BEDRIJFSWETENSCHAPPEN Een onderneming neemt een ’nieuwe’ start
Hoofdstuk 1:
KEUZE VAN DE ONDERNEMINGSVORM Indeling: 1° Juridische aspecten 2° Administratieve verplichtingen 3° Keuzebepaling 4° Boekhoudkundige aspecten
Ondernemingsvormen - 1 van 43
Keuze van de geschikte ondernemingsvorm Inleiding Bespreek volgende vragen. 1/ Veel mensen willen starten met een eigen zaak. Waarom? 2/ Welke ondernemingsvorm zou je kiezen als je bv. een handeltje in schoolgerief of een papierhandel wil starten? Waarom? 3/ Stel dat je hebt gekozen om een eenmanszaak op te richten. Wat is een eenmanszaak? Wat is een vennootschap? 4/ Welke gevolgen heeft het faillissement van een eenmanszaak? Ken je een onderneming die failliet ging? Welke gevolgen had dat faillissement? 5/ Stel je papierhandel draait goed en je wil uitbreiden. Je bent van plan een groot magazijn, kostprijs 250 000 EUR, aan te kopen. Daarvoor wil je een lening aangaan bij een bank. Ga je de gekozen ondernemingsvorm behouden? Waarom? 6/ Welke ondernemingsvormen ken je? Geef telkens de belangrijkste kenmerken en de voor- en nadelen van elke ondernemingsvorm. Enkele vraagjes om je te helpen: wie heb je nodig om een onderneming op te richten, wie krijgt de winst, wat bij een faillissement, hoeveel kapitaal heb je nodig? Om je plannen te realiseren zal je moeten nagaan wat wettelijk mag en niet mag. Daarom zullen we onderzoeken wat de wet in dit verband voorziet. We moeten ons immers houden aan het recht dat in onze gemeenschap van kracht is, daarom eerst een beetje juridische informatie. Wat versta je onder het begrip recht? - een geheel van regels die de gedragingen van mensen in een gemeenschap regelen - welke opgesteld werden door de gemeenschap, of door mensen die deze gemeenschap vertegenwoordigen - deze regels zijn afdwingbaar voor iedereen die lid is van die gemeenschap - ze werden opgesteld om het algemeen welzijn te bevorderen, m.a.w. opdat mensen met verschillende overtuigingen kunnen samenleven zonder elkaar te schaden. Bronnen van het recht Waarop zal een rechter zich baseren om recht te spreken? 1/ De wet Een wet is een bindende rechtsregel, opgelegd door de wetgevende macht. Hoe worden wetten gemaakt? Wetten kunnen imperatief of suppletief zijn. Imperatieve of dwingende wetten moeten steeds nageleefd worden, zij zijn van openbare orde. Vb.: Suppletieve of aanvullende wetten moeten enkel nageleefd worden indien de partijen onderling niets anders overeengekomen waren. Vb.: 2/ Gewoonten en gebruiken Als bepaalde handelingen langdurig en regelmatig op een zelfde wijze gebeuren door de betrokken personen, kunnen ze een bron van recht zijn. Bv. 3/ Rechtsspraak Vonnissen en arresten van rechters. Bv. een eenzijdige rechtshandeling (zie p. 19)
Ondernemingsvormen - 2 van 43
1° Juridische informatie 1. Handelsvennootschappen 1.1. Welke ondernemingsvormen voorziet de wet? Eenmanszaak of vennootschap Het is van groot belang om de juiste ondernemingsvorm te kiezen voor uw zaak. Maak een vergelijking tussen een eenmanszaak en een vennootschap, tussen de verschillende vennootschapsvormen en trek hieruit de nodige besluiten om een keuze tussen de mogelijke ondernemingsvormen te kunnen maken.
1/ Eenmanszaak Wat? Kenmerken van een eenmanszaak 1/ Een eenmanszaak bezit, in tegenstelling tot een vennootschap, geen aparte rechtspersoonlijkheid. 2/ Eén persoon is eigenaar, hij levert het kapitaal, hij is volledig aansprakelijk en draagt alle verantwoordelijkheid. Er is geen duidelijke splitsing tussen het privé-vermogen van de handelaar en het vermogen van de zaak. 3/ Doordat hij alleen het beheer in handen heeft kan hij snel beslissingen treffen. Alle winst komt aan hem alleen toe. Maar iedereen is financieel en menselijk beperkt. 4/ De oprichtingsformaliteiten en boekhoudkundige verplichtingen van een eenmanszaak zijn veel eenvoudiger dan bij een vennootschap. 5/ Een eenmanszaak is fiscaal onderworpen aan de personenbelasting, welke nadeliger uitvalt dan de vennootschapsbelasting voor hoge winsten. 6/ De eigenaar van een eenmanszaak is steeds onbeperkt aansprakelijk. 7/ De continuïteit en stabiliteit van de zaak zijn afhankelijk van één persoon. Oprichtingsformaliteiten 1/ Handelsnaam kiezen d.i. de benaming waaronder een handelsonderneming gekend is of waaronder ze wordt geëxploiteerd. De handelsnaam wordt beschermd zonder dat enige vorm van depot of registratie nodig is. Het recht op bescherming krijgt men door het eerste publiek gebruik ervan in de handel. 2/ Een inschrijving in het handelsregister nemen Waar? Op de griffie van de Rechtbank van Koophandel 3/ Openen van een bankrekening 4/ Inschrijving bij de BTW 5/ Bekendmaken van het huwelijksstelsel
Ondernemingsvormen - 3 van 43
2/ Vennootschap Wat? Art. 1832: Een vennootschap kan worden opgericht door twee of meer personen die overeenkomen iets in gemeenschap te brengen met het oogmerk de winst die daaruit kan ontstaan onder elkaar te verdelen of, in de gevallen bepaald door de wet, door de wilsuiting van één enkele persoon die goederen verbindt aan het uitoefenen van een bepaalde bedrijvigheid. Welke belangrijke elementen vind je in dit wetsartikel?
Kenmerken van een vennootschap 1/ Meerdere personen kunnen deelnemen aan de oprichting en het beleid van de zaak. Meer en ruimere werkmogelijkheden, zowel financieel als menselijk. Vertrouwen en samenwerking zijn dan nodig. 2/ Men heeft een minimaal kapitaal nodig. 3/ Strengere oprichtingsvereisten (meestal is een notariële akte vereist) en boekhoudkundige verplichtingen (volledige boekhouding) dan bij een eenmanszaak. 4/ De vennootschapsbelasting is gunstiger dan de personenbelasting indien de winst hoog is. 5/ De continuïteit kan makkelijker verzekerd worden. 6/ Vrijwaring van het privé-vermogen is mogelijk. Beperkte aansprakelijkheid bij NV en BVBA.
Ondernemingsvormen - 4 van 43
1.2. Wat is nu eigenlijk een handelsvennootschap? Wetboek van Koophandel Art. 1: Handelsvennootschappen zijn vennootschappen die daden van koophandel (daden met een handelskarakter en winstoogmerk) tot doel hebben. Daden van koophandel kunnen in 2 groepen ingedeeld worden: 1) daden van koophandel naar de aard: dit zijn daden die, door wie ze ook gesteld worden, steeds een handelskarakter vertonen. a/ Zijn altijd handelsdaden: 1. Aankoop van roerende goederen om verder te verkopen, en de verkoop ervan, of zelfs om enkel het gebruik ervan te verhuren Dit is de meest typische daad van koophandel. Bv. 2. Huur van roerende goederen om verder te verhuren 3. Leveringen van werk en goederen 4. Aankoop van een handelsfonds om het uit te baten 5. Verhandelen van handelseffecten b/ Zijn alleen handelsdaden als ze voortdurend herhaald worden: 1. Vervoer 2. Premieverzekering 3. Aan- en verkoop van onroerende goederen 4. Ondernemingen van openbare werken, constructie van gebouwen, wegen, enz.
nijverheidsondernemingen,
Bv.
5. Bankverrichtingen e.d., agentschappen, 6. Ondernemingen van leveringen Bv. levering van gas, elektriciteit, enz. c/ Daden van zeehandel Bv. bouwen of bevrachten van schepen
2) daden van koophandel naar de hoedanigheid van degene die ze stelt. Daden van een handelaar voor zijn handel zijn handelsdaden tot het tegendeel bewezen werd.
Ondernemingsvormen - 5 van 43
Roerende en onroerende goederen Wat is het verschil tussen roerende en onroerende goederen? Verklaar met een voorbeeld. Onroerende goederen
Roerende goederen
Lees volgende wetsartikels en maak een schematisch overzicht. Art. 516: Alle goederen zijn roerend of onroerend. ONROERENDE GOEDEREN Art. 517: Goederen zijn onroerend ofwel uit hun aard, of door hun bestemming, of door het voorwerp waarop zij betrekking hebben. 1E Art. 518: Onroerend uit hun aard zijn gronderven en gebouwen. 2E Art. 520: Wortelvaste vruchten, evenals dieren aan een erf verbonden zijn onroerend. Art. 524: Voorwerpen die de eigenaar van een erf voor de dienst en de exploitatie van dat erf, daarop geplaatst heeft, zijn onroerend door bestemming. Onroerend door bestemming zijn ook alle roerende voorwerpen die de eigenaar blijvend aan het erf verbonden heeft, d.w.z. dat men ze niet kan losmaken zonder te breken of te beschadigen. 3E Art. 526: Onroerend door het voorwerp waarop zij betrekking hebben zijn: - het vruchtgebruik van onroerende goederen; - erfdienstbaarheden of grondlasten; - rechtsvorderingen i.v.m. een onroerend goed. ROERENDE GOEDEREN Art. 527: Goederen zijn roerend uit hun aard of door wetsbepaling. 1E Art. 528: Roerend uit hun aard zijn verplaatsbare zaken. 2E Art. 529: Roerend door wetsbepaling zijn verbintenissen en vorderingen die geldsommen of roerende goederen betreffen, aandelen en lijfrenten. Wat is het verschil tussen (verklaar met voorbeelden): 1° Zaken (alles wat buiten de mens in de natuur voorkomt) en goederen (zaken die het voorwerp kunnen uitmaken van een recht dat men zich kan toe-eigenen). 2° Lichamelijke goederen en onlichamelijke goederen 3° Vervangbare en niet-vervangbare goederen 4° Verbruikbare en niet-verbruikbare goederen 5° Een zakelijk recht en een vorderingsrecht
Ondernemingsvormen - 6 van 43
Onderscheid tussen roerende en onroerende goederen A) Onroerende goederen: 1E Uit hun aard (niet verplaatsbaar)
(geef telkens voorbeelden)
2E Door hun bestemming •
voor dienst en exploitatie bij het onroerend goed gevoegd; een blijvende verbondenheid met het onroerend goed: dieren of uitrustingsgoederen
•
tot blijvend gebruik bij het onroerend goed gevoegd, men kan ze niet losmaken zonder te breken of te beschadigen
3E Door het voorwerp waarop ze betrekking hebben.
B) Roerende goederen: alle goederen die niet onroerend zijn, zijn roerend. 1E Uit hun aard (verplaatsbaar)
2E Door wetsbepaling
Belang van dit onderscheid: - Fiscaal: • Bij aankoop van een roerend goed moet je B.T.W. betalen. • Bij aankoop van een onroerend goed betaal je registratierechten. • Roerende en onroerende goederen worden apart belast bij erfenis in rechte lijn. - Eigendomsbewijs: • Van een onroerend goed = notariële akte • Van een roerend goed =
Art. 2279: Met betrekking tot roerende goederen geldt het bezit als titel. Wie een roerend goed in zijn bezit heeft wordt vermoed er de eigenaar van te zijn. Welk gevolg heeft dit wettelijk vermoeden?
Ondernemingsvormen - 7 van 43
Art. 2: De wet erkent als handelsvennootschap: - de vennootschap onder firma - de gewone commanditaire vennootschap - de naamloze vennootschap - de commanditaire vennootschap op aandelen - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid - de coöperatieve vennootschap. Elk van deze vennootschappen is onderscheiden van de persoon der vennoten. Enkel vennootschappen die één van deze vormen aannemen krijgen rechtspersoonlijkheid.
Algemene oprichtingsvereisten Art. 4: N.V.'s, B.V.B.A.'s en C.V.A. worden, op straffe van nietigheid , opgericht bij authentieke akte. De andere kunnen ook met een onderhandse akte worden opgericht. Art. 6: De oprichtingsakte van deze vennootschappen wordt bij uittreksel bekendgemaakt, in de Bijlagen van het Belgisch Staatsblad. Art. 10: De uittreksels moeten binnen de 15 dagen na de dagtekening van de definitieve akte neergelegd worden ter griffie van de rechtbank van koophandel.
De keuze tussen de vennootschapsvormen beperkt zich meestal tussen N.V. en B.V.B.A. Waarom?
Ondernemingsvormen - 8 van 43
1.3. Natuurlijke personen en rechtspersonen Niet alleen mensen, maar ook vennootschappen worden soms door de wet aanzien als personen. We spreken daarom van 2 soorten personen: 1/ Natuurlijke of fysieke personen: dit zijn mensen van vlees en bloed. 2/ Rechtspersonen: dit zijn instellingen of groeperingen waaraan de wet dezelfde rechten en plichten toekent als aan natuurlijke personen. Vanzelfsprekend moeten rechtspersonen steeds vertegenwoordigd worden door natuurlijke personen, die in hun naam en voor hun rekening optreden. Daarom spreken we van een juridische fictie. Verenigingen die geen rechtspersoonlijkheid hebben noemen we feitelijke verenigingen. Zij bestaan in de ogen van de wet niet. Wanneer je een contract tekent voor zo'n vereniging, verbind je niet de vereniging om dat contract na te leven, maar wel jezelf. Vb.: Welke gevolgen heeft het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid? 1/ De vereniging heeft een eigen identiteit, geheel onderscheiden van de natuurlijke personen die haar samenstellen, met eigen rechten en plichten en een eigen domicilie. 2/ Zij kan zelf bezittingen hebben, een eigen patrimonium, volledig afgescheiden van dat van bv. de vennoten in een N.V. De vennootschap is eigenares van haar goederen, niet de vennoten. 3/ Zij wordt handelingsbekwaam: zij kan rechten verwerven, verbintenissen aangaan, rechtshandelingen stellen. Een vennootschap kan bv. Goederen kopen en verkopen, contracten afsluiten en verplichtingen aangaan, natuurlijk via haar vertegenwoordigers. Het belang hiervan is niet te onderschatten. Verklaar. - feitelijke vereniging t.g.o. vereniging met rechtspersoonlijkheid:
- aansprakelijkheid van een NV of BVBA:
Ondernemingsvormen - 9 van 43
1.4. Waarin verschillen N.V. en B.V.B.A.? 1/ Naamloze Vennootschap Onderstreep de belangrijkste elementen in volgende wetsartikels. Art. 26: De N.V. is een vennootschap waarin de vennoten zich slechts tot een bepaalde inbreng verbinden. Art. 29: Voor de oprichting van een N.V. is vereist dat het maatschappelijk kapitaal, dat niet minder dan 61.500 EUR mag bedragen, volledig geplaatst is. Op ieder aandeel moet één vierde worden gestort. Vanaf de oprichting moet het minimum kapitaal volstort zijn. Een inbreng in natura moet binnen de 5 jaar na de oprichting volgestort zijn. Art. 29bis: Indien een inbreng in natura gebeurt, moet voor de oprichting een bedrijfsrevisor aangewezen worden door de oprichters. De revisor maakt een verslag over de inbreng in natura. Art. 29ter: Voor de oprichting overhandigen de oprichters aan de notaris een financieel plan waarin zij het bedrag van het maatschappelijk kapitaal van de op te richten vennootschap verantwoorden. Dit stuk wordt niet openbaar gemaakt. Art. 55: Er moeten ten minste 2 bestuurders zijn.
Vat de belangrijkste kenmerken van een N.V. samen.
Wie heeft de leiding van een N.V.?
N.V.
Ondernemingsvormen - 10 van 43
1) Kenmerken van een NV Welke algemene kenmerken vind je terug in een NV? 1/ Als de onderneming behoefte heeft aan een zeer groot kapitaal, kan dat makkelijkst bekomen worden met een NV. 2/ De aandelen in een NV zijn vrij overdraagbaar. 3/ Een NV kan haar aandelen laten noteren op de beurs. 4/ Men kan de leiding overgeven aan managers. Er is een grotere scheiding tussen leiding en eigendom in een NV dan in een BVBA. 5/ Een NV mag obligaties uitgeven. 6/ Kan open of gesloten zijn. Leg uit. 2) Oprichtingsvereisten Aan welke oprichtingsvereisten moet voldaan worden? 1/ Voor de definitieve oprichting moeten de inbrengen in geld op een geblokkeerde bankrekening gezet worden. Waarom? 2/ De oprichting moet gebeuren bij authentieke akte. 3/ Om het kapitaal te verantwoorden moet een financieel plan opgemaakt worden. 4/ Kapitaal 1E Het kapitaal moet volledig geplaatst zijn. 2E Minimumkapitaal = 61.500 EUR 3E Per aandeel moet ten minste 25 % gestort worden bij oprichting. 4E Bij oprichting moet ten minste 61.500 EUR gestort zijn. 5E Een inbreng in natura moet geschat worden door een bedrijfsrevisor, en ten laatste 5 jaar na oprichting volstort zijn.
De stichters zijn onbeperkt aansprakelijk als aan deze eisen niet voldaan werd.
3) Bestuur en toezicht Drie verplichte organen: N.V.
Ondernemingsvormen - 11 van 43
a) Raad van Bestuur - Ten minste 2 bestuurders, benoemd door de Algemene Vergadering; - Zij beslissen collectief. - Zij worden aangesteld voor maximum 6 jaar, maar zijn herkiesbaar. - Zij kunnen steeds ontslagen worden door de A.V. - Zij zijn hoofdelijk aansprakelijk voor schade ten gevolge van een overtreding van de wet of de statuten. Noot: Voor het dagelijks bestuur worden één of meer directeurs of zaakvoerders benoemd.
b) Commissarissen - Zij oefenen een onbeperkt recht van toezicht en controle uit op alle handelingen van de vennootschap. - Zij worden benoemd door de A.V. voor 3 jaar, maar zijn herkiesbaar. - Indien er meerdere commissarissen werden benoemd moeten ze in college werken. - Verplicht bij grote ondernemingen. Noot: Algemene Raad = Raad van Bestuur + College van Commissarissen.
c) Algemene Vergadering - Omvat alle aandeelhouders; ieder aandeel heeft één stem. - De A.V. heeft de meest uitgebreide bevoegdheid. - Ten minste éénmaal per jaar moet een gewone Algemene Vergadering gehouden worden.
4) Inventaris en winstverdeling Jaarlijks moeten de bestuurders een inventaris en een jaarrekening maken. Van de winst moet ten minste 5 % afgenomen worden voor een wettelijke reserve, totdat deze 10 % van het kapitaal bedraagt. Binnen de 30 dagen na de goedkeuring van de jaarrekening door de A.V. moet de jaarrekening en het controleverslag door de bestuurders op de griffie van de Rechtbank van Koophandel gedeponeerd worden.
N.V.
Ondernemingsvormen - 12 van 43
2/ Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Onderstreep de belangrijkste elementen in volgende wetsartikels. Art. 116: De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is een vennootschap opgericht door één of meer personen die zich slechts tot hun inbreng verbinden, en waarin de rechten van de vennoten alleen kunnen worden overgedragen onder bepaalde voorwaarden. Art. 12O: Voor de oprichting van een B.V.B.A. is vereist: 1E dat het gehele kapitaal is geplaatst 2E dat het kapitaal ten minste 18.550 EUR bedraagt 3E dat ten minste 6 200 EUR van het kapitaal gestort is 4E dat op ieder aandeel waarop in geld is ingeschreven, ten minste één vijfde gestort is 5E dat de aandelen die een inbreng in natura vertegenwoordigen, in elk geval zijn volgestort. Art. 120bis: De bepalingen van art. 29bis en 29ter over de N.V. zijn van overeenkomstige toepassing. Art. 123bis: Een natuurlijk persoon kan slechts de enige vennoot zijn van één enkele B.V.B.A. Deze natuurlijke persoon wordt geacht hoofdelijk borg te staan voor de verbintenissen van iedere andere B.V.B.A. die hij nadien alleen zou oprichten. Art. 124: Het kapitaal wordt verdeeld in gelijke aandelen met een nominale waarde van ten minste 25 EUR. Art. 129: De B.V.B.A. wordt bestuurd door één of meer lasthebbers, natuurlijke personen, al dan niet vennoten. Zij worden door de vennoten benoemd voor een bepaalde tijd of zonder beperking van duur. Art. 13O: Iedere zaakvoerder vertegenwoordigt de vennootschap jegens derden. De statuten kunnen de bevoegdheid van de zaakvoerders beperken. Art. 131: De B.V.B.A. kan geen lening aangaan door uitgifte van obligaties. Art. 135: De besluiten van de vennoten worden bij meerderheid van stemmen genomen in een algemene vergadering. Art. 139: Tenzij bij de statuten anders is bepaald, zijn de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid voor onbepaalde duur aangegaan. Art. 14Obis: De vereniging van alle aandelen in de hand van één persoon heeft niet tot gevolg dat de vennootschap wordt ontbonden. Wanneer deze een rechtspersoon is en indien binnen één jaar geen nieuwe vennoot in de vennootschap is opgenomen of deze niet is ontbonden, wordt de enige vennoot geacht hoofdelijk borg te staan voor alle verbintenissen van de vennootschap ontstaan na de vereniging van alle aandelen in zijn hand, tot een nieuw vennoot in de vennootschap wordt opgenomen of tot haar ontbinding. Art. 140ter: Het overlijden van de enige vennoot heeft niet tot gevolg dat de vennootschap wordt ontbonden. Vat de belangrijkste kenmerken van een B.V.B.A. samen.
Wie heeft de leiding van een B.V.B.A.?
B.V.B.A.
Ondernemingsvormen - 13 van 43
1) Kenmerken van een BVBA 1/ Zeer geschikt als familiale ondernemingsvorm. De aandelen zijn niet vrij overdraagbaar, dus niet iedereen kan aandeelhouder worden (besloten). Hierdoor kan men gemakkelijk de controle (macht) over de zaak in eigen handen houden. 2/ Men kan over minder kapitaal beschikken dan in een NV. 3/ Eigenaars nemen meestal ook de leiding op zich. 4/ Een BVBA kan opgericht worden door één persoon; een NV niet. Enkel natuurlijke personen kunnen een éénhoofdige BVBA oprichten. Eén natuurlijk persoon mag slechts één EBVBA oprichten. Waarom?
2) Oprichtingsvereisten 1/ De oprichting moet gebeuren met een authentieke akte; een uittreksel van de oprichtingsakte moet gepubliceerd worden. 2/ Een financieel plan ter verantwoording van het kapitaal is vereist. 3/ Het aantal vennoten kan beperkt zijn tot één, indien dit een natuurlijk persoon is. 4/ Kapitaal 1E Het kapitaal moet volledig geplaatst zijn. 2E Minimumkapitaal = 18.550 EUR 3E Per aandeel moet ten minste 20 % gestort worden bij oprichting. 4E Bij de oprichting moet ten minste EUR 6 200 van het kapitaal gestort zijn (op een geblokkeerde bankrekening). 5E Een inbreng in natura moet onmiddellijk bij de oprichting gebeuren, en geschat worden door een bedrijfsrevisor. De stichters zijn onbeperkt aansprakelijk als aan deze eisen niet voldaan werd. 3) Bestuur en toezicht a) Zaakvoerder(s) Een of meer zaakvoerders (natuurlijke personen) besturen en vertegenwoordigen de BVBA. Zij kunnen voor het leven benoemd worden in de oprichtingsakte, of herroepbaar benoemd worden door de A.V. Zij kunnen persoonlijk aansprakelijk gesteld worden bij faling veroorzaakt door begane grove fouten. b) Commissaris zie N.V. c) Algemene Vergadering zie N.V. 4) Jaarrekening en winstverdeling zie N.V.
B.V.B.A.
Ondernemingsvormen - 14 van 43
Vergelijk de kenmerken en oprichtingsvereisten van een eenmanszaak met deze van een vennootschap (N.V. of B.V.B.A.) Eenmanszaak
N.V. of B.V.B.A.
Oprichtingskosten Aansprakelijkheid Administratieve en boekhoudkundige verplichtingen Belastingen Continuïteit Kapitaal
Vergelijk de kenmerken en oprichtingsvereisten van een B.V.B.A. met deze van een N.V. B.V.B.A. Aantal vennoten Kapitaal 1/ 2/ 3/ 4/ 5/ Aandelen Aandeelhouders Overdracht aandelen Leiding Oprichtingsakte en financieel plan Raiders Welke voordelen heeft 1/ een eenmanszaak t.o.v. een N.V. of B.V.B.A., en omgekeerd 2/ een N.V. t.o.v. een B.V.B.A. en omgekeerd? (zie p. 34)
N.V.
Ondernemingsvormen - 15 van 43
Uitbreiding: Verenigingen zonder winstoogmerk De voetbalploeg, de wandelclub, maar ook studiebureaus en ziekenhuizen doen een beroep op het statuut van VZW. Dank zij de rechtspersoonlijkheid kan het privé-vermogen van de beheerders worden afgeschermd wanneer het misloopt met de VZW. Leiding Het hoogste gezagsorgaan in een VZW is de Algemene vergadering. Zij bepaalt het beleid. Zij heeft volgende bevoegdheden: - benoemen en ontslaan van beheerders - wijzigen van de statuten - goedkeuren van rekeningen en begrotingen - uitsluiten van leden - vrijwillige ontbinding van de vereniging De Raad van Beheer voert het beleid van de A.V. uit, en staat in voor het dagelijks bestuur. Binnen de Raad van Beheer kan een Dagelijks Bestuur gecreëerd worden, om snel over bepaalde zaken te kunnen beslissen. De leden die vermeld zijn op de ledenlijst ingediend bij de Griffie van de rechtbank hebben stemrecht op de A.V. Zij worden de werkende leden genoemd. Kenmerken: VZW's die tegen betaling goederen en diensten leveren zijn BTW-plichtig. Vrijstellingen: - VZW's met een politiek, syndicaal, religieus, e.d. doel, die diensten leveren tegen een vooraf vastgestelde prijs; - medische en sociale VZW's; - VZW's die sport-, toneel- e.d. evenementen organiseren. Bepaalde beslissingen kunnen niet met een gewone meerderheid genomen worden: - uitsluiting van een lid: 2/3e meerderheid nodig - bij een wijziging van de statuten en voor een vrijwillige ontbinding is een dubbele 2/3e meerderheid vereist. Verplichtingen: Binnen de maand na de publicatie van de oprichting moet de VZW een alfabetisch gerangschikte ledenlijst indienen. Jaarlijks moet de A.V. samengeroepen worden. Bij de oprichting zijn een aantal vermeldingen verplicht: benaming, doel, aantal leden, hun naam beroep en woonplaats, toe-en uittredingsvoorwaarden, bedrag van het lidgeld, benoeming beheerders, bevoegdheid AV, regeling statutenwijziging, begrotingsverantwoording, bestemming van het vermogen bij ontbinding.
Ondernemingsvormen - 16 van 43
2. Huwelijksvermogensstelsels Vermogenstoestand van gehuwde ondernemers Welke goederen staan borg voor de schulden van de gehuwde ondernemer? Het huwelijk regelt de verhoudingen op familiaal vlak tussen man, vrouw en kinderen. Het huwelijksgoederenrecht regelt de patrimoniale verhoudingen of het vermogen van de man en de vrouw van voor het huwelijk en de uitbreiding ervan tijdens het huwelijk.
1° Het wettelijk stelsel Indien er geen huwelijkscontract werd opgesteld geldt het wettelijk stelsel. Art. 1398: Het wettelijk stelsel berust op het bestaan van drie vermogens: het eigen vermogen van de man, het eigen vermogen van de vrouw, en het gemeenschappelijk vermogen. Art. 1399: Eigen zijn: de goederen en schuldvorderingen die aan elk van beide echtgenoten toebehoren op de dag van het huwelijk en die welke ieder van hen tijdens het stelsel verkrijgt door schenking, erfenis of testament. Art. 14O5: Gemeenschappelijk zijn: 1E de inkomsten uit de beroepsbezigheden van elk der echtgenoten; 2E de inkomsten van hun eigen goederen; 3E alle goederen waarvan niet bewezen is dat zij aan één der echtgenoten eigen zijn. Art. 1415: De echtgenoten besturen het gemeenschappelijk vermogen in het belang van het gezin. Art. 1425: Iedere echtgenoot bestuurt zijn eigen vermogen alleen.
Welke 3 vermogens worden onderscheiden in het wettelijk stelsel? 1° EIGEN goederen van de MAN (MIJN) 2° GEMEENSCHAPPELIJKE goederen (ONS) 3° EIGEN goederen van de VROUW (DIJN)
Welke goederen zijn eigen en welke goederen zijn gemeenschappelijk?
Hoe worden deze goederen verdeeld bij een erfenis?
Welke goederen zullen in beslag genomen worden bij een faillissement van de man?
Ondernemingsvormen - 17 van 43
2E Bedongen stelsels: huwelijkscontracten De gehuwden kunnen zelf hun patrimoniale verhoudingen bepalen door een huwelijkscontract op te stellen. Art. 1392: Alle huwelijksovereenkomsten worden vastgesteld bij notariële akte. Art. 1394: De echtgenoten kunnen tijdens hun huwelijk hun huwelijksvermogensstelsel wijzigen. a) Algehele gemeenschap Art. 1451: Echtgenoten kunnen bij huwelijkscontract wijzigingen aanbrengen in het wettelijk stelsel. Zij kunnen met name overeenkomen dat hun gemeenschappelijk vermogen al hun tegenwoordige en toekomstige goederen zal omvatten. b) Scheiding van goederen Art. 1466: Echtgenoten kunnen bij huwelijkscontract bedingen dat zij gescheiden van goederen zullen zijn. Waarom kiezen handelaars vaak voor scheiding van goederen?
c) Ongelijke verdeling van de gemeenschap Afwijkingen op het wettelijk stelsel kunnen overeengekomen worden. Bv. Het huis dat de man voor het huwelijk al bezat, wordt bij de gemeenschappelijke goederen geplaatst.
Welk stelsel is het meest geschikt voor een gehuwde ondernemer? Waarom?
Noot: Welke wederzijdse rechten en plichten hebben echtgenoten?
Ondernemingsvormen - 18 van 43
3. Het contract Om een vennootschap op te richten moet je een contract sluiten. Uitzondering: Welke wetten moeten in dit verband gerespecteerd worden?
3.1. Contract als bron van verbintenissen Inleiding Niemand leeft alleen. Uit de relatie met anderen volgen rechtsbetrekkingen waarvoor de wet regels vooropstelt. De subjectieve rechten die een individu hieraan ontleent noemen wij enerzijds persoonlijke rechten, omdat het gaat om een rechtsverhouding tussen personen, of anderzijds vorderingsrechten, omdat zij toelaten iets van een ander op te eisen. Het materiële recht waaraan personen deze subjectieve rechten ontlenen, is het verbintenissenrecht. Een verbintenis is een op het objectieve recht gesteunde band die aan één of meer personen een aanspraak verleent op een prestatie vanwege één of meer andere personen. Wie iets moet presteren is de schuldenaar (SN), degene aan wie de aanspraak toekomt is de schuldeiser (SE). M.a.w. een verbintenis is een rechtsband waardoor de SE aanspraak kan maken op een prestatie van een SN. Bv.: zoonlief trapt op school een ruit in: u bent gehouden de kapotte ruit te betalen; u looft een beloning uit aan de eerlijke vinder van de poes die verloren is: u moet wie de poes terugbrengt, de uitgeloofde som betalen. Noteer nog 2 voorbeelden: De prestatie (het voorwerp) kan bestaan in iets doen, iets geven of iets niet-doen. bv. iets doen verplicht tot het leveren van een prestatie, iets geven betekent het overdragen van een voorwerp; iets niet-doen verplicht tot het niet-stellen van een bepaalde gedraging (bv. zijn ex-werkgever geen concurrentie aandoen). Voorbeelden: De rechtsband tussen SE en SN, de aanspraak en de gehoudenheid die eruit volgen zijn afdwingbaar. Verklaar. Hoe kunnen verbintenissen ontstaan?
Ondernemingsvormen - 19 van 43
Bronnen van verbintenissen: Een verbintenis kan ontstaan: 1E Door een overeenkomst tussen de partijen: een contract Twee of meer personen kunnen een akkoord sluiten waardoor zij zich rechtens jegens elkaar verbinden en aanspraken en verplichtingen doen ontstaan. Bv. koopcontract, verhuurcontract. 2E Zonder overeenkomst tussen de partijen, door 1/ Een wet Ook de wet kan bepaalde personen verbintenissen opleggen. Bv.: onderhoudsplicht tussen ouders en kinderen. Noot: deze verbintenissen moeten ook niet bewezen worden. 2/ Een oneigenlijke overeenkomst (quasi-contract) Een persoon stelt vrijwillig en op eigen initiatief een rechtmatige daad waaraan de wet ten voordele of ten laste van een ander persoon dezelfde gevolgen toekent als was er een overeenkomst gesloten. Ook voor de eerste persoon kunnen er verbintenissen ontstaan. Bv.: - Zaakwaarneming: een landbouwer-vrijgezel belandt voor langere tijd in het ziekenhuis. Buren passen op zijn dieren. - Onverschuldigde betaling: iemand betaalt per vergissing een schuld die niet bestaat; hij kan deze terugvorderen (zonder intresten). 3/ Een onrechtmatige daad (delict of quasi-delict) Wie door een foutieve gedraging een ander schaadt moet deze persoon schadeloos stellen. Hierbij is het van geen belang of de schade opzettelijk, door nalatigheid of uit onvoorzichtigheid werd veroorzaakt, door uzelf of door personen, dieren of zaken waarvoor u moet instaan. 4/ Een eenzijdige rechtshandeling (een creatie van de rechtsspraak) Wie vrijwillig en op eigen initiatief een prestatie belooft aan een ander persoon, is door zijn belofte gebonden. Vaak is de verbintenis voorwaardelijk: diegene die zich wil verbinden, stelt daaraan voorwaarden die een derde zal moeten vervullen. Bv.: De belofte tot beloning:de politie looft een beloning uit voor wie helpt een misdrijf op te lossen (=intentieverklaring); Kortingsbonnen: een bonnetje in een aankoopfolder geeft recht op een korting van 1 EUR bij aankoop van een product; het aanbod; werknemerspremies. Noot: De natuurlijke verbintenis D.i. een verbintenis waarvan de nakoming niet kan worden afgedwongen. Wie haar vrijwillig nakomt, kan nadien zijn prestatie niet terugeisen. Bv. betaling van een verjaarde schuldvordering.
Ondernemingsvormen - 20 van 43
Modaliteiten van verbintenissen Het kan afhangen van een onzekere gebeurtenis of er iets moet worden gepresteerd of niet. Dit kan ook gekoppeld zijn aan een tijdsperiode. 1/ De voorwaarde De voorwaarde is de toekomstige en onzekere gebeurtenis waarvan het ontstaan of het tenietgaan van een verbintenis afhangt. Bv.: Ik loof een beloning uit indien iemand mij inlichtingen kan verstrekken over mijn vermiste kat. In dit voorbeeld hebben we een opschortende voorwaarde. Het ontstaan van de verbintenis hangt af van de voorwaarde. Ik geef u onze kinderwagen; maar als mijn vrouw nog een baby krijgt moet u hem teruggeven. Hier wordt het tenietgaan van de verbintenis door de voorwaarde bepaald; het is een ontbindende voorwaarde.
2/ De hoofdelijkheid Hoofdelijkheid impliceert dat de schuldeiser van elk van de verschillende schuldenaars de nakoming van de gehele prestatie, die alle schuldenaars samen aan de SE verschuldigd zijn, mag opeisen. Als één SN betaalt, zijn allen bevrijd, maar deze kan van elk van zijn medeschuldenaars hun aandeel in de schuld eisen. Hoofdelijkheid kan overeengekomen worden tussen de partijen (bv. bij een lening) of uit de wet voortvloeien (bv. teruggaveplicht van het gestolene rust op alle dieven; betalingsplicht voor schulden gemaakt in het belang van het gezin). Hoofdelijkheid gaat niet over op de erfgenamen. Deelbaarheid is de regel, hoofdelijkheid de uitzondering.
3/ De ondeelbaarheid Principieel zijn alle verbintenissen deelbaar. Ondeelbaarheid kan door de partijen overeengekomen worden, of voortspruiten uit de onmogelijkheid om de prestatie te delen (bv. levering van een koe). In het eerste geval spreken we van bedongen ondeelbaarheid, in het tweede van natuurlijke ondeelbaarheid. De gevolgen zijn hetzelfde als bij hoofdelijkheid, met dit verschil dat ondeelbaarheid wel overgaat op de erfgenamen.
Ondernemingsvormen - 21 van 43
3.2. Grondprincipes van het contractenrecht Art. 1101: Een contract is een overeenkomst waarbij één of meer personen zich jegens één of meer andere verbinden iets te geven, te doen, of niet te doen.
Grondprincipes die aan de basis liggen van het contractenrecht: 1/ Consensualisme Hoe ontstaat een contract?
Aan welke vormvereisten moet een contract voldoen?
2/ Wilsautonomie Bestaan er beperkingen, of kan men in een contract alles wat men wil overeenkomen?
3/ Kracht van wet Een contract heeft kracht van wet tussen de partijen. Partijen zijn door een geldige overeenkomst gebonden, evenzeer alsof een wetsvoorschrift hen zou binden. Al wat in de overeenkomst uitdrukkelijk en impliciet is voorzien, en alle gevolgen die de wet, het gebruik of de billijkheid toekennen aan contractuele verbintenissen, bindt de partijen. Kan een overeenkomst herroepen worden?
4/ De goede trouw van de partijen Art. 1156: Men moet in overeenkomsten nagaan welke de gemeenschappelijke bedoeling van de contracterende partijen is geweest, veeleer dan zich aan de letterlijke zin van de woorden te houden. De uitvoering van een contract moet te goeder trouw gebeuren. Verklaar.
Contractenrecht
Ondernemingsvormen - 22 van 43
3.3. Geldigheidsvereisten van een contract Welke voorwaarden zijn vereist voor het sluiten van een geldige overeenkomst? Art. 1108: Tot de geldigheid van een overeenkomst zijn vier voorwaarden vereist: - de toestemming van de partij die zich verbindt - haar bekwaamheid om contracten aan te gaan - een bepaald voorwerp als inhoud van de verbintenis - een geoorloofde oorzaak van verbintenis.
Voorwaarden voor het sluiten van een geldig contract: 1/ Toestemming = het samentreffen van één of meer wilsuitingen. In de toestemming kunnen gebreken voorkomen: Art. 1109: Geen toestemming is geldig indien zij alleen door dwaling is gegeven, door geweld afgeperst of door bedrog is verkregen. 1E Art.1110: Dwaling is alleen dan een oorzaak van nietigheid van de overeenkomst, wanneer zij de zelfstandigheid betreft van de zaak die het voorwerp van de overeenkomst uitmaakt. Zij is geen oorzaak van nietigheid, wanneer zij alleen de persoon betreft met wie men bedoelde te handelen, tenzij de overeenkomst hoofdzakelijk uit aanmerking van deze persoon is aangegaan. 2E Art. 1111: Geweld gepleegd tegen hem die de verbintenis heeft aangegaan, is een oorzaak van nietigheid, zelfs al is het gepleegd door een derde. Art. 1112: Het geweld moet van dien aard zijn dat het op een redelijk mens moet indruk maken en hem kan doen vrezen dat hij of zijn vermogen aan een aanzienlijk en dadelijk kwaad is blootgesteld. 3E Art. 1116: Bedrog is een oorzaak van nietigheid van de overeenkomst wanneer de kunstgrepen, door een van de partijen gebezigd, van dien aard zijn dat de andere partij zonder die kunstgrepen klaarblijkelijk het contract niet zou hebben aangegaan. 4E Art.1118: In bepaalde gevallen kan benadeling een overeenkomst nietig maken. Welke gebreken in de toestemming kunnen voorkomen? Geef telkens een voorbeeld.
Contractenrecht
Ondernemingsvormen - 23 van 43
2/ Bekwaamheid Art. 1123: Een ieder kan contracten aangaan, indien hij daartoe door de wet niet onbekwaam is verklaard (bv. minderjarigen). Onderscheid: 1E Feitelijke bekwaamheid d.i. de mogelijkheid om bepaalde daden te stellen, bv. een bromfiets te kopen. 2E Rechtsbekwaamheid d.i. de mogelijkheid om bepaalde rechten te bezitten, bv. eigenaar te zijn. 3E Handelingsbekwaamheid d.i. de mogelijkheid om bepaalde rechten te kunnen uitvoeren, bv. je eigendom kunnen verkopen. Volledig bekwaam zijn betekent zowel rechts- als handelingsbekwaam zijn. Principieel is iedereen bekwaam. Uitzonderingen: - vreemdelingen: hebben geen politieke rechten - strafrechtelijk veroordeelden: hebben niet het recht om getuige te zijn, om voogd te worden - volledig handelingsonbekwaam zijn: 1E niet-ontvoogde minderjarigen (zie volgende bladzijde); 2E verlengd minderjarig verklaarden; 3E krankzinnigen. Zij kunnen hun rechten niet uitoefenen. Ze worden vertegenwoordigd. In bepaalde gevallen is de handelingsonbekwaamheid van de minderjarige beperkt en wordt hij niet vertegenwoordigd maar krijgt bijstand, toestemming of verzet. Bv. bij huwelijk, keuze van een verblijfplaats, het sluiten van een arbeidsovereenkomst, geldopvraging. - gedeeltelijk handelsonbekwaam: 1E ontvoogde minderjarige; 2E zwakzinnigen en verkwisters; 3E wettelijk ontzette personen. Ze kunnen alle rechten uitoefenen betreffende hun persoon, maar niet betreffende hun goederen. Enkel daden van bewaring en louter beheer kunnen ze zelf stellen, maar geen daden van beschikking. Daarvoor krijgen ze bijstand van een gerechtelijk raadsman. Ze wonen en werken waar ze willen. Hun ouders zijn niet meer burgerlijk aansprakelijk.
Contractenrecht
Ondernemingsvormen - 24 van 43
De niet-ontvoogde minderjarige Art. 488: De meerderjarigheid is vastgesteld op de volle leeftijd van 18 jaar (sinds 1/5/90); op die leeftijd is men bekwaam tot alle handelingen van het burgerlijk leven. Waarom heeft de wetgever de minderjarige onbekwaam verklaard? Door wie wordt de minderjarige vertegenwoordigd? Art. 371: Een kind, van welke leeftijd ook, is aan zijn ouders eerbied en ontzag verschuldigd. Art. 372: Het blijft onder hun gezag tot aan zijn meerderjarigheid of zijn ontvoogding. Art. 374: Het gezag over de persoon van de niet-ontvoogde minderjarige wordt door een van de ouders uitgeoefend; de andere mag zich steeds in het belang van het kind tot de jeugdrechtbank wenden. Art. 376: De vader of de moeder beheert de goederen van het minderjarig niet ontvoogd kind. Art. 384: De ouders hebben het genot van de goederen van hun kinderen totdat deze de volle leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, of tot de ontvoogding. Minderjarigen zijn principieel volledig onbekwaam om hun rechten uit te oefenen, noch ten aanzien van hun persoon, noch ten aanzien van hun goederen. Ze staan onder het gezag van hun ouders en deze beheren ook hun goederen. De jongere kan dus in principe geen rechtshandelingen stellen en kan niet zelfstandig beslissen, noch over zijn persoonlijke aangelegenheden, noch over het beheer van zijn goederen. Ons rechtssysteem heeft kinderen en jongeren onmondig verklaard. Het ouderlijk gezag verleent de ouders het recht om in zeer grote mate te beslissen over het leven van een minderjarige, zoals de keuze van opleiding, van godsdienst, de levenswijze. Toch heeft een minderjarige een feitelijke bekwaamheid. Feitelijke bekwaamheid Rechtsdaden gesteld door een minderjarige zullen slechts vernietigd worden indien hij daarbij sterk benadeeld werd, en enkel op aanvraag van de minderjarige zelf.
Contractenrecht
Ondernemingsvormen - 25 van 43
3/ Bepaald voorwerp Art. 1126: Ieder contract heeft tot voorwerp iets dat een partij zich verbindt te geven, of dat een partij zich verbindt te doen of niet te doen. Art. 1128: Alleen zaken die in de handel zijn, kunnen het voorwerp van overeenkomsten uitmaken. Art. 1129: De verbintenis moet tot voorwerp hebben een zaak die ten minste ten aanzien van haar soort bepaald is. De hoeveelheid van de zaak mag onzeker zijn, mits deze hoeveelheid nader bepaald kan worden. Art. 113O: Toekomstige zaken kunnen het voorwerp van een verbintenis uitmaken. Wat versta je onder 'het voorwerp van een contract'? Aan welke eisen moet dat voorwerp voldoen? 1° als het voorwerp een daad is, moet deze daad mogelijk en geoorloofd zijn; 2° is het voorwerp een zaak dan moet deze zaak (1) bestaan of kunnen bestaan, (2) in de handel zijn, (3) bepaald of bepaalbaar zijn.
4/ Geoorloofde oorzaak De reden waarom, het motief van een verbintenis moet geoorloofd zijn. Art. 1131: Een verbintenis, aangegaan zonder oorzaak of uit een valse oorzaak of uit een ongeoorloofde oorzaak, kan geen gevolg hebben. Art. 1133: De oorzaak is ongeoorloofd, wanneer zij door de wet verboden is, of wanneer zij strijdig is met de goede zeden of met de openbare orde. De oorzaak en het voorwerp van een contract zijn vaak hetzelfde. Verklaar.
Contractenrecht
Ondernemingsvormen - 26 van 43
Uitbreiding: Draagwijdte van contracten Voor wie heeft een contract gevolgen? Art. 1165: Overeenkomsten brengen alleen gevolgen teweeg tussen de contracterende partijen; zij brengen aan derden geen nadeel toe en strekken hun slechts tot voordeel in het geval van een beding ten behoeve van een derde (buitenstaander). Art. 1166: Niettemin kunnen de schuldeisers alle rechten en vorderingen van hun schuldenaar uitoefenen. Art. 1167: Zij kunnen ook in hun eigen naam opkomen tegen de handelingen die hun schuldenaar verricht heeft met bedrieglijke benadeling van hun rechten (actio pauliana). In bepaalde gevallen kan een contract dus ook gevolgen hebben voor derden: 1/ Beding ten behoeve van derden Bv. bij een levensverzekering, autoverzekering 2/ Gevolgen voor de schuldeisers: hun rechten kunnen gevaar lopen. Verklaar. Betrokkenheid van derden bij een overeenkomst Wat kunnen de schuldeisers doen als hun rechten gevaar lopen? 1) Zijdelings vordering De SN kan opzettelijk nalaten om van zijn eigen SN nakoming te eisen van de betaling die zij aan hem verschuldigd zijn. De zijdelingse vordering laat de SE toe om in de plaats van de SN op te treden en betaling te eisen. 2) Beslag onder derden Een SE wiens schuldvordering uit een akte blijkt, kan door een gerechtsdeurwaarder bewarend beslag laten leggen op bedragen of zaken die een derde aan zijn SN moet betalen. Om betaling te verkrijgen zal de SE het bewarend beslag in een uitvoerend beslag moeten doen omzetten. Zulks veronderstelt een procedure voor de rechter, om een uitvoerbare titel te bekomen. Een uitvoerbare titel is een akte waarop de uitvoerbaarheidsformule voorkomt, dit is een geschreven bevel aan deurwaarders en politie om hun diensten te verlenen voor de uitvoering van wat in de akte staat. Rechters en zekere door de wet aangeduide ambtenaren hebben de bevoegdheid om zo'n titel af te geven. 3) Pauliaanse vordering SE kunnen zich verzetten tegen rechtshandelingen die hun SN stelt met bedrieglijke benadeling van hun rechten. Zij kunnen de rechter vragen dergelijke rechtshandelingen te herroepen door een procedure in te stellen die "de Pauliaanse vordering " wordt genoemd. Hiervoor is vereist dat de SN zich verarmt met de bedoeling de SE te benadelen, dat de SE door de handeling van zijn SN nadeel ondervindt (schade) en dat de derde daarvan op de hoogte was (tenzij het om een schenking ging). Bij opzettelijke verarming om niet is de Pauliaanse vordering altijd mogelijk.
Contractenrecht
Ondernemingsvormen - 27 van 43
3.4. Het bewijs van verbintenissen Gevalstudie Jan en Hilde hebben een stuk grond van 1 ha en 20 a gekocht en bouwen een huis erop. Omdat het stuk grond veel te groot is verhuren ze 1 ha aan boer Koos, die het gebruikt als weide. Jan en boer Koos krijgen ruzie en het geding komt voor de vrederechter. Jan en Hilde vragen de ontbinding van de pacht met schadeloosstelling vanwege boer Koos. Zij voeren daartoe aan: boer Koos heeft 2 jaar geen pachtprijs betaald en gebruikt de weide niet zoals het hoort; hij heeft veel te veel koeien te lang op de weide laten grazen zodat er kale vlekken en modderpoelen waar geen gras meer groeit zijn ontstaan. Hij heeft de weide niet bemest, de distels en de netels die er welig groeien niet verdelgd, zodat de kwaliteit van het gras nu minderwaardig is geworden. Bovendien vreten de koeien van boer Koos bij gebrek aan voedsel de haag naast het huis van Hilde en Jan kaal. Boer Koos antwoordt daarop: Hilde en Jan wilden 'zwart' geld hebben en eisten contante betaling waarvoor zij geen kwijting gaven. Sinds het begin van de ruzie betaalt hij per postoverschrijving. Dat de weide vrij laag werd afgevreten kan verklaard worden doordat het goede weer in het najaar lang heeft geduurd, zodat de koeien langer op de weide zijn gebleven, maar hij heeft steeds bieten bijgevoerd. De kale plekken en de modderpoel hebben niets abnormaals: ze liggen vlak bij het hek en de drinkbak. De bemesting zal hij in het voorjaar doen, als het gras terug begint te groeien, wat normaal is; hij heeft trouwens de nodige meststoffen reeds. De netels en distels heeft hij steeds voor ze zaad schoten gemaaid: ze door bestrijdingsmiddelen verdelgen ging niet, omdat de dieren anders uit de weide moesten gehaald worden voor minstens 3 weken. Dat zijn koeien aan de haag vreten ontkent hij ten stelligste: gelet op de electrische afsluiting is dat niet mogelijk. Als het toch zou waar zijn, dan kan dit slechts omdat de haag niet op de reglementaire afstand van 50 cm. uit de scheiding tussen beide stukken grond werd geplant. Jan en Hilde leggen als bewijsstukken voor: de aankoopakte van de grond, hun exemplaar van de pachtovereenkomst, foto's waarop koeien in een weide te zien zijn, foto's van kale plekken en modderpoelen. Foto's van distels en netels in een weide. Ze hebben een schriftelijke verklaring van een buurman die beweert gezien te hebben dat koeien aan de haag aten, en dat er veel distels en netels in de wei staan. Boer Koos heeft van zijn kant ook een exemplaar van de pachtovereenkomst bij; een dubbel van zijn aangifte voor de landbouwtelling waaruit blijkt dat hij 3 ha weide heeft en 27 koeien en 12 kalveren. Verder heeft hij het afgescheurde strookje van een postmandaat bij zich, een factuur voor levering van 300 kg. meststof, met een bijsluiter waarop staat dat 100 kg. per ha nodig is. Hij legt een verklaring van een collega landbouwer voor die beweert dat hij nooit distels of netels op de wei zag staan en dat hij geen weet heeft van het bijten aan de haag. Het gaat bovendien om een bukshaag en koeien lusten deze plant niet. Wat kan de vrederechter nu doen? Welke bewijsmiddelen gebruikt hij? Noot: Rechtsfeiten zijn feiten die gebeuren onafhankelijk van de menselijke wil en waaruit rechtsgevolgen voortspruiten. Vb.: Rechtshandelingen zijn daden die rechtsgevolgen veroorzaken. Deze daden kunnen zijn: 1/ Daden van bewaring; bv.: het onderhouden van een huis 2/ Daden van beheer; bv.: het verhuren van een huis - daden van louter beheer (bv. verhuren voor 1 jaar) - meer dan louter beheer (bv. verhuren voor 9 jaar) 3/ Daden van beschikking; bv.: verkopen van een huis
Ondernemingsvormen - 28 van 43
Basisregels: bewijslast Art. 1315: Hij die de uitvoering van een verbintenis vordert, moet het bestaan daarvan bewijzen. Omgekeerd moet hij die beweert bevrijd te zijn, het bewijs leveren van de betaling, of van het feit dat de verbintenis is tenietgegaan. Bewijsproblemen rijzen enkel in een geschil voor een rechter. De regeling ervan dient om de rechter te leiden bij het zoeken naar de waarheid. Hierbij is er een fundamenteel verschil tussen die rechtsgebieden waar het bewijs vrij is en diegene waar de bewijsvoering gereglementeerd is.
AE Rechtsfeiten Het vrij bewijssysteem geldt voor het bewijs van rechtsfeiten. Een vrij bewijssysteem betekent dat het bewijs mag geleverd worden op elke voor de rechter aanvaardbare wijze en mits het respecteren van bepaalde fundamentele principes zoals de individuele vrijheid, de menselijke waardigheid, de onschendbaarheid van de persoon, enz. Daarom mag een controle van de verklaringen van een persoon door hypnose of door inspuiting met 'waarheidsserum' of een leugendetector niet gebeuren. Een bloedproef is bij de wet wel voorzien om dronkenschap te bewijzen. Veel voorkomende bewijsmiddelen die men aanwendt om rechtsfeiten te bewijzen zijn: - allerlei geschreven en gedrukte stukken: brieven, facturen, notities, tickets, foto's (bv. een foto samen met je schoonmoeder kan dienen om een verloving te bewijzen), enz. - vaststellingen van politie, rijkswacht, een deurwaarder; deze gelden tot het tegenbewijs ervan geleverd wordt; - getuigenverklaringen; - administratieve stukken zoals een paspoort, een trouwboekje; - feitelijke en rechterlijke vermoedens (geen wettelijke) - plaatsbezoek; - een deskundigenverslag: de deskundige wordt in overleg met de partijen aangesteld door de rechter. Eenzijdig aangestelde deskundigen kunnen slechts niet-bindende vaststellingen doen. Over de bewijswaarde van deze bewijsmiddelen kan de rechter vrij oordelen. (Basis: gezond verstand)
Bewijsrecht
Ondernemingsvormen - 29 van 43
BE Rechtshandelingen dienen volgens het gereglementeerde bewijssysteem te worden aangetoond Ons recht geeft de voorkeur aan het schriftelijk bewijs. Om rechtshandelingen met een waarde boven de 372 EUR te bewijzen is een geschrift (of een bekentenis) steeds vereist. Gereglementeerde bewijsmiddelen:
1/ Het schriftelijk bewijs
Men maakt een onderscheid tussen akten en andere geschriften. Een akte is een geschrift speciaal opgesteld om als bewijs te dienen. Andere geschriften werden niet met die bedoeling opgesteld en kunnen enkel als bewijs dienen ten nadele van diegene die ze opstelde. Zij krijgen afdoende bewijskracht als hun inhoud door getuigenissen en vermoedens worden aangevuld. In een geding tussen handelaars kunnen eenzijdige geschriften een bewijs leveren zowel ten voordele als ten nadele van beide partijen. Handelaars worden immers geacht snel, in onderling vertrouwen contracten te sluiten. Daarom gelden ook de regels betreffende het aantal exemplaren bij wederkerige overeenkomsten, en betreffende de eigenhandige vermelding bij eenzijdige betalingsbeloften, niet in handelszaken.
a) Authentieke akte
De authentieke akte is het geschrift dat een openbaar ambtenaar, die daartoe van de wet de bevoegdheid kreeg, opstelt. Geef een voorbeeld van zo'n openbaar ambtenaar: Bewijskracht: - authentieke vermeldingen zijn deze die de ambtenaar zelf kon vaststellen (bv. datum): onweerlegbaar - niet-authentieke vermeldingen berusten op verklaringen van de partijen en waarvan de ambtenaar de juistheid niet kan controleren: gelden als bewijs tot het tegenbewijs is geleverd.
b) Onderhandse akte
Een onderhandse akte is een geschrift dat partijen zelf opstellen en ondertekenen. Als de echtheid van de handtekening vaststaat heeft deze akte, tussen de partijen, dezelfde bewijskracht als de niet-authentieke vermeldingen in een authentieke akte.
Voorwaarden: a) Bij wederkerige contracten moeten er zoveel exemplaren zijn als er tegenstrijdige belangen zijn. Bovendien moet op het origineel worden vermeld hoeveel exemplaren er van de akte werden opgemaakt. Waarom? b) Bevat de onderhandse akte een eenzijdige belofte tot betaling van geldsommen, dan moet zulke eenzijdige belofte geheel met de hand geschreven zijn door de persoon die belooft. Ofwel moet hij eigenhandig de vermelding aanbrengen "goed voor..." of "goedgekeurd voor", gevolgd door een voluit geschreven vermelding van het beloofde en zijn handtekening. Waarom?
Bewijsrecht
Ondernemingsvormen - 30 van 43
2/ Getuigenbewijs
Een getuigenbewijs is de bevestiging van een feit door een persoon die dit feit zelf vaststelde of die het vernam van een persoon die het feit vaststelde. Partijen mogen niet als getuigen in hun eigen rechtszaak optreden. De wet wantrouwt deze bewijsvorm en laat hem slechts in beperkte mate toe. Waarom? Een rechtshandeling mag door partijen slechts met getuigen worden bewezen: 1) Als de waarde ervan niet meer is dan 372 EUR en er geen akte werd opgesteld; 2) Als er een begin van bewijs bij geschrift is (dit is een geschreven vermelding die gedeeltelijk de bewering aantoont); bv. een brief, een bestellingsnota, een als akte ongeldig geschrift; 3) In handelszaken; 4) Als de partijen in de onmogelijkheid verkeerden om een schriftelijk bewijs op te stellen (morele onmogelijkheid bv. van verloofde, van dokter, een advocaat; materiële onmogelijkheid bv. een contract met een zieke); 5) of als het geschrift door toeval of overmacht verloren ging. Vaak ontbreekt een akte. Het komt er dan op aan om de morele of materiële onmogelijkheid om een akte op te stellen te bewijzen. Lukt dat, dan kan men andere bewijsmiddelen aanwenden. Geval: Vier rijkswachters winnen samen 1 mio. EUR met de Lotto. Op het formulier werd één naam ingevuld en daarachter + 3 V (deze vermelding was gebruikelijk bij de Prior vroeger). De man wiens naam ingevuld staat ontvangt de som en wil niet delen. Wat nu? Als bewijsmiddel voor rechtshandelingen komt het getuigenbewijs slechts zelden voor. Hoe zou dat komen?
3/ Bewijs door vermoedens
Een vermoeden is een redenering die uitgaat van het bekende en van daaruit besluiten trekt over het onbekende. Feitelijke of rechterlijke vermoedens: Als de rechter uit hetgeen bewezen werd, besluiten trekt over feiten die als zodanig moeten bewezen worden. Zij mogen worden gebruikt als getuigenbewijs is toegelaten. Noot: Een wettelijk vermoeden is een vaststelling van een bepaald feit in de wet. Hierdoor wordt een partij van de bewijslast ontslagen. Vb.:
4/ Bekentenis
Dit is de erkenning van de juistheid van een feit door een persoon die er belang bij heeft dit te ontkennen. Een bekentenis kan gerechtelijk (tijdens een geding afgelegd) of buitengerechtelijk zijn.
Noot: de wet voorziet ook de eed, maar deze wordt niet meer gebruikt door de rechtbanken.
Bewijsrecht
Ondernemingsvormen - 31 van 43
2° Administratieve verplichtingen en oprichtingskosten 1. Administratieve verplichtingen Als je een vennootschap start moet je vooreerst weten welke administratieve verplichtingen u moet vervullen en in welke volgorde. Ook moet je weten wat allemaal voor te leggen is om een bepaalde verplichting te vervullen, bv. gegevens, formulieren, attesten, bewijsstukken, enz. Nu volgt een korte bespreking met opgave van de belangrijkste karakteristieken per verplichting. Maak een overzicht van de administratieve verplichtingen bij het oprichten van een vennootschap. 1E Financieel plan opstellen Het financieel plan geeft een gedetailleerd overzicht van de vermoedelijke financiële behoeften en inkomsten gedurende de eerste 2 jaar van de werking van de vennootschap. Dit plan moet bevatten: - doel van de vennootschap; - verwachte omzet tijdens de eerste twee jaren; - verwachte uitgaven tijdens de eerste twee jaren; - de financiële middelen waarover de vennootschap zal kunnen beschikken tijdens de eerste twee jaren. Doel? Aantonen dat de vennootschap over voldoende middelen beschikt om tijdens de eerste 2 jaren, haar verbintenissen te kunnen nakomen. Dit plan moet voorgelegd worden aan de notaris. Bij faillissement binnen de eerste 3 jaar na de oprichting én in geval van ontoereikend maatschappelijk kapitaal voor de eerste 2 jaar van de activiteit, worden de oprichters aansprakelijk gesteld voor de schulden van de vennootschap. Waarom? 2E Aanstellen van een bedrijfsrevisor De bedrijfsrevisor moet een verslag opstellen over elke inbreng in natura. 3E Openen van een bank- of postrekening Voor de oprichting moeten de oprichters een geblokkeerde bankrekening openen. Hierop moeten de inbrengen in geld gestort worden. De notaris kan de oprichtingsakte pas opstellen nadat hij een bankattest heeft ontvangen. Met dit bankattest heeft hij het bewijs dat de oprichters voldoende financiële middelen (zoals vermeld in de oprichtingsakte) gestort hebben op rekening van de vennootschap, zodat deze kan functioneren. Na het verlijden van de oprichtingsakte wordt deze rekening gedeblokkeerd. Het rekeningnummer moet je vermelden op alle betalingsdocumenten (facturen, brieven enz.) samen met de naam van de instelling waar de rekening aangehouden wordt. Rente wegens verzuim is niet verschuldigd in weerwil van elke ingebrekestelling, vordering of contractueel beding ten laste van de klant. Verklaar.
Verplichtingen bij oprichting
Ondernemingsvormen - 32 van 43
4E Opstellen van de statuten De statuten of grondregels van de vennootschap moeten in een akte (oprichtingsakte) worden vastgelegd. Deze akte bevat informatie over: - datum van oprichting; identificatie van oprichters; kapitaal - vennootschapsvorm; doel en zetel van de vennootschap; bestuur. Een onderhandse akte volstaat voor een VOF, GCV en een SV, behalve wanneer onroerende goederen worden ingebracht. Een authentieke akte is vereist voor een NV en een BVBA. Waarom? 5E Registratie en bekendmaking oprichtingsakte De notaris zorgt voor de registratie van de akte in het kantoor van registratie en domeinen, en voor de neerlegging ervan binnen de 15 dagen na oprichting op de griffie van de rechtbank van koophandel. Binnen de 15 dagen na neerlegging wordt ze bij uittreksel gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad. 6E Inschrijving in het handels- of ambachtsregister Waar? Op de diensten van het handels- of ambachtsregister ter griffie van de Rechtbank van Koophandel van het arrondissement waarin uw onderneming zal gevestigd zijn. Welke documenten moet je voorleggen? 1) Een ingevuld inschrijvingsformulier: Dit formulier krijg je op de griffie van de RvK. Hierop moet je de naam van je onderneming vermelden; deze mag niet dezelfde zijn als die van een andere in dezelfde sector. Waarom? 2) Identiteitskaart 3) Trouwboekje 4) Een door de notaris voor echt verklaard afschrift van uw huwelijkscontract, behalve indien u gehuwd bent onder het stelsel 'wettelijke gemeenschap van goederen'. Waarom? 5) Een voor echt verklaard afschrift van de documenten waaruit blijkt dat je voldoet aan alle wettelijke voorwaarden om de beroepsactiviteit uit te oefenen (vestigingsattest). 7E Aanleggen van een vennootschapsregister Aandelen op naam moeten ingeschreven worden in het register van de aandeelhouders. Dit register wordt bijgehouden in de zetel van de vennootschap. 8E BTW-nummer aanvragen Waar? Op het BTW-controlekantoor van uw onderneming. Nodige documenten: - Identiteitskaart - Inschrijvingsnummer H.R. - Voor vennootschappen: uittreksel uit de statuten en de nodige volmachten. Het BTW-nummer moet, precies zoals het rekeningnummer en het inschrijvingsnummer in het H.R., vermeld worden op alle documenten die met uw zaak verband houden.
Verplichtingen bij oprichting
Ondernemingsvormen - 33 van 43
2. Oprichtingskosten Welke kosten brengt de oprichting van een vennootschap mee? - ereloon notaris - kosten van de notaris - registratierechten - kosten van publicatie in het B.S. - inschrijving in het handelsregister - kosten bedrijfsrevisor - kosten voor het drukken van aandelen - kosten voor de nodige boeken
Verplichtingen bij oprichting
Ondernemingsvormen - 34 van 43
3° Keuzebepaling van de geschikte ondernemingsvorm Voor- en nadelen ondernemingsvormen Vul in volgorde van belangrijkheid de voor- en nadelen in van: Eenmanszaak
N.V. of B.V.B.A.
B.V.B.A.
N.V.
Voordelen
Nadelen
Voordelen
Nadelen
Wanneer is een eenmanszaak de meest geschikte ondernemingsvorm? Geef een voorbeeld. Wanneer is een B.V.B.A. de meest geschikte ondernemingsvorm? Geef een voorbeeld. Wanneer is een N.V. de meest geschikte ondernemingsvorm? Geef een voorbeeld.
Ondernemingsvormen - 35 van 43
4° Weerslag van de oprichting op de boekhouding Verplichtingen inzake boekhouding 1/ Wie moet een boekhouding voeren? Elke onderneming is verplicht een naar aard en omvang van de activiteit aangepaste boekhouding te voeren. Het begrip onderneming werd uitgebreid tot alle instellingen met of zonder rechtspersoonlijkheid, met of zonder winstoogmerk, die commerciële, industriële of financiële aktiviteiten verrichten. Bv. een VZW in toerisme, in de sector van de arbeidsgeneeskunde; spaarkassen, enz...
2/ Algemene verplichtingen 1) De boekhouding moet aangepast zijn aan de activiteit; ze moet de nodige gegevens bevatten om aan de fiscale verplichtingen te voldoen en om de controle daarop mogelijk te maken. 2) De boekhouding moet volledig zijn. Wat moet geboekt worden: 1E alle rechten en verplichtingen; 2E alle tegoeden en schulden; 3E alle verrichtingen met betrekking tot de ondernemingsactiviteit. 3) Ze moet juist zijn. Om dit te bewijzen moet elke boeking gestaafd zijn door een bewijsstuk. Deze moeten methodisch gerangschikt zijn. 4) Ze moet de juiste vorm hebben inzake: a) boekingen: - deze moeten zonder uitstel, getrouw, volledig en chronologisch ingeschreven zijn; - elke inschrijving moet verwijzen naar het bewijsstuk (een gedagtekend verantwoordingsstuk); - de boeken moeten naar tijdsorde worden bijgehouden, zonder enig wit vak of enige weglating; - bij iedere correctie dient de oorspronkelijke inschrijving leesbaar te blijven; b) boeken: - in registervorm of losbladig - identificatie en nummering blijft in beide gevallen vereist; Alle bladen moeten genummerd, geparafeerd en geviseerd worden door de griffier van de Rechtbank van Koophandel of de Burgemeester. - losbladige boekhouding dient op het einde van het boekjaar ordelijk te worden gebundeld. 5/ De boeken en documenten moeten gedurende 10 jaar bewaard worden.
Boekhoudkundige verplichtingen
Ondernemingsvormen - 36 van 43
3/ Welke boekhouding? De boekhoudkundige verplichtingen verschillen naargelang het gaat om een kleine, een middelgrote of een grote onderneming.
a) Kleine ondernemingen: Dit zijn ondernemingen met een onbeperkte aansprakelijkheid en een omzet van maximaal 500 000 EUR (exclusief BTW). (Dus nooit een of een ) Zij mogen geen activiteit hebben i.v.m. kredietverrichtingen, verzekeringen, hypothecaire kredieten, wisselkantoor, beleggingen of beursverrichtingen. Stelsel: Hier is een vereenvoudigde boekhouding toegelaten: omvat het bijhouden van een aankoopboek + verkoopboek + financieel dagboek + inventarisboek. Alle aankoopfacturen moeten worden genummerd en chronologisch geklasseerd. Periodiek worden ze per nummer, alsook de eventuele creditnota's ingeschreven in het aankoopboek. Tegelijkertijd wordt ook de leveranciersfiche opgemaakt en bijgewerkt. Later wordt de betaling ook vermeld in het aankoopboek en op de leveranciersfiche. Hetzelfde geldt voor het verkoopboek. Alle geldverrichtingen worden in het Kas- en Bankboek ingeschreven om de bestemming van de geldtransfers te verrechtvaardigen. In het inventarisboek moeten minstens éénmaal per jaar alle bezittingen en schulden, rechten en verplichtingen en het bedrag van de eigen middelen aangeduid worden.
b) Middelgrote ondernemingen: 1) Ondernemingen met een onbeperkte aansprakelijkheid en een omzet van meer dan 500 000 EUR, en 2) ondernemingen met beperkte aansprakelijkheid, indien ze a/ niet méér dan één van volgende criteria overschrijden: 1E gemiddeld aantal werknemers 50 2E jaaromzet 6 250 000 EUR (excl. BTW) 3E balanstotaal 3 125 000 EUR b/ maximaal 100 werknemers tewerkstellen
Boekhoudkundige verplichtingen
Ondernemingsvormen - 37 van 43
c) Grote ondernemingen: Ondernemingen met onbeperkte aansprakelijkheid en een omzet van meer dan € 500 000, en ondernemingen met beperkte aansprakelijkheid die ofwel 1/ meer dan één van volgende criteria overschrijden 1E gemiddeld aantal werknemers 50 2E jaaromzet 6 250 000 EUR 3E balanstotaal 3 125 000 EUR 2/ meer dan 100 werknemers tewerkstellen Ook door de aard van hun activiteiten worden bepaalde ondernemingen tot de grote gerekend, bv. wisselagent, hypothecair krediet of kapitalisatie.
Stelsel voor middelgrote en grote ondernemingen: (1) Zij moeten een volledige boekhouding (dubbele boekhouding) voeren; met - ofwel één dagboek en overname op rekeningen - ofwel hulpdagboeken met overname op rekeningen; maandelijks moet dan een samenvattende boeking gebeuren in een centraal boek (d.i. de centralisatiemethode). - doorschrijfmethode - geautomatiseerde boekhouding. (2) Zij zijn onderworpen aan: 1/ het minimum genormaliseerd rekeningstelsel 2/ vastgestelde waarderingsregels voor het opmaken van een inventaris 3/ een vastgelegde jaarrekening: bepaalde vorm 4/ openbaarmaking van de jaarrekening: * voor middelgrote ondernemingen: in verkorte vorm * voor grote ondernemingen: volledig schema De openbaarmaking gebeurt via neerlegging bij de Griffie van de Handelsrechtbank en publicatie in het Belgisch Staatsblad. De vereiste dubbele boekhouding gebeurt hier meestal op losse fiches en met de computer. Ook hier dient elke fiche genummerd en voldoende gedetailleerd te worden bijgehouden.
d) Ondernemingen met een bijzonder regime: Bv. banken, spaarkassen, kredietinstellingen, verzekeringsorganismen, enz...
Boekhoudkundige verplichtingen
Ondernemingsvormen - 38 van 43
Boekhoudkundige aspecten i.v.m. de oprichting
Inleiding BALANS ACTIVA Bezittingen Vorderingen D___________________C + * -
PASSIVA Eigen Vermogen Vreemd Vermogen D___________________C - * +
RESULTATENREKENING KOSTEN D___________________C + * -
OPBRENGSTEN D___________________C - * +
BIJ ELKE BOEKING IN JOURNAAL OF GROOTBOEK: EVENVEEL DEBITEREN ALS CREDITEREN
Het rekeningstelsel Klasse 1 tot 5: BALANSREKENINGEN 1 2 3 4 5 KLASSE 6 en 7: RESULTATEN- of BEHEERSREKENINGEN 6 7 KLASSE 8 en 9: ANALYTISCH REKENINGSTELSEL (niet genormaliseerd)
Ondernemingsvormen - 39 van 43
Vennootschapsboekhouding bij oprichting Door de ondertekening van de oprichtingsakte gaan de vennoten de verplichting aan om het beloofde kapitaal in te brengen. Bv. Kapitaal 900 000 EUR Door die belofte krijgt de vennootschap een vordering op de vennoten. Een deel van de beloofde inbreng moet echter onmiddellijk gestort worden. Bij N.V.: ; bij een BVBA: (Stel dat ze onmiddellijk 30 % storten in dit voorbeeld). Voor de oprichting moet dit deel reeds op een geblokkeerde bankrekening geplaatst worden. Bij de oprichting moeten de stichters dit bewijzen aan de notaris. Pas dan mag hij de oprichtingsakte afleveren. Met het bewijs van oprichting kunnen de stichters nu naar de bank gaan om de bankrekening te deblokkeren. Hoe gaan we dit in de boekhouding noteren?
Enkele maanden later wordt aan de vennoten gevraagd nog eens 40 % van de beloofde inbreng te storten. Boek dit. We ontvangen van de bank een rekeninguittreksel met de melding dat de opgevraagde som op onze rekening gestort werd. Hoe boek je dat? Het oprichten van een onderneming kost veel geld (ereloon notaris, registratierechten, publicatiekosten, inschrijving in het handelsregister, enz.). Op welke rekening zou je deze toch wel bijzondere soort kosten boeken? Waarom? Boek de betaling van 8 000 EUR oprichtingskosten via de bankrekening (RU/3).
Waarom is het activeren van oprichtingskosten verantwoord?
Boeken van de oprichting
Ondernemingsvormen - 40 van 43
Oefeningen oprichting NV en BVBA: Boek de oprichting in het grootboek: 1. Flip en Flap richten een BVBA op met een kapitaal van 300 000 EUR. Vooraf hebben ze 40 % op een bankrekening gestort. Notaris Phil stelt de oprichtingsakte op (1 april). Ze betaalden via de bankrekening (RU/2) 5 000 EUR notariskosten. Op het einde van het jaar worden de oprichtingskosten met 20 % afgeschreven.
2. Zelfde opgave als 1. met dit verschil: Flip doet een inbreng van 100 000 EUR in speciën; hiervan stortte hij 20 % op een bankrekening. Flap doet een inbreng in natura van 200 000 EUR door een bestaande eenmanszaak over te laten aan de BVBA. De eenmanszaak omvat een goederenvoorraad van 50 000 EUR, een bestelwagen van 100 000 EUR, en een gebouw van 200 000 EUR waarop een hypotheeklening rust van 150 000 EUR Twee maanden later wordt Flip verzocht 40 % van de beloofde inbreng te storten, tegen het einde van de maand. We zien op 1/7 dat Flip het gevraagde geld gestort heeft op onze bankrekening (RU/3).
Boeken van de oprichting
Ondernemingsvormen - 41 van 43
3. Tien personen verschijnen voor de notaris voor de oprichting van een NV met een kapitaal van 500 000 EUR. Vennoot A brengt een machine in van 100 000 EUR, bezwaard met een hypotheeklening van 50 000 EUR. B brengt een camion in: aanschaffingswaarde 70 000 EUR, afgeschreven voor 30 000 EUR. De inbrengen in natura worden onmiddellijk gedaan. De andere vennoten tekenen in op de overige aandelen; zij doen een inbreng in speciën. Hiervan wordt 50 % onmiddellijk gestort op de bankrekening. Aan de notaris wordt 10 000 EUR betaald per cheque voor het verlijden van de akte. Enkele dagen later ontvangt de onderneming het bankrekeninguittreksel (RU/2). De AV beslist de rest van het kapitaal op te vragen. Uit RU/3 blijkt dat het opgevraagde kapitaal gestort werd op onze bankrekening.
Boeken van de oprichting
Ondernemingsvormen - 42 van 43
Kapitaalverhoging Juridisch en boekhoudkundig gelden dezelfde regels als bij de oprichting. Een NV wil uitbreiden. Ze startte met een kapitaal van 3 mio. EUR (30 000 aandelen). Tijdens de voorbije jaren werden voor 900 000 EUR reserves aangelegd. Het eigen vermogen bedraagt nu 3,9 mio. De intrinsieke waarde per aandeel 130 EUR. Nu wil ze haar kapitaal verhogen met 1,1 mio. EUR door nogmaals 10 000 aandelen uit te geven, tegen 110 EUR per stuk. Het eigen vermogen bedraagt nu 5 mio. De intrinsieke waarde per aandeel nu 125 EUR. Verlies per oud aandeel = ........................... ; winst per nieuw aandeel = ............................................ Ga jij als oud-aandeelhouder hiermee akkoord?
Inschrijvingsrecht Om aandelen aantrekkelijk te maken worden nieuwe aandelen vaak uitgegeven tegen een lagere waarde dan de beurskoers. Gevolg: de oude aandelen worden minder waard. Om dat verlies te compenseren krijgen de oud aandeelhouders het recht om eerst in te tekenen op de nieuwe aandelen: voorkeurrecht. In vorig voorbeeld bedroeg de waarde van het voorkeurrecht € 5. Per 3 oude aandelen mag je een nieuw kopen. Het verlies per oud aandeel wordt dus compenseert door de winst die je maakt bij aankoop van een nieuw.
Waarde van het voorkeurrecht: Stel dat de waarde van de oude aandelen 50 EUR bedraagt. Er zijn 40 000 (oude) aandelen; Kapitaal = € 2 mio. Per 4 oude aandelen mag men 1 nieuw kopen tegen 40 EUR (10 000 nieuwe aandelen; kapitaalverhoging met 0.4 mio.) Na de kapitaalverhoging zijn er 50 000 aandelen (Kapitaal = € 2,4 mio). Waarde per aandeel na kapitaalverhoging = ......................................................................... Winst per nieuw aandeel = ..................................................................................................... Theoretische waarde van het voorkeurrecht of claim = .......................................................... Hoe kan je de waarde van het claim nog berekenen? 4 oude aandelen van 50 EUR = ............. 1 nieuw van 40 EUR = ............. Totaal 5 aandelen = ............. Waarde per aandeel = ............. Waarde claim = ..................... = ............. = Verlies per oud aandeel Voor niet gebruikte claims maakt men scripts die op de beurs verkocht worden. De opbrengt van het claim is voor de oud aandeelhouder die geen gebruik maakte van zijn inschrijvingsrecht. Soms zal men, om het kopen van nieuwe aandelen aantrekkelijk te maken, de nieuwe aandelen in bepaalde opzichten 'bevoorrechten'. Preferente aandelen krijgen dan bv. een voorrecht bij winstverdeling. Aandelen kunnen uitgegeven worden à, boven of onder pari. Het verschil tussen de uitgifteprijs en de nominale waarde noemt men het agio op aandelen of de uitgiftepremie. Een kapitaalverhoging kan ook door incorporatie van reserves. Men kan de aandeelhouders eventueel bonusaandelen geven.
Kapitaalsverhoging
Ondernemingsvormen - 43 van 43
Oefeningen kapitaalverhoging 1. Een NV met een kapitaal van 2 mio. EUR zal zijn kapitaal verhogen met 1 mio. EUR. 40 % wordt onmiddellijk gestort; 6 maanden later wordt de rest opgevraagd en 14 dagen later ontvangen. De akte wordt verleden op 1/3. Boek dit in het grootboek.
2. Een ondernemer heeft 5 mio. EUR beschikbare reserves en wil die opnemen in het kapitaal. Boek dit in het grootboek.
3. Bereken de theoretische waarde van het inschrijvingsrecht bij kapitaalsverhoging: a) 1 nieuw aandeel tegen 20 EUR, per 2 oude aandelen van 30 EUR
b) Kapitaalsverhoging van 10 naar 12 mio. EUR. Er waren 100 000 oude aandelen (waarde 150 EUR) en er worden 20 000 nieuwe uitgegeven tegen 100 EUR.
c) Je kan één nieuw aandeel tegen 40 EUR kopen per 5 oude aandelen van 50 EUR.