Alternatieven voor brijn in Zuid-Holland, kosten en milieueffecten
Alternatieven voor brijn in Zuid-Holland, kosten en milieu effecten Versie:
dd.: Printdatum:
2.0 Definitief
1 oktober 2010 1 oktober 2010
© Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande toestemming van Agrimaco. No part of this publication may be reproduced in any form by print, photo print, microfilm or any other means without written permission of Agrimaco.
Colofon Titel (& ondertitel)
:
Referentie, versie
:
Alternatieven voor brijn in Zuid-Holland, kosten en milieueffecten v.2.0 Definitief
Datum
:
1 oktober 2010
Opdrachtgever
:
Provincie Zuid - Holland
Project
:
Contactpersoon
:
Bart Scholten E.
[email protected] M. 06-51426182
Document historie : v.1.0 ID/versie Bewerkt door : B Scholten & S. Van Koppen : Dhr. R. Vermeulen Verzonden aan : 14 september 2010 Datum Status Opmerking
: Concept ter bespreking :
v.1.2
v.2.0
B Scholten & S. Van Koppen Dhr. R. Vermeulen
B. Scholten & S. Van Koppen Dhr. R. Vermeulen
23 september 2010
1 oktober 2010
Definitief concept
Definitief
pag. 1
Inhoud 1
2
3
4
Inleiding .............................................................................................................. 4 1.1
Aanleiding ................................................................................................... 4
1.2
Aanpak en leeswijzer ................................................................................... 5
Samenvatting ....................................................................................................... 6 2.1
Vraagstelling ............................................................................................... 6
2.2
Aanpak ....................................................................................................... 6
2.3
Beantwoording ............................................................................................ 7
Inventarisatie brijnlozingen ................................................................................. 10 3.1
Methodiek ................................................................................................... 10
3.2
De gebieden ................................................................................................ 12 3.2.1 Westland (Westland, Midden Delfland en Hoek van Holland) .................... 12 3.2.2 Oostland (Lansingerland & Pijnacker-Nootdorp) ..................................... 12 3.2.3 Voorne-Putten .................................................................................. 13 3.2.4 Zuidplas........................................................................................... 13 3.2.5 Kaag ............................................................................................... 13 3.2.6 Boskoop........................................................................................... 14
3.3
Analyse resultaten ....................................................................................... 14
3.4
Conclusie .................................................................................................... 16
Kosten van gietwatervoorziening in relatie tot de totale kosten ............................ 18 4.1
Methodiek en uitgangspunten ........................................................................ 18 4.1.1 Toegepaste methodiek ....................................................................... 18 4.1.2 Uitgangspunten................................................................................. 18
4.2
Uitwerking Voorbeeldbedrijven ....................................................................... 19
4.3
Analyse van de resultaten ............................................................................. 20
4.4
Conclusie .................................................................................................... 21
pag. 2
5
6
Onderzoek alternatieve watervoorziening / alternatieven voor brijnlozing op gebiedsniveau ...................................................................................................... 24 5.1
Methodiek ................................................................................................... 24
5.2
Lozen op Rijkswater ..................................................................................... 25
5.3
Lozen brijn op het oppervlaktewater ............................................................... 27
5.4
Pilot project Harnaschpolder .......................................................................... 28
5.5
DSM Leiding ................................................................................................ 29
5.6
Aqua ReUse concepten ................................................................................. 31
5.7
Drinkwater .................................................................................................. 34 5.7.1 Beschikbaarheid ................................................................................ 34 5.7.2 Kwaliteit drinkwater ........................................................................... 35 5.7.3 Kostprijs gebruik drinkwater ............................................................... 37 5.7.4 Samenvatting ................................................................................... 38
5.8
Ionen wisseling in combinatie met oppervlaktewater ......................................... 38
5.9
Effecten van brijnbeleid op nieuwe glastuinbouw ontwikkelingen ......................... 38
5.10
Vergelijking verschillende alternatieven ........................................................... 39
Overall beeld van de gebieden .............................................................................. 41 6.1
Methodiek ................................................................................................... 41
6.2
Westland .................................................................................................... 41
6.3
Oostland ..................................................................................................... 42
6.4
Zuidplaspolder ............................................................................................. 43
6.5
Kaag .......................................................................................................... 43
6.6
PCT regio Boskoop ....................................................................................... 44
6.7
Voorne ....................................................................................................... 46
6.8
Solitaire bedrijven ........................................................................................ 47
6.9
Samenvatting .............................................................................................. 48
7
Verklarende woordenlijst ..................................................................................... 49
8
Literatuurlijst ....................................................................................................... 50
9
Bijlagen ................................................................................................................ 51
pag. 3
1
Inleiding 1.1 Aanleiding
De glastuinbouw is een belangrijke agrarische sector in Zuid-Holland. Voor de glastuinbouw is goed gietwater één van de belangrijkste productiemiddelen. Idealiter maakt de glastuinbouw gebruik van regenwater voor haar productieproces. Echter de mate waarin bedrijven voldoende regenwater hebben, is afhankelijk van de watervraag van de teelt en in hoeverre voldoende wateropslag voorhanden is. Als gevolg van de grote ruimtedruk in Zuid-Holland is de opvang van voldoende regenwater kostbaar. Alternatieven voor regenwater, zoals oppervlaktewater en drinkwater, bevatten hoge concentraties zouten. Gedurende de teelt zullen die zouten zich ophopen in het watergeefsysteem en bij te hoge waarden zal dit water geloosd moeten worden op het riool of het oppervlaktewater. Deze emissies zijn niet wenselijk in het kader van de KRW (Kader Richtlijn Water) waarin wordt gestreeft naar nullozing in 2027. Om zich te verzekeren van goed en voldoende gietwater heeft de glastuinbouw de afgelopen jaren in toenemende mate gebruik gemaakt van ontzout grondwater. Het ontzouten vindt plaats door middel van omgekeerde osmose (Reversed Osmosis = RO). In dit proces wordt het brakke grondwater onder hoge druk door een membraam geperst waarbij de zouten achter blijven en het zo gezuiverde water gebruikt wordt in de glastuinbouw. De stroom achterblijvende zouten, het brijn, wordt weer terug gebracht in de bodem, de zogenaamde brijninfiltratie. De grote vlucht van deze toepassing in de Zuid-Hollandse glastuinbouw is aanleiding geweest voor de formulering van het provinciale brijnbeleid in 2006. In april 2010 heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland kennis genomen van de evaluatie van het in 2006 vastgestelde brijnbeleid. Eind 2010 wil GS definitieve conclusies trekken over het provinciaal brijnbeleid. Ter ondersteuning van de besluitvorming heeft GS opdracht gegeven om een achttal vervolgstudies uit te voeren. Voorliggende studie beoogd antwoord te geven op een drietal van de gestelde vragen, te weten: • het nader verkennen van de beschikbaarheid en haalbaarheid van aanvullende waterbronnen en alternatieve afvoermogelijkheden van brijn, zo mogelijk gebiedsgericht uitgewerkt; • het verkrijgen van een nauwkeuriger kostenindicatie van alternatieven en deze in het perspectief van de totale kosten van een tuinder plaatsen en • het verkrijgen van een beter beeld van het aantal bedrijven en de verdeling over teelten.
In dit onderzoek worden een zestal glastuinbouwgebieden onderscheiden, te weten Westland, Oostland, Zuidplas, Voorne-Putten, Kaag en Regio Boskoop.
pag. 4
1.2 Aanpak en leeswijzer De uitkomsten van de inventarisatie van de brijnlozingen en van het onderzoek naar de kostprijs van gietwater worden als input gebruikt bij de verkenning van aanvullende waterbronnen. In hoofdstuk 3 wordt de beschikbare data onderzocht om per gebied de actuele watervraag en brijnlozing te kunnen benoemen. Op basis van de gegevens van de verleende ontheffingen, data uit het grondwaterregister, data van het CBS en de data van Glami, is een raming gemaakt van de actuele situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 voor een drietal modelbedrijven de kostprijs van het gietwater berekend en gerelateerd aan de totale kostenstructuur van het glastuinbouwmodelbedrijf. Tevens wordt daarbij berekend wat de kostprijs van het gietwater zou zijn indien het bedrijf maximaal zelfvoorzienend is op het gebied van gietwater en daarbij maximaal regenwater benut. Tot slot worden in hoofdstuk 5 de alternatieve waterbronnen en alternatieve afvoermogelijkheden voor brijn verkend waarna deze in hoofdstuk 6 per gebied in beeld worden gebracht. Uitgangspunt bij de beoordeling is de mate waarin de alternatieven in staat zijn om het huidige door de glastuinbouw gebruikte RO-water te vervangen.
pag. 5
2 Samenvatting 2.1 Vraagstelling Ter ondersteuning van de besluitvorming inzake het provinciale brijnbeleid heeft Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland opdracht gegeven om een achttal vragen te beantwoorden. Voorliggende studie beoogd antwoord te geven op een drietal van de in totaal acht gestelde vragen, te weten: A. maak een inventarisatie van de huidige brijnlozingen, de verdeling over de gebieden en de teelten; B. voer een verkenning uit van de beschikbaarheid en haalbaarheid van aanvullende waterbronnen en alternatieve afvoermogelijkheden van brijn, zo mogelijk gebiedsgericht uitgewerkt; en C. breng in beeld een nauwkeuriger kostenindicatie van alternatieven en plaats deze in het perspectief van de totale kosten van een tuinder.
2.2 Aanpak Bij de opdrachtverlening zijn zes gebieden benoemd: Westland, Oostland, Zuidplas, Voorne, Kaag en Boskoop. Hoewel de tenaamstelling anders kan doen vermoeden, komen de namen niet overeen met de gemeentegrenzen van gelijknamige gebieden. Ad A. Om te komen tot gefundeerde uitspraken over waterverbruik, het aandeel RO water in het waterverbruik en de daarbij vrijkomende hoeveelheden brijn, kan geen bestaand databestand worden geraadpleegd. Databestanden van de Provincie Zuid-Holland, het CBS, WUR en Glami zijn gecombineerd om een beeld te kunnen geven van de actuele brijnlozingen. Ad B. Het onderzoek naar de beschikbaarheid en haalbaarheid van aanvullende waterbronnen en alternatieven voor brijnlozing richt zich op de verschillende initiatieven en pilots die reeds lopen. De gevolgde methodiek bestaat uit literatuurstudie, interviews met bij de projecten betrokken personen, onderzoekers van WUR, toeleveranciers van de glastuinbouw en glastuinbouwondernemers. Tevens zijn bij commerciële partijen prijsopgaven gevraagd voor installaties. Ad C. Om te komen tot een kostenindicatie van gietwater en van de mogelijke alternatieven zijn de waterkosten uitgerekend voor een drietal modelbedrijven; te weten: een zeer waterintensief komkommerbedrijf, een gerberabedrijf met een matig waterverbruik en een potplantenbedrijf met een laag waterverbruik. De waterkosten worden vergeleken met de totale kosten van deze modelbedrijven.
pag. 6
2.3 Beantwoording Ad A. Inventarisatie huidige brijnlozingen Van de 2.860 glastuinbouwbedrijven in de provincie Zuid-Holland (bron: CBS 12 maart 2010) zijn er 384 ontheffingsaanvragen voor brijnlozingen in de bodem bekend bij Provincie Zuid-Holland op 30 juli 2010. Op basis van de beschikbare gegevens ( waaronder teelt en areaal) is benaderd dat er circa 6,9 mln. m3 brijn wordt geloosd in de gebieden Westland, Oostland en Voorne-Putten samen. Een berekening, deels gebaseerd op expertschattingen, geeft aan dat hiervan circa 45% bekend is en circa 55% niet bekend is. Tabel 1: Osmosevraag en meldingen benaderd
Gebiedsanalyse (benadering gegevens op jaarbasis) Westland (incl. Midden Delfland en Hoek van Holland) Oostland (Lansingerland & Pijnacker-Nootdorp) Voorne-Putten (Brielle en Westvoorne) Totaal
Watervraag uit RO in m3
4.610.000
Aantal m3 RO water in ontheffing in % afgedekt 1.760.000 40%
Aantal niet gemelde m3 RO-water
in %
2.850.000
60%
2.070.000
1.310.000
65%
760.000
35%
230.000
100.000
43%
130.000
57%
6.910.000
3.170.000
45%
3.740.000
55%
Ten aanzien van de gebieden Kaag, Boskoop en Zuidplas zijn er te weinig feitelijke gegevens beschikbaar om een verantwoorde schatting van het gebruik van RO-water te kunnen maken.
Ad B. Kosten van gietwatervoorziening in relatie tot de totale kosten De kostprijs van één m3 gietwater afkomstig uit brak grondwater en na behandeling met osmoseapparatuur in combinatie met het minimaal verplichte gietwaterbassin van 500 m3 / ha varieert van € 0,60/m3 voor de waterintensieve teelten (zoals komkommer, tomaat en roos) tot € 1,38/m3 voor de weinig water verbruikende potplanten. De kostprijs van gietwater wordt gedomineerd door de rente en afschrijving van de installaties en het bassin. Grootgebruikers hebben daarom aanzienlijke schaalvoordelen ten aanzien van de teelten met een laag waterverbruik. Het aandeel van de waterkosten in de totale jaarkosten van een glastuinbouwbedrijf varieert van 0,88% voor de waterintensieve teelten tot 0,46% van de jaarkosten voor de waterextensieve teelten. In deze kostprijsberekening is uitgaan van de minimaal verplichte bassinomvang van 500 m3/ha en het gebruik van RO-water in combinatie met brijninfiltratie.
pag. 7
Bij het verhogen van de zelfvoorzienendheid tot 90% middels hemelwaterbassins zal het aandeel van de waterkosten in de jaarkosten van een glastuinbouwbedrijf meer dan verdubbelen ( zie tabel 2). De kostprijs van het gietwater voor waterintensieve teelten zal dan stijgen tot € 1,23/m3 voor het komkommerbedrijf en tot € 1,79/m3 gietwater voor het potplantenbedrijf. De resterende 10% waterbehoefte wordt voorzien door RO water. Tabel 2: Ontwikkeling gietwaterprijs regenwater en RO-water
Teelt Komkommer m3 bassin per ha
prijs per m3
jaarkosten per m2
% jaarkosten
500
€ 0,60
€ 0,56
0,88%
3.000
€ 1,23
€ 1,15
1,79%
m3 bassin per ha
prijs per m3
jaarkosten per m2
% jaarkosten
500
€ 0,77
€ 0,50
0,83%
2.000
€ 1,28
€ 0,83
1,37%
Teelt Gerbera
Teelt Spatiphyllum 12 cm m3 bassin per ha
prijs per m3
jaarkosten per m2
% jaarkosten
500
€ 1,38
€ 0,41
0,46%
1.000
€ 1,79
€ 0,54
0,60%
De gehanteerde grondprijs heeft, zoals mag worden verwacht, een groter effect bij een groter bassinvolume per ha glas. Een grondprijsstijging van € 10,-/m2 heeft bij 500 m3 bassin per ha een te verwaarlozen effect. Een grondprijsstijging van 10% bij een bassinoppervlak van 2.000 tot 3.000 m3 per ha heeft een stijging van ca. 5% van de gietwaterprijs tot gevolg. In de sector en in verschillende publicaties wordt een marktconforme prijs voor gietwater van ca. € 0,60 /m3 genoemd. Dit komt in grote lijnen overeen met de uitkomsten van dit onderzoek maar geldt echter alleen voor de waterintensieve teelten zoals de glasgroenten en roos. Waterextensieve teelten kennen nu reeds veel hogere waterkosten van ca. € 1,35/m3. In de huidige situatie bedragen de waterkosten minder dan 1% van de jaarkosten van een glastuinbouwbedrijf. De waterkosten zullen verdubbelen als geïnvesteerd wordt in maximale
pag. 8
zelfvoorzienendheid op het gebied van water. De kostprijs voor een duurzame gietwatervoorziening lijkt daarmee laag maar heeft gezien de lage rentabiliteit van de sector in de afgelopen jaren wel grote betekenis voor de glastuinbouw in Zuid-Holland.
Ad C. Onderzoek alternatieve watervoorziening / alternatieven voor brijnlozing op gebiedsniveau Uit de verkenning van aanvullende waterbronnen en alternatieven voor brijninfiltratie blijkt dat geen van deze initiatieven levensvatbaar zijn in concurrentie met de huidige kostprijs van € 0,60 van gietwater door de toepassing van RO en brijninfiltratie. Om een oordeel te kunnen geven over de haalbaarheid van deze initiatieven is daarom een benchmark voor duurzaam gietwater opgesteld door uit te gaan van 90% zelfvoorzienendheid (en 10% afkomstig uit RO water). De benchmark voor duurzaam gietwater ligt naar ons oordeel tussen de €1,20 en € 1,40 per m3. Bij deze of een lagere prijsstelling van de alternatieven zijn er zeker mogelijkheden om de grote glastuinbouwgebieden op een alternatieve wijze te voorzien van voldoende gietwater. Voor de gebieden Kaag en de Regio Boskoop zijn er geen aanvullende waterbronnen of alternatieve afvoermogelijkheden voor brijn voorhanden. Maximalisering van het gebruik van hemelwater dient in deze gebieden dan ook prioriteit te krijgen. Gebiedsgerichte concepten als Aqua ReUse kunnen hier mogelijk uitkomst bieden. Om te kunnen voorzien in de aanvullende waterbehoefte/vraag van het Westland ( 4,6 mln m3/jr) en het Oostland (2,1 mln m3) zijn aanzienlijke investeringen vereist in zuivering en distributie. Bij de huidige kostprijs van het gietwater (€ 0,60/m3) is geen haalbare businesscase mogelijk voor deze investeringen. Zonder een helder brijnbeleid en handhaving daarvan zal het risicoprofiel voor grote investeringen in gietwatervoorziening in de glastuinbouw te hoog zijn. Op de korte termijn is de glastuinbouwsector niet instaat de vereiste investeringen te financieren. De haalbaarheid van de grootschalige alternatieve collectieve systemen als Harnaschpolder, DSM-leiding en lozing op Rijkswater wordt sterk bepaald door de complexiteit van aan te leggen infrastructuur.
pag. 9
3 Inventarisatie brijnlozingen 3.1 Methodiek Om te komen tot gefundeerde uitspraken over waterverbruik, het osmoseaandeel in het waterverbruik en de daarbij vrijkomende hoeveelheden brijn kan geen bestaand databestand worden geraadpleegd. In diverse bestanden bij diverse bronnen is data beschikbaar die gekoppeld dient te worden. Bij aanvang van de opdracht is gestart met het achterhalen van selecties van mogelijk nuttige databases. Door vanuit een door de opdrachtgever verstrekt basisbestand van bedrijven met ontheffingen verder te bouwen is toegewerkt naar een bestand met op regelniveau zo veel mogelijk gegevens behorend bij het bedrijf. De lijst met databestanden c.q. selecties daarvan, zijn o.a.: • Provincie Zuid Holland: o bedrijven met een ontheffing; o ontheffingsvolumes; o meetgegevens van ontrekkingvolumes; • CBS: o aantal bedrijven per gemeente; • GLAMI: o bedrijfsoppervlakten; o hoofdteelten per bedrijf; • GLK: o watervraag per teelt. Gemeentelijke data zijn bij dit onderzoek niet gebruikt. Van de beschikbare data bleken cruciale bestanden niet compleet en soms lastig koppelbaar. Met name de feitelijke meting van onttrokken volumes blijkt een sterk beperkende factor in het totale projectbestand.1 Van 47 bedrijven van in totaal 381 verstrekte ontheffingen is een feitelijke meting beschikbaar. Om die reden is een intensief proces gestart om de database maximaal aan te vullen met beschikbare kennis van bedrijven (praktijkkennis van de bedrijven), het natrekken van veel data via internet (teelten, oppervlakten) en het becijferen van 1
Procedure dataverzameling wateronttrekkingen als verklaring bij niet volledige registratie: Jaarlijks worden de jaaropgaveformulieren (j-formen) verstuurd naar alle grondwateronttrekkers met een ontheffing met het verzoek deze binnen een bepaalde termijn in te vullen en te retourneren. Deze j-formen worden opgestuurd omdat voor onttrokken grondwater een heffing moet worden betaald (€ 1,13 cent per m3 ) gebaseerd op de Heffingsverordening Grondwaterbeheer Zuid-Holland. In 2009 en 2010 zijn zijn meer dan 50% van het totaal aan meldingen en vergunningen verleend. Het j-formen van de in 2009 vergunde of gemelde onttrekkingen hoefde dus pas in 2010 voor het eerst opgestuurd te worden. Met de vertraging als gevolg van de invoer van de verkregen data, kan de verwerkingstijd oplopen tot ca. 1,5 jaar. De handhaving op het niet retourneren van j-formen is nog niet sluitend. Tot slot is er vanuit de ontheffing een verplichting om de geinfiltreerde hoeveelheden brijn te registreren (voorschrift 3), maar NIET om deze op te sturen. In de gevallen dat het meegestuurd wordt met het jaaropgave formulier, wordt dit ingevoerd in het systeem.
pag. 10
bedrijfsoppervlakten via luchtfoto’s (Google Earth). Dit met bijzondere aandacht voor de regels waar een feitelijke onttrekkingregistratie van beschikbaar is. Vervolgens is een proces gestart waarin selecties op het bestand zijn losgelaten om te komen tot gewenste uitspraken over osmosegebruik en brijnlozingen. Om een beeld te vormen van het analyseproces, volgt nu een omschrijving van de gemaakte berekenings-/benaderingsstappen. 1. Samenvoegen diverse bronbestanden tot een geheel waarbij alle bekende data per bedrijf op een regel vermeld staat; 2. Maximaal completeren data; 3. Extrapolatie van bedrijven met oppervlaktevermelding naar oppervlaktemelding voor alle bedrijven met een ontheffing in het model; 4. Vaststelling oppervlakteverhouding van diverse teelten per gebied. Door deze verhouding te vermenigvuldigen met de totale gebiedsoppervlakte aan glastuinbouw (CBS) worden per gebied de totale teeltoppervlakten benaderd. Op basis van gegevens uit een WUR studie 2009 heeft hierop nog een verfijning plaatsgevonden voor de gebieden Westland, Oostland en Zuidplas; 5. Bepaling van de totale watervraag gebeurd op basis van vermenigvuldiging van de teeltoppervlakten met de watervraag per teelt (GLK-normen); 6. Van de totale watervraag wordt een deel ingevuld met RO-water. Dit deel wordt benaderd op basis van beschikbare data over werkelijk onttrokken hoeveelheden. Door de beperktheid in beschikbare data is hier een check uitgevoerd met installateurs van osmose-apparatuur, ... .; 7. Op basis van de bedrijven met een teeltvermelding kan het aantal m3 aan Reverse Osmose worden bepaald. Dit wordt geëxtrapoleerd over de bedrijven zonder teeltvermelding om te komen tot het totale aantal ontheven m3 RO-water. 8. Op basis van de eerder bepaalde totale watervraag van een gebied kan na aftrek van het totaal ontheven aantal m3 RO water de niet gemelde onttrekkingen worden benaderd. Het is van belang te melden dat ondanks het ontbreken van veel informatie en de daardoor ontstane noodzaak tot extrapolatie van wel beschikbare informatie, wij de overtuiging hebben dat de getrokken conclusies als een gefundeerde uitkomst mogen worden beschouwd die richtinggevend zijn maar niet absoluut. Deze uitspraak baseren wij op het feit dat via meerdere benaderingswijzen gelijke uitkomsten zijn verkregen, het verkrijgen van veldkennis (inschattingen van mensen uit het veld) van bijvoorbeeld osmose-installateurs, glastuinbouwondernemers zelf, en andere betrokkenen.
pag. 11
3.2 De gebieden 3.2.1 Gedefinieerde gebieden:
Westland (Gemeente Westland aangevuld met Midden-Delfland en Hoek van Holland)
Het gedefinieerde gebied Westland dient niet verward te worden met de gemeente Westland. Het gebied bestaat uit de gemeente Westland en de gemeenten Midden-Delfland en Hoek van Holland. Het is een intensief glastuinbouwgebied wat gekenmerkt wordt door een grote druk op de beschikbare ruimte door alternatieve ruimtevragers. Een gebied waar de afgelopen jaren door reconstructie op diverse plaatsen tot stevige schaalvergroting is gekomen. Vanuit de historie is er een verhoudingsgewijs lage oppervlaktewater bergingscapaciteit waardoor ook het Waterschap Delfland een claim legt op de beschikbare ruimte. In vergelijking met de rest van Zuid-Holland wordt weinig gebruik gemaakt van bassins voor regenwater opvang. Er wordt in verhouding meer gebruik gemaakt van wateropslag in silo’s. Aanname in dit onderzoek is dat bedrijven in het Westland met RO installaties gemiddeld voor de helft van hun waterbehoefte afhankelijk zijn van osmosewater. Gemeente Westland: Totaaloppervlakte glas: 2.442 ha (Bron CBS) Gemiddelde bedrijfsgrootte: 2,48 ha (Bron CBS) Gebied Westland (Delfland W-NW & Z): 2.404 ha (Bron WUR mei 2009) Aantal ontheffingsaanvragen: 141 stuks
3.2.2
Oostland (Lansingerland aangevuld met PijnackerNootdorp)
Westland (Westland, Midden Delfland en Hoek van Holland)
Oostland (Lansingerland & Pijnacker-Nootdorp)
Het gedefinieerde gebied Oost bestaat uit de gemeente Lansingerland en de gemeente PijnackerNootdorp. Het is een intensief glastuinbouwgebied waarbij de ruimtedruk minder groot is dan in het Westland. De opvang van regenwater vindt overwegend plaats in bassins maar ook in de ondergrond . Aanname in dit onderzoek is dat bedrijven met RO instalatie voor 30% afhankelijk zijn van de osmoseinstallatie. Lansingerland: Totaaloppervlakte glas Lansingerland: 817 ha. (Bron CBS) Gemiddelde bedrijfsgrootte Lansingerland: 3,95 ha (Bron CBS) Gebied Oostland: Totaaloppervlakte glas : 1.156 ha. (Bron CBS) Gebied Oostland (Delfland-O): 476 ha (Bron WUR mei 2009) Aantal ontheffingsaanvragen: 100 stuks
pag. 12
3.2.3
Voorne-Putten
Op het eiland Voorne-Putten is de glastuinbouw geconcentreerd in Vierpolders (gemeente Brielle) en Tinte (gemeente Westvoorne). Ook op Voorne-Putten is de ruimtedruk minder dan in het Westland. De glasomvang van deze gebieden is beperkt. Gebied Voorne-Putten: Totaaloppervlakte glas : 280 ha. (Bron GLAMI - Best Guess) Gebied Voorne-Putten (H. delta Voorne-Putten): 177 ha (Bron WUR mei 2009) Aantal ontheffingsaanvragen: 10 stuks Voorne-Putten (Brielle en Westvoorne)
3.2.4
Zuidplas
Het gedefinieerde gebied Zuidplas bestaat uit de gemeenten Zuidplas (Zevenhuizen-Moerkapelle, Nieuwerkerk a/d IJssel en Moordrecht) en Waddinxveen. De locatie Zuidplas is een bestaand glastuinbouwgebied met een beoogde aanzienlijke glastuinbouwontwikkeling in combinatie met de sanering van verspreid glas. Tot op heden is de ruimtedruk beperkt geweest, echter de nieuwe ontwikkeling heeft de grondprijzen opgedreven waardoor ook hier optimalisatie van het grondgebruik heeft plaats gevonden. Gebied Zuidplas: Totaaloppervlakte glas : 430 ha. (Bron GLAMI - Best Guess) Gemiddelde bedrijfsgrootte: 3,29 ha (Bron GLAMI) Aantal ontheffingsaanvragen: 44 stuks
Zuidplas (Zuidplas & Waddinxveen)
3.2.5
Kaag
Gebied Kaag (gemeente Kaag en Braassem) beslaat de glastuinbouwgebieden in Roelofarendsveen en Woubrugge. Sierteelt neemt in dit gebied een belangrijke plaats in. Vanuit dit gebied zijn maar zeven ontheffingsaanvragen ontvangen voor brijnlozing. Het gebied kenmerkt zich door veel oude relatief kleine bedrijven. Het gebied kent een reconstructie opgave. Gebied Kaag: Totaaloppervlakte glas : onbekend Gemiddelde bedrijfsgrootte: onbekend Aantal ontheffingsaanvragen: 7 stuks
Kaag (Kaag en Braassem)
pag. 13
3.2.6
Boskoop
Het gebied Boskoop kenmerkt zich door de boomkwekerijsector. Naast vollegrondsteelten heeft de afgelopen jaren de Pot en Container Teelt (PCT) zich sterk ontwikkeld. Ontwikkeling van teeltmethodes en technieken hebben geleid tot gesloten teeltoppervlakten en een toenemend aandeel in het gebruik van kassen voor de teelt. Gebied Boskoop: Totaaloppervlakte glas : onbekend Gemiddelde bedrijfsgrootte: onbekend Aantal ontheffingsaanvragen: 8 stuks Boskoop
3.3 Analyse resultaten In onderstaande tabel zijn de resultaten op hoofdlijn weergegeven per gebied. Deze tabel brengt de vraag naar vervangend water in beeld in de situatie waarbij `het gebruik van RO-water niet meer mogelijk is. Tabel 3: Gebiedsanalyses osmosevraag
Gebiedsanalyse (benadering gegevens op jaarbasis)
Watervraag uit RO in m3
Aantal m3 RO water in ontheffing in % afgedekt 1.760.000 40%
Aantal niet gemelde m3 RO-water
in %
2.850.000
60%
Westland (incl. Midden Delfland en Hoek van Holland) Oostland (Lansingerland & Pijnacker-Nootdorp) Voorne-Putten (Brielle en Westvoorne)
2.070.000
1.310.000
65%
760.000
35%
230.000
100.000
43%
130.000
57%
Totaal
6.910.000
3.170.000
45%
3.740.000
55%
4.610.000
Bij tabel 3 ontbreekt de vermelding van de gebieden Zuidplas, Kaag en Boskoop. Van deze gebieden zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om te komen tot een betrouwbare uitspraak over het gebruik van RO-water . De opbouw van de vraag naar RO-water komt door een aantal hoofdgewassen per gebied. Onderstaande tabellen geven een beeld van de verdeling over de gewassen die de watervraag veroorzaken.
pag. 14
Tabel 4: Gebiedsanalyse osmose Westland
Gebiedsanalyse Westland
Snijbloemen Chrysant Roos Overig Glasgroenten Tomaat Paprika Aubergine Komkommer Overig Pot-/perkplanten Totaal
RO watervraag in m3 (benadering)
1.210.000 670.000 350.000 190.000 3.290.000 1.880.000 960.000 130.000 70.000 250.000 110.000 4.610.000
# m3 in Niet gemeld ontheffingen (benadering) in afgedekt m3
170.000 50.000 110.000 10.000 1.590.000 1.240.000 280.000 70.000 1.760.000
1.030.000 610.000 240.000 180.000 1.700.000 650.000 690.000 60.000 70.000 230.000 100.000 2.850.000
In tabel 4, 5 en 6 is de vraag naar RO-water gebaseerd op het areaal van een teelt, vermenigvuldigd met het waterverbruik en het gemiddeld veronderderstelde aandeel van RO-water voor deze watervraag. Het aantal m3 dat hiervan afgedekt wordt met een ontheffing is bepaald door de ontheffingen met een teeltvermelding te extrapoleren naar het totaal aantal ontheffingen. Het resterende niet afgedekte deel vormt daarmee het de gemelde RO-water hoeveelheid.
pag. 15
Tabel 5: Gebiedsanalyse osmose Oostland RO watervraag in m3 (benadering)
# m3 in ontheffingen afgedekt
Niet gemeld (benadering) in m3
Roos Gerbera Orchidee
250.000 190.000 50.000 10.000
180.000 160.000 10.000 10.000
80.000 30.000 40.000 10.000
Glasgroenten Paprika Tomaat Komkommer Potplanten Totaal
1.780.000 1.260.000 360.000 160.000 40.000 2.070.000
1.120.000 850.000 250.000 20.000 10.000 1.310.000
650.000 410.000 110.000 130.000 30.000 760.000
Gebiedsanalyse Oostland Snijbloemen
Tabel 6: Gebiedsanalyse Voorne-Putten Gebiedsanalyse Voorne-Puttten
RO watervraag in m3 (benadering)
Snijbloemen Glasgroenten Tomaat Paprika Overig Pot-/perkpl. Totaal
# m3 in Niet gemeld ontheffingen (benadering) in afgedekt m3
8.000 222.000 162.000 26.000 34.000 350
96.000 91.000 4.000 1.000 -
8.000 126.000 71.000 22.000 33.000 350
230.000
100.000
130.000
3.4 Conclusie Naar aanleiding van de uitgevoerde analyses kunnen de volgende conclusies worden getrokken: er worden in Zuid-Holland ontheffingen verstrekt voor het infiltreren van brijn. Van de infiltraties zelf is een zeer beperkte registratie voorhanden; door de beschikbaarheid van data dient de kwaliteit van de uitkomsten te worden
pag. 16
-
-
geclassificeerd als “richtinggevend, niet als absolute werkelijkheid”; de uitkomsten van de gegevensmodellering zijn opgezet ter benadering van volume brijn (m3) en niet van het aantal bedrijven; groentegewassen vormen de belangrijkste groep watervragers. Door hun waterverbruik veroorzaken zij de belangrijkste vraag naar RO-water; indien het breinbeleid wordt aangepast op een manier waardoor onttrekkingen voor glastuinbouw niet meer mogelijk zijn, is de vermelde osmosevraag in m3 de benadering van de vraag naar alternatief gietwater; om in de toekomst te komen tot een nauwkeuriger en met meer zekerheid vast te stellen uitkomst is het van belang om in het ontheffingenbestand te komen tot een vermelding van zowel teelt, het aantal feitelijk onttrokken m3 op jaarbasis en de oppervlakte waarvoor de feitelijke onttrekking heeft plaatsgevonden.
pag. 17
4
Kosten van gietwatervoorziening in relatie tot de totale kosten 4.1 Methodiek en uitgangspunten
4.1.1
Toegepaste methodiek
Om inzage te krijgen in de dynamiek van de gietwaterprijs in de glastuinbouw is de kostenstructuur bepaald voor een drietal modelbedrijven. De drie modelbedrijven zijn opgezet op basis van KWINgegevens met een toetsing aan praktijkbedrijven. De modellen zijn opgezet met het oog op een representatief glastuinbouwbedrijf dat gerealiseerd is in de periode 2002-2007. Er is dus niet van een nieuwbouwsituatie in 2010 uitgegaan. Specifieke aandacht is gegeven aan de kosten die verbonden zijn aan het voldoende beschikbaar hebben van gietwater. De drie modelbedrijven zijn gekozen op basis van het waterverbruik per ha per jaar van de teelten. In overleg met de klankbordgroep zijn de teelten van de modelbedrijven vastgesteld; te weten: komkommer ( hoog waterverbruik), gerbera (gemiddeld waterverbruik) en spathiphyllum (laag waterverbruik). Van elk modelbedrijf is het kostendeel van de exploitatiebegroting opgesteld. Om de kapitaalskosten in beeld te brengen is een investeringsraming opgesteld en zijn de jaarkosten op basis van een annuïteit bepaald. Deze annuïteit is opgenomen in de exploitatiebegroting. Opbrengsten zijn buiten beschouwing gelaten.
Tabel 7: Uitgangspunten modellen
De begrotingen zijn opgesteld op basis van KWIN-gegevens (Kwantitatieve Informatie) voor de glastuinbouw en bijgesteld op basis van praktijkgegevens. De praktijkgegevens zijn verkregen door middel van interviews met ondernemers waarbij naast cijfers van het bezochte bedrijf veelal ook gebruik is gemaakt van studieclubgegevens. De kosten van de waterzuiveringsapparatuur zijn gebaseerd op begrotingen die zijn aangevraagd bij Bruine de Bruin BV (leverancier RO-apparatuur). De jaarkosten verbonden aan de waterkosten zijn apart bepaald.
Uitgangspunten Grondoppervlakte
5,00
Glasoppervlakte
4,00
Grondprijs Rente
75,00 6,00
ha ha euro/m2 %
Afschrijvingsperiode
15
jaar
Te overbruggen droogteperiode Eigen Vermogenspositie
45
dagen
Opbrengstderving bassin
20,00 1,00
% euro/m2
4.1.2
Uitgangspunten
Voor alle modelbedrijven zijn dezelfde uitgangspunten gehanteerd. Alle bedrijven hebben een oppervlak van 5 ha waarop 4 ha glas is gebouwd. Voor de watervoorziening wordt uitgegaan van de situatie waarbij alleen de wettelijk vastgestelde minimale bassinomvang van 500 m3/ha is aangelegd. Het resterende gietwater wordt voorzien door ontzouting van grondwater met infiltratie van het brijn. De recovery van de RO-installatie bedraagt 50%. Er worden geen antiscalants toegevoegd. Er wordt uitgegaan van een uniform afschrijvingsregime van 15 jaar voor alle installaties en opstanden. Op grond wordt niet afgeschreven. Ten aanzien van het ruimtebeslag van het gietwaterbassin wordt aan de kostprijs van het gietwater een opbrengstderving van € 1,- per m2 bassinoppervlak toegerekend.
pag. 18
4.2 Uitwerking Voorbeeldbedrijven Tabel 8 Uitgangspunten modelbedrijven
Teelt:
Komkommer Gerbera
Grondoppervlak in ha. Glasoppervlak in ha. Grondkosten in euro's Rente Afschrijvingsperiode op investeringen in jaren Eigen Vermogenspositie Investeringsbegroting Investeringsbegroting Jaarkosten per m2 (W&V*) Totaal (excl. Water)
5 4 75 6,0% 15
5 4 75 6,0% 15
Spatiphyllum (12 cm) 5 4 75 6,0% 15
20,0%
20,0%
20,0%
Komkommer Gerbera €
7.900.000 € 8.270.000
Komkommer Gerbera €
63,07
€
59,92
Spatiphyllum (12 cm) € 11.710.000 Spatiphyllum (12 cm) € 89,98
*=o.b.v. winst- & verliesrekening
Tabel 9 Resultaten kostenontwikkeling drie modelbedrijven
Komkommer 500 m3 bassin/ha
prijs/m3 jaarkosten/m 2 € 0,60 € 0,56
3.000 m3 bassin/ha
0,88%
€ 1,15
1,79% In % van jaarkosten
500 m3 bassin/ha
/m3 jaarkosten/m 2 € 0,77 € 0,50
3.000 m3 bassin/ha
€ 1,28
1,37% In % van jaarkosten
Gerbera
Spatiphyllum 500 m3 bassin/ha 1.000 m3 bassin/ha
€ 1,23
In % van jaarkosten
prij
€ 0,83
prijs/m3 jaarkosten/m 2 € 1,38 € 0,41 € 1,79
€ 0,54
0,83%
0,46% 0,60%
pag. 19
4.3 Analyse van de resultaten Naast de kostprijs per m3 zijn ook de totale kosten per ha van belang. De kostenstructuur van gietwater wordt gedomineerd door vaste kostencomponenten zoals investeringen in grond, bassin en apparatuur en in veel mindere mate in variabele componenten zoals energie. De bedrijfstijd van een installatie heeft daarom grote invloed op de kostprijs per eenheid. Grote waterverbruikers hebben daarom een lagere prijs per eenheid dan kleine waterverbruikers.
Tabel 10: Ontwikkeling gietwaterprijs m3 bassin/ha
Komkommer Gerbera Spathiphyllum
500
1.000
2.000
3.000
€0,60 €0,76 €1,38
€0,74 €0,93 €1,79
€0,97 €1,27
€1,23
In tabel 11 is de bassininhoud per teeltgroep weergegeven om 60%, 70%, 80%, 85% en 90% zelfvoorzienendheid te bereiken. Het bereiken van 90% zelfvoorzienendheid wordt binnen de GroenLabelkas systematiek beschouwd als maximaal reëel haalbaar en wordt om die reden dan ook beloond met het maximaal aantal GLK-punten. De waterkosten van de modelbedrijven zijn ook berekend bij toepassen van de bassinvolumes voor 90% zelfvoorzienendheid. Voor komkommer bedraagt het bassinvolume dan 3.000 m3/ ha voor gerbera 2.000 m3/ha en 1.000 m3/ha voor spathiphyllum. In de berekening is uitgegaan dat de resterende 10% waterbehoefte voorzien wordt door RO-water.
Tabel 11: Eisen aan wateropslag Certificatieschema Groen Label Kas (GLK9-2010)
De kosten om de watervoorziening te verduurzamen, zijn het grootst voor de grootverbruikers. Voor het modelbedrijf komkommer stijgen de waterkosten met 130% indien het bassin volume stijgt naar 3.000 m3/ha. Naarmate het waterverbruik van een teelt daalt, wordt het ook gemakkelijker om in 90% van het
pag. 20
waterverbruik zelf te voorzien. Voor gerbera en spathiphyllum stijgen de jaarkosten met respectievelijk 67% en 29%. Om een beeld te krijgen van de gevoeligheid van de gietwaterkosten voor de grondprijs is een gevoeligheids analyse uitgevoerd. Bij een bassin inhoud van 500m3 /ha is het effect van een grondprijsstijging van 10% verwaarloosbaar. Echter bij het maximaal bassin volume van 3.000 m3/ha heeft de grondprijs een groot effect op de waterkosten. In deze situatie met een stijging van de grondprijs van 10% stijgen de waterkosten bij de grootverbruikers met 5%. Voor de teelten met een laag waterverbruik is bij een bassininhoud van 1000m3 /ha de gevoeligheid gelijk aan die van de groot verbruikers.
4.4 Conclusie Door de kosten van de gietwatervoorziening voor een drietal modelbedrijven door te rekenen, wordt duidelijk dat er een grote variatie bestaat in de kostprijs van gietwater. In meerdere publicaties wordt een gietwaterprijs van ca.€ 0,60/m3 als een marktconforme prijs genoemd. Uit de modelberekeningen blijkt dat dit alleen benaderd wordt voor waterintensieve teelten ( € 0,60/ m3 ) zoals diverse glasgroenten en roos. Uit de inventarisatie in hoofdstuk 3 is gebleken dat deze grote waterverbruikers 85% van het geschatte RO-water verbruiken en daarmee prijsbepalend zijn voor een markt voor gietwater. Wij onderschrijven daarmee de huidige marktprijs voor gietwater van ca. € 0,60/m3. Het aandeel van de waterkosten in de totale kosten van de modelbedrijven varieert van 0,88% voor het komkommerbedrijf tot 0,46% voor het potplanten bedrijf. Hieruit blijkt dat de waterkosten niet van doorslaggevende betekenis zijn voor de glastuinbouwsector. De verduurzaming van de watervoorziening die mogelijk gestalte krijgt als gevolg van het brijnbeleid, zal zeker leiden tot kostprijsverhogingen voor de sector. Voor de waterintensieve teelten kunnen die meer dan verdubbelen. Voor het modelbedrijf komkommer zullen de waterkosten stijgen naar 1,8 % van de jaarkosten als het bedrijf voor 90% zelfvoorzienend wordt. De gietwaterprijs stijgt daarmee van € 0,60 tot € 1,23 per m3. De prijs die de sector moet betalen voor een duurzame watervoorziening, in welke vorm die dan zal worden gerealiseerd, is relatief klein ten opzichte van de totale jaarkosten. De huidige marktprijs voor gietwater is zo laag dat deze de ontwikkeling van duurzame alternatieven belemmerd. In de huidige zware economische tijden zijn kostenstijgingen echter niet welkom.
pag. 21
In figuur 1 is de ontwikkeling van de rentabiliteit van de glastuinbouwsector aangegeven. In de glastuinbouw is sprake van een marginale of zelfs negatieve rentabiliteit. Een kostenstijging van slechts 1 procentpunt heeft daarmee al grote invloed op het totale resultaat van de sector. Figuur 1: Ontwikkeling rentabiliteit glastuinbouw (bron Lei Agri monitor dec 2009)
pag. 22
pag. 23
5 Onderzoek alternatieve watervoorziening / alternatieven voor brijnlozing op gebiedsniveau 5.1 Methodiek Het onderzoek richt zich op de verschillende initiatieven en pilots die reeds lopen. De gevolgde methodiek bestaat uit literatuurstudie, interviews met bij de projecten betrokken personen, onderzoekers van WUR, toeleveranciers van de glastuinbouw en glastuinbouwondernemers. Tevens zijn bij commerciële partijen prijsopgaven gevraagd voor installaties.
Tabel 12: Duurzame benchmark gietwaterprijs m3 bassin/ha 1.000
2.000
Komkommer
€
Gerbera Spathiphyllum
3.000
€ €
1,79
1,27
1,23
Een alternatief moet niet alleen in kwantitatieve maar ook in kwalitatieve zin RO-water kunnen vervangen. Ten aanzien van de kwaliteit van vervangend gietwater geldt dat deze zodanig moet zijn dat voldaan kan worden aan de beoogde nul-emissie in 2027. Ten aanzien van de haalbaarheid van de alternatieven is aanscherping van het brijnbeleid als uitgangspunt genomen waarbij het toetsingskader zodanig is ingevuld, dat brijninfiltratie alleen dan zal worden toegestaan als ook aantoonbaar alle alternatieven zijn benut. Hierbij moet gedacht worden aan maximale opvang van regenwater (GLK-normering) of gebruik van de aanwezige collectieve voorzieningen. Ergo in de haalbaarheidsanalyse van de verschillende alternatieven wordt er van uit gegaan dat er een aanwijsbare markt is voor gietwater ten gevolge van het wegvallen van de mogelijkheid om grondwater te ontzouten op het individuele bedrijf. Huidige Benchmark De huidige benchmark voor de gietwaterprijs wordt bepaald door de kosten van het ontzouten van bronwater en brijninfiltratie in combinatie met de minimaal verplichte bassinomvang ( 500 m3/ha). Uit de analyse van de waterkosten blijkt dat deze kostprijs varieert tussen de € 0,60/m3 voor glasgroenten (zoals komkommer) tot € 1,38/m3 voor een potplant met een geringe watervraag (zoals Spathiphyllum). Duurzame Benchmark Gebaseerd op eerder genoemde uitgangspunten moet een nieuwe duurzame benchmark voor de gietwaterprijs geformuleerd worden om de verschillende alternatieven aan te kunnen toetsen. Basis voor deze benchmark is het beleid van de Provincie Zuid-Holland om voor nieuwe glastuinbouwontwikkelingen te streven naar maximale zelfvoorzienendheid. Om de benchmark te bepalen, is de gietwaterprijs berekend op basis van 90% zelfvoorzienendheid met waterbassins zoals is opgenomen in het certificatieschema van de Groenlabelkas, zie tabel 12. De resterende 10% is RO-water. De benchmark van een duurzame gietwaterprijs varieert tussen de € 1,23 en € 1,79 per m3.
pag. 24
Overige uitgangspunten Lozing van brijn van RO-installaties op het riool is niet toegestaan in de AMVB Glastuinbouw. Lozing van brijn van RO-installaties op het oppervlaktewater is ondervoorwaarden toegestaan. In de praktijk zal niet aan de voorwaarden voldaan kunnen worden wegens te hoge zoutconcentraties in het brijn.
5.2 Lozen op Rijkswater Naast alternatieve waterbronnen is ook gekeken naar alteratieven voor de infiltratie van brijn in de bodem. Een van die alternatieven is het lozen van brijn op het oppervlaktewater en dan met name het water waarvoor Rijkswaterstaat het bevoegd gezag is. Met Rijkswaterstaat (directie Zuid Holland, dhr. Ir. P. Neefjes) zijn gesprekken gevoerd om de mogelijkheden in de context van deze opdracht te verkennen. Het vooruitzicht van brijnlozingen op zoet rijkswater, zonder limitering van hoeveelheden, baart RWS zorgen. Zorgpunt is met name de Hollandse IJssel. Voor de zoetwatervoorziening van het Veenweide-gebied is de Hollandse IJssel van groot belang. Acties die de verzilting kunnen vergroten, zijn niet wenselijk. Figuur 2: Optionele brijnlozingspunten op Rijkswater
pag. 25
Optionele lozingen op Rijkswater zijn daarom beperkt tot de Nieuwe Waterweg, Hartelkanaal en de Noordzee. Voor de feitelijke lozing is een voorziening nodig, zeker als de lozing op de Noordzee plaatsvindt. Lozingspunten zullen dan samenvallen met de boezemgemalen Vlotwatering en Westland of bij de RWZI Hoek van Holland. Concreet zijn in het Westland en op Voorne mogelijkheden voor lozing van brijn op rijkswater. Daar het grondwater in het Westland rijk is aan NH4, zal ook het brijn uit het Westland hoge concentraties aan NH4 ( tot 200 mg /l) bevatten. Lozingen op oppervlaktewater van > 10 mg/l N worden niet zonder meer toegestaan. Eerst zal moeten worden aangetoond, dat verwijdering van de NH4 uit het brijn met de huidige gangbare technieken niet mogelijk is. In hoeverre de lozing van het ongezuiverde brijn vergunt kan worden, is niet onderzocht. Vergunningverlening en mogelijke zuivering van het brijn moeten wel als risicofactoren beschouwd worden. Ter nuancering moet opgemerkt worden dat de huidige lozing van de DSM-onttrekking op rRijkswater is vergund zonder zuivering terwijl ook dit grondwater te hoge NH4 waarden heeft. Indien al het brijn uit het Westland op Rijkswater geloosd zal worden, is de totale N-vracht van de lozing ca. 10% hoger dan de N-vracht ten gevolge van de huidige DSM-lozing. Voorne-Putten: op Voorne zijn veenlagen een veel voorkomend verschijnsel. Het is waarschijnlijk dat ook het grondwater in Vierpolders en Tinte verhoogde gehalten aan NH4 zal bevatten. Lozen op rijkswater betekent ook dat op basis van collectiviteit een afvoerstelsel aangelegd dient te worden. Er dient rekening mee gehouden te worden dat lozingsheffingen moeten worden afgedragen. Op basis van het rendement van de gebruikte osmose-installaties (50%) zal dat voor het Westland een lozing betekenen van 4,6 mln. m3 per jaar. Het afvoerstelsel zal dan een capaciteit moeten hebben van tenminste 2 m3/ha per uur. Ter illustratie: het huidige rioolstelsel in glastuinbouwgebieden is uitgelegd op 0,5 m3/ha.uur waarbij er rekening is gehouden met een gelijktijdigheidsfactor die deminsionering dempt. Om de investeringen in het afvoerstelsel te beperken, zal de recovery van de geinstalleerde installaties verhoogd moeten worden van de huidige 50% naar ten minste 75%. Verhoging van de recovery kan niet zonder het toedienen van antiscalants. Het gebruik van antiscalants behoeft geen belemmering te zijn voor lozing op Rijkswaterrijkswater. Echter aandacht is vereist voor het gebruik van de juiste afbreekbare en non-toxische antiscalants. In de Westlandse situatie zou dat voor waterminnende gewassen een lozing betekenen van ten minste 1 m3 brijn per ha per uur. Voor het Westland zou dat een lozing betekenen van 1,9 mln. m3 op jaarbasis. Of de besparingen op het afvoerstelsel opwegen tegen de investeringen die de tuinders moeten plegen om de RO-apperatuur aan te passen, is niet onderzocht. De investering in de infrastructuur zal ca. € 10.000 per ha bedragen.
pag. 26
Samenvatting 1. Termijn tot mogelijke realisatie: Voor realisatie van een dergelijk afvoersysteem dienen zich eerst partijen te melden die een dergelijk project willen trekken (privaat, sector, overheden). Daarnaast speelt de genoemde vergunningverlening en de tracéproblematiek. De termijn tot realisatie zal 3 tot 5 jaar bedragen. 2.
Technische haalbaarheid en infrastructurele aspecten: De altijd complicerende factor is het kabel- en leidingtracé.
3.
Bedrijfseconomische haalbaarheid en kostprijs: De lozing van brijn op rijkswater is niet in detail doorgerekend maar het systeem kan goedkoper zijn dan de beschreven alternatieven (DSM-leiding en Harnaschpolder). Ten eerste is de infrastructuur minder complex en beperkter in lengte. Ten tweede hoeven de huidige ROinstallaties bij tuinders niet vervroegd afgeschreven te worden. Ook deze alternatieven (dit geldt zowel voor Harnaschpolder als voor de DSM-leiding) moeten het brijn afvoeren naar rijkswater. Indien de lozing op Rijkswater een zuiveringstap van het brijn vereist om het NH4 gehalte te reduceren, wordt het twijfelachtig of lozing op rijkswater kostprijstechnisch haalbaar is.
4.
Complexiteit van het proces: De complexiteit van het proces is beperkt. Via lokale initiatieven kan een start gemaakt worden met de aanleg van het afvoerstelsel.
5.
De mate waarin het alternatief in de behoefte in het gebied kan voorzien: Afhankelijk van het financieel optimum kan een groter of kleiner gebied aangesloten worden.
5.3 Lozen brijn op het oppervlaktewater Momenteel worden grote hoeveelheden zoet water gebruikt om de invloed van de zoute kwel in zuidwest Nederland te beperken. Het oppervlaktewater wordt doorgespoeld met water uit de Hollandse IJssel en het Brielse Meer. Dit water, hoewel zoet, voldoet niet aan de eisen die de glastuinbouw moet stellen aan gietwater om te komen tot de gewenste reductie van emissies in 2027. Voor solitaire bedrijven, gelegen in een robuust watersysteem, kan ontzouting van oppervlaktewater en lozing van het brijn op hetzelfde oppervlaktewater een oplossing zijn. Voorwaarde kan zijn dat een ROinstallatie met een lage recovery gebruikt moet worden, waardoor de concentraties in het brijn ook laag zijn. De extra zoutvracht van deze beperkte lozing valt in het niet in vergelijking met de doorspoeling van het watersysteem.
pag. 27
5.4 Pilot project Harnaschpolder Op de RWZI Harnaschpolder loopt een onderzoeksproject naar het hergebruik van het effluent van de RWZI ter vervanging van de lozing naar zee. Concreet wordt onderzocht: 1. of het effluent verder gezuiverd kan worden zodat dit water gebruikt kan worden voor de aanvulling van het oppervlaktewater in de regio; en 2. ook wordt onderzocht of een nog verdere zuiveringslag gemaakt kan worden waardoor het effluent geschikt gemaakt kan worden als gietwater voor de glastuinbouw. Partners in dit pilotproject zijn Evides Industriewater, Veolia Water & Rosmark, H.H. Delfland, TU Delft en Delfluent Services. Het onderzoeksproject is in 2009 van start gegaan en kent een looptijd van 4 jaar. Gezien de recente startdatum en de looptijd van het project kunnen nog geen aannamens gedaan worden ten aanzien van de uitkomst van het project. Wel kunnen uitspraken gedaan worden ten aanzien van de doelstellingen van het projcet en de mate waarin het kan bijdragen aan de alternatieven voor brijninfiltratie. De onderzoeksdoelstelling voor levering van gietwater is er met name op gericht op de ontwikkeling van technologie waarmee de kostprijs per m3 gietwater verlaagd kan worden zodat deze zich kan meten met de huidige benchmark voor gietwater (ca. € 0,60/m3). De partners denken nog tenminste 2 jaar onderzoekstijd nodig te hebben voordat aan de eventuele designfase begonnen kan worden. Daarnaast is de aanleg van de infrastructuur een complex vraagstuk. Naast het technologische onderzoek zijn de projectpartners gestart met het uitwerken van de businesscase en een tracéstudie. Dit laatste wordt als een van de grote uitdagingen gezien voor realisatie. De partners streven een groeimodel na. Samenvatting 1. Termijn tot mogelijke realisatie: Realisatie wordt niet voorzien binnen 5 jaar gezien de huidige status van het project. De partners in het project hebben nog een aantal jaren nodig voor het ontwikkeling van de zuiveringstechnologie. Pas daarna zal het tracé uitgewerkt worden. 2.
Technische haalbaarheid en infrastructurele aspecten: Levering van gezuiverd effluent van een RWZI is met de bestaande technieken mogelijk. Doelstelling van het onderzoek is het bereiken van kostprijsverlaging. In hoeverre deze ambitie gerealiseerd kan worden, is nog onbekend. Het effluent van de RWZI heeft zijn oorsprong in drinkwater en regenwater en heeft dus een beperkte zoutvracht in vergelijking met oppervlaktewater (verziltingsproblematiek) en het grondwater.
3.
Bedrijfseconomische haalbaarheid en kostprijs: De ruimte tussen enerzijds de prijsdoelstelling van € 0,60 /m3 van het pilotproject en de geformuleerde duurzame benchmark voor gietwater van ca. € 1,20/m3 anderzijds geeft aan dat
pag. 28
er voldoende marge is om een concurrerend aanbod te kunnen doen aan de glastuinbouw. De bedrijfseconomische haalbaarheid zal voor een belangrijk deel afhangen van de mate waarin het project gefaseerd kan worden aangelegd. 4.
Complexiteit van het proces: Om van deze pilot te komen tot werkelijke levering van gietwater aan de glastuinbouw moeten een tweetal complexe processen gerealiseerd worden. Te weten het tracé voor het distributienet en het organiseren en contracteren van klanten. Naarmate de investering in een distributienet en zuivering beter gefaseerd kunnen worden, zullen de risico’s van dit project beter beheersbaar zijn.
5.
De mate waarin het alternatief in de behoefte in het gebied kan voorzien: Het droogweerdebiet van de RWZI Harnaschpolder bedraagt ca. 10.000 m3/uur. Hiermee zou bijna het gehele glasareaal in de provincie Zuid-Holland van suppletiewater kunnen worden voorzien.
5.5 DSM Leiding De gemeenschappelijke regeling Beheer Grondwateronttreking Delft-Noord (GR) is belast met het in stand houden van de grondwaterontrekking van 1.200 m3/uur op het DSM-terrein in Delft. In principe is deze onttrekking eeuwigdurend. De kosten verband houdende met deze ontrekking en lozing van het grondwater op zee zijn voor de in de GR deelnemende overheden. Om de maatschappelijke kosten te minimaliseren, zijn onderzoeken uitgevoerd naar de hergebruiksmogelijkheden van dit water. Een van de mogelijke hergebruiksmogelijkheden is de levering van gietwater aan de glastuinbouw en de levering van koelwater aan datacenters en kantoren. Hergebruik is onderzocht door Trion Partners en Aqua Terra Nova. Bij de actuele benchmark voor gietwater (€ 0,50) is er geen valide businesscase te bouwen. Uitgaande van de duurzame benchmark zoals bovenstaand gedefinieerd, zou een prijspeil van ca. € 1,20 reëel zijn. Bij dit tarief is er zicht op een valide business case. Het antwoord op de vraag of dit initiatief concurrerend of complementerend is ten opzichte van het project Harnaschpolder, zal in sterke mate afhangen of er een scheiding is aan te brengen in de leveringsgebieden. Ten opzichte van de Harnaschpolder is de capaciteit van het DSM-netwerk beperkt. Om in het relatief korte leveringsseizoen aan de glastuinbouw toch aanzienlijke hoeveelheden water te kunnen leveren, worden grote gietwaterbuffers aangelegd in de aquifers van het Westland en Oostland. Gezien de grondwaterstroming en het hoge zoutgehalte in de aquifers in het Westland wordt ondergrondse giewateropslag in het Westland niet toegepast tot op heden. Vanuit risicobeheersing lijkt het aan te bevelen dat indien het tot realisatie komt, het DSM project zich richt op het Oostland en dat het Harnaschpolder-project zich op dat moment richt op het Westland.
pag. 29
De capaciteit van de DSM leiding is afhankelijk van de mate waarin de ontrekking in de toekomst teruggebracht kan worden. Na ontzouting blijft er een capaciteit over van 600 tot 900 m3/uur. Vermeerderd met de capaciteit van de ondergrondse buffer van 550 m3/uur geeft dit een leveringscapaciteit van 1.150 tot 1.450 m3/uur in het leveringsseizoen. Uitgaande van levering als suppletiewater aan het Oostland waar in de regel de glastuinbouwbedrijven beschikken over een grotere opvangcapaciteit van regenwater dan in het Westland, kan men volstaan met een leveringscapaciteit van ca. 2 m3/uur aan glasgroenten en rozen. Het leveringsgebied zal dan tussen de 520 ha. en 650 ha. glas kunnen beslaan met een totale jaarlijkse levering van ca. 1.800.000 m3. Gezien het betere uitgangswater van Harnaschpolder en de technologische ambitie van het onderzoeksproject, zal de kostprijs van gietwater uit Harnaschpolder waarschijnlijk lager zijn dan de kostprijs van gietwater uit het DSM- project. In het onderzoek van Trion Partners wordt melding gemaakt van investeringssubsidies, het inboeken van maatschappelijke kostenbesparingen en specifieke regelingen voor heffingen en belastingen voor grondwater en lozing van VE’s (Vervuilings Eenheden). Indien de businesscase afhankelijk wordt van te veel maatschappelijke subsidies, kan men zich afvragen of met hergebruik nog wel de primaire doelstelling van de GR wordt ingevuld. Namelijk zo laag mogelijke maatschappelijke kosten voor de instandhouding van de DSM-ontrekking. Samenvatting 1. Termijn tot mogelijke realisatie : Gezien het prille stadium van de onderzoeken en de marginale haalbaarheid bij de huidige marktprijzen zal politieke besluitvorming in de GR van grote invloed zijn op de voortgang van het project. Gezien de complexiteit van tracé en besluitvorming zal realisatie niet binnen 3 tot 5 jaar plaats vinden. 2.
Technische haalbaarheid en infrastructurele aspecten : Realisatie zal plaatsvinden op basis van bewezen technologie. Realisatie van het tracé van het distributienet is complex maar niet onmogelijk.
3.
Bedrijfseconomische haalbaarheid en kostprijs : Op basis van de duurzame benchmark van € 1,20/m3 liggen er mogelijkheden voor een haalbare businesscase.
4.
Complexiteit van het proces : Net als voor Harnaschpolder is het tracé en de aanleg van de infrastructuur en de daarmee verband houdende besluitvorming complex. Zeker als dat gekoppeld wordt aan verkoopcontracten voor gietwaterlevering en waterkoeling. Ook hier geld dat bij een goede fasering de risico’s beheersbaar kunnen blijven.
pag. 30
5.
De mate waarin voorzien kan worden aan de behoefte Met water van de DSM-leiding kan een aanzienlijk aantal hectaren glas voorzien worden van additioneel water en kan daarmee als alternatief dienen voor brijnlozing.
5.6 Aqua ReUse concepten Met ‘Aqua ReUse concepten´ worden de projecten 4B-concept (Waalblok), Overbuurtse Polder en Zuidplas bedoeld. De rode draad in deze concepten is het sluiten van de waterketen op gebiedsniveau door enerzijds zuivering en hergebruik van de afvalwaterstroom uit de glastuinbouwbedrijven en anderzijds door ook op gebiedsniveau de regenwateropvang te optimaliseren. Dit laatste indien mogelijk door meervoudig ruimtegebruik en/of ondergrondse gietwaterberging. Onduidelijk is in hoeverre toekomstige regelgeving het toepassen van ondergrondse gietwaterberging zal beperken. Deze waterconcepten zijn altijd gebiedsgericht en hebben ook een collectieve installatie voor zuivering en opwaardering van de afvalwaterstroom. Deze zuiveringsinstallaties, ook wel waterfabrieken genoemd, worden ook gebruikt om watertekorten aan te vullen door inname en zuivering van gebiedswater (oppervlaktewater of drainwater). De reststromen uit de waterfabriek worden geloosd op het riool. Deze reststromen onderscheiden zich van de reguliere brijnstroom uit de RO-installaties door dat ten eerste de omvang van de lozing veel beperkter is en ten tweede omdat het zoutgehalte ook veel lager is. Het waterschap heeft aangeven de brijnstroom uit Aqua ReUse-concept Overbuurtse Polder te accepteren. In alle gevallen worden met de deelnemende partijen afspraken gemaakt om de ontrekking en ontzouting van bronwater en de daarmee verbonden infiltratie van brijn te staken. De mate waarin oppervlaktewater wordt gezuiverd, is per project verschillend. Dit is afhankelijk van de mate waarin de extra collectieve regenwateropslag de verliezen aan osmosecapaciteit kan compenseren. In nieuwe ontwikkelingen zoals de Zuidplaspolder wordt gestreefd naar volledige zelfvoorzienendheid en een geheel gesloten waterketen. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat dit alleen mogelijk is bij een uitgebalanceerde teeltmix. Alternatief voor brijn infiltratie ? In het kader van deze opdracht is de kernvraag die beantwoord moet worden, in hoeverre deze concepten een alternatief zijn voor brijninfiltratie. Aqua ReUse-concepten zijn gebiedsgerichte oplossingen voor het sluiten van de waterketen. Door de gebiedsgerichte aanpak kan enerzijds een efficiente zuivering plaatsvinden en anderzijds kunnen eventuele overschotten tekorten helpen compenseren. Het beschikbare water wordt daarmee maximaal benut maar er is geen garantie voor zelfvoorzienendheid op gebied van zoetwater. Bij watertekorten zal middels omgekeerde osmose gietwater gemaakt worden uit oppervlaktewater. Brijn welke hierbij vrijkomt, zal niet in de bodem geinfiltreerd kunnen worden en dient dan ook op het riool geloosd te worden.
pag. 31
Ook bij de zuivering komt brijn vrij, ook deze zal geloosd worden op het riool. Waterschappen hebben aangegeven dit brijn te accepteren op de RWZI met de opmerking dat acceptatie wel afhankelijk zal zijn van de hoeveelheden en de samenstelling van het brijn. Het is voor te stellen dat indien een toetsingskader in de toekomst brijninfiltratie in bepaalde gevallen toe zal staan, dat deze gebiedgerichte oplossingen daaronder kunnen vallen. Samenvatting 1. Termijn tot mogelijke realisatie in jaren: De projecten Overbuurtse Polder en Waalblok (4B) staan in feite in de startblokken om gerealiseerd te worden maar zijn nog afhankelijk van subsidieverlening en financiering. Op basis van de duurzame benchmark zouden deze projecten zonder overheidsteun te realiseren zijn. Nieuwe initiatieven zullen op het vlak van procesgang tijdrovend zijn. Echter, als de noodzaak voor een collectieve aanpak breed wordt gedragen, onder andere als gevolg van het aanscherpen van het brijnbeleid, kunnen stappen snel worden gezet waarbij voornoemde concepten als voorbeeld kunnen dienen. 2.
Technische haalbaarheid en infrastructurele aspecten Technische haalbaarheid: in hoofdzaak zijn de concepten gebaseerd op bestaande technologie maar ze bevatten ook innovatiestappen (zoals geavanceerde oxidatie van bestrijdingsmiddelen). Infrastructurele aspecten: het betreft lokale projecten waarbij complexe en grote infrastructurele investeringen vermeden kunnen worden door het kiezen van de juiste begrenzingen.
3.
Bedrijfseconomische haalbaarheid en kostprijs; Uit de beschikbare literatuur blijken deze projecten sterk afhankelijk te zijn van aanzienlijke overheidsinvesteringen. Zonder subsidies komen zij niet van de grond. Op basis van de gehanteerde gietwaterprijzen van € 0,50/m3 kunnen alleen de exploitatiekosten van de installaties gedekt worden en is er geen ruimte voor rente en afschrijving. De aangesloten ondernemers betalen enkel voor de afgenomen m3 aanvullend gietwater en niet voor het geloosde aantal m3 afvalwater. Met het oog op de veranderende regelgeving, welke op termijn lozingen van nutriënten verbiedt, lijkt het reëel ook kosten toe te rekenen aan de lozingen. Worden deze initiatieven doorgerekend op basis van de duurzame benchmark, dan zijn deze initiatieven zeker levensvatbaar. Zeker als ook de kosten worden door berekend voor het zuiveren van afvalwater.
4.
Complexiteit van het proces en de mate waarin het alternatief in de behoefte in het gebied kan voorzien. De procesgang van deze collectieve projecten is complex en vergt veel tijd en moet uitgedrukt worden in jaren. Vaak komen deze initiatieven niet van de grond zonder subsidies voor de procesgang en de vereiste vooronderzoeken. De mate waarin Aqua Reuse concepten kunnen
pag. 32
voorzien in de behoefte aan kwalitatief goed gietwater, is in grote mate afhankelijk van de mogelijkheden om brijn op locatie af te voeren.
Figuur 3: Processchema AquaReUse Zuidplaspolder
pag. 33
5.7 Drinkwater Een van de meest voor de hand liggende alternatieven voor het gebruik van ontzout grondwater is het gebruk van drinkwater. Drinkwater is overal aanwezig in min of meer voldoende capaciteit. Het onderzoek naar het alternatief ‘drinkwater’ richt zich met name op twee aspecten; namelijk: • voldoende beschikbaarheid als vervanger voor ontzout bronwater; en • de mogelijkheden om drinkwater te zuiveren zodat de kwaliteit kan voldoen aan de eisen van de glastuinbouw.
5.7.1
Beschikbaarheid
De provincie Zuid-Holland wordt bediend door drie drinkwaterbedrijven: Evides, Dunea en Oasen. Evides is met haar leveringsgebied in het Westland en op Voorne-Putten voor de glastuinbouw het belangrijkste drinkwaterbedrijf. Dunua levert aan de glastuinbouw in het Oostland en Zuidplas. Oasen is leverancier in Boskoop em Kaag. Drinkwater was voor de opkomst van de RO-technologie in de glastuinbouw een belangrijke bron van gietwater. In het Westland heeft de toenmalige Westlandse Drinkwater Maatschappij geinvesteerd in transportcapaciteit. Ze heeft ook diverse studies verricht voor het collectief ontzouten van drinkwater ten behoeve van de glastuinbouw. Deze projecten zijn nooit tot uitvoering gekomen. Bij de opsplitsing van de Westlandse Drinkwater Maatschappij is het netwerk naar Evides gegaan en zijn de productiefaciliteiten naar Dunea gegaan. Evides Evides heeft aangegen nog voldoende productie- en transportcapaciteit te hebben in het Westland. Een groot deel van de infrastructuur welke in de negentiger jaren is aangelegd, is nog functioneel. Ook op de productielocaties Beerenplaat en Kralingen is nog voldoende reservecapaciteit om leveringen aan de glastuinbouw mogelijk te maken. Evides ontrekt haar water uit de Maas en produceert daarvan drinkwater. De chemische samenstelling is daarom in grote mate gelijk aan het drinkwater van Dunea. In beide gevallen is de grondstof Maaswater en zijn de gehalten Na en Cl te hoog voor de glastuinbouw. Dunea In tegenstelling tot Evides neemt Dunea een genuanceerder standpunt in ten aanzien van een mogelijke grootschalige levering aan de glastuinbouw. De productiecapaciteit is afgestemd op de huidige vraag en gezien de ontwikkelingen in de drinkwatermarkt voorziet Dunea op korte termijn geen capaciteitsuitbreiding. Ten aanzien van de distributiecapaciteit geldt min of meer het zelfde. De houding die Dunea aanneemt ten aanzien van een mogelijke vraag uit de glastuinbouw is dat zij elke aanvraag apart zullen beoordelen. Indien mogelijk zullen zij vervolgens tot levering over gaan. Zonder langjarige afname contracten zal Dunea geen investeringen doen voor levering aan de glastuinbouw.
pag. 34
Alternatief Dunea geeft aan wel voldoende capaciteit te hebben in haar twee rivierwatertransportleidingen die ongezuiverd Maaswater transporteren naar de productielocaties in de duinen. Dit Maaswater heeft een lager Chloride en Natrium gehalte (respectievelijk 44,2 en 29,9 mg/l) dan het drinkwater en is vrij van zwevende delen. De transportleiding doorkruist de Overbuurtse polder en de Zuidplaspolder. De prijsstelling van dit water bedraagt € 0,28 per m3 en is daarmee zeer concurrerend. In combinatie met Aqua ReUse-concepten is dit water goed inzetbaar in de Zuidplas- en Overbuurtsepolder en kan daarmee de inname van oppervlaktewater vervangen.
Oasen De positie van Oasen ten aanzien van de mogelijke grootschalige levering aan de glastuinbouw is mogelijk nog genuanceerder dan die van Dunea. Oasen levert als enigste Zuid-Hollandse drinkwaterbedrijf bronwater aan haar klanten. Oasen is van mening dat dit bronwater gereserveerd moet blijven voor humane consumptie en niet voor proceswater voor landbouw of industrie. Tevens heeft Oasen een wijdvertakt netwerk met reletief beperkte capaciteit. Oasen heeft ook de door het PCT terrein gevraagde capaciteit van 200m3/uur niet willen/kunnen leveren maar heeft slechts 60m3/uur aangeboden aan het PCT terrein. Behalve een kwantiteitsprobleem is ook de waterkwaliteit van het bronwater van Oasen slechter op het gebied van Natrium en Chloride dan het Maaswater van Evides en Dunea. Dit betekent ook dat ionenwisseling geen optie is voor zuivering en dat toepassing van RO-water de enige optie is voor ontzouting voor de glastuinbouw.
5.7.2
Kwaliteit drinkwater
De chemische kwaliteit van drinkwater is onvoldoende om ongezuiverd als alternatief voor RO-water te dienen voor de glastuinbouw. Het drinkwater van Evides en Dunea heeft als basis Maaswater. Het drinkwater van Oasen heeft voornamelijk bronwater als basis. Oasen heeft een bijna twee maal hoger chloridegehalte dan het Maaswater van Evides en Dunea. Voor de ontzouting van het Maaswater kan ionenwisseling worden toegepast. Ontzouting met behulp van ionenwisseling heeft een hoog rendement (ca. 96%). Bij ionenwisseling komt regeneraat vrij met een chloridengehalte van 6.000 mg/l. Bij toepassing van ionenwisseling op het voorbeeldbedrijf met komkommerteelt met een eigen bassinvolume van 500 m3/ha (minimaal vereist) resulteert dit in een benodige suppletiecapacitet van 12 m3/uur. De maximale lozing ten gevolge van ionenwisseling bedraagt dan ca. 120 l./ha/ uur. Dit is ruim binnen de maximale lozingscapaciteit van 0,5 m3/ha.uur. De hoogheemraadschappen van Delfland en Schieland & Krimpenerwaard hebben aangegeven dat er geen beperkingen zijn ten aanzien van de lozing van regeneraat. Echter, indien de lozing van regeneraat
pag. 35
een dusdanig volume zal aannemen dat de werking van de zuivering negatief beïnvloed wordt, kan deze houding veranderen. Gezien de beperkte beschikbaarheid van drinkwater zal grootschalige lozing van regeneraat alleen in het leveringsgebied van Evides plaats kunnen vinden. De in het kader van dit onderzoek gemaakte inschatting van de behoefte aan vervangend gietwater ( 4,6 mln. m3 per jaar) in het Westland zou resulteren in een lozing van 240.000 m3 regeneraat per jaar. De pieklozing van regeneraat zal ca. 115 m3/uur bedragen voor geheel Westland. Tabel 13: Eisen kwaliteit gietwater
Eisen gietwater totaal CZV VFA gemeten CZVc N-Kj N-org Chloride Nitriet (NO2) Nitraat (NO3) Fosfaat (PO4) omrekening PO4-P Sulfiet Sulfaat Ammonium Natrium Kalium Magnesium Calcium Carbonaat Bicarbonaat pH Temperatuur
mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l ºC
Laag Laag Laag 17,7 217 29,1
Eisen drinkwater Laag Laag 150 0,1 50
28,8 5,4 11,5 46,9 4,9 32
150 0,2 150
91,5 6,5 15
> 60,00 7 - 9,5 25
pag. 36
5.7.3
Kostprijs gebruik drinkwater
In onderstaande tabellen is het effect op de prijs en de jaarkosten weergegeven voor het vervangen van RO-water door drinkwater per ha. Zoals het overzicht laat zien, verdubbelt de gietwaterprijs zich bij gebruik van drinkwater. Echter, in het geval van het komkommermodelbedrijf is de inzet van drinkwater bij behoud van de minimale bassinomvang van 500 m3/ha voordeliger dan het uitbreiden van de bassinomvang naar 3.000 m3/ha met additionele RO-capaciteit. Naarmate meer regenwater wordt opgevangen en de mate van zelfvoorzienendheid van het bedrijf toeneemt, krijgt de additionele waterbron steeds meer het karakter van back-upvoorziening om extremen in het klimaat op te vangen. De kosten bestaan dan ook voornamelijk uit vaste kosten. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat ionenwisselaars relatief duur zijn bij toepassing met kleine capaciteiten en dat schaalvoordelen groot kunnen zijn. Bij gebruik van ionenwisselaars is clustering van meerder bedrijven aan te bevelen. Tabel 14: Vergelijking kosten gebruik gezuiverd drinkwater versus RO water
Komkommer 500 m3 bassin/ha
prijs/m3 prijs/m3 ROdrinkwater water € 1,21 € 0,60
1.000 m3 bassin/ha
€ 1,26
€ 0,74
2.000 m3 bassin/ha
€ 1,32
€ 0,97
3.000 m3 bassin/ha
€ 1,56
€ 1,23
Gerbera 500 m3 bassin/ha
prijs/m3 prijs/m3 ROdrinkwater water € 1,45 € 0,76
1.000 m3 bassin/ha
€ 1,39
€ 0,93
2.000 m3 bassin/ha
€ 1,49
€ 1,27
Spathiphyllum 500 m3 bassin/ha
prijs/m3 prijs/m3 ROdrinkwater water € 2,02 € 1,38
700 m3 bassin/ha
€ 2,03
€ 1,57
1.000 m3 bassin/ha
€ 2,05
€ 1,79
Indien gebruik gemaakt wordt van het rivierwater van Dunea, zakt de gietwaterprijs aanzienlijk. Voor het komkommerbedrijf zal de gietwaterprijs dalen van € 1,11 tot € 0,75 per m3.
pag. 37
5.7.4
Samenvatting
1.
Termijn tot mogelijke realisatie: Kort tot zeer kort. Alle benodigde infrastructuur is reeds aanwezig. In geval van levering Maaswater aan een kluster in de B driehoek kan de realisatie termijn langer zijn daar het een gebiedsgerichte oplossing betreft.
2.
Technische haalbaarheid en infrastructurele aspecten : Infrastructuur is reeds aanwezig en de zuivering maakt gebruik van bewezen technologie
3.
Bedrijfseconomische haalbaarheid en kostprijs De bedrijfseconomische haalbaarheid is te bepalen door elke individuele tuinder. Voor waterintensieve teelten kan drinkwater zich meten met de duurzame benchmark voor gietwater.
4.
Complexiteit van het proces Het betreft een individuele oplossing.
5.
Mate waarin in de behoefte van een gebied kan worden voorzien Op uitzonderingen na zal drinkwaterlevering op grote schaal alleen in het verzorgingsgebied van Evides plaats kunnen vinden. De schaalgrootte van het gebruik is daarnaaast ook afhankelijk van de hoeveelheid regeneraat die verwerkt kan worden op de RWZI.
5.8 Ionen wisseling in combinatie met oppervlaktewater Op Voorne-Putten zijn er op dit moment meerdere bedrijven die gebruik maken van water uit het Brielse Meer. De waterkwaliteit van het Brielse Meer is vergelijkbaar met dat van drinkwater en voldoet daarmee niet aan de eisen die gesteld moeten worden aan gietwater om te voldoen aan de lozingsnormen in 2027. Met de juiste voorinfiltratie is toepassing van ionenwisseling op dit water mogelijk en kan water uit Brielse Meer, in combinatie met ionenwisseling een alternatief zijn op Voorne–Putten. Toepassing van ionenwisseling op water met te hoge gehalten is niet interessant.
5.9
Effecten van brijnbeleid op nieuwe glastuinbouw ontwikkelingen
Het is niet onderzocht maar lijkt lijkt waarschijnlijk dat een restrictief brijnbeleid invloed zal hebben op de waterhuishouding van nieuwe glastuinbouwbedrijven. De verandering van het brijnbeleid zal leiden tot meer regenwateropslag. Voor bestaande bedrijven zijn de mogelijkheden beperkt om de hoeveelheid regenwateropslag uit te breiden.
pag. 38
5.10 Vergelijking verschillende alternatieven In onderstaande tabel worden de hierboven beschreven alternatieven onderling vergeleken op de aspecten.
DSM Leiding Harnaschpolder Drinkwater Rivierwater Dunea Lozing brijn op Rijkswater Aqua ReUse Concepten Onttrekking en lozing oppervlaktewater Brielse Meer water i.c.m. inonenwisseling
+ + + 0 + 0 +
+ + 0 +
RW RW RI RI RW RI OW RI
+ + + + +
+ + + + +
0 + 0 + 0 0 + +
+ 0 0 + 0
+ 0 + +
+ + 0 0 0
Leveringszekerheid
haalbaarheid
Realisatietijd
infrastructuur
kostprijs
technologie
invloed op bodem
lozing riool
energieverbruik
gebieds oplossing
Tabel 15: Duurzaamheid score
0 0 + 0 0 0 0
Uitleg gebruikte symbolen gebiedsoplossing energieverbruik lozing riool
Invloed op bodem: technologie
kostprijs
: inhoeverre een alternatief een oplossing op gebieds niveau kan bieden + gebiedsoplossing, 0 deel van een gebied;- individueel bedrijf : het energieverbruik van het alternatief + laagvebruik; 0 neutraal; -hoogverbruik : de wijze waarop de afvalstoffen die vrijkomen bij het proces worden geloosd. Ontzouting zal in alle gevallen ( met uitzondering van regenwater) noodzakelijk zijn wil het alternatief kunnen voldoen aan de kwaliteitseisen RI lozing op riool; RW directe lozing Rijkswater; OW lozingoppervlaktewater : interactie met de bodem ten gevolge van het alternatief + geen beinvloeding op bodem; - beinvloeding bodem : inhoeverre er sprake is van toepassing van bewezen technologie of dat er sprake is van in de praktijk nog onbewezen innovaties + bewezentechnologie; - Innovatieve technologie : In hoeverre geleverd kan worden tegen een acceptabele kostprijs waarbij de duurzame benchmark als referentie wordt genomen
pag. 39
infrastructuur:
:
realisatietijd
:
haalbaarheid
:
leveringzekerheid
:
+ kostprijs onder benchmark; 0 kostprijs op benchmark; - kostprijs boven benchmark in hoeverre investeringen in infrastructuur noodzakelijk zijn + bestaande infrastructuur; 0 nieuwe infrastructuur; - complexe infrastructuur de geschatte tijd tot mogelijke realisatie + binnen 1 jaar; 0 binnen 2 jaar; - 3 tot 5 jaar de haalbaarheid uitgedrukt in de onzekerheden welke nog moeten worden ingevuld + haalbaar; 0 gemiddeld risico; - hoog risico de leveringszekerheid van het alternatief waarbij uitgangs punt is dat elke tuinbouwbedrijf een bassin heeft van ten minste 500m3 per ha waardoor een volledige redundantie van systemen niet noodzakelijk is + hoge leveringzekerheid; 0 neutraal - onderbroken levering behoort tot de mogelijkheden
Samenvattend kan men stellen dat op korte termijn alleen drinkwater in het Westland een alternatief voor brijnlozingen kan bieden. Het is de vraag of de totale behoefte aan RO-water in het Westland ook op korte termijn overal kan worden vervangen door drinkwater. Op een iets langere termijn kunnen de nu lopende Aqua ReUse-initiatieven en rivierwater van Dunea in delen van Zuidplas en Oostland gerealiseerd worden. Voor de alternatieven die een grote inspanning op infrastructureel gebied vereisen, moet rekening gehouden worden met een realisatietijd van 3 tot 5 jaar. Voor de grootschalige alternatieven zoals DSM-leiding en Harnaschpolder moet gesteld worden dat deze initiatieven nog omgeven worden door onzekerheden op gebied van technologie, besluitvorming en markt. De alternatieven hebben potentie maar of het tot realisatie zal komen is onzeker.
pag. 40
6
Overall beeld van de gebieden 6.1 Methodiek
In dit hoofdstuk worden de in hoofdstuk 5 beschreven alternatieven gerangschikt per gebied. Tevens worden de mogelijkheden voor solitaire glastuinbouwbedrijven en de specifieke kenmerken van de kleine glastuinbouwgebieden besproken.
6.2 Westland Figuur 4: Locatie van bedrijven met ontheffing in de regio Westland
Bij het wegvallen van de mogelijkheid om RO-water toe te passen, zal in het Westland een behoefte van circa 4,6 miljoen m3 gietwater ontstaan. Voor het Westland zijn een aantal alternatieven geïnventariseerd, te weten: − lozing van brijn op Rijkswater; − gebruik en zuivering van drinkwater;
pag. 41
− − −
toekomstige distributie van gezuiverd effluent van de RWZI Harnaschpolder; toekomstige distributie en zuivering van DSM water; en lokale toepassing van Aqua Reuse concepten.
6.3 Oostland Figuur 5: Locatie van bedrijven met ontheffing in de regio Oostland
Bij het wegvallen van de mogelijkheid om RO-water toe te passen, zal in het Oostland een behoefte van circa 2,1 miljoen m3 gietwater ontstaan. De onderstaande alternatieven zijn voor Oostland geïnventariseerd: − toekomstige distributie en zuivering van DSM water; − toekomstige distributie van gezuiverd effluent van de RWZI Harnaschpolder; − lokale toepassing van Aqua Reuse concepten; en − distributie en zuivering van rivierwater van Dunea.
pag. 42
6.4 Zuidplaspolder Bij het wegvallen van de mogelijkheid om RO-water toe te passen, zijn voor de Zuidplas een aantal alternatieven geïnventariseerd; te weten: − toekomstige distributie en zuivering van DSM water; − toekomstige distributie van gezuiverd effluent van de RWZI Harnaschpolder; − lokale toepassing van Aqua Reuse concepten; en − distributie en zuivering van rivierwater van Dunea. Figuur 6: Locatie van bedrijven met ontheffing in de regio Zuidplas
6.5 Kaag In het gebied Kaag zijn een zestal ontheffingen aangevraagd voor brijnlozing. Het gebied kenmerkt zich door kleinschalige bedrijven (meestal sierteelt). De bedrijven zijn gelegen in veengebieden. Grootschalige regenwateropslag in bassins is daarom moeilijker realiseerbaar. De inventarisatie heeft geen aanvullende waterbronnen opgeleverd voor het gebied Kaag. Ter vervanging van RO-water en brijn-infiltratie kunnen mogelijk Aqua Reuse concepten een oplossing bieden. Door optimalisering van
pag. 43
regenwateropvang en hergebruik van afvalwater in combinatie met een beperkte zuivering van oppervlaktewater kan de waterbalans gesloten worden. Tevens kan ook RO-water uit oppervlaktewater worden verkregen in combinatie met brijnlozing op dat oppervlaktewater. In dat geval dient een keuze gemaakt moeten worden tussen brijninfiltratie in de bodem of brijnlozing op het oppervlaktewater. Figuur 7: Locatie van bedrijven met ontheffing in de regio Kaag
6.6 PCT regio Boskoop Uit deze regio zijn slechts een acht-tal ontheffingsaanvragen voor brijnlozing ontvangen. Gezien de plannen voor het PCT-terrein heeft opdrachtgever gevraagd om expliciet te kijken naar de regio Boskoop. Uit mondelinge informatie van installateurs die actief zijn in de regio Boskoop, blijkt dat het gebruik van RO-water meer voorkomt dan blijkt uit de ontheffingsaanvragen. De capaciteit van de geplaatste installaties is in de regel kleiner dan in de overige glastuinbouwgebieden. Tevens lijkt het er op dat het gebruik zich met name toespitst op pot- en containerbedrijven welke zich onder andere toeleggen op de teelt van coniferen.
pag. 44
Figuur 8: Locatie van bedrijven met ontheffing in de regio Boskoop
Ten behoeve van het watersysteem van het PCT-terrein is naast een verkenning van het watersysteem ook een variantenstudie uitgevoerd ( Aqua Terra Nova 2009 en 2010). In deze studies wordt uitgegaan van een waterverbruik van 12.000 m3 per ha voor de Pot- en Containerteelt (PCT). Het afgelopen jaar is door Aqua Terra Nova vervolgonderzoek gedaan naar het waterverbruik. In de notitie van augustus 2010 ten behoeve van de MER is het waterverbruik in de PCT naar beneden bijgesteld en bepaald op 9.000 m3/jaar. Op basis van een waterverbruik van 9.000 m3/ha.jaar is ook bij maximaal gebruik van gietwaterbassins zelfvoorzienendheid van de boomkwekerij niet mogelijk. Aanvullend water zal noodzakelijk blijven. In de “Variantenstudie gietwatervorziening PCT-terrein Hazerswoude” (Aqua-Terra Nova 2010) wordt het benodigde water voor de ontwikkeling van het PCT terrein voor de eerste fasen betrokken van naast gelegen handelsbedrijven. Voor de latere fasen zal oppervlaktewater (Oostvaart) gebruikt worden. Dit oppervlaktewater voldoet niet aan het in hoofdstuk 5.1 gestelde kwaliteitcriterium voor alternatieven en wordt daarom niet als alternatief beschouwt voor RO-water. Ten aanzien van alternatieven voor brijn heeft Oasen aangegeven geen capaciteit te willen reserveren voor de boomkwekerij. Drinkwater valt daarmee af als mogelijk alternatief. Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft aangegeven dat inname van oppervlaktewater door boomkwekers toegestaan wordt onder de voorwaarde dat het peilbesluit gehandhaafd blijft. In perioden van droogte kan een innameverbod ingesteld worden. Zuivering van oppervlaktewater valt daarmee af als structureel alternatief voor brijn infiltratie.
pag. 45
Toetsingskader In de bestudeerde literatuur en vanuit gesprekken met onderzoekers van Aqua Terra-Nova en WUR, diverse installateurs en ondernemers wordt een zeer gevarieerd beeld geschetst van de werkelijke watervraag van de pot- en containerteelt. Enerzijds wordt het beeld gegeven van een structureel watertekort wat vervolgens door anderen wordt tegengesproken. Deze laatsten stellen dat bij een bassininhoud van tussen de 1.200 en 2.000m3 per ha de pot- en containerteelt zelfvoorziend kan zijn ten aanzien van water. Voor het opstellen van een toetsingskader voor het brijnbeleid in de boomkwekerij is aanvullend onderzoek gewenst.
6.7 Voorne Op het eiland Voorne-Putten is er naast verspreid glas sprake van een tweetal concentratiegebieden. Te weten Tinte en hen het gebied rond Vierpolders, respectievelijk gelegen in de gemeenten Westvoorne en Brielle. Vanuit Voorne-Putten zijn totaal 10 ontheffingsaanvragen ontvangen. Figuur 9: Locatie van bedrijven met ontheffing in de regio Voorne-Putten
Alternatieven • Gebruik van oppervlakte water afkomstig uit het Brielse Meer Een aantal bedrijven in Brielle-West (een glasconcentratie ten noordwesten van de hitorische kern van Brielle) maken reeds gebruik van water uit het Brielse Meer. Ook is voor suppletiewater voor Glaspark 4P in Vierpolders het gebruik van water uit het Brielse Meer voorzien.
pag. 46
De aanvoer van water van het Brielse Meer vanuit Brielle West zou doorgetrokken worden richting Tinte. Vierpolders kan beleverd worden vanuit de inlaat die parallel loopt langs de Rijksstraatweg in Brielle. De waterkwaliteit van Brielse Meer-water is gelijk aan Maaswater en daarmee vergelijkbaar met drinkwater. Om die reden is het onvoldoende van kwaliteit om te kunnen voldoen aan de kwaliteitseisen voor gietwater in 2027. Water uit het Brielse Meer kan op een vergelijkbare manier gezuiverd worden als drinkwater of het rivierwater van Dunea. Dit met de kantekening dat zwevende delen wel verwijderd dienen te worden. Mogelijke toekomstige verzilting van het Brielse Meer kan een bedreiging zijn. •
Lozing op Rijkswater Mogelijkheden voor lozing van brijn op rijkswater zijn op dit moment niet gelegen in de directe nabijheid van Tinte en/of Vierpolders. Indien een infrastructuur wordt aangelegd voor de afvoer van brijn naar rijkswater zijn er een tweetal opties: lozing op het Hartelkanaal via een gestuurde boring onder het Brielse Meer: tracélengte ca. 10 km waarbij zowel de glastuinbouw in Tinte als in Vierpolders worden aangesloten; lozing in de directe nabijheid van het gemaal bij de sluis van Hellevoetsluis. Dit tracé heeft een lengte van ca. 14 km.
6.8 Solitaire bedrijven Bij het wegvallen van RO-water voor solitaire bedrijven blijven alleen individuele oplossingen en drinkwater over om de hoeveelheid gietwater aan te vullen. In welke mate er op de locatie ook voldoende capaciteit in het netwerk beschikbaar is om drinkwater te kunnen leveren, is per locatie verschillend. De belangrijkste individuele oplossing is het optimaliseren van de regenwateropvang en te streven naar maximale zelfvoorzienendheid. Dit is echter afhankelijk van teelt en of de locatie en niet altijd mogelijk. Vervolgens kan beoordeeld worden of oppervlaktewater of drinkwater gezuiverd kan worden en welke oplossing beschikbaar is voor het afvoeren van het brijn/regeneraat.
pag. 47
6.9 Samenvatting In onderstaande tabel zijn de beschikbare alternatieven per gebied gegroepeerd. De tabel geeft aan welke alternatieven mogelijk zijn per gebied. Hierbij dient opgemerkt te worden dat niet alle alternatieven gelijktijdig mogelijk zijn in alle aangegeven gebieden (denk bijvoorbeeld aan de DSMleiding). De kwalitatieve beoordeling van de alternatieven is in hoofdstuk 5 behandeld. Uit de tabel blijkt dat voor de grote tuinbouwgebieden meerdere alternatieven uitgewerkt kunnen worden. In de gebieden Kaag en Boskoop zijn op dit moment geen lopende initiatieven. Indien blijkt dat de pilot Harnaschpolder succesvol in praktijk gebracht kan worden, kan hergebruik van effluent in de toekomst voor meerdere gebieden ingezet worden.
X
X
X
X
X
Drinkwater
X
Rivierwater Dunea Lozing op Rijkswater
X
Aqua ReUse Concepten
X
Ontrekking en lozing oppervlaktewater Brielsemeerwater i.c.m. inonenwisseling
Solitair
Zuidplas
X
Harnaschpolder
Voorne
Oostland
DSM Leiding
Boskoop
Westland
Overzicht alternatieven per gebied
Kaag
Tabel 16: Overzicht alternatieven per gebied
X X
X
X
X
X X X
X X
pag. 48
7
Verklarende woordenlijst
GR
Gemeenschappelijke regeling beheer grondwateronttrekking Delft Noord
Recovery
Het waterzijdig rendement van een RO installatie
RO
Omgekeerd Osmose installatie
RWZI
Rioolwater zuiverings installatie
RO water Gietwater geproducert door een omgekeerd osmose installatie
pag. 49
8
Literatuurlijst
•
Voogt W., Wageningen UR Glastuinbouw, mei 2009; Verzilting oppervlaktewater en glastuinbouw, De gevolgen van een zout Volkerak-Zoommeer voor de watervoorziening van glastuinbouw in Zuid-West Nederland
•
Klein J. en Passier H., Deltares april 2010; Aanvullende beoordeling milieu-eigen stoffen brijn en grondwaterkwaliteit Provincie Zuid-Holland
•
Vermeulen P.C.M. (red) Wageningen UR Glastuinbouw mei 2008; Kwantitatieve Informatie voor de Glastuinbouw 2008
•
DHV maart 2010; Evaluatie Brijnbeleid, Tussentijdse evaluatie van interim beleip provincie Zuid-Holland
•
Grontmij Nederland, januari 2009; Deskstudie alternatieven brijn
•
Aqua-Terra Nova, februari 2010; Variantenstudie gietwatervoorziening PCT-terrein Hazerswoude
•
Aqua-Terra Nova, december 2009; Waterketen PCT-terrein Hazerswoude
•
Aqua-Terra Nova, maart 2010; Waterketensluiting Knibbelweg Oost, waterketenconcept op hoofdlijnen
•
Aqua-Terra Nova, maart 2010; Aqua ReUse Glastuinbouw Zuidplaspolder, masterplan Waterketenconcept Knibbelweg Oost Zevenhuizen
•
Aqua-Terra Nova, septenber 2008; AquaReUse Overbuurtsepolder Gemeente Lansingerland, Masterplan inovatief waterketenproject
•
TRIONpartners, Aqua-Terra Nova, februari 2009; Duurzaam synergieconcept grondwateronttrekking DSM (fase1)
pag. 50
9 Bijlagen
pag. 51
Bijlage 1:
Lijst tabellen en figuren
Tabellen Tabel 1: Osmosevraag en meldingen benaderd.............................................................................................................................................................. 7 Tabel 2: Ontwikkeling gietwaterprijs regenwater en RO-water ......................................................................................................................................... 8 Tabel 3: Gebiedsanalyses osmosevraag ...................................................................................................................................................................... 14 Tabel 4: Gebiedsanalyse osmose Westland ................................................................................................................................................................. 15 Tabel 5: Gebiedsanalyse osmose Oostland .................................................................................................................................................................. 16 Tabel 6: Gebiedsanalyse Voorne-Putten ..................................................................................................................................................................... 16 Tabel 7: Uitgangspunten modellen ............................................................................................................................................................................. 18 Tabel 8 Uitgangspunten modelbedrijven ..................................................................................................................................................................... 19 Tabel 9 Resultaten kostenontwikkeling drie modelbedrijven ........................................................................................................................................... 19 Tabel 10: Ontwikkeling gietwaterprijs ........................................................................................................................................................................ 20 Tabel 11: Eisen aan wateropslag Certificatieschema Groen Label Kas (GLK9-2010) ........................................................................................................... 20 Tabel 12: Duurzame benchmark gietwaterprijs ............................................................................................................................................................ 24 Tabel 13: Eisen kwaliteit gietwater ............................................................................................................................................................................ 36 Tabel 14: Vergelijking kosten gebruik gezuiverd drinkwater versus RO water ................................................................................................................... 37 Tabel 15: Duurzaamheid score .................................................................................................................................................................................. 39 Tabel 16: Overzicht alternatieven per gebied .............................................................................................................................................................. 48 Figuren Figuur 1: Figuur 2: Figuur 3: Figuur 4: Figuur 5: Figuur 6: Figuur 7: Figuur 8: Figuur 9:
Ontwikkeling rentabiliteit glastuinbouw (bron Lei Agri monitor dec 2009) ........................................................................................................... 22 Optionele brijnlozingspunten op Rijkswater ................................................................................................................................................... 25 Processchema AquaReUse Zuidplaspolder ..................................................................................................................................................... 33 Locatie van bedrijven met ontheffing in de regio Westland ............................................................................................................................... 41 Locatie van bedrijven met ontheffing in de regio Oostland ............................................................................................................................... 42 Locatie van bedrijven met ontheffing in de regio Zuidplas ................................................................................................................................ 43 Locatie van bedrijven met ontheffing in de regio Kaag .................................................................................................................................... 44 Locatie van bedrijven met ontheffing in de regio Boskoop ................................................................................................................................ 45 Locatie van bedrijven met ontheffing in de regio Voorne-Putten ....................................................................................................................... 46
pag. 52
Bijlage 2: Vergrote overzichtsweergaven gebieden met locatie-aanduidingen ontheffingen Westland
pag. 53
Oostland
.
pag. 54
Zuidplas
pag. 55
Voorne
pag. 56
Kaag
pag. 57
Boskoop
pag. 58
Bijlage 3: Eisen aan wateropslag Certificatieschema GroenLabelKas (GLK9-2010)
pag. 59
Bijlage 4: Kostprijsberekening modelbedrijven
pag. 60