KEMAL
JAKOB ARJOUNI
KAYANKAYA DE VIER KAYANKAYA-DETECTIVES WAARMEE ARJOUNI INTERNATIONALE
BEKENDHEID VERWIERF, NU IN ÉÉN OMNIBUS!
‘SCHERP, PUNTIG GESCHREVEN, VOL LEVEN EN KLEUR.’ – THE INDEPENDENT
Over het boek Kemal Kayankaya is privédetective. Een laconieke, sarcastische persoon met een sterk gevoel voor gerechtigheid en een zachtaardig karakter. Hij is van Turkse afkomst, maar als adoptiekind in een Duits gezin opgegroeid en hij spreekt geen woord Turks. Alleen al zijn naam is echter voldoende om zowel wantrouwen als waardering te wekken voor de ‘oriëntaalse’ man. Financieel staan de zaken er zelden rooskleurig voor en daarbij slaagt Kayankaya er telkens in nog dieper in de problemen te komen. De Kayankaya-detectives van Arjouni zijn spannend, hebben een tomeloze vaart, puntige dialogen, en ze gaan altijd over net iets meer dan misdaad en gerechtigheid. De pers over de auteur/het boek ‘Scherp, puntig geschreven, vol leven en kleur.’ – The Independent ‘Wat de boeken interessant maakt, is het lezen van hoe Kayankaya als Turk behandeld wordt in Duitsland. Zijn omgeving gaat er al automatisch van uit dat hij slecht Duits spreekt en gaat met hem in gebrekkige zinnen praten. Dat Kayankaya de ik-verteller van de boeken is, maakt dat nog meer tenenkrommend.’ – Crimezone.nl ‘Harde, zwarte misdaadromans in de stijl van Hammett en Chandler. […] Kayankaya, een van de eenzaamste van alle loners is een gumshoe die door de straten van Frankfurt dwaalt en weinig moraliseert. Krom maakt hij recht als er op die manier een wat rechtvaardiger wereld komt. Een frisse duik in een nabij verleden.’ – De Morgen Over de auteur Jakob Arjouni (1964) woont afwisselend in Parijs en Zuid-Frankrijk. Hij verwierf al in de jaren tachtig internationale bekendheid met zijn verhalen rond privédetective Kemal Kayankaya. Zijn werk wordt in zestien landen uitgegeven.
Van dezelfde auteur Chez Max Idioten. 5 sprookjes
Wilt u op de hoogte worden gehouden van de romans en literaire thrillers van uitgeverij Signatuur? Meldt u zich dan aan voor de literaire nieuwsbrief via onze website www.uitgeverijsignatuur.nl
Colofon © 2010 Jakob Arjouni Happy Birthday, Türke! © 1985 by Diogenes Verlag AG Zürich. All rights reserved Mehr Bier © 1987 by Diogenes Verlag AG Zürich. All rights reserved Ein Mann, ein Mord © 1991 by Diogenes Verlag AG Zürich. All rights reserved Kismet © 2001 by Diogenes Verlag AG Zürich. All rights reserved Vertaald uit het Duits door Wil Hansen en Herman Vinckers © 2010 uitgeverij Signatuur, Utrecht en Herman Vinckers voor Kismet © 2010 uitgeverij Signatuur, Utrecht voor Van harte, Turk!; Meer bier; Een man, een moord Alle rechten voorbehouden. Omslagontwerp: Wil Immink Design Omslagfoto: Superstock Foto auteur: Regine Mosimann/Diogenes Verlag Typografie: Pre Press B.V., Zeist isbn paperback 978 90 5672 357 6 isbn e-book 978 90 449 6712 8 nur 305
Jakob Arjouni
Kemal Kayankaya Van harte, Turk! Meer bier Een man, een moord Kismet Vertaald door Wil Hansen en Herman Vinckers
2010
awb sign - kemal kayankaya.indd 3
01-07-10 09:45
Jakob Arjouni
Van harte, Turk! een Kayankaya-roman vertaald door W. Hansen
awb sign - kemal kayankaya.indd 11
01-07-10 09:45
eerste dag 1 Ondraaglijk gezoem. Telkens weer sloeg mijn hand toe, maar het was telkens mis. Oor, neus, mond – zonder pardon viel hij alles aan. Ik draaide me op mijn andere zij, ik draaide weer terug. Geen ontsnappen mogelijk. Moordend. Ten slotte opende ik mijn ogen en lokaliseerde de verdomde vlieg. Dik en zwart zat hij op mijn witte beddensprei. Ik mikte nu goed en stond op om mijn hand te wassen. Ik meed de spiegel. Ik ging naar de keuken, zette water op en zocht de koffiefilters. Zo sukkelde ik nog een tijdje voort, totdat er warme koffie voor me stond te dampen. Het was 11 augustus 1983, mijn verjaardag. De zon stond al hoog aan de hemel naar me te knipogen. Ik dronk mijn koffie, spoog wat drab op de tegels van de keukenvloer en probeerde me voor de geest te halen wat er de avond tevoren gebeurd was. Ik had mezelf op een fles Chivas getrakteerd om de dag van vandaag op gepaste wijze in te leiden. Daarover was geen twijfel mogelijk: de lege fles stond voor me op tafel. Er was een moment geweest dat ik de deur uit was gesloft om gezelschap te zoeken. Uiteindelijk had ik een bejaarde gevonden. Hij woont samen met zijn teckel één verdieping boven mij. Af en toe speel ik een paar partijtjes backgammon met hem. Ik was hem in de hal tegengekomen toen hij zijn hond wilde gaan uitlaten. ‘’Navond, meneer Maier-Dietrich. Wat zou u ervan denken als we als mannen onder elkaar eens een uurtje zouden praten, met een fles vuurwater in de buurt?’ Hij nam de uitnodiging aan en we spraken voor later op de avond af. ‘Pas op dat er niemand per ongeluk op uw hond trapt,’ riep ik hem na, maar hij had het waarschijnlijk niet gehoord. Ik keek naar een stuk of wat lijken op de televisie en goot het eerste glas Chivas in mijn lever. Toen belde Maier-Dietrich aan en hinkte mijn woning binnen. ‘De Russen hebben mijn been achterovergedrukt,’ zegt hij soms tegen me – niet ongrappig. De avond was verlopen zoals te verwachten was geweest. We praatten over auto’s die we niet konden betalen, en over vrouwen met wie we niet 13
awb sign - kemal kayankaya.indd 13
01-07-10 09:45
naar bed konden. Hij al helemaal niet. Later jatten we uit de kelder nog twee flessen Mariacron van de groentehandelaar op de begane grond, en op een gegeven moment waren we laveloos op onze bedden gevallen. Ik slurpte van mijn koffie en staarde naar de lege fles. Tja, dacht ik, het zou leuk zijn als er eens iemand met gebak en een cadeau langskwam. Maar ik kon niemand bedenken. Als je op de voorafgaande nacht afging, kon Maier-Dietrich alleen maar slapen of dood zijn. Hij kan trouwens niet bakken en hij zou me de aangebroken fles Mariacron vermoedelijk cadeau doen omdat hij de gemeenschappelijk doorgebrachte nacht vergeten was. Ik pakte een aangebroken blikje haringsalade uit de koelkast en peuterde er mismoedig in. De blauwgrijs glinsterende stukjes vis glansden in het zonlicht. Tussen twee stukjes augurk lag een halve vin. Ik gooide het blikje in de afvalemmer, trok een flesje bier open en stak een sigaret op. Er begon ergens een ketel te fluiten, het geluid sneed door mijn hersenen. Toen ging de telefoon. Ik strompelde ernaartoe en nam op. ‘Heinzi, ben jij dat?’ krijste de hoorn. Ik heet niet Heinzi, en ik wil ook niet zo heten, maar ik zei met een hoog stemmetje: ‘Ja.’ ‘Heinzi, o Heinzi, ik ben waanzinnig blij dat ik je stem hoor. Ik heb je gisteren de hele avond proberen te bereiken, maar je was er niet. Weet je wat er gebeurd is?’ Ik wist het niet. ‘Ik ben bij de dokter geweest, je weet wel, en wat denk je dat hij gezegd heeft, Heinzi? Heinzi?!’ Ik moedigde haar nog eens met een hoopvol ‘Ja’ aan. Het werkte. ‘Hij zei dat ik in verwachting ben!’ Ik werd bang dat ze me door de telefoon heen om de hals zou vliegen. ‘Ik krijg een kindje, Heinzi! Heb je het gehoord?! Eindelijk is het gelukt! En we hadden het al bijna opgegeven! Heinzi, ik ben zo gelukkig! Zie je wel dat ik gelijk had? Als je het maar echt wilt!’ Ik vroeg me af hoe ik die Heinzi kon waarschuwen. ‘Heinzi, schatje, zeg eens iets! Toe dan!’ ‘U spreekt met McDonald’s, afdeling Fishburgers en Appelflappen. Goedemorgen.’ ‘Wat? God, je bent het helemaal niet? Sorry, verkeerd verbonden.’ We hingen op. Toen ik onder de douche langzaam stond wakker te worden, tuitten mijn oren nog na. De telefoon ging nog twee keer over. Heinzi had haar vast een verkeerd nummer gegeven. Geschoren en aangekleed liet ik de rest van mijn bier in de gootsteen verdwijnen en ging het huis uit. In mijn brievenbus lagen de folder van een begrafenisonderneming en 14
awb sign - kemal kayankaya.indd 14
01-07-10 09:45
een oproep om karbonades, badjassen en tandpasta te kopen. Verder niets. Ik krabbelde een vriendelijk ‘Goedemorgen’ op de folder en schoof hem in de brievenbus van Maier-Dietrich. De voordeur vloog open. De groentehandelaar wankelde met een vracht bananen naar binnen. Hij groette niet, mompelde iets over waardeloos schorriemorrie en verdween snel zijn huis in. Ik stak een sigaret op, liep het zwetende asfalt op en vond mijn groene Kadett een paar huizen verderop, bij een stopverbod. Ik had toch post. Onder de ruitenwisser. De hitte hing boven de stad, het autoblik gloeide. Ik verbrandde bijna mijn vingers toen ik in mijn auto stapte. Er hing een stank als in een sauna waar iemand zijn smerige sokken heeft laten liggen. Ik reed weg en genoot van de lauwe luchtstroom. Het was elf uur, de straten lagen er verlaten bij. De mensen kwijnden op hun kantoren weg of lagen in het zwembad. Alleen een paar huisvrouwen sjokten met boodschappentassen over het trottoir. Twee straten van mijn kantoor vandaan wrong ik mijn Kadett tussen twee andere auto’s in. Mijn kantoor ligt aan de rand van het centrum van Frankfurt, onder de directe bescherming van enkele duizenden Amerikanen die er na de oorlog kartonnen woondozen hebben opgetrokken. Omgeven door prikkeldraad sleept de groene en gele kalklaag zich kilometers voort, af en toe onderbroken door vettige kiprestaurants of hamburgertenten. Tegenover mijn kantoor is een kleine bakkerswinkel. Ik liep er binnen om er iets voor het ontbijt te halen. Achter de toonbank stond de dikke dochter van de baas flink reclame te maken voor de deegwaar van haar vader. Ze droeg een ruimvallende jurk, je zag hoe de beige bandjes van haar beha in haar roze huid sneden. Ik wachtte tot een oude dame voor minstens honderd andere oude dames gebak had uitgezocht, en zei toen zoetig: ‘Wat heb je zoal aan gebak, schat?’ Ik was per slot van rekening jarig. ‘Vruchtengebaak, Schwarzwaalder, rumgebaak, kwaark en appelgebaak,’ zeverde ze onbekommerd. Toen boog ze zich naar me over en fluisterde: ‘Papa heeft het rumgebaak verknaald.’ Ik nam twee vruchtengebakjes, haalde nog een pak koffie uit het rek, betaalde en knipoogde samenzweerderig naar haar. Daarna stak ik de straat over naar nummer 73. Mijn kantoor bevindt zich op de derde verdieping van een middelgrote, lichtbruine betonmassa. Ook hier keek ik in de brievenbus, maar ook hier niets. Hal en trap roken naar een desinfecteermiddel. Vanuit de tandartsenpraktijk op de tweede verdieping was licht gekerm te horen. Ik gooide de brievenbus dicht, liep de trap op en stak de sleutel in het slot van de deur. 15
awb sign - kemal kayankaya.indd 15
01-07-10 09:45
kemal kayankaya privédetective Dat was ik nu drie jaar. Turk van geboorte. Mijn vader Tarik Kayankaya en mijn moeder Ülkü Kayankaya woonden oorspronkelijk in Ankara. Mijn moeder stierf bij mijn geboorte, in 1957; ze was achtentwintig jaar oud. Mijn vader, bankwerker van beroep, besloot een jaar later naar Duitsland te gaan. Oorlog en dictatuur hadden zijn familie het leven gekost. De familie van mijn moeder mocht hem niet, om redenen die ik nooit heb kunnen achterhalen. Hij nam me mee naar Duitsland omdat hij me nergens anders kon onderbrengen. Hij ging naar Frankfurt en werkte er drie jaar bij de gemeentelijke vuilophaaldienst, totdat hij werd overreden door een wagen van de posterijen. Ik kwam in een tehuis, had geluk en werd na enkele weken door het echtpaar Holzheim geadopteerd. Ik kreeg de Duitse nationaliteit. Ze hadden nog een ander kind geadopteerd, mijn zogenaamde broer Fritz. Fritz was toentertijd vijf, een jaar ouder dan ik dus. Max Holzheim was leraar wiskunde en gymnastiek op een lagere school; Annelies Holzheim ontfermde zich drie dagen per week over een kleuterschool. Ze adopteerden uit overtuiging. Ik groeide dus in een door en door Duits milieu op en ging pas laat op zoek naar mijn echte ouders. Op zeventienjarige leeftijd reisde ik naar Turkije, maar ik ben over mijn familie niet meer aan de weet gekomen dan ik uit de officiële papieren in Duitsland al wist. Ik was een middelmatige scholier, ik slaagde met doorsneecijfers. Ik begon aan een studie, hield ermee op, besteedde mijn tijd aan van alles en nog wat en vroeg drie jaar geleden een vergunning aan om me als privédetective te vestigen, die ik merkwaardig genoeg nog kreeg ook. Soms is dit werk zelfs leuk. Ik zette de gebakjes in de koelkast, die naar bedorven tomatenpuree rook. Ik trok het rolluik op, opende het raam en keek uit naar rijke, goed uitziende vrouwelijke klanten. Warmte en licht stroomden mijn kantoor in. Ik zette water op voor koffie en leunde weer op de vensterbank. De straat bleef leeg. Alleen een dikke bleke cowboy rende joggend over het plaveisel. Hartelijk gefeliciteerd, dacht ik, en ik probeerde in een pantoffel te spugen die onder me op een balkon stond. Ik staarde nog een tijdje naar de sloffen. Toen begon de ketel te fluiten. Ik goot koffie op, krabde spaghettiresten van een bord, haalde een gebakje uit de koelkast, hing een nieuwe vliegenstrip op, stak een kaars aan en ging achter mijn bureau zitten. Zoe16
awb sign - kemal kayankaya.indd 16
01-07-10 09:45
mend vloog er een wesp naar binnen; hij draaide in steeds kleinere kringetjes op het gebak af. Ik graaide naar een krant en was nog volop in gevecht gewikkeld toen de bel ging. ‘Binnen!’ brulde ik, en ik sloeg de wesp tot moes. De deur ging langzaam open. Er sloop iets zwarts binnen, dat zenuwachtig naar mij en mijn bureau keek. Ik bromde: ‘Goedemorgen.’ Het was een kleine Turkse vrouw in rouwkleding, met grote gouden oorbellen. Ze droeg haar haar in een strakke vlecht en had wallen onder haar ogen. Ik gooide de krant in een hoek. Toen, iets vriendelijker: ‘Goedemorgen.’ Pauze. ‘Eh ... gaat u zitten.’ Ze bleef zwijgen. Alleen haar ogen gingen gejaagd door het vertrek. ‘Eh ...’ Ik dacht na. ‘Wilt u me privé of als detective spreken?’ Als privédetective, dacht ik, maar zelfs welwillende mensen had je bij dat grapje moeten kietelen. Ze mompelde iets in het Turks, maar ik begrijp die taal nog niet eens als hij luid en duidelijk gesproken wordt. Ik legde haar uit dat ik weliswaar een landgenoot van haar was, maar dat ik door buitengewone omstandigheden geen Turks kon spreken en ook niet kon verstaan. Ze vertrok haar gezicht, fluisterde: ‘Tot ziens’, en wilde zich al stilletjes uit de voeten maken. ‘Eh, een ogenblik. Er moet toch een manier zijn om met elkaar te communiceren, of niet soms? Gaat u zitten en vertel me eens in alle rust waarom u in deze hitte die hele trap op gekomen bent. Oké?’ De oorbellen slingerden bedenkelijk heen en weer. ‘Ik heb net koffiegezet, en ik ... Tja, we kunnen koffiedrinken en er een gebakje bij eten – ja, dat kan. Toch?’ Langzaam begon ik mijn geduld te verliezen. Eindelijk ging haar mond open en fluisterde ze: ‘Goed dan.’ ‘Maakt u het zich gemakkelijk, ik ga even een ander bordje halen.’ Eén verdieping hoger is het kantoor gevestigd van een dubieuze kredietbank die aan de kleine lettertjes verdient. De kassier van de tent, een lodderige kaalkop, komt af en toe bij me langs voor een kletspraatje. Meestal met een fles kersenlikeur onder zijn arm. Terwijl ik nadacht over de vraag wat de zwijgzame Turkse wilde, liep ik de trap op en bonsde op de deur waarop te lezen stond: uw wensen worden bij ons werkelijkheid – bäumler en zank kredietbank. Er werd gegromd en ik ging naar binnen. Achter het bureau van de receptie zat de kassier verveeld in een voetbaltijdschrift te bladeren. 17
awb sign - kemal kayankaya.indd 17
01-07-10 09:45
‘Zo, Moestaffa, nog nieuws?’ ‘Ik heb een bordje nodig en een vork. Denk je dat ik die ergens in de rotzooi hier zou kunnen vinden?’ ‘Wat heb je dan voor lekkers? Kebab?’ ‘Hmm, wie weet.’ ‘Nou, ik zal eens kijken of ik je kan helpen.’ Hij wurmde zich uit zijn stoel, slofte naar een deur en verdween. Er hing een weeë geur. Ik liep om het bureau heen en trok de bovenste la open. Er rolde een halfvolle fles likeur naar voren. Terwijl ik die openmaakte om er even aan te lurken, hoorde ik in het zijvertrek de kassier rommelen. Even later keerde hij grommend met vork en bordje terug. ‘Hier is je serviesgoed, Moestaffa.’ Hij zag de likeur en trok zijn wenkbrauwen op. ‘Is het nou echt zo moeilijk voor je om eraan te wennen dat je hier in een beschaafd land leeft waar je niet zomaar in andermans bureaula snuffelt?’ Ik zette de fles op tafel. ‘Jij schijnt een slappe lul te zijn. Heeft je vrouw me een tijdje geleden in het oor gefluisterd. Weet je hoe dat komt? Door de alcohol.’ Hij staarde me onnozel aan. ‘Zo erg is het niet, ik was ook niet op mijn best,’ troostte ik hem. Ik pakte bordje en vork en verliet de kredietbank. De kleine Turkse zat op de bezoekersstoel aan een sigaret te knagen. Ze schoot verschrikt overeind toen ik binnenkwam. ‘Sorry dat het even heeft geduurd. Wilt u uw jas niet uitdoen? Het is warm vandaag.’ Ik gaf haar gebak en koffie en ging tegenover haar aan mijn bureau zitten. ‘Ter zake. U houdt toch van vruchtengebak?’ Haar oorbellen bungelden een beetje heen en weer; misschien betekende dat ‘ja’. We slurpten en smakten een poosje voor ons uit zonder iets te zeggen. Toen begon ze eindelijk te vertellen. Ik stak een sigaret op, leunde achterover en luisterde. Ze sprak een beetje gebroken Duits en verviel telkens in herhalingen. Het kwam op het volgende neer: haar man, Ahmed Hamul, was een paar dagen geleden in de buurt van het station neergestoken, mes in de rug. Naar de mening van Ilter Hamul, de vrouw van Ahmed, met wie ik gebakjes zat te eten, deed de politie die de zaak in onderzoek had niet echt haar best om de moordenaar van haar man te vinden. Ze had het vermoeden dat de politie redeneerde dat de moord op een Turk het niet waard was er een grondig onderzoek naar in te stellen. Haar man had haar vóór zijn dood met de woorden ‘Voor het geval er 18
awb sign - kemal kayankaya.indd 18
01-07-10 09:45
wat met me gebeurt’ een aardig sommetje geld gegeven – ze wist niet hoe hij eraan gekomen was –, en dat geld wilde ze mij nu geven; dan kon ik de moordenaar van haar man gaan zoeken. Ze had in de Gouden Gids onder ‘Detectivebureaus’ gezocht en tussen alle Müllers gelukkig ook een Turkse naam ontdekt. Daarom was ze nu hier. Ze at van haar gebakje en keek me vragend aan. ‘Juist ja,’ zei ik, en ik vroeg me af wat zij onder een aardig sommetje geld verstond. ‘Tweehonderd mark per dag, plus onkosten. Maar ik kan niks beloven.’ Ze rommelde wat in haar handtasje, haalde een briefje van duizend mark uit haar portemonnee en schoof het me toe. De verzameling nullen lag mooi in het zonlicht te glanzen. ‘Als u de moordenaar gevonden hebt, krijg ik de rest van u terug.’ Iets te veel vertrouwen in mijn kunnen, vond ik. ‘Woont u alleen?’ ‘Nee, ik woon met mijn moeder, mijn broer en mijn zus in één huis. En dan heb ik nog drie kleine kinderen.’ ‘Geef me uw adres even. Probeer het zo te regelen dat vanmiddag om drie uur iedereen thuis is.’ ‘Ik weet niet of dat kan. Mijn broer werkt, en ...’ ‘Ja?’ ‘Ze wilden niet dat ik ...’ ‘Dat u naar mij zou gaan?’ ‘Ja. Ze dachten dat de politie de moordenaar wel zou vinden. We moesten maar afwachten.’ ‘En waarom bent u dan toch gekomen?’ ‘Ik kreeg de laatste jaren zo weinig van Ahmed te horen. Hij was vaak weg en hij vertelde niet veel. Ik zat met de kinderen en alles. Ik moet gewoon weten wat er gebeurd is, begrijpt u?’ ‘Hoe lang bent u getrouwd geweest?’ ‘Tien jaar. Ahmed is in 1971 in zijn eentje naar Duitsland gekomen. Zijn eerste vrouw is in Turkije bij een verkeersongeval om het leven gekomen. Mijn familie is al sinds 1965 in Duitsland. Mijn vader leerde Ahmed in 1972 kennen; hij nam hem met zich mee naar huis. Een jaar later zijn we getrouwd.’ ‘Hoe oud was u toen? En uw man?’ ‘Ik zesentwintig, Ahmed zevenendertig.’ ‘Woont uw vader niet bij u in huis?’ ‘Nee. Hij is drie jaar geleden bij een auto-ongeluk om het leven gekomen.’ 19
awb sign - kemal kayankaya.indd 19
01-07-10 09:45
Ik pakte een vel papier om het een en ander op te schrijven. ‘Vertel me nog even wanneer uw man vermoord is en waar hij gevonden is.’ ‘De politie zegt dat het vorige week vrijdagavond gebeurd is.’ ‘Waar?’ ‘Op een binnenplaats ... in de buurt van het station.’ Ze boog haar hoofd en staarde naar het zwarte linoleum. ‘U weet niet waar precies?’ ‘Nee. Dat weet ik niet ... Het was in een van die woningblokken daar.’ De oorbellen begonnen te beven. Hoewel haar man pas kortgeleden dood in een bordeel was aangetroffen, had ze zichzelf tot nu toe goed onder controle gehad. Ik begon te vrezen dat ze dat straks niet meer zo goed zou kunnen en ik stond op. ‘Oké. Ik weet voorlopig genoeg. Geef me nog even uw adres, ik ben om drie uur bij u.’ Ze gaf haar adres. We namen afscheid en ze glipte naar buiten. Ik stak een sigaret op en speelde een poosje met het briefje van duizend. Toen bevestigde ik het met een paperclip onder de la van het bureau. Het was druk geworden op straat. Er klonk getoeter van auto’s en geschreeuw van mensen. Ik voelde me misselijk. Uitgerekend bij het station, ging het door me heen. Ik slofte naar de deur, ging naar buiten en sloot af.
2 Het was twintig over één. Middagpauze. Ik begaf me onder de bezwete, knellende kantooroverhemden, die in groepjes van drie of vier uit de diverse gebouwen kwamen. Het hing van de verdieping van hun kantoor af of ze een restaurant binnengingen of brood en pakjes chocomel tevoorschijn haalden. Ik schopte een leeg bierblikje weg; het kwam tegen het in dunne wol gehulde been aan dat voor me uit paradeerde. ‘Zeg, ben je nou helemaal?’ brieste de dikkop, die een zwaar lichaam voortzeulde. ‘Een beetje oppassen graag!’ Ik glimlachte naar hem. ‘O! Jij niks begrijpen, hè?’ Hij keek om naar drie anderen. Hun varkenswangen veranderden in een grijns. 20
awb sign - kemal kayankaya.indd 20
01-07-10 09:45
‘Hier Duitsland! Niks geen Turkije! Bij ons gaan bierblikjes de vuilnisbak in, en ... eh, Turkje Turkje naar vuilophaaldienst!’ Ze gierden van het lachen. Hun vette pensen zwabberden op en neer. Omdat me niets passends te binnen wilde schieten, liep ik weg. Ik ging naar het nabijgelegen tuinrestaurant. Ik bestelde koffie en scotch, en dacht aan Ahmed Hamul en aan mijn opdracht. Ik dacht aan gelukkige hoertjes, bonbons sabbelende souteneurs en goedmoedige politieagenten. Twee jaar eerder had ik al eens een klus gehad in de buurt van het station. Een slager uit het zuiden van Hessen had zijn achttienjarige dochter willen opsporen. Hij had een uur lang op mijn kantoor zitten brullen en jammeren, net zo lang tot ik had begrepen waarom zijn dochter was weggelopen. Ik ben er nooit achter gekomen waarom hij nou juist een Turkse detective had willen hebben. Ik ging in alle louche optrekjes naar de dochter van de slager op zoek, ik kamde de omgeving van het station uit, ik liet twee of drie keer mijn gezicht in elkaar timmeren, en werd ten slotte door de politie gearresteerd op verdenking van handel in verdovende middelen. Na vierentwintig uur werd ik vrijgelaten. Ik belde de slager, gaf de opdracht terug en kroop voor een week onder de wol. Ik bestelde nog een scotch, zonder koffie. De eerste de beste halfdronken aap kon hem het staal in de rug hebben geramd, uit pure wellust. Misschien had hij het slipje van een hoertje gejat of iets te krachtige taal uitgeslagen. In het ergste geval was Ahmed Hamul een van de heroïne-Turken die elke dag weer door de media in de worstmachine worden vermalen. Wat wist ik ervan? Ik wist alleen dat er een hoop nullen onder mijn bureau hingen. Op de tafeltjes naast me hoopten de schotels met zuurkool, braadworsten en schnitzels zich op. Monden rukten aan gepaneerd vlees, smakten en slokten, stootten tussen alles door woorden uit, en tongen likten vetresten van wangen. Ik moest boeren en er belandde een zurig stukje vruchtengebak op mijn tong. Toen ik echt misselijk was, betaalde ik en vertrok. Het adres van Ilter Hamul was achter het station. Ook al niet de beste buurt. Ik liet mijn hetelucht-Kadett staan en ging te voet op weg. De stad lag te gloeien in het witte zonlicht en het kale beton zag er nog kaler uit. Er stond geen zuchtje wind; de lucht stonk naar uitlaatgassen, afval en hondenpoep. Onder de schaarse bomen zaten bejaarden doezelend op de avond te wachten. Kinderen likten aan ijsjes en ravotten op het trottoir. Ik slofte door het centrum, bleef bij verschillende reisbureaus 21
awb sign - kemal kayankaya.indd 21
01-07-10 09:45
staan en genoot van de aanblik van de Turkse zee, eindeloze witte stranden, palmen en gestroomlijnde bruine Bacardi-girls. Voor maar 2499 mark per week. Ik rekende uit hoeveel Ahmed Hamuls er nog over de kling gejaagd moesten worden voordat ik zeven dagen lang zandkastelen kon bouwen, rum drinken en me door chocolade dames de voeten laten wassen. De cafés aan de straat waren overvol. Kelners met rode bezwete hoofden lieten hele ladingen koude drankjes tussen de tafeltjes door balanceren. Ik naderde het station. vochtige dijen, het zweet van bloedjonge nymfomanen – de leuzen van de seksshops konden me nauwelijks bekoren. Bij dit weer had iederéén vochtige dijen. Een paar dakloze mannen snuffelden in lege colablikjes en afgegraasde hamburgerdoosjes. In hun hoofden klotste de warme rode wijn heen en weer. Achter het station waren de straten stil en leeg. Ik zocht het adres, totdat ik voor een oud gebouw stond dat zijn beste tijd had gehad. Twee Turkse kinderen ramden hun bal tegen de muur. Ik vroeg me af of het hun zou lukken nog voor de avond de hele pleisterlaag naar beneden te krijgen. De bellen waren eruit getrokken; er zaten overal gaten, waar een wirwar van draden uitstak. Ik duwde de deur open. In de hal was het donker. De gecombineerde geur van kinderpis en gebakken aardappelen drong mijn neusgaten binnen. Vanuit een appartement kwam wat gebrabbel: ‘Ik hou niet van jou – jij houdt niet van mij.’ De brievenbussen waren bijna allemaal opengebroken of verbogen. Waarschijnlijk waren de sleutels zoekgeraakt. Ik liep langzaam de trap op naar de derde verdieping. Er was in elk geval een lid van de familie Ergün dat op me wachtte. Boven ging de deur meteen open. Ilter Hamul verzocht me binnen te komen. Ze had andere oorbellen in – kleine parels – die een heel wat strengere indruk maakten. Dat paste bij de situatie. Vergeleken met dit onderkomen had de hal van het gebouw een zonnebad geleken: ik kon slechts vaag iets onderscheiden. ‘Mijn broer is toch gekomen. Hij heeft een vrije middag opgenomen,’ fluisterde ze, terwijl ik tegen een idioot opgestelde fauteuil op liep. We slopen door de lange gang alsof we uit de suikerpot wilden snoepen. De woonkamer lag aan het andere eind. Ilter Hamul pakte me bij de mouw en gezamenlijk betraden we een grote kamer. Te midden van een berg dekens, kussens, stoelen en banken hokten de leden van de familie Ergün. ‘Dit is meneer Kayankaya.’ Het klonk als een verontschuldiging. 22
awb sign - kemal kayankaya.indd 22
01-07-10 09:45
De kamer maakte de indruk een lichte plek in een donker bos te zijn. Drie grote ramen lieten de zon binnen. Aan de muren hingen afbeeldingen van Turkije. In andere omstandigheden was het er waarschijnlijk gezellig. ‘Goedendag,’ probeerde ik vriendelijk. Een van de aanwezigen knikte. Ilter Hamul duwde me in een stoel waarin je zonder problemen met z’n tweeën had kunnen slapen. Op een kleine koperen tafel stonden een pot thee, kopjes en suiker. Ik ging zitten, nam een klontje suiker en dacht erover na hoe ik het best kon beginnen. Alles en iedereen staarden me zwijgend aan. De drie kleine kinderen zaten dicht bij elkaar op rood fluweel. Ze leken van was. ‘Tja,’ zei ik. Ik roerde in mijn thee. ‘U weet dat mevrouw Hamul me heeft ingeschakeld om de moordenaar van haar man te vinden.’ Pauze. Behoedzaam gekuch van haar oude moeder. ‘Of het in elk geval te proberen,’ voegde ik eraan toe. ‘Ik moet u daarom een paar vragen stellen. Het duurt niet lang. Mevrouw Hamul heeft me het belangrijkste al verteld.’ Haar broer zat rechts van me op een donkerblauwe bank. Hij wierp mijn cliënte een korte boze blik toe. Ze keek strak naar haar schoenen. Ik viste een pen en een notitieblokje uit mijn zak, zocht een lege bladzijde en vroeg terwijl ik me tot Ilter Hamul wendde: ‘Trouwens, waar is uw zus? Werkt ze?’ De ogen keerden zich van haar schoenen af, haar mond ging open: ‘Eh ...’ ‘Ze is ziek, ze ligt in bed! Ze kan er niet uit, ze moet slapen!’ antwoordde haar broer snel en koel. De situatie was ongeveer even ontspannen als tijdens de finale van het wereldkampioenschap voetballen. Nou goed dan. Ik had hier niets te zoeken. Dan was het beter de zaak zo snel mogelijk af te handelen. ‘Dat vind ik natuurlijk jammer. Tja, dan wil ik jullie allemaal verzoeken me jullie naam, geboortedatum, beroep enzovoort mee te delen ...’ Omdat er niets gebeurde, toverde ik een glimlach op mijn gezicht en wendde me tot de broer: ‘Begint u maar. En vertel me ook waarom uw zwager volgens u is vermoord.’ Ik wist intussen eigenlijk niet meer zo goed wat ik moest vragen. Veel kwam ik hier beslist niet aan de weet. ‘Ik heet Yilmaz Ergün. Ik ben vierendertig. Ik ben meubelmaker van beroep, maar werk al geruime tijd in een bedrijfskeuken. Ik ben intussen assistent-kok.’ Dat zei hij niet zonder trots. ‘Wat voor bedrijfskeuken? Waar?’ ‘Bij Radio Hessen.’ Slechte zender en slechte schnitzels, dat was alles wat me in dat verband te binnen wilde schieten. 23
awb sign - kemal kayankaya.indd 23
01-07-10 09:45
‘En hoe denkt u over de moord op uw zwager?’ Ik keek heel even naar Ilter Hamul om me ervan te verzekeren dat ze zich kranig hield. Dat deed ze. ‘Ik weet van niks. Dat moet de politie maar uitzoeken.’ Ik wist al lang dat hij er die mening op na hield. Misschien dat een fles raki hem spraakzamer zou hebben gemaakt. ‘Goed dan. Dat is voorlopig wel genoeg. Nu u, mevrouw Ergün. Dezelfde vragen.’ Oma was weliswaar spraakzamer, maar toch verzweeg ze iets. Dat dacht ik althans. Ze smukte haar informatie op, vertelde haar hele levensverhaal en glimlachte af en toe zelfs tegen me. Ze heette Melike Ergün, ze was vijfenvijftig, was op haar achttiende met haar drie jaar geleden overleden man, Vasif Ergün, getrouwd, had drie kinderen (Ilter, Yilmaz en hun zieke zus Ayse) en was na hun aankomst in Duitsland gaan schoonmaken. De laatste tijd zorgde ze voor haar zieke dochter. ‘Mag ik vragen wat uw dochter mankeert?’ De broer antwoordde alsof het om zijn dochter ging: ‘Zij was ook schoonmaakster. Een halfjaar geleden is ze haar baan kwijtgeraakt en werd ze depressief.’ Zijn goede Duits, zijn kennelijk vaste baan – alles wees erop dat Yilmaz Ergün een energieke en gewetensvolle man moest zijn. ‘Hoe oud is ze?’ ‘Vierentwintig.’ ‘Hmm. Mevrouw Ergün, wat denkt u van de dood van uw schoonzoon?’ Ik verwachtte heel wat. ‘Ahmed heeft zelfmoord gepleegd.’ Ik keek haar met een onnozel gezicht aan. ‘Ja ... maar het mes zat toch in zijn rug, of niet soms?’ vroeg ik aan Ilter Hamul. ‘Dat maakt niks uit. U zult zien: hij heeft zelfmoord gepleegd.’ Ik merkte dat mijn cliënte begon te beven, en ik veranderde van onderwerp. ‘Nou ja, dat zal de politie me wel kunnen vertellen. Mevrouw Ergün, vertel me eens wat voor werk uw overleden man deed. En waar werkte hij?’ Vasif Ergün had net als mijn vader tot aan zijn dood met het afval van andere mensen lopen sjouwen. ‘Mevrouw Hamul, u hebt me vanmorgen verteld dat u de laatste jaren niet meer precies wist wat uw man uitvoerde. Wat bedoelde u daarmee? 24
awb sign - kemal kayankaya.indd 24
01-07-10 09:45
Is hij af en toe wat langer weggebleven, ook ’s nachts? Of op reis geweest?’ Gelukkig dacht haar broer niet ook nog dat hij de vrouw van zijn zwager was. ‘Nee, dat niet, hij kwam bijna elke dag thuis,’ zei ze aarzelend. ‘Wat deed hij dan voor werk? Of werkte hij niet?’ ‘Ja ja, dat wel.’ Na wat gehakketak en boze blikken over en weer van Ilter en Yilmaz bleek dat niemand eigenlijk precies wist wat Ahmed Hamul de laatste tweeënhalf jaar had uitgevreten. Voor die tijd had hij regelmatig in een fabriek gewerkt, maar op een gegeven ogenblik had hij zijn baan opgezegd. Volgens hemzelf was hij toen als lader en losser bij de posterijen of in een kebabzaak werkzaam geweest. Hij had niet veel verteld, maar hij was wel altijd met genoeg geld thuisgekomen. Over vrienden van Ahmed was niemand iets bekend. Er werd in de familie kennelijk niet veel gepraat. Ik besloot het gesprek met de vaststelling dat broer en moeder van mijn cliënte niet erg op Ahmed Hamul gesteld waren. ‘Goed. Hier heb ik wel genoeg aan. Kan ik uw zus binnenkort even spreken?’ Ze deden allemaal hun mond open, maar alleen bij de broer kwam er wat uit. ‘Dat kan voorlopig niet.’ Dat had ik kunnen weten, dacht ik. Ik stond op. ‘Ik zal eens een beetje gaan rondkijken. Ik kom waarschijnlijk morgen weer even langs. Is er dan iemand thuis?’ ‘Ja, ik blijf thuis, vanwege Ayse.’ Ik wendde me tot Ilter Hamul: ‘Voor ik het vergeet, ik heb nog een foto nodig van uw overleden man.’ ‘Natuurlijk.’ Ze liep naar het bureau, trok een la open en kwam terug met een behoorlijke portretfoto in kleur. Ahmed Hamul had dik zwart haar, een al even kloeke snor en afstaande oren; hij leek op honderd anderen. ‘Dank u wel.’ ‘De politie gaat moeilijk doen als ze horen dat mijn zus een detective heeft ingeschakeld!’ De broer begon me zo langzamerhand op de zenuwen te werken. ‘Nee, dat kan ze niet eens. Dat kunt u van me aannemen.’ Pauze. ‘Tja, dan ga ik maar.’ Iedereen zei met verschillende gradaties van vriendelijkheid: ‘Tot ziens.’ De kinderen, die de laatste tien minuten steeds onrusti25
awb sign - kemal kayankaya.indd 25
01-07-10 09:45
ger geworden waren, werden nu helemaal wakker en begonnen elkaar te kietelen. Ze leken niet onder de indruk te zijn van de dood van hun vader. Waarschijnlijk was het nog niet tot hen doorgedrongen. Ilter Hamul loodste me door de tunnel terug. Ik liep de trap af en belandde ten slotte voor de voordeur. Ik bleef er een poosje staan, stak een sigaret op en sloeg de bedrijvigheid bij de kraam aan de andere kant van de straat gade. Het was allemaal niet bijzonder opwindend geweest. Maar wat had ik nog meer kunnen vragen? Niets, zei ik bij mezelf, en ik stak de straat over om een biertje te nemen. Drie harige types hingen bij de tent rond en klampten zich vast aan hun flessen Henninger. Hun zurige stank sloeg me tegemoet. Troebele ogen, die in opgezwollen rozige vleeskwabben lagen, loerden mijn kant uit. Een van hen begon krachtig te boeren; er vlogen brokjes in het rond. ‘Hé, ’k mottun Jägemeiser,’ bracht hij er tussen de boeren door uit. ‘Een pilsje graag,’ riep ik het lege kraampje in. Ik wachtte. ‘Mottun Jägemeiser. Hé Hans, mottun allemaal ’n Jägemeiser. Jägemeiser?’ Pauze. ‘Hé?’ Hij draaide zich langzaam en behoedzaam om, zich daarbij vastklampend aan de bar. ‘Hé Hans, mottun Jägemeiser! Hans!’ De massa in de hoek die Hans heette, brabbelde iets onverstaanbaars. ‘Hans, jong! Kommoptan! Bestellen!’ Hans zat schaamteloos te pissen en sloeg met zijn hand in het gele stroompje, als om zich ervan te overtuigen dat alles oké was. Hij gromde. Eindelijk ging de deur achter in de kraam open en sjokte Madame Obelix naar binnen. ‘Ik wil graag een pilsje,’ herhaalde ik. Ik legde twee mark op het schoteltje. ‘Als u nouw gelijk zech hoeveel u d’r hebben wil, hoef ik nie steeds heen en weer te loupen.’ Ze was beroeps. ‘Nou ja, dan maar meteen twee.’ ‘Ziettuwel!’ Ze wiebelde naar een koelkast die vergeleken bij haar postuur op een pakje sigaretten leek en haalde er moeizaam twee flesjes uit. ‘Kunt u er eentje voor me openmaken?’ vroeg ik, en ik legde het ontbrekende geld op het schoteltje. Het geopende flesje kwam zo krachtig op de bar terecht dat het schuim eruit spoot. Madame Obelix sjokte weer naar achteren. 26
awb sign - kemal kayankaya.indd 26
01-07-10 09:45
Ik dronk mijn bier en vroeg me af waarom het oude mens over zelfmoord gezeurd had, totdat ik merkte dat de derde persoon binnen de Jägermeister-vereniging me stond aan te gapen. Hij maakte van zijn hart geen moordkuil: ‘Brabbelt goed Duits, jij. Kommie nie van de Balkan dan?’ Zijn hand wees naar achteren, waar de Balkan ergens moest liggen. ‘Nee, nee, ouwe knakker, ik kom net van Mallorca. Daar ben ik twee weken geweest.’ ‘Ja ja.’ Pauze. ‘Isse mooi daarreh ...?’ ‘Zeker mooi, en leuk, vanwege de indianen.’ ‘Ja ja.’ Hij dacht na. ‘En konnu mettie mense prate?’ ‘Tuurlijk. Tamtam,’ antwoordde ik. Ik dronk het flesje bier leeg en liep de straat op zonder het zoveelste ‘ja ja’ af te wachten.
3 Ik wilde eerst bij de recherche langsgaan om eindelijk te weten te komen wat er met Ahmed Hamul gebeurd was. Ik wist niet of dat me verteld zou worden. Waarschijnlijk niet. Het was nog een heel stuk lopen voordat ik bij het hoofdbureau van politie was en het tweede flesje bier stak uit de zak van mijn colbert. Omdat ik moeilijk met een flesje bier onder de arm bij de politie kon binnenlopen, opende ik het met behulp van het eerste het beste ijzeren uitsteeksel en dronk het leeg. Vlak bij het hoofdbureau kocht ik een pakje kauwgom en ging me toen bij de receptie melden. In een groot lichtgeel vertrek stond een lange houten balie, waarachter ik een hoofd ontwaarde. Zonder op te kijken zei het hoofd: ‘Zegt u het maar.’ Er snorde een kleine smerige ventilator aan het plafond, het geluid ervan vermengde zich met van ver komend geneurie. Ik moest vijftien meter lopen voor ik bij de balie was, en erop leunend zei ik: ‘Ik wil de rechercheur spreken die zich met de zaak-Ahmed Hamul bezighoudt.’ Het mannetje met het smalle gezicht, dat gebogen had gezeten over papieren, stempels, een schrijfmachine en nog meer papieren, keek op. Hij had een dikke rode druipneus. ‘Hoe zei u – Ahmed Samul?’ ‘Nee, Ahmed Hamul, de man die ze kortgeleden in de buurt van het station overhoopgestoken hebben.’ 27
awb sign - kemal kayankaya.indd 27
01-07-10 09:45
‘Een Turk?’ Genietend haalde hij zijn neus op en zoog zijn snot diep zijn hersens in. ‘Ja, dat ook!’ ‘O, u ook, wat ...’ ‘Ja, ik ben ook een Turk. Maar verklap me nu maar eens bij wie ik moet zijn.’ Hij stak zijn vinger in zijn neus en peuterde er wat in; je kon bijna zien hoe de met snot gevulde schedel functioneerde. Uiteindelijk jengelde hij: ‘Tja, ik weet niet of ik u van dienst kan zijn. Ik bedoel, ik weet niet of ik dat eigenlijk wel mag. Iedereen kan hier wel binnenkomen, begrijpt u wel, en ...’ ‘Hoor eens even, ik kom van de Turkse ambassade en ik heb van hogerhand de opdracht met de rechercheur te spreken die met deze zaak is belast. Als u niet een beetje haast maakt, zie ik me genoodzaakt een klacht over u in te dienen.’ Snotterend keek hij me ongelovig aan. Maar toen kwam er leven in het mannetje. ‘Nou ja ... in dat geval, uiteraard, meteen, eh ... sorry hoor, maar je kunt nooit weten. Eén ogenblik, ik bel even voor u, het duurt niet lang. Ik hoop dat de rechercheur er is.’ Hij stortte zich op de telefoon. ‘Hallo, centrale? Ja? ... Nöli van de receptie ... Hoor eens, wie is er bezig met de zaak-Ahmed Hamul? ... Ja ja, dringend! ... Iemand van de ambassade! – Welke? De Turkse natuurlijk! ... Ja ja, ik wacht wel even.’ Hij knikte me met een ernstig gezicht toe. ‘Ja, hallo, ja ... Wie? ... Rechercheur Futt? ... Juist ja, op zijn kamer ... Welk nummer? Honderdzeventien? ... Mooi. Ja, goed, dank u.’ Hij legde de hoorn op de haak en haalde zijn neus nog eens op. ‘Luister! Rechercheur Futt is op zijn kamer, vierde verdieping. Hij weet dat u eraan komt. Als u hier de hal in gaat, ziet u tien meter naar links de lift. Op de vierde verdieping gaat u rechtsaf. De vierde of de vijfde deur moet kamer 117 zijn.’ Ik bedankte hem en hij verontschuldigde zich nogmaals. Ik liep de hal uit. Ik nam de trap om erover na te denken wat ik de heer Futt kon zeggen. Ooit heeft iemand me eens wijs willen maken dat het met die rechercheur kwaad kersen eten is. Ik kwam nog ettelijke, onder paperassen gebukt gaande Nöli’s, onaantrekkelijke agentes en een groot aantal vrienden en manusjes-van-alles tegen voordat ik voor deur nummer 117 stond, aanklopte en naar binnen ging. Futt stond bij het raam te genieten van de zon op zijn kale hoofd. 28
awb sign - kemal kayankaya.indd 28
01-07-10 09:45
‘Ah! Goedendag! U bent van de ambassade, neem ik aan?’ Een metalen bureau, twee metalen stoelen en vier metalen kasten sierden het verder lege vertrek. De eentonige, vuilwitte kleur op de muren werd slechts onderbroken door een kalender waarop een herdershond de lucht in sprong. ‘Goedendag, meneer Futt. Ja, de Turkse ambassade heeft me belast met de taak de feiten in de zaak-Ahmed Hamul boven tafel te krijgen.’ Futt was ongeveer een meter negentig lang, zijn kale hoofd vertoonde deuken, in zijn kin zat een verticale inkeping, zijn roze hemd stond tot aan zijn navel open, en om zijn hals bungelde een gouden kettinkje, zo eentje dat je met een beetje geluk uit een kauwgomautomaat trekt. In zijn behaarde, stevige handen hield hij een sigaar, die het vertrek in een dunne nevel hulde. Hij zag eruit als een slager met vakantie. ‘Gaat u eerst zitten. Veel kan ik u helaas niet vertellen, want we hebben met ons onderzoek tot nu toe nog niet veel succes gehad.’ Zijn hand pakte de mijne. Hij voelde aan als ruw wc-papier. Hij leidde me naar een stoel. Toen ging hij tegenover me zitten, hij sloeg de map open die voor hem lag, en begon erop los te ratelen: ‘Ik weet niet waar u speciaal in geïnteresseerd bent, maar ik kan wel even kort alle tot nu toe bekende feiten opsommen.’ Hij hoestte. ‘De persoonlijke gegevens van Ahmed Hamul zullen u wel bekend zijn, die noem ik niet ... Hamul werd afgelopen vrijdag in de buurt van het station met een mes in zijn rug dood aangetroffen. Hij lag op een binnenplaats; een bewoonster vond hem ’s avonds toen ze naar de afvalcontainer wilde gaan. Hamul woonde met zijn vrouw en haar familie sinds tien jaar – sinds zijn huwelijk – in één huis. Hij heeft in een kleine fabriek voor elektraonderdelen gewerkt. We hebben alle bewoners van de flat ondervraagd, maar we hebben niets gevonden.’ Dat was kort en onvolledig. ‘Het spijt me heel erg, maar ik kan u op het ogenblik niet met meer informatie van dienst zijn.’ Ik verbaasde me er de hele tijd al over dat hij zo gedienstig en, gezien zijn functie, zo vriendelijk inlichtingen verstrekte, al waren ze dan gebrekkig. Misschien moesten afgevaardigden van de Turkse dictatuur sinds kort voorkomend bejegend worden. Ik vroeg hem snel alles wat hij verzwegen had. ‘Wat is de straat en het nummer van de flat? Hoe heet de fabriek waar hij gewerkt heeft? Wanneer is volgens de arts de dood ingetreden? En hebt u al vermoedens in een bepaalde richting?’ Zoals te verwachten was werd hij wantrouwend. 29
awb sign - kemal kayankaya.indd 29
01-07-10 09:45
‘Waarom wilt u dat eigenlijk allemaal weten? Ik bedoel, ik vraag het maar even. We kunnen onze informatie natuurlijk niet lichtzinnig aan Jan en alleman geven.’ ‘De geheime dienst van mijn land heeft gegronde redenen om aan te nemen dat Ahmed Hamul het slachtoffer is geworden van een aanslag door links-radicale elementen die uit Turkije gevlucht zijn en zich nu hier in de onderwereld ophouden. Verdere uitleg kan ik u niet geven. De zaak wordt strikt geheimgehouden, en ik weet zelf trouwens ook niet meer.’ Die zat. ‘Ja ja, dan is het wat anders. Sorry, maar dat wist ik natuurlijk niet. Voor ons was het tot nu toe een alledaagse moord. Begrijpt u wel?’ Ik begreep het. Langzaam begon ik er plezier in te krijgen. Ik haalde mijn pen en notitieblokje tevoorschijn en leunde met een ernstig gezicht achterover. Futt zocht de juiste map. ‘Ah, u hebt al pen en papier bij de hand ... Goed ... Het is de Sumpfrainerstraße nummer 24. De fabriek heet Fuchs & Zoon Elektraonderdelen ... Dat hebt u? Goed. Volgens de arts is de dood onmiddellijk ingetreden. Het tijdstip van de moord zal zo rond zes uur ’s avonds geweest zijn ... Wat onze vermoedens betreft, daarin moet ik u teleurstellen ... Eerlijk gezegd bent u verder dan wij.’ Daar had ik genoeg aan. Vermoedelijk wist hij inderdaad niet veel meer. Ik stond op, borg notitieblokje en pen op, en deed een stap naar het bureau van Futt toe. Hij stond eveneens op. We gaven elkaar een hand. ‘Hartelijk dank, meneer Futt. Als ik de komende tijd meer vragen heb, neem ik contact met u op. U hebt me erg geholpen.’ We zeiden elkaar gedag. Toen liet ik hem met zijn herdershond alleen. Het was zes uur. Aflossing van de wacht. Op de gang was het een drukte van belang. Vlak voor de trap links bevond zich een telefooncentrale. Een struise blondine die zichtbaar problemen had met de confectiemaat van haar uniform, had dienst. Ik was me er nog steeds van bewust een very important person van de Turkse ambassade te zijn. Ik bleef staan en lachte haar even koket toe. Ze nam me minachtend op. ‘Nou, Aladin, waar is je lamp?’ Ik had aan het begin van mijn carrière als privédetective een stapeltje visitekaartjes laten drukken. Dat hoorde erbij, dacht ik toentertijd. Ik heb ze bijna nooit nodig, maar ik heb er altijd een paar bij me. Nu was het moment aangebroken. Ik haalde een kaartje met de woorden kemal kayankaya privédetective uit mijn portefeuille, legde het met een dreun op de balie voor de blondine en gromde: ‘Geef dat maar aan rechercheur Futt als hij weggaat, of breng het naar zijn kamer. Het is belangrijk!’ 30
awb sign - kemal kayankaya.indd 30
01-07-10 09:45
Ze vertrok haar gezicht niet. ‘Doe ik.’ Of het verstandig was of niet, ik had er plezier in me voor te stellen wat voor gezicht Futt zou trekken als hij het kaartje las. Ik liep de trap af, ging nog even bij Nöli langs om hem mee te delen dat hij wegens zijn gedrag een disciplinaire straf tegemoet kon zien, en liep naar buiten, de zon in. Het avondverkeer wurmde zich door de straten. Ik had geen zin om me in de drukte te storten en ging de eerste de beste bar in. Tijdens het drinken van een pilsje hield de vraag me bezig of ik nu ook een soort smeris was. Mijn maag maakte een eind aan mijn gefilosofeer. Ik besloot naar huis te gaan, waar nog twee of drie gehaktballen in de koelkast moesten liggen. Het was een fiks eind en ik had tijd genoeg om over verdere stappen ten behoeve van Ilter Hamul na te denken.
31
awb sign - kemal kayankaya.indd 31
01-07-10 09:45