Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
Beleidskader
Colofon Uitgave Provincie Limburg Statenfractie GroenLinks Limburg bezoekadres: Limburglaan 10 te Maastricht postadres: Postbus 5700, 6202 MA Maastricht tel: +31 (0)43 389 70 28 e-mail:
[email protected] www.limburg.groenlinks.nl
Beleidskader Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
Gert-Jan Krabbendam, Statenfractie GroenLinks
Maastricht, maart 2013
4
Beleidskader
Voorwoord
Wat doet een scheiding met een kind? Door verdriet, boosheid, onmacht, onvermogen of misschien soms rancune, sneeuwt die vraag onder bij veel ouders die in scheiding liggen. Ze volharden in een ex-partnerstrijd en sleuren hun kinderen daarin mee. Het lukt ze niet meer om de ander als ouder van hun gezamenlijke kind te zien. Kinderen worden op ouderniveau bij de ruzies betrokken, soms zelfs uitgespeeld. Kinderen als speelbal om de ander te raken; het gebeurt nog veel te vaak dat ouders hun kinderen op die manier zwaar belasten. Dat kan jaren doorgaan en soms gaat die strijd zelfs nooit voorbij. Het is voor een kind enorm belangrijk om beide ouders te mogen liefhebben. De eigen identiteit komt immers voor de helft voort uit de moeder en voor de andere helft uit de vader. Juist bij vechtscheidingen komt dat enorm onder druk te staan. De ouders houden niet meer van elkaar en laten dat, bewust of onbewust, duidelijk merken. Dat levert onherroepelijk bij kinderen de vraag op of het nog oké is van de andere ouder te houden. Het wordt helemaal ingewikkeld als kinderen moeten wisselen van repertoire, telkens wanneer ze wisselen van het ene naar het andere huis. Kinderen zijn loyaal naar beide ouders toe, maar als het te ingewikkeld wordt, kiezen ze voor rust. Kinderen voelen namelijk haarfijn aan dat de spanning door de ruzies van hun ouders niet goed voor ze is en een vrij natuurlijk verdedigingsmechanisme treedt dan in werking. Kiezen voor rust betekent dan in eerste instantie kiezen voor de verzorgende ouder; de niet-verzorgende ouder wordt afgewezen. Die rust is maar tijdelijk en relatief, zeker wanneer de verzorgende ouder zijn of haar negatieve gevoelens over de ex-partner blijft projecteren op het kind. Het kind lijkt immers toch zoveel op de ander en je wilt toch niet dat het kind dezelfde fouten maakt als je ex-partner, toch...? Hoe goed bedoeld ook, het is de ideale cocktail voor de toekomstige relatieproblematiek van de volgende generatie. De inhoud van dit beleidskader is een eerste inzet om hier in Limburg de omgangsproblematiek voor ouders en kinderen bij vechtscheidingen aan te pakken. Daarmee kan die vicieuze cirkel in zo vele families wellicht eindelijk worden doorbroken.
Gert-Jan Krabbendam
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
5
6
Beleidskader
Inhoudsopgave
Voorwoord5 Situatieschets problematiek
9
Huidig aanbod en huidige behoefte
11
De rol van de Limburgse gemeentes en van de provincie Limburg
13
Doelstellingen17 Verschillende vormen van begeleide omgang
19
Het traject in stappen
23
De borging van de kwaliteit
27
Tijdspad29 Evaluatie en monitoring effectiviteit
31
Financieel kader
33
Het beleidskader in breder perspectief
37
Bestuursopdracht aan college met betrekking tot vrijwillig kader van begeleide omgang
39
Geraadpleegde en betrokken organisaties
41
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
7
8
Beleidskader
1.
Situatieschets problematiek
Jaarlijks gaan in Nederland van ongeveer 70.000 1 kinderen de ouders uit elkaar. Gelukkig slagen ouders er vaak in goede afspraken met elkaar te maken over hun kinderen. Soms lukt het niet en dan is begeleiding nodig. Mediation wordt opgestart of de rechter neemt een beslissing, vaak na een maanden- of jarenlange procedure. Blijkt de scheiding problematisch, dan is hulpverlening nodig om ouders uit de ex-partnerstrijd te krijgen en elkaar weer te gaan zien als ouder van hun beider kind(eren). De kinderen komen bij een verharde ex-partnerstrijd in een loyaliteitsconflict terecht en voelen zich gedwongen te kiezen tussen twee ouders voor wie ze beide loyaliteit voelen. Door de traumatische ervaringen die dit veroorzaakt, is vervolgens therapeutische behandeling noodzakelijk, mede om te voorkomen dat kinderen om rust te krijgen daadwerkelijk de keuze maken en contact met een van beide ouders zullen afwijzen. Vaker kiezen zij dan voor de ouder van wie zij het meest afhankelijk zijn, namelijk de ouder van hun hoofdverblijfplaats. Dit kan vervolgens tot grote gedragsproblemen leiden naarmate de puberteit vordert. Kortom: hoe langer de problemen voortduren, des te onduidelijker wordt de context en des te meer komen kinderen in de knel. De problemen worden dan ernstig. Het gaat – ieder jaar opnieuw – over 4.600 kinderen in Limburg, waarvan naar schatting 10% (460) trauma’s oplopen. De samenleving onderschat de omvang en de ernst van de problemen van kinderen die betrokken zijn bij problematische echtscheidingen. Uit onderzoeken blijkt dat van de ongeveer 70.000 kinderen en jongeren die jaarlijks bij ontbinding van relaties zijn betrokken, de probleemscore van deze groep gemiddeld anderhalf tot twee keer zo hoog 2 is als die van kinderen en jongeren in intacte gezinnen. De verschillen zijn het grootst met betrekking tot algemeen welbevinden, riskante gewoontes, delinquent gedrag en depressieve gevoelens. Daarnaast duren de negatieve gevolgen voort, ook al vond de scheiding langer geleden plaats. Het is niet ongebruikelijk dat de problematiek aan volgende generaties doorgegeven wordt. Maatschappelijke en politieke aandacht voor scheidingskinderen blijft hoe dan ook noodzakelijk. De Raad voor de Kinderbescherming (in het navolgende verder ook te noemen: de Raad) pleit al jaren voor een tastbaar resultaat in de vorm van een geschikt hulpaanbod voor kinderen en ouders. Ondanks politieke uitspraken heeft dit tot op heden helaas nog niet geleid tot een structureel en landelijk dekkend hulpaanbod bij de voorliggende voorzieningen, de Bureaus Jeugdzorg en de zorgaanbieders. Gelet op de kosten die gepaard kunnen gaan met een verergering van de problematiek, is dit niet begrijpelijk. Een plaatsing in een instelling voor gesloten jeugdzorg, een mogelijk gevolg van langdurige problematiek, kost ca. € 125.000 per jongere per jaar, waarbij geldt dat jongeren gemiddeld acht tot elf maanden in de gesloten jeugdzorginstelling verblijven.
1 Spruijt, E. en Kormos, H. (2010). ‘Handboek scheiden en de kinderen. Voor de beroepskracht die met scheidingskinderen te maken heeft’. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Dit getal baseren Spruijt en Kormos op het aantal echtscheidingen per jaar, een schatting van het aantal samenwonenden die uit elkaar gaan (Graaf, A. de (2005). ‘Scheiden: motieven, verhuisgedrag en aard van de contacten’) en cijfers over het aantal paren met thuiswonende kinderen tot een leeftijd van 22 jaar. Het gaat dan jaarlijks om 1,6 procent van de thuiswonende kinderen die een scheiding van de ouders meemaakt. 2 Spruijt, 2007
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
9
Voor een goede ontwikkeling van de betrokken kinderen en voor de maatschappij als geheel is het dus van groot belang dat de problematische situatie zo snel mogelijk wordt beëindigd. Uit het onderzoek van Ed Spruijt blijkt in algemene zin dat de mate van contact van kinderen met de uitwonende ouder (meestal de vader) ten opzichte van het verleden is toegenomen. Daarnaast blijkt echter ook dat onder andere de Raad geconfronteerd wordt met een toename in heftigheid en complexiteit van problematiek in specifieke zaken, waarin steeds vaker in eerste instantie aan de rechter geadviseerd wordt geen omgangsregeling 3 op te leggen. De gronden hiervoor zijn dan vooral gelegen in voortdurende conflicten tussen de ouders, een matige of gebrekkige binding tussen kind en uitwonende ouder, psychiatrische problematiek bij ouders, huiselijk geweld en seksueel misbruik. Het is de verdienste van het wetenschappelijk onderzoek dat onderzoeksgegevens op het gebied van scheiding en omgang beschikbaar komen voor de uitvoeringspraktijk. Vooronderstellingen worden hierdoor onderbouwd of ontzenuwd. Daarnaast wordt er ook een impuls gegeven aan verdere visie: ontwikkeling en nieuw te ontwikkelen beleid. Zo is Ed Spruijt erin geslaagd om de noodzaak van een landelijk dekkend (preventief) hulpverleningsaanbod voor kinderen en ouders aan te tonen, vanuit zijn betrokkenheid bij de problematiek van scheidingskinderen.
3 Op 1 maart 2009 is de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding in werking getreden. Sedertdien wordt bij ouders met gezamenlijk ouderlijk gezag niet meer gesproken van omgang of omgangsregeling, maar van (regeling in het kader van de) verdeling van zorg- en opvoedingstaken of zorgregeling. Gelet op de leesbaarheid van dit beleidskader is desalniettemin gekozen voor de algemeen bekende terminologie rondom omgang. Daar waar gesproken van omgang(sregeling) dient derhalve tevens gelezen te worden (regeling in het kader van de) verdeling van zorg- en opvoedingstaken.
10
Beleidskader
2.
Huidig aanbod en huidige behoefte
Er zijn 2 fasen in het (echt)scheidingsproces waarbij begeleiding dient te worden ingezet: de voorfase, zijnde de periode dat ouders besluiten uit elkaar te gaan. Het opstellen van een ouderschapsplan 4, mediation en ouderschapsbemiddeling zijn hier de geijkte instrumenten; de nazorg, is de periode dat ouders uit elkaar zijn en hun ouderschap niet georganiseerd krijgen. Op het gebied van de nazorg zijn in de afgelopen jaren heel wat initiatieven ontstaan, verspreid over de hele provincie Limburg. Het zijn allemaal op zich staande initiatieven, die bij de gratie van instellingen en de inzet van mensen, lokaal goed werk leveren. Een aantal zijn weer opgeheven bij gebrek aan geld. Enerzijds ontbreekt het aan verbinding en samenhang, anderzijds zijn er belangrijke lacunes in het aanbod. Er is geen rode draad waaraan verwijzers zich kunnen vasthouden. Dat maakt de chaos op de markt van de nazorg compleet en leidt er toe dat rechtbanken, therapeuten en andere hulpverleners niet weten waarheen zij ouders en kinderen die gebukt gaan onder de echtscheidingsproblematiek kunnen doorverwijzen. De al dan niet terechte koudwatervrees werkt belemmerend voor de totstandkoming van een structureel en dekkend aanbod. Ouders die het al over veel zaken niet eens worden, komen niet uit de vraag wie opdraait voor de bekostiging van de begeleiding, waardoor een oorspronkelijke bereidheid om mee te werken in de kiem gesmoord wordt. Problemen die zich met name voordoen zijn: ■■
het gebrek aan sociale kaart, waardoor het aanbod onduidelijk en onoverzichtelijk is: wie doet wat, en waar?
■■
wie bepaalt welke hulpverlening nodig is, wie stelt de indicatie?
■■
wie betaalt de behandeling cq. de begeleiding?
4 Op 1 maart 2009 is de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding in werking getreden, waarmee het ouderschapsplan als wettelijke verplichting is ingevoerd. De verplichting tot het opstellen van een ouderschapsplan bij echtscheiding is neergelegd in artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In een dergelijk ouderschapsplan moeten ouders blijkens het derde lid afspraken maken over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken of omgangsregeling, de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind(eren) en de wijze waarop de gewezen echtelieden elkaar informatie verschaffen en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van hun minderjarige kind(eren). Het ouderschapsplan of het verzoekschrift tot echtscheiding moet tevens vermelden hoe de kinderen bij de totstandkoming van het ouderschapsplan zijn betrokken. Bij ongehuwden met kinderen die uit elkaar gaan, bestaat de verplichting tot het overeenkomen van een ouderschapsplan indien zij feitelijk na 1 maart 2009 uit elkaar zijn gegaan op grond van artikel 1:247a BW. Een verschil met het ouderschapsplan bij echtscheiding is dat bij ongehuwden niet vermeld hoeft te worden op welke wijze de kinderen bij de totstandkoming van het ouderschapsplan zijn betrokken. Belangrijk is het zesde lid van artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, op grond waarvan de rechter kan voorzien in afspraken met betrekking tot het ouderschapsplan indien de ouders hier redelijkerwijs niet toe in staat zijn (indien evident is dat ouders niet voldoende tot overleg in staat zijn om een ouderschapsplan overeen te komen).
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
11
In onderstaande tabel 5 wordt aangegeven hoeveel omgangsbegeleidingen er per jaar in Limburg worden verwacht. De inhoud van de drie niveaus – netwerkondersteuning, professionele begeleiding en het therapeutische niveau – is nader uitgewerkt in paragraaf 5.
Niveau
Netwerk ondersteuning
Professionele begeleiding
Therapeutisch niveau
Jaar 1
30
50
30
Jaar 2
70
80
50
Totaal over twee jaar
100
130
80
Deze aantallen zijn gebaseerd op: ■■
regionale cijfers met betrekking tot kinderen die in de problemen komen als gevolg van scheiding;
■■
onderzoek naar het aantal kinderen en hun ouders/opvoeders waarbij omgangsbegeleiding noodzakelijk is;
■■
ervaringscijfers volgend uit een pilot die is uitgevoerd door de Mutsaersstichting;
■■
gesprekken met de Rechtbank Maastricht over de te verwachten instroom;
■■
het BOR-traject van de Raad locatie Maastricht dat liep van 1995 tot 2005.
De aangegeven cijfers zijn het maximum: het is mogelijk dat er minder begeleidingen plaatsvinden. De kosten zijn dan uiteraard lager. In totaal wordt derhalve uitgegaan van een behoefte van maximaal 310 6 trajecten over twee jaar. Voor alle duidelijkheid: dit betreft enkel trajecten volgend uit een beschikking van de rechtbank. Er zullen uiteindelijk nog veel meer kinderen baat hebben bij omgangsbegeleiding in het vrijwillig kader, maar dat valt buiten de reikwijdte van dit project.
5 Bron: Raad voor de Kinderbescherming Maastricht 6 Het is belangrijk te benadrukken dat het om aantallen omgangsbegeleidingen per jaar gaat, niet om aantallen kinderen. Bij één casus kunnen meerdere kinderen betrokken zijn.
12
Beleidskader
3.
De rol van de Limburgse gemeentes en van de provincie Limburg
Om een oplossing te vinden voor deze problemen, hebben de Raad en Service.jz in november 2011 een werkconferentie georganiseerd. Na deze werkconferentie werd het Platform Scheiding en de zorg voor kinderen opgericht. Deelnemers aan dit platform zijn onder andere mediators, Bureau Jeugdzorg, jeugdzorgaanbieders, GGZ-aanbieders etc. In het platform is toegewerkt naar een oplossing voor bovengenoemde problemen. Een sociale kaart is inmiddels ontwikkeld 7. De tweede stap is het komen tot een volwaardig, provinciaal dekkend en samenhangend aanbod aan begeleide omgangsregelingen (BOR). Momenteel kent de financiering van de jeugdzorg vijf geldstromen, te weten via gemeentelijke middelen, provinciale middelen, via de zorgverzekering, via de AWBZ en tot slot via het Ministerie van VWS. Het kabinet gaat al deze financieringsstromen bundelen in één geldstroom en beleggen bij de gemeentes. In 2009 bedroeg het totaalbudget voor de jeugdzorg ruim € 3 miljard (dat is exclusief het bedrag dat de gemeentes al ontvangen voor het Centrum van Jeugd en Gezin ad € 0,3 miljard). Het Rijk, IPO en VNG hebben in het Bestuursakkoord 2011 – 2015 opgenomen dat alle middelen voor de jeugdzorg worden opgenomen in het Gemeentefonds, bij voorkeur in een decentralisatie-uitkering. Gemeentes kunnen met dit geld zelf prioriteiten stellen en er is een stimulans om meer te investeren in preventie. De huidige geldstromen in de jeugdzorg zijn zeer complex en gescheiden. Ter illustratie zijn in het navolgende de geldstromen schematisch weergegeven 8.
7 Bron: Service.jz. Het gaat hier om een specifieke sociale kaart voor het hulpverleningsaanbod inzake scheidingsproblematiek. 8 Bron: programmaministerie voor Jeugd en Gezin, 2010
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
13
Er is op dit moment geen specifiek gelabeld geld voor begeleide omgang van kinderen en hun ouders. Provincies en jeugdzorgaanbieders maken afspraken over de te leveren zorg in soort en omvang. Begeleide omgang maakt daar op dit moment geen deel van uit. Als jeugdigen ten gevolge van een scheiding van hun ouders zoveel problemen hebben dat ze een indicatie jeugdzorg krijgen, dan vindt financiering van die hulp vanuit de provinciale jeugdzorg plaats, maar hiervan wordt relatief gezien sporadisch gebruik gemaakt. Ouders en kinderen hebben recht op omgang met elkaar. Dat vloeit voort uit art. 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en is verschillende keren uitgesproken door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens 9 (hierna: EHRM). Dit uitgangspunt is ook neergelegd in art. 1:377a BW. In art. 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna: IVRK) is een algemene richtlijn voor de uitleg en uitvoering van het verdrag neergelegd, inhoudende dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging dienen te vormen. Uit de jurisprudentie van het EHRM volgt verder dat niet alleen uit de artikelen 6 en 8 EVRM maar ook uit de artikelen 9 lid 3 en 16 IVRK voortvloeit dat de staat, om het omgangsrecht ten uitvoer te leggen, al het mogelijke moet doen wat in de omstandigheden kan worden verwacht 10. Dit houdt in dat op verdragsstaten een positieve verplichting rust tot effectuering van het recht op omgang, ook als het niet aan de staat te wijten is (door het nemen van kinderbeschermingsmaatregelen) dat een ouder en zijn kind geen omgang met elkaar hebben, maar aan de ouder(s) zelf.
9 Zie bijvoorbeeld EHRM 8 juli 1987, NJ 1988,828, m.nt. EAA 10 Zie bijvoorbeeld EHRM 23 juni 2005, zaaknr. 45842/990, Zawadka t. Polen
14
Beleidskader
In de praktijk komt het erop neer dat een belangrijk deel van deze verplichting op de rechter rust. De rechter moet alle middelen inzetten die met het oog op de omstandigheden van het geval te realiseren zijn om het omgangsrecht ten uitvoer te leggen. Hiervoor dienen echter wel voldoende middelen beschikbaar te zijn. Over het algemeen wordt in Nederland aangenomen dat gemeentes deze rol dienen op te nemen. Tot op heden slagen zij hier in Limburg niet in, op een enkel uitzonderingsgeval na. De oorzaken hiervoor zijn deels erin gelegen dat de doelgroep voor een belangrijk deel buiten beeld van de gemeentes blijft en dat er onvoldoende deskundigheid beschikbaar is om van begeleide omgang een thema te maken. Tevens dienen in deze jaren van economische crisis de opeenvolgende decentralisaties van overheidstaken en de hiermee gepaard gaande bezuinigingen en gemeentelijke reorganisaties niet onderschat te worden. Er is eenvoudigweg op dit moment te weinig ruimte of initiatief om de uit het EVRM en het IVRK voortvloeiende positieve verplichtingen om te zetten in een aanbod van omgangsbegeleiding, provinciebreed in alle Limburgse gemeentes. Gelet op het voorgaande komt de coalitie van de provincie Limburg het compliment toe dat zij in hun coalitieakkoord hebben opgenomen dat de eerder vrijgemaakte transitiegelden onder andere kunnen worden ingezet voor het initiatief van een omgangsvoorziening voor kinderen en gescheiden ouders. Ook in het Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016, ‘Voor de jeugd, met de jeugd’ wordt nadrukkelijk gesproken over “het tot stand brengen van een provinciaal ondersteuningsnetwerk dat kan worden ingezet op het moment dat kinderen als gevolg van de (vecht)scheiding van hun ouders in de knel komen” 11. Dit beleidskader is een uitwerking van deze voornemens en voorziet in een belangrijke eerste stap om een provinciebreed aanbod van omgangsbegeleiding tot stand te brengen. Er wordt voorzien in een overdracht van dit beleid aan de Limburgse gemeentes zodra de eerste fase is doorlopen. In dit beleidskader wordt een belangrijke keuze gemaakt voor wat betreft de reikwijdte ervan: er wordt een start gemaakt met een oplossing voor kinderen die in de problemen komen door scheiding van hun ouders, waarbij de stellingen over en weer zodanig verhard zijn dat een beschikking van de rechtbank noodzakelijk is om te komen tot die oplossing. Alle andere vormen van omgangsbegeleiding – op vrijwillige basis – zijn óók belangrijk, maar vallen buiten de harde kern van dit beleidskader. Het betreft tegelijkertijd ook een minder moeilijke doelgroep, die uiteindelijk op vrijwillige basis erin slaagt om de noodzakelijke omgangsbegeleiding tot stand te brengen. Voor de omgangsbegeleiding op vrijwillige basis is echter geen financiering en daarom is er vaak geen aanbod. In dit beleidskader wordt de omgangsbegeleiding op vrijwillige basis nog altijd als gemeentelijke taak beschouwd. Het is uiteindelijk natuurlijk wenselijk dat voor alle kinderen een compleet en goed aanbod aan omgangsbegeleiding gerealiseerd kan worden. Om die reden voorziet dit beleidskader in een bestuursopdracht aan de gedeputeerde van jeugdzaken om een initiërende en coördinerende rol op zich te nemen ten aanzien van de gemeentes, zodat ook dit onderdeel van de Limburgse omgangsbegeleiding opgepakt wordt. 11 Op pagina 34 van het Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 wordt onder paragraaf 9.2 vermeld: “In het provinciale Coalitieakkoord wordt uitdrukkelijk een lans gebroken voor het tot stand brengen van een provinciaal ondersteuningsnetwerk dat kan worden ingezet op het moment dat kinderen als gevolg van de (vecht)scheiding van hun ouders in de knel komen en - zonder oog daarvoor - uiteindelijk van jeugdzorg gebruik zullen moeten maken. Het ondersteuningsnetwerk moet vooral preventief zijn ingestoken en beginnen met omgangsbemiddeling, eventueel omgangsbegeleiding met in het uiterste geval opschaling naar omgangshuizen. Onderzoeken tonen keer op keer aan dat kinderen van gescheiden ouders “een dubbel risico hebben (dan kinderen uit intacte gezinnen) op een verminderd welbevinden”.”
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
15
16
Beleidskader
4.
Doelstellingen
Hoofddoelstelling van dit beleidskader is een samenhangend en provinciaal dekkend aanbod van omgangsbegeleiding in de provincie Limburg 12 op basis van een uitspraak (verwijzing/beschikking) van de rechtbank, voor in totaal 310 13 omgangsbegeleidingen voor kinderen en hun ouders na een verbroken relatie, op verschillende niveaus 14. Ouders en kinderen moeten ontdekken en met elkaar tot afspraken komen hoe zij weer op een aanvaardbare manier met elkaar en met hun kind kunnen omgaan en hoe ze deze afspraken zelfstandig in praktijk kunnen brengen. Omgangsbegeleiding in de zin van dit beleidskader is het laatste ‘station’, in de gevallen waarin mediation onvoldoende heeft geholpen en binnen het eigen netwerk geen oplossing is gevonden. Dit beleidskader richt zich daarom in de kern enkel op de verwezenlijking van omgangsbegeleiding, niet op het voorzien in hulpverlening of mediation. Hulpverlening en mediation zijn uiteraard belangrijk als aanvulling op de begeleiding, maar daarvoor is al een regulier aanbod voorhanden waarvan gebruik kan worden gemaakt. Hulpverlening en begeleiding kunnen niet altijd los van elkaar gezien worden. Vaak wordt er tijdens de omgang ook hulp geboden. De organisaties die invulling zullen gaan geven aan dit beleidskader zullen dan ook, indien nodig, de bestaande hulpverleningsvormen en mediation inzetten in combinatie met de omgangsbegeleiding. Het aanbod voor omgangsbeleiding in Limburg dient tot stand te komen door middel van intensieve samenwerking van verschillende aanbieders in het veld, met elk hun eigen expertise en doelgroep 15. Voorwaarde voor het behalen van deze doelstellingen is dat het project in gezamenlijkheid uitgevoerd wordt. Dit betekent onder andere dat aanbieders van de verschillende niveaus met elkaar – waar nodig – moeten afstemmen over de op maat gecreëerde begeleiding en dat zij het eens zijn over de onderlinge werkverdeling. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande kennis, methodes en ervaringen. Naast bovenstaande inhoudelijke doelstellingen dienen de navolgende doelen te worden verwezenlijkt:
12 Omgangsbeleiding in de provincie Limburg houdt in dat het hierbij dient te gaan om omgangsbegeleiding die plaatsvindt in Limburg. Het is daarbij niet relevant uit welke provincie of land (een van) beide ouders afkomstig of woonachtig zijn. Van belang hierbij zijn de in Nederland van toepassing zijnde relatieve bevoegdheidsregels. Ingevolge artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is bevoegd de rechter van de woonplaats van de minderjarige. Ingevolge artikel 1:12, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek volgt de minderjarige de woonplaats van hem die het gezag over hem uitoefent. Oefenen beide ouders tezamen het gezag over hun minderjarige kind uit, doch hebben zij niet dezelfde woonplaats, dan volgt het kind de woonplaats van de ouder bij wie het feitelijk verblijft dan wel laatstelijk heeft verbleven. 13 Een realistische schatting, op basis van de verwijzingen en beschikkingen van de Rechtbanken in Limburg uit vorige jaren, wijst uit dat in twee jaar in totaal zo’n 310 begeleide omgangsregelingen zullen worden uitgevoerd. Dit aantal is nader uitgewerkt in paragraaf 2. 14 Licht, middel en zwaar. Zie daarvoor paragraaf 5. 15 Bij intensieve samenwerking dient te worden gedacht aan gezamenlijke deskundigheidsbevordering, het overdragen aan elkaar van specifieke deskundigheden en ervaringen, het consulteren van elkaar, intervisiebijeenkomsten en casusbesprekingen, één centraal aanmeldpunt en gezamenlijke inhoudelijke evaluatiebijeenkomsten.
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
17
Structurele financiering voor de periode na afloop van de eerste fase Bij afloop van de duur van het traject waarin in dit beleidskader wordt voorzien, dient er tevens sprake te zijn van een structurele financiering, zodat het verwezenlijkte voor de gehele provincie dekkende aanbod van omgangsbegeleiding kan worden voortgezet. Er dient dus vanaf de start te worden gezocht naar financiering voor de periode na die waarin in dit beleidskader is voorzien. De transitie in de jeugdzorg brengt grote veranderingen met zich mee. Gemeentes krijgen de verantwoordelijkheid voor de gehele jeugdzorg en de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s) gaan een veel grotere rol spelen. Gelet op de transitie van de jeugdzorg naar de gemeentes is het van het eerste begin uitbouwen van goede contacten en samenwerking met gemeentes en andere partijen die een rol gaan spelen in het toekomstige jeugdzorgveld, zoals de CJG’s, absolute randvoorwaarde. Onderzoek naar de effectiviteit van begeleide omgang van kinderen en hun ouders/opvoeders In de loop van het project dient een onderzoek te worden gestart naar de effectiviteit van begeleide omgang van kinderen en hun ouders/opvoeders. Dit onderzoek zal uitgevoerd worden door bijvoorbeeld studenten van Zuyd Hogeschool of de Universiteit Maastricht, onder begeleiding van de projectleider (zie verder bij paragraaf 9). Het onderzoek dient te worden beschouwd als evaluatie van het beleidskader. Het project heeft een looptijd van twee jaar, aangevuld met een derde jaar waarin gestalte wordt gegeven aan de overdracht van het omgangsbegeleidingsaanbod naar de gemeentes. Gedurende de genoemde twee jaar dient met inachtneming van het voorgaande concreet het navolgende te worden bereikt: ■■
de begeleide omgang is opgestart door medewerkers te trainen en vervolgens verder ontwikkeld te worden middels intervisie en coaching;
■■
er is een provinciaal dekkend aanbod gecreëerd op alle niveaus en daarbij wordt toegewerkt naar een situatie waarin aanbieders met elkaar afstemmen, samenwerking zoeken, kennis en ervaring uitwisselen, locaties delen, etc.;
■■
er is een actieve BOR uitgebouwd die in staat is om in een samenwerkende houding de omgangsbegeleiding in Limburg te verzorgen;
■■
18
er is structurele financiering gezocht en gevonden voor de periode na afloop van het project.
Beleidskader
5.
Verschillende vormen van begeleide omgang
Dit beleidskader gaat over begeleide nazorg aan kinderen en hun ouders. Het niveau van zorg kan verschillend zijn. Van groot belang is dat waar mensen zelf oplossingen kunnen vinden, zij dit moeten blijven doen. Gefinancierde zorg mag alleen worden ingezet waar dat echt niet anders kan, ook als het gaat om vrijwilligers (met professionele begeleiding). Eigen netwerk- en mantelzorg dient optimaal te worden gestimuleerd. Omgangsbegeleiding bestaat in verschillende hoedanigheden. Elke vorm kent zijn eigen mate van specialisme. Niet ieder kind (en elke ouder) heeft immers dezelfde vorm van begeleiding nodig om tot herstel van goed contact tussen ouder en kind te komen. De meest laagdrempelige vorm bestaat uit het eenvoudigweg ophalen en brengen van het kind van de ene naar de andere ouder. Daarvoor zullen vrijwilligers worden ingezet, maar voor die vrijwilligers is vanzelfsprekend een goede coördinatie, training en aansturing noodzakelijk. Een zogenaamd omgangshuis kan een oplossing bieden als neutrale plek waar de omgang kan plaatsvinden, wanneer de plek waar de omgang normaal gezien zou plaatsvinden (de thuissituatie van de niet-verzorgende ouder) niet geschikt is, of wanneer de verzorgende ouder die mening toegedaan is en op grond daarvan de omgang tegenhoudt. Een omgangshuis is kindvriendelijk ingericht en erop gericht om ook voor een kind dat de andere ouder erg lang niet gezien heeft – waarvan voor zeer jonge kinderen een in betrekkelijk korte tijd van enkele maanden al sprake is – de omgang zo laagdrempelig te maken. Het eenvoudige herstel van het contact met de andere ouder kan namelijk op zichzelf al stressvol genoeg zijn. De meest uitgebreide en zware vorm van omgangsbegeleiding, noodzakelijk in de meest moeilijke en vastgelopen zaken, wordt uitgevoerd met behulp van gedragswetenschappers, gericht op zowel ouders als kind. De uiteindelijke aanbieders dienen niet alleen tijdens kantooruren begeleide omgang aan te bieden, maar ook daarbuiten. Tijdstippen worden in overleg tussen begeleider en de ouders bepaald. Hierbij wordt rekening gehouden met zowel de wensen en mogelijkheden van de ouders en kind(eren) als met de mogelijkheden vanuit de organisatie die de omgangsbegeleiding levert. In de begeleide omgang worden drie niveaus onderscheiden: ■■
Licht: het niveau van netwerkondersteuning Bij dit niveau kan de begeleiding worden uitgevoerd door (getrainde) vrijwilligers.
■■
Middel: het niveau van professionele begeleiding Deze begeleiding wordt uitgevoerd door professionals.
■■
Zwaar: therapeutisch niveau Deze begeleiding wordt uitgevoerd door professionals.
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
19
De omgangsbegeleiding wordt op alle niveaus uitgevoerd door hiervoor gekwalificeerd personeel. In de onderstaande tabel is dit verder per niveau weergegeven.
Niveau
Netwerkondersteuning
Professionele begeleiding
Therapeutisch niveau
Uitvoerders
Vrijwilligers, intake door professionele coördinator
Ambulante begeleiders, (kinder)coaches
Jeugdzorghulpverleners met ervaring in systematisch werken
Opleidingsniveau
Wisselend
HBO en HBO+
Deskundigheids bevordering
Eenmalige training, themabijeenkomsten, intervisie, terugkomdagen
Individuele coaching en gezamenlijke intervisie door/onder begeleiding van een (bovenprovinciale) gedragswetenschapper
De niveaus zijn elk bedoeld voor doelgroepen die van elkaar verschillen. Het gaat echter vaak om complexe problematiek en de in het navolgende (globaal) weergegeven doelgroepomschrijvingen zijn daarom niet vast omlijnd en de verschillen zijn eerder grijs dan zwart-wit. Bovendien moet het mogelijk zijn dat de begeleiding gaandeweg het begeleidingstraject verschuift van het ene naar het andere niveau (bijvoorbeeld van middel naar licht of van zwaar naar middel). ■■
Begeleide omgang Licht: het niveau van netwerkondersteuning
Bij dit niveau kan de begeleiding worden uitgevoerd door (getrainde) vrijwilligers. Getrainde en levenservaren vrijwilligers ondersteunen gescheiden ouders en hun kind(eren) die nog geen afspraken hebben kunnen maken over een omgangregeling van hun kind(eren) met de uitwonende ouder, of waar de omgang is vastgelopen 3 tot 6 maanden om te komen tot een zelfstandige omgangsregeling. Dit is een wezenlijke aanvulling op de professionele hulpverlening door zijn laagdrempelige en informele vorm en onderscheidt zich door het werken met vrijwilligers. Deze vrijwilligers krijgen professionele begeleiding. De doelgroep bestaat uit gescheiden ouders (formeel en informeel) uit alle gemeentes in Limburg met kinderen in principe in de leeftijd van 0-12 jaar, met een uitloop tot 18 jaar, die niet in staat zijn zelf de omgang goed te regelen of waar de omgang is vastgelopen. Een sociaal en/of familienetwerk zou voor deze ouders en hun kinderen uitkomst kunnen bieden om de omgang weer op gang te brengen, bijvoorbeeld door het halen en brengen van de kinderen voor hun rekening te nemen, maar voor deze doelgroep is een dergelijk netwerk niet aanwezig, is het niet geschikt of is men het contact ermee verloren. Belangrijk criterium is dat beide ouders bereidheid tonen te komen tot een omgangsregeling. Waar de bereidheid bij één van beide partijen aantoonbaar ontbreekt, behoort men hoogstwaarschijnlijk niet tot de doelgroep van het lichte niveau. Er zijn geen andere problemen aanwezig en ouders worden in staat geacht tot verandering in gedrag. Uitgangspunt van de gekozen methodiek dient te zijn dat ieder kind recht heeft op omgang met zijn/ haar beide ouders. Het belang van het kind staat hierbij voorop. Hoewel de omgangsbegeleiding in beginsel verplicht wordt opgelegd, is het voor deze vorm van omgangsbegeleiding een belangrijk criterium dat beide ouders tenminste de bereidheid tonen om mee te werken aan de begeleide omgangsregeling. Waar de bereidheid bij één van beide partijen aantoonbaar ontbreekt, behoort men niet tot de doelgroep van een vrijwilligersproject. Doordat voor de
20
Beleidskader
uitvoering van dit beleidskader echter nauw dient te worden samengewerkt met de andere partijen in dit project, zal in overleg gekeken worden naar welke organisatie het kind en zijn/haar ouders in zo’n geval kan worden doorverwezen. ■■
Begeleide omgang Middel: het niveau van professionele begeleiding
Deze begeleiding wordt uitgevoerd door professionals. Ervaren ambulante begeleiders en/of (kinder)coaches (HBO) bieden, onder begeleiding van een provinciale coach (gedragswetenschapper/HBO+) begeleide omgang met gebruikmaking van observatie, ambulante gezinsbehandeling met systeembenadering, oplossingsgericht werken en meerzijdige partijdigheid, Triple P en mediation. Voor de duidelijkheid: de hier genoemde methodieken vallen niet sec onder de begeleide omgang; ze worden ook in de reguliere hulpverlening gebruikt. Indien nodig wordt aanvullende hulp uit het reguliere aanbod ingezet. De werkers hebben ervaring met gezinssystemen in (vecht)scheiding, begeleide omgang en systematische coaching. De begeleide omgang kan plaatsvinden door de week (overdag en ’s avonds) en in het weekend, zowel thuis bij de ouder(s) als op locatie van de zorgaanbieder – waarbij gebruik gemaakt kan worden van elkaars locatie. De doelgroep bestaat uit gescheiden ouders uit Limburg met kinderen in principe in de leeftijd van 0 tot 12 jaar, met een uitloop tot 18 jaar. Het gaat hierbij om ouders in verharde conflicten, ouders die elkaars ouderschap bestrijden, ouders die totaal niet gemotiveerd zijn, ouders en kinderen met ernstige gedragsproblemen en/of situaties waarin sprake is van huiselijk geweld/kindermishandeling. Er is een onvermogen/gebrek aan capaciteit tot verandering, de genoemde problemen vormen een barrière voor (het opnieuw tot stand komen van) contact en zijn niet te hanteren voor een vrijwilliger, waardoor professionele hulpverlening op minimaal HBO-niveau vereist is. ■■
Begeleide omgang Zwaar: Therapeutisch niveau
Deze begeleiding wordt uitgevoerd door professionals. Begeleide omgang op therapeutisch niveau wordt uitgevoerd door jeugd(gg)zorghulpverleners met minimaal HBO+ met een erkende opleiding systeemtherapie en ervaring daarmee. Begeleide omgang wordt aangeboden vanuit een systemische benadering, waarbij het recht van het kind om contact te onderhouden met beide ouders centraal staat. Mocht bij de intake sprake zijn van andere klachten of pathologie, dan kan in overleg met de opdrachtgever (de Rechtbank) en het cliëntensysteem voor, tijdens of na de BOR een behandeltraject worden aangeboden. BOR-zwaar is erop gericht ouders en kind(eren) te laten ervaren dat omgang mogelijk is en als positief ervaren kan worden. De begeleide omgang kan dagelijks plaatsvinden, zo nodig buiten kantooruren op de locaties van de zorgaanbieder of collega-zorgaanbieders, of andere locaties die vanuit het perspectief van de ouders de voorkeur verdienen. De doelgroep bestaat uit gescheiden ouders uit Limburg met kinderen in principe in de leeftijd van 0 tot 12 jaar, met een uitloop tot 18 jaar. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om ernstige kindproblematiek en/of om ouders met (ernstige) psychiatrische of verslavingsproblematiek, die van dien aard is dat dit van invloed is op hun pedagogisch handelen en dagelijks functioneren.
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
21
22
Beleidskader
6.
Het traject in stappen
De omgangsbegeleiding komt tot stand op basis van een beschikking van de rechter. Het niveau wordt bepaald na advies van de Raad 16. Het gaat hier om een eerste screening, de beschikbare informatie is nog beperkt. Bij de intake door de betreffende aanbieder wordt definitief beslist welk niveau van omgangsbegeleiding wordt ingezet. In de beschikking kan de rechter tevens een voorlopig opbouwschema opnemen. Dit schema geeft in grote lijnen aan op welke wijze de omgangsbegeleiding wordt opgestart en wordt afgebouwd. Doel is altijd om uiteindelijk toe te werken naar zelfstandige omgang zonder begeleiding. In schema:
Rechtbank
Licht - vrijwilligers
(tussen) beschikking
Middel - professioneel
BOR Zwaar - therapeutisch
Intake door Raad
Niveau 1 – 2 – 3
Intakegesprek met aanbieder
Begeleiding omgang
Zitting op rechtbank
Rapportage
Eindbeschikking
Procesbeschrijving van BOR-verloop Advies (optioneel)
16 De Raad voor de Kinderbescherming is ter zitting bij gezag en omgangszittingen aanwezig in een adviserende rol. Wanneer twee ouders er ter zitting niet met elkaar uitkomen is het niet ongebruikelijk dat de rechter de Raad voor de Kinderbescherming om advies vraagt of zelfs verzoekt om over te gaan tot onderzoek en rapportage omtrent welke beslissing het meest in het belang van het kind geacht dient te worden. Hoewel in het kader van het onderzoek van de Raad indien noodzakelijk wel eens herstel- en observatiecontacten worden georganiseerd, heeft de Raad sinds de beëindiging van het in het voorgaande genoemde BOR-traject in 2005 uitdrukkelijk niet meer de taak om in omgangsbegeleiding te voorzien. Dit maakt echter dat de Raad – zelf thans uitgesloten zijnde als aanbieder van omgangsbegeleiding – als onafhankelijke instantie die zich bezig houdt met het welzijn van kinderen de aangewezen instantie om te voorzien in een eerste screening en advies welke vorm van omgangsbegeleiding noodzakelijk is en welke aanbieder en/of locatie daar het beste bij past.
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
23
Nadat de beschikking is afgegeven, doet de Raad een intake om het juiste niveau en bijbehorende aanbieder te bepalen. Het is ook mogelijk dat in dit stadium al aanvullende hulpverlening wordt ingeschakeld. Wanneer er binnen een niveau meerdere aanbieders beschikbaar zijn, wordt de aanbieder bepaald op basis van de locatie waar de (meeste) begeleide omgang plaats moet gaan vinden. De aanbieder doet vervolgens zelf een intakegesprek met ouders en kind(eren). Dit gesprek is met name bedoeld om kennis te maken, uitleg te geven over de werkwijze en verdere afspraken te maken. Indien er sprake is van aanvullende hulpverlening (jeugdzorg) of een ondertoezichtstelling (OTS) zal de betreffende aanbieder – zoals gebruikelijk is – bij Bureau Jeugdzorg 17 een indicatiestelling hiervoor aanvragen. Bureau Jeugdzorg stuurt de indicatie naar de aanbieder die de aanvullende hulpverlening gaat uitvoeren. Deze aanvullende hulp wordt dan gefinancierd volgens de richtlijnen van de provinciaal gefinancierde jeugdzorg en zal niet ten laste komen van de gelden van dit BOR project. Hetzelfde geldt voor de gevallen waarin op grond van een verwijzing van de huisarts of van een CIZ indicatie ggz-hulp aangewezen is of waarin de hulp met een persoonsgebonden budget wordt gefinancierd. De rechtbank neemt in haar beschikking een periode op waarbinnen wordt toegewerkt naar zelfstandige omgang. Aan het einde van deze periode verwacht de rechtbank een rapportage waarin is aangegeven in hoeverre zelfstandige omgang bereikt is en wat eventueel nog nodig is om tot zelfstandige omgang te komen. Met de rechtbank wordt afgesproken dat op niveau 2 en 3 onderbouwend gerapporteerd wordt en op niveau 1 met een procesverslag van het verloop van het BOR-traject wordt afgesloten. Ter uitvoering van dit beleidskader zullen verschillende aanbieders op verschillende niveaus en op verschillende plekken in Limburg meewerken aan de omgangsbegeleiding voor kinderen en hun ouders/opvoeders. Samenhang in het aanbod en samenwerking is daarom essentieel en vraagt om overstijgende coördinatie. De projectcoördinatie zal daarom worden uitgevoerd door Service.jz. Service.jz is bekend met het veld en intensief betrokken vanaf de start van de totstandkoming van dit beleidskader.
17 De komende jaren gaat er veel veranderen in het civiele jeugdrecht met de komst van de nieuwe Jeugdwet. De toekomst van de Bureaus Jeugdzorg is onzeker, in die mate dat niet vast staat dat de Bureaus Jeugdzorg in hun huidige vorm na de invoering van de nieuwe Jeugdwet nog zullen terugkeren. In de huidige Wet op de Jeugdzorg heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg nog de wettelijke taak om te voorzien in indicatiebesluiten, ten minste wanneer sprake is van een verzoek tot (verlenging van) een machtiging tot uithuisplaatsing. Hoewel de provincie Limburg de indicering door Bureau Jeugdzorg tot een minimum tracht terug te brengen, bestaat er tot de nieuwe Jeugdwet derhalve bij Bureau Jeugdzorg nog altijd de wettelijke taak tot het opstellen van indicatiebesluiten, die in titel thans ook “zorgmatching” genoemd worden. Het is vanzelfsprekend dat wanneer de nieuwe Jeugdwet in werking treedt gedurende de leeftijdsduur van dit beleidskader, en Bureau Jeugdzorg ten gevolge hiervan vervolgens niet meer in de huidige vorm terugkeert, hiervoor een oplossing dient te worden gevonden. Gelet op de onzekerheid over de vraag wanneer de nieuwe Jeugdwet in werking treedt en welke gevolgen hiermee exact gepaard zullen gaan, ligt het echter niet voor de hand daar nu reeds op vooruit te lopen.
24
Beleidskader
De coördinatie bestaat uit: ■■
het bij elkaar brengen en houden van de aanbieders om zo te komen tot een samenhangend aanbod aan omgangsbegeleiding. Hieronder hoort ook het stimuleren dat op uitvoerenden-niveau uitwisseling van kennis en ervaring plaatsvindt;
■■
het bewaken dat de afgesproken projectactiviteiten volgens planning en budget uitgevoerd worden;
het uitvoeren van de financiële projectadministratie. Hieronder valt ook het verdelen van de gelden op basis van door de zorgaanbieders ingediende declaraties; het uitvoeren van evaluaties, verslaglegging hiervan en bespreking met de subsidiegever; het begeleiden van het effectonderzoek. Het is niet ondenkbaar dat een (klein) deel van de uiteindelijke aanbieders van omgangsbegeleiding weinig of geen ervaring hebben met het rapporteren naar de rechtbank. Voor de aanbieders die deze ervaring niet hebben, zal de Raad voor de Kinderbescherming een training aanbieden. Vrijwilligers krijgen een uitgebreidere training.
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
25
26
Beleidskader
7.
De borging van de kwaliteit
Als basis voor de uitvoering van dit beleidskader dient minimaal het kwaliteitsniveau zoals gehanteerd door de landelijke inspectie jeugdzorg te gelden, zeker nu het gaat om hulpverlening die wordt uitgevoerd op basis van een rechterlijke uitspraak. Binnen het aanbod dient te worden voorzien in een klachtenregeling voor ouders en kinderen en de beschikbaarheid van cliëntvertrouwenspersonen. Het verdient daarbij aanbeveling aansluiting te zoeken in de bestaande systematiek die op grond van de Wet op de Jeugdzorg en/of WKCZ is geregeld. Alle bij de BOR-trajecten betrokken professionals en vrijwilligers dienen specifiek geschoold en gecoacht te worden. Voor de professionals geldt het vereiste van beroepsregistratie. Het opstellen van een competentieprofiel is in dat kader niet ondenkbaar. Eenieder die in het kader van de BORtrajecten in contact komt met kinderen, zij het een-op-een of enkel via schriftelijke dossiers, dient een actuele Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te hebben overgelegd. Verder dienen – voor zover relevant – voor de betrokken hulpverleners de Meldcode huiselijk geweld, de meldplicht calamiteiten, het Protocol voorwaarden inzet particuliere zorgaanbieders in de jeugdzorg als onderaannemer, en voorschriften omtrent toestemming en dossiervorming van toepassing te zijn.
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
27
28
Beleidskader
8.
Tijdspad
Besluitvormingsfase en Toekenningsfase Ervan uitgaande dat de Provinciale Staten van Limburg, bijeen in hun vergadering van 28 maart 2013 zullen instemmen met dit beleidskader, zal daarna een fase ingaan waarin groepen van aanbieders in gezamenlijkheid hun aanbod kunnen indienen, waarna het College van Gedeputeerde Staten een afweging zal maken van het aanbod en middels een subsidietoekenning zal overgaan tot toekennen van de opdracht tot uitvoering van dit beleidskader aan een groep van aanbieders (in het navolgende ook te noemen: de projectgroep). Ontwerpfase en Voorbereidingsfase Na toekenning van de opdracht tot uitvoering zal/zullen in de eerste periode van vier maanden: ■■
het projectplan door de projectgroep gedetailleerd worden uitgewerkt voor o.a. de intervisiebijeenkomsten, casuïstiekbesprekingen, (tussentijdse) evaluatiebijeenkomsten, de planning van de trainingen en een concrete activiteitenplanning, enz.;
■■
de projectorganisatie en coördinatie worden opgetuigd en daarmee de verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd, voor zowel de interne organisatie bij de instellingen als voor de provinciale projectorganisatie en –coördinatie;
■■
deskundigheidsbevordering/trainingen worden georganiseerd;
■■
vrijwilligers worden geworven en getraind;
■■
contact worden gezocht met hogeschool en/of universiteit om een onderzoek op te starten naar de effectiviteit van BOR.
Realisatiefase Gedurende de hierop volgende periode van twintig maanden (periode vanaf de vijfde maand tot en met jaar 2): ■■
worden de begeleide omgangsregelingen bij de diverse organisaties op de drie niveaus uitgevoerd;
■■
wordt er gerapporteerd aan de rechtbank;
■■
vinden er intervisiebijeenkomsten, casuïstiekbesprekingen en (tussentijdse) evaluatiebijeenkomsten plaats;
■■
vindt er onderlinge afstemming plaats en waar nodig verwijzing van ouders en kind(eren) naar een ander niveau;
■■
wordt er gesproken met o.a. gemeentes om te komen tot structurele financiering voor de periode na het project.
Nazorgfase Vanaf de negende maand van het traject tot en met jaar 2 wordt (derhalve gedurende een periode van zestien maanden) de projectevaluatie voorbereid en vindt de voorbereiding voor de daadwerkelijke borging van het project plaats.
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
29
Overdrachtfase Na afloop van jaar 2 wordt in het derde jaar de overdracht naar de gemeentes verzorgd. Dit is een transitiejaar waarin de verantwoordelijkheid van dit beleidskader verschuift van de provincie Limburg naar de Limburgse gemeentes.
30
Beleidskader
9.
Evaluatie en monitoring effectiviteit
Vanaf het eerste begin zal contact dienen te worden gezocht met hogeschool en/of universiteit om een onderzoek op te starten naar de effectiviteit van omgangsbegeleiding. De methodiek van Social Return On Investment (SROI) 18 is daarbij een mogelijkheid om de maatschappelijke investeringen in economische en sociale zin meetbaar en zichtbaar te maken. Van belang is dat voor aanvang een nulmeting zal worden uitgevoerd en dat de juiste onderzoeksvragen worden geformuleerd, zodat de effecten van de verleende omgangsbegeleiding meetbaar gemaakt worden. De rol voor het begeleiden van het effectonderzoek komt te liggen bij het Service.jz. Tevens dient daarbij – vanzelfsprekend op voorwaarde van bescherming van privacygevoelige informatie – geregistreerd te worden welke vormen van additionele hulpverlening in de betrokken zaken worden ingezet. Onder meer in het kader van tevredenheidsonderzoek zal bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van anonieme klanttevredenheidsenquêtes. De sociale kaart, die sinds kort tot stand is gebracht, wordt regelmatig geactualiseerd en bijgehouden.
18
Zie voor meer informatie: http://sroi.nl/.
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
31
32
Beleidskader
10. Financieel kader
Voor de omgangsbegeleiding op licht niveau is in deze begroting gerekend met een trajectprijs van in totaal € 2.879. Deze trajectprijs is opgebouwd uit: ■■
kosten van twee betaalde coördinatoren, ieder voor 20 uur per week werkzaam voor de begeleiding van vrijwilligers, het opzetten en onderhouden van een netwerk, werven, trainen en begeleiden van de vrijwilligers, bewaken van de kwaliteit en de voortgang van het project;
■■
eventuele ontwikkelkosten om landelijke reeds bestaande BOR-trajecten af te stemmen op de Limburgse situatie.
Voor de omgangsbegeleiding middel en zwaar is in deze begroting gerekend met: ■■
een uurtarief van € 70 per uur;
■■
de gemiddelde trajectprijs is gebaseerd op twee keer per maand contact. Dit zijn in totaal per traject 12 contacten, want een traject duurt in de regel 6 maanden. Dit komt neer op 42 uur per casus. Kennismaking en verslaglegging is hierin meegerekend;
■■
daarnaast wordt gerekend op 12 uur voor het halen en brengen (een half uur enkele reis). Dit komt neer op totaal 54 uur per casus;
■■
in de praktijk zal er de nodige variatie zijn in het aantal uren per traject. De genoemde tijdsinvestering komt voort uit een inschatting van de gemiddelde tijdsinvestering;
■■
de totale kosten per traject komen daarmee op 54 x € 70 = € 3.780.
■■
voor trajecten op therapeutisch niveau uitgevoerd geldt – wanneer de betreffende aanbieder in Noord- en Midden-Limburg, dan wel Zuid-Limburg is gevestigd voor de behandeling in respectievelijk Zuid-Limburg, dan wel Noord- en Midden-Limburg een trajectprijs van € 4.620 door hogere reiskosten 19.
Aan de hand van het aantal van 310 omgangsbegeleidingen over een periode van twee jaar, verdeeld over de drie niveaus zoals in het schema in paragraaf 2 weergegeven, komt dit neer op een totaalbudget voor begeleidingstrajecten van € 1.121.991. De eenmalige kosten bestaan uit trainingskosten van € 10.360 over de looptijd van twee jaar. Omdat het aantal trajecten in het tweede jaar toeneemt, is de verwachting dat dan opnieuw een training moet worden verzorgd. Dit is de reden dat ook in het tweede jaar trainingskosten worden opgevoerd. Deze trainingen zullen worden georganiseerd door de Raad. De terugkerende kosten bestaan uit de kosten van de begeleiding en coaching van medewerkers en bedragen voor op de niveaus omgangsbegeleiding middel en zwaar. De kosten hiervan bedragen totaal € 40.000 over de looptijd van twee jaar. Deze coaching zal worden uitgevoerd door gedragswetenschappers.
19 Het valt niet per definitie te verwachten dat een aanbieder van zware trajecten zowel in Noord- en MiddenLimburg als in Zuid-Limburg gevestigd zal zijn, mede door de specialistische zorg die hiervoor nodig is en het huidige aantal aanbieders in dit veld in Limburg. Het is derhalve allerminst ondenkbaar, sterker nog zeer realistisch om voor behandelingen door een dergelijke zorgaanbieder in het deel van Limburg waar de betreffende zorgaanbieder niet gevestigd is, rekening gehouden moet worden met additionele reiskosten.
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
33
Voor de projectcoördinatie door Service.jz is ten slotte een bedrag van € 29.120 over de periode van twee jaar voorzien. Daarmee komen de totale kosten voor de uitvoering van dit beleidskader uit op € 1.201.471. Uitvoeringskosten (A) Eenmalige kosten
Training Echtscheidingen en de gevolgen hiervan. Voor vrijwilligers. Training rapporteren: 2 dagdelen, inclusief voorbereiding. Voor niveau midden+zwaar.
Instelling
Raad
Jaar 1
€ 2.800
Jaar 2
Totaal
€ 2.800
€ 5.600
Raad
€ 980
€ 980
€ 1.960
Training Echtscheidingen en de gevolgen Raad hiervan. Inclusief methodieken en praktische handelingen. 2 dagen, inclusief voorbereiding. Voor niveau midden+zwaar.
€ 1.400
€ 1.400
€ 2.800
Totaal eenmalige k osten Terugkerende kosten
Begeleide omgang-trajecten Coaching niveau midden en zwaar
Totaal terugk erende k osten Projectkosten (B) Projectcoördinatie
Totaal projectk osten Totale kosten (A+B) Uitvoeringskosten en projectkosten
Instelling
Alle aanbieders Gedragswetenschappers
Jaar 1
€ 446.264 € 20.000
Jaar 2
€ 675.727 € 20.000
€ 10. 360 Totaal
€ 1.121.991 € 40.000
€ 1. 161. 991 Instelling
Service.JZ
Jaar 1
€ 14.560
Jaar 2
Totaal
€ 14.560
€ 29.120
€ 29. 120 Instelling
Jaar 1 € 486.004
Jaar 2 € 715.467
Totaal € 1.201.471
De uitvoerende organisaties nemen voor eigen rekening: ■■
kosten die ontstaan doordat medewerkers in training/coaching/intervisie zitten, dit zijn niet-productieve uren;
■■
kosten die gemaakt worden om het project intern op te zetten en uit te voeren, overlegkosten etc.;
■■
alle kosten die boven de trajectprijs van € 3.780 komen. Dit betekent met name voor de organisaties op midden en zwaar niveau dat een deel van hun kosten niet uit de subsidie wordt betaald en dus voor eigen rekening komt;
■■
trainingskosten die de Raad maakt door de inzet van een teamleider. Alleen kosten waarvoor vervangende capaciteit in het primaire proces noodzakelijk is, kunnen worden opgevoerd. Dit betreft kosten voortvloeiend uit trainingsuren en voorbereidingsuren van een raadsonderzoeker.
De financiering van dit beleidskader dient te geschieden uit de in het coalitieakkoord gereserveerde transitiegelden jeugdzorg. De grond hiervoor is het in hoofdstuk 10 van het Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 weergegeven financieel kader voor de beleidsp eriode 2013-2016. Van de blijkens het Beleidskader Jeugdzorg Limburg nog resterende € 7,4 miljoen van de transitiegelden, is € 5,4 miljoen gereserveerd voor de in hoofdstuk 9 uitgewerkte “Ondersteuning transformatie”, waaronder dit Beleidskader Begeleide Omgang in Limburg dient te worden geschaard. Indien en voor zover het budget hiervoor niet toereikend is om aan de gestelde doelen – waaronder het verwezenlijken van de doelstellingen van dit Beleidskader – te voldoen, is door het college van Gedeputeerde Staten toegezegd met een voorstel voor aanvullende financiering te komen. Voor zover sprake is van een zodanige situatie, zal hiertoe een bestuursopdracht worden gegeven aan het college van Gedeputeerde Staten, meer in het bijzonder de gedeputeerde verantwoordelijk voor Jeugdzaken. Verder is nog altijd sprake van een aanwezig budget in de Versnellingsagenda Innovatie in de
34
Beleidskader
Jeugdzorg. Indien noodzaak bestaat voor aanvullende laagdrempelige omgangsbegeleiding, kan hierin voorzien worden met het hiervoor bestemde deel van (het resterende bedrag van de oorspronkelijke) € 2,7 miljoen in de Versnellingsagenda.
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
35
36
Beleidskader
11. Het beleidskader in breder perspectief
Hulpverlening in de vorm van omgangsbegeleiding wordt op dit moment niet gefinancierd vanuit de AWBZ, WMO of zorgverzekeringen. Vanuit de jeugdzorg bestaat de mogelijkheid tot financiering wel, maar dit gaat dan altijd ten koste van het bestaande budget dat beschikbaar is voor de jeugdzorginstellingen om hun taken uit te voeren. Het is mogelijk dat er gemeentes zijn die reeds nu bereid zijn om de kosten voor omgangsbegeleiding te financieren vanuit de bijzondere bijstand, maar ervaringen van huidige in Limburg aanwezige aanbieders van omgangsbegeleiding zijn dat pogingen van deze aanbieders of ouders om de kosten op deze wijze vergoed te krijgen, worden afgewezen door de Limburgse gemeentes. Uitgangspunt van het provinciale financiële en inhoudelijke beleid is dat sprake dient te zijn van co-financiering wanneer ingezet wordt op beleidsvelden die strikt genomen niet tot de bevoegdheden van de provincie behoren. In de eerste twee jaren zal niet worden voorzien in een dergelijke co-financiering, maar na die termijn zal wel dienen te worden voorzien in alternatieve financiering. Evenwel dient ook in die eerste twee jaar de financiering van omgangsbegeleiding in Limburg gezien te worden als een puzzelstukje in een groter geheel. De BOR-trajecten die op basis van dit beleidskader zullen worden uitgevoerd betreffen zaken die zijn doorverwezen door de rechtbank. Het zijn derhalve ‘niet vrijwillige’ trajecten, waarbij altijd sprake is van meervoudige problematiek. Vrijwillige en enkelvoudige hulp is dan ontoereikend gebleken. De inschatting is daarom dat bij de BOR-trajecten altijd sprake is geweest van eerdere zorg, dan wel nog meerdere zorgvormen betrokken zijn. Bovenop de onder paragraaf 10 genoemde kosten per individueel traject, zal daarmee aanvullend sprake zijn van inzet van andere vormen van hulpverlening, modules en/of mediation; allerlei zaken die gefinancierd worden vanuit andere bronnen dan de provinciale kas. Ondanks dat het zeer moeilijk is om een goed beeld te geven van de kosten van additionele vormen van hulpverlening, omdat standaard registratie hiervan ontbreekt, zijn er voorbeelden te benoemen. Een grove schatting is dat bij minimaal een derde van alle zaken in de niveaus 2 en 3 andere modules naast het BOR-traject zullen worden ingezet. Een voorbeeld hiervan zijn ambulante JGGZ-modules, waarvan de trajecten gemiddeld € 6.800 kosten en waarvoor JGGZ-indicaties worden ingezet. Voor Noord- en Midden-Limburg is de verwachting dat voor 50 casus op niveau 2 bij 10% hiervan ook ambulante gezinsbehandeling (IAG) zal plaatsvinden. Voor een dergelijk traject staat een kostprijs van ongeveer € 9.000, welke wordt vergoed vanuit de provinciale jeugdzorgmiddelen. In de trajecten waarvan sprake is van een coaching-benadering, zullen kindercoaching en volwassenencoaching kunnen worden aangeboden. De kosten hiervoor bedragen tussen de € 250 en € 1.500 per cliënt en kunnen gedeeltelijk worden vergoed vanuit de zorgverzekering en eventueel volledig vanuit het PGB. Via het mediationbureau van de rechtbank kan ook mediation worden ingezet. Bij verwijzing via een gerecht zijn partijen gezamenlijk verantwoordelijk voor de betaling van de mediator. Als een of beide partijen procederen op basis van een zogenaamde ‘toevoeging’ van de Raad voor de Rechtsbijstand voor een advocaat, kunnen die partijen ook een toevoeging krijgen voor de mediator. De kosten van het mediationtraject worden dan niet door partijen zelf betaald, maar uit ’s Rijks kas. Mediators hanteren verschillende uurtarieven. Er zijn mediators die een instaptarief hanteren. Dit betekent dat iedere partij voor het eerste gesprek, met een maximum van twee uur, € 75 (exclusief
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
37
BTW, € 89,25 inclusief BTW) betaalt 20. Als de mediation na het eerste gesprek wordt voortgezet, geldt het normale uurtarief van de mediator 21. Uit gesprekken met het mediationbureau van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, blijkt dat een mediationtraject via de rechtbank gemiddeld € 2.500 kost 22, welke kosten dus worden gedragen door de procederende partijen zelf of door ’s Rijks kas. Los van alle additionele kosten, zijn er ook op dit moment nog onbekende baten. Het is een gegeven dat door het voorzien in omgangsbegeleiding, in veel gevallen zal worden voorkomen dat problematiek verergert en duurdere zorg en hulpverlening noodzakelijk is. Over het algemeen is in (bepaalde delen van) Nederland een (forse) toename te zien van het aantal ondertoezichtstellingen bij scheiding- en omgangszaken. De kosten hiervan worden vanuit de provinciale jeugdzorggelden betaald. Afgezien van de extra kosten, helpt een ondertoezichtstelling in deze gevallen in de praktijk vaak niet, omdat de situatie daarmee te zeer een juridisch karakter krijgt en daardoor (nog meer) sprake is van een vechtscheiding waar de gezinsvoogd tussen de strijdende ouders komt te staan. De hoogte van de genoemde besparing, door preventie, is op dit moment nog niet in getallen te vatten, omdat er nog geen sprake is van een samenhangend en provinciaal dekkend aanbod van omgangsbegeleiding in de provincie Limburg. Middels de evaluatie en monitoring van de effectiviteit van het beleid (zoals nader uitgewerkt in paragraaf 9), zal een dergelijke onderbouwing na afloop van de eerste twee jaar aangeleverd moeten kunnen worden.
20 Folder van de Rechtspraak, “mediation naast rechtspraak in familiezaken”, herziene versie juli 2011: http://www. rechtspraak.nl/Organisatie/Publicaties-En-Brochures/Documents/R021-Mediation-naast-familiezaken.pdf 21 Meer informatie over de kosten van NMI-mediators is te vinden via de website van het Nederlands Mediation Instituut: http://www.nmi-mediation.nl/over_mediation/over_mediation/wat_kost_mediation.php 22 Dit gemiddelde is gebaseerd op een traject van vier à vijf sessies van elk 2,5 uur, tegen het gemiddelde tarief dat door bij de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, geregistreerde mediators hanteren.
38
Beleidskader
12. Bestuursopdracht aan college met betrekking tot vrijwillig kader van begeleide omgang
Zoals duidelijk is neergelegd in dit Beleidskader wordt de reikwijdte ervan beperkt tot de niet-vrijwillige casus waarbij sprake is van een doorverwijzing door de rechtbank. Dit Beleidskader voorziet niet in het vrijwillige aanbod. De ambitie is om uiteindelijk te voorzien in een samenhangend en provinciaal dekkend aanbod van omgangsbegeleiding in de provincie Limburg. Ter bevordering van het creëren van een eenduidig gemeentelijk aanbod van omgangsbegeleiding in het vrijwillige kader, zal worden voorzien in een bestuursopdracht aan het college van Gedeputeerde Staten, meer in het bijzonder de gedeputeerde verantwoordelijk voor Jeugdzaken, om in de totstandkoming van een dergelijk aanbod een initiërende en coördinerende rol te spelen.
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
39
40
Beleidskader
13. Geraadpleegde en betrokken organisaties
Voor de totstandkoming van dit beleidskader is de Rechtbank Limburg (zittingsplaats Maastricht) geraadpleegd, evenals met – in willekeurige volgorde – de Raad voor de Kinderbescherming Maastricht, de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, de Mutsaersstichting, Rubicon, Xonar, aXnaga, Anacare, Cessio, Humanitas, Service.jz, AMW Midden-Limburg, CJG Westelijke Mijnstreek, CJG Venlo en CJG Heerlen. De inhoud van dit beleidskader wordt door deze organisaties van harte ondersteund.
Begeleide omgang voor kinderen en ouders bij (vecht)scheidingen in Limburg
41
w w w. l i m b u r g . n l