Handleiding
ATS - Inbraakcentrale Configureren ATS1806 Koppeling met iProtect™ Keymap™
2
Publicatie Juli 2013, Keyprocessor BV Paasheuvelweg 20 1105BJ Amsterdam www.keyprocessor.com Tel.: +31-20-4620700 Deze handleiding geeft de stand van kennis tijdens het bovengenoemde tijdstip weer. Keyprocessor werkt voortdurend aan de verbetering van haar producten. Voor de meest recente technische stand, neem contact op met uw consultant of dealer.
Inhoudsopgave Publicatie ..................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave ............................................................................................................. 2 1 Inleiding......................................................................................................... 3 1.1 Dit document .............................................................................................. 3 1.2 Hardware ................................................................................................... 3 2 Programmeren van de ATS1806 ........................................................................ 4 2.1 Standaard IP adres ...................................................................................... 4 2.2 Standaard Login/Password ........................................................................... 4 2.3 Universal Interface ...................................................................................... 4 2.4 User Authentication ..................................................................................... 5 2.5 Network Setup ............................................................................................ 5 2.6 Panel Setup ................................................................................................ 6 2.7 Standaard Login/Wachtwoord ATS ................................................................. 6 3 Netwerkconfiguratie inbraakcentrale met iProtect™ Aurora ................................... 7 3.1 Netwerk poorten ......................................................................................... 7 4 Configuratie in iProtect™ Aurora ....................................................................... 8 4.1 Lijn ............................................................................................................ 8 4.2 Node.......................................................................................................... 8 4.3 Alarmgroep ................................................................................................ 8 4.4 Alarmgebruikersgroep .................................................................................. 9 4.5 Kaartlezer .................................................................................................. 9 5 Visualisering alarmsysteem in Keymap™ ...........................................................10 5.1 Widgets plaatsen ........................................................................................10 5.2 Alarmpunt status ........................................................................................11 5.2.1 Fysieke status ............................................................................................11 5.2.2 Logische status ..........................................................................................12 5.2.3 Berekende status .......................................................................................12 6 Algemeen ......................................................................................................13 6.1 Type statussen ...........................................................................................13 6.2 Aantallen ...................................................................................................13 6.3 Keymap™ (Plattegrond) ..............................................................................13 6.4 Gebeurtenis ...............................................................................................14
3
1
Inleiding
1.1
Dit document
Dit document is gebaseerd op iProtect™ versie 8.00. Het is mogelijk dat bepaalde functionaliteit niet aanwezig is indien een oudere iProtect™ versie wordt gebruikt. De koppeling tussen een ATS en iProtect™ wordt ondersteund vanaf versie 7.02.x. Het inlezen van de programmatuur wordt vanaf iProtect™ versie 7.03 ondersteund. In dit document zal uitleg worden gegeven betreft de koppeling tussen een ATS inbraakcentrale en iProtect™ op basis van Ethernet (UDP). Voor het programmeren of aansluiten van de centrale zal men een Applicatie Note of een handleiding van centrale moeten raadplegen.
1.2
Hardware
De centrale, die gekoppeld kan worden met iProtect™, dient zijn voorzien van Universal Interface module (ATS1806 of ATS 1809). Deze module kan alleen gekoppeld worden aan de ATS3000, ATS4000 en ATS4500 in combinatie met de ATS 1801 (zie applicatie note 33 of een handleiding van de centrale raadplegen).
ssss
4
2
Programmeren van de ATS1806
Eerst dient de Universal Interface module te worden geconfigureerd.
J8 Na reboot “Factory Default” Gemaakt Na reboot “Eigen definitie” Verbroken
2.1
Standaard IP adres
Het standaard IP adres van het ATS paneel is:
2.2
192.168.0.100
Standaard Login/Password
Voor de standaard login kan gebruikt gemaakt worden van de volgende login/Password: Login naam Wachtwoord
ADVISOR MASTER 998765
Merk op:
De bovenstaande login is gelijk voor de Titan Management software.
2.3
Universal Interface
Open de Internet Explorer. Geef de URL in met het IP-adres van de Universal Interface module. Het volgende menu wordt getoond.
5
2.4
User Authentication
Druk op Login. Geef login naam in. Geef wachtwoord in.
2.5
Network Setup
Druk op Static address parameters. Geef het IP-adres in en druk op Submit.
Druk op Central station parameters. Hierin wordt geïndiceerd, met welke server of pc de centrale kan communiceren. Geef onder Management Central Stations het IP-adres in van de Polyx of iPU-8. Het UDP poortnummer kan op 3001 of 3002 worden gezet. Men kan ook met de Titan software verbinding maken. Het gebruikte poortnummer voor iProtect dient dan ook voor de Titan software te worden gebruikt. Opmerking: Of iProtect™ Of Titan (ATS programmeer programma) communiceert met de inbraakcentrale. Communicatie naar beide (tegelijk) wordt niet vanuit de inbraakcentrale ondersteund.
ssss
6
2.6
Panel Setup
Druk op Panel physical address. Geef de centrale het adres 1 en druk op Submit.
Druk op Panel security password. Geef hier een code in. Deze dient bij de Node als wachtwoord te worden ingevoerd.
Herstart de centrale.
2.7
Standaard Login/Wachtwoord ATS
Om direct d.m.v. het codebediendeel in te kunnen loggen, gebruikt Aritech de volgende inloggegevens: Soort gebruiker Hoofdgebruiker Installateur
Pincode 1122 1278
Settings via codebediendeel van het ATS paneel: Ga d.m.v. de installateurcode naar het installateursmenu; “*Menu” => “1278” => “enter” => “19” => “*Menu” “29” => “enter” in menu 29 activeren van de eerste 4 opties: “ja” remote up / down-load “ja” remote up / down-load als ingeschakeld “ja” remote controle mogelijk “ja” remote controle mogelijk als ingeschakeld Computer-adres: 0000 (standaard) omzetten naar 0001 Beveiligingswachtwoord: 0000000000 (standaard) in te stellen naar wens. Opmerking: voor de verbinding tussen iProtect en het ATS paneel is het beveiligingswachtwoord in de “Universal interface” (ATS1806/ATS1809 ip-kaart) van belang!
Het beveiligingswachtwoord dient overeen te komen met het wachtwoord in iProtect (in te stellen bij de ATS node). Om met de Titan software te kunnen verbinden dient dit wachtwoord ook via het Codebediendeel / Titan software te worden ingesteld.
7
3
Netwerkconfiguratie inbraakcentrale met iProtect™ Aurora
Er geldt een maximum van een inbraak centrale per Polyx™.
Bij het plannen van de netwerkconfiguratie dient u het kantoornetwerk en het technische netwerk te scheiden. Dit om te kunnen voldoen aan de EN 50131.
3.1
Netwerk poorten
Bij het koppelen van de inbraakcentrale dient rekening te worden gehouden met het (tijdelijk*) openzetten van bepaalde poorten. Platvorm Polyx Polyx Polyx ATS1806 ATS1806
Protocol TCP TCP TCP TCP UDP
Speed 10/100Mb 10/100Mb 10/100Mb 10Mb Half 10Mb Half
Full duplex Full duplex Full duplex duplex duplex
Poort 20100 20201 80* 80* 3001/2 ¹
Opmerking t.b.v. iProtect™ communicatie t.b.v. iProtect™ communicatie noodzakelijk bij inrichten systeem t.b.v. WEBserver Polyx™ ATS 1806
Opmerking! Het kunnen pingen van de Hardware binnen het technische netwerk moet bij het in bedrijf stellen van de hardware mogelijk zijn. ¹ - Afhankelijk van de ingestelde poorten. Zie hoofdstuk 2.5
ssss
8
4
Configuratie in iProtect™ Aurora
4.1
Lijn
Klik in iProtect™ Aurora op het menu item Installatie | Hardware | Lijn. Klik met de rechter muistoets in het browse venster en selecteer ‘Toevoegen lijn’. Het detailvenster opent. Voer de volgende gegevens in: Naam: Geef een logische benaming in Type: ‘Netwerkapparaat’ Actief: aanvinken Actief (met nodes): aanvinken Modus: ‘Keyprocessor/Profibus’ IP-adres: het IP-adres van de Polyx Sla de gegevens op.
4.2
Node
Klik in iProtect™ Aurora op het menu item Installatie | Hardware | Node. Klik met de rechter muistoets in het browsevenster en selecteer ‘Toevoegen node’. Het detailvenster opent. Voer de volgende gegevens in: Type: ‘ATS centrale’ Subnummer: 3 Wachtwoord: Voer hier het wachtwoord in die in hoofdtsuk 2.6 staat ingegeven Actief: (aanvinken) UDP poort: Voer hier de poort in die in hoofdstuk 2.5 staat ingegeven IP-adres: Voer hier het IP adres in die in hoofdstuk 2.5 staat ingegeven Paneel adres: Voer hier adres in die in hoofdstuk 2.6 staat ingegeven Sla de gegevens op. Druk op het veld Inlezen om de configuratie over te nemen vanuit het ATS paneel (groepen, punten en uitgangen). Bij het starten en stoppen van het inlezen zal een melding in de gebeurtenislijst worden weergegeven. Merk op: De bibliotheek teksten die vanuit Titan zijn geprogrammeerd, zullen niet in iProtect™ worden weergegeven
4.3
Alarmgroep
Klik in iProtect™ Aurora op het menu item Installatie | Hardware | Node. Klik in de treeview op het plusje voor de Inbraakcentrale (Node) en selecteer een Alarmgroep. Het detailvenster opent. Voer de volgende gegevens in: Toegangsgebied: Selecteer een toegangsgebied. Deze instelling is noodzakelijk om middels een kaartlezer het inbraaksysteem in- en uit te schakelen. Tijdzone (puntverandering als groep uitgeschakeld): Selecteer een tijdzone van bijvoorbeeld “kantoortijd”. Tijdzone (Puntverandering naar database): Selecteer een tijdzone van bijvoorbeeld “kantoortijd”. Sla de gegevens op.
9
4.4
Alarmgebruikersgroep
De alarmgebruikersgroep bepaald of de gebruiker een bepaald gebied mag in- of uitschakelen Klik in iProtect™ Aurora op het menu item Installatie | Hardware | Alarmsysteem | Derden | Alarmgebruikersgroep. Het detailvenster opent. Voer de volgende gegevens in: Naam: Geef een logische benaming in Inschakelen: Geef aan of de groep mag inschakelen Uitschakelen: Geef aan of de groep mag uitschakelen Klik in de treeview op het plusje voor de alarmgebruikersgroep en selecteer ‘gebiedslijst’. Selecteer de gebieden die relevant zijn voor de groep. Sla de gegevens op. Klik in iProtect™ Aurora op het menu item Toegang | Instellingen | Toegangsprofiel. Voeg de Alarmgebruiksgroep toe aan een bestaand toegangsprofiel.
4.5
Kaartlezer
Klik in iProtect™ Aurora op het menu item Installatie | Hardware | Lezer Selecteer een kaartlezer waarbij de in- en uitschakeling van het inbraakgebied moet plaatsvinden. Het detailvenster opent. Open het tabblad Inbraakbeveiliging: Toon ingeschakeld gebied op LED: Selecteer een inbraakgebied (Dit laat de LED van de kaart lezer knipperen bij een ingeschakeld gebied). In te schakelen gebied: Selecteer een inbraakgebied Uit te schakelen gebied: Selecteer een inbraakgebied Open het tabblad APB Selecteer bij ‘van gebied’ het ongedefinieerde toegangscontrole gebied (Outside for access control) Selecteer bij ‘naar gebied’ het gewenste toegangscontrole gebied Sla de gegevens op.
ssss
10
5
Visualisering alarmsysteem in Keymap™
5.1
Widgets plaatsen
Maak onder Algemeen | Instellingen | Keymap een plattegrond aan. Klik in het kader van het detailvenster en laad een afbeelding van het gebouw of van de verdieping, waar de detectoren geïnstalleerd zijn. Sla het record op. Het plaatje wordt nu als achtergrondplaatje voor de alarmvisualisering getoond.
Laden van het achtergrondplaatje voor de plattegrond
In de treeview is onder het nieuwe record van de plattegrond het record ‘Widgetpositionering’ verschenen. Klik op dit record. Het detailvenster ‘Widgetpositionering’ opent. Door middel van widgets kunt u nu elke soort status van elke detector / elk alarmpunt tonen. Herhaal voor elke widget de volgende stappen: 1. Klik met de rechter muistoets op het achtergrondplaatje en kies ‘Beveiligingsmelding (derden)’. Kies ‘alarmpunt’ en vervolgens de soort status, die u wilt laten tonen. Zie hiervoor ook het volgende hoofdstuk over ‘alarmpunt statussen’. 2. Het standaard symbool voor de momentele status van een standaard alarmpunt verschijnt. Sleep met de muis het object op de gewenste plaats en stel de grootte van het object in. 3. Klik op het tabblad ‘Widgetaansturing’. Selecteer bij ‘kolomwaarde’ het alarmpunt, waarvan de status getoond dient te worden. – U kunt bij ‘kolomnaam’ de status nog een keer aanpassen (u ziet hier een groter aantal statussen en parameters waaruit u kunt kiezen). U kunt bovendien op de andere tabbladen de grootte en positie van de widget exact instellen of bepalen, dat de status niet met een symbool, maar tekstueel getoond wordt.
11
Plaatsen van widgets op het achtergrondplaatje.
U kunt vergelijkbare statussen van alarmgroepen instellen. Welk standaard symbool welke waarde van een alarmpunt- of alarmgroep-status representeert, kunt u bij Algemeen | Instellingen | Keymap | Icoontoewijzing bekijken. Open bij Algemeen | Overzichten de nieuwe plattegrond. Controleer, of veranderingen bij de detectoren op een juiste manier op de plattegrond getoond worden.
5.2
Alarmpunt status
U kunt 3 soorten status van een alarmpunt (detector) laten tonen: Fysieke status (of ‘puntstatus’ in het detailvenster van het alarmpunt) Logische status en Berekende status (of ‘alarmstatus’ in het detailvenster van het alarmpunt)
5.2.1
Fysieke status
De fysieke status geeft aan, welke weerstand het systeem in het detector circuit meet: Weerstand Bijv.
Normaal (bedrijfslaag) Open (bedrijfshoog)
0Ω of oneindig 4.700Ω 9.400Ω
Standaard icoon kleur
‘Fysieke status’ vermelding in iProtect™ ‘Sabotage gesloten’ ‘Lus gesloten’
‘Lus geopend’
Beschrijving Sabotage aan detector Detector verandert weerstand – regulaire detectoroperatie Detector verandert weerstand – regulaire detectoroperatie
onbekend Voorbeeldwaarden gelden voor een DEOL van 1k
ssss
12
De fysieke status kan dus in 3 groepen worden ingedeeld: Extreme weerstandswaarden, die alleen door sabotage van de detector verklaard kunnen worden (‘Sabotage gesloten’/‘Sabotage geopend’), deze alarmsituatie wordt met de hoogste prioriteit vermeldt – onafhankelijk van bijv. de detectoroperatie Ongewone weerstandswaarden, die niet door normale detectoroperatie verklaard kunnen worden en bijv. op kabelcontact kunnen duiden (‘Lage weerstand’/‘Hoge weerstand’) Weerstandswaarden, die de detector bij regulaire functie kan innemen (‘Normaal’/ ‘Open’)
5.2.2
Logische status
De logische status is een eerste interpretatie van de weerstandswaarde op basis van de soort detector en ingevoerde parameters (bijv. ‘overbrugd’ op ‘ja’): zie opmerkingen van mij in de Galaxy handleiding Rust (de detector merkt geen onveilige situatie op) Actief (de detector merkt een onveilige situatie op, maar zijn alarmgroep staat niet op ‘scherp’) Alarm (de detector merkt een onveilige situatie op en zijn alarmgroep staat op ‘scherp’) Overbrugd (de meldingen van deze detector worden door het systeem genegeerd) Sabotage (bijv.: iemand opent ongeoorloofd de behuizing van de detector) Lokaal alarm Overval alarm Onbekend
5.2.3
Berekende status
De berekende status is een combinatie van de logische status van de detector en de scherpzetting van de alarmgroep van het alarmpunt: Rust: de alarmgroep van het alarmpunt staat niet op ‘scherp’ en het alarmpunt geeft geen alarmmelding Ingeschakeld: de alarmgroep van het alarmpunt staat op ‘scherp’ en het alarmpunt geeft geen alarmmelding Actief: de alarmgroep van het alarmpunt staat niet op ‘scherp’, het alarmpunt heeft een alarmmelding afgegeven en de alarmgroep werd nog niet gereset Alarm: de alarmgroep van het alarmpunt staat op ‘scherp’, het alarmpunt heeft een alarmmelding afgegeven en de alarmgroep werd nog niet gereset Overbrugd: de alarmgroep van het alarmpunt staat op ‘overbrugd’ Overzicht: Berekende status Alarmgroep scherp? Melding van alarmpunt? RUST NEE NEE INGESCHAKELD JA NEE ACTIEF NEE JA ALARM JA JA OVERBRUGD OVERBRUGD/NEE NEE OVERBRUGD/INGESCHAKELD OVERBRUGD/JA NEE OVERBRUGD/ACTIEF OVERBRUGD/NEE JA OVERBRUGD/ALARM OVERBRUGD/JA JA
13
6
Algemeen
6.1
Type statussen
Physical status (de reële lusstatus) Open (weerstand waarde) Gesloten (weerstand waarde) Logical status (de vertaling van de physical status naar een alarmtoestand) ingeschakeld, in alarm, tamper, etc Calced status De vertaling van [physical + logical] in combinatie met de (alarm-) status van de groep waarin de zone zit. Bij het uitschakelen van het blok zal het punt welke in alarm is geweest, direct worden gereset.
6.2
Aantallen
Tabel Alarmgroup Alarmpoint Alarmgroupalarmpoint AlarmExternal
6.3
Keymap™ (Plattegrond)
Keymap AlarmExternal (MODE) AlarmExternal (STATUS) AlarmGroup (STATUS) AlarmGroup (MODE) AlarmGroup (ALARM) Alarmpoint (CALCEDSTATUS)
Alarmpoint (LOGICALSTATUS)
Alarmpoint (MODE) Alarmpoint (PHYSICALSTATUS)
Aantal te definiëren 256 2500 2500 80
Objecten 0) Uit; 1) Aan 0) Uit; 1) Aan 0) Uitgeschakeld; 1) Ingeschakeld; 2) Gedeeltelijk ingeschakeld 0) Uitschakelen; 1) inschakelen; 2) gedeeltelijk inschakelen 0) Normaal; 1) Alarm 0) Rust; 1)Ingeschakeld; 2)Actief; 3)Alarm; 4) Overbrugd; 5) Overbrugd/Ingeschakeld; 6) Overbrugd/Actief; 7) Alarm/Overbrugd 1) Sabotage; 2) Alarm; 3) Normaal 4) Overval alarm; 5) Local alarm; 7) Overbrugd; 10) Actief 0) Nee; 1) Ja 1) Sabotage gesloten; 3) Lus gesloten; 5) Lus geopend (alarm); 6) Sabotage geopend
ssss
14
6.4
Gebeurtenis
Ga naar het menu: Algemeen Instellingen Gebeurtenis. Klik in het zoekvenster op ‘Zoeken’. Binnen iProtect kunnen de volgende gebeurtenistypen gebruikt worden: Alarmpunt: Status gewijzigd Alarmpunt: Overbrugstatus gewijzigd Alarmpunt: Modus gewijzigd Alarmoutput: Status gewijzigd Alarmoutput: Modus gewijzigd Alarmgroep: Status gewijzigd Alarmgroep: Modus gewijzigd Alarmgroep: Alarm gewijzigd