Belastingwetgeving niveau 5
Correctiemodel voorbeeldexamen
Belangrijke informatie
© 2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Belastingwetgeving niveau 5
1/9
Vraag 1
Toetsterm 1.1 – Beheersingsniveau: B – Aantal punten: 1 Tot welke soort belasting behoort de omzetbelasting? Let op, er zijn meerdere antwoorden juist. a b c d
aanslagbelasting aangiftebelasting tijdvakbelasting tijdstipbelasting
Juiste antwoord: b en c Feedback: Omzetbelasting is een aangiftebelasting. Bij de techniek van een aangiftebelasting berekent de belastingplichtige zelf de verschuldigde belasting, hij doet hiervan aangifte en draagt het verschuldigde bedrag af aan de ontvanger van de Belastingdienst. De belasting is verschuldigd over een bepaald tijdvak, meestal een maand. Om deze reden is de omzetbelasting een tijdvakbelasting. Vraag 2
Toetsterm 1.3 – Beheersingsniveau: B – Aantal punten: 1 Op welke datum moet de inspecteur de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2014 van deze particulier uiterlijk vaststellen? a 31 december 2017 b 31 mei 2018 c 31 augustus 2018 Juiste antwoord: b Feedback: De termijn voor het opleggen van een aanslag bij een aanslagbelasting is 3 jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Deze termijn wordt verlengd met het verleende uitstel voor de inlevering van het aangiftebiljet (art. 11 lid 3 AWR). Er is uitstel verleend van 1 mei tot 1 oktober, dit is 5 maanden. De aanslag moet dus uiterlijk zijn vastgesteld op 31 mei 2018.
Vraag 3
Toetsterm 1.4 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Is de particulier verplicht om alle bescheiden te overleggen waar de inspecteur om verzoekt? Motiveer uw antwoord. Juiste antwoord: De particulier is verplicht om de betalingsbewijzen die betrekking hebben op de door hem geclaimde giftenaftrek te overleggen. De gevraagde informatie ziet namelijk op zijn eigen belastingaangelegenheden (art. 47 AWR). De particulier is echter niet verplicht om een kopie van de aanschafnota en het betalingsbewijs van de door hem aangeschafte caravan te overleggen. De inspecteur verzoekt om deze informatie ten behoeve van de belastingheffing van een derde, de caravanhandelaar. De verplichting om informatie te verstrekken ten behoeve van de belastingheffing van derden rust uitsluitend op administratieplichtigen (art. 53 lid 1 letter a AWR) en niet op een particulier. 2 punten: 1 punt: betalingsbewijzen in verband met giftenaftrek zijn verplicht om te overleggen; ziet op eigen belastingaangelegenheden; 1 punt: kopie van de aanschafnota en betalingsbewijs van de caravan niet verplicht om te overleggen; ziet op belastingheffing van derden. Belastingwetgeving niveau 5
2/9
Vraag 4
Toetsterm 1.4 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Welk rechtsmiddel heeft de ondernemer tegen de uitspraak op het bezwaarschrift van de inspecteur en binnen welke termijn moet hij deze actie ondernemen? Juiste antwoord: De ondernemer kan tegen de uitspraak op het bezwaarschrift in beroep gaan bij de rechtbank. Hij moet dit doen binnen zes weken na de dagtekening van de uitspraak op het bezwaarschrift. Het beroepschrift is tijdig ingediend als dit voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. 2 punten: 1 punt: in beroep gaan bij de rechtbank 1 punt: binnen zes weken na de dagtekening van de uitspraak op het bezwaarschrift
Vraag 5
Toetsterm 2.1 – Beheersingsniveau: B – Aantal punten: 1 Een werknemer treedt in dienst bij een werkgever. De werkgever is verplicht om de identiteit van de werknemer vast stellen. Welke van onderstaande bescheiden voldoen aan de eis om de identiteit van de werknemer vast te stellen. Let op, er zijn meerdere antwoorden juist. a b c d
een Nederlands paspoort een rijbewijs een ID-bewijs uit een EU-land een NS-jaartrajectkaart
Juiste antwoord: a en c Feedback: Een rijbewijs en NS-jaartrajectkaart kwalificeren niet om de identiteit van de werknemer vast te stellen (art. 28 LB jo. art. 7.5 Uitv.reg.LB). Vraag 6
Toetsterm 2.2 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Behoort de vergoeding van de bekeuring voor de snelheidsovertreding tot het loon van de werknemer? Motiveer uw antwoord. Juiste antwoord: Ja. Bij de vergoeding voor een boete mag niet gekozen worden voor eindheffingsloon, deze vergoeding behoort verplicht tot het individuele loon van de werknemer (art. 31 lid 4 Wet LB). 2 punten: 2 punten: Ja en genoemd: vergoeding is verplicht individueel loon of is geen eindheffingsloon of genoemd art. 31 lid 4 Wet LB.
Vraag 7
Toetsterm 2.2 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Behoort de schadevergoeding van € 500,-- door de werkgever tot het loon van de accountant? Motiveer uw antwoord. Juiste antwoord: Nee en genoemd: 1 punt: vergoeding voor verlies of schade aan een persoonlijke zaak 1 punt: ontstaan tijdens uitoefening dienstbetrekking
Belastingwetgeving niveau 5
3/9
Vraag 8
Toetsterm 2.3 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Wat is het bedrag dat de werkgever ten laste van de vrije ruimte brengt in verband met de verstrekte onkostenvergoeding van € 720,-- aan de vertegenwoordiger? Geef ook de berekening. Juiste antwoord: Voor de kilometervergoeding geldt een gerichte vrijstelling van € 0,19 per kilometer. De gerichte vrijstelling is 1.800 kilometer x € 0,19 = € 342,--. Ten laste van de vrije ruimte komt € 720,-- min € 342,-- = € 378,--. 2 punten: 1 punt: gerichte vrijstelling van € 0,19 per kilometer 1 punt: € 720,-- - € 342,-- = € 378,-- ten laste van vrije ruimte
Vraag 9
Toetsterm 2.3 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Moet de vergoeding van de werkgever aan de werknemer voor de fles Franse cognac van € 80,-- ten laste van de vrije ruimte van de werkkostenregeling worden gebracht? Motiveer uw antwoord. Juiste antwoord: Nee, er hoeft niets ten laste van de vrije ruimte te worden gebracht. Er is sprake van kosten die samenhangen met de bedrijfsvoering van de werkgever en niet met het functioneren van de werknemer. Dit betreft een intermediaire vergoeding. 2 punten: 1 punt: geen bedrag ten laste van de vrije ruimte 1 punt: dit betreft een intermediaire vergoeding
Vraag 10
Toetsterm 2.4 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Wat zijn twee gevolgen voor de inhouding van loonbelasting in verband met de loonbetaling aan de illegaal in Nederland verblijvende Irakees? Juiste antwoord: De Irakese werknemer verblijft illegaal in Nederland. Hij beschikt dus niet over een geldige verblijfsvergunning en hierdoor ook niet over een BSN-nummer. Het gevolg is dat het anoniementarief van toepassing is (art. 26 b Wet LB) en ook mag geen loonheffingskorting worden toegepast (art. 29 lid 2 Wet LB). 2 punten: 1 punt: anoniementarief of 52%-tarief van toepassing 1 punt: geen loonheffingskorting toepassen
Vraag 11
Toetsterm 3.1 – Beheersingsniveau: B – Aantal punten: 1 In welke van onderstaande situaties is sprake van subjectieve belastingplicht voor de toepassing van de Wet op de inkomstenbelasting? Let op, er zijn meerdere antwoorden juist. a een in Amsterdam wonende man met een jaarsalaris van € 50.000,-b een in Antwerpen (België) wonende ongehuwde man zonder inkomsten of bezittingen in Nederland c een kind van vier jaar oud, dat bij zijn ouders in Breda woont en een spaarpot heeft met hierin € 40,-d een vennootschap onder firma met twee bv’s als firmanten Juiste antwoord: a en c
Belastingwetgeving niveau 5
4/9
Feedback: Belastingplichtig voor de heffing van inkomstenbelasting zijn de natuurlijke personen die: 1 in Nederland wonen, of 2 niet in Nederland wonen maar wel Nederlands inkomen genieten. In situatie a en c is sprake van een natuurlijk persoon die in Nederland woont. Voor een natuurlijk persoon die in Nederland woont is niet van belang of hij inkomen of bezittingen heeft. In situatie b is sprake van een natuurlijk persoon die niet in Nederland woont, deze is alleen dan subjectief belasting voor de inkomstenbelasting als hij Nederlandse inkomsten of bezittingen heeft. In situatie d is geen sprake van een natuurlijk persoon maar van een transparant lichaam. De vennootschap onder firma is niet subjectief belastingplichtig voor de inkomstenbelasting. Vraag 12
Toetsterm 3.4 – Beheersingsniveau: B – Aantal punten: 1 De Wet op de inkomstenbelasting kent drie boxen van inkomen. In de Wet op de inkomstenbelasting is opgenomen welke inkomsten tot de betreffende box behoren. Elke box heeft zijn eigen tarief en systeem voor de berekening van het inkomen. In welke van onderstaande situaties is sprake van een juiste toepassing van het boxenstelsel? a Een echtpaar bezit een spaartegoed bij de Rabobank van € 60.000,--. In januari van dit jaar hebben zij van de Rabobank € 1.200,-- rente ontvangen. De rente-inkomsten van € 1.200,-- behoren tot de heffingsgrondslag van box 3. b Een man bezit alle aandelen van een besloten vennootschap. De waarde van de aandelen op 1 januari behoort tot de heffingsgrondslag van box 3. c Een ongehuwde vrouw woont in een appartement dat zij in eigendom bezit. De inkomsten uit het appartement behoren tot de heffingsgrondslag van box 1. d Een man bezit 10% van de aandelen in een besloten vennootschap. De inkomsten uit deze aandelen worden in box 2 forfaitair belast. Juiste antwoord: c Feedback: Het spaartegoed van het echtpaar onder a valt onder de inkomsten uit sparen en beleggen in box 3. In box 3 worden de inkomsten forfaitair (4%) vastgesteld aan de hand van de waarde van de bezittingen en de schulden op 1 januari. De man onder b bezit alle aandelen in een besloten vennootschap. Bij een bezit van 5% of meer van de aandelen is sprake van een aanmerkelijk belang. De inkomsten uit het aanmerkelijk belang zijn belast in box 2. Inkomsten uit aanmerkelijk belang zijn belast voor de werkelijke opbrengst. Stelling d is dus onjuist.
Vraag 13
Toetsterm 3.5 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Zijn de kosten van de diners op 12 en op 20 januari voor de ondernemer geheel, gedeeltelijk of niet aftrekbaar ten laste van zijn winst uit onderneming? Geef zo nodig een berekening. Juiste antwoord: Het diner op 12 januari is een zakelijke uitgave. De kosten van dit diner zijn aftrekbaar. Hierbij moet rekening worden gehouden met de aftrekbeperking van art. 3.15 lid 1 letter a Wet IB. Aftrekbaar is 73,5% van € 210,-- = € 155,--. (Als de ondernemer meer uitgaven heeft die onder de aftrekbeperking vallen dan is het mogelijk voordeliger om de eenmalige aftrekbeperking van € 4.400,-- toe te passen). Het diner op 20 januari is een privé-uitgave. De kosten hiervan zijn in het geheel niet aftrekbaar. Weliswaar is de ondernemer met zijn gezin gaan dineren, omdat hij in december een hoge omzet heeft gehaald, maar dit staat in een te ver verwijderd verband met de ondernemingsuitoefening.
Belastingwetgeving niveau 5
5/9
2 punten: 1 punt: diner op 12 januari: aftrekbaar 73,5% van € 210,-- = € 155,-1 punt: diner op 20 januari: niets aftrekbaar is een privé-uitgave Vraag 14
Toetsterm 3.5 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Mag de ondernemer dit jaar al rekening houden met de schilderkosten van zijn bedrijfspand die hij over twee jaar moet doen? Motiveer uw antwoord en geef aan met welk bedrag. Juiste antwoord: Ja. De ondernemer mag een kostenegalisatiereserve vormen omdat de toekomstige uitgaven voortkomen uit de bedrijfsvoering in dit jaar. De toevoeging aan de kostenegalisatiereserve is € 10.000,--, omdat inhaaltoevoegingen niet zijn toegestaan. 2 punten: 1 punt: Ja en kostenegalisatiereserve 1 punt: dit jaar € 10.000,--
Vraag 15
Toetsterm 3.5 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Is het toegestaan dat de akkerbouwer de boekwinst op de bietensorteermachine afboekt op de aanschafprijs van de opslagloods? Motiveer uw antwoord. Juiste antwoord: Nee, dit is niet toegestaan. De boekwinst op een bedrijfsmiddel met een afschrijvingstermijn van minder dan tien jaar mag niet door gebruik te maken van een herinvesteringsreserve worden afgeboekt op een bedrijfsmiddel met een afschrijvingstermijn van meer dan tien jaar. De economische functie van de opslagloods is niet gelijk aan de economische functie van de bietensorteermachine. 2 punten: Nee en genoemd: 1 punt: herinvesteringsreserve is niet toegestaan 1 punt: de boekwinst op een kort afschrijfbaar bedrijfsmiddel mag niet worden afgeboekt op een lang afschrijfbaar bedrijfsmiddel of een verwijzing naar art. 3.54 lid 4 Wet IB of de economische functie van beide bedrijfsmiddelen is niet gelijk
Vraag 16
Toetsterm 3.5 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Wat is het bedrag dat de ondernemer dit jaar aan investeringsaftrek ten laste van zijn winst uit onderneming mag brengen? Motiveer uw antwoord. Juiste antwoord: De personenauto, het perceel grond en het beeldscherm zijn uitgesloten van investeringsaftrek (art. 3.45 lid 1 letters b en d en 3.45 lid 2 letter b Wet IB). De machine komt wel in aanmerking voor investeringsaftrek. De investeringsaftrek is 28% van € 53.000,-- = € 14.840,--. De machine wordt dit jaar nog niet in gebruik genomen. Om deze reden is het bedrag van de investeringsaftrek dat dit jaar in aftrek mag worden gebracht het bedrag van € 4.000,-- dat is aanbetaald. Het restant schuift door naar het volgend jaar. 2 punten: 1 punt: personenauto, industriegrond en beeldscherm uitgesloten van aftrek 1 punt: dit jaar in aftrek € 4.000,--
Belastingwetgeving niveau 5
6/9
Vraag 17
Toetsterm 3.6 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 In welke box en onder welke inkomenscategorie moet de vriendin van de ondernemer de opbrengst van het winkelpand in haar aangifte inkomstenbelasting opnemen? Geef ook het bedrag dat zij in haar aangifte inkomstenbelasting moet opnemen. Juiste antwoord: De ondernemer en zijn vriendin zijn fiscale partners, hierdoor zijn zij een verbonden persoon in de zin van art. 3.91 lid 1 letter b ten eerste Wet IB. Om deze reden moet de vriendin de huuropbrengsten opnemen in box 1 als inkomsten uit een resultaat uit overige werkzaamheden. De huuropbrengst wordt gesteld op het bedrag dat in zakelijke verhoudingen wordt overeengekomen. De vriendin moet in haar aangifte opnemen: - huuropbrengst winkelpand € 44.000,-- af: kosten en afschrijvingen € 8.000,-- opbrengst € 36.000,-af: TBS-vrijstelling 12% € 4.320,-- In aangifte € 31.680,-2 punten: 1 punt: box 1 en resultaat uit overige werkzaamheden of inkomsten uit TBS 1 punt: € 31.680,--
Vraag 18
Toetsterm 3.6 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Is tussen De Hoop bv en Woonwinkel Beter Wonen bv sprake van een fiscale eenheid voor de heffing van omzetbelasting? a Ja, want er is sprake van zowel financiële, organisatorische als economische verwevenheid tussen beide vennootschappen. b Ja, als de vennootschappen hierom verzoeken is altijd sprake van een fiscale eenheid. c Nee, want er is geen sprake van financiële verwevenheid tussen beide vennootschappen. d Nee, want er is geen sprake van economische verwevenheid tussen beide vennootschappen. Juiste antwoord: c Feedback: Voor financiële verwevenheid is vereist dat de ene onderneming de andere in financieel opzicht overheerst. Dit is het geval als men een aandelenbelang heeft van meer dan 50%. Wel is sprake van economische verwevenheid, omdat door De Hoop bv haar activiteiten uitsluitend worden verricht ten behoeve van Woonwinkel Beter Wonen bv. Ook is sprake van organisatorische verwevenheid omdat De Hoop bv feitelijk ondergeschikt is aan Woonwinkel Beter Wonen bv. Daarnaast staan zij onder een gezamenlijke leiding.
Belastingwetgeving niveau 5
7/9
Vraag 19
Toetsterm 4.3 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Voldoet de levering van het kantoorpand door de belastingadviseur aan de assurantietussenpersoon aan de voorwaarden om de vrijstelling van omzetbelasting buiten toepassing te laten? Motiveer uw antwoord. Juiste antwoord: Nee, de vrijstelling omzetbelasting mag niet buiten toepassing worden gelaten. Een assurantietussenpersoon is een vrijgestelde ondernemer (art. 11 lid 1 letter k Wet OB). Om de vrijstelling omzetbelasting in verband met levering van het kantoorpand buiten toepassing te laten is vereist dat de koper de onroerende zaak gaat gebruiken voor doeleinden waarvoor hij volledig of nagenoeg volledig recht heeft op de aftrek van voorbelasting (art. 11 lid 1 letter a ten tweede Wet OB jo. 6 Uitv.besch.OB). Aan deze voorwaarde voldoet de assurantietussenpersoon (vrijgestelde ondernemer) niet. 2 punten: Nee, en genoemd: 1 punt: de assurantietussenpersoon is een vrijgestelde ondernemer 1 punt: de assurantietussenpersoon heeft geen recht op aftrek van voorbelasting
Vraag 20
Toetsterm 4.4 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Mag de ondernemer in verband met deze factuur als voorbelasting in zijn aangifte omzetbelasting een bedrag opnemen? Motiveer uw antwoord. Juiste antwoord: Nee. De omzetbelasting mag uitsluitend in mindering worden gebracht als deze afzonderlijk op de factuur is vermeld. 2 punten: 1 punt: nee 1 punt: niet afzonderlijk op factuur in rekening gebracht
Vraag 21
Toetsterm 4.5 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Welke actie moet de ondernemer uitvoeren om het bedrag van de voldane omzetbelasting terug te krijgen? Geef ook aan wat het gevolg is voor de groothandel in verband met het feit dat zij de factuur niet betaalt. Juiste antwoord: Als de vergoeding niet wordt betaald, geldt een bijzondere regeling. De ondernemer mag de niet voldane omzetbelasting niet verrekenen via zijn periodieke omzetbelastingaangifte, maar hij moet hiervoor bij de Belastingdienst een afzonderlijk verzoek indienen. Hij moet aannemelijk maken dat de factuur niet betaald is en ook niet meer betaald zal worden (art. 29 lid 1 Wet OB). De groothandel is de door haar in het voorgaande jaar in aftrek gebrachte voorbelasting weer verschuldigd (art. 29 lid 2 Wet OB). 2 punten: 1 punt: afzonderlijk verzoek voor teruggave indienen 1 punt: groothandel is het bedrag aan omzetbelasting weer verschuldigd
Belastingwetgeving niveau 5
8/9
Vraag 22
Toetsterm 4.6 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Hoe verloopt de heffing van omzetbelasting in verband met de invoer van goederen uit Zuid-Korea? Neem in uw antwoord ook op over welke waarde de omzetbelasting moet worden berekend. Juiste antwoord: De ondernemer beschikt over een vergunning conform artikel 23 van de Wet op de omzetbelasting. Dit heeft tot gevolg dat de verleggingsregeling van toepassing is. De ondernemer moet de verschuldigde omzetbelasting in verband met de invoer in zijn aangifte omzetbelasting opnemen en mag deze – als hij de goederen voor belaste prestaties gebruikt- direct als voorbelasting op dezelfde aangifte in mindering brengen. De verschuldigde omzetbelasting wordt berekend over de douanewaarde. 2 punten: 1 punt: verleggingsregeling van toepassing 1 punt: heffing over douanewaarde
Vraag 23
Toetsterm 4.7 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Is de ondernemer over de onttrekking van de damesfiets omzetbelasting verschuldigd? Motiveer uw antwoord en geef zo nodig een berekening. Juiste antwoord: Ja, er is sprake van een zogenaamde fictieve levering (art. 3 lid 3 letter a Wet OB). De verschuldigde belasting wordt berekend over de inkoopprijs. Verschuldigd is 21% van € 800,-- = € 168,--. 2 punten: Ja, en genoemd: 1 punt: fictieve levering 1 punt: 21% van € 800,-- = € 168,--
Vraag 24
Toetsterm 4.8 – Beheersingsniveau: T – Aantal punten: 2 Geef van bovenstaande factuurgegevens aan welke feiten relevant zijn voor de aangifte omzetbelasting van december. Vul het juiste rubrieknummer en het daarbij behorende omzetbelastingbedrag in de tabel in. Als een feit geen aanleiding geeft tot vermelding in de aangifte omzetbelasting, vermeldt dan in de tabel in beide kolommen ‘geen’. Raadpleeg indien nodig het model van de aangifte omzetbelasting. Factuur Factuur 1
Rubriek omzetbelasting 1a
Bedrag omzetbelasting € 54.600,--
Factuur 2
2a 5b
€ 6.300,-€ 6.300,--
Einde examen
Belastingwetgeving niveau 5
9/9