Behoefte aan een regeling voor levensloopverlof bij zelfstandigen
Florieke Westhof Anne Bruins Paul Vroonhof Zoetermeer, oktober 2006
Dit onderzoek is gefinancierd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Inhoudsopgave
S am env atti n g
5
1
Inl eidi ng
11
1.1 1.2 1.3
Doelstelling en onderzoeksvragen De aanpak van het onderzoek op hoofdlijnen Afbakening
12 12 15
2
F ei t el i j k ged r ag z el f s t a ndi g en
17
2.1 2.2 2.3
17 17
2.4 2.5
Inleiding Getroffen voorzieningen Feitelijk gedrag van zelfstandigen in het verleden ten aanzien van tussentijds verlof DGA's Samenvatting
18 22 23
3
Zel f s t an di ge n ov e r de l e v en sl oo pr e g el i n g
25
3.1 3.2 3.3 3.4
Inleiding Bekendheid met de levensloopregeling Toelating tot levensloopregeling voor zelfstandigen Verwacht toekomstig gedrag ten aanzien van tussentijds verlof Varianten van de levensloopregeling Levenslooptegoeden opbouwen binnen of buiten onderneming Samenvatting
25 25 26
3.5 3.6 3.7
28 29 34 34
Bijl agen I II III IV
O n d e r z o e k sv e r a n t w o o r d i n g Hoofdpunten levensloopregeling V r a g e n l i j s t t e l e f o n i sc h e e n q u ê t e Vragenlijst internetgedeelte
37 43 47 61
3
Samenvatting Aanleiding en probleemstelling Met ingang van 1 januari 2006 kunnen werknemers deelnemen aan de levensloopregeling en daarmee sparen om een inkomensvoorziening op te bouwen voor een periode van onbetaald verlof. Deze mogelijkheid bestaat voor werknemers in loondienst tot 65 jaar. Hieronder vallen ook directeuren-grootaandeelhouders. Zelfstandigen kunnen geen gebruik maken van de levensloopregeling. Vanuit de Kamer is verzocht om openstelling van de regeling voor zelfstandigen. Er is ingestemd met een onderzoek naar de behoeften van zelfstandigen om deel te kunnen nemen aan een levensloopachtige regeling. Tegen deze achtergrond doet voorliggend rapport verslag van deze behoeftepeiling onder zelfstandigen aan een levensloopachtige regeling. Hierbij is extra aandacht besteed aan twee specifieke varianten van de levensloopregeling: het toekennen van de levensloopverlofkorting bij het inzetten van het levenslooptegoed bij de start van een eigen bedrijf en het openstellen van de ouderschapsverlofkorting voor zelfstandigen. Als onderzoeksvraag is geformuleerd: Hoeveel zelfstandigen willen sparen voor een vorm van levensloopverlof? Dit is nader uitgewerkt in de volgende subvragen: 1 Welke kenmerken hebben zelfstandigen die willen sparen voor een vorm van levensloopverlof? 2 Met welk doel (type verlof) willen zelfstandigen dit? 3 Hoeveel zelfstandigen willen deelnemen aan de levensloopregeling indien het gespaarde geld binnen de onderneming mag blijven en hoeveel zelfstandigen willen dit indien het gespaarde geld buiten de onderneming moet worden gebracht? Verder is er informatie verzameld over de volgende varianten: 4 Hoeveel zelfstandigen willen sparen voor de levensloopregeling indien dit (alleen) de vorm krijgt van ouderschapsverlofkorting voor zelfstandigen met een kind onder de acht jaar? 5 Hoe groot is de behoefte aan een variant op de levensloopregeling, waarmee werknemers die hun dienstbetrekking beëindigen om een bedrijf te starten, bij het inzetten van het levenslooptegoed, de levensloopverlofkorting krijgen uitgekeerd? In het onderzoek is de behoefte aan tussentijds verlof centraal gesteld. Er zijn echter ook vragen gesteld over andere gebruiksdoelen van de levensloopregeling die voor werknemers bestaan. Vooral 'eerder stoppen met werken' is in dat verband relevant. Deze keuze is gemaakt om in de vragenlijst een volledig beeld te presenteren, en om vergelijking van de resultaten van zelfstandigen en directeuren-grootaandeelhouders (dga's) beter mogelijk te maken. Telefonische enquête en internetenquête De informatie die nodig was om de onderzoeksvragen te beantwoorden is verkregen door middel van een telefonische en internetenquête. Deze zogenaamde mixed-mode methode houdt in dat we de respondenten eerst telefonisch hebben benaderd en vragen hebben voorgelegd die telefonisch goed te beantwoorden zijn. Aan het eind van
5
het telefonische interview hebben we de respondenten gevraagd of zij ook bereid zijn deel te nemen aan een vervolgonderzoek via het internet. In dit deel kon dan wat dieper worden ingegaan op de levensloopregeling; in het bijzonder op de twee varianten. De gepresenteerde onderzoeksresultaten zijn betrouwbaar en representatief. In enkele gevallen bleek het aantal waarnemingen te laag om betrouwbare uitspraken te doen (vooral daar waar het ging om uitkeringsstarters); vermelding en analyse van deze resultaten is daarom achterwege gelaten. Onderscheiden categorieën Binnen de geënquêteerde groepen zelfstandigen zijn twee hoofdcategorieën onderscheiden. Dit zijn de zelfstandigen die voor 1 januari 2005 zijn gestart (de niet-starters) en de zelfstandigen die op of na 1 januari 2005 hun bedrijf zijn gestart (de starters). Omdat starters en niet-starters op een andere manier geselecteerd zijn, mogen de resultaten niet 'opgeteld' worden. Er worden dan ook geen totalen gepresenteerd. Gelet op de verhouding starters - niet-starters kan echter aangenomen worden dat de categorie niet-starters vrijwel dezelfde resultaten laat zien als de totale groep zelfstandigen zou doen. Binnen deze hoofdcategorieën worden de volgende groepen zelfstandigen apart onderscheiden: a. zelfstandigen die gestart zijn vanuit een uitkering b. zelfstandigen met en zonder een kind onder de acht jaar (in 2006) c. zelfstandigen met en zonder personeel d. zelfstandigen van het mannelijke geslacht en het vrouwelijke geslacht e. zelfstandigen met een laag en een hoog inkomen f. voltijdzelfstandigen, deeltijdzelfstandigen en hybride zelfstandigen. In paragraaf 1.3 volgt een toelichting van de onderscheiden categorieën. Verder zijn ook enkele directeuren-grootaandeelhouders (dga's) ondervraagd. Zij vormen een bijzondere groep, omdat zij in loondienst zijn van het bedrijf waar zij werken en vanuit die positie desgewenst deel kunnen nemen aan de levensloopregeling. Omdat zij - op veel punten - echter overeenkomsten vertonen met zelfstandigen, zijn hen enkele vragen gesteld met betrekking tot de levensloopregeling. Hierdoor is het mogelijk een vergelijking te maken tussen hun kenmerken en hun gedrag en dat van zelfstandigen. Het bestand bevat geen resultaatgenieters (freelancers); deze groep vormt dan ook geen deel van het onderzoek. Getroffen voorzieningen Vrijwel alle zelfstandigen hebben een ziektekostenverzekering afgesloten: 93% van de niet-starters en 88% van de starters. Na de ziektekostenverzekering vormen de arbeidsongeschiktheidsverzekering en het ouderdomspensioen via een verzekeringsmaatschappij de meest getroffen voorzieningen, variërend van 39% tot 45% van de zelfstandigen. Werkzaamheden onderbroken in het verleden 9% van de niet-starters heeft in het verleden de werkzaamheden als zelfstandige wel eens vrijwillig voor langere tijd onderbroken. Verder heeft ook 10% van de zelfstandigen de werkzaamheden in het verleden wel eens bewust geminderd. Dit betekent dat in totaal 1 op de 5 zelfstandigen wel eens werkzaamheden heeft onderbroken of geminderd. Het doel van het onderbreken en minderen van werkzaamheden heeft het meest te maken gehad met de opvang van kinderen jonger dan acht jaar, gevolgd door
6
gezondheidsredenen van de zelfstandigen en werk in loondienst of ander werk. De vermindering van inkomen gedurende de periode van niet of minder werken is het meest opgevangen door inkomen uit loondienst of ander werk, door het inkomen van een partner en door zelf geld te hebben gespaard of belegd. Werkzaamheden willen onderbreken in het verleden, maar niet gedaan 12% van de niet-starters geeft aan in het verleden de werkzaamheden als zelfstandige te hebben willen onderbreken, maar het niet te hebben gedaan. 'Er even tussenuit' is de meest genoemde reden van zelfstandigen om hun werkzaamheden te hebben willen onderbreken. Financiële beperkingen en het niet kunnen voortzetten van de activiteiten van het bedrijf vormden de belangrijkste redenen om de werkzaamheden niet te onderbreken. Bekendheid met en toelating tot de levensloopregeling De meerderheid van de zelfstandigen heeft wel eens gehoord over de levensloopregeling. Zij wordt het meest geassocieerd met eerder stoppen met werken, gevolgd door sparen voor verlof en er een tijdje tussenuit kunnen. Een meerderheid van de zelfstandigen is van mening dat zelfstandigen aan de levensloopregeling zouden moeten kunnen deelnemen. 45% van de niet-starters en 38% van de starters vindt het principieel onjuist dat zij van deelname zijn uitgesloten. Een kleinere groep (31%) acht het terecht dat zij niet kunnen deelnemen aan levensloop. Daarbij wordt veelvuldig aangevoerd dat het niet past bij ondernemerschap en dat er voldoende andere mogelijkheden zijn. Deelname aan de levensloopregeling 16% van de niet-starters en 22% van de starters verwacht - als de regeling zou worden opengesteld voor zelfstandigen - zeker wel of waarschijnlijk wel te zullen deelnemen aan de levensloopregeling met als doel om deze, behalve voor andere doelen, ook te gebruiken voor tussentijds verlof. Daarnaast geeft 19% van de niet-starters en 14% van de starters aan vast en zeker wel of waarschijnlijk wel mee te gaan doen. Dit echter niet met het doel om tussentijds verlof op te nemen, maar vanwege een overig doel. Zowel veel niet-starters als starters geven hierbij aan de levensloopregeling te willen gebruiken om voor het 65e jaar met pensioen te gaan. Iets meer dan de helft verwacht waarschijnlijk niet of zeker niet te zullen deelnemen aan de levensloopregeling. Verwacht toekomstig gedrag Bijna een kwart van de zelfstandigen denkt in de toekomst de werkzaamheden te willen onderbreken. Het belangrijkste doel hiervan zou zijn om 'er een tijdje tussenuit te gaan'. De meest getroffen financiële maatregel om werkzaamheden in de toekomst te kunnen onderbreken is het zelf sparen of beleggen van geld. Ouderschapsverlofkorting 8% van de niet-starters die in het verleden de werkzaamheden wel eens voor langere tijd geheel of gedeeltelijk hebben onderbroken om te kunnen zorgen voor de kinderen heeft toen op parttimebasis doorgewerkt; van de starters heeft 6% parttime doorgewerkt. 34% van de niet-starters verwacht dat het financieel niet mogelijk zal zijn om de werkzaamheden te onderbreken om te kunnen zorgen voor de kinderen. Voor de starters is dit percentage 24%. 27% van de niet-starters denkt verder niet voor langere tijd in het bedrijf gemist te kunnen worden om te zorgen voor kinderen; voor de starters is dit percentage 30%. 6% van de zelfstandigen verwacht - bij het onderbreken van de werkzaamheden in de toekomst vanwege de zorg voor kinderen - te kunnen leven van
7
het inkomen van de partner. Daarnaast verwachten velen spaargeld en vermogen te kunnen aanspreken. Start eigen bedrijf en levensloopverlofkorting In het onderzoek is extra aandacht besteed aan een uitvoeringsvariant van de levensloopregeling. Deze variant houdt in dat wanneer het levenslooptegoed wordt ingezet bij de start van een eigen bedrijf, de levensloopverlofkorting wordt uitgekeerd. Hierdoor kunnen starters over extra financiële middelen beschikken. Van de zelfstandigen die voor de start van het eigen bedrijf een fulltime baan in loondienst hadden is bij de overgang van werknemerschap naar zelfstandig ondernemerschap 34% helemaal met de vorige baan gestopt, 14% heeft de baan helemaal aangehouden en 5% is minder gaan werken in die baan. Financiële zekerheid vormt de belangrijkste reden voor zelfstandigen om de vorige baan aan te houden. De meeste starters, ook degenen die niet hun baan hebben aangehouden, hebben ook nog andere inkomsten naast de inkomsten uit hun bedrijf. Levenslooptegoeden opbouwen binnen of buiten de onderneming De verplichting vanuit de levensloopregeling om geld op een geblokkeerde spaarrekening te zetten of als premie voor een verzekering te storten, zou voor ruim de helft van de niet-starters de beslissing om deel te nemen niet beïnvloeden. Op 39% zou het wel invloed hebben. Voor de starters zijn deze percentages respectievelijk 30% en 37%. V e r s c h i l t u s se n z e l f s t a n d i g e n e n d i r e c t e u r e n - g r o o t a a n d e e l h o u d e r s Van de directeuren-grootaandeelhouders doet een kwart mee aan de levensloopregeling of overweegt mee te doen aan de levensloopregeling. De belangrijkste reden voor deelname vormt de aanvulling op het pensioen. Als ze zouden deelnemen is dat in de meeste gevallen niet bedoeld voor een vorm van tussentijds verlof. De meest genoemde reden dat de dga's niet deelnemen aan de levensloopregeling is dat er voldoende andere mogelijkheden zijn, zoals lijfrentes en verzekeringen. Punten waarop categorieën zelfstandigen zich onderscheiden Ter wille van de overzichtelijkheid worden in het vervolg de resultaten per categorie beschreven. Daarbij wordt alleen gekeken naar uitkomsten die duidelijk verschillen van de uitkomsten ten opzichte van de overige categorieën. Zelfstandigen die gestart zijn vanuit een uitkering Het enige punt waarop zelfstandigen die gestart zijn vanuit een uitkering zich onderscheiden is dat zij minder vaak voorzieningen hebben getroffen op het gebied van zekerheid en inkomen. Zelfstandigen met en zonder kind onder de acht jaar Zelfstandigen met een of meer kinderen onder de acht jaar hebben in het verleden vaker de werkzaamheden onderbroken of geminderd vanwege de opvang van jonge kinderen. Meer dan gemiddeld hebben zelfstandigen met een of meer kinderen onder de acht jaar de onderbreking of mindering van de werkzaamheden financieel opgevangen met het inkomen van de partner. Zelfstandigen met en zonder personeel Zelfstandigen met personeel hebben vaker voorzieningen getroffen op het gebied van zekerheid en inkomen. Dat betreft dan vooral een ouderdomspensioen via een verzekeringsmaatschappij, een arbeidsongeschiktheidsverzekering en de reservering via de FOR.
8
Als zelfstandigen met personeel in het verleden de werkzaamheden wel eens hebben onderbroken of geminderd, was dat vaker dan gemiddeld vanwege ziekte, arbeidsongeschiktheid of zwangerschap van de ondernemer zelf. Zelfstandigen met personeel hebben - waarschijnlijk vanwege hun rol als werkgever - vaker gehoord over de levensloopregeling voor werknemers. Ten slotte valt te melden dat zij vaker voorzieningen hebben getroffen om in de toekomst de werkzaamheden te kunnen onderbreken of minderen. Ondernemers zonder personeel onderbraken of minderden de werkzaamheden vaker vanwege werk in loondienst of ander werk. Vooral met inkomen uit loondienst of ander werk hebben deze zelfstandigen de onderbreking of mindering van de werkzaamheden financieel opgevangen. Zelfstandigen zonder personeel die in het verleden de werkzaamheden wel eens hadden willen onderbreken maar dat toen niet hebben gedaan, hadden dat vaker willen doen in verband met ziekte, arbeidsongeschiktheid of zwangerschap van de ondernemer zelf. Zelfstandigen van het mannelijke en het vrouwelijke geslacht Mannelijke zelfstandigen hebben vaker voorzieningen getroffen op het gebied van zekerheid en inkomen. Dat betreft dan vooral een ouderdomspensioen via een verzekeringsmaatschappij, een arbeidsongeschiktheidsverzekering en de reservering via de FOR. Als mannelijke zelfstandigen in het verleden de werkzaamheden wel eens hebben onderbroken of geminderd, was dat vaker dan gemiddeld vanwege ziekte of arbeidsongeschiktheid van de ondernemer zelf. De onderbreking of mindering van de werkzaamheden heeft men financieel vooral opgevangen met gespaard of belegd geld. Vrouwelijke zelfstandigen hebben minder vaak voorzieningen getroffen op het gebied van zekerheid en inkomen. Als vrouwelijke zelfstandigen in het verleden de werkzaamheden wel eens hebben onderbroken of geminderd was dat vaker dan gemiddeld vanwege de opvang van jonge kinderen. De onderbreking of mindering van de werkzaamheden heeft men financieel vooral opgevangen met het inkomen van de partner. Vrouwelijke zelfstandigen die in het verleden de werkzaamheden wel eens hadden willen onderbreken maar dat toen niet hebben gedaan, hadden dat vaker dan gemiddeld willen doen in verband met ziekte, arbeidsongeschiktheid of zwangerschap van de ondernemer zelf. Ten slotte zijn vrouwelijk zelfstandigen vaker van mening dat zelfstandigen ook tot de levensloopregeling zouden moeten worden toegelaten. Zelfstandigen met een laag en met een hoog inkomen Zelfstandigen met een laag inkomen die in het verleden de werkzaamheden wel eens hebben onderbroken of geminderd, hebben dat financieel vaker opgevangen met het inkomen van de partner. Zelfstandigen met een laag inkomen die in het verleden de werkzaamheden wel eens hadden willen onderbreken maar dat toen niet hebben gedaan, hadden dat vaker dan gemiddeld willen doen in verband met ziekte, arbeidsongeschiktheid of zwangerschap van de ondernemer zelf. Zelfstandigen met een laag inkomen zijn vaker van mening dat zelfstandigen ook tot de levensloopregeling zouden moeten worden toegelaten. Zelfstandigen met een hoog inkomen hebben vaker voorzieningen getroffen op het gebied van zekerheid en inkomen. Dat betreft dan vooral een ouderdomspensioen via een verzekeringsmaatschappij, een arbeidsongeschiktheidsverzekering en de reservering via de FOR. Zelfstandigen met een hoog inkomen die in het verleden de werkzaamheden wel eens hebben onderbroken of geminderd, hebben dat financieel vooral opgevangen met gespaard of belegd geld. Zelfstandigen met een hoog inkomen hadden in het verleden vaker dan gemiddeld de werkzaamheden wel eens willen onderbreken of minderen, maar hebben dat toen niet gedaan. Zij hebben ook vaker voorzieningen getroffen om in de toekomst de werkzaamheden te kunnen onderbreken of minderen.
9
Voltijd-, deeltijd- en hybride zelfstandigen Voltijdzelfstandigen hebben vaker voorzieningen getroffen op het gebied van zekerheid en inkomen. Dat betreft dan vooral een ouderdomspensioen via een verzekeringsmaatschappij, een arbeidsongeschiktheidsverzekering en de reservering via de FOR. Als voltijdzelfstandigen in het verleden de werkzaamheden wel eens hebben onderbroken of geminderd was dat vaker dan gemiddeld vanwege ziekte, arbeidsongeschiktheid of zwangerschap van de ondernemer zelf. Deeltijdzelfstandigen hebben minder vaak voorzieningen getroffen op het gebied van zekerheid en inkomen. Zij hebben in het verleden vaker de werkzaamheden onderbroken of geminderd en vaker dan gemiddeld was dat vanwege de opvang van jonge kinderen. De onderbreking of mindering van de werkzaamheden heeft men vooral financieel opgevangen met het inkomen van de partner. Deeltijdzelfstandigen hadden in het verleden vaker de werkzaamheden willen onderbreken, maar hebben het toen niet gedaan. Dat zou dan vooral zijn geweest vanwege ziekte, arbeidsongeschiktheid of zwangerschap van de ondernemer zelf. Ten slotte hebben deeltijd zelfstandigen vaker dan gemiddeld gehoord van de levensloopregeling voor werknemers. Hybride zelfstandigen hebben in het verleden vaker dan gemiddeld de werkzaamheden onderbroken of geminderd. Dat was vaker met het oog op werk in loondienst of ander werk. De onderbreking of mindering van de werkzaamheden heeft men vooral opgevangen met inkomen uit werk in loondienst of ander werk. Hybride zelfstandigen hebben - waarschijnlijk via hun baan in loondienst - vaker dan gemiddeld gehoord van de levensloopregeling voor werknemers. Zij zijn vaker van mening dat de regeling ook opengesteld zou moeten worden voor ondernemers.
10
1
Inleiding
Aanleiding Met ingang van 1 januari 2006 kunnen werknemers deelnemen aan de levensloopregeling en daarmee sparen om een inkomensvoorziening op te bouwen voor een periode van onbetaald verlof. Deze mogelijkheid bestaat voor werknemers in loondienst tot 65 jaar. Hieronder vallen ook directeuren-grootaandeelhouders. Zelfstandigen kunnen geen gebruik maken van de levensloopregeling. Een in juli 2005 1 ingediende motie waarin werd verzocht om openstelling van de regeling voor zelfstandigen is niet uitgevoerd. Hiervoor zijn toentertijd argumenten aangedragen die te maken hadden met: − het ontbreken van arbeidsverplichting voor zelfstandigen tegenover een werkgever en de mogelijkheid die zelfstandigen reeds hebben om inkomen en tijd over hun levensloop te verdelen; − de problemen met controleerbaarheid en handhaafbaarheid van het inzetten van de levensloopregeling voor zelfstandigen; − de grote budgettaire consequenties van het inzetten van de levensloopregeling voor zelfstandigen. Deze argumenten waren volgens de indieners van de motie niet overtuigend genoeg en er is toen nogmaals aangedrongen op een levensloopachtige regeling voor zelfstandigen. Een belangrijk argument hiervoor was dat in het kader van het stimuleren van ondernemerschap een uitgebalanceerde combinatie van arbeid en zorg ook voor zelfstandigen van belang is. Dat geldt ook voor gebruik van de levensloopregeling in het kader van het starten van een onderneming vanuit een uitkering. In het Algemeen Overleg van 19 april 2006 is een onderzoek toegezegd naar de behoefte van zelfstandigen aan een levensloopachtige regeling. Hierbij zou dan ook extra aandacht worden besteed aan de behoeften aan twee varianten: het uitkeren van de levensloopverlofkorting bij het inzetten van het levenslooptegoed bij de start van een eigen bedrijf, en ouderschapsverlofkorting. Het ministerie van SZW heeft aan EIM de opdracht verleend om dit onderzoek uit te voeren. In deze eindrapportage wordt verslag gedaan van de resultaten van het onderzoek. Na dit inleidende hoofdstuk volgen de resultaten van het onderzoek: in hoofdstuk 2 is het feitelijke gedrag weergegeven van zelfstandigen ten aanzien van tussentijds verlof en getroffen financiële voorzieningen. In hoofdstuk 3 worden de opvattingen van zelfstandigen in beeld gebracht als het gaat om aspecten van de levensloopregeling. In de verschillende bijlagen zijn de responsverantwoording, achtergrondkenmerken van de respondenten, achtergrondinformatie over de levensloopregeling en de vragenlijsten van de telefonische en internetenquête weergegeven.
1
Motie Bussemaker/Verburg (Kamerstukken II 2004/05, 29760, nr. 58).
11
1.1
Doelstelling en onderzoeksvragen Doelstelling De doelstelling van het onderzoek is als volgt geformuleerd. Inzicht geven in de behoefte van zelfstandigen om deel te kunnen nemen aan een regeling waarmee ze fiscaal gefacilieerd kunnen sparen voor levensloopverlof. Als onderzoeksvraag is geformuleerd: Hoeveel zelfstandigen willen sparen voor een vorm van levensloopverlof? Dit is nader uitgewerkt in de volgende subvragen: 1 Welke kenmerken hebben zelfstandigen die willen sparen voor een vorm van levensloopverlof? 2 Met welk doel (type verlof) willen zelfstandigen dit? 3 Hoeveel zelfstandigen willen deelnemen aan de levensloopregeling indien het gespaarde geld binnen de onderneming mag blijven en hoeveel zelfstandigen willen dit indien het gespaarde geld buiten de onderneming moet worden gebracht? Verder is er informatie verzameld over de volgende varianten: 4 Hoeveel zelfstandigen willen sparen voor de levensloopregeling indien dit (alleen) de vorm krijgt van ouderschapsverlofkorting voor zelfstandigen met een kind onder de acht jaar? 5 Hoe groot is de behoefte aan een variant op de levensloopregeling, waarmee werknemers die hun dienstbetrekking beëindigen om een bedrijf te starten, bij het inzetten van het levenslooptegoed de levensloopverlofkorting krijgen uitgekeerd?
1.2
De aanpak van het onderzoek op hoofdlijnen Centraal in het onderzoek staan het feitelijke gedrag van zelfstandigen nu en in het verleden, hun mening over (deelname aan) de levensloopregeling en verwacht toekomstig gedrag op dit terrein. Deze informatie is verkregen door middel van een telefonische en internetenquête. Deze zogenaamde mixed-mode methode houdt in dat we de respondenten eerst telefonisch hebben benaderd en vragen hebben voorgelegd die telefonisch goed te beantwoorden zijn. Aan het eind van het telefonische interview hebben we de respondenten gevraagd of zij ook bereid zijn deel te nemen aan een vervolgonderzoek via het internet. In dit deel kon dan wat dieper worden ingegaan op de levensloopregeling in het algemeen en op de twee varianten in het bijzonder. Voorafgaand aan het opstellen van de vragenlijsten zijn enige interviews gehouden met experts die zich beleidsmatig dan wel wetenschappelijk bezighouden met de levensloopregeling. In het onderzoek is de behoefte aan tussentijds verlof centraal gesteld. Er zijn echter ook vragen gesteld over andere gebruiksdoelen van de levensloopregeling die voor werknemers bestaan. Vooral 'eerder stoppen met werken' is in dat verband relevant. Deze keuze is gemaakt om in de vragenlijst een volledig beeld te presenteren, en om vergelijking van de resultaten van zelfstandigen en directeuren-grootaandeelhouders (dga's) beter mogelijk te maken.
12
Gelet op het doel van het onderzoek is de benodigde informatie zo veel mogelijk van de zelfstandigen zelf gehaald. De steekproef is getrokken in de volgende vier sectoren: − agrarische sector; − nijverheid; − handel en ambachten; − dienstverlening; Dit is een gebruikelijke indeling. Deze sectoren bevatten een zeer groot deel van de populatie zelfstandigen. Verder is onderscheid gemaakt tussen de volgende vijf grootteklassen: − geen werknemers − een werknemer − twee tot en met vier werknemers − vijf tot en met negen werknemers − tien tot en met negentien werknemers. Ook dit is een gebruikelijke indeling. Daarnaast is een steekproef getrokken uit het bestand recent gestarte zelfstandigen (gestart vanaf 1 januari 2005). Onderscheiden categorieën Binnen de geënquêteerde groepen zelfstandigen kunnen twee hoofdcategorieën worden onderscheiden. Dit zijn de zelfstandigen die voor 1 januari 2005 zijn gestart: de niet-starters, en de zelfstandigen die op of na 1 januari 2005 hun bedrijf zijn gestart: de starters. Binnen deze hoofdcategorieën worden de volgende groepen zelfstandigen apart onderscheiden: a. zelfstandigen die gestart zijn vanuit een uitkering b. zelfstandigen met en zonder een kind onder de acht jaar (in 2006) c. zelfstandigen met en zonder personeel d. zelfstandigen van het mannelijk geslacht en het vrouwelijk geslacht e. zelfstandigen met een laag en een hoog inkomen f. voltijdzelfstandigen, deeltijdzelfstandigen en hybride. Omdat starters en niet-starters op een andere manier geselecteerd zijn, mogen de resultaten niet 'opgeteld' worden. Er worden in dit rapport dan ook geen totalen gepresenteerd. Gelet op de verhouding starters - niet-starters kan echter aangenomen worden dat de categorie niet-starters vrijwel dezelfde resultaten laat zien als de totale groep zelfstandigen zou doen. Verder zijn ook enkele directeuren-grootaandeelhouders (dga's) ondervraagd. Zij vormen een bijzondere groep, omdat zij in loondienst zijn van het bedrijf waar zij werken en vanuit die positie desgewenst deel kunnen nemen aan de levensloopregeling. Omdat zij - op veel punten - echter overeenkomsten vertonen met zelfstandigen, zijn hen enkele vragen gesteld met betrekking tot de levensloopregeling. Hierdoor is het mogelijk een vergelijking te maken tussen hun kenmerken en hun gedrag en dat van zelfstandigen. Hoewel een vergelijkbare redenering opgaat voor resultaatgenieters (freelancers) is deze groep niet betrokken in het onderzoek; het gebruikte adressenbestand bevat geen gegevens over deze groep. Belangrijkste kenmerken respondenten In tabel 1 zijn de belangrijkste kenmerken van de respondenten op een rij gezet, onderverdeeld naar niet-starters en starters. Voor uitgebreidere informatie hierover wordt verwezen naar bijlage I.
13
tabel 1
Kenmerken niet-starters en starters (%) Niet-starters
Starters
Jonger dan 35 jaar
13
27
Tussen de 35 en 55 jaar
60
60
55 jaar en ouder
27
13
Met kind(eren)
66
64
- waarvan 8 jaar of jonger*
27
35
- waarvan ouder dan 8 jaar
39
29
Zonder kind(eren)
34
36
In loondienst
47
57
Als zelfstandige
27
17
Geen betaalde baan partner
26
26
Minder dan € 25.000
33
46
Tussen de € 25.000 en € 50.000
27
8
€ 50.000 of meer
19
3
Geen antwoord
18
44
Leeftijd
Samenstelling huishouden
Sociaaleconomische positie partner
Inkomenscategorieën (persoon zelfstandige, niet huishouden)
* Zelfstandigen die zowel kinderen onder de 8 jaar als boven de 8 jaar hebben, zijn ingedeeld in de categorie 'kinderen jonger dan 8', omdat deze groep nog gebruik zou kunnen maken van de ouderschapsverlofregeling. Bron: EIM.
Bij de leeftijdsindeling doen zich bij de groepen jonger dan 35 jaar en 55 jaar en ouder (logische) verschillen voor tussen starters en niet-starters: starters zijn relatief jonger en niet-starters relatief ouder. Dit leeftijdsverschil is ook terug te zien bij de leeftijd van de kinderen: relatief meer starters dan niet-starters hebben kinderen jonger dan 8 jaar en relatief meer niet-starters dan starters hebben kinderen ouder dan 8 jaar. Verder hebben niet-starters relatief vaker dan starters een partner die ook zelfstandige is en starters relatief vaker dan niet-starters een partner met een baan in loondienst. Relatief even grote delen van de niet-starters en de starters hebben een partner zonder betaalde baan. Tussen de niet-starters en starters doen zich behoorlijke verschillen voor als het gaat om inkomen. 11% van de starters verdient meer dan € 25.000 tegenover 46% van de niet-starters. Hierbij dient te worden opgemerkt dat 44% van de starters geen antwoord heeft gegeven op deze vraag. Velen konden nog geen schatting maken van het inkomen omdat zij recent waren gestart. In bijlage I wordt verder stilgestaan bij de kwaliteit van de onderzoeksresultaten. Kort samengevat zijn alle gepresenteerde resultaten betrouwbaar en representatief. Daarbij past wel de kanttekening met betrekking tot vragen aangaande toekomstig (verwacht) gedrag; antwoorden op dergelijke vragen moeten eerder als indicatief beschouwd worden.
14
1.3
Afbakening Levensloopverlof In het reeds eerder genoemde Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 19 april 2006 is geconcludeerd dat de focus van het onderzoek zich moet richten op de behoefte aan tussentijds verlof. Onder 'tussentijds verlof' wordt alle verlof in het kader van de levensloopregeling bedoeld, met uitzondering van het verlof voorafgaande aan pensionering. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om zorgverlof, ouderschapsverlof, studieverlof en een sabbatical. 'Voortijdig stoppen met werken', wat niet wordt begrepen onder tussentijds verlof, wordt bij veel vragen wel genoemd als antwoordmogelijkheid. Deze keuze is gemaakt om in de vragenlijst een volledig beeld te presenteren, en om vergelijking van de resultaten van zelfstandigen en directeuren-grootaandeelhouders (dga's) beter mogelijk te maken. Daarnaast wordt bij de levensloopregeling, zeker in de beleving van de geënquêteerden, zeker ook gedacht aan de mogelijkheid het te gebruiken voor levensloopverlof. Zelfstandige Het begrip 'zelfstandige' is zo gedefinieerd dat iedereen die 'winst uit onderneming' op het formulier van de Inkomstenbelasting (IB) opgevoerd heeft in 2005 als zelfstandige beschouwd wordt. Dat betekent dat resultaatgenieters en dga's niet meegenomen worden. Zoals reeds opgemerkt, zijn aan deze laatste groep vanwege de vergelijkbaarheid met 'gewone' zelfstandigen wel enkele vragen gesteld. Zelfstandigen met en zonder personeel Zelfstandigen 'met personeel' hebben ten tijde van de enquête ten minste één werknemer in vaste of tijdelijke dienst. Uitzendkrachten worden niet gezien als werknemer, evenals de partner van de zelfstandigen, kinderen of overige familieleden. Zelfstandigen met een laag en een hoog inkomen Als grens tussen laag en hoog inkomen is gekozen voor 25.000 euro. Dit is ongeveer het gemiddelde (besteedbare) inkomen van zelfstandigen over 2006. V o l t i j d z e l f st a n d i g e n , d e e l t i j d z e l f s t a n d i g e n e n h y b r i d e z e l f s t a n d i g e n Met voltijdzelfstandigen wordt gedoeld op de zelfstandigen die ten minste 40 uur (in de praktijk meestal meer) besteden aan hun activiteiten als zelfstandige. Het inkomen is voor deze groep relatief belangrijk. Deeltijdzelfstandigen zijn personen die een onderneming drijven en daar minder dan 40 uur aan besteden. In de resterende tijd verrichten zij geen betaalde arbeid. Het inkomen uit de onderneming is voor deze groep naar verhouding van minder groot belang. In een deel van de gevallen is het een opstap naar voltijdondernemerschap. De derde categorie zelfstandigen betreft de zogenaamde hybride zelfstandigen. Deze voeren een onderneming en genieten daarnaast loon uit dienstbetrekking. Hybride ondernemerschap mondt vaak uit in voltijdondernemerschap en het opzeggen van de baan in loondienst. Starters vanuit een uitkering Dit zijn zelfstandigen die vanuit een WW-, WAO- (tegenwoordig WIA) of WWBuitkering hun bedrijf zijn gestart. Dat kan met (gedeeltelijk) behoud van uitkering en/of re-integratietrajecten zijn, maar dat hoeft niet zo te zijn.
15
2
Feitelijk gedrag zelfstandigen
2.1
Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten van de enquête uiteengezet waar het gaat om het feitelijke gedrag van de respondenten ten aanzien van getroffen voorzieningen en tussentijds verlof. Bij getroffen voorzieningen gaat het om financiële maatregelen die zelfstandigen hebben getroffen voor als ze in de toekomst hun werkzaamheden voor langere tijd zouden willen onderbreken. Verder wordt gekeken naar het gedrag en de kenmerken van zelfstandigen die in het verleden wel eens tussentijds verlof hebben genomen of hadden willen nemen, maar het niet hebben gedaan. Er wordt apart aandacht geschonken aan de kenmerken en het gedrag van dga's. Deze groep ondernemers heeft al de mogelijkheid om deel te nemen aan de levensloopregeling. Wellicht geeft hun gedrag een indicatie voor het te verwachten gedrag van zelfstandigen indien ook zij de mogelijkheid krijgen aan de levensloopregeling deel te nemen.
2.2
Getroffen voorzieningen In tabel 2 staan de financiële maatregelen opgesomd die zelfstandigen hebben genomen om in de toekomst een inkomen te hebben indien zij hun werkzaamheden tussentijds voor langere tijd zouden onderbreken. Ook kunnen maatregelen getroffen zijn op het gebied van pensioen. tabel 2
Getroffen voorzieningen op het gebied van zekerheid en inkomen (%)*
voorziening
niet-starters
starters
ziektekostenverzekering
9
8
arbeidsongeschiktheidsverzekering
4
4
ouderdomspensioen via een verzekeringsmaatschappij
4
3
reservering via de FOR
2
sparen voor inkomen om tijdelijk voor kinderen te gaan zorgen sparen om tijdelijk tijd vrij te maken voor studie * Op deze vraag waren meerdere antwoorden tegelijk mogelijk; de kolomtotalen zijn daarom niet gelijk aan 100. Zoals al aangegeven kan de groep niet-starters beschouwd worden als een goede benadering van de totale zelstandigenpopulatie. Dat geldt ook voor alle volgende tabellen. Bron: EIM.
Vrijwel alle niet-starters hebben een ziektekostenverzekering afgesloten. Andere veel (nl. door bijna de helft van de zelfstandigen) getroffen voorzieningen betreffen een arbeidsongeschiktheidsverzekering en ouderdomspensioen via een verzekeringsmaatschappij. Sparen om later tijd te hebben voor studie of om voor een of meer kinderen te kunnen gaan zorgen doet een op de tien zelfstandigen. Zowel het ouderdomspensioen als de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt vaker geregeld door zelfstandigen die vijf of meer werknemers in dienst hebben, door mannelijke zelfstandigen, door zelfstandigen met een hoger inkomen (meer dan € 25.000), voltijdzelfstandigen en door zelfstandigen jonger dan 45 jaar. Hetzelfde geldt voor de reservering via de FOR, met dien verstande dat hier de leeftijdsgrens iets hoger ligt, namelijk vanaf 55 jaar.
17
Sparen om een inkomen te hebben om tijdelijk voor kinderen te kunnen zorgen wordt vaker gedaan door zelfstandigen met jonge kinderen. Het gaat voor die groep om bijna 1 op de 6 zelfstandigen die dat doet. Met uitzondering van de reservering via de FOR, wijkt het beeld van de voorzieningen die starters hebben getroffen niet veel af van het beeld bij de niet-starters. Om geld te kunnen doteren aan de FOR moet er sprake zijn van winst én ondernemingsvermogen. Dit is de reden dat oudere niet-starters vaker geld reserveren via de FOR dan starters. Verder hebben starters vanuit een uitkering vaker een ouderdomspensioen van een verzekeringsmaatschappij en minder vaak een arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2.3
Feitelijk gedrag van zelfstandigen in het verleden ten aanzien van tussentijds verlof Werkzaamheden onderbroken in het verleden 9% van de niet-starters heeft in het verleden de werkzaamheden als zelfstandige ondernemer wel eens vrijwillig voor langere tijd (minimaal 2 maanden) onderbroken. Het is relatief veel gedaan door hybride zelfstandigen en door oudere zelfstandigen. Voor het overige zijn er nauwelijks verschillen tussen groepen zelfstandigen. Daarnaast hebben evenveel zelfstandigen (10%) in het verleden de werkzaamheden als zelfstandige wel eens bewust geminderd. Het enige wat, bezien naar groepen zelfstandigen, opvalt is dat dit vaker is gedaan door deeltijdzelfstandigen. Alles bij elkaar heeft dus een op de vijf zelfstandigen in het verleden wel eens een stapje terug gedaan. Vrouwen hebben iets minder vaak hun werkzaamheden onderbroken en juist iets vaker hun werkzaamheden geminderd dan mannen. Per saldo is er geen verschil. Een zeer klein deel van de starters heeft in het verleden de werkzaamheden als zelfstandig ondernemer al eens vrijwillig voor langere tijd onderbroken of de werkzaamheden geminderd. Alles bij elkaar gaat het om 6% van de starters. Bij die enkele zelfstandigen waar dit het geval is geweest, ging het er in de meeste gevallen om tijd te hebben voor opvang van kinderen jonger dan 8 jaar. Als niet-starters die in het verleden de werkzaamheden als zelfstandigen wel eens hebben onderbroken of geminderd vanwege de opvang van kinderen, was dat het meest vanwege de opvang van kinderen onder de 8 jaar, ziekte, arbeidsongeschiktheid en zwangerschap van de persoon zelf en vanwege werk in loondienst of ander werk. Ondernemers die in het verleden hun werkzaamheden hebben onderbroken om te zorgen voor kinderen jonger dan 8 jaar treffen we vaker aan onder vrouwen, jongeren tot en met 44 jaar, ondernemers met jonge kinderen en deeltijders. De zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben onderbroken vanwege ziekte, arbeidsongeschiktheid of zwangerschap treffen we vaker aan onder ondernemers met werknemers in dienst, ondernemers van het mannelijke geslacht, ouderen vanaf 45 jaar en voltijders. Onderbrekingen in het verleden vanwege werk in loondienst of ander werk zijn vaker gedaan door hybride zelfstandigen zonder werknemers.
18
tabel 3
Doel onderbreken of minderen werkzaamheden in het verleden (%)*
doel
niet-starters (19%)
opvang kinderen jonger dan 8 jaar
20
(4)
ziekte, arbeidsongeschiktheid, zwangerschap van de persoon zelf
17
(3)
werk in loondienst, ander werk
16
(3)
zorg voor familieleden vanwege bijzondere omstandigheden
12
(2)
een tijdje er tussenuit
12
(2)
studie/opleiding
6
(1)
geen of minder werk, minder klanten
3
(1)
rustig aan doen
3
(1)
minder geld nodig
2
(0)
opvang kinderen ouder dan 8 jaar
1
(0)
13
(3)
ander doel
starters**
* Op deze vraag waren meerdere antwoorden tegelijk mogelijk; de kolomtotalen zijn daarom niet gelijk aan 100. De percentages tussen haakjes geven de percentages aan ten opzichte van de totale populatie niet-starters. ** Het aantal starters dat deze vraag heeft beantwoord is te gering om in de tabel weer te geven. Bron: EIM.
De meeste niet-starters kunnen het onderbreken of minderen van de werkzaamheden financieel opvangen doordat zij nog een inkomen uit loondienst of ander werk hebben. Verder heeft men hiervoor zelf een voorziening getroffen (door geld te sparen of te beleggen of een verzekering af te sluiten) of werd in die periode (mede) van het inkomen van een partner geleefd. De niet-starters lenen geen geld, noch bij een bank, noch bij een particulier (ouders, kennissen of anders). Leven van gespaard geld of van opbrengst van beleggingen komt vaker voor bij zelfstandigen met een hoger inkomen en mannelijke zelfstandigen. Zelfstandigen met een lager inkomen, zelfstandigen met jonge kinderen, vrouwelijke en deeltijdzelfstandigen leefden vaker (mede) van het inkomen van een partner. Zelfstandigen die aangeven het onderbreken of minderen van de werkzaamheden te hebben opgevangen door inkomen uit loondienst of ander werk zijn vaker hybride zelfstandige en hebben vaker geen personeel in dienst.
19
tabel 4
Wijze waarop men onderbreken of minderen van werk financieel heeft opgevangen (%)*
financieel opgevangen door
niet-starters (19%)
starters**
inkomen uit loondienst/ ander werk
(5)
x
hiervoor geld gespaard / geld belegd
(4)
x
leefde (mede) van het inkomen van een partner
(4)
x
uitkering van een zelf afgesloten verzekering
(3)
x
zuiniger leven
(2)
x
interen op reserves
(1)
x
het bedrijf ging gewoon door
(1)
x
lening afgesloten bij een particulier
(0)
x
lening afgesloten bij een bank
(0)
x
anders
(1)
x
*
Op deze vraag waren meerdere antwoorden tegelijk mogelijk; de kolomtotalen zijn daarom niet gelijk aan 100. De percentages tussen haakjes geven de percentages aan ten opzichte van de totale populatie niet-starters.
** Het aantal starters dat deze vraag heeft beantwoord is te gering om in de tabel weer te geven. Bron: EIM.
Werkzaamheden in verleden willen onderbreken, maar het niet gedaan Een op de acht niet-starters (12%) heeft in het verleden de werkzaamheden als zelfstandige wel eens voor langere tijd willen onderbreken, maar dat niet gedaan. Dit is vaker het geval geweest bij de oudere zelfstandigen (van 55 jaar en ouder) en bij zelfstandigen in de hoogste inkomenscategorie (meer dan € 50.000) en vrijwel niet bij de jongste zelfstandigen (jonger dan 35 jaar) en bij de deeltijdondernemers. Ruim de helft van de niet-starters had de werkzaamheden wel eens voor langere tijd willen onderbreken om er een tijdje tussenuit te gaan. De vraag of men in het verleden de werkzaamheden als zelfstandig ondernemer wel eens voor langer tijd had willen onderbreken, maar het toen niet heeft gedaan, wordt door slechts 6% van de starters bevestigend beantwoord. Het meest genoemde doel voor deze zelfstandigen zou, net als bij de niet-starters, zijn geweest om er een tijdje tussenuit te gaan. Verder noemen relatief veel zelfstandigen ziekte of gezondheid als reden, gevolgd door de zorg voor familieleden vanwege bijzondere omstandigheden. De werkzaamheden onderbreken in verband met de opvang van kinderen noemt slechts een enkele zelfstandige. Er is enig onderscheid in categorieën aan te brengen. Er een tijdje tussenuit gaan wordt het meest genoemd door zelfstandigen met personeel. Vrouwen, zelfstandigen zonder personeel, zelfstandigen met een inkomen van maximaal 25.000 euro en deeltijders noemen vaker ziekte of gezondheidsredenen waarom zij het werk in het verleden hadden willen onderbreken.
20
tabel 5
Doel waarvoor men de werkzaamheden had willen onderbreken (%)*
doel
niet-starters (12%)
een tijdje er tussenuit
55
(7)
ziekte, gezondheid
15
(2)
zorg voor familieleden vanwege bijzondere omstandigheden
10
(1)
ander werk/andere activiteiten
7
(1)
studie/opleiding
6
(1)
opvang van kinderen jonger dan 8 jaar
5
(1)
financiële problemen/stoppen
4
(1)
opvang van kinderen ouder dan 8 jaar
3
(0)
(even) minder hard werken
1
(0)
ander doel
1
(0)
*
starters**
De cijfers tussen haakjes geven de percentages aan ten opzichte van de totale populatie nietstarters. Omdat op deze vraag meerdere antwoorden tegelijk mogelijk waren zijn de kolomtotalen niet gelijk aan 100.
** Het aantal starters dat deze vraag heeft beantwoord is te gering om in de tabel weer te geven. Bron: EIM.
Door 37% van de groep niet-starters die de werkzaamheden wel eens had willen onderbreken maar het toen niet heeft gedaan (dat is 4% van de totale groep nietstarters), wordt als reden opgegeven dat men het zich financieel niet kon permitteren. Dit argument wordt vaker genoemd door zelfstandigen met een laag inkomen en door zelfstandigen met oudere kinderen. In verschillende bewoordingen, geven ook velen aan dat het voortzetten van de activiteiten van het bedrijf tijdens de periode van onderbreking niet mogelijk was en dat dit voor de zelfstandige reden was om van het onderbreken van de werkzaamheden af te zien. Dit wordt vaker genoemd door zelfstandigen van kleinere bedrijven, zelfstandigen met jonge kinderen, vrouwelijke zelfstandigen en deeltijdzelfstandigen. tabel 6
Reden waarom werkzaamheden niet zijn onderbroken (%)*
reden
niet-starters (12%)
starters**
ik kon het mij financieel niet permitteren
37
(4)
x
ik kon niemand vinden om mijn werk (tijdelijk) over te nemen
28
(3)
x
zonder mij kon het bedrijf niet doorgaan
28
(3)
x
ik kon - vanwege de klanten - het bedrijf niet tijdelijk sluiten
22
(3)
x
het voortbestaan van het bedrijf zou in gevaar zijn gekomen
12
(1)
x
andere reden
16
(2)
x
*
Op deze vraag waren meerdere antwoorden tegelijk mogelijk; de kolomtotalen zijn daarom niet gelijk aan 100. De percentages tussen haakjes geven de percentages aan ten opzichte van de totale populatie niet-starters.
** Het aantal starters dat deze vraag heeft beantwoord is te gering om in de tabel weer te geven. Bron: EIM.
21
2.4
DGA's Van de 290 dga's die in het onderzoek waren betrokken geeft bijna driekwart aan zeker niet mee te doen aan de levensloopregeling. 11% doet mee en 14% overweegt dat. De redenen die de dga's geven die meedoen (overwegen) zijn opgesomd in tabel 7. tabel 7
Doel van dga's voor (overwegen) deelname aan levensloopregeling (%)*
Redenen
% dga's
eerder met pensioen gaan
56
belastinguitstel
21
een tijdje er tussenuit (sabbatical)
19
de zorg voor familieleden in bijzondere omstandigheden
11
studie/opleiding
6
de opvang van kinderen jonger dan 8 jaar
5
de opvang van kinderen ouder dan 8 jaar
5
nog anders, namelijk.....
36
* Op deze vraag waren meerdere antwoorden tegelijk mogelijk; de kolomtotalen zijn daarom niet gelijk aan 100.
Verreweg het grootste deel van de dga's geeft aan te sparen om eerder met pensioen te gaan. Verder vormt ook belastinguitstel een niet-onbelangrijke reden voor deelname. In tabel 8 zijn de bezwaren opgesomd die dga's noemen als wordt gevraagd naar de redenen waarom zij niet deelnemen aan de levensloopregeling. tabel 8
Bezwaren van dga's om niet deel te nemen aan levensloopregeling*
Bezwaren
% dga's
er zijn voldoende andere mogelijkheden (lijfrente/verzekeringen)
28
niet in verdiept
12
ben te oud
12
te beperkt, niet (fiscaal) gunstig
10
heb al een spaarloonregeling
5
administratieve rompslomp
5
te ingewikkeld
4
geen vertrouwen in de regeling
4
denkt niet eerder te zullen stoppen of werk te onderbreken
4
mijn onderneming is mijn levensloopregeling
3
mag wettelijk niet
2
geen geld voor
2
ander bezwaar
10
* Op deze vraag waren meerdere antwoorden tegelijk mogelijk; de kolomtotalen zijn daarom niet gelijk aan 100. Bron: EIM.
22
Het meest genoemde antwoord hierbij is dat er naast de levensloopregeling voldoende andere mogelijkheden zijn, zoals lijfrentes en verzekeringen. Verder geven relatief veel zelfstandigen aan dat zij zich niet in de regeling verdiept hebben, dat zij er te oud voor zijn en dat zij de regeling fiscaal niet gunstig vinden. Een beperkt percentage geeft aan deel te nemen aan de voor dga's toegankelijke spaarloonregeling. Eveneens een relatief laag percentage geeft aan niet eerder te zullen stoppen of het werk te willen onderbreken, waardoor deelname aan de levensloopregeling niet nodig is.
2.5
Samenvatting
93% van de niet-starters en 88% van de starters hebben een ziektekostenverzekering afgesloten. Na de ziektekostenverzekering vormen de arbeidsongeschiktheidsverzekering en ouderdomspensioen via een verzekeringsmaatschappij de meest getroffen voorzieningen, variërend van 39% tot 45% van de zelfstandigen. Voor de niet-starters geldt dat 19% van hen in het verleden wel eens de werkzaamheden tussentijds heeft onderbroken of bewust geminderd. Als meest genoemde redenen worden hierbij de opvang van kinderen jonger dan 8 jaar, ziekte of zwangerschap van de zelfstandige zelf en werk in loondienst of ander werk genoemd. Zelfstandigen van grotere bedrijven, met een hoger inkomen en van het mannelijk geslacht leefden in die periode vaker van gespaard of belegd geld. Zelfstandigen van kleinere bedrijven met een lager inkomen, met jonge kinderen, van het vrouwelijk geslacht en deeltijders leefden vaker (mede) van het inkomen van de partner. Naast deze 19% geeft 12% aan dat zij de werkzaamheden in het verleden wel eens hadden willen onderbreken, maar het niet hebben gedaan. De belangrijkste redenen hiervoor waren financiële beperkingen en het niet kunnen voortzetten van de activiteiten van het bedrijf. 'Er een tijdje tussenuit gaan' vormde voor deze groep zelfstandigen de meest genoemde reden om de werkzaamheden te willen onderbreken in het verleden. Van de directeuren-grootaandeelhouders doet een kwart mee aan de levensloopregeling of overweegt mee te doen aan de levensloopregeling. De belangrijkste reden voor deelname vormt de aanvulling op het pensioen. De meest genoemde reden dat de dga's niet deelnemen aan de levensloopregeling is dat er voldoende andere mogelijkheden zijn zoals lijfrentes en verzekeringen.
23
3
Zelfstandigen over de levensloopregeling
3.1
Inleiding In dit hoofdstuk staan de opvattingen en kennis van zelfstandigen over de levensloopregeling of 'levensloopachtige' regelingen centraal. Als eerste wordt weergegeven wat de kennis van zelfstandigen is over de levensloopregeling. De daaropvolgende paragraaf beschrijft de mening van zelfstandigen in verband met de discussie over het wel of niet toelaten van zelfstandigen tot de levensloopregeling. Ook staat in deze paragraaf beschreven of zij zelf ook deel zouden nemen, indien ze toegelaten worden tot de regeling. In paragraaf 3.4 staat het verwachte toekomstige gedrag beschreven ten aanzien van tussentijds verlof. In paragraaf 3.5 komen twee varianten aan de orde: de ouderschapsverlofkorting en het uitkeren van de levensloopverlofkorting bij het inzetten bij de start van een eigen bedrijf. De laatste paragraaf heeft betrekking op de mening van zelfstandigen over de vraag of het gespaarde tegoed binnen dan wel buiten de onderneming ondergebracht zou moeten worden.
3.2
Bekendheid met de levensloopregeling Een grote meerderheid van de zelfstandigen (niet-starters 85% en starters 83%) heeft wel eens gehoord over de levensloopregeling voor werknemers in loondienst. Zelfstandigen die vijf of meer werknemers in dienst hebben, hebben vrijwel allemaal over de levensloopregeling gehoord, evenals relatief veel hybride zelfstandigen en deeltijdzelfstandigen. Wat betreft de leeftijd van de zelfstandigen vallen vooral de jongeren (jonger dan 35 jaar) op doordat van deze groep veel zelfstandigen niet over de levensloopregeling hebben gehoord. 30% van de groep niet-starters die wel eens over de levensloopregeling heeft gehoord, zegt direct geen nadere toelichting te kunnen geven. Onder de zelfstandigen die wel een toelichting hebben gegeven, zijn er ook verschillende waarvan het antwoord erop neerkomt dat men er eigenlijk alleen over heeft gehoord of over heeft gelezen en niets van de inhoud van de regeling weet. Van de zelfstandigen die wel een toelichting kunnen geven, verwijst 30% naar de mogelijkheid die de levensloopregeling biedt om eerder te stoppen met werken. 24% noemt sparen voor (niet nader gespecificeerde vormen van) verlof en 17% noemt de mogelijkheid er een tijdje er tussenuit te kunnen. Eerder stoppen met werken wordt vaker genoemd door mannelijke zelfstandigen. Vrouwelijke zelfstandigen noemen vaker sparen voor verlof. Verlof kan daarbij elke vorm van verlof zijn, zoals ouderschapsverlof, sabbatical of prepensioen. Verder zijn er nauwelijks verschillen tussen de onderscheiden groepen zelfstandigen. Van de starters die wel over de levensloopregeling hebben gehoord, zegt 24% direct dat men geen nadere toelichting kan geven. Van de zelfstandigen die wel een toelichting kunnen geven, verwijst 25% naar de mogelijkheid die de levensloopregeling biedt om eerder te stoppen met werken. 24% noemt sparen voor (niet nader gespecificeerde vormen van) verlof en 13% noemt de mogelijkheid er een tijdje tussenuit te kunnen.
25
3.3
Toelating tot levensloopregeling voor zelfstandigen Toelating zelfstandigen tot levensloopregeling terecht? Aan de levensloopregeling kunnen nu alleen werknemers in loondienst deelnemen. Zelfstandigen zijn van deelname uitgesloten. Meer dan de helft van de niet-starters (59%) vindt dat zelfstandigen ook aan de levensloopregeling zouden moeten kunnen deelnemen. Gevraagd waarom men dat vindt, geeft driekwart van deze zelfstandigen (76%) aan, dus 45% van de totale populatie niet-starters, dat men van mening is dat er sprake moet zijn van gelijke behandeling van werknemers en zelfstandigen. Starters zijn in vrijwel even grote mate (61%) van mening dat zelfstandigen ook zouden moeten kunnen deelnemen aan de levensloopregeling. Starters vanuit een uitkering vinden vaker dan de starters die niet vanuit een uitkering starten dat zelfstandigen ook aan de levensloopregeling zouden moeten kunnen deelnemen. Ook deze zelfstandigen vinden dat overwegend (62%), dus 38% van de totale populatie starters, omdat men van mening is dat er sprake moet zijn van gelijke behandeling van werknemers en zelfstandigen. Andere toelichtingen (elk door ongeveer zowel een op de tien niet-starters als starters genoemd) betreffen: − het is een goede voorziening voor tijdelijk verlof; − je kunt eerder met pensioen; − het is fiscaal aantrekkelijk. Onder de niet-starters zijn vrouwelijke zelfstandigen vaker van mening dat zelfstandigen zouden moeten kunnen deelnemen aan de levensloopregeling evenals zelfstandigen met een lager inkomen (minder dan € 50.000), hybride zelfstandigen en zelfstandigen van middelbare leeftijd (35-55 jaar). Of men kinderen heeft van jonger respectievelijk ouder dan 8 jaar maakt geen verschil. Zowel niet-starters als starters die vinden dat het niet nodig is dat zelfstandigen ook aan de levensloopregeling kunnen deelnemen geven heel vaak als toelichting dat het niet past bij het idee van zelfstandige zijn en dat zelfstandigen dit zelf moeten regelen. Er wordt daarnaast door verschillende zelfstandigen aangevoerd dat er andere of betere mogelijkheden zijn om iets te regelen of dat een bedrijf hebben niet toelaat er tussenuit te gaan. Zelf deelnemen aan de levensloopregeling? 16% van de niet-starters en 22% van de starters denkt wel te zullen deelnemen als zelfstandigen ook aan de levensloopregeling zouden kunnen deelnemen met als doel om het ook te gebruiken voor tussentijds verlof. 11% van de niet-starters en 18% van de starters houden hierbij nog wel een slag om de arm. Daarnaast is er een groep nietstarters en starters die denken wel te zullen deelnemen aan de levensloopregeling indien dat mogelijk wordt, maar dat niet willen met als doel om tussentijds verlof op te nemen. Dit geldt voor 19% van de niet-starters en 14% van de starters. Veel van hen geven aan de levensloopregeling te willen gebruiken om eerder te stoppen met werken. Iets meer dan de helft van de niet-starters en van de starters (55% en 52%) denkt niet te zullen deelnemen. Van degenen die niet zullen deelnemen, is de meerderheid (38% en 36%) stellig van mening dat men vast en zeker niet zal deelnemen.
26
tabel 9
Waarschijnlijkheid dat zelfstandigen wel of niet zullen deelnemen aan de levensloopregeling (%)
waarschijnlijkheid van deelname
niet-starters
starters
vast en zeker niet
38
36
waarschijnlijk niet
17
16
waarschijnlijk wel, niet voor tussentijds verlof
15
10
waarschijnlijk wel, ook voor tussentijds verlof
11
18
vast en zeker wel, ook voor tussentijds verlof
5
4
vast en zeker wel, niet voor tussentijds verlof
4
4
10
12
100
100
weet het niet totaal Bron: EIM.
'Er een tijdje tussenuit gaan' is het meest genoemde doel waarvoor zowel de nietstarters (9%) als de starters (14%) aan de levensloopregeling zouden willen deelnemen. Verder wordt ook de zorg voor familieleden vanwege bijzondere omstandigheden vaak genoemd door zowel de niet-starters (6%) als de starters (9%). Starters noemen vaker dan niet-starters de opvang van (meestal jonge) kinderen als doel. Overigens dient hierbij te worden opgemerkt dat zowel veel niet-starters als starters aangeven de levensloopregeling te willen gebruiken om voor het 65e jaar met pensioen te gaan. tabel 10
Vorm van tussentijds verlof waarvoor zelfstandigen deel willen nemen aan de levensloopregeling (%)*
doel
niet-starters (16%)
starters (22%)
Vorm van tussentijds verlof een tijdje er tussenuit gaan
54
(9)
63
(14)
zorg voor familieleden vanwege bijzondere omstandigheden
36
(6)
39
(9)
studie/opleiding
23
(4)
15
(3)
opvang van kinderen jonger dan 8 jaar
20
(3)
37
(8)
opvang van kinderen ouder dan 8 jaar
9
(1)
12
(3)
* Op deze vraag waren meerdere antwoorden tegelijk mogelijk; de kolomtotalen zijn daarom niet gelijk aan 100. De percentages tussen haakjes geven de percentages aan ten opzichte van de totale populatie van niet-starters, respectievelijk starters. Bron: EIM.
27
3.4
Verwacht toekomstig gedrag ten aanzien van tussentijds verlof Een op de vier niet-starters (24%) denkt dat men in de toekomst de werkzaamheden wel eens tussentijds zou willen onderbreken. Voor starters is dit percentage 23%, dus er doen zich nauwelijks verschillen voor tussen de groepen zelfstandigen. tabel 11
Doel waarvoor men de werkzaamheden denkt te gaan onderbreken (%)*
doel een tijdje er tussenuit
niet-starters (24%)
starters (23%)
64
(15)
68
(16)
zorg voor familieleden vanwege bijzondere omstandigheden
9
(2)
18
(4)
studie/opleiding
9
(2)
11
(3)
meer vrije tijd, meer rust, minder werken
9
(2)
2
(1)
ander werk/ andere activiteiten
7
(2)
2
(1)
opvang van kinderen jonger dan 8 jaar
5
(1)
11
(3)
stoppen
4
(1)
2
(1)
ziekte
2
(1)
0
(0)
opvang van kinderen ouder dan 8 jaar
0
(0)
7
(2)
ander doel
9
(2)
5
(1)
* Op deze vraag waren meerdere antwoorden tegelijk mogelijk; de kolomtotalen zijn daarom niet gelijk aan 100. De percentages tussen haakjes geven de percentages aan ten opzichte van de totale populatie niet-starters, respectievelijk starters. Bron: EIM.
Evenals het geval is bij de niet-geëffectueerde onderbrekingen van de werkzaamheden, is het meest genoemde doel waarvoor zelfstandigen in de toekomst de werkzaamheden wel eens zouden willen onderbreken, dat men er wel eens een tijdje tussenuit wil. Dat geldt voor niet-starters en starters in even grote mate. Als het doel is voor iemand te zorgen, dan betreft het vaker familieleden vanwege omstandigheden dan de zorg voor kinderen. Hierbij valt op dat starters over de hele linie in wat grotere mate de werkzaamheden mogelijk zouden willen onderbreken voor zorgactiviteiten dan niet-starters. Verder hebben niet-starters, vaker dan starters, genoemd dat ze de werkzaamheden zouden willen onderbreken omdat zij meer vrije tijd en meer rust willen en minder zouden willen werken. Ook wordt ander werk en andere activiteiten relatief vaak door nietstarters genoemd. Aan alle zelfstandigen (dus ook degenen die hebben aangegeven niet van plan te zijn hun werkzaamheden in de toekomst tussentijds te onderbreken) is gevraagd of men financiële maatregelen heeft getroffen om inkomen te hebben als men in de toekomst de werkzaamheden tussentijds voor langere tijd zou willen (of moeten) onderbreken. Twee op de vijf niet-starters (41%) hebben maatregelen getroffen. Dit is meer gedaan door zelfstandigen die 10 of meer werknemers in dienst hebben en door zelfstandigen met een hoger inkomen (meer dan € 25.000) en minder door deeltijdzelfstandigen en door oudere zelfstandigen (van 55 jaar en ouder). Van de starters hebben eveneens twee op de vijf (39%) maatregelen getroffen. Starters vanuit een uitkering hebben minder vaak financiële maatregelen getroffen om inkomen te hebben als men in de toekomst de werkzaamheden tussentijds zou onderbreken.
28
tabel 12
Getroffen financiële maatregelen om werkzaamheden te onderbreken (%)*
getroffen maatregel
niet-starters (41%)
starters (39%)
geld gespaard / geld belegd
56
(23)
45
(18)
zelf afgesloten verzekering
30
(12)
20
(8)
andere maatregel
26
(11)
35
(14)
* Op deze vraag waren meerdere antwoorden tegelijk mogelijk; de kolomtotalen zijn daarom niet gelijk aan 100. De percentages tussen haakjes geven de percentages aan ten opzichte van de totale populatie niet-starters, respectievelijk starters. Bron: EIM.
Zowel onder niet-starters als onder starters is de meest getroffen maatregel dat de zelfstandige geld spaart of geld belegt. Behalve aan 'tussentijds' verlof wordt bij de categorie 'andere maatregel' duidelijk dat er ook veel wordt gespaard om eerder met pensioen te gaan. Hierin verwijst een groot deel van de antwoorden naar lijfrente- of koopsompolissen en pensioenvoorzieningen. Het is mogelijk dat ook een deel van de zelfstandigen die als antwoord een zelf afgesloten verzekering hebben gegeven hierop doelt. Anderen rekenen op opbrengst uit verkoop of verhuur van onroerend goed of op de opbrengst van de verkoop van het bedrijf. Onder de niet-starters wordt sparen of beleggen vaker gedaan door zelfstandigen met een hoger inkomen, terwijl zelfstandigen met een lager inkomen vaker een verzekering hebben afgesloten. Verder zijn er nauwelijks verschillen tussen de groepen zelfstandigen.
3.5
Varianten van de levensloopregeling
3.5.1 Ouders cha psve rlofkorting 14% van zowel de niet -starters als de starters geven aan in het verleden de werkzaamheden wel eens voor langere tijd geheel of gedeeltelijk te hebben onderbroken om te kunnen zorgen voor een of meer kinderen. 8% van de niet-starters heeft toen parttime doorgewerkt in het eigen bedrijf. Van de starters heeft 6% parttime doorgewerkt in het eigen bedrijf. 25% van de niet-starters en 27% van de starters hadden de werkzaamheden in het verleden wel eens willen onderbreken om te kunnen zorgen voor kinderen, maar heeft dat toen niet gedaan. 18% van de groep niet-starters en 11% van de groep starters geeft te kennen dat vermindering van inkomen de doorslaggevende factor was om dat niet te doen. Bij 1% van de niet-starters en bij 3% van de starters heeft dit naast andere redenen ook meegespeeld. Bij 6% van de niet-starters en bij 11% van de starters heeft vermindering van inkomen niet of nauwelijks een rol gespeeld. Bij de starters is 3% hierop het antwoord schuldig. 77% van de niet-starters met kinderen en 62% van de starters met kinderen verwachten niet dat zij in de toekomst hun werkzaamheden voor langere tijd gaan onderbreken of aanzienlijk minderen om te kunnen zorgen voor hun kinderen. Aan hen zijn vijf stellingen voorgelegd over het ouderschapsverlof (zie tabellen 13 en 14). De uitspraken dat men niet voor langere tijd in het bedrijf kan worden gemist om te zorgen voor kinderen en de verwachting dat het financieel niet mogelijk zal zijn, blijken het meest van toepassing op de zelfstandigen. Verder valt op dat bij niet-starters de partner vaker voor de kinderen zorgt dan bij starters. Hierdoor is het logisch dat juist starters vaker dan niet-
29
starters aangeven de zorg voor de kinderen onderling en met gebruik van kinderopvang goed geregeld te hebben. tabel 13
Van toepassing zijn van stellingen over ouderschapsverlof voor nietstarters (%)*
stelling ik verwacht dat het financieel niet mogelijk zal zijn
wel van toe-
niet van toe-
weet niet
passing (77%)
passing (77%)
(77%)
44
(34)
52
(40)
4
(3)
35
(27)
59
(45)
6
(5)
29
(22)
71
(55)
0
(0)
29
(22)
70
(54)
1
(1)
27
(21)
67
(52)
6
(5)
om de werkzaamheden te onderbreken om te kunnen zorgen voor mijn kinderen ik kan niet voor langere tijd in het bedrijf worden gemist om te kunnen zorgen voor mijn kinderen mijn partner zorgt voor de kinderen dus is het niet nodig dat ik mijn werkzaamheden daarvoor onderbreek mijn partner en ik hebben de zorg voor de kinderen onderling en met gebruik van kinderopvang goed geregeld ik verwacht niet dat het nodig zal zijn de werkzaamheden te onderbreken om te kunnen of moeten zorgen voor mijn kinderen * Op deze vraag waren meerdere antwoorden tegelijk mogelijk; de kolomtotalen zijn daarom niet gelijk aan 100. De percentages tussen haakjes geven de percentages aan ten opzichte van de totale populatie niet- starters met kinderen. Bron: EIM.
30
tabel 14
Van toepassing zijn van stellingen over ouderschapsverlof voor starters (%)*
stelling ik kan niet voor langere tijd in het bedrijf wor-
wel van toe-
niet van toe-
weet niet
passing (62%)
passing (62%)
(62%)
48
(30)
48
(30)
4
(2)
44
(27)
39
(24)
17
(11)
39
(24)
48
(30)
13
(8)
35
(22)
61
(38)
4
(2)
35
(22)
65
(40)
0
(0)
den gemist om te kunnen zorgen voor mijn kinderen ik verwacht niet dat het nodig zal zijn de werkzaamheden te onderbreken om te kunnen of moeten zorgen voor mijn kinderen ik verwacht dat het financieel niet mogelijk zal zijn om de werkzaamheden te onderbreken om te kunnen zorgen voor mijn kinderen mijn partner zorgt voor de kinderen dus is het niet nodig dat ik mijn werkzaamheden daarvoor onderbreek mijn partner en ik hebben de zorg voor de kinderen onderling en met gebruik van kinderopvang goed geregeld * Op deze vraag waren meerdere antwoorden tegelijk mogelijk; de kolomtotalen zijn daarom niet gelijk aan 100. De percentages tussen haakjes geven de percentages aan ten opzichte van de totale populatie starters met kinderen. Bron: EIM.
15% van de niet-starters en 30% van de starters verwachten in de toekomst de werkzaamheden wel eens voor langere tijd te zullen onderbreken of te minderen om te kunnen zorgen voor kinderen. 60% van deze niet-starters en 73% van deze starters verwachten dat zij dan wel parttime in het bedrijf blijven doorwerken. Zoals in tabel 15 te zien is, verwacht het grootste deel van de niet-starters in die periode te kunnen leven van het inkomen van de partner. Daarnaast verwachten velen het spaargeld en/of vermogen te moeten aanspreken om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Een enkele zelfstandige verwacht geld te moeten lenen. tabel 15
Voorzien in levensonderhoud tijdens onderbreking werkzaamheden (%)*
inkomstenbron
niet-starters (15%)
starters**
inkomen van partner
39
(6)
x
spaargeld/vermogen aanspreken
30
(5)
x
eigen inkomen
24
(4)
x
geld lenen
1
(0)
x
weet het niet
6
(1)
x
*
De percentages tussen haakjes geven de percentages aan ten opzichte van de totale populatie nietstarters met kinderen.
** Het aantal starters dat deze vraag heeft beantwoord is te gering om in de tabel weer te geven. Bron: EIM.
31
3.5.2 Leve ns loopverlofkorting aanwe nde n bij de start van ee n eigen be drijf In het onderzoek is extra aandacht besteed aan een uitvoeringsvariant van de levensloopregeling. Deze variant houdt in dat wanneer het levenslooptegoed wordt ingezet bij de start van een eigen bedrijf, de levensloopverlofkorting wordt uitgekeerd. Hierdoor kunnen starters over extra financiële middelen beschikken. De behoefte om gebruik te maken van deze variant is gevraagd aan de starters die aan het internetgedeelte van de vragenlijst hebben deelgenomen. Onder de invullers van de internetenquête zijn maar weinig starters, en daarvan heeft ook nog niet iedereen de vragen in het blok over het aanwenden van de levensloopverlofkorting bij de start van een eigen bedrijf beantwoord. Met name wanneer de groep starters in subgroepen wordt gesplitst kunnen enkele respondenten van grote invloed zijn op de uitkomsten. Dit maakt het vrijwel onmogelijk om hier onderscheid te maken tussen subgroepen, in het bijzonder de starters vanuit een uitkering. In de context van de vraag of het mogen aanwenden van de levensloopverlofkorting een positieve bijdrage zou leveren aan het aantal starters is het verder van (groot) belang op te merken dat we alleen starters gesproken hebben, en geen personen die de beslissing genomen hebben niet te starten. Overgang van baan naar ondernemerschap Bijna driekwart van de starters (71%) was voor de start met het huidige bedrijf in loondienst. Voor 52% betrof dat een fulltime dienstverband. Van degenen met een fulltime dienstverband is bij de overgang van de vorige baan naar de huidige functie als zelfstandige 34% helemaal met de vorige baan gestopt. 14% van de starters heeft toen de vorige baan helemaal aangehouden, terwijl de overigen in de vorige baan minder zijn gaan werken. 35% van de starters heeft de vorige baan (geheel of gedeeltelijk) aangehouden. Zij deden dat vooral uit overwegingen van financiële zekerheid, hetzij om direct inkomen te hebben na de start van het bedrijf (genoemd door 24% van de respondenten in deze groep), hetzij als zekerheid wanneer het bedrijf niet zou lukken (genoemd door 18% van deze groep). 9% van de starters die de vorige baan hebben aangehouden geeft aan dat men dat deed omdat men het werk leuk vond. Een enkeling heeft de vorige baan aangehouden om extra middelen in het bedrijf te kunnen stoppen. Inkomen na de start van het bedrijf De helft (50%) van de starters die de baan hebben aangehouden (dus 18% van alle starters), had na de start ook nog andere inkomsten naast de inkomsten uit het bedrijf en de baan (dus ten minste drie inkomstenbronnen). Het gaat dan in de meeste gevallen om inkomen van een partner. Maar niet alleen starters die de vorige baan hebben aangehouden, hebben andere inkomsten naast de inkomsten uit het bedrijf: 60% van de starters die de baan niet hebben aangehouden, had na de start ook nog andere inkomsten naast de inkomsten uit het bedrijf (dus ten minste twee inkomstenbronnen). Ook hier gaat het in veel gevallen om inkomen van een partner, maar sommigen hebben een uitkering, of pensioen/vut/ gouden handdruk.
32
tabel 16
Inkomen na de start van het bedrijf (%)
inkomen is: meer dan ik me had voorgesteld
7
ongeveer wat ik me had voorgesteld
54
iets minder dan ik me had voorgesteld
32
veel minder dan ik me had voorgesteld
7
totaal
100
Bron: EIM.
Over het algemeen leverde het bedrijf in de eerste periode na de start ongeveer het inkomen op dat starters zich hadden voorgesteld of iets minder. Slechts weinig bedrijven leverden veel meer, dan wel veel minder inkomen op dan men zich had voorgesteld. Startkapitaal Voor de overgrote meerderheid van de starters (80%) was het geen probleem om het startkapitaal waaraan men behoefte had bij elkaar te krijgen. tabel 17
Mate waarin starters het startkapitaal bij elkaar hebben kunnen krijgen (%)
mate waarin bij elkaar gekregen helemaal
80
bijna helemaal
9
niet helemaal
7
helemaal niet
4
totaal
100
Bron: EIM.
Veel starters beginnen het bedrijf met een beperkt startkapitaal: het startkapitaal van de meerderheid van de starters (59%) bedroeg minder dan 5.000 euro. tabel 18
Startkapitaal waarmee starters het bedrijf zijn begonnen (%)
startkapitaal minder dan 2.500 euro
36
2.500 tot 5.000 euro
23
5.000 tot 10.000 euro
5
10.000 tot 25.000 euro
18
25.000 tot 50.000 euro
16
50.000 euro of meer totaal
2 100
Bron: EIM.
33
3.6
Levenslooptegoeden opbouwen binnen of buiten onderneming In de levensloopregeling voor werknemers is de verplichting opgenomen dat het bedrag dat ervoor wordt gereserveerd, wordt gestort op een geblokkeerde spaarrekening of als premie voor een verzekering. Een vergelijkbare regeling voor zelfstandigen zou betekenen dat zelfstandigen het gereserveerde geld niet binnen de onderneming kunnen inzetten. Ruim de helft van de niet-starters geeft te kennen dat een dergelijke verplichting eventuele deelname aan de levensloopregeling niet zou beïnvloeden (18% absoluut niet en 36% waarschijnlijk niet). Voor de starters is dit 30%. Bij 27% van de nietstarters zou dit de beslissing waarschijnlijk wel beïnvloeden en bij 12% zou dit de beslissing absoluut beïnvloeden. De overige 7% heeft hier geen oordeel over. Bij de starters zijn deze laatste twee percentages 27% en 10%. Deze verplichting heeft meer invloed op starters dan op niet-starters.
3.7
Samenvatting 85% van de niet-starters en 83% van de starters hebben wel eens gehoord over de levensloopregeling voor werknemers in loondienst. Dit geldt vaker voor zelfstandigen met 5 of meer werknemers in dienst, hybride en deeltijdzelfstandigen en zelfstandigen ouder dan 35 jaar. Bij een nadere toelichting door de zelfstandigen blijkt dat de levensloopregeling het meest geassocieerd wordt met eerder stoppen met werken. Vanwege de gelijke behandeling van werknemers en zelfstandigen is 45% en 38% van respectievelijk de niet-starters en de starters van mening dat ook zelfstandigen zouden moeten kunnen deelnemen aan de levensloopregeling. 16% van de niet-starters en 22% van de starters verwacht vast en zeker wel of waarschijnlijk wel te gaan deelnemen aan de levensloopregeling indien dat mogelijk zou zijn met als doel om het ook te gebruiken voor tussentijds verlof. De meerderheid van deze zelfstandigen heeft hierbij aangegeven 'waarschijnlijk wel' voor de levensloopregeling te kiezen. Bij navraag over het doel van de deelname wordt 'er een tijdje tussenuit' gaan het meest genoemd, gevolgd door de zorg voor familieleden vanwege bijzondere omstandigheden. Een op de vier zelfstandigen verwacht in de toekomst de werkzaamheden wel eens tussentijds te willen onderbreken. Verreweg de meest genoemde reden hiervoor is er een tijdje tussenuit gaan. Voor 40% van alle zelfstandigen geldt dat zij zelf financiële maatregelen hebben getroffen om in de toekomst de werkzaamheden voor langere tijd te kunnen onderbreken. Geld sparen of beleggen vormt de meest getroffen maatregel. 14% van de zelfstandigen heeft in het verleden wel eens de werkzaamheden onderbroken om te kunnen zorgen voor een of meer kinderen. Ongeveer één op de vier zelfstandigen had dit in het verleden willen doen, maar niet gedaan. Bij 18% van de nietstarters en 11% van de starters vormt het niet financieel kunnen opvangen van het onderbreken of minderen van de werkzaamheden om voor de kinderen te zorgen de reden om daarvan af te zien. 77% van de niet-starters met kinderen en 62% van de starters met kinderen verwachten niet dat zij in de toekomst hun werkzaamheden voor langere tijd gaan onderbreken of minderen om te kunnen zorgen voor kinderen. Van deze groep starters verwacht 48% dat zij niet voor langere tijd in het bedrijf kunnen worden gemist en verwacht 44% dat het niet nodig zal zijn om te kunnen zorgen voor de kinderen. Daarnaast geeft 35% van deze starters aan dat de partner voor de kinderen zorgt en 39% dat het waarschijnlijk financieel niet mogelijk zal zijn om de werkzaamheden te onderbreken om te
34
kunnen zorgen voor de kinderen. Deze laatste stelling wordt het meest genoemd door niet-starters (44%), gevolgd door de stelling dat zij verwachten niet voor langere tijd in het bedrijf te kunnen worden gemist (35%). 71% van de starters was voor de start met het huidige bedrijf in loondienst. Bij de overgang naar het zelfstandig ondernemerschap is tweederde helemaal met de vorige baan gestopt, een kwart heeft de vorige baan helemaal aangehouden en de rest is minder gaan werken in de vorige baan. 89% geeft aan helemaal of bijna helemaal het startkapitaal bij elkaar te hebben gekregen, 7% niet helemaal en 4% helemaal niet. 7% geeft aan dat het inkomen in de eerste periode na de start veel minder opleverde dan zij zich vooraf hadden voorgesteld. De verplichting vanuit de levensloopregeling om geld op een geblokkeerde spaarrekening te zetten of als premie voor een verzekering te storten, zou voor ruim de helft van de niet-starters de beslissing om deel te nemen niet beïnvloeden. Op 39% zou het wel invloed hebben. Voor de starters zijn deze percentages respectievelijk 30% en 37%.
35
Bijlage I Onderzoeksverantwoording Selectie van adressen Adressen zijn geselecteerd uit het DMCD-bestand van Marktselect. Dit bestand is gebaseerd op dat van de Vereniging van Kamers van Koophandel. In het DMCD-bestand is per vestiging de Bedrijfsindeling Kamers van Koophandel 1995 (BIK '95) opgenomen. Selectiecriteria De steekproef is getrokken in de volgende vier sectoren: − agrarische sector − nijverheid − handel en ambachten − dienstverlening Dit is een gebruikelijke indeling. Deze sectoren bevatten een zeer groot deel van de zelfstandigenpopulatie. Hoewel er een klein aantal zelfstandigen met meer dan 20 werknemers bestaat, hebben we uit praktische overwegingen voorgesteld ons te richten op de bedrijven met maximaal 19 werknemers. We hebben daarvoor de volgende vijf grootteklassen onderscheiden: − geen werknemers − een werknemer − twee tot en met vier werknemers − vijf tot en met negen werknemers − tien tot en met negentien werknemers Ook dit is een gebruikelijke indeling. Het aantal recent gestarte zelfstandigen (gestart vanaf 1 januari 2005) is zo klein binnen de totale populatie zelfstandigen dat voor deze categorie een aanvullende steekproef is gehouden. Omwille van de vergelijkbaarheid zijn beide steekproeven uit het DMCD-bedrijvenbestand getrokken. De steekproefgrootte en steekproeftrekking Het onderzoek schetst een representatief en nauwkeurig beeld. 'Representatief' betekent dat het onderzoek uitspraken genereert over alle zelfstandigen en relevante deelsegmenten en dat de steekproef op relevante kenmerken overeenkomt met de samenstelling van de populatie. De steekproef is hierop ingericht. Er is rekening mee gehouden dat een deel van de ondervraagden uitvalt bij de internetenquête. Steekproef In totaal is een steekproef getrokken van 4.920 adressen. In sommige cellen zijn meer 1 gesprekken gevoerd dan gepland omdat de verhouding zelfstandigen/dga's anders bleek te liggen dan vooraf ingeschat. Van deze 4.920 bleken 3.951 adressen bruikbaar te zijn. Uiteindelijk zijn 1.168 gesprekken gevoerd. Hiervan hebben 57 mensen slechts enkele vragen beantwoord omdat zij niet tot de doelgroep van het onderzoek behoor-
1
Deze groepen kunnen in het bestand niet onderscheiden worden. Daarom zijn ook dga's getrokken. Het bestand bevat geen resultaatgenieters (freelancers).
37
den. De respons was beter dan verwacht. Hoewel exact vergelijkingsmateriaal ontbreekt, lijkt de verdeling van de populatie over de onderscheiden kenmerken plausibel. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat er sprake is van selectieve non-respons. Vanuit de overgebleven 1.111 respondenten die deel hebben genomen aan het telefonische gedeelte hebben 416 respondenten aangegeven ook deel te willen nemen aan het internetgedeelte. Zij hebben per e-mail hiervoor een uitnodiging ontvangen. Hierop hebben 193 respondenten niet gereageerd en 28 respondenten zijn halverwege gestopt met het beantwoorden van de vragen. Uiteindelijk hebben 195 respondenten deelgenomen aan het internetgedeelte. Dat was wat minder dan vooraf geschat. De resultaten zijn daardoor iets minder betrouwbaar. Daar waar te weinig waarnemingen voorkwamen om betrouwbare uitspraken te kunnen doen (vooral bij uitkeringsstarters), is vermelding en analyse van de resultaten achterwege gelaten.
38
Aantal respondenten en achtergrondkenmerken per categorie Het aantal respondenten per onderscheiden categorie is weergegeven in tabel 19. tabel 19
Aantal respondenten per onderscheiden categorie Niet-starters
Starters
Zelfstandigen
632
189
Directeuren-grootaandeelhouders
275
15
Zelfstandigen die gestart zijn vanuit een
nvt
37
Zelfstandigen zonder kinderen
213
67
Zelfstandigen met kinderen onder de 8 jaar*
165
67
Zelfstandigen met kinderen boven de 8 jaar
254
55
Zelfstandigen zonder personeel
182
148
Zelfstandigen met personeel
450
41
Zelfstandigen van het mannelijk geslacht
478
118
Zelfstandigen van het vrouwelijk geslacht
154
71
Zelfstandigen die minder dan € 25.000 verdienen
189
89
Zelfstandigen die tussen € 25.000 en 50.000 verdienen
200
16
Zelfstandigen die meer dan € 50.000 verdienen
121
3
Zelfstandigen die geen antwoord op de inkomensvraag
122
81
Voltijdzelfstandigen
456
81
Deeltijdzelfstandigen
113
54
63
54
uitkering
hebben gegeven
Hybride zelfstandigen
* Zelfstandigen die zowel kinderen onder de 8 jaar als boven de 8 jaar hebben, zijn ingedeeld in de categorie 'kinderen jonger dan 8', omdat deze groep nog gebruik zou kunnen maken van de ouderschapsverlofregeling. Bron: EIM.
Achtergrondinformatie respondenten Leeftijdsindeling respondenten Van de zelfstandigen is 60% tussen de 35 en 55 jaar. Bij de leeftijdsgroep jonger dan 35 jaar en ouder dan 55 jaar doen zich (logische) verschillen voor tussen de niet-starters en de starters. Een relatief groter deel van de laatstgenoemde groep is jonger dan 35 jaar en een relatief groter deel van de niet-starters is 55 jaar en ouder.
39
tabel 20
Leeftijdsindeling niet-starters en starters (%) Niet-starters
Starters
Jonger dan 35 jaar
13
27
Tussen de 35 en 55 jaar
60
60
55 jaar en ouder
27
13
Leefsituatie respondenten Het overgrote deel van de respondenten (63%) is gehuwd of samenwonend, en heeft een kind. Een kwart heeft geen kinderen, maar is wel gehuwd of samenwonend. 10% is alleenstaand en een heel klein deel is ongehuwd met kind. Tussen de niet-starters en starters doen zich in deze percentages nauwelijks verschillen voor. tabel 21
Leefsituatie niet-starters en starters (%) Niet-starters
Starters
9
10
63
63
- waarvan kind(eren) onder de 8 jaar
-42
-54
Gehuwd/samenwonend zonder kind
25
24
Ongehuwd met kind (eenoudergezin
3
1
- waarvan kind(eren) onder de 8 jaar
-27
-100
Alleenstaand Gehuwd/samenwonend met kind
anders
Betaalde baan partner De partner van ruim een kwart van de respondenten heeft geen betaalde baan. De partner van 47% van de niet-starters heeft een baan in loondienst, tegenover 57% van de starters. De niet-starters daarentegen hebben vaker een partner met een baan als zelfstandige: 27% tegenover 17% van de starters. tabel 22
Betaalde baan partner van niet-starters en starters (%) Niet-starters
Starters
In loondienst
47
57
Als zelfstandige
27
17
Geen betaalde baan partner
26
26
40
Inkomenscategorieën tabel 23
Inkomenscategorieën niet-starters en starters (%) Niet-starters
Starters
Minder dan € 25.000
33
46
Tussen € 25.000 en € 50.000
27
8
Meer dan € 50.000
19
3
Geen antwoord
18
44
In de inkomenscategorieën doen zich behoorlijke verschillen voor tussen de niet-starters en de starters. De niet-starters vallen in hogere inkomenscategorieën dan de starters. Dat is logisch, aangezien voor veel zelfstandigen de kost voor de baat uitgaat.
41
Bijlage II Hoofdpunten levensloopregeling In dit rapport staat de behoefte aan een levensloopachtige regeling voor zelfstandigen centraal. Hierbij wordt steeds de levensloopregeling voor werknemers als uitgangspunt gebruikt. Zoals aangegeven in de hoofdtekst is in het onderhavige onderzoek de behoefte aan tussentijds verlof bij zelfstandigen centraal gesteld. In deze bijlage wordt de levensloopregeling voor werknemers nader toegelicht. De levensloopregeling op hoofdlijnen Op 1 januari 2006 is de levensloopregeling ingevoerd. Deze regeling is bedoeld voor werknemers die tijdens hun loopbaan vrij willen nemen voor zorg-, ouderschaps- of studieverlof, of een 'sabbatical'. Ook is het mogelijk te sparen om eerder te stoppen met werken (pensioenverlof). De levensloopregeling is individueel en vrijwillig. Alle werknemers die in Nederland werken, kunnen gebruik maken van de levensloopregeling. Er bestaat echter geen recht om verlof op te nemen (met uitzondering van het ouderschapsverlof en het langdurendzorgverlof). Dat kan alleen met toestemming van de werkgever. Werknemers moeten jaarlijks kiezen of ze gebruik maken van de levensloopregeling of van de spaarloonregeling (of van geen van beide); in eenzelfde jaar in beide regelingen inleggen is niet toegestaan. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het wel is toegestaan dat op enig moment in beide regelingen een spaartegoed aanwezig is. Inhoud van de regeling 1 Een werknemer mag per jaar maximaal twaalf procent van het jaarloon belastingvrij inleggen. Dit wordt op een geblokkeerde spaarrekening van de werknemer gezet, als premie in een 'levensloopverzekering' gestort of aangewend voor de verwerving van een recht van deelneming. De regeling kan daarom bij een bank respectievelijk een verzekeraar of beleggingsinstelling worden ondergebracht. Werknemers kunnen maximaal 210% van hun laatstverdiende loon bijeensparen. Dit staat gelijk aan 2,1 jaar verlof tegen honderd procent van het laatstverdiende inkomen of bijvoorbeeld drie jaar tegen zeventig procent van het laatstverdiende inkomen. Na opname van het verlof, mag het tegoed weer volledig worden aangevuld. Over de inleg in de levensloopregeling hoeft geen belasting te worden betaald. Dit gebeurt pas als het tegoed wordt opgenomen. Werknemers krijgen een extra belastingkorting van maximaal 185 euro per gespaard jaar (prijspeil 2006) bij opname van het tegoed (de levensloopverlofkorting). Over de inleg op de levenslooprekening zijn werknemers wel premies werknemersverzekeringen verschuldigd. Sparen op de levensloopregeling heeft hierdoor geen effect op de hoogte van een eventuele toekomstige uitkering op grond van werknemersverzekeringen als WIA en WW. Het ingelegde bedrag (en het daarmee behaalde rendement) vormt geen deel van de grondslag van de vermogensrendementsheffing in box 3.
1
Hierbij mag zowel het brutoloon als het (voor een aantal posten gecorrigeerde) fiscale loon als toetsloon worden gebruikt.
43
De rol van de werkgever Werkgevers kunnen meebetalen aan de levensloopregeling van hun werknemers. De Belastingdienst keurt dit alleen goed als de werkgever aan deze bijdrage geen voorwaarden verbindt met betrekking tot het moment van opname van verlof en deze werkgeversbijdrage ook wordt betaald aan werknemers die niet meedoen aan een levensloopregeling. Werkgevers en werknemers kunnen afspraken maken over een collectief contract voor een levensloopproduct met een bank, verzekeraar of beleggingsinstelling. Deelname aan dit collectieve contract is niet verplicht. De werknemer bepaalt zelf bij welke instelling hij/zij de levensloopregeling onderbrengt. Voordeel is dat de rekening kan worden aangehouden bij een verandering van werkgever. Bij opname maakt de beheerder van het geld het tegoed (al dan niet periodiek) over naar de werkgever, waarna de werkgever - onder inhouding van de verschuldigde loonbelasting - periodiek bedragen overmaakt naar de werknemer. Alleen bij afkoop hetgeen is toegestaan bij het einde van de dienstbetrekking, het bereiken van de 65jarige leeftijd of het ingaan van het pensioen - mag het tegoed ineens (maar eveneens onder inhouding van loonbelasting) worden uitgekeerd. De oudere werknemer Voor werknemers die op 31 december 2005 51 jaar maar nog geen 56 jaar zijn, geldt een overgangsregeling. Voor hen geldt niet de voorwaarde dat maximaal 12% van het loon over een jaar mag worden gespaard. Zij kunnen dus sneller sparen. Ook voor deze groep geldt echter wel het maximum van 210% van het laatstverdiende loon. Ouderschapsverlof Het opnemen van ouderschapsverlof is extra aantrekkelijk gemaakt voor deelnemers aan de levensloopregeling. De ouder die in een bepaald jaar inlegt in de levensloopregeling én ouderschapsverlof opneemt krijgt per werkdag opgenomen ouderschapsverlof een extra korting op de belastingheffing van 50% van het minimumloon per werkdag, met dien verstande dat de korting in beginsel niet hoger is dan het verschil tussen het loon van het voorafgaande kalenderjaar en het loon van het huidige kalenderjaar. Voor situaties waarin het ouderschapsverlof over twee jaar is gespreid mag wat betreft de in het tweede jaar geldende ouderschapsverlofkorting ook worden getoetst aan het aan het ouderschapsverlof voorafgaande kalenderjaar. Bij einde van het dienstverband Als het dienstverband eindigt, zijn er in grote lijnen vier mogelijkheden: − het spaartegoed blijft bij de huidige financiële instelling staan en in de eventuele volgende dienstbetrekking spaart de werknemer daar - al dan niet op een nieuwe rekening - gewoon verder; − het spaartegoed blijft bij de huidige financiële instelling staan en de werknemer spaart in zijn eventuele nieuwe dienstbetrekking verder bij een andere instelling (N.B. ook in dit geval telt het bij de vorige instelling achtergebleven tegoed mee voor de 210% -toets); − de werknemer neemt het spaartegoed mee naar een nieuwe financiële instelling; − de werknemer koopt het spaartegoed in één keer af. De werkgever houdt daarbij het totaal aan loonbelasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet in.
44
De mogelijkheid om van financiële instelling te veranderen geldt overigens niet alleen bij het eindigen van de dienstbetrekking c.q. het aanvaarden van een nieuwe dienstbetrekking.
45
Bijlage III Vragenlijst telefonische enquête INTRO Goedemorgen/-middag/-avond mevrouw/mijnheer, u spreekt met....... van het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf. Momenteel voeren we in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een onderzoek uit naar voorzieningen voor zelfstandige ondernemers en directeuren op het gebied van verlof en sparen. Zou ik u daarover een aantal vragen mogen stellen?
Vraag 02 Allereerst zou ik u willen vragen hoeveel personen, inclusief uzelf, uw onderneming telt? Enq.: Als men het niet precies weet, dan zo goed mogelijke schatting. 1: 0 2: 1 3: 2 t/m 4 4: 5 t/m 9 5: 10 t/m 14 6: 15 t/m 19 7: 20 t/m 49 8: 50 t/m 99 9: 100 of meer 10: weet niet 11: wil niet zeggen
Vraag 03 Zijn er in uw bedrijf ook een of meer gezinsleden werkzaam? 1: ja 2: nee 3: weet niet/wil niet zeggen
Vraag 03A Als Vraag 03 is 1 Wie zijn dat? 1: 2: 3: 4:
partner één of meer kinderen andere familieleden weet niet/wil niet zeggen
47
Vraag 04 Sinds wanneer bent u als zelfstandig ondernemer of als directeur bij deze onderneming werkzaam? 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
sinds 2005/2006 (1,5 jaar of korter) 2003/2004 (2 à 3 jaar) 2001/2002 (4 à 5 jaar) 1996/2000 (6 à 10 jaar) 1991/1995 (11 à 15 jaar) 1990 of eerder (langer dan 15 jaar) weet niet/wil niet zeggen
Vraag 05 Wat is de rechtsvorm van deze onderneming? Is dat een BV of NV, een eenmanszaak of anders? 1: 2: 3: 4:
BV of NV eenmanszaak anders, namelijk (VOF, Maatschap, etc.) weet niet/wil niet zeggen
Als Vraag 05 is groter dan 1 dan door naar Vraag 11
Vraag 06 Bent u van deze onderneming directeur-grootaandeelhouder (DGA)? Enq.: Hiermee bedoelen we dat u direct of indirect minimaal 5% van de aandelen van deze onderneming bezit. 1: ja 2: neen 3: weet niet/wil niet zeggen Als Vraag 06 is groter dan 1 dan door naar Afsluiting 2
Vraag 07 Bezit u tussen de 5% en 50% of meer dan 50% van de aandelen van deze onderneming? 1: tussen de 5 en 50% 2: meer dan 50% 3: weet niet/wil niet zeggen
48
Vraag 08 Sinds 1 januari 2006 bestaat de mogelijkheid mee te doen aan de levensloopregeling. Doet u hieraan mee, overweegt u mee te doen of doet u zeker niet mee? 1: 2: 3: 4:
ja, ik doe mee ik overweeg mee te doen nee, ik doe zeker niet mee weet niet/wil niet zeggen
Als Vraag 08 is 3 dan door naar Vraag 10 Als Vraag 08 is 4 dan door naar Vraag 32INTRO
Vraag 09 Voor welk doel spaart u of overweegt u te sparen? Is dat voor..: Enq.: lees een voor een op en codeer 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9:
de opvang van kinderen jonger dan 8 jaar de opvang van kinderen ouder dan 8 jaar de zorg voor familieleden in bijzondere omstandigheden (bv. ziekte) studie/opleiding een tijdje er tussenuit (sabbatical) belastinguitstel aanvulling op pensioen nog anders, namelijk..... GEEN van bovenstaande
dan door naar Vraag 32INTRO
Vraag 10 Waarom niet, wat zijn uw bezwaren daartegen? Enq.: NIET OPLEZEN 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8:
te ingewikkeld ben te oud administratieve rompslomp heb al een spaarloonregeling mag wettelijk niet er zijn voldoende andere mogelijkheden (lijfrente/verzekeringen) nog anders, t.w. ….. weet niet/wil niet zeggen
dan door naar Vraag 32INTRO
49
Vraag 11 Als Vraag 04 is 1, 2 of 3 (na 2000 onderneming gestart) Wat was uw arbeidssituatie kort voor u met deze onderneming startte? Enq.: LEES OP 1: 2: 3: 4:
was u op school/student werkte u toen in loondienst werkte toen bij een ander bedrijf waar u directeur/eigenaar van was werkzaam, moest daar gedwongen weg, toen direct deze onderneming gestart 5: was toen al enige tijd werkloos of arbeidsongeschikt 6: nog anders, t.w..... 7: wil niet zeggen
Vraag 12 Als Vraag 04 is 1, 2 of 3 (na 2000 onderneming gestart) Heeft u, kort voor u bij deze onderneming begon, gedurende korte of langere tijd inkomen via een sociale uitkering ontvangen? 1: ja 2: nee 3: weet niet/wil niet zeggen
Vraag 13 Hoeveel tijd besteedt u in een gemiddelde week zo ongeveer aan uw activiteiten voor deze onderneming? Enq.: zo nodig laten schatten of helpen 1: 2: 3: 4: 5: 6:
minder dan 10 uur 10 tot 20 uur 20 tot 30 uur 30 tot 40 uur 40 uur of meer weet niet/wil niet zeggen
Vraag 14 Bent u naast uw werkzaamheden voor deze onderneming ook nog elders in loondienst werkzaam? 1: ja 2: neen 3: weet niet/wil niet zeggen
50
Vraag 15 INTRO Ik wil het nu met u hebben over voorzieningen die een zelfstandig ondernemer kan treffen op het gebied van zekerheid en inkomen. Ik noem u een aantal van deze voorzieningen. Kunt u mij voor ieder van deze zeggen of u die voor uzelf wel of niet heeft getroffen? A "sparen om tijdelijk tijd vrij te maken voor studie" B "ouderdomspensioen via een verzekeringsmaatschappij" C "sparen om een inkomen te hebben als men tijdelijk voor een of meer kinderen wil gaan zorgen" D "arbeidsongeschiktheidsverzekering" E "ziektekostenverzekering" F "een reservering via de FOR (Enq.: FOR = fiscale oudedagsreserve voor zelfstandigen)" Heeft u deze voorziening voor uzelf wel of niet getroffen? 1: 2: 3: 4:
wel niet weet niet/w.n.z. niet van toepassing
Vraag 16 Heeft u in het verleden uw werkzaamheden als zelfstandige ondernemer wel eens vrijwillig voor langere tijd onderbroken? Met langere tijd bedoelen we een periode van minimaal 2 maanden. Enq.: Onder vrijwillig wordt verstaan dat men er zelf voor gekozen heeft even de werkzaamheden te stoppen, bijvoorbeeld voor een langere vakantie of reis (sabatical), voor studie of voor zorg van familie. 1: ja 2: nee 3: weet niet/w.n.z. Als Vraag 16 is 1 dan door naar Vraag 18
Vraag 17 En heeft u in het verleden als zelfstandige wel eens voor langere tijd, dus weer langer dan 2 maanden, uw werkzaamheden bewust geminderd? 1: ja 2: nee 3: weet niet/w.n.z. Als Vraag 17 is groter dan 1 dan door naar Vraag 20
51
Vraag 18 Met of voor welk doel heeft u uw werkzaamheden toen onderbroken of geminderd? Ik noem u enkele mogelijke doelen. Was dat voor... Enq.: LEES EEN VOOR EEN OP EN CODEER 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
de opvang van kinderen jonger dan 8 jaar de opvang van kinderen ouder dan 8 jaar de zorg voor familieleden vanwege bijzondere omstandigheden studie/opleiding een tijdje er tussenuit nog ander doel, namelijk..... weet niet/wil niet zeggen
Vraag 19 Hoe heeft u dit in die periode financieel opgevangen? Enq.: eventueel oplezen als men geen antwoord weet 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
uitkering van een zelf afgesloten verzekering hiervoor geld gespaard / geld belegd lening voor afgesloten bij bank lening voor afgesloten bij particulier (ouders, kennissen, of anders) leefde (mede) van het inkomen van een partner anders, namelijk..... weet niet/wil niet zeggen
Vraag 20 Heeft u in het verleden uw werkzaamheden wel eens voor langere tijd willen onderbreken, maar het toen niet gedaan? 1: ja 2: nee 3: weet niet/w.n.z. Als Vraag 20 is groter dan 1 dan door naar Vraag 23
Vraag 21 Met welk doel had u toen uw werkzaamheden willen onderbreken? Ik noem u enkele mogelijke doelen. Was dat voor.. Enq.: lees een voor een op en codeer 1: de opvang van kinderen jonger dan 8 jaar 2: de opvang van kinderen ouder dan 8 jaar 3: de zorg voor familieleden vanwege bijzondere omstandigheden 4: studie/opleiding 5: een tijdje er tussenuit 6: nog ander doel, namelijk..... 7: weet niet/wil niet zeggen
52
Vraag 22 Waarom heeft u toen uw werkzaamheden toch niet onderbroken? Enq.: niet oplezen, meerdere antwoorden mogelijk 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8:
ik kon - vanwege de klanten - het bedrijf niet tijdelijk sluiten ik kon niemand vinden om mijn werk (tijdelijk) over te nemen zonder mij kon het bedrijf niet doorgaan het voortbestaan van het bedrijf zou in gevaar zijn gekomen ik kon het mij financieel niet permitteren iemand anders heeft zorg toen verricht anders, namelijk..... weet niet/wil niet zeggen
Vraag 23 Denkt u dat u in de toekomst uw werkzaamheden wel eens tussentijds zou willen onderbreken? 1: ja 2: nee 3: weet niet/w.n.z. Als Vraag 23 is groter dan 1 dan door naar Vraag 25
Vraag 24 Met welk doel zou u uw werkzaamheden willen onderbreken? Ik noem u enkele mogelijke doelen. Is dat voor.. Enq.: lees een voor een op en codeer 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
de opvang van kinderen jonger dan 8 jaar de opvang van kinderen ouder dan 8 jaar de zorg voor familieleden vanwege bijzondere omstandigheden studie/opleiding een tijdje er tussenuit nog ander doel, namelijk..... weet niet/wil niet zeggen
53
Vraag 25 Heeft u financiële maatregelen getroffen om inkomen te hebben als u in de toekomst uw werkzaamheden tussentijds voor langere tijd zou onderbreken? Als Vraag 23 > 1, formuleer vraag dan als volgt: Heeft u financiële maatregelen getroffen om inkomen te hebben als u in de toekomst eerder zou willen stoppen met werken? 1: ja 2: nee 3: weet niet/w.n.z.
Vraag 25A Als Vraag 25 is 1 Welke maatregelen heeft u getroffen? Enq.: Eventueel oplezen als men geen antwoord weet 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
uitkering van een zelf afgesloten verzekering hiervoor geld gespaard / geld belegd lening voor afgesloten bij een bank lening voor afgesloten bij particulier (ouders, kennissen, of anders) met het inkomen van een partner anders, namelijk..... weet niet/wil niet zeggen
Vraag 26 Ik wil het nu met u hebben over de levensloopregeling die onlangs voor alle werknemers in loondienst in werking is getreden. Heeft u wel eens gehoord of gelezen over de levensloopregeling? 1: ja 2: nee 3: weet niet/w.n.z. Als Vraag 26 is groter dan 1, dan door naar Vraag 28INTRO
54
Vraag 27 Wat heeft u er over gehoord of gelezen? Enq.: Niet oplezen 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9:
zorgverlof studieverlof sparen voor vorm van verlof eerder stoppen met werken sabatical (tijdje er tussenuit) spaarloonregeling fiscaal aantrekkelijk sparen nog anders, namelijk... weet niet/w.n.z.
Vraag 28 INTRO Door deel te nemen aan de levensloopregeling kunnen werknemers sparen om tussentijds verlof op te nemen om bijvoorbeeld voor jonge kinderen te zorgen of een studie te volgen. Ook is het mogelijk met het gespaarde geld eerder met pensioen te gaan. Als Vraag 27 is 1, 2, 3 of 5 begin Intro dan met.. Dat is juist. Door deel te nemen aan de levensloopregeling kunnen….
Vraag 28 Aan de levensloopregeling kunnen nu alleen werknemers in loondienst deelnemen. Zelfstandige ondernemers zijn van deelname uitgesloten. Vindt u dat zelfstandige ondernemers ook aan de levensloopregeling zouden moeten kunnen deelnemen? 1: ja, dat zou moeten kunnen 2: nee, dat hoeft niet 3: weet niet/geen mening Als Vraag 28 is 3 dan door naar Vraag 30
Vraag 29A Als Vraag 28 is 1 Waarom vindt u dat, kunt u dat nader toelichten? Enq.: antwoorden niet noemen!!! 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
gelijke behandeling, zelfstandigen worden altijd achtergesteld goede voorziening voor tijdelijk verlof aantrekkelijk regeling (doorvragen: waarom?) kan dan eerder met pensioen fiscaal aantrekkelijk nog anders, namelijk... weet niet/kan niet toelichten
55
Vraag 29B Als Vraag 28 is 2 Waarom vindt u dat, kunt u dat nader toelichten? Enq.: antwoorden niet noemen!!! 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8:
loont de moeite niet te ingewikkeld onttrekt geld, middelen aan de onderneming niet nodig vanwege inkomen partner niet nodig want partner kan 'zorgen' of (tussentijds) verlof nemen er zijn voldoende andere mogelijkheden (lijfrente/verzekeringen) nog anders, namelijk.... weet niet/geen oordeel
Vraag 30 Als zelfstandige ondernemers ook aan de levensloopregeling zouden kunnen deelnemen, zou u dat dan vast en zeker wel, waarschijnlijk wel, waarschijnlijk niet of vast en zeker niet doen? 1: 2: 3: 4: 5:
vast en zeker wel waarschijnlijk wel waarschijnlijk niet vast en zeker niet weet niet /w.n.z.
Als Vraag 30 is groter dan 2 dan door naar Vraag 32INTRO
Vraag 31 Voor welk doel zou u dan aan de regeling deelnemen? Ik noem u enkele redenen. Is dat voor.. Enq.: lees een voor een op en codeer 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9:
56
de opvang van kinderen jonger dan 8 jaar de opvang van kinderen ouder dan 8 jaar de zorg voor familieleden vanwege bijzondere omstandigheden studie/opleiding voor het 65e jaar met pensioen te gaan het fiscale voordeel te gebruiken een tijdje er tussenuit gaan nog ander doel, namelijk... weet niet/w.n.z.
Vraag 32 INTRO Tot slot van dit telefonische interview zou ik u nog enkele algemene vragen over uzelf willen stellen.
Vraag 32 Wat is uw leeftijd? 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
jonger dan 25 jaar 25 t/m 34 jaar 35 t/m 44 jaar 45 t/m 54 jaar 55 t/m 64 jaar 65 jaar of ouder weet niet/w.n.z.
Vraag 33 Wat is uw leefsituatie? Bent u alleenstaand, gehuwd of samenwonend met een of meer kinderen, gehuwd of samenwonend zonder kinderen of bent u ongehuwd met een of meer kinderen? 1: 2: 3: 4: 5: 6:
alleenstaand gehuwd/samenwonend met kind gehuwd of samenwonend zonder kind ongehuwd met kind (eenoudergezin) nog anders, namelijk … weet niet/w.n.z.
Vraag 34 Als Vraag 33 is 2, 3 of 5 Heeft uw partner een betaalde baan? 1: 2: 3: 4:
ja, in loondienst ja, als ondernemer nee weet niet/wil niet zeggen
Vraag 35 Als Vraag 33 is 2 of 4 Heeft u kinderen van 8 jaar of jonger? 1: ja 2: nee 3: weet niet/w.n.z.
57
Vraag 36 Is één van uw ouders buiten Nederland geboren? 1: 2: 3: 4: 5:
nee, beide in Nederland ja, moeder buiten Nederland ja, vader buiten Nederland ja, beide buiten Nederland weet niet/onbekend
Vraag 37 Als Vraag 36 is 3 of 4 In welk land is uw vader geboren? 1: 2: 3: 4: 5: 6:
Land binnen Europese Unie Turkije Marokko Suriname/Antillen nog anders, namelijk... weet niet onbekend
Vraag 38 Als Vraag 36 is 2 of 4 In welk land is uw moeder geboren? 1: 2: 3: 4: 5: 6:
Land binnen Europese Unie Turkije Marokko Suriname/Antillen nog anders, namelijk... weet niet onbekend
Vraag 39 Was het privé-inkomen dat u in 2005 uit uw onderneming heeft verkregen lager dan 25.000 euro, tussen de 25.000 en 50.000 euro, tussen de 50.000 en 100.000 euro of boven de 100.000 euro? 1: 2: 3: 4: 5: 6:
58
beneden de 25.000 tussen de 25.000 en 50.000 tussen de 50.000 en 100.000 boven de 100.000 weet niet wil niet zeggen
Vraag 40 Enq.: noteer geslacht respondent 1: man 2: vrouw Als Vraag 05 is 1 (DGA) dan door naar Afsluiting
Vraag 41 Tot slot: een van de doelstellingen van dit onderzoek is om de behoefte te peilen van zelfstandigen om deel te nemen aan een spaarregeling voor verlof. Hierover zouden we u graag nog wat aanvullende vragen willen stellen. Dit vervolgonderzoek zal via het internet gaan. De beantwoording van deze vragen kost u slechts enkele minuten. Zou u aan dit vervolgonderzoek willen meewerken? 1: ja 2: nee Als Vraag 41 is 2 dan door naar Afsluiting
Vraag 42 Mag ik daartoe uw e-mailadres noteren? U kunt er van op aan, dat dit e-mailadres uitsluitend voor dit onderzoek zal worden gebruikt. Direct nadat het onderzoek is afgesloten worden uw e-mailgegevens door ons vernietigd. Enq.: weet niet/w.n.z. is xxx e-mailadres:
Afsluiting Dit waren al onze vragen. Mede namens het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dank ik u hartelijk voor uw medewerking en ik wens u verder een prettige dag/avond.
Afsluiting2 Dan waren dit al mijn vragen. U behoort helaas niet tot de doelgroep van het onderzoek. Ik dank u hartelijk voor uw medewerking aan het onderzoek en ik wens u verder een prettige dag/avond.
59
Bijlage IV Vragenlijst internetgedeelte INTRO Nogmaals onze dank voor uw medewerking aan dit vervolgonderzoek. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil de behoefte peilen van zelfstandigen om deel te nemen aan een levensloopregeling voor zelfstandigen. Allereerst zullen wij u een korte beschrijving geven van de levensloopregeling. Het beantwoorden van de vragen kost u slechts enkele minuten.
Vraag 50 Intro DE LEVENSLOOPREGELING VOOR ZELFSTANDIGEN Werknemers hebben recht op deelname aan de levensloopregeling. Met het gespaarde tegoed kunnen zij tijdens hun loopbaan de werkzaamheden voor langere tijd onderbreken om bijvoorbeeld voor jonge kinderen te zorgen of een studie te volgen. Ook is het mogelijk te sparen om eerder te stoppen met werken. Om deel te nemen aan de regeling moeten werknemers een voorziening treffen, door een bepaald deel (als regel maximaal 12%van het bruto jaarinkomen) van het salaris te storten op een speciale spaarrekening of als premie voor een levensloopverzekering over te maken. In totaal mag 210% van het bruto jaarsalaris worden gespaard. Vraag 51 In de levensloopregeling voor werknemers is de verplichting opgenomen dat het bedrag dat ervoor wordt gereserveerd, wordt gestort op een geblokkeerde spaarrekening of als premie voor een verzekering waarover men niet 'zomaar' kan beschikking. Een vergelijkbare regeling voor zelfstandigen zou betekenen dat u het gereserveerde geld ook niet binnen uw onderneming kunt inzetten, bijvoorbeeld voor investeringen. Stel dat deze verplichting er ook zou komen wanneer er een levensloopregeling voor zelfstandigen komt. In hoeverre zou dat uw eventuele deelname belemmeren? 1: 2: 3: 4: 5:
absoluut niet waarschijnlijk niet waarschijnlijk wel absoluut wel geen oordeel over
Vraag 52 OUDERSCHAPSVERLOFKORTING Voor werknemers die gebruik maken van de levensloopregeling geldt een extra heffingskorting indien zij hun wettelijk ouderschapsverlof opnemen voor de verzorging van kinderen onder de 8 jaar. Deze regeling geldt niet voor zelfstandigen.
61
Heeft u wel eens uw werkzaamheden voor langere tijd geheel of deels onderbroken om te kunnen zorgen voor een of meer uw kinderen? 1: 2: 3: 4:
ja nee nee, heb geen kinderen wil niet zeggen
Als Vraag 52 is 3 en ondernemer is starter dan door naar Vraag 60 Als Vraag 52 is 3 en ondernemer is geen starter dan door naar Einde Als Vraag 52 is groter dan 1 dan door naar Vraag 54
Vraag 53 Heeft u uw werkzaamheden in die periode toen helemaal gestopt of heeft u uw werkzaamheden parttime voortgezet? 1: 2: 3: 4: 5: 6:
helemaal gestopt parttime doorgewerkt in eigen bedrijf parttime doorgewerkt als werknemer zowel parttime in eigen bedrijf als parttime werk elders nog anders, namelijk... wil niet zeggen
Vraag 54 Heeft u uw werkzaamheden wel eens voor langere tijd willen onderbreken om te kunnen zorgen voor een of meer kinderen, maar dat toen toch niet gedaan? 1: heb werkzaamheden wel willen onderbreken, maar niet gedaan 2: heb werkzaamheden nooit willen onderbreken 3: wil niet zeggen Als Vraag 54 is groter dan 1 dan door naar Vraag 56
Vraag 55 Wat was de invloed van de te verwachten inkomensachteruitgang op uw beslissing om de werkzaamheden toen toch niet te onderbreken? 1: 2: 3: 4:
62
vermindering inkomen was doorslaggevende factor vermindering van inkomen heeft meegespeeld vermindering van inkomen heeft niet of nauwelijks een rol gespeeld geen mening
Vraag 56 Verwacht u dat u in de toekomst wel eens uw werkzaamheden voor langere tijd zou willen onderbreken of aanzienlijk minderen om te kunnen zorgen voor uw kinderen? 1: ja 2: nee 3: niet van toepassing, heb geen kinderen Als Vraag 56 is 1 dan door naar Vraag 58
Vraag 57 INTRO Hieronder worden vijf stellingen gegeven over het ouderschapsverlof. Kunt u per stelling aangeven of die op u van toepassing is? Vraag 57 1. “Ik verwacht niet dat het nodig zal zijn de werkzaamheden te onderbreken om te kunnen of moeten zorgen voor mijn kinderen.” 2. “Ik kan niet voor langere tijd in het bedrijf worden gemist om te kunnen zorgen voor mijn kinderen.” 3. “Ik verwacht dat het financieel niet mogelijk zal zijn om de werkzaamheden te onderbreken om te kunnen zorgen voor mijn kinderen.” 4. “Mijn partner zorgt voor de kinderen dus is het niet nodig dat ik mijn werkzaamheden daarvoor onderbreek.” 5. “Mijn partner en ik hebben de zorg voor de kinderen onderling en met gebruik van kinderopvang goed geregeld.” 1: wel van toepassing 2: niet van toepassing 3: weet niet Als ondernemer is starter dan door naar Vraag 60 Als ondernemer is geen starter dan door naar Einde
Vraag 58 Verwacht u dan uw werkzaamheden helemaal te zullen stoppen of verwacht u dat u uw werkzaamheden dan gedeeltelijk zult voortzetten? 1: 2: 3: 4: 5: 6:
helemaal stoppen parttime doorwerken in eigen bedrijf parttime doorwerken als werknemer zowel parttime werken in eigen bedrijf als parttime werken elders nog anders, namelijk... geen oordeel over
63
Vraag 59 Hoe denkt u tijdens de periode dat u uw werkzaamheden onderbreekt in uw levensonderhoud te voorzien? U kunt meer dan 1 antwoord kiezen. 1: spaargeld/vermogen aanspreken 2: geld lenen 3: eigen inkomen 4: inkomen van partner 5: anders, namelijk..... 6: weet niet Als ondernemer is starter dan door naar Vraag 60 Als ondernemer is geen starter dan door naar Einde
Vraag 60 LEVENSLOOPVERLOFKORTING AANWENDEN BIJ START EIGEN BEDRIJF Een werknemer die zijn dienstverband bij zijn werkgever beëindigt, kan op dat moment zijn levenslooptegoed afkopen. Bij afkoop, bijvoorbeeld om geld te kunnen steken in de start van een eigen bedrijf, kan niet de zogenaamde levensloopverlofkorting worden toegepast: een heffingskorting van 185 euro per gespaard jaar. Hierover volgen onderstaande vragen. Hoe was uw situatie voordat u startte met uw huidige bedrijf? 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
fulltime in loondienst parttime in loondienst als zelfstandige met ander bedrijf inkomen uit een uitkering studerend nog anders, namelijk.. weet niet
Als Vraag 60 is groter dan 1 dan door naar Vraag 63B
Vraag 61 Hoe is de overgang van uw vorige baan naar uw huidige functie als zelfstandige gegaan: hebt u die baan bij de start van uw bedrijf direct beëindigd, of hebt u die geheel of gedeeltelijk aangehouden zoals daarvoor? 1: helemaal met vorige baan gestopt 2: vorige baan helemaal aangehouden en langzaamaan met eigen bedrijf begonnen 3: in vorige baan minder gaan werken en langzaamaan met eigen bedrijf begonnen 4: weet niet
64
Als Vraag 61 is 1 of 4 dan door naar Vraag 63B
Vraag 62 Waarom heeft u die baan aangehouden? U kunt meer dan 1 antwoord kiezen. 1: 2: 3: 4: 5: 6:
omdat ik het werk leuk vond om inkomen te hebben in de periode na de start van het bedrijf als zekerheid voor het geval het bedrijf niet zou lukken om extra middelen in het bedrijf te kunnen stoppen anders, namelijk..... weet niet.....
Vraag 63A Had u in de eerste periode na de start van uw bedrijf naast de inkomsten uit uw bedrijf en uw baan ook nog andere inkomsten en zo ja, welke? U kunt meer dan 1 antwoord kiezen. 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9:
nee ja, via een uitkering ja, spaargeld of vermogen ja, lening van de bank/krediet ja, lening van iemand anders dan de bank ja, pensioen/vut/'gouden handdruk' ja, inkomen van partner ja, nog anders, namelijk.. weet niet
door naar Vraag 64
Vraag 63B Had u in de eerste periode na de start van uw bedrijf naast de inkomsten uit uw bedrijf ook nog andere inkomsten en zo ja, welke? U kunt meer dan 1 antwoord kiezen. 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9:
nee, uitsluitend uit eigen bedrijf ja, via een uitkering ja, spaargeld of vermogen ja, lening van de bank/krediet ja, lening van iemand anders dan de bank ja, pensioen/vut/'gouden handdruk' ja, inkomen van partner ja, nog anders, namelijk.. weet niet
65
Vraag 64 De twee onderstaande vragen gaan over het startkapitaal van uw bedrijf. Met hoeveel startkapitaal bent u uw bedrijf begonnen? 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
minder dan 2.500 euro 2.500 tot 5.000 euro 5.000 tot 10.000 euro 10.000 tot 25.000 euro 25.000 tot 50.000 euro 50.000 euro of meer wil niet zeggen
Vraag 65 Heeft u het startkapitaal waaraan u behoefte had bij elkaar kunnen krijgen? 1: 2: 3: 4: 5:
ja, helemaal ja, bijna helemaal nee, niet helemaal nee, helemaal niet wil niet zeggen
Vraag 66 Leverde het bedrijf in de eerste periode na de start het inkomen op dat u zich had voorgesteld? 1: 2: 3: 4: 5:
meer dan ik me had voorgesteld ongeveer wat ik me had voorgesteld iets minder dan ik me had voorgesteld veel minder dan ik me had voorgesteld wil niet zeggen
Vraag 67 Had u in het eerste jaar na de start van uw bedrijf recht op zelfstandigenaftrek bij de inkomstenbelasting? 1: 2: 3: 4:
ja nee dat weet ik niet, want dat regelt mijn boekhouder/accountant wil niet zeggen
Afsluiting Dit waren al onze vragen. Mede namens het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dank ik u hartelijk voor uw medewerking.
66