogeschool Rotterdam, Instituut voor Gezondheidszorg (2007). Beleidsnota toetsen en beoordelen 2007-2012. Hogeschool Rotterdam, Onderwijs & Kwaliteit (2010). Toetsen op z’n Rotterdams Hogeschool Rotterdam, Instituut voor Gezondheidszorg (2 november 2010, versie 1 concept). Beleidsnota toetsen en beoordelen 2010-2012. Inspectie van het onderwijs (2003). Het gebruik van het portfolio als nieuwe toetsvorm in het hoger onderwijs Eindverslag portfolio-onderzoek. Instituut IVG (11 februari 2008) Herordende strategische notitie. Rotterdam, Instituut IVG Knowles, M.S, Holton, E.F & Swanson, R.A. (2005). The Adult Learner. The definitive
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 24 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Classic in Adult Education end Human Resource Management. London: Elsevier Butterworth Heinemann. McCready, T. (2007). Portfolios and the assessment of competence in nursing: A literature review. International Journal of Nursing Studies, 44, 143-151. Minnaert, A. & Janssen, P.J. (1999). The additive effect of regulatory activities on top of intelligence in relation to academic performance in higher education. Learning and Instruction, 9, 77-91. Schoonman, W. Assessment centers. Versie 1.5 www.psytech.nl Segers, M. ( 2004). Assessment en leren als twee-eenheid: onderzoek naar de impact van assessment op leren. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs. 22 (4) 188-219 Sinke, G.P.J. (2006). Aan de slag met assessment. Toetsen en beoordelen in een competentiegerichte leeromgeving. Onderwijsadviesbureau drs. M.A.F. Dekkers bv, Nuenen. Straetmans, G., Sluijsmans, D., Bolhuis, B. en Merriënboer, J. van (2003). Integratie van instructie en assessment in competentiegericht onderwijs. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs 21, 171-197. Strijbos, J., Meeus, W. en Libotton, A. (2006). Portfolio in de lerarenopleiding: bevordert het instrument zelfsturing tijdens het leerproces? Tijdschrift voor Hoger Onderwijs 24, 96-110.
Weijzen, S. en Hurk, M. van den (2006). Wat is de overeenstemming tussen competentiebeoordeling door middel van portfolio en het oordeel over competent handelen in de praktijk? Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 24, 81-95. Zimmerman, B.J. (2008). Investigating Self-Regulation and Motivation: Historical Background, Methodological Developments and Future Prospects. American Educational Journal, 45, 166-183
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 25 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Bijlage 1 Uitwerking competentie 1 (rol zorgverlener) in gedragsindicatoren Competentie 1(HBOV cohort 2011- 2015 leerjaar 1) Om de last van ziekte, handicap of sterven te verlichten, verleent de hbo-verpleegkundige op een professioneel verantwoorde wijze verpleegkundige zorg op menselijke maat Gedragsindicator Rol van Niet (0) Kwaliteit Onvoldoende (-) Voldoende (+) zorgverlener Gezien (1) -/ +/ ++ Competentie 1 De student….. 1. verleent (verpleeg)technische, psychosociale en/of fysieke hulp / interventies aan patiënten met een eenvoudige zorgvraag, en waarvoor een bestaand protocol van toepassing is 2.
stelt een zorgplan op voor patiënten met een eenvoudige zorgvraag en legt dagelijks verslag van de verleende hulp
Goed (++)
De student….. verplaatst zich in de fysieke, psychosociale en emotionele behoeften van de patiënt
De student….. voert op aanvraag (verpleeg)technische, psychosociale en/of fysieke hulp / interventies uit bij patiënten met een eenvoudige zorgvraag, en waarvoor een bestaand protocol van toepassing is, en sluit hierbij aan op de behoeften van de patiënt.
De student….. idem: zie voldoende, maar dan op eigen initiatief
stelt op aanvraag een zorgplan op volgens de standaard van de afdeling voor patiënten met een eenvoudige zorgvraag, op basis van door een collega aangeleverde informatie over de patiënt of legt dagelijks verslag van de verleende hulp / interventies of legt verslag van de verleende hulp volgens de standaard van de afdeling, en volgens theorieën over verslaglegging, daarbij rekening houdend met de privacy van de zorgvrager.
stelt op aanvraag een zorgplan op volgens de standaard van de afdeling voor patiënten met een eenvoudige zorgvraag, op basis van door een collega aangeleverde informatie over de patiënt en legt dagelijks verslag van de verleende hulp / interventies. Verslaglegging gebeurt volgens de standaard van de afdeling, en volgens theorieën over verslaglegging, daarbij rekening houdend met de privacy van de zorgvrager.
idem: zie voldoende, maar dan op eigen initiatief
Cesuur: Competentie 1 is behaald als bovenstaande gedragsindicatoren, 1 en 2, gezien zijn en minimaal als voldoende beoordeeld
Bijlage 2 Leeswijzer Gedragsindicatoren HBO V portfolio-assessment leerjaar 1 en 3 Toelichting totstandkoming indicatoren Een eerste versie van deze gedragsindicatoren zijn geformuleerd door de leden van de klanbordgroep portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde: Marjon van Sorge; Laura Daeter; Monique van de Berg; Corine de Lange; Monique de Bruijn-Smolders. op basis van: -de EVC prestatie/indicatoren; niveau 1 = niveau A en niveau 3 = niveau C; -het competentieprofiel HBO V waaronder de gedragsindicatoren; -het document met definiëring van “ complexe zorg” , “ niet-complexe zorg” , “ zorg vertonen op aanvraag” , “op initiatief” en dergelijke (zie ook de studentenhandleidingen portfolio-assessment); -techniek voor aanmaken gedragsindicatoren (BARS; behavorially anchored rating scales) (psytech). Deze eerste versie is vervolgens face to face, individueel en per indicator, doorgenomen met de volgende stakeholders uit de praktijk: Rianne Sell ; Marije Gouw; Robert van der Gaag; Gerda van Hooijdonk; Linda Kurpershoek. Bovengenoemden hebben daarnaast ook feedback op deze indicatoren van hun achterban gevraagd en aan ons doorgegeven. Op basis van deze feedback, die eensluidend was, is de eerste versie van de gedragsindicatoren aangepast. Dit heeft geresulteerd in een tweede versie, die is ingediend bij de curriculumraad. Toelichting op de formulering van gedragsindicatoren in het algemeen De gedragsindicatoren zijn geconcretiseerd in onvoldoende, voldoende en goed-criteria. Direct afgeleid van de EVC-prestatie-indicatoren (en dus van de competenties), maar niet op specifieke lesinhoud gericht. Reden hiervoor is dat het lesprogramma er op deze wijze altijd invalt. Mochten lessen en toetsen wijzigen qua inhoud, dan heeft dit geen consequenties voor de gedragsindicator, immers, de competentie die behaald moet worden en dus ook de hierbij passende gedragsindicatoren, blijven dezelfde. Hoe deze gedragsindicatoren “ gelezen” zouden moeten worden, daarvoor is een eerste aanzet gemaakt in de gesprekken zoals gehad met de praktijk. In deze gesprekken is heel precies doorgenomen wat we met elkaar (theorie en praktijk) verstaan onder deze gedragsindicatoren. Deze afstemming wordt nader ingevuld in de training voor assessoren die nog plaats gaat vinden en daarnaast in de portfolio-assessments zelf, als theorie en praktijk eenmaal gezamenlijk gaan beoordelen. Op deze manier wordt interbeoordelaarsbetrouwbaarheid gecreëerd; beoordelaars uit de praktijk en uit de theorie kijken op een steeds meer eenduidige wijze naar de beoordelingscriteria, waardoor de beoordeling en ook de begeleiding van studenten, door de praktijk en door de Hogeschool, eenduidig wordt. Toelichting op de onvoldoende/voldoende/goed formuleringen Het portfolio-assessment is specifiek gericht op toetsing van transfer tussen theorie en praktijk, een onafhankelijk docent- en een praktijkassessor spreken om deze reden gezamenlijk een oordeel uit.
Om deze reden zijn de BARS (onvoldoende, voldoende en goed-criteria) allemaal gedefinieerd op toepassings- of inzichtsniveau, en niet op kennisniveau. Indien dit niet mogelijk was, omdat het toepassingsniveau een eerste begin betreft, is het onvoldoende criterium wel in kennis uitgedrukt. Er is een onderscheid gemaakt in onvoldoende, voldoende en goed op basis van het document van de HBO V over (niet-)complexe zorgverlening zoals dit gedefinieerd is per leerjaar: in leerjaar 1 is voldoende; “ uitvoeren op aanvraag” en goed = “ uitvoeren op eigen initiatief” . Of het gaat om “ op aanvraag” of “ op eigen initiatief” is te bepalen aan de hand van het STAR-interview. Ook gaat het in leerjaar 1 om eenvoudige hulpvragen. In leerjaar 3 gaat het bij voldoende om “ uitvoeren” en bij goed om “ontwikkelen” , steeds betreffende complexe zorg. Onvoldoende criteria zijn positief geformuleerd: getracht is aan te geven wat studenten wel kunnen, ook al is dit onvoldoende.
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 28 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Bijlage 3 Het beoordelen van een portfolio-assessmentdossier De assessor beoordeelt de waarde van het portfolio-assessmentdossier en de daarin opgenomen bekwaamheidsbewijzen aan de hand van verschillende criteria: authenticiteit, actualiteit, relevantie, hoeveelheid en verscheidenheid van de bewijzen. De assessor beoordeelt de competenties van de deelnemer aan de hand van een criteriumgericht interview. Beoordelen
Communiceren
De assessor…
Aan het einde van het portfolio-assessment:
beoordeelt het portfolio-assessment aan de hand van een gestandaardiseerd beoordelingsformulier.
De assessor geeft de beoordeelde feedback op het resultaat en het proces. Hij checkt of de beoordeelde de feedback begrepen heeft.
beslist of een student onvoldoende, voldoende of goed heeft gescoord op de te beoordelen competenties. stelt zijn beoordeling vast. overlegt met de co-assessor en komt met de coassessor tot een eindoordeel.
Na het portfolio-assessment: De assessor stelt het eindrapport op aan de hand van een beoordelingsprotocol; dit bestaat uit de beoordeling en een studie-advies. Dit rapport wordt zowel naar de student als naar zijn studieloopbaancoach gemaild. In dit rapport wordt de mogelijkheid geboden aan de student om nader mondeling overleg te hebben over de inhoud van dit rapport. De assessor zorgt ervoor dat de registratie en terugkoppeling ervan volgens het interne kwaliteitssysteem verloopt.
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 29 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Bijlage 4 Voorbeeld portfolioassessmentdag
Opbouw portfolio-assessmentgesprek (40 minuten): (inclusief 20 minuten voorbereiding door assessoren 20 minuten: gesprek assessoren en student 10 minuten: onderling overleg assessoren 10 minuten: uitspreken beoordeling tegenover student
Voorbereiding Student 1 9.00 uur - 10.00 uur Student 2 10.05 uur – 11.05 uur Student 3 11.15 uur – 12.15 uur Pauze 12.15 uur - 13.00 uur Student 4 13.15 uur – 14.15 uur Student 5 14.20 uur – 15.20 uur Student 6 15.25 uur - 16.25 uur Afronding *N.B. De assessoren zijn onafhankelijk ten opzichte van de student; zij begeleiden de te assessen student niet op de werkplek en ook zijn zij geen studieloopbaancoach van de te assessen student.
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 30 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Bijlage 5 Portfolio assessmentmeter STUDENT Wat is je oordeel over de volgende onderdelen van het portfolio-assessment? Helemaal mee eens
Betrouwbaarheid en validiteit Het portfolio assessment sluit goed aan bij… 1 de competenties die getoetst zijn. 2 de gedragsindicatoren die zijn beoordeeld. 3 eerder behandelde lesstof. 4 eerdere toetsen zoals afgenomen tijdens de opleiding. 5 De moeilijkheidsgraad van het aanmaken van het portfolio voldoet. 6 De moeilijkheidsgraad van het STAR-interview voldoet. 7 Het portfolio-assessment differentieert tussen studenten die de stof wel of niet beheersen (studenten die de stof beheersen behalen voor het portfolioassessment een voldoende, en andersom). Toetsomstandigheden 8 Eventuele praktijksituaties die vanuit de assessoren ingebracht zijn, zijn herkenbaar. 9 De gedragsindicatoren waarop beoordeeld wordt, zijn duidelijk. 10 De door de assessoren gegeven feedback geeft inzicht in hoeverre ik competent ben in de getoetste competenties. 11 De door de assessoren gegeven feedback geeft inzicht in hoe de beoordeling tot stand is gekomen. 12 De door de assessoren gegeven feedback geeft inzicht in de wijze waarop ik mijn leerproces zou kunnen verbeteren, voor volgend studiejaar. Bruikbaarheidprocedures 13 De informatie die ik voorafgaande aan dit portfolio-assessment heb gehad, was voldoende. 14 Het portfolio-assessmentrooster was op tijd beschikbaar. 15 De beoordelingsruimte was in orde. 16 De beschikbare tijd voor het STAR-interview was voldoende. Docenten 17 De inhoudelijke deskundigheid van de bij het portfolio-assessment betrokken docenten is in orde. 18 De inhoudelijke deskundigheid van de bij het portfolio-assessment betrokken praktijkassessoren is in orde. Studenten 19 Ik heb mezelf goed voorbereid op het portfolio-assessment. 20 Ik was geslaagd / niet geslaagd voor dit portfolio-assessment. 21
Zelf had ik me ook het oordeel geslaagd/niet geslaagd gegeven (zie 20). Leereffecten aanleggen portfolio Doordat ik een portfolio moest aanleggen… 22 ben ik gerichter bewijzen gaan verzamelen voor het behalen van mijn leerdoelen. 23 …ben ik bewust geworden van mijn leerrendement tot nu toe. 24 …heb ik inzicht gekregen in wat ik komend studiejaar nog moet leren. 25 …ben ik tot de conclusie gekomen dat ik in het vervolg eerder moet
Helemaal mee oneens
1 1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2 2
3 3 3 3 3 3 3
4 4 4 4 4 4 4
5 5 5 5 5 5 5
6 6 6 6 6 6 6
7 7 7 7 7 7 7
1
2
3
4
5
6
7
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
6 6
7 7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1 1 1
2 2 2
3 3 3
4 4 4
5 5 5
6 6 6
7 7 7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
(streep door wat niet van toepassing is).
1
2
3
4
5
6
7
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
6 6
7 7
1 1 1
2 2 2
3 3 3
4 4 4
5 5 5
6 6 6
7 7 7
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 31 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
26 27 28 29 30 31
beginnen met het inrichten van het portfolio. ben ik meer gaan reflecteren. ben ik meer geoefend geraakt in reflecteren. heb ik meer inzicht gekregen in competentiegericht leren. ben ik meer op zoek gegaan naar logische verbanden. ben ik meer bewust aan de slag geweest met mijn leerproces. Anders, namelijk…
Leereffecten STAR-interview 32 Doordat ik een STAR-interview heb afgelegd… 33 …ben ik mij bewust geworden van mijn leerrendement van de te beoordelen studieperiode. 34 …heb ik inzicht gekregen in mijn leervragen voor de komende studieperiode. 35 heb ik meer inzicht gekregen in competentiegericht leren. 36 heb ik geoefend in argumenteren op basis van evidence. 37 heb ik meer vertrouwen gekregen in mijn kennis en kunde. 38 heb ik geleerd overstijgend te denken. Leereffecten algemeen 39 Als ik het portfolio assessment vergelijk met de overige toetsvormen binnen de opleiding, vind ik deze het meest leerzaam Tevredenheid algemeen 40 In het algemeen ben ik tevreden over het portfolio-assessment.
1 1 1 1 1
2 2 2 2 2
3 3 3 3 3
4 4 4 4 4
5 5 5 5 5
6 6 6 6 6
7 7 7 7 7
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
6 6
7 7
1
2
3
4
5
6
7
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
6 6 6 6
7 7 7 7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
41. Welke suggesties voor verbeteringen van het portfolio-assessment wil je ons nog meegeven? ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………
HARTELIJK DANK VOOR HET INVULLEN
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 32 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Bijlage 6 Portfolio assessmentmeter ASSESSOR Wat is uw oordeel over de volgende aspecten van het portfolio-assessment?
Helemaal mee eens
Betrouwbaarheid en validiteit Het portfolio assessment sluit goed aan bij… 1 de competenties die getoetst zijn. 2 de gedragsindicatoren die beoordeeld zijn. 3 eerder behandelde lesstof. 4 eerdere toetsen zoals reeds afgenomen zijn gedurende de opleiding. 5 De moeilijkheidsgraad van het aanmaken van het portfolio voldoet. 6 De moeilijkheidsgraad van het STAR-interview voldoet. 7 Het portfolio-assessment differentieert tussen studenten die de stof wel of niet beheersen (studenten die de stof beheersen behalen voor het portfolioassessment een voldoende, en andersom). Toetsomstandigheden 8 Eventuele situaties die ik naar voren heb gebracht in het STAR-interview, zijn herkenbaar gebleken voor de student. 9 De gedragsindicatoren zijn duidelijk. Bruikbaarheidprocedures 10 De informatievoorziening die ik voorafgaande aan dit portfolio-assessment heb gehad over het portfolio-assessment was voldoende. 11 Het portfolio-assessmentrooster was op tijd beschikbaar. 12 De beoordelingsruimte was in orde. 13 De beschikbare tijd voor het STAR-interview was voldoende. 14 Mijn mede-assessor en ik kwamen overeen in beoordeling. Tevredenheid algemeen 15 In het algemeen ben ik tevreden over het portfolio-assessment.
Helemaal mee oneens
1 1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2 2
3 3 3 3 3 3 3
4 4 4 4 4 4 4
5 5 5 5 5 5 5
6 6 6 6 6 6 6
7 7 7 7 7 7 7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
6 6 6 6
7 7 7 7
1
2
3
4
5
6
7
16 Waar bent u werkzaam? (Gelieve aan te kruisen wat van toepassing is). Hogeschool Rotterdam
Beroepspraktijk 17 Suggesties ter verbetering van het volgende portfolio-assessment: ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………
HARTELIJK DANK VOOR HET INVULLEN …………………………………………………………….
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 33 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Bijlage 7 Beoordelings- en rapportageformulieren leerjaar één, twee, drie en vier Beoordelingsformulier portfolio-assessment 1
Beoordeling Portfolio Assessment 1 12 juli 2012 HBO V Cohort 2011-2015 Naam student: Studentnummer: Docentassessor: Praktijkassessor: Toe te kennen cijfers:
5 = Onvoldoende: niet alle competenties zijn gezien, dan wel voldoende bevonden 6 = Voldoende: alle competenties zijn gezien en voldoende bevonden 8 = Goed: alle competenties zijn gezien en minimaal voldoende bevonden en 2 gedragsindicatoren zijn minimaal als “goed” beoordeeld.
Rol zorgverlener niveau 1 Competentie 1 1. De student verleent (verpleeg)technische, psychosociale en/of fysieke hulp / interventies aan patiënten met een eenvoudige zorgvraag, en waarvoor een bestaand protocol van toepassing is 2. stelt een zorgplan op voor patiënten met een eenvoudige zorgvraag en legt dagelijks verslag van de verleende hulp Competentie 2 1. kent de verschillende preventieve interventies die gebruikt kunnen worden om gezondheidsrisico’s bij specifieke patiëntengroepen en voert deze uit Competentie 3 1. kent de mogelijke
Behaald ja/nee Toelichting
Behaald ja/nee Toelichting
Behaald ja/nee Toelichting
Behaald ja/nee
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 34 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
voorlichtingsmethoden en Toelichting middelen die gebruikt kunnen worden in het kader van voorlichting Rol regisseur niveau 1 Competentie 5 Behaald ja/nee 1. kan de zaken die Toelichting georganiseerd en gecoördineerd moeten worden voor de uitvoering van een preventieprogramma benoemen, kent de rol van de verpleegkundige hierbij en reflecteert hierop Totaaloordeel competentie 1, 2, 3 & 5 Rol beroepsbeoefenaar Competentie 12 Feedback m.b.t: 1. een levenslange leerhouding ontwikkelt en uitdraagt; 2. zelf leermogelijkheden ziet en gebruikt; 3. klinische lessen bijwoont en verzorgt; 4. vakliteratuur bijhoudt en deze bespreekt in de praktijk. Inrichten portfolio:
Portfolio assessmentgesprek:
Advies in geval van onvoldoende oordeel (feedback per niet behaalde gedragsindicator).
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 35 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Checklist
Beoordelingsverslag gemaakt Beoordelingsverslag in PDF- versie naar student gestuurd. Rapportageverslag in PDF-versie en word naar coach gestuurd Beoordelingsverslag op shared geplaatst door coach. Cijfer naar bedrijfsbureau/osiris
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 36 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Rapportageformulier portfolio-assessment tweede leerjaar
Rapportage voortgangsassessment HBO V Cohort 2010-2014 Naam student: Studentnummer: Docentassessor: Praktijkassesor: Coach Toe te kennen cijfers *: *Competentie 8 tot en met 11 mogen aangetoond, zijn niet verplicht voor de beoordeling portfolio-assessmentdossier leerjaar 2.
5 = Onvoldoende: niet alle competenties zijn gezien, dan wel voldoende bevonden 6 = Voldoende: alle competenties zijn gezien en voldoende bevonden 7 = Ruim voldoende: alle competenties zijn gezien en voldoende bevonden en 6 gedragsindicatoren zijn minimaal als “goed”beoordeeld 8 = Goed: alle competenties zijn gezien en minimaal voldoende bevonden en 10 gedragsindicatoren zijn minimaal als “goed” beoordeeld.
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 37 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Rol zorgverlener niveau 2 Competentie 1 1. voert een anamnese / intakegesprek met patiënten met een eenvoudige zorgvraag en stelt op basis hiervan een zorgplan op en legt dagelijks verslag van de verleende hulp / interventies. Verslaglegging gebeurt volgens de standaard van de afdeling, en volgens theorieën over verslaglegging, daarbij rekening houdend met de privacy van de zorgvrager. 2. weegt op basis van de situatie, de zorgvraag en de kenmerken van de patiënt voortdurend af welke aanpak nodig is en welke informatie verstrekt moet worden aan de patiënt en Informeert en overlegt met de familie / naaste(n) van de patiënt over de zorgaanpak Houdt rekening met de (soms strijdige) belangen van de patiënt, de organisatie en eventuele andere belanghebbenden, past het handelen hierop aan.
Behaald ja/nee Toelichting
Behaald ja/nee Toelichting
Competentie 2 1. Analyseert de gezondheidsrisico’s van een bepaalde patiënt(engroep) en stelt hiervoor een preventieplan op, waarin wordt verantwoord hoe de gekozen preventieve interventie(s) aansluiten op het doel van de preventie en de kenmerken van de patiënt(engroep) en schept een klimaat (ruimte, sfeer, etc.) waarin de gekozen preventieve interventie een zo groot mogelijk effect kan bereiken bij de doelgroep. Competentie 3
Behaald ja/nee Toelichting
1. Maakt een situatieanalyse op basis waarvan wordt besloten of GVO nodig is. Maakt een afweging van de voor- en nadelen van bepaalde voorlichtingsmethoden, media en/of materialen voor een bepaalde doelgroep en maakt een onderbouwde keuze en stemt het taalgebruik, het tempo en de stijl van informatieverstrekking af op de doelgroep zodat de boodschap zo goed mogelijk overkomt
Behaald ja/nee Toelichting
Rol regisseur niveau 2 Competentie 4 1. coördineert de zorg voor een patiëntengroep (minimaal 2 patiënten) met een eenvoudige zorgvraag, zorgt voor een effectieve en efficiënte planning van interventies / activiteiten en signaleert (wijzigingen in) de behoeften van
Behaald ja/nee Toelichting
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 38 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
de patiënt en informeert de juiste actoren (artsen, paramedici, maatschappelijk werker, etc.) hierover zodat de juiste interventies worden ingezet en zorgt voor een duidelijke verslaglegging van de verleende zorg aan de patiënt(engroep) in het kader van de overdracht van de zorgverlening aan collega’s Competentie 5 1. Levert een bijdrage aan de organisatie van preventieve activiteiten (bijv. opstellen uitnodigingsbrief, benaderen van de doelgroep, uitnodigen gastsprekers, opstellen van een vragenlijst voor het vaststellen van het beginniveau van de doelgroep, etc.)
Behaald ja/nee Toelichting
Rol ontwerper niveau 2 Competentie 6 1.
Brengt in kaart welke zorg, behandeling en voorlichting een bepaalde doelgroep nodig heeft en welke organisaties / instanties in het zorgpad / zorgprogramma / ketenzorg hierbij betrokken moeten worden en kan de eigen rol en functie als hbo-verpleegkundige in een zorgpad / zorgprogramma / ketenzorg onder woorden brengen. 2. Brengt het bestaande zorgpad / zorgprogramma / ketenzorg voor een bepaalde doelgroep in kaart en kan de eigen rol en functie als hboverpleegkundige in een zorgpad / zorgprogramma / ketenzorg onder woorden brengen Competentie 7
Behaald ja/nee Toelichting
1. Levert een bijdrage aan de evaluatie, verbetering en/of ontwikkeling van werkafspraken (bijv. rondom overdracht, werkoverleg, bezoektijden, etc.) om de uitvoering van de zorgverlening te verbeteren 2. reflecteert continue op de eigen werkstijl en kan dit bespreken.
Behaald ja/nee Toelichting
Behaald ja/nee Toelichting
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 39 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Competentie 8 1. Kent de binnen de afdeling geldende richtlijnen en protocollen en kan hiermee werken en kent de veelgebruikte kwaliteitszorgsystemen binnen de zorgsector
Behaald ja/nee Toelichting
Rol coach niveau 2 Competentie 9 1. Vervult een voorbeeldfunctie voor collega’s in het uitvoeren van taken / maatregelen die voortvloeien uit bestaand of nieuw (verpleeg)beleid 2. Maakt eigen gevoelens en gedrag bespreekbaar en is zich bewust welke reactie dit gedrag bij de ander kan oproepen bij het uitvoeren van taken / maatregelen die voortvloeien uit bestaand of nieuw (verpleeg)beleid Competentie 10 1. Geeft collega’s en teamleden concrete feedback op hun functioneren en hanteert hierbij gesprekstechnieken en de regels voor het geven van feedback
Behaald ja/nee Toelichting
Behaald ja/nee Toelichting
2. Vervult een voorbeeld rol
Rol beroepsbeoefenaar niveau 2 Competentie 11 1. Kent de beroepscode van de verpleegkundige, Is in staat zich te oriënteren op de rol en positie van de verpleegkundige in andere zorgstelsels in de wereld en verwoordt en ontwikkelt een eigen visie op de maatschappelijke functie van het beroep van verpleegkundige Competentie 12 1. Reflecteert op het eigen beroepsmatig handelen en toetst dit aan de kaders van het beroep (beroepscode, wet- en regelgeving) en toont een realistisch beeld van het eigen kunnen en de grenzen hiervan op dit moment
Behaald ja/nee Toelichting
Behaald ja/nee Toelichting
2. Neemt actief deel aan professionaliseringsactiviteiten (nascholing, klinische lessen, congressen, volgen van vakliteratuur, etc.) en stelt het eigen beroepsmatig handelen op basis hiervan bij
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 40 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Algemene feedback Inrichten portfolio:
Portfolio assessmentgesprek: KPB’S aantal: Bewijs: aantal: Advies met betrekking tot nog niet behaalde gedragsindicatoren
Checklist
Rapportageverslag gemaakt Rapportageverslag in PDF-versie naar student gestuurd. Rapportageverslag in PDF-versie en word naar coach gestuurd Rapportageverslag op shared geplaatst door coach Cijfer naar bedrijfsbureau/osiris/ validatie KPB’s Rapportageformulier formatief portfolio-assessment derde leerjaar
Rapportage voortgangsassessment HBO V Cohort 2009-2013 Naam student: Studentnummer:
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 41 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Docentassessor:
Coach Rol zorgverlener niveau 3 Competentie 1 1.1 voert een anamnese / intakegesprek met patiënten met een complexe zorgvraag en stelt op basis hiervan een zorgplan op volgens de standaard van de afdeling en verantwoordt de gekozen zorgaanpak op basis van evidence, legt dagelijks verslag van de verleende hulp / interventies aan patiënten met een complexe zorgvraag. Verslaglegging gebeurt volgens de standaard van de afdeling en verantwoording van de gekozen zorgaanpak op basis van evidence, daarbij rekening houdend met de privacy van de zorgvrager. Evalueert het zorgplan en stelt dit bij. 1.2 verleent (verpleeg)technische, psychosociale en/of fysieke hulp / interventies aan patiënten met een complexe zorgvraag, en waarvoor afwijking van bestaande protocollen nodig is, verantwoordt de gekozen zorgaanpak op basis van evidence, klinische expertise en de kenmerken / voorkeuren van de patiënt. Evalueert zorgverlening zoals verleend en stelt deze bij.
Voortgang laten zien ja/nee Toelichting
Voortgang laten zien ja/nee Toelichting
Competentie 2 2.1 voert preventieve fysieke, psychosociale en/of (verpleeg)technische interventies uit op holistische wijze bij patiënt(engroepen) met complexe gezondheidsrisico’s, evalueert de effectiviteit van de gebruikte preventieve interventies en doet aanbevelingen ter verbetering interventie een zo groot mogelijk effect kan bereiken bij de doelgroep.
Voortgang laten zien ja/nee Toelichting
Competentie 3 3.1 verzorgt voorlichtingsactiviteiten aan individuele patiënten of patiëntengroepen met complexe gezondheidsrisico’s over zaken die te maken hebben met onderzoek, behandeling en/ of hulpmogelijkheden en geeft programmatische voorlichting en instructie aan individuele patiënten en zorgt er voor dat eventuele barrières (indien mogelijk) worden weggenomen die de patiënt(engroep) belemmert de voorlichting / adviezen op te volgen.
Voortgang laten zien ja/nee Toelichting
Rol regisseur niveau 3 Competentie 4 4.1 coördineert de zorg voor een patiëntengroep met een complexe zorgvraag en zorgt voor een effectieve
Voortgang laten zien ja/nee
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 42 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
en efficiënte planning van interventies /activiteiten informeert de patiënt, collega-verpleegkundigen en andere betrokken actoren (artsen, paramedici, maatschappelijk werker, mantelzorgers / naasten, etc.) over de uitkomsten van (multidisciplinair) overleg over de voortgang van de zorgverlening aan de patiënt(engroep) en is in staat een planning en taakverdeling te maken voor meerdere verpleegkundigen op de afdeling en deze aan te sturen bij de uitvoering van de zorgverlening (delegeren) Competentie 5
Toelichting
5.1 organiseert en faciliteert zelfstandig de uitvoering van preventieve activiteiten, zorgt voor afstemming tussen verschillende actoren (eventueel uit verschillende disciplines) die een bijdrage leveren aan de uitvoering van een preventieve activiteit en evalueert de effectiviteit van de uitgevoerde preventieve activiteit in samenwerking met de betrokken actoren en deelnemers en onderneemt hierbij nog minimaal 1 van de onderstaande activiteiten: 1. spreekt verschillende actoren die een bijdrage leveren aan de uitvoering van een preventieve activiteit indien nodig aan op het nakomen van de afspraken. 2. zorgt voor inhoudelijke afstemming tussen verschillende preventieve activiteiten t.b.v. dezelfde doelgroep(en).
Voortgang laten zien ja/nee Toelichting
Rol ontwerper niveau 3 Competentie 6 6.1 evalueert (in overleg met eventuele andere betrokken disciplines) de effectiviteit en efficiency van een bestaand zorgpad / zorgprogramma / ketenzorg en formuleert adviezen om de inrichting te optimaliseren en levert een bijdrage aan het (her)ontwerp van een bestaand zorgpad / zorgprogramma rekening met de kenmerken van de doelgroep en de mogelijke financieringsbronnen. Competentie 7
Voortgang laten zien ja/nee Toelichting
7.1 denkt mee over en zorgt voor afstemming van de werkafspraken met andere afdelingen of disciplines, de optimale verdeling van taken en verantwoordelijkheden en de bijbehorende organisatiestructuur binnen de afdeling, daarbij rekening houdend met de wensen, behoeften en waarden van patiënten(groepen), doet een concreet veranderingsvoorstel.
Voortgang laten zien ja/nee Toelichting
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 43 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
7.2 reflecteert continue op de eigen werkstijl en handelt hiernaar
Competentie 8 8.1 levert een bijdrage aan de ontwikkeling van nieuwe standaarden en/of protocollen voor de eigen afdeling, levert een bijdrage aan de ontwikkeling van kwaliteitscriteria en kwaliteitsbeleid voor de eigen afdeling en voert (deel)onderzoek uit naar de kwaliteit van dienstverlening binnen de afdeling, analyseert de resultaten en doet op basis hiervan voorstellen voor verbetering van de afdeling
Voortgang laten zien ja/nee Toelichting
Voortgang laten zien ja/nee Toelichting
Rol coach niveau 3 Competentie 9 9.1 informeert collega’s over doel en functie van (verpleeg)beleid om hun inzicht in en acceptatie van het beleid te vergroten en informeert collega’s over doel, functie en doelgroep van een zorgpad / zorgprogramma om hun inzicht in en acceptatie van het programma te vergroten en heeft een voorbeeld functie Competentie 10
Voortgang laten zien ja/nee Toelichting
10.1 analyseert het gedrag / de houding van collega’s / teamleden, zoekt de oorzaken / drijfveren hiervoor en maakt deze bespreekbaar en stemt de mate en wijze van coaching / begeleiding af op de taakvolwassenheid van de collega’s / teamleden
Voortgang laten zien ja/nee Toelichting
Rol beroepsbeoefenaar niveau 3 Competentie 11 11.1 toont visie op de gewenste / benodigde ontwikkelingen in het beroep van verpleegkundige op de (middel)lange termijn en draagt de visie op het beroep, nieuwe inzichten of aanpakken uit binnen de eigen organisatie of daarbuiten (bijv. via projectgroep, beroepsvereniging, netwerk, etc.) Of participeert in organisaties of commissies (bijv.
Voortgang laten zien ja/nee Toelichting
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 44 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
beroepsorganisaties, conferenties, verpleegkundige adviesraad, ethische commissie, etc.) om in dialoog met anderen te werken aan de ontwikkeling en vernieuwing van het beroepsmatig handelen Competentie 12 12.1 reflecteert op de ontwikkeling die hij / zij tot nu toe heeft doorgemaakt in het beroep van verpleegkundige en op de beroepsgroep op HBO/ niveau en verpleegafdeling, toont visie op de gewenste verdere ontwikkeling die hij / zij wil doormaken en heeft plannen over hoe dit te bereiken en verzorgt presentaties, klinische lessen, trainings- en bijscholingsactiviteiten aan collega’s van de eigen afdeling
Voortgang laten zien ja/nee Toelichting
Algemene feedback Inrichten portfolio:
Portfolio assessmentgesprek: KPB’S aantal: Bewijs: aantal: Advies met betrekking tot nog niet behaalde gedragsindicatoren
Checklist
Rapportageverslag gemaakt Rapportageverslag in PDF-versie naar student gestuurd. Rapportageverslag in PDF-versie en word naar coach gestuurd Rapportageverslag op shared geplaatst door coach Cijfer naar bedrijfsbureau/osiris/ validatie KPB’s
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 45 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Beoordelingsformulier portfolio-assessment 4
Rapportage eindassessment HBO V Cohort 2008-2012 Naam student: Studentnummer: Docentassessor: Praktijkassessor
Coach Toe te kennen cijfers:
5 = Onvoldoende: niet alle competenties zijn gezien, dan wel voldoende bevonden 6 = Voldoende: alle competenties zijn gezien en voldoende bevonden 7 = Ruim voldoende: alle competenties zijn gezien en voldoende bevonden en 4 gedragsindicatoren zijn minimaal als “goed”beoordeeld 8 = Goed: alle competenties zijn gezien en minimaal voldoende bevonden en 8 gedragsindicatoren zijn minimaal als “goed” beoordeeld.
Rol zorgverlener niveau 3 Competentie 1 1.1 voert een anamnese / intakegesprek met patiënten met een complexe zorgvraag en stelt op basis hiervan een zorgplan op volgens de standaard van de afdeling en verantwoordt de gekozen zorgaanpak op basis van evidence, legt dagelijks verslag van de verleende hulp / interventies aan patiënten met een complexe zorgvraag. Verslaglegging gebeurt volgens de standaard van de afdeling en verantwoording van de gekozen zorgaanpak op basis van evidence, daarbij rekening houdend met de privacy van de zorgvrager. Evalueert het zorgplan en stelt dit bij. 1.2 verleent (verpleeg)technische, psychosociale en/of fysieke hulp / interventies aan patiënten met een complexe zorgvraag, en waarvoor afwijking van bestaande protocollen nodig is, verantwoordt de gekozen zorgaanpak op basis van evidence, klinische expertise en de kenmerken / voorkeuren
Behaald ja/nee Toelichting
Behaald ja/nee Toelichting
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 46 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
van de patiënt. Evalueert zorgverlening zoals verleend en stelt deze bij.
Competentie 2 2.1 voert preventieve fysieke, psychosociale en/of (verpleeg)technische interventies uit op holistische wijze bij patiënt(engroepen) met complexe gezondheidsrisico’s, evalueert de effectiviteit van de gebruikte preventieve interventies en doet aanbevelingen ter verbetering interventie een zo groot mogelijk effect kan bereiken bij de doelgroep.
Behaald ja/nee Toelichting
Competentie 3 3.1 verzorgt voorlichtingsactiviteiten aan individuele patiënten of patiëntengroepen met complexe gezondheidsrisico’s over zaken die te maken hebben met onderzoek, behandeling en/ of hulpmogelijkheden en geeft programmatische voorlichting en instructie aan individuele patiënten en zorgt er voor dat eventuele barrières (indien mogelijk) worden weggenomen die de patiënt(engroep) belemmert de voorlichting / adviezen op te volgen.
Behaald ja/nee Toelichting
Rol regisseur niveau 3 Competentie 4 4.1 coördineert de zorg voor een patiëntengroep met een complexe zorgvraag en zorgt voor een effectieve en efficiënte planning van interventies /activiteiten informeert de patiënt, collega-verpleegkundigen en andere betrokken actoren (artsen, paramedici, maatschappelijk werker, mantelzorgers / naasten, etc.) over de uitkomsten van (multidisciplinair) overleg over de voortgang van de zorgverlening aan de patiënt(engroep) en is in staat een planning en taakverdeling te maken voor meerdere verpleegkundigen op de afdeling en deze aan te sturen bij de uitvoering van de zorgverlening (delegeren) Competentie 5
Behaald ja/nee Toelichting
5.1 organiseert en faciliteert zelfstandig de uitvoering van preventieve activiteiten, zorgt voor afstemming tussen verschillende actoren (eventueel uit verschillende disciplines) die een bijdrage leveren aan de uitvoering van een preventieve activiteit en evalueert de effectiviteit van de uitgevoerde preventieve activiteit in samenwerking met de betrokken actoren en deelnemers en onderneemt hierbij nog minimaal 1 van de onderstaande activiteiten: 1. spreekt verschillende actoren die een bijdrage leveren aan de uitvoering van een preventieve activiteit indien nodig aan op het nakomen van de afspraken.
Behaald ja/nee Toelichting
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 47 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
2. zorgt voor inhoudelijke afstemming tussen verschillende preventieve activiteiten t.b.v. dezelfde doelgroep(en).
Rol ontwerper niveau 3 Competentie 6 6.1 evalueert (in overleg met eventuele andere betrokken disciplines) de effectiviteit en efficiency van een bestaand zorgpad / zorgprogramma / ketenzorg en formuleert adviezen om de inrichting te optimaliseren en levert een bijdrage aan het (her)ontwerp van een bestaand zorgpad / zorgprogramma rekening met de kenmerken van de doelgroep en de mogelijke financieringsbronnen. Competentie 7
Behaald ja/nee Toelichting
7.1 denkt mee over en zorgt voor afstemming van de werkafspraken met andere afdelingen of disciplines, de optimale verdeling van taken en verantwoordelijkheden en de bijbehorende organisatiestructuur binnen de afdeling, daarbij rekening houdend met de wensen, behoeften en waarden van patiënten(groepen), doet een concreet veranderingsvoorstel. 7.2 reflecteert continue op de eigen werkstijl en handelt hiernaar
Behaald ja/nee Toelichting
Competentie 8 8.1 levert een bijdrage aan de ontwikkeling van nieuwe standaarden en/of protocollen voor de eigen afdeling, levert een bijdrage aan de ontwikkeling van kwaliteitscriteria en kwaliteitsbeleid voor de eigen afdeling en voert (deel)onderzoek uit naar de kwaliteit van dienstverlening binnen de afdeling, analyseert de resultaten en doet op basis hiervan voorstellen voor verbetering van de afdeling
Behaald ja/nee Toelichting
Behaald ja/nee Toelichting
Rol coach niveau 3 Competentie 9 Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 48 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
9.1 informeert collega’s over doel en functie van (verpleeg)beleid om hun inzicht in en acceptatie van het beleid te vergroten en informeert collega’s over doel, functie en doelgroep van een zorgpad / zorgprogramma om hun inzicht in en acceptatie van het programma te vergroten en heeft een voorbeeld functie Competentie 10
Behaald ja/nee Toelichting
10.1 analyseert het gedrag / de houding van collega’s / teamleden, zoekt de oorzaken / drijfveren hiervoor en maakt deze bespreekbaar en stemt de mate en wijze van coaching / begeleiding af op de taakvolwassenheid van de collega’s / teamleden
Behaald ja/nee Toelichting
Rol beroepsbeoefenaar niveau 3 Competentie 11 11.1 toont visie op de gewenste / benodigde ontwikkelingen in het beroep van verpleegkundige op de (middel)lange termijn en draagt de visie op het beroep, nieuwe inzichten of aanpakken uit binnen de eigen organisatie of daarbuiten (bijv. via projectgroep, beroepsvereniging, netwerk, etc.) Of participeert in organisaties of commissies (bijv. beroepsorganisaties, conferenties, verpleegkundige adviesraad, ethische commissie, etc.) om in dialoog met anderen te werken aan de ontwikkeling en vernieuwing van het beroepsmatig handelen Competentie 12
Behaald ja/nee Toelichting
12.1 reflecteert op de ontwikkeling die hij / zij tot nu toe heeft doorgemaakt in het beroep van verpleegkundige en op de beroepsgroep op HBO/ niveau en verpleegafdeling, toont visie op de gewenste verdere ontwikkeling die hij / zij wil doormaken en heeft plannen over hoe dit te bereiken en verzorgt presentaties, klinische lessen, trainings- en bijscholingsactiviteiten aan collega’s van de eigen afdeling
Behaald ja/nee Toelichting
Algemene feedback Inrichten portfolio:
Portfolio assessmentgesprek: KPB’S aantal: Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 49 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012
Bewijs: aantal: Advies met betrekking tot nog niet behaalde gedragsindicatoren
Checklist
Rapportageverslag gemaakt Rapportageverslag in PDF-versie naar student gestuurd. Rapportageverslag in PDF-versie en word naar coach gestuurd Rapportageverslag op shared geplaatst door coach Cijfer naar bedrijfsbureau/osiris/ validatie KPB’s
Portfolio-assessment bachelor Verpleegkunde, 50 10 mei 2011, definitieve versie, bijgesteld 3 juli 2012