ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN GECOMBINEERD VERKENNEND EN KARTEREND BOORONDERZOEK TERBORGSEWEG (ONG.) TE DOETINCHEM GEMEENTE DOETINCHEM
Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek Terborgseweg (ong.) te Doetinchem in de gemeente Doetinchem Opdrachtgever
Greenhouse Advies bv Sweerts de Landasstraat 27 6814 DA Arnhem
Project
DOE.GRE.ARC
Rapportnummer
11075859
Status
Eindrapportage
Datum
20 september 2011
Vestiging
Doetinchem
Auteur
Ir. E.M. ten Broeke
Paraaf
Autorisatie
Drs. A.H. Schutte (Senior KNA-Archeoloog)
Paraaf
© Econsultancy bv, Doetinchem Foto’s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. ISSN: 2210-8777 (Analoog rapport) ISSN: 2210-8785 (Digitaal rapport E-depot)
Econsultancy Archeologisch Rapport
Administratieve gegevens plangebied Projectcode en nummer
11075859 DOE.GRE.ARC
Toponiem
Terborgseweg (ong.)
Opdrachtgever
Greenhouse Advies bv
Gemeente
Doetinchem
Plaats
Doetinchem
Provincie
Gelderland
Kadastrale gegevens
gemeente Ambt-Doetinchem, sectie M, nummers 1842, 2235, 2236, 3535 en 5134
Omvang plangebied
± 4.275 m²
Kaartblad
40 F (1:25.000)
coördinaten centrum plangebied
X: 217.530 / Y: 441.665
Bevoegde overheid
Gemeente Doetinchem Mevrouw ing. MSc. Y. van Tienen Postbus 9020 7000 AH Doetinchem Tel. 0314-377490 Email:
[email protected]
Deskundige namens de bevoegde overheid
De heer drs. M. Kocken, Regionaal Archeoloog regio Achterhoek Gezellenlaan 10 Postbus 53 7000 AB Doetinchem Tel. 0314-321235 Email:
[email protected]
ARCHIS2
Bureauonderzoek 47.958 N.v.t. 37.976
Onderzoeksmeldingsnummer (OM-nr.) Vondstmeldingsnummer Onderzoeksnummer
Booronderzoek 47.959 417.928 37.977
Archeoregio NOaA
Utrechts-Gelders rivierengebied
Beheer en plaats documentatie
Econsultancy, Doetinchem / Provinciaal Archeologisch Depot Gelderland
Uitvoerders
Econsultancy, Ir. E.M. ten Broeke
Kwaliteitszorg Econsultancy beschikt over een eigen opgravingsvergunning, afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De opgravingsvergunning geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de RCE stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen. Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een booronderzoek wordt in het algemeen uitgevoerd door het steekproefsgewijs onderzoeken van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een booronderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsultancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie.
Econsultancy Archeologisch Rapport
SAMENVATTING Econsultancy heeft in opdracht van Greenhouse Advies bv, namens IrisZorg, een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Terborgseweg (ong.) te Doetinchem in de gemeente Doetinchem (zie figuren 1 en 2). In het plangebied zal een woon- annex opvangvoorziening worden gerealiseerd. Een deel van de nieuwbouw zal worden ingericht als kantoorruimte. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er een gerede kans is dat archeologische waarden wel of niet aanwezig (kunnen) zijn in de ondergrond, die door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast/verloren kunnen gaan. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 3). Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied op te stellen. Het inventariserend veldonderzoek, (IVO-overig, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen. Het IVO dient inzicht te verschaffen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Daarnaast is het gericht op het opsporen van eventueel aanwezige archeologische vondsten en/of sporen en het verkrijgen van een eerste indruk van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging hiervan. Met de resultaten van het archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of vervolgonderzoek en/of planaanpassing noodzakelijk is. Gespecificeerde archeologische verwachting In het plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden vanaf het einde van het Laat-Paleolithicum en wordt de kans hoog geacht. De archeologische resten worden in de top van de rivierduinafzettingen/dekzandafzettingen verwacht. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen en waterputten) worden binnen 50 cm beneden het maaiveld verwacht. Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) blijkt dat de aangetroffen bodemopbouw bestaat uit rivierduinafzettingen met in de ondergrond een dunne Laag van Wijchen, welke de overgang vormt naar de vlechtende rivierafzettingen van de Rijn. In het centrale deel van het plangebied is de in de rivierduinafzettingen vorstvaaggrond nog grotendeels intact aanwezig. In het zuidwestelijke en noordoostelijke deel van het plangebied, nabij de bestaande bebouwing/waar recentelijk nog bebouwing heeft gestaan, is de bodem zo verstoord dat kenmerken van het oorspronkelijke bodemprofiel vaak volledig ontbreken. In het zeefresidu van het intacte deel van de aanwezige vorstvaaggrond, binnen het centrale deel van het plangebied, zijn archeologische vondsten aangetroffen in de vorm van laat-middeleeuwse aardewerkfragmenten. In een geroerde laag ter plaatse van een boring binnen het zuidwestelijke deel van het plangebied (langs het pand gelegen aan de Terborgseweg 63) is eveneens een fragment laatmiddeleeuws aardewerk aangetroffen. In een boring binnen het centrale deel van het plangebied is tevens een sterk grijs gekleurde, licht humeuze laag aangetroffen en betreft mogelijk een oude akkerlaag.
11075859 DOE.GRE.ARC
Conclusie De aangetroffen archeologische indicatoren wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, wordt door het inventariserend veldonderzoek grotendeels bevestigd. Selectieadvies Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan binnen het centrale, braakliggende en voorheen onbebouwde deel van het plangebied een vervolgonderzoek te laten uitvoeren (zie figuur 18). Er wordt geadviseerd het vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een IVO karterende en waarderende fase, proefsleuven (IVO-P). Voor het proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk, dat voor aanvang van de werkzaamheden moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag, de gemeente Doetinchem. Binnen het zuidwestelijke en noordoostelijke deel van het plangebied hebben reeds diepere bodemverstoringen plaatsgevonden, waardoor een deel van de verwachte vindplaats reeds verstoord is. Daarnaast wordt het pand binnen het zuidwestelijke deel van het plangebied (Terborgseweg 63) alleen gerenoveerd, waardoor ter plaatse vooralsnog geen bodemingrepen zullen gaan plaatsvinden. Dit selectieadvies is voorgelegd aan het bevoegd gezag in kwestie, Burgemeester en Wethouders van de gemeente Doetinchem en door middel van een selectiebesluit als zodanig bekrachtigd (beoordelingsrapport van de heer drs. M. Kocken, regionaal archeoloog regio Achterhoek, kenmerk: 2011u00718, d.d. 15 september 2011). Bovenstaand selectieadvies wordt onderschreven.
11075859 DOE.GRE.ARC
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2
DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN ......................................................................... 1
3
BUREAUONDERZOEK .............................................................................................................. 2 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12
4
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK .............................................................................. 21 4.1 4.2 4.3
5
Methoden .......................................................................................................................... 2 Afbakening van het plangebied ........................................................................................ 3 Huidige situatie ................................................................................................................. 3 Toekomstige situatie ......................................................................................................... 3 Beschrijving van het historische gebruik .......................................................................... 4 Aardwetenschappelijke gegevens .................................................................................... 6 Archeologische waarden ................................................................................................ 10 Aanvullende informatie ................................................................................................... 18 Relatie aardwetenschappelijke informatie met archeologische waarden....................... 18 Korte bewoningsgeschiedenis van het oostelijk dekzand- en rivierenlandschap .......... 18 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ........................................................ 19 Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek .................................................... 20
Methoden ........................................................................................................................ 21 Resultaten ....................................................................................................................... 22 Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek ........................................................ 24
CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES ....................................................................................... 25 5.1 5.2
Conclusie ........................................................................................................................ 25 Selectieadvies................................................................................................................. 26
LITERATUUR ...................................................................................................................................... 27 BRONNEN .......................................................................................................................................... 27
11075859 DOE.GRE.ARC
LIJST VAN AFBEELDINGEN Figuur 1. Figuur 2. Figuur 3. Figuur 4. Figuur 5. Figuur 6. Figuur 7. Figuur 8. Figuur 9. Figuur 10. Figuur 11. Figuur 12. Figuur 13. Figuur 14. Figuur 15. Figuur 16. Figuur 17. Figuur 18.
Situering van het plangebied binnen Nederland Detailkaart van het plangebied Globale ligging van het plangebied binnen de Stadsplattegrond van Doetinchem van Jacob van Deventer Situering van het plangebied binnen de topografische militaire kaart uit 1830-1850 Situering van het plangebied binnen de topografische militaire kaart uit 1890 (Bonneblad) Situering van het plangebied binnen de topografische militaire kaart uit 1908 (Bonneblad) Situering van het plangebied binnen de topografische militaire kaart uit 1930 (Bonneblad) Situering van het plangebied binnen de topografische kaart uit 1957 Situering van het plangebied binnen de topografische kaart uit 1966 Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart van Nederland Situering van het plangebied binnen de archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Doetinchem Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart van Nederland Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied Situering van het plangebied binnen de archeologische beleidskaart van de gemeente Doetinchem Boorpuntenkaart Vondstenkaart Kaart met advieszone waar vervolgonderzoek voor wordt geadviseerd
LIJST VAN TABELLEN Tabel I. Tabel II. Tabel III. Tabel IV. Tabel V. Tabel VI. Tabel VII. Tabel VIII. Tabel IX. Tabel X. Tabel XI. Tabel XII. Tabel XI. Tabel XIV.
Geraadpleegd historisch kaartmateriaal Bouwkundige monumenten KICH Verleende bouwvergunningen Terborgseweg 63 (zuidwestelijk deel plangebied) Verleende bouwvergunningen Julianaplein 12 (noordoostelijk deel plangebied) Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Grondwatertrappenindeling Grondwatergegevens plangebied Overzicht AMK-terreinen Overzicht onderzoeksmeldingen Overzicht ARCHIS-waarnemingen Overzicht ARCHIS-vondstmeldingen Gespecificeerde archeologische verwachting Hoofdlijn bodemopbouw Overzicht aangetroffen archeologische indicatoren
BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Bewoningsgeschiedenis van Nederland AMZ-cyclus Boorprofielen
11075859 DOE.GRE.ARC
1
INLEIDING
Econsultancy heeft in opdracht van Greenhouse Advies bv, namens IrisZorg, een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Terborgseweg (ong.) te Doetinchem in de gemeente Doetinchem (zie figuren 1 en 2). In het plangebied zal een woon- annex opvangvoorziening worden gerealiseerd. Een deel van de nieuwbouw zal worden ingericht als kantoorruimte. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er een gerede kans is dat archeologische waarden wel of niet aanwezig (kunnen) zijn in de ondergrond, die door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast/verloren kunnen gaan. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 3). Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek (hoofdstuk 3) en een inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) door middel van boringen (hoofdstuk 4). Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt een advies gegeven of vervolgstappen nodig zijn en zo ja, in welke vorm (hoofdstuk 5). Dit advies dient te worden getoetst door het bevoegd gezag, de gemeente Doetinchem, waarna een besluit zal worden genomen of het plangebied kan worden vrijgegeven of dat vervolgstappen nodig zijn. 2
DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN
Het onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de archeologische waarden van het plangebied. Het bureauonderzoek heeft tot doel om een gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied op te stellen. De archeologische verwachting is gebaseerd op bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden in en om het plangebied. Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:
Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid die vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of -rug, nabij een veengebied of een beekdal)? Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied?
Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen. Het is gericht op het verkrijgen van inzicht in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied en het inventariseren van eventueel aanwezige archeologische vondsten en/of sporen om een eerste indruk te vormen van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging hiervan. Een oppervlaktekartering, indien mogelijk, heeft tot doel het verzamelen van aan het oppervlak liggende archeologische indicatoren door het belopen van akkers en/of het inspecteren van molshopen, geschoonde slootkanten en andere bodemontsluitingen.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 1 van 54
Het veldonderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen:
Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied? Is het bodemprofiel binnen het plangebied intact of (geheel of gedeeltelijk) verstoord en indien verstoord, tot welke diepte gaat deze verstoring? Zijn, daar waar het bodemprofiel intact is, archeologische indicatoren aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats? Zo ja, wat is de aard, diepteligging en minimale en maximale dikte ervan? Zijn er archeologische lagen aangetroffen (cultuur- en afvallagen cq. ophogingslagen)? Zo ja, wat is de aard, diepteligging en minimale en maximale dikte ervan? In welke mate stemmen de resultaten overeen met de verwachtingen? Indien er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig is, wat zijn dan de gevolgen van de voorgenomen bodemingrepen voor de vindplaats?
Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 10 en 11 augustus 2011 door ir. E.M. ten Broeke (prospector). Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op 18 augustus 2011. Meegewerkt hebben: ir. E.M. ten Broeke (prospector) en drs. G.W.J. Spanjaard (fysisch geograaf). Het rapport is gecontroleerd door drs. A.H. Schutte (senior KNA-archeoloog/kwaliteitscontroleur). 3 3.1
BUREAUONDERZOEK Methoden
Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2, maart 2010), die is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie en is ondergebracht bij het SIKB te Gouda. Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en 1 LS05. De resultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06. Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht:
afbakening van het plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik (LS01); beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (LS02); beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03); beschrijving van bekende archeologische en historische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04); opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05).
Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zijn de volgende bronnen geraadpleegd: 1
het Archeologische Informatie Systeem (ARCHIS); de Archeologische Monumenten Kaart (AMK); de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW); geologische kaarten, geomorfologische kaarten en bodemkaarten; de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINOLoket); de Wateratlas van de provincie Gelderland; literatuur en historisch kaartmateriaal;
Beschikbaar via www.sikb.nl
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 2 van 54
3.2
de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH); bouwhistorische gegevens; de recente topografische kaart (schaal 1:25.000); recente luchtfoto’s; het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); de archeologische verwachtingskaarten van de gemeente Doetinchem; plaatselijke (amateur-)archeoloog c.q. heemkundevereniging; het NUMismatisch InformatieSysteem (NUMIS). Afbakening van het plangebied
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen feitelijk de bodemverstorende ingreep gaat plaatsvinden. Het onderzoeksgebied is het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het plangebied. Dit gebied is groter dan het plangebied. In het huidige onderzoek betreft het onderzoeksgebied het gebied binnen een straal van circa 700 meter rondom het plangebied. Het plangebied heeft oppervlakte van ± 4.275 m² en ligt aan de Terborgseweg (ong.), circa 0,5 km ten zuidoosten van de (historische) kern van Doetinchem in de gemeente Doetinchem (zie figuren 1 en 2). Volgens het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN) ligt het maaiveld op een hoogte van circa 13,5 m +NAP. Het plangebied is kadastraal bekend gemeente Ambt-Doetinchem, sectie M, nummers 1842, 2235, 2236, 3535 en 5134. Het plangebied ligt binnen de vooroorlogse woonwijk “De Pas” en wordt deels omgeven door woonpercelen. Langs de zuidwestzijde van het plangebied loopt de Terborgseweg. Langs de zuidoostzijde loopt de Emmastraat, met aan de overzijde een begraafplaats. Ten noordoosten ligt het Julianaplein. Aan de noordwestzijde ligt een parkeerkeerterrein. 3.3
Huidige situatie
Voor het bureauonderzoek is het van belang de huidige situatie te onderzoeken. Landgebruik en bebouwing kunnen van invloed zijn op de archeologische verwachting. Het zuidwestelijke deel van het plangebied is bebouwd met een pand dat zowel een kantoor- als woonfunctie heeft/heeft gehad. Het noordoostelijke deel was recentelijk nog bebouwd met een industrieel pand (pindafabriek). Een groot deel van het plangebied is heden braakliggend terrein of is in gebruik als groenstrook. 3.4
Toekomstige situatie
Het toekomstige gebruik van het plangebied kan bepalend zijn voor het vervolgtraject (behoud in-situ of behoud ex-situ van archeologische waarden). De manier waarop het plangebied wordt ingericht kan tot gevolg hebben dat eventueel aanwezige archeologische waarden (deels of geheel) onverstoord (kunnen) blijven. Ook kan besloten worden de inrichting zo aan te passen dat archeologische waarden alsnog onverstoord kunnen blijven liggen. Het pand aan de Terborgseweg 63 zal worden verbouwd/gerenoveerd. Aan de achterzijde van dit pand (centrale en noordoostelijke deel plangebied) zal de uitbreiding van woonvoorziening gerealiseerd worden. Ter plaatse van de nieuwbouw zal een standaard strook/sleuffundering worden aangelegd tot een diepte van maximaal 1 m -mv. Er zal voor zover bekend géén onderkeldering gaan plaatsvinden.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 3 van 54
3.5
Beschrijving van het historische gebruik
In het plangebied kunnen naast archeologische sporen ook sporen van menselijk gebruik voorkomen die nog in het landschap zichtbaar zijn. Het gaat hierbij om historische gebouwen en historische geografie. Veel van de bewaard gebleven historische geografie geeft door de herverkavelingen in de e tweede helft van de 20 eeuw een incompleet beeld van het historisch landschap. Historische kaarten van vóór de herverkaveling zijn een goede aanvulling op het huidige incomplete beeld. Voor de historische ontwikkeling is naast het historisch kaartmateriaal ook relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd. Historisch kaartmateriaal De situatie van het plangebied is op verschillende historische kaarten als volgt: Geraadpleegd historisch kaartmateriaal2
Tabel I. Bron
2
Periode
Kaartblad
Schaal
Omschrijving plangebied
Bijzonderheden/directe omgeving
Jacob van Deventer
Rond 1560
Stadsplattegrond Doesburg
1:10.000
Onbebouwd. De lichte kleuring duidt waarschijnlijk op een hogere ligging langs de Oude IJssel en was mogelijk in agrarisch gebruik (rivierduin?). Gelegen langs “De Groote weg van Doetinchem naar Terborg”.
Ten noordwesten oude stads kern van Doetinchem met dubbele omgrachting.
Militaire topografische kaart
18301850
40_2rd
?
Agrarisch gebruik, merendeel akkerland, noordoostelijk lager gelegen deel grasland.
Watergang ten noordoosten en noordwesten aangeduid als “De Schouwgraaf”, afsplitsing ten noordoosten van De Slinge en afwaterend ten westen op de Oude IJssel.
Militaire topografische kaart (Bonneblad)
1890
493
1:50.000
Agrarisch gebruik, merendeel akkerland, noordoostelijk lager gelegen deel grasland.
Terreindeel ten zuidwesten aangeduid als begraafplaats. Spoortracé ZevenaarDoetinchem-Winterswijk (en afsplitising naar Ruurlo) aanwezig + station Doetinchem.
Militaire topografische kaart (Bonneblad)
1908
493
1:50.000
Agrarisch gebruik, merendeel akkerland, noordoostelijk lager gelegen deel grasland.
Toename bebouwing langs doorgaande weg naar Terborg.
Militaire topografische kaart (Bonneblad)
1930
493
1:50.000
Zuidwestelijk en noordoostelijk deel bebouwd. Bebouwing binnen zuidwestelijke deel betreft deel huidige pand aan de Terborgseweg 63.
Ontstaan van vooroorlogse woonwijk “De Pas”.
Topografische kaart
1957
40 F
1:25.000
Grotendeels huidige bebouwing.
Verdere ontwikkeling bebouwde kom.
Topografische kaart
1966
40 F
1:25.000
Enige uitbreiding bebouwing tot bestaande situatie.
Verdere ontwikkeling bebouwde kom.
www.watwaswaar.nl
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 4 van 54
Voor onderhavig bureauonderzoek gaat het te ver om de geschiedenis van (de historische stadskern) van Doetinchem uitgebreid te bespreken. In de vroegste schriftelijke overlevering wordt Doetinchem voor het eerst vermeld in een oorkonde van bisschop Albericus van Utrecht van 23 maart 838 na Chr. In dit geschrift wordt melding gemaakt van het schenken van allodiale goederen (dat wil zeggen: vrij van elke leenband), waaronder de kerk en de daarbij behorende horigen in de 'villa Duetinghem'. Het betrof destijds voornamelijk de bebouwing binnen de oude stadgrachten en -poorten van Doetinchem. De 'villa Duetinghem' begon in ecode nomische zin betekenis te krijgen in de 12 eeuw. De nabijgelegen loop van de Oude IJssel diende als natuurlijke snelweg, welke voor kleine schepen bevaarbaar was in zowel zuidoostelijke richting tot in het huidige Duitsland (Westfalen) als in westelijke richting tot Doesburg. In 1236 werd aan Doetinchem stedelijke rechten verleend. De stadspoorten van Doetinchem, welke hiermee de buitenste de grens van de historische kern van Doetinchem aangeven, dateren van rond het eind van de 13 eeuw. Voor uitgebreide informatie over de geschiedenis van Doetinchem wordt verwezen naar het 3 boek "Geschiedenis van Doetinchem" van de oudheidkundige kring 'Deutekom'. Het plangebied zelf ligt ongeveer 500 meter ten zuidoosten van de stadkern en was, op basis van het de geraadpleegde historische kaartmateriaal, in ieder geval vanaf halverwege de 16 eeuw onbebouwd (zie figuur 3). De lichte kleuring duidt waarschijnlijk op een hogere ligging langs de Oude IJssel en was mogelijk in gebruik als akkerland (rivierduin?). De Terborgseweg werd destijds aangeduid als “De Groote weg van Doetinchem naar Terborg”. Het plangebied bleef voor lange tijd in agrarisch gebruik, grotendeels als akkerland, het noordoostelijk de lager gelegen deel als grasland (zie figuren 4, 5 en 6). In ieder geval in de eerste helft van de 19 eeuw was er een watergang aanwezig ten noordoosten en noordwesten, aangeduid als “De Schouwgraaf”. Het vormde een afsplitsing van de ten noordoosten gelegen beekdal van de Slinge en waterde vervolgens af ten westen op de Oude IJssel. Deze watergang is waarschijnlijk gegraven ten behoeve van afwatering van overtollig water van de Slinge (perioden van hoogwater). Het terreindeel ten zuidde westen is in de tweede helft van de 19 eeuw in gebruik genomen als RK begraafplaats. Het spoorde tracé Zevenaar-Doetinchem-Winterswijk (en afsplitsing naar Ruurlo) is in de jaren ’80 van de 19 eeuw ontstaan. ste
In de jaren ’30 van de 20 eeuw is het zuidwestelijke en noordoostelijke deel van het plangebied bebouwd geraakt, gelijktijding met de ontwikkeling van de vooroorlogse woonwijk “De Pas” (zie figuur 7). De bebouwing binnen zuidwestelijke deel betreft een deel van het huidige pand aan de Terborgseweg ste 63. In de jaren ’40 t/m ’70 van de 20 eeuw hebben diverse uitbreidingen plaatsgevonden (zie figuren 8 en 9). 4
KICH Het KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH) heeft alle bekende archeologische en bouwkundige monumenten en historisch-geografische informatie samengebracht in een digitale kaart. Via deze kaart zijn cultuurhistorische waarden per gebied te bekijken. Het raadplegen van KICH heeft voor het onderzoeksgebied de volgende aanvullende informatie opgeleverd met betrekking tot archeologische en bouwkundige monumenten.
3 4
Boogman & Oosterhaven, 1986 www.kich.nl
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 5 van 54
Tabel II.
Bouwkundige monumenten KICH
Situering t.o.v. plangebied
Monument nr.
Type object
Status
Datering
200 meter ten noorden
513.135
Bouwkunst; kerkelijk gebouw
Rijksmonument
1500 t/m 1949 (Nieuwe tijd)
Omschrijving Betreft de in 1934 gebouwde R.K. kerk O.L. Vrouw Ten Hemelopneming met pastorie.
Bouwhistorische gegevens Bij de gemeente is het archief van de Bouw- en Woningtoezicht geraadpleegd (contactpersoon mevrouw Y. van Tienen). Tabel III geeft een opsomming van de verleende bouwvergunningen van de huidige en/of reeds gesloopte bebouwing binnen het plangebied. Tabel III.
Verleende bouwvergunningen Terborgseweg 63 (zuidwestelijk deel plangebied)
Jaartal
Omschrijving
1949
Bouw van kantoorruimte (noordoostelijke deel van pand aan de Terborgseweg 63), voorzien van strook/sleuffunderingen tot 75 cm -mv.
1952
Bouw van een houten keet/schuur, voorzien van betontegels en cunet-/stabilisatiezand tot 30 cm -mv.
1987
Verbouwen van magazijn ((noordoostelijke deel van pand aan de Terborgseweg 63), geheel voorzien van een kruipruimte en strook-/sleuffunderingen tot 80 cm -mv.
Tabel IV.
Verleende bouwvergunningen Julianaplein 12 (noordoostelijk deel plangebied)
Jaartal
Omschrijving
1946
Bouwen van een fabrieksruimte, voorzien van strook-/sleuffunderingen tot 70 cm -mv.
1947
Aanbouwen van een kantoor aan fabrieksruimte, voorzien van strook-/sleuffunderingen tot 75 cm -mv.
1956
Uitbreiden van fabrieksruimte, voorzien van strook-/sleuffunderingen tot 60 cm -mv.
1973
Uitbreiden van fabrieksruimte, voorzien van strook-/sleuffunderingen tot 70 cm -mv.
Voor het zuidwestelijke en noordoostelijke deel van plangebied wordt vanuit de bouwdossiers duidelijk dat er meerdere malen bodemingrepen hebben plaatsgevonden. Hierdoor zullen (aanzienlijke) bodemverstoringen hebben plaatsgevonden. 3.6
Aardwetenschappelijke gegevens
Het landschap heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het nederzettingspatroon van de mens. Bij onderzoek naar archeologische sporen in een bepaald gebied is het van groot belang te weten hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien. Men kan meer te weten komen over dit landschap door de geologische opbouw, de bodem en de hydrologie van een gebied te bestuderen.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 6 van 54
De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied: Tabel V.
Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Type gegevens
Geologie
5
Gegevensomschrijving Rivierduinafzettingen (Laagpakket van Delwijnen) van de Formatie van Boxtel op fluviatiele zanden van de Formatie van Kreftenheye. Tussen rivierduinafzettingen en rivierafe zettingen mogelijk overstromingsleem/-klei (1 Laag van Wijchen). Bovenop rivierduin kan ook nog een dunne laag Laat-Holocene klei (Formatie van Echteld) op Vroege Holocene overstromingsklei (2 Laag van Wijchen) voorkomen.
Geomorfologie
6
Bebouwing (B)
Archeologische waarden- en verwachtingskaart gemeente Doetinchem7
Merendeel plangebied op een rivierduin (Fer3). Noordoostelijke deel binnen een gebied van dekzandruggen en koppen (Edr3).
Bodemkunde8
Bebouwing (lh BEBOUWING)
9
Geologie De ondergrond van de omgeving van Doetinchem maakt deel uit van een groot preglaciaal bekken. Dit bekken is in eerste instantie gevormd door een voorloper van de Rijn, waarna het subglaciaal verder is geërodeerd door het landijs tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien (ca. 250.000 - 130.000 jaar geleden). Tevens is toen het stuwwallengebied van Montferland ontstaan, welke zich bevindt verder ten westen van het plangebied. Het preglaciaal bekken is tijdens het terugtrekken en daarmee het afsmelten van het landijs gedeeltelijk opgevuld met een dunne laag keileem met daarop glaciofluviale afzettingen van de Formatie van Drente. Vervolgens hervatte de Rijn weer zijn noordelijke koers door het Pleistocene Bekken. Gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien (ca. 120.000 - 10.000 jaar geleden), bereikte het landijs Nederland niet. Toentertijd heerste er in Nederland wel een continentaal periglaciaal klimaat. Dit houdt in dat de omstandigheden erg koud en droog waren. Het landschap in Nederland bestond uit een poolwoestijn, waarin vrijwel geen vegetatie aanwezig was. Ook in de eerste helft van het Weichselien bleef de Rijn stromen via het IJsseldal, tot na het eerste koude maximum (Vroeg-Pleniglaciaal, 74.000 tot 60.000 jaar geleden). In de tweede helft van het Weichselien (vanaf 60.000 jaar geleden) boog het Rijndal langzaam westwaarts af, om tussen Montferland en de Veluwezoom richting de Betuwe en West-Nederland te gaan stromen. Tussen 40.000 en 25.000 jaar geleden heeft het merendeel van de Rijn door dit gebied gestroomd. Daarna verloor ook dit deel van de Rijn stapsgewijs haar afvoer, omdat de nog zuidelijker geleden verbindingen via het Niersdal en uiteindelijk de Gelderse Poort actief werden. In het Oude IJsseldal is echter tot in ieder geval het einde van het Weichselien een Rijntak actief gebleven. Tijdens de laatste koude periode (het Jonge Dryas, 12.750 tot 11.755 jaar geleden) werd een nieuw, ondiep dal gevormd, welke ook bekend staat als terras X. Hierbinnen zijn nog veel vlechtende riviergeulen bewaard gebleven, welke op basis van de aanwezige topografie nog in het landschap te herkennen zijn. Vanuit de vaak geheel of gedeeltelijk droogliggende bedding kon in het tweede deel van het Jonge Dryas (een zeer droge fase met sterke eolische activiteit) verstuivingen optreden, waardoor rivierduinen zijn gevormd langs de noordoostzijde van het dal van de Oude IJssel, bovenop het in het Pleniglaciaal reeds gevormde Laagterras. Deze afzettingen behoren tot de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Delwijnen. 5
De Mulder et al., 2003 Alterra, 2003 7 Van Oosterhout, 2008 8 Stichting voor Bodemkartering, 1966 9 De Mulder et al., 2003 / Berendsen, 2008 / Cohen et al., 2009 / Miedema, 2009 6
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 7 van 54
Nog niet duidelijk is of direct aan het begin van het Holoceen (Preboreaal) de Rijn het gebied van de Oude IJssel definitief verlaten heeft of dat nog tot in het Preboreaal/begin van het Boreaal (zie bijlage 1) een nevengeul actief bleef. Tijdens perioden van hoge Rijnwaterstanden is wel een vrij dikke laag rivierklei afgezet, welke behoort tot de Laag van Wijchen (Formatie van Kreftenheye). Vanaf het Boreaal stroomde er circa 7000 jaar lang bijna geen Rijnwater meer door het dal van de Oude IJssel, welke dus alleen maar zorgde voor lokale afwatering. Pas vanaf de Romeinse tijd werden er weer sedimenten afgezet in het gebied van de Oude IJssel, als gevolg van een toenemende sedimentlast en overstromingsfrequentie van de Rijn. Deze afzettingen behoren tot de Formatie van Echteld. 10
DINO Het Dinoloket is de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO). Het DINO-systeem is de centrale opslagplaats voor geowetenschappelijke gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond van Nederland. Het archief omvat diepe en ondiepe boringen, grondwatergegevens, sonderingen, geo-elektrische metingen, resultaten van geologische, geochemische en geomechanische monsteranalyses, boorgatmetingen en seismische gegevens. De site wordt beheerd door TNO. 11
In het Dinoloket zijn enkele boringen bestudeerd. De ondergrond binnen het onderzoeksgebied varieert sterk. Voor het plangebied wordt verwacht dat de ondergrond tot circa 2 m -mv bestaat uit fijnzandige rivierduinafzettingen (Laagpakket van Delwijnen van de Formatie van Boxtel) met hieronder een dunne laag zandige klei (Laag van Wijchen), gevolgd door grofzandige rivierafzettingen van de Rijn (Formatie van Kreftenheye). Geomorfologie De Geomorfologische kaart geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onderscheiden zijn weer. Doordat het plangebied zich binnen de bebouwde kom van Doetinchem bevindt, is de geomorfologie niet gekarteerd (zie figuur 10). Volgens de archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Doetinchem ligt het plangebied grotendeels op een rivierduin (Fer3, zie figuur 11). Het noordoostelijke deel ligt binnen een gebied van dekzandruggen en koppen (Edr3). 12
Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laseraltimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetailleerd beeld van het huidige reliëf in het plangebied. Door de aanwezige bebouwing wordt de topografie van het maaiveld enigszins vertroebeld (zie figuur 12). Toch laat het AHN wel zien dat het plangebied op een zuidoost-noordwest georiënteerde rug/rivierduin ligt, welke ter plaatse van de historische stadskern van Doetinchem hoger en breder wordt. Het noordoostelijke deel van het plangebied ligt op de overgang naar een iets lager gelegen terreindeel (flank van rivierduin). Verder naar het noordoosten ligt een tweede zuidoost-noordwest georiënteerde rug/rivierduin, waar de Holterweg loopt. Ten zuidwesten ligt het lager gelegen stromingsgebied van de Oude IJssel (Terras X).
10 11 12
www.dinoloket.nl DINO boornummers B40F1869 en B40F1892 www.ahn.nl
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 8 van 54
Bodemkunde Doordat het plangebied zich binnen de bebouwde kom van Doetinchem bevindt, is de bodemopbouw niet gekarteerd (zie figuur 13). Buiten de bebouwde kom van Doetinchem is het bodemtype binnen de rivierduinen vaak gekarteerd als een vorstvaaggrond, bestaande uit leemarm en zwak lemig fijn zand (Zb21). Volgens de archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Doetinchem komt er binnen het plangebied geen plaggendek/esdek voor. De bodems op de rivierduinen zonder plaggendek zijn vaak droog tot zeer droog. Grondwatertrap Grondwatertrappen zijn een indicatie voor de diepte van de grondwaterstand en de seizoensfluctuatie daarvan. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op de gemiddeld hoogste (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Hiermee worden de winter- en zomergrondwaterstanden gekarakteriseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. In stedelijk gebied zijn geen grondwatertrappen bepaald. Deze worden als ‘witte vlekken’ op de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) weergegeven. Tabel V geeft een overzicht van de klassengrenzen die worden aangehouden bij de indeling van de grondwatertrappen. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII van respectievelijk extreem nat tot extreem droog. Bij sommige grondwatertrappen is een * weergegeven: het gaat hier om tussenliggende grondwatertrappen die een drogere variant vertegenwoordigen. Grondwatertrappenindeling13
Tabel VI. Grondwatertrap
I
II'
III'
IV
V'
VI
VII"
GHG (cm -mv)
-
-
<40
>40
<40
40-80
>80
GLG (cm -mv)
<50
50-80
80-120
80-120
>120
>120
>120
') ")
Bij deze grondwatertrappen wordt een droger deel onderscheiden Een met een * achter de code als onderverdeling aangegeven "zeer droog deel" heeft een GHG dieper dan 140 cm beneden maaiveld
14
Wateratlas provincie Gelderland Door grootschalige ingrepen in het geohydrologisch systeem wijken de huidige grondwatertrappen in veel gebieden af van de grondwatertrappen die in het verleden voor kwamen. Om dit aan te geven is tevens een inschatting gemaakt van historische grondwatertrappen, welke een indicatie vormen voor de grondwatertrappen zoals die in het jaar 1950 voor kwamen. Deze historische grondwatertrappen zijn gekarteerd op schaal 1:100.000. Voor het plangebied zijn de volgende gegevens bekend: Tabel VII.
Grondwatergegevens plangebied GHG
GLG
GVG
Grondwatertrap
Historische grondwatertrap
148
239
166
VII"
Onbekend
GHG: gemiddeld hoogste grondwaterstand in m -mv GLG: gemiddeld laagste grondwaterstand in m -mv GVG: gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand in m -mv
13 14
Locher & Bakker, 1990 Wateratlas provincie Gelderland
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 9 van 54
Gebiedsdelen met een goede ontwatering (Grondwatertrap VI en VII) zijn zeer geschikt voor landbouw en vormden mede daarom, vooral in het verleden, een aantrekkelijk vestigingsgebied. Het plangebied heeft grondwatertrap VII". Vanwege deze diepe grondwaterstand is niet te verwachten dat de toekomstige bebouwing het grondwaterpeil zal beïnvloeden. 3.7
Archeologische waarden
Voor de uitkomst van het bureauonderzoek is het van belang de bekende archeologische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Een belangrijke informatiebron is het landelijke ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS), dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). In dit systeem worden alle archeologische gegevens verzameld en via internet zijn deze door bevoegden te raadplegen. De bekende archeologische waarden staan afgebeeld op figuur 14, een kaart met daarop, binnen een straal van 700 meter rondom het plangebied, de indicatieve archeologische waarde en de in ARCHIS geregistreerde AMK-terreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen. Indicatieve archeologische waarde De IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) geeft voor heel Nederland de trefkans aan op het voorkomen van archeologische resten. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën (per landen waterbodem): een hoge, middelhoge, lage en zeer lage verwachting. Bebouwde gebieden, waarvan geen bodemkundige of geologische gegevens bekend zijn, zijn niet gekarteerd. De IKAW is voornamelijk gebaseerd op de relatie die er bestaat tussen de bodemkundige of geologische kwalificaties en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Een punt van aandacht daarbij is dat de IKAW grotendeels is gebaseerd op kaarten met een schaal van 1:50.000. De grenzen op de kaart zijn in werkelijkheid globale overgangen, abrupte overgangen zijn het gevolg van bodemkundige of geologische kwalificaties. Op lokaal schaalniveau is de kaart daarom minder betrouwbaar. Daarbij komt dat de IKAW voornamelijk gebaseerd is op de aanwezigheid van nederzettingen vanaf het Laat Paleolithicum tot en met Vroege Middeleeuwen en niet op bijvoorbeeld grafvelden of offerplaatsen. Voor de periode Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd is de IKAW minder betrouwbaar, vooral voor de gebieden die vanaf die perioden zijn ontgonnen. Een lage verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden en resten wil daarom niet zeggen dat er geen archeologische waarden of resten aanwezig kunnen zijn. De kans daarop is echter wel kleiner. Op de IKAW is het plangebied niet gekarteerd, vanwege de ligging binnen de bebouwde kom (zie figuur 14). Ten zuidwesten ligt een gebied met voornamelijk een lage kans op het aantreffen van archeologische waarden. Archeologische beleidskaart gemeente Doetinchem Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht (WAMZ). Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. In deze wet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De Archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar en bij welke ruimtelijke ingrepen een archeologisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures. Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Doetinchem ligt het plangebied binnen een gebied met een hoge archeologische verwachting (AWV categorie 6, zie figuur 15). In deze gebieden dient bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening, bij een onderzoekslocatie groter dan 100 m² en bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv, vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek (IVO-protocol 1: kartering) te worden uitgevoerd.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 10 van 54
AMK-terreinen binnen het onderzoeksgebied De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische terreinen in Nederland, welke ook wel worden aangeduid als monumenten. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waarde, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge archeologische waarde met een beschermde status. Binnen het plangebied liggen geen AMK-terreinen. Binnen het onderzoeksgebied ligt 1 AMK-terrein (zie tabel VIII en figuur 14). Tabel VIII.
Overzicht AMK-terreinen
AMK nr.
Situering t.o.v. plangebied
Waarde
Complex
Datering
13.207
500 meter ten noordwesten
Van archeologische waarde
Stad
Middeleeuwen
Omschrijving Betreft het terrein met daarin de middeleeuwse stadskern van Doetinchem.
In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen het onderzoeksgebied Binnen het onderzoeksgebied zijn in de afgelopen jaren door verschillende archeologische bedrijven en instellingen in totaal 16 archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om bureauonderzoeken, booronderzoeken (verkennend/karterend), proefsleuvenonderzoeken en opgravingen (zie tabel IX en figuur 14). Tabel IX.
Overzicht onderzoeksmeldingen
Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
3.366
100 meter ten zuiden, toponiem Busstation Doetinchem
RAAP
2000
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een bureau- en booronderzoek. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de bodem op de locatie grotendeels verstoord is. Tevens zijn er geen archeologische resten aangetroffen. Geadviseerd is de locatie vrij te geven. Literatuur: Oude Rengerink, J.A.M., 2000: Plangebied Busstation, gemeente Doetinchem; een Aanvullende Archeologische Inventarisatie. RAAP-briefrapport 2000-2805/MW. Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
38.570
480 meter ten zuiden, toponiem Fabriekstraat
Archeodienst Gelderland bv
2010
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat binnen de locatie de bodemopbouw diep verstoord is. Geadviseerd is de locatie vrij te geven. Literatuur: Helmich, C., 2010: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek verkennende fase Fabriekstraat te Doetinchem. Archeodienst Rapport 28.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 11 van 54
Tabel IX.
Vervolg overzicht onderzoeksmeldingen
Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
10.703
510 meter ten zuidwesten, toponiem Bedrijvenweg
RAAP
2001
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een bureauonderzoek en karterend booronderzoek. Tijdens het onderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen, die kunnen wijzen op de aanwezigheid van belangrijke archeologische waarden. In het westen van het gebied bestaat de bodem uit jonge rivierafzettingen van de Oude IJssel. Geadviseerd is de locatie vrij te geven. Literatuur: Bente, D.A., 2001: Tracé Bedrijvenweg te Doetinchem, gemeente Doetinchem; een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI). RAAP-rapport 731. Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
26.327
510 meter ten zuidwesten, toponiem Terborgseweg
RAAP
2007
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een bureauonderzoek en karterend booronderzoek. Tijdens het onderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen, die kunnen wijzen op de aanwezigheid van belangrijke archeologische waarden. Geadviseerd is de locatie vrij te geven. Literatuur: Bente, D.A., 2001: Tracé Bedrijvenweg te Doetinchem, gemeente Doetinchem; een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI). RAAP-rapport 731. Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
16.782, 18.199, 20.381, 39.275, 42.410 en 43.903
200 meter ten oosten, toponiem J.F. Kennedylaan (c); Holterbroek
RAAP
2006 t/m 2010
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft het terrein binnen het stratenblok J.F. Kennedylaan-Holterweg-Holterhoek-Julianaplein, waarbinnen 2 prospectieve onderzoeken, 2 proefsleuvenonderzoeken en 2 opgravingen zijn uitgevoerd. Uit de resultaten van de onderzoeken blijkt dat er binnen de locatie bewoning heeft plaatsgevonden in de IJzertijd en/of de Romeinse tijd en dat de archeologische resten zijn afgedekt met een dik akkerpakket dat dateert uit de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Literatuur: Oosterhout, F. van, 2008: Plangebieden Masterplan De Schil, gemeente Doetinchem; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. RAAP-rapport 1518. Schabbink, drs. M., 2006: Plangebied Holterhoek te Doetinchem. RAAP-rapport 1337. Oosterhout, F. van, 2010: Plangebied Holterhoek 2 Gemeente Doetinchem Archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (proefsleuven). RAAP-rapport 2091 Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
31.450
420 meter ten zuidoosten en in noordoostelijke richting doorlopend, toponiem Randweg Oost-Doetinchem
RAAP
2008
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek i.v.m. de aanleg van de oostelijke randweg rond de bebouwde kom van Doetinchem. Tijdens het onderzoek zijn diverse vondsten gedaan, o.a. veel aardewerkfragmenten uit de IJzertijd. Geadviseerd is om na de besluitvorming over het tracé en voorafgaand aan de cultuurtechnische ingrepen aanvullend archeologisch onderzoek te laten verrichten in de vorm van een karterend booronderzoek. Literatuur: Keunen, L.J., 2008: Randweg-Oost te Doetinchem, gemeente Doetinchem; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en verkennend veldonderzoek ten behoeve van een MER. RAAP-notitie 2951.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 12 van 54
Tabel IX.
Vervolg overzicht onderzoeksmeldingen
Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
35.953
480 meter ten zuidoosten en in noordoostelijke richting doorlopend, toponiem Randweg Oost-Doetinchem
RAAP
2009
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een karterend booronderzoek, naar aanleiding van de resultaten van het bureauonderzoek en verkennend booronderzoek (onderzoeksmeldingsnr. 31.450). Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er sprake is van 3 vindplaatsen vastgesteld. Geadviseerd is om de drie vindplaatsen in situ te behouden. Indien dit niet mogelijk is, is geadviseerd om ter hoogte van de vindplaatsen een aanvullend archeologisch onderzoek te laten uitvoeren, voor de vindplaatsen 1 en 2 in de vorm van een proefsleuvenonderzoek, voor vindplaats 3 in de vorm van een waarderend booronderzoek. Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
47.328
510 meter ten zuidoosten en in noordoostelijke richting doorlopend, toponiem Randweg Oost
RAAP
2011
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een bureau- en booronderzoek. Tijdens het onderzoek zijn aardewerkfragmenten uit de IJzertijd aangetroffen. Geadviseerd is om bodemingrepen dieper dan 40 cm -mv respectievelijk 100 cm -mv wat betreft het Esbro-terrein te voorkomen om zodoende eventuele resten te beschermen. Indien de vindplaats niet behouden kan worden is geadviseerd een vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een archeologische begeleiding wat betreft het Esbro-terrein en een proefsleuvenonderzoek wat betreft het overige deel van de locatie. Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
20.379
200 meter ten noordoosten, toponiem Kennedylaan (b)
RAAP
2007
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een bureau- en booronderzoek. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat binnen delen van de locatie sprake is van een intacte bodemopbouw. Vooral in de delen met een intact plaggendek is het goed mogelijk dat zich archeologische resten in de ondergrond bevinden. Voor de delen van het plangebied met een plaggendek is geadviseerd een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven te laten uit te voeren. Voor de overige delen wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
40.530
370 meter ten noordoosten, toponiem Zorgcentrum Schavenweide
RAAP
2007
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een bureau- en booronderzoek. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat binnen de locatie de bodemopbouw diep verstoord is. Geadviseerd is de locatie vrij te geven.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 13 van 54
Tabel IX.
Vervolg overzicht onderzoeksmeldingen
Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
20.376, 25.975, 29.419 en 31.901
340 meter ten noorden, toponiem Veemarkt
RAAP
2007 en 2008
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreffen een bureau- en verkennend booronderzoek, een karterend booronderzoek, een proefsleuvenonderzoek en een opgraving. De onderzoeken hebben aanwijzingen opgeleverd voor menselijke activiteiten uit het Mesolithicum, het Neolithicum, de Bronstijd, de IJzertijd, de Vroege en Volle Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. In het Mesolithicum en het Midden Neolithicum werd het Veemarktterrein bezocht door jager/verzamelaars. Nederzettingssporen zijn aanwezig vanaf de Midden Bronstijd. Alleen uit de Late IJzertijd werden bewoningsresten in de vorm van huisplattegronden aangetroffen. Van de periode tussen de IJzertijd en de Vroege Middeleeuwen is geen neerslag van activiteiten gevonden. In de Vroege Middeleeuwen werd het terrein opnieuw in gebruik genomen. De sporen vanaf deze periode bestaan uit industriële (houtskoolmeilers) en agrarische sporen tot in de Nieuwe tijd. Literatuur: Oosterhout, F. van, 2007: Plangebieden Masterplan De Schil, gemeente Doetinchem; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. RAAP-rapport 1518. Scholte Lubberink, H.B.G., 2008: Plangebied Veemarktterrein, gemeente Doetinchem; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek. RAAP-notitie 2582. Pronk, E.C., 2009: Plangebied Veemarktterrein, gemeente Doetinchem; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (proefsleuven). RAAP-rapport 1801. Pronk, E.C., 2011: Plangebied Veemarktterrein, gemeente Doetinchem; archeologisch onderzoek: een opgraving. RAAP-rapport 2217. Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
34.434
580 meter ten noorden, toponiem Houtkampstraat Raadhuisstraat en Glazenmakerswegje
Econsultancy
2009
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een bureauonderzoek. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er binnen het plangebied sprake kan zijn van een behoudenswaardige vindplaats. Geadviseerd is om tijdens de sloop- en graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische begeleiding dient te worden uitgevoerd volgens het protocol opgraven. Het advies is door de regionaal archeoloog van de regio Achterhoek (de heer M. Kocken) in zoverre onderschreven dat vervolgonderzoek dient plaats te vinden. De voorkeur wordt gegeven de huidige bebouwing binnen het plangebied eerst te slopen en de oppervlakteverharding tot maximaal 0,3 m diepte -mv kan worden verwijderd. Vervolgens dient het perceel doormiddel van een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven (IVO-P) onderzocht te worden. Literatuur: Broeke, E.M. ten, 2009: Archeologisch bureauonderzoek plangebied Houtkampstraat Raadhuisstraat en Glazenmakerswegje te Doetinchem in de gemeente Doetinchem. Econsultancy-rapport 09025250. Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
20.327
Direct ten zuidwesten plangebied, toponiem Hamburgerbroek- Stationslocatie
RAAP
2007
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een bureau- en booronderzoek. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat een groot deel van het plangebied HamburgerbroekStationslocatie is verstoord. Het gaat daarbij om het deel dat bestaat uit opgespoten zand, maar ook om het gebied dat op grond van het bureauonderzoek aanvankelijk een hoge verwachting (op het aantreffen van archeologische resten) was toegekend. Dit geldt vooral voor de zone langs de Terborgseweg. Voor dit deel van het plangebied is geen vervolgonderzoek voorgesteld. Het gebied ten noorden hiervan tot de grenzen van Het Ei is vanuit archeologisch perspectief zeer interessant. Het veldonderzoek heeft archeologische resten opgeleverd die gedateerd kunnen worden in de IJzertijd t/m de Romeinse tijd in dezelfde zone. Al met al lijkt het erop dat dit gebied langdurig bewoond is geweest. Geadviseerd is bodemingrepen dieper dan 50 cm -mv te voorkomen. Dit geldt ook voor de locaties binnen het plangebied waar op dit moment reeds bebouwing aanwezig is, omdat niet op voorhand duidelijk is in hoeverre deze bebouwing de bodem heeft verstoord. Indien de vindplaats niet kan worden behouden is geadviseerd een vervolgonderzoek door middel van proefsleuven te laten uitvoeren. Literatuur: Oosterhout, F. van, 2007: Plangebieden Masterplan De Schil, gemeente Doetinchem; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. RAAP-rapport 1518.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 14 van 54
Tabel IX.
Vervolg overzicht onderzoeksmeldingen
Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
18.562
210 meter ten noordwesten, toponiem Terborgseweg
RAAP
2005 en 2006
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een booronderzoek en een opgraving. Tijdens het booronderzoek zijn in vier van de vijf boringen archeologische resten aangetroffen. De resten zijn aangetroffen in de basis van en onder een plaggendek met een dikte van 50 tot 95 cm. Gezien de datering van het aardewerk kan het gaan om resten uit de tijdspanne Late Prehistorie tot en met Late Middeleeuwen. De aard van de vindplaats is vooralsnog onduidelijk. Gezien de bodemgesteldheid (sterk siltige bodem) en de landschappelijke ligging van het plangebied (in of aan de rand van een depressie) lijkt het minder waarschijnlijk dat zich hier de kern van een voormalige nederzetting bevindt. Het is aannemelijker dat het plangebied zich in de randzone of in de nabijheid van een gebied met nederzettingssporen bevindt. De kleine fragmenten verbrand bot die in drie boringen zijn aangetroffen, kunnen duiden op de aanwezigheid van crematiegraven uit de Prehistorie, Romeinse tijd of vroege Middeleeuwen. Het kan echter ook om verbrand dierlijk materiaal gaan. Vervolgonderzoek is in verband met de geplande uitbreiding aanbevolen. Tijdens de opgraving zijn slechts enkele grondsporen aangetroffen. De archeologische resten bestonden uit een brede greppel of gracht en enkele paalkuilen. De grondsporen dateren uit de Middeleeuwen en/of Nieuwe tijd. Gezien de grote breedte en diepte van de greppel of gracht en het aangetroffen vondstmateriaal betreft het een infrastructureel relict van grote importantie. Het is echter vooralsnog onduidelijk wat de betekenis is van de greppel of gracht. Het vondstmateriaal dat is aangetroffen in en net boven de greppel of gracht kan bestempeld worden als nederzettingsafval. Mogelijk is de greppel of gracht gegraven om een nederzettingsterrein uit de Late Middeleeuwen te begrenzen of staat deze in relatie met een (oudere) fase van de Terborgseweg. Literatuur: Scholte Lubberink, H.B.G., 2005: Plangebied Terborgseweg 25a/b, Gemeente Doetinchem; Archeologisch vooronderzoek; een bureau- en inventariserend veldonderzoek. RAAP-notitie 1319. Schabbink, M., 2006: Plangebied Terborgseweg 25a/b te Doetinchem. RAAP-rapport 1421. Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
20.324 en 20.325
340 en 530 meter ten noordwesten, toponiem Het Ei (b en c)
RAAP
2007
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreffen een tweetal gelijktijdig uitgevoerd bureau- en booronderzoeken. Op basis van de resultaten van de onderzoeken dient het Ei van Doetinchem beschouwd te worden als één archeologische vindplaats. Dat wil zeggen dat iedere bodemingreep potentieel gevaar oplevert voor de in de ondergrond aanwezige archeologische resten. Het systeem van binnengracht, wal, buitengracht en de bijbehorende bebouwing zijn grotendeels verdwenen uit het straatbeeld, maar er zijn voldoende aanwijzingen dat er nog resten in de ondergrond aanwezig zijn. Het feit dat Het Ei beschouwd moet worden als één vindplaats wil niet zeggen dat bij iedere bodemingreep vervolgonderzoek noodzakelijk of zelfs mogelijk is. De complexe ontstaansgeschiedenis van dit gebied maakt het onmogelijk vooraf aan te geven waar vervolgonderzoek zinvol is. Er wordt dan ook aanbevolen om bij iedere bodemingreep de specifieke mogelijkheden voor archeologisch onderzoek te onderzoeken, zodat op basis van de aard van de ingreep een goede keuze gemaakt kan worden ten aanzien van het documenteren van archeologische resten. Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
13.088
460 meter ten noordwesten, toponiem Raadhuisstraat
Synthegra bv
2004
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een bureau- en booronderzoek. Tijdens het onderzoek zijn er geen archeologische waarden aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van (pre)historische bewoningsactiviteiten. Geadviseerd is de locatie vrij te geven Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Datum
24.416
480 meter ten noordwesten, toponiem Brewincollege
RAAP
2007
Aard, resultaten van het onderzoek en literatuur (indien vermeld in ARCHIS) Betreft een bureauonderzoek. Op grond van de resultaten van het bureauonderzoek is aanbevolen de kwaliteit (gaafheid en conservering), precieze aard, datering, omvang en diepteligging van eventuele archeologische resten nader vast te stellen. Dit door middel van een definitief archeologisch onderzoek van beperkte omvang in de vorm van een archeologische begeleiding van de grondroerende werkzaamheden.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 15 van 54
Waarnemingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan 27 waarnemingen geregistreerd (zie tabel X en figuur 14). Tabel X.
Overzicht ARCHIS-waarnemingen
Waarnemingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Datering
415.070
270 meter ten noordwesten
IJzertijd en Romeinse tijd
Aard van de melding Betreffen aardewerkfragmenten aangetroffen tijdens een booronderzoek (onderzoeksmeldingsnr. 20327). Waarnemingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Datering
400.949 en 412.073
200 meter ten noordwesten
Mesolithicum t/m Middeleeuwen
Aard van de melding Betreffen fragmenten van aardewerk, bouwpuin, roodleem en breuksteen, vuursteenafslagen en botresten aangetroffen tijdens een booronderzoek (onderzoeksmeldingsnr. 18.562). Waarnemingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Datering
407.082, 412.071 en 415.074
Gemiddeld 280 meter ten oosten
Mesolithicum t/m Nieuwe tijd
Aard van de melding Betreffen aardewerkfragmenten, leisteen, een stenen vijzel, een vuurstenen bijl, bouwmateriaal en paalgaten aangetroffen tijdens de binnen het stratenblok J.F. Kennedylaan-Holterweg-Holterhoek-Julianaplein uitgevoerde onderzoeken (onderzoeksmeldingsnrs. 16.782, 18.199, 20.381, 39.275, 42.410 en 43.903). Waarnemingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Datering
413.150, 415.072, 425.269 en 425.662
480 meter ten noorden
Mesolithicum t/m Nieuwe tijd
Aard van de melding Betreffen een veelvoud aan aardewerkfragmenten, vuursteenafslagen, ijzerslakken, steengoed, botresten, bouwmateriaal, huttenleem, sporen van spiekers en houtskoolmeijers aangetroffen tijdens de onderzoeken binnen het Veemarktterrein (onderzoeksmeldingsnrs. 20.376, 25.975, 29.419 en 31.901). Waarnemingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Datering
7.806, 133.809, 133.815, 123.823, 133.824, 133.826, 133.827, 133.828, 133.832, 133.833
Gemiddeld 620 meter ten noordwesten
Middeleeuwen en Nieuwe tijd
Aard van de melding Betreft een cluster van waarnemingen binnen het zuidoostelijke deel van de oude stadskern (het Ei) van Doetinchem. Vooral waarnemingen van funderingsresten en delen van het dubbele grachtensysteem dat rondom de stadskern lag. Waarnemingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Datering
11.519
620 meter ten zuidwesten
Neolithicum
Aard van de melding Betreft een door een particulier gevonden vuurstenen bijl.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 16 van 54
Tabel X.
Vervolg overzicht ARCHIS-waarnemingen
Waarnemingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Datering
11.512
600 meter ten noordwesten
Neolithicum
Aard van de melding Betreft een door een particulier gevonden stenen bijl. Waarnemingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Datering
133.857
690 meter ten zuidwesten
Middeleeuwen
Aard van de melding Betreft de melding van een watermolen, welk aan de Oude IJssel, ter hoogte van de kerk van Wijnbergen, heeft gestaan. Deze molen, de Hapermolen genaamd, wordt reeds in 1230 vermeld. De molen wordt afgebeeld op de kaart van Jacob van Deventer (1553). Waarnemingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Datering
413.345, 413.347, 413.349 en 413.355
Gemiddeld 570 meter ten zuidoosten
Mesolithicum t/m Middeleeuwen
Aard van de melding Betreffen aardewerkfragmenten, houtskoolresten, vuursteenafslagen en metaalslakken aangetroffen tijdens de onderzoeken ten behoeve van de herontwikkeling van de Randweg Oost-Doetinchem (onderzoeksmeldingsnrs. 31.450, 35.953 en 47.328).
Vondstmeldingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan vondstmeldingen geregistreerd. Nadat deze zijn gecontroleerd worden het waarnemingen. Tot die tijd staan ze als vondstmeldingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen vondstmeldingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan 4 vondstmeldingen geregistreerd (zie Tabel XI en figuur 14). Tabel XI.
Overzicht ARCHIS-vondstmeldingen
Vondstmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Datering
413.732, 415.241 en 415.649
340 meter ten oosten
Late-Bronstijd en/of Vroege IJzertijd
Aard van de melding Betreffen aardewerkfragmenten aangetroffen tijdens de binnen het stratenblok J.F. Kennedylaan-Holterweg-Holterhoek-Julianaplein uitgevoerde opgravingen (onderzoeksmeldingsnrs. 42.410 en 43.903). Vondstmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Datering
417.549
550 meter ten zuidoosten
IJzertijd t/m Middeleeuwen
Aard van de melding Betreffen aardewerkfragmenten aangetroffen tijdens de onderzoeken ten behoeve van de herontwikkeling van de Randweg Oost-Doetinchem het Veemarktterrein (onderzoeksmeldingsnrs. 31.450, 35.953 en 47.328). 15
NUMIS NUMIS, oftewel het NUMismatisch InformatieSysteem, is een database waarin beschrijvingen zijn te vinden van in Nederland gevonden munten, penningen en andere numismatische voorwerpen. In NUMIS zijn alle bij het Geldmuseum bekende schatvondsten beschreven. Van de losse vondsten is vooral materiaal van vóór het jaar 1600 na Christus opgenomen. Het raadplegen van NUMIS heeft voor het plangebied geen aanvullende informatie opgeleverd met betrekking tot archeologie.
15
www.geldmuseum.nl/museum/content/zoeken-numis
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 17 van 54
3.8
Aanvullende informatie
Lokale Amateur Archeologen Voor aanvullende informatie is contact gezocht met de Historische Vereniging Deutekom (d.d. 10 augustus 2011, contactpersoon de heer H. de Haan). Gemeld wordt dat voor het plangebied geen aanvullende informatie beschikbaar is. 3.9
Relatie aardwetenschappelijke informatie met archeologische waarden
Het plangebied ligt op een rivierduin. Rivierduinen vormen relatief hoog gelegen terreinen in de nabijheid van stromend water, in dit geval de Oude IJssel en de Bovenslinge. Dergelijke locaties waren in het verleden een aantrekkelijke plek voor zowel Jager-verzamelaars als Landbouwers. Voor (pre)historische boeren dient een onderscheid gemaakt te worden tussen vruchtbare en minder vruchtbare rivierduinen. Delen van de rivierduinen waren te droog om landbouw op te bedrijven. Daar waar de bodem echter vochtig genoeg was voor landbouw vormden de rivierduinen een aantrekkelijke vestigingslocatie voor landbouwers. De verwachte aanwezigheid van een plaggendek binnen het huidige geeft aan dat de betreffende rivierduin reeds voor de grootschalige ingrepen in het geohydrologisch systeem in agrarisch gebruik was. Op basis van dit gegeven mag worden aangenomen dat het plangebied altijd een gunstige locatie heeft gevormd voor landbouwers. De rivierduin, en de overgangen naar de lager gelegen beek- en rivierdalen, heben dan ook een hoge archeologische verwachtingswaarde. 3.10 Korte bewoningsgeschiedenis van het oostelijk dekzand- en rivierenlandschap
16
In deze paragraaf wordt een bespreking van de bewoningsgeschiedenis van de streek gegeven. Een algemene ontwikkeling van de bewoningsgeschiedenis van Nederland is weergegeven in bijlage 2. Voor een meer gedetaileerde bewoningsgeschiedenis van Doetinchem met verwijzingen naar specifieke vindplaatsen wordt verwezen naar de rapportage behorende bij de archeologische waarden- en 17 verwachtingskaart van de gemeente Doetinchem. Al vanaf de Oude Steentijd (Laat-Paleolithicum, zie bijlage 1) werd het oostelijk dekzand- en rivierenlandschap bewoond door rondtrekkende jagers en verzamelaars. Vooral de hoger gelegen terreindelen zoals rivierduinen en dekzandruggen en -koppen en de hoogste delen van de dekzandwelvingen, werden vanaf het Laat-Paleolithicum gekozen als woonplaats en begraafplaats. Deze vormden de meest reliëfrijke, hoogstgelegen en goed ontwaterde delen van het landschap, vaak met markante gradiënten naar lagere terreindelen. Tevens hadden beekdalen en (kleine) rivieren een grote aantrekkingskracht. De beek/rivier bood mogelijkheden tot visvangst en het bejagen van dieren die naar de beek/rivier trokken. Daarnaast was er in het beek-/rivierdal een rijke vegetatie voorhanden als voedselbron. De hogere dekzandruggen en -koppen nabij een beekdal waren dus de meest favoriete bewoningslocaties. Vanaf de Nieuwe Steentijd (Neolithicum) deden landbouwactiviteiten hun intrede. Nederzettingen ontstonden juist vaker op de overgang van de hoge zandgronden naar de lage beek-/rivierdalen (gebieden van dekzandwelvingen), gunstig gelegen tussen de weiden in de beek-/rivierdalen en vooral daar waar een aanzienlijk areaal aan hoge (zand)gronden aanwezig waren om in gebruik genomen te worden als landbouwgrond.
16 17
Barends et al., 2006 / Berendsen, 2005 Van Oosterhout, 2008
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 18 van 54
In de Middeleeuwen vond een geleidelijke omslag plaats in het agrarisch bedrijfssysteem, die ook landschappelijke gevolgen had. Door een intensiever bodemgebruik en het gelijktijdig in stand houden van de vruchtbaarheid van het steeds uitbreidende akkerareaal namen de heidevelden in omvang sterk toe. Door eeuwenlange bemesting werden vooral de hogere dekzandruggen geleidelijk opgehoogd. Deze staan voor de oostelijke zandgronden bekend als engen, enken, eenmans-essen of kampen. In het algemeen wordt de term "es" gebruikt. Doordat de hydrologische omstandigheden op korte afstand sterk wisselen, zijn nooit grote akkercomplexen tot ontwikkeling gekomen. Hier overheerste de individuele occupatie, waardoor kleine percelen ontstonden, met een afwisseling van grasland en akkerland. Vaak zijn de percelen omgeven door heggen of hakhout. De bewoning binnen het oostelijk dekzandlandschap was daardoor altijd sterk verspreid. Vanaf de Middeleeuwen verplaatste de bewoning zich ook naar de lager gelegen gebieden aan de randen van de essen, om zo maximaal gebruik te maken van het beschikbare landbouwareaal. 3.11 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Op grond van het bureauonderzoek is de volgende gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld: Tabel XII.
Gespecificeerde archeologische verwachting
Archeologische periode
Gespecificeerde verwachting
Te verwachten resten en/of sporen
Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld
Einde (Laat-)Paleolithicum
Hoog
Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen
In de top van de rivierduinafzettingen
Mesolithicum
Hoog
Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen
In de top van de rivierduinafzettingen
Neolithicum
Hoog
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, houtskool en gebruiksvoorwerpen
In de top van de rivierduinafzettingen
Bronstijd
Hoog
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, metaalresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
In de top van de rivierduinafzettingen
IJzertijd
Hoog
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
In de top van de rivierduinafzettingen
Romeinse tijd
Hoog
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
In de top van de rivierduinafzettingen
Middeleeuwen
Hoog
Bewoningssporen van een (boeren)erf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen
In de top van de rivierduinafzettingen
Nieuwe tijd
Hoog
Bewoningssporen van een (boeren)erf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen
In de top van de rivierduinafzettingen
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 19 van 54
Conform de Archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Doetinchem ligt het plangebied landschappelijk gezien grotendeels op een rivierduin. Het noordwestelijke deel ligt binnen een gebied van dekzandruggen en -koppen. Beide landschappelijke eenheden zijn gelijktijdig ontstaan en zullen van elkaar waarschijnlijk ook moeilijk te onderscheiden zijn. In de tijd van de JagersVerzamelaars (einde Laat-Paleolithicum en Mesolithicum) zullen de hoger gelegen rivierduinen een gunstige ligging hebben gehad als tijdelijke nederzettingslocatie. Wanneer ten zuidwesten, binnen Terras X, nog een watervoerende beek/lokale rivier (Oude IJssel) nog voor lange tijd heeft bestaan, zal deze een grote aantrekkingskracht hebben gehad voor wild en vis, waarop kon worden gejaagd. Daarnaast vormde de hoge diversiteit aan plantaardig materiaal een goede aanvulling op het dieet. Vanaf het Neolithicum vormde vooral de overgangsposities gunstige locaties voor bewoning. De hoger gelegen rivierduinen werden gebruikt als landbouwgronden, terwijl de lager gelegen graslanden binnen de geulen geschikt zal zijn geweest voor het houden van vee. Tot op heden zijn archeologische resten, uit het Mesolithicum en jonger, voornamelijk aangetroffen op de rivierduin waar het merendeel van de vooroorlogse bebouwing van Doetinchem op ligt. Op basis van bovenstaande uitgangspunten kunnen er in het plangebied archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden vanaf het einde van het Laat-Paleolithicum en wordt de kans hoog geacht (zie tabel XII). De archeologische resten worden in de top van de rivierduinafzettingen/dekzandafzettingen verwacht. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen en waterputten) worden binnen 50 cm beneden het maaiveld verwacht. Deze archeologische resten bestaan hoofdzakelijk uit aardewerk- en/of vuursteenstrooiïngen. Organische resten en bot zullen vanwege de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Bodemverstoring Als gevolg van bodemingrepen kunnen vindplaatsen geheel of gedeeltelijk verstoord zijn. De waarde van archeologische vindplaatsen wordt grotendeels bepaald door de mate waarin vondsten in situ bewaard zijn gebleven in de bodem en/of grondsporen intact zijn. Binnen het zuidwestelijke en noordoostelijke deel van plangebied (Terborgseweg 63 en Julianaplein ste 12) hebben in de jaren ’40 t/m ’70 van de 20 eeuw diverse malen bouwwerkzaamheden plaatsgevonden. Hierdoor zullen (aanzienlijke) bodemverstoringen hebben plaatsgevonden, waardoor verwacht worden dat in het verleden eventueel aanwezige archeologische resten of sporen ter plaatse niet meer aanwezig zijn of in een verstoorde context voorkomen. Binnen het centrale deel van het plangebied lijken tot op heden weinig bodemverstorende werkzaamheden te hebben plaatsgevonden. 3.12 Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek Voor het bureauonderzoek is een drietal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vragen beantwoord voor zover het bureauonderzoek de daarvoor benodigde gegevens hebben opgeleverd.
Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Binnen het zuidwestelijke en noordoostelijke deel van plangebied (Terborgseweg 63 en Juliaste naplein 12) hebben in de jaren ’40 t/m ’70 van de 20 eeuw diverse malen bouwwerkzaamheden plaatsgevonden. Hierdoor zullen (aanzienlijke) bodemverstoringen hebben plaatsgevonden.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 20 van 54
Binnen het centrale deel van het plangebied lijken tot op heden weinig bodemverstorende werkzaamheden te hebben plaatsgevonden.
Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Het plangebied ligt landschappelijk grotendeels op een rivierduin. Het noordwestelijke deel ligt binnen een gebied van dekzandruggen en -koppen. Beide landschappelijke eenheden zijn gelijktijdig ontstaan en zullen van elkaar waarschijnlijk ook moeilijk te onderscheiden zijn. In de tijd van de Jagers-Verzamelaars (einde Laat-Paleolithicum en Mesolithicum) zullen de hoger gelegen rivierduinen een gunstige ligging hebben gehad als tijdelijke nederzettingslocatie. Wanneer ten zuidwesten, binnen Terras X, nog een watervoerende beek/lokale rivier (Oude IJssel) nog voor lange tijd heeft bestaan, zal deze een grote aantrekkingskracht hebben gehad voor wild en vis, waarop kon worden gejaagd. Daarnaast vormde de hoge diversiteit aan plantaardig materiaal een goede aanvulling op het dieet. Vanaf het Neolithicum vormde vooral de overgangsposities gunstige locaties voor bewoning. De hoger gelegen rivierduinen werden gebruikt als landbouwgronden, terwijl de lager gelegen graslanden binnen de geulen geschikt zal zijn geweest voor het houden van vee. Tot op heden zijn archeologische resten, uit het Mesolithicum en jonger, voornamelijk aangetroffen op de rivierduin waar het merendeel van de vooroorlogse bebouwing van Doetinchem op ligt.
Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied? In het plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden vanaf het einde van het Laat-Paleolithicum en wordt de kans hoog geacht. De archeologische resten worden in de top van de rivierduinafzettingen/dekzandafzettingen verwacht. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen en waterputten) worden binnen 50 cm beneden het maaiveld verwacht.
4
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK
4.1
Methoden
Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek, conform de eisen van de KNA, versie 3.2, specificatie VS03. Voor het inventariserend veldonderzoek is op 17 augustus 2011 door ir. E.M. ten Broeke (prospector) een Plan van aanpak (PvA) opgesteld. In totaal zijn er 11 boringen gezet (zie figuur 16). Er is geboord tot een diepte van maximaal 200 cm -mv met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm. De boringen zijn verspreid binnen het plangebied gezet. Bij het zetten van de boringen is rekening gehouden met de aanwezige bebouwing. De boringen zijn lithologisch conform de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode beschre18 ven. De boringen zijn met meetlinten ingemeten (x- en y-waarden). Van alle boringen is de maaiveldhoogte afgeleid van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN).
18
Bosch, 2005
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 21 van 54
Aan de hand van het opgeboorde materiaal is beoordeeld of er wel, niet of deels sprake is van een gaaf bodemprofiel. Tevens is gekeken naar de aanwezigheid van mogelijke vegetatie- en/of cultuurlagen, die zichtbaar zijn als bodemverkleuringen. Daar waar sprake is van een (deels) intact profiel is de laag waar archeologische indicatoren meest waarschijnlijk kunnen worden verwacht gezeefd met behulp van een zeef met een maaswijdte van 4 mm. Het zeefresidu is geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals fragmenten vuursteen, aardewerk, houtskool, verbrande leem, bot etc. Vanwege het gebruik van het plangebied (deels bebouwd, verhard en verder begroeid/braakliggend) was het niet mogelijk een oppervlaktekartering uit te voeren. 4.2
Resultaten
Geologie en bodem De resultaten van de boringen zijn opgenomen in de vorm van boorprofielen en worden in bijlage 4 weergegeven. De hoofdlijn van de opbouw van de bodem kan als volgt worden weergegeven: Tabel XIII.
Hoofdlijn bodemopbouw Diepte
Samenstelling
Interpretatie
Eerste 30 cm vanaf maaiveld
Zwak siltig, matig grof zand
Cunet-/stabilisatiezand
Vanaf circa 30 cm tot maximaal 120 cm -mv
Goed gesorteerd matig fijn zand
Rivierduinafzettingen (Laagpakket van Delwijnen)
Tussen 100 en 150 cm -mv
Sterk lemig zand/zandige leem
Laag van Wijchen
Vanaf 120 cm -mv tot einde boringen
Matig fijn zand, soms met bandjes leem/klei
Vlechtende rivierafzettingen, Formatie van Kreftenheye (Laagterras)
De boringen gezet langs het pand aan de Terborgseweg 63 (boringen 1 t/m 4) laten over het algemeen een sterk verstoord profiel zien. Aan de voorzijde/noordwestzijde van het pand komt onder de tegelverharding cunet-/stabilisatiezand en resten puin en baksteen (halfverhardingslaag) voor tot maximaal 80 cm -mv. Direct hieronder bevindt zich matig fijn rivierduinzand (C-horizont). Boring 3 is tevens gestuit op een betonverharding. In boring 4 is echter nog wel sprake van een grotendeels intact bodemprofiel, in de vorm van een vorstvaaggrond. Alleen de oorspronkelijke minerale toplaag (A-horizont) is verwijderd. Onder de tegelverharding komt namelijk nog een donderbruin gekleurde zwakke inspoelings-Bw-horizont voor, tot 30 cm -mv, waarna het rivierduinzand in de vorm van een overgangs-BC-horizont naar onder toe steeds geler wordt. Het ontbreken van in ieder geval de oorspronkelijke minerale bovenlaag (A-horizont) geldt ook voor zowel het terreindeel aan de achterzijde van het pand aan de Terborgseweg 63 (boringen 5 en 6) als voor het terrein van de voormalige pindafabriek (boringen 7 t/m 11). Deze is vervangen voor een laag cunet-/stabilisatiezand met een dikte van minimaal 10 en maximaal 70 cm. Vooral ter plaatse van de boringen 5, 10 en 11 is de bovenste laag cunet-/stabilisatiezand aanzienlijk dik dat hieronder alleen nog een restant overgangs-BC-horizont aanwezig is of direct de C-horizont. Buiten de bebouwde terreindelen lijken echt diepe bodemverstoringen niet te hebben plaatsgevonden.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 22 van 54
Opmerkelijk is het voorkomen van een sterk grijs gekleurde, licht humeuze laag tussen 50 en 70 cm -mv in boring 7. Hierin zijn tijdens de veldwerkzaamheden al fragmenten houtskool waargenomen. Het vertoont de kenmerken van een oude akkerlaag. Vanaf ongeveer 100 cm -mv komt een 20 tot 30 cm dikke laag sterk lemig zand/zandige leem voor en betreft de Laag van Wijchen. De onderliggende lichtbruingrijs gekleurde, matig fijne zanden betreffen afzettingen van het Laagterras (Formatie van Kreftenheye, relatief hoog liggend terrasrest, zandbank). Archeologische indicatoren Van de boringen binnen het uiterst zuidwestelijke en noordoostelijke deel van het plangebied (boringen 1, 2, 3, 10 en 11) zijn geen zeefmonsters genomen omdat het aangetroffen bodemprofiel dermate verstoord is of kenmerken van het oorspronkelijke bodemprofiel volledig ontbreken. Wel is tijdens het zetten van boring 2 op een diepte van 50 cm -mv, in de geroerde laag, wel een aardewerkfragment aangetroffen. Dit fragment is meegenomen ter determinatie (zie tabel IX). Ter plaatse van de boringen 4 t/m 9 is het aanwezige bodemprofiel nog wel dermate intact, waardoor het opgeboorde materiaal tot minimaal 30 cm in de C-horizont (rivierduinafzettingen) bemonsterd is en vervolgens nat is gezeefd over een 4 mm zeef. De aangetroffen indicatoren (zie tabel IX en figuur 17) zijn voorgelegd aan een materiaalspecialist van EARTH Integrated Archaeology (contactpersoon mevr. drs. E. Kars). Tabel XIV. Boring nr.
Overzicht aangetroffen archeologische indicatoren Diepte/Traject in cm -mv
Datering de
de
eeuw (Late-
Indicator
2
50
Eind 13 of begin 14 Middeleeuwen B)
Grijsbakkend gedraaid aardewerk
4
4-90
12de eeuw (Late-Middeleeuwen A)
Fragment kogelpotaardewerk
6
30-100
-
3 fragmenten vuursteen, verbrand en versinterd
6
30-100
17de of 18de eeuw (Nieuwe tijd B)
Fragment roodbakkend aardewerk met loodglazuur
7
50-90
Niet nader dateerbaar dan Bronstijd t/m Late-Middeleeuwen
Fragment handgevormd aardewerk, kwarts gemagerd. Kogelpotaardewerk niet uit te sluiten (in dat geval datering waarschijnlijk, Late-Middeleeuwen A.
7
50-90
-
Niet determineerbaar aardewerkfragment
8
40-110
-
metaalslak
Relevant betreffen een tweetal laat-middeleeuwse aardewerkfragmenten (boringen 2 en 4) en een fragment handgevormd, kwarts gemagerd aardewerk (boring 7), welke niet nader dateerbaar is dan Bronstijd t/m Late-Middeleeuwen. Dat het mogelijk kogelpotaardewerk betreft is tevens niet uit te sluiten (in dat geval is een laat-middeleeuwse datering waarschijnlijk, Late-Middeleeuwen A). Deze vondsten kunnen duiden op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Het fragment handgevormd, kwarts gemagerd aardewerk uit boring 7 is tevens afkomstig uit de bemonsterde laag die kenmerken vertoond van een oude akkerlaag en de eerste 30 cm van de onderliggende C-horizont.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 23 van 54
4.3
Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek
Voor het veldonderzoek is een aantal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vragen beantwoord voor zover het veldonderzoek de daarvoor benodigde gegevens heeft opgeleverd;
Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied? In het plangebied komen tot maximaal 120 cm -mv rivierduinafzettingen (Laagpakket van Delwijnen van de Formatie van Boxtel) voor, waarin zich oorspronkelijk een vorstvaaggrond in heeft ontwikkeld. Hieronder bevindt zich een 20 tot 30 cm dikke laag sterk lemig zand/zandige leem voor, de Laag van Wijchen, gevolg door vlechtende rivierafzettingen van de Rijn (Formatie van Kreftenheye, waarschijnlijk hooggelegen terrasrest van het Laagterras).
Is het bodemprofiel binnen het plangebied intact of (geheel of gedeeltelijk) verstoord en indien verstoord, tot welke diepte gaat deze verstoring? In het uiterst zuidwestelijke en noordoostelijke deel van het plangebied, nabij de bestaande bebouwing/waar recentelijk nog bebouwing heeft gestaan, is de bodem zo verstoord dat kenmerken van het oorspronkelijke bodemprofiel vaak volledig ontbreken. De verstoringsdiepte is maximaal 80 cm. Ter plaatse van het braakliggende/centrale deel van het plangebied is alleen de oorspronkelijke minerale toplaag (A-horizont) te zijn verwijderd en opgevuld te zijn met cunet-/opvulzand. Vanaf de Bw-horizont is het merendeel van de aanwezige vorstvaaggrond nog intact aanwezig.
Zijn, daar waar het bodemprofiel intact is, archeologische indicatoren aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats? Zo ja, wat is de aard, diepteligging en minimale en maximale dikte ervan? In het zeefresidu van het intacte en daarmee bemonsterde deel van de aanwezige vorstvaaggrond (tussen gemiddeld 30 en 100 cm -mv) zijn aardewerkfragmenten daterend uit de late-Middeleeuwen aangetroffen (Late-Middeleeuwen A en B). Mogelijk is een fragment handgevormd, kwarts gemagerd aardewerk nog ouder (niet nader dateerbaar dan Bronstijd t/m Late-Middeleeuwen).
Zijn er archeologische lagen aangetroffen (cultuur- en afvallagen cq. ophogingslagen)? Zo ja, wat is de aard, diepteligging en minimale en maximale dikte ervan? In een boring (boring 7) binnen het centrale deel van het plangebied is een sterk grijs gekleurde, licht humeuze laag aangetroffen en betreft mogelijk een oude akkerlaag. Het fragment handgevormd, kwarts gemagerd aardewerk is tevens aangetroffen in het zeefresidu deze bemonsterde laag en de eerste 30 cm van de onderliggende C-horizont.
In welke mate stemmen de resultaten overeen met de verwachtingen? Vanuit het bureauonderzoek wordt een landschappelijke situering verwacht op een rivierduin met het noordwestelijke deel binnen een gebied van dekzandruggen en -koppen. Conform de Archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Doetinchem wordt de kans hoog geacht op het voorkomen van archeologische resten uit alle archeologische perioden vanaf het einde van het Laat-Paleolithicum. Eventueel aanwezige archeologische resten worden in de top van de rivierduinafzettingen/dekzandafzettingen verwacht. Tot op heden zijn archeologische resten, uit het Mesolithicum en jonger, voornamelijk aangetroffen op de rivierduin waar het merendeel van de vooroorlogse bebouwing van Doetinchem op ligt.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 24 van 54
Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (gecombineerd verkennende en karterende fase) blijkt dat het gehele plangebied op een rivierduin ligt, met in de ondergrond een dunne Laag van Wijchen, welke de overgang vormt naar de vlechtende rivierafzettingen van de Rijn. In de rivierduin heeft zich een vorstvaaggrond gevormd, welke binnen het centrale deel van het plangebied nog grotendeels intact is. Alleen de oorspronkelijke minerale toplaag (A-horizont) is verwijderd en vervangen voor een laag cunet-/stabilisatiezand. In het zuidwestelijke en noordoostelijke deel van het plangebied, nabij de bestaande bebouwing/waar recentelijk nog bebouwing heeft gestaan, hebben diepere bodemverstoringen plaatsgevonden (waarschijnlijk gekoppeld aan de bouwwerkzaamheden voornamelijk uitgevoerd in de jaren ste ’40 t/m ’70 van de 20 eeuw). Archeologische vondsten wijzen op een vindplaats uit de Late-Middeleeuwen en mogelijk nog een oudere vindplaats (periodes Bronstijd t/m Late-Middeleeuwen), welke nog in situ aanwezig is binnen het centrale deel van het plangebied. Voor het centrale deel van het plangebied stemmen de resultaten van het inventariserend veldonderzoek dan ook goed overeen met de verwachtingen zoals gesteld vanuit de gegevens van het bureauonderzoek.
5 5.1
Indien er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig is, wat zijn dan de gevolgen van de voorgenomen bodemingrepen voor de vindplaats? Door de voorgenomen ingreep (de uitbreiding van woonvoorziening vanuit de achterzijde van het pand aan de Terborgseweg 63) zal de aanwezige archeologische vindplaats verstoord worden.
CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES Conclusie
Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) uitgevoerd. De aangetroffen bodemopbouw bestaat uit rivierduinafzettingen met in de ondergrond een dunne Laag van Wijchen, welke de overgang vormt naar de vlechtende rivierafzettingen van de Rijn. In het centrale deel van het plangebied is de in de rivierduinafzettingen vorstvaaggrond nog grotendeels intact aanwezig. In het zuidwestelijke en noordoostelijke deel van het plangebied, nabij de bestaande bebouwing/waar recentelijk nog bebouwing heeft gestaan, is de bodem zo verstoord dat kenmerken van het oorspronkelijke bodemprofiel vaak volledig ontbreken. In het zeefresidu van het intacte deel van de aanwezige vorstvaaggrond, binnen het centrale deel van het plangebied, zijn archeologische vondsten aangetroffen in de vorm van laat-middeleeuwse aardewerkfragmenten. In een geroerde laag ter plaatse van een boring binnen het zuidwestelijke deel van het plangebied (langs het pand gelegen aan de Terborgseweg 63) is eveneens een fragment laatmiddeleeuws aardewerk aangetroffen. In een boring binnen het centrale deel van het plangebied is tevens een sterk grijs gekleurde, licht humeuze laag aangetroffen en betreft mogelijk een oude akkerlaag. De aangetroffen archeologische indicatoren wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, wordt door het inventariserend veldonderzoek grotendeels bevestigd.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 25 van 54
5.2
Selectieadvies
Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan binnen het centrale, braakliggende en voorheen onbebouwde deel van het plangebied een vervolgonderzoek te laten uitvoeren (zie figuur 18). Er wordt geadviseerd het vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een IVO karterende en waarderende fase, proefsleuven (IVO-P). Voor het proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk, dat voor aanvang van de werkzaamheden moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag, de gemeente Doetinchem. Binnen het zuidwestelijke en noordoostelijke deel van het plangebied hebben reeds diepere bodemverstoringen plaatsgevonden, waardoor een deel van de verwachte vindplaats reeds verstoord is. Daarnaast wordt het pand binnen het zuidwestelijke deel van het plangebied (Terborgseweg 63) alleen gerenoveerd, waardoor ter plaatse vooralsnog geen bodemingrepen zullen gaan plaatsvinden. Dit selectieadvies is voorgelegd aan het bevoegd gezag in kwestie, Burgemeester en Wethouders van de gemeente Doetinchem en door middel van een selectiebesluit als zodanig bekrachtigd (beoordelingsrapport van de heer drs. M. Kocken, regionaal archeoloog regio Achterhoek, kenmerk: 2011u00718, d.d. 15 september 2011). Bovenstaand selectieadvies wordt onderschreven.
Econsultancy Doetinchem, 20 september 2011
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 26 van 54
LITERATUUR Alterra, 2003: Digitale Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:25.000. Barends, S., Baas, H.G., Harde, M.J. de, Renes, J., Stol. T., Triest, J.C. van, Vries, R.J. de, Woudenberg, F.J. van, 2005: Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering. Uitgeverij Matrijs, Utrecht. Berendsen, H.J.A. 2008: Fysische Geografie van Nederland, deel 1: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A. 2005: Fysische Geografie van Nederland, deel 4: Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio's. Van Gorcum, Assen. Boogman, J.C., & Oosterhaven, S., 1986: Geschiedenis van Doetinchem. De Walburg Pers, Zutphen. Oudheidkundige Kring 'Deutekom', Doetinchem Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNOrapport, NITG 05-043-A). Cohen, K.M., Stouthamer, E., Hoek, W.Z., Berendsen†, H.J.A. & Kempen, H.F.J., 2009: Zand in banen. Zanddieptekaarten van het Rivierengebied en het IJsseldal in de provincies Gelderland en Overijssel. Provincie Gelderland. Locher, W.P. & Bakker, H. de, 1990: Bodemkunde van Nederland. Deel 1: Algemene bodemkunde. e Malmberg Den Bosch, 2 druk. Miedema, F.R.P.M., 2009: De dynamiek van het landschap van het Oude IJsseldal bij Drempt. MScscriptie LAD-80436, Wageningen Universiteit. Mulder, E.F.J. de, Geluk, M.C., Ritsema, I.L., Westerhoff, W.E., Wong, T.E. 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen. Oosterhout, F. van, 2008: Archeologische monumentenzorg in het stedelijk gebied van Doetinchem. Toelichting op de archeologische waarden- en verwachtingskaart en beleidskaart. RAAP-rapport 1835, deel 1. Stichting voor Bodemkartering, 1966: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 40 Oost/Arnhem.
BRONNEN AHN; internetsite, augustus 2011. http://www.ahn.nl Archeologisch informatiesysteem Archis2, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort, augustus 2011. http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html Bodemloket, internetsite, augustus 2011. www.bodemloket.nl
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 27 van 54
Dinoloket, internetsite, augustus 2011. http://www.dinoloket.nl/ Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie; internetsite, augustus 2011. http://www.kich.nl Numis, internetsite, augustus 2011. http://www.geldmuseum.nl/museum/content/zoeken-numis SIKB; internetsite, augustus 2011. http://www.sikb.nl Wat Was Waar; internetsite, augustus 2011. http://www.watwaswaar.nl Wateratlas: internetsite, augustus 2011. http://geodata2.prvgld.nl/apps/wateratlas_kaarten
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 28 van 54
Figuur 1.
Situering van het plangebied binnen Nederland KEIJENBORG KEIJENBORG KEIJENBORG KEIJENBORG KEIJENBORG KEIJENBORG
DREMPT DREMPT DREMPT DREMPT DREMPT
HOOG HOOGKEPPEL KEPPEL KEPPEL HOOG KEPPEL HOOG HOOG KEPPEL
Zelhem Zelhem Zelhem Zelhem Zelhem Zelhem
HUMMELO HUMMELO HUMMELO HUMMELO HUMMELO HUMMELO
445000
LAAG LAAG LAAG KEPPEL KEPPEL LAAG LAAG LAAGKEPPEL KEPPEL KEPPEL KEPPEL
HALLE HALLE HALLE HALLE HALLE HALLE
Doetinchem Doetinchem Doetinchem Doetinchem Doetinchem Doetinchem Wehl Wehl Wehl Wehl Wehl Wehl 440000
WEST WEST WEST ENDORP ENDORP WEST WEST WESTENDORP ENDORP ENDORP ENDORP
WIJNBERGEN WIJNBERGEN WIJNBERGEN WIJNBERGEN WIJNBERGEN
KILDER KILDER KILDER KILDER KILDER KILDER
Gaanderen Gaanderen Gaanderen Gaanderen Gaanderen Gaanderen BRAAMT BRAAMT BRAAMT BRAAMT BRAAMT
LOERBEEK LOERBEEK LOERBEEK LOERBEEK LOERBEEK
N N N N N N
Terborg Terborg Terborg Terborg Terborg Terborg VET VET VET HUIZEN HUIZEN VET VET VETHUIZEN HUIZEN HUIZEN HUIZEN
Silv olde Silv Silvolde olde Silv olde 435000
BEEK BEEK BEEK GEM GEM BERGH BERGH BEEK BEEK BEEK GEM GEM GEM GEMBERGH BERGH BERGH BERGH
0 000 0
ZEDDAM ZEDDAM ZEDDAM ZEDDAM ZEDDAM
5000m 5000m 5000m 5000m 5000m LENGEL LENGEL LENGEL LENGEL LENGEL 210000
AZEWIJN AZEWIJN AZEWIJN AZEWIJN AZEWIJN
215000
220000
Ulf Ulf Ulftttttt Ulf Ulf Ulf 225000
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Situering van het plangebied binnen Nederland bron: Geodan
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 29 van 54
Detailkaart van het plangebied
at st ra
Ju lia na pl ei
n
441650
441675
441700
441725
lm lhe Wi
t aa st r a in
W ille m
441750
Figuur 2.
441575
441600
441625
Em
at tra s a m
N N N N N N
Te rb or gs ew eg
0
J .F
.
n laa dy e nn Ke
25m
217450
217475
217500
217525
217550
217575
217600
217625
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Detailkaart van het plangebied Legenda Plangebied
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 30 van 54
Figuur 3.
Globale ligging van het plangebied binnen de Stadsplattegrond van Doetinchem van Jacob van Deventer
N N N N N
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Stadsplattegrond van Doetinchem van Jacob van Deventer rond 1560 Legenda Globale ligging plangebied
Figuur 4.
Situering van het plangebied binnen de topografische militaire kaart uit 1830-1850
N N
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Militaire topografische kaart uit 1830-1850 Legenda Plangebied
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 31 van 54
Figuur 5.
Situering van het plangebied binnen de topografische militaire kaart uit 1890 (Bonneblad)
N N
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Militaire topografische kaart uit 1890 Legenda Plangebied
Figuur 6.
Situering van het plangebied binnen de topografische militaire kaart uit 1908 (Bonneblad)
N N
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Militaire topografische kaart uit 1908 Legenda Plangebied
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 32 van 54
Figuur 7.
Situering van het plangebied binnen de topografische militaire kaart uit 1930 (Bonneblad)
N N
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Militaire topografische kaart uit 1930 Legenda Plangebied
Figuur 8.
Situering van het plangebied binnen de topografische kaart uit 1957
N N N N N
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Topografische kaart uit 1957 Legenda Plangebied
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 33 van 54
Figuur 9.
Situering van het plangebied binnen de topografische kaart uit 1966
N N N N N N
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Topografische kaart uit 1966 Legenda Plangebied
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 34 van 54
Figuur 10.
11075859 DOE.GRE.ARC
Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart van Nederland
Pagina 35 van 54
Figuur 11.
Situering van het plangebied binnen de archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Doetinchem
N N N N N N
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Situering van het plangebied binnen de archeologische waarden- en verwachtingskaart gemeente Doetinchem Legenda zie volgende bladzijde Plangebied
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 36 van 54
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 37 van 54
Figuur 12.
Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)
N N N N N N
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Legenda in meter +NAP Plangebied
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 38 van 54
Figuur 13.
11075859 DOE.GRE.ARC
Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart van Nederland
Pagina 39 van 54
Figuur 14.
11075859 DOE.GRE.ARC
Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied
Pagina 40 van 54
Figuur 15.
Situering van het plangebied binnen de archeologische beleidskaart van de gemeente Doetinchem
N N N N N N
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Situering van het plangebied binnen de archeologische beleidskaart gemeente Doetinchem Legenda zie volgende bladzijde Plangebied
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 41 van 54
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 42 van 54
Boorpuntenkaart
441725
441750
Figuur 16.
11
441700
10
9 441675
8
7
441650
6
441625
5
3
4
441600
1 2
N N N N N
441575
0
25m
217450
217475
217500
217525
217550
217575
217600
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Boorpuntenkaart Legenda Plangebied Boorlocatie
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 43 van 54
Vondstenkaart
441725
441750
Figuur 17.
11
441700
10
9 441675
8
7
441650
6
441625
5
3
1
N N N N N N 441600
2
0
441575
4
25m
217450
217475
217500
217525
217550
217575
217600
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Vondstenkaart Legenda Plangebied Boorlocatie Boorlocatie waar laat-middeleeuws aardewerk is aangetroffen Boorlocatie waar een aardewerkfragment is aangetroffen niet nader dateerbaar als Bronstijd t/m Late-Middeleeuwen Boorlocatie waar een aardewerkfragment uit de Nieuwe tijd B is aangetroffen
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 44 van 54
Kaart met advieszone waar vervolgonderzoek voor wordt geadviseerd
441725
441750
Figuur 18.
11
441700
10
9 441675
8
7
441650
6
441625
5
3
1
N N N N 441600
2
0
441575
4
25m
217450
217475
217500
217525
217550
217575
217600
Doetinchem (gemeente Doetinchem) - Terborgseweg (ong.) Kaart met advieszone waar vervolgonderzoek voor wordt geadviseerd Legenda Plangebied Boorlocatie Boorlocatie waar laat-middeleeuws aardewerk is aangetroffen Boorlocatie waar een aardewerkfragment is aangetroffen niet nader dateerbaar als Bronstijd t/m Late-Middeleeuwen Boorlocatie waar een aardewerkfragment uit de Nieuwe tijd B is aangetroffen Advieszone waar vervolgonderzoek voor wordt geadsviseerd
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 45 van 54
Bijlage 1
11075859 DOE.GRE.ARC
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
Pagina 46 van 54
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 47 van 54
Bijlage 2
Bewoningsgeschiedenis van Nederland
Als aanvullende informatie wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewoningsgeschiedenis van Nederland weergegeven. Paleolithicum (tot ca. 8800 voor Chr.) De vroegste bewoningssporen in Nederland uit deze periode dateren uit de voorlaatste ijstijd, ca. 300.000-130.000 jaar geleden. Waarschijnlijk hebben in de koudste fasen van de ijstijden in Nederland geen mensen geleefd. Daarentegen was bewoning in de warmere perioden wel mogelijk. De mensen die hier toen leefden trokken als jagers/vissers/verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. Veranderingen in het klimaat zorgden voor een veranderende flora en fauna. Tijdens de koude perioden bestond het groot wild onder meer uit rendieren, mammoeten, paarden en steppewisenten. Vooral op paarden en rendieren werd in het Laat-Paleolithicum intensief jacht gemaakt. Tijdens de warmere perioden werd er onder andere op herten, wilde zwijnen en oerossen gejaagd. Mesolithicum (ca. 8800-4900 voor Chr.) Rond de overgang van het Pleistoceen naar het Holoceen (ca. 9000 voor Chr.) verbeterde het klimaat zich voor een langdurige periode. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor de variatie in flora en fauna (o.a. bosontwikkeling) toenam. De mens kreeg nu de mogelijkheid om meer gevarieerd te eten: vruchten en andere eetbare gewassen stonden nu vaker op het menu. Doordat de temperatuur steeg, trok het groot wild (met name rendieren) naar het noorden, dat plaats maakte voor meer territoriumgebonden klein wild, vogels en vissen. Door deze veranderende leefomstandigheden werd de jachttechniek aangepast. De vuursteen bewerkingstechniek hield met deze ontwikkeling gelijke tred. Er werden kleine spitse vuursteenspitsen vervaardigd die als pijl- en harpoenpunt werden gebruikt. Met de stijging van de temperatuur begon het landijs te smelten en de zeespiegel te stijgen. Het tot dan toe droge Noordzee-Bekken kwam onder water te staan. De groepen jagers/vissers/verzamelaars wisselden nog wel van locatie maar exploiteerden kleinere gebieden. In het voorjaar viste men in de rivieren, tijdens de zomer leefde men voornamelijk langs de kust, waar naast vis en schaaldieren ook zeehonden als voedselbron dienden. In de herfst verzamelde men noten en vruchten, terwijl in de winter op onder meer pelsdieren werd gejaagd. Neolithicum(ca. 5300-2000 voor Chr.) Aan het begin van deze periode gingen het jagen, vissen en verzamelen een steeds minder belangrijke rol spelen. Men ging nu zelf cultuurgewassen telen en dieren houden bij het kamp. Uit vondsten valt af te leiden dat het om twee groepen mensen gaat, enerzijds kolonisten met een vrijwel agrarische levenswijze, anderzijds om de autochtone mesolitische bevolking die een halfagrarische levensstijl erop na gaat houden. Deze verandering ging gepaard met enkele technologische en sociale vernieuwingen zoals: het wonen op een vaste plek in een huis, het gebruik van vaatwerk van (gebakken) klei en de introductie van geslepen stenen dissels en bijlen. De bevolking groeide nu gestaag, mede door de productie van overschotten. Uit het Neolithicum zijn verschillende nu nog zichtbare grafmonumenten bekend, te weten grafkelders, hunebedden en grafheuvels.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 48 van 54
Bronstijd (ca. 2000-800 voor Chr.) Het begin van dit tijdvak valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen zoals bijlen. Vuurstenen werktuigen bleven, zij het minder, in gebruik. Het aardewerk uit deze periode is over het algemeen tamelijk zeldzaam. Vuursteenmateriaal uit de Bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Lange tijd bleven bronzen voorwerpen zeer schaars binnen Nederlands grondgebied. Door het van nature ontbreken van de benodigde grondstoffen moest het brons worden geïmporteerd en ontstonden er handelscontacten over langere afstanden. Eén en ander had wel tot gevolg dat er binnen de bevolking grotere verschillen ontstonden door verschillen op basis van bezit. De grafheuveltraditie, die tijdens het Neolithicum haar intrede deed, werd in eerste voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, omgeven door een greppel. Een Kopertijd voorafgaand aan de Bronstijd wordt in Noordwest-Europa niet onderscheiden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Middellandse Zeegebied. Wel zijn uit het Laat-Neolithicum koperen voorwerpen bekend. IJzertijd (ca. 800-12 voor Chr.) In deze periode werden voor het eerst ijzeren voorwerpen vervaardigd. Voor de productie van werktuigen en wapens werd brons vervangen door ijzer. Er ontstond een inheemse ijzerproductie. Het gebruik van vuursteen voor het vervaardigen van werktuigen duurde nog in beperkte mate voort. Ten opzichte van de Bronstijd traden er in de aardewerktraditie geen radicale veranderingen op. Evenals in het Neolithicum en de Bronstijd woonden de mensen in verspreid liggende hoeven ('Einzelhöfe') of in nederzettingen bestaande uit maar enkele huizen; deze werden in een beperkt gebied nogal eens verplaatst. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen ('Celtic fields'). Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand (bezit van metalen voorwerpen), die mogelijk op sociale ongelijkheid duiden. In de zogenaamde vorstengraven uit Zuid Nederland, met daarin luxe, geïmporteerde bijgaven, zijn vermoedelijk lokale of regionale autoriteiten begraven. De meeste begravingen vonden nog immer plaats in urnenvelden. Tijdens de IJzertijd werd het Friese kustgebied gekoloniseerd en ontstonden de eerste terpen. Romeinse tijd (ca. 12 voor Chr. - 450 na Chr.) Met de komst van de Romeinen eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. Aangezien de schriftelijke bronnen slechts een zeer fragmentarisch beeld schetsen, is men toch nog in belangrijke mate aangewezen op de archeologie als informatiebron. Een tijd lang diende het Nederlandse rivierengebied als uitvalsbasis voor veldtochten in het noorden van Germanië. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als Romeinse rijksgrens ingesteld. Ter controle en verdediging van deze zogenaamde 'limes' werden langs de Rijn, tot diep in Duitsland, 'castella' (militaire forten) gebouwd. De inheemse manier van leven handhaafde zich nog lange tijd. Wel werd, vooral na de opstand van de Bataven tegen de Romeinse overheersers in 69-70 na Chr., de Romeinse invloed steeds duidelijker. In veel inheems-Romeinse nederzettingen was bijvoorbeeld, naast het eigen handgevormde aardewerk, Romeins importaardewerk in gebruik, dat op de draaischijf was vervaardigd. Er werden, vooral in Limburg, grootse villa's (Romeinse herenboerderijen) gebouwd, hetzij nieuw gesticht, hetzij ontwikkeld vanuit een bestaande inheemse nederzetting.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 49 van 54
De Romeinen legden een voor die tijd al uitgebreide infrastructuur aan, waardoor het gebied steeds beter werd ontsloten. Op verschillende plaatsen ontstonden aanzienlijke nederzettingen, waarvan er enkele met een stedelijk karakter (zoals Nijmegen). De inheemse bevolking, ten noorden van de de Limes, werd niet zo sterk beïnvloed door de Romeinse aanwezigheid. Er was wel sprake van handelscontacten en het uitwisselen van geschenken. In de tweede helft van de derde eeuw ontstond, onder meer door invallen van Germaanse stammen, een instabiele situatie die met korte onderbrekingen voortduurde tot in de vijfde eeuw. Uiteindelijk leidde dit in het jaar 406 tot de definitieve ineenstorting van de grensverdediging langs de Rijn. Middeleeuwen (ca. 450-1500 na Chr.) Over de Vroege Middeleeuwen, vooral over het tijdvak 450-600 na Chr., is relatief weinig bekend. Zowel historische bronnen als archeologische overblijfselen zijn schaars. De bevolkingsomvang was ten opzichte van de voorafgaande periode sterk afgenomen. De marktgerichte economie verdween en de mensen vielen terug op zelfvoorziening. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinse staatsorganisatie in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Een gezaghebbende status was nu vooral gebaseerd op militair succes en materiële welstand. Deze instabiele periode wordt ook wel aangeduid als de 'tijd van de volksverhuizingen'. Vanaf de tiende - elfde eeuw wordt een overheersende positie van de al dan niet adelijke grootgrondbezitters waargenomen. Dit vertaalt zich in nieuwe nederzettingsvormen als mottes, kastelen en versterkte hoeven. In verband met de aanhoudende bevolkingsgroei, en mede dankzij gunstige klimatologische omstandigheden, werd een begin gemaakt met het ontginnen van woeste gronden als bos, heide en veen. Veel van de huidige dorpen en steden dateren uit deze periode. Door de aanleg van dijken en kaden werden laaggelegen gebieden beschermd tegen wateroverlast. De heersende rivaliteit tussen de vorsten leidde, in combinatie met een zwak centraal gezag, veelvuldig tot lokaal geweld, waarvan de bevolking vaak het slachtoffer werd. Door het aanleggen van burgen, schansen, landweren en wallen trachtte men zich te beveiligen. Nieuwe tijd (1500-heden) De Nieuwe tijd kenmerkt zich door een groot aantal veranderingen vooral op het gebied van mens- en wereldbeeld. Er is sprake van een Europese overzeese expansie wat leidt tot handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. Er ontstaat een nieuwe wetenschappelijke belangstelling wat zich uit in vele uitvindingen. Deze uitvindingen vormen de motor van de industriële revolutie. Er ontstaat een nationale staat die centraal bestuurd wordt. Als gevolg van deze ontwikkelingen neemt het belang en de omvang van steden toe en neemt de macht van adel af. Het grootste deel van de bevolking is niet meer werkzaam en woonachtig op het platteland maar in de steden. In vere e band met de aanhoudende bevolkingsgroei worden aan het eind van de 19 tot het begin van de 20 eeuw op grote schaal woeste gronden gecultiveerd. Door de industriële revolutie komen steeds meer producten beschikbaar voor steeds meer mensen waardoor de welvaart stijgt. In de Nieuwe tijd vindt er eveneens een hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid plaats, wat zich tot e in het begin van de 20 eeuw uit in de kunsten.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 50 van 54
Bijlage 3
AMZ-cyclus
Het AMZ-proces Archeologisch onderzoek in Nederland wordt in het algemeen uitgevoerd binnen het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het gehele traject van de AMZ omvat een aantal stappen die elkaar kunnen opvolgen, afhankelijk van het resultaat van de voorgaande stappen. Om inhoudelijke, prijs- en planningstechnische redenen kan er soms voor gekozen worden om bepaalde stappen gelijktijdig uit te voeren. Bovendien kan, indien reeds voldoende gegevens bekend zijn, een stap worden overgeslagen. Elke stap eindigt met een rapport met daarin een advies voor de vervolgstappen. Na elke stap wordt er een selectiebesluit genomen door de bevoegde overheid, gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Indien na een bepaalde stap blijkt dat geen nader vervolgonderzoek nodig is, wordt het archeologisch onderzoek afgesloten. Ook kan het bevoegd gezag besluiten dat een vindplaats van zo groot belang is, dat deze in situ behouden moet worden. Dan dienen de archeologische resten in de grond beschermt te worden door planaanpassing of planinpassing. Het begint met het bepalen van de onderzoeksplicht. Gemeentelijke, provinciale en landelijke archeologische waardenkaarten geven aan of het plangebied in een gebied ligt met een archeologische verwachting. Indien dit het geval is, dan zal er in het kader van de planprocedure onderzoek verricht moeten worden om te bepalen of er archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn. Hiermee start de zogenaamde AMZ-cyclus (zie schema). De eerste fase: Bureauonderzoek Elk archeologisch onderzoek begint met een bureauonderzoek. Dit heeft tot doel het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen het plangebied om tot een gespecificeerd verwachtingsmodel te komen, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van een eventuele vervolgstap. De tweede fase: Inventariserend VeldOnderzoek (IVO) Het doel van een IVO is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel. Het IVO moet informatie geven over de aan- of afwezigheid, de aard, het karakter, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden. Inventariserend Veldonderzoek; Booronderzoek en Veldkartering Door een booronderzoek kan er een goede inschatting gemaakt worden van de kans op archeologische waarden (grondsporen en daarmee samenhangende voorwerpen). Bij het booronderzoek is een onderscheid aangebracht in een verkennende, karterende en waarderende fase. De verkennende fase heeft tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze. Op deze manier worden kansarme zones uitgesloten en kansrijke zones geselecteerd voor de volgende fasen. Tijdens de karterende fase wordt het onderzoeksgebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten of sporen. De waarderende fase sluit aan op de karterende fase. Het waarnemingsnet kan verdicht worden om de horizontale begrenzing, ligging en omvang van archeologische vindplaatsen vast te stellen. Een veldkartering wordt uitgevoerd wanneer vondsten of sporen aan de oppervlakte worden verwacht en zichtbaar zijn op het moment dat het onderzoek uitgevoerd wordt. Dit type onderzoek bestaat uit het belopen van het maaiveld van het plangebied.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 51 van 54
Inventariserend Veldonderzoek; Proefsleuven Als uit vooronderzoek blijkt dat binnen het plangebied archeologische resten aangetroffen kunnen worden kan het bevoegd gezag beslissen tot een proefsleuvenonderzoek. Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voorgaande onderzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De KNA schrijft voor dat bij een dergelijk onderzoek minimaal 5% van het te verstoren gebied onderzocht dient te worden. De Derde fase: Archeologische Begeleiding (AB) of Opgraven (AAO) Archeologische Begeleiding Als het vooronderzoek niet voldoende informatie heeft opgeleverd om de archeologische waarde van de archeologische resten te bepalen, kan besloten worden tot archeologische begeleiding van de sloop- of graafwerkzaamheden. Dit betekent dat archeologen bij het graafwerk aanwezig zijn om het werk te volgen en eventuele resten te documenteren. Wanneer tijdens de werkzaamheden vondsten (van hoge archeologische waarde) naar boven komen, die aanleiding geven tot nader onderzoek, kan alsnog besloten worden om tot een opgraving over te gaan. Opgraven Indien de archeologische resten niet in situ bewaard kunnen blijven, maar wel van belang zijn voor de wetenschap, kan het bevoegd gezag besluiten over te gaan tot een Algehele Archeologische Opgraving (AAO). Het doel hiervan is volgens de KNA het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden, die van belang is voor kennisvorming over het verleden.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 52 van 54
Schema van de Archeologische Monumenten Zorg Vergunningaanvraag/ruimtelijke ontwikkeling ▼ Toetsing aan archeologisch beleid (Gemeente, Provincie, Rijk) ▼ Bureauonderzoek* (verzamelen gegevens en opstellen verwachtingsmodel) ▼ Selectiebesluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) ▼ Inventariserend veldonderzoek* ▼ ▼ Verkennend veldonderzoek ►**** Karterend veldonderzoek Door middel van: Door middel van: - terreininspectie - oppervlaktekartering - booronderzoek** - booronderzoek** - proefsleuven*** ▼ ▼***** Selectiebesluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) ▼ Bewezen of hoge kans op de aanwezigheid van archeologie ▼****** Waarderend veldonderzoek door middel van proefsleuven*** ▼ Selectiebesluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) ▼ ▼ ▼ Opgraven*** Begeleiding*** Beschermen Verwijderen Begeleiding Bescherming van de van de van de archeologie werkzaamheden archeologie door door door archeologen archeologen planaanpassing * ** *** **** ***** ******
► Vergunningverlening indien geen onderzoek noodzakelijk wordt geacht.
►
Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden). Ook kan besloten worden over te gaan op het begeleiden van de graafwerkzaamheden door archeologen.***
►
Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden). Ook kan besloten worden over te gaan op het begeleiden van de graafwerkzaamheden door archeologen.***
►
Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie, wel archeologische waarden aanwezig maar geen vervolgonderzoek noodzakelijk op grond van waardering. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden).
Combinatie bureauonderzoek en IVO verkennende of karterende fase mogelijk, indien een PvA aanwezig is. Voorafgaand aan het booronderzoek dient een PvA worden opgesteld, toetsing door bevoegd gezag Voorafgaand aan het onderzoek dient een PvE en PvA te worden opgesteld, toetsing door bevoegd gezag. Na een verkennend booronderzoek kan het bevoegd gezag besluiten dat een aanvullend karterend bureauonderzoek moet worden uitgevoerd. Een combinatie van bureauonderzoek en IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven is mogelijk, indien een PvA en een goedgekeurd PvE aanwezig is en met instemming van het bevoegd gezag. Een combinatie van bureauonderzoek en IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven of een IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven is mogelijk, indien een PvA en een goedgekeurd PvE aanwezig is en met instemming van het bevoegd gezag.
11075859 DOE.GRE.ARC
Pagina 53 van 54
Bijlage 4
11075859 DOE.GRE.ARC
Boorprofielen
Pagina 54 van 54
Bijlage 4
Boring: X: Y:
Boorprofielen
01
X: Y:
13,3 m +NAP
0
Boring:
217479 441609 0 6
Tegel 30
50
60 80
100 120
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruin, cuncet-/stabilisatiezand
02
217497 441605
13,3 m +NAP
0
0 4 20
50
60
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, geroerde laag Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk puinhoudend, sterk baksteenhoudend, bruin, halfverhardingslaag van puin
100
110 130
Zand, matig fijn, zwak siltig, beige, C-horizont, rivierduinafzettingen
Boring: X: Y:
03
Boring: X: Y: 0 4
Tegel
50
60
Zand, matig grof, zwak siltig, puin, zwak baksteenhoudend, bruin, geroerde laag, boring gestuit op betonverharding
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak puinhoudend, zwak baksteenhoudend, bruin, geroerde laag Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin, geroerde laag Zand, matig fijn, zwak siltig, beigegeel, Cg-horizont, rivierduinafzettingen Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, licht bruinbeige, Cg-horizont
217496 441626
13,3 m +NAP
0
Tegel
04
217518 441623
13,3 m +NAP
0
0 4
Tegel 30
50
60
100
100
120
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, Bw-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, BC-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Cg-horizont, rivierduinafzettingen Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, licht bruinbeige, Cg-horizont
Boring: X: Y:
05
Boring:
217527 441643
13
X: Y:
m +NAP
13 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingrijs, cuncet-/ophoogzand 50 60
50
100 120
150
150
200
200
Boring: X: Y:
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, restant BC-horizont
0
30
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig gleyhoudend, bruinoranje, 1Cg-horizont, rivierduinafzettingen
100
Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak gleyhoudend, licht bruingrijs, 2Cg-horizont, Laag van Wijchen
150
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, Bw-horizont
80
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin, BC-horizont
100
160
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin, 3Cr-horizont, Kreftenheye
07
Zand, matig grof, zwak siltig, lichtbruin, cuncet-/ophoogzand
50
130
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, bruingrijs, 1Cg-horizont, rivierduinafzettingen Zand, matig fijn, sterk siltig, matig gleyhoudend, grijsoranje, 2Cg-horizont, Laag van Wijchen Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, licht bruingrijs, 3Cr-horizont, Kreftenheye
Boring:
217523 441666
X: Y:
08
217538 441679
13,2 m +NAP 0 10 30
50
m +NAP
0
13,2 m +NAP 0
06
217545 441659
50
Zand, matig grof, zwak siltig, licht grijswit, cuncet-/ophoogzand Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, Bw-horizont?
0
50
0
Zand, matig grof, zwak siltig, bruingeel, cuncet-/ophoogzand 40 50
70
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruin, BC-horizont? 100 120
Zand, zeer fijn, matig siltig, licht bruingrijs, oude akkerlaag, Ah-horizont? Zand, zeer fijn, matig siltig, geelbeige, C-horizont
Opdrachtgever: Greenhouse Advies bv Locatie: Terborgseweg (ong.) te Doetinchem
80
100
110 120
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, restant Bw-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin, BC-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, beigewit, C-horizont, rivierduinafzettingen Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, bruinbeige, Cg-horizont
Bijlage 4
Boring: X: Y:
Boorprofielen
09
Boring:
217521 441688
X: Y:
13,2 m +NAP
13 30 40
50 70 80 100
100
120
Zand, matig grof, zwak siltig, licht bruingrijs, cuncet-/ophoogzand
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruin, BC-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, beige, 1C-horizont, rivierduinafzettingen
Zand, matig fijn, sterk siltig, matig gleyhoudend, bruinoranje, 2Cg-horizont, Laag van Wijchen
Boring: X: Y:
11
217565 441719
13
m +NAP 0
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak baksteenhoudend, lichtbruin, cuncet-/ophoogzand
50 70
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelbruin, 1C-horizont, rivierduinafzettingen
120
150
150
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, restant Bw-horizont
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, bruingeel, 1Cg-horizont, rivierduinafzettingen
100
m +NAP
0
0
0
10
217534 441704
Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak gleyhoudend, bruinoranje, 2Cg-horizont, Laag van Wijchen Zand, matig fijn, zwak siltig, licht bruingrijs, 3C-horizont, Kreftenheye
Opdrachtgever: Greenhouse Advies bv Locatie: Terborgseweg (ong.) te Doetinchem
0
30
50
50 70
Zand, matig grof, zwak siltig, grijsgeel, cuncet-/ophoogzand Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, geroerde laag Zand, matig fijn, zwak siltig, bruin, BC-horizont
100 120
150
150
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak gleyhoudend, licht bruingeel, 1Cg-horizont, rivierduinafzettingen Zand, matig fijn, zwak siltig, licht bruingrijs, 2C-horizont, Kreftenheye