1 Als het lont wordt aangestoken… Inleiding In de media en ook in de politiek is het mode geworden om forse uitspraken te doen over bepaalde groepen immigranten. Het lijkt erop alsof alles weer gezegd mag en moet worden. De legitimatie van dit gedrag ontleent men aan de nationale en internationale dreiging van terrorisme. Slimme denkers en standvastige politici analyseren er lustig op los. Zij worden uit hun tent gelokt door de journalisten, die natuurlijk ook hun werk moeten doen. Het is mij de laatste maanden opgevallen hoezeer deze optredens zich afspelen aan de bovenkant van de samenleving. Hoe ver ze zijn verwijderd van het alledaagse leven in de oude wijken van Rotterdam. De werking van deze optredens is evenwel merkbaar en voelbaar. De immigranten voelen zich vernederd, in de hoek gedrukt en voelen er steeds minder voor de dialoog te zoeken. In deze bijdrage wil ik een paar ontdekkingen beschrijven vanuit de leefwereld van de oude wijken. Een verontrustende maar ook een veelbelovende ontdekking. Ik wil laten zien dat het mogelijk is om, vanuit een missionaire attitude, een nieuwe weg te zoeken en te werken aan een antiracistische manier van leven en werken met elkaar. “ Ik kan hem heel goed begrijpen man…” Miguel was een veelbelovende Kaapverdiaanse musicus. Het leek wel of zijn ogen altijd in de verte staarden. Op jonge leeftijd moest hij veel verantwoordelijkheid dragen voor zijn moeder, broertjes en zusjes. Hij heeft zijn vervangende dienst gedaan in het wijkpastoraat. Samen met zijn vrienden zocht hij naar muziekstijlen die hun heimwee naar Cabo Verde tot uitdrukking brachten. Zij wilden graag met elkaar in een huis wonen om een alternatieve manier van leven uit te proberen. De groep vrienden reisde wat af. Het leven van en voor de muziek viel niet mee. Maar hun groep groeide in populariteit. Er ontstond een netwerk van contacten in binnen- en buitenland. Wij zagen hen niet meer zo vaak op straat lopen, gehuld in de vrolijke kleren in rastakleuren. Tot ons opeens het bericht bereikte: ‘ Miguel heeft zichzelf van het leven beroofd ‘. Wij konden het niet geloven maar het bleek toch waar te zijn. Er werden wakes georganiseerd in het huis waar hij had gewoond en hij werd begraven vanuit de Kaapverdiaanse parochie. Op de zondagmiddag na de begrafenis was er een herdenkingsbijeenkomst in Night-town, een plek van de muziek. Het was heel donker in de zaal. Naast het podium was een soort altaar opgericht. Er brandden kaarsen, er stond een foto van Bob Marley en er lag een opengeslagen Bijbel. Daarnaast lagen er hoezen van platen en allerlei symbolen die dat alles met elkaar in verband brachten. Het rook er naar weed. Zijn beste vrienden waren gekleed in het wit. De sfeer was heel verdrietig. Er waren twee witte mensen, de rest van het gezelschap was zwart. Op het podium werden de herinneringen aan Miguel opgehaald. Er werd muziek gemaakt, er werden verhalen verteld en gedichten gelezen. Het trof mij dat vrijwel iedereen sprak over de eenzaamheid van de zwarte jonge mensen. De eenzaamheid die wordt opgeroepen door het leven in twee werelden: Afrika en Europa. Het besef dat je een keuze moet maken: werk zoeken, een gezin stichten, je aanpassen, maar waar hoor je ten diepste bij? Op een ontroerende manier vertelde een jongen dat hij zich lang had opgetrokken aan de manier waarop Miguel zijn weg had gezocht. Maar nu kon dat dit niet meer, hij bracht zijn
2 verdriet onder woorden door te eindigen met de verzuchting:‘Ik kan hem heel goed begrijpen man…’ Je laten ontvangen in een andere wereld Toen ik weer buitenstond besefte ik weer hoe bijzonder het is als je ontvangen wordt in de wereld, in de werkelijkheid van de andere mens. Als je tot getuige wordt gemaakt van zijn verdriet, zijn eenzaamheid en van zijn zoeken naar kracht en waardigheid. Deze Kaapverdiaanse jongeren hebben heel veel in hun mars. Zij zijn vaak hoorbaar en zichtbaar op straat. Hun gedrag roept reacties op bij buitenstaanders, maar ook bij hun ouders. Deze herdenking voltrekt zich echter op een andere plaats; meer in het verborgene. Een herdenking in hun sfeer, in de werkelijkheid van hun muziek en symbolen. Zij zoeken naar hun wortels in Afrika, naar de betekenis van de rastamuziek om hun verlangen naar Afrika, naar een betere wereld, tot uitdrukking te brengen. Zij bepalen je bij een heel andere manier van leven, van in de stad wonen, van waarnemen en van betekenis geven. Als je hun wereld binnentreedt, overschrijd je als witte bewoner en werker een grens. Je gaat een ander land binnen. In dit andere land word je ervan bewust hoe gebrekkig jouw uitdrukkingsvormen zijn. Tot je verrassing hoor je een vriend van Miguel tegen je zeggen: ‘Wij zijn jullie lessen niet vergeten. Wij weten nog dat jullie vertelden over die Rasta in Engeland, die de hele tijd stond te praten en pinda’s op de grond gooide. Hierop riep de kroegbaas vertwijfeld uit:’’Hé Rasta-man, je hebt nu de hele wereld veranderd, maar wie ruimt die rotzooi op?’’ Er ontstaat in de omgang met elkaar iets nieuws: je leert van elkaar en je beseft tegelijkertijd hoe gescheiden de werelden nog steeds zijn. Er ontstaat iets nieuws omdat er een ander beeld van elkaar wordt geschapen. In het lange proces van elkaar leren kennen, van fouten maken, van teleurstellingen en tegenvallers, begin je elkaar te zien. Je begint de ander te zien als een bijzonder mens en je begint je enigszins aan te voelen in welke sfeer de ander leeft. Het is een schok te ervaren dat deze jongeren beseffen dat zij leven in de diaspora, in de verstrooiing. In deze diaspora moeten zij een bestaan opbouwen. Het is verontrustend op te merken hoeveel herkenning er is voor de daad van Miguel onder zijn leeftijdsgenoten. Dit is het eerste verhaal uit de leefwereld van de oude wijken in Rotterdam. Wij maken nu een overstap naar een andere ervaring, die een andere kant van de werkelijkheid laat zien. ‘Spreek Nederlands man, je bent hier in Nederland…’ Ieder jaar wordt er in de voorjaarsvakantie een zaalvoetbaltoernooi georganiseerd door de Marokkaanse werkgroep, het buurthuis en het wijkpastoraat. Mohammed is de drijvende kracht achter dit evenement. Er nemen 16 teams uit Rotterdam-West aan deel. Hij heeft het strak georganiseerd. Er zijn veel Marokkaanse vrijwilligers die de teams begeleiden of scheidsrechter zijn. Er heerst tijdens het toernooi een bijzondere sfeer. Er wordt fanatiek gevoetbald en hard gejuicht op de tribunes van de sporthal. Het is opvallend dat er vrijwel geen ouders zijn, terwijl hun kinderen hier spelen. Je ziet ook maar weinig witte mensen, die belangstelling tonen. Het lijkt wel alsof dit alles zich afspeelt in een verborgen wereld, die alleen wordt waargenomen door de mensen die meedoen en door degenen die komen kijken. Een paar maanden later komt Mohammed een uitnodiging brengen die hij persoonlijk overhandigt: ‘Mijnheer Herman u moet komen. Wij gaan eerst lekker eten en dan gaan wij het toernooi evalueren’. De evaluatie is in het buurthuis waar Mohammed werkt. Als ik binnenkom is hij in een druk gesprek gewikkeld met Pinto. Pinto is de Surinaamse werker van
3 ‘sport op de stoep’. Hij coördineert de sportactiviteiten op de voetbalvelden van het Henegouwenplein. Het valt mij op dat hij Mohammed uitdaagt tijdens het gesprek door hem te vragen: ‘Wie gaat er nou eerst eten en daarna pas evalueren. Iedereen valt in slaap man en er komt niets van je evaluatie terecht’. Mohammed verweert zich en zo gaan zij nog een tijdje door. Zij zijn aan elkaar gewaagd en hebben er plezier in om zo met elkaar om te gaan. Langzaam druppelt iedereen binnen. Wij zijn met een groep van zo’n twaalf mensen. Pinto houdt vast aan zijn rol van coach en geeft zijn waarnemingen over het toernooi terug aan de groep. Het valt mij op hoe hij zijn kennis van de straat dienstbaar maakt aan deze vrijwilligers. Men spaart elkaar niet tijdens de evaluatie. De centrale vragen zijn: wat straal je uit als begeleider naar jongeren. Je moet een voorbeeld zijn. Als teambegeleider moet je niet gaan schreeuwen tegen de scheidsrechter. Als je dat doet dan geef je een verkeerd voorbeeld. De boodschap van Pinto aan de jongeren is niet mis te verstaan: ‘Wij weten allemaal dat wij hier in een ghetto leven. Het leven is hard en de toekomst is onduidelijk. Dus geniet direct van de goede momenten en het plezier. Stel het genieten niet uit, want misschien komt het nooit meer terug’. Eén van de aanwezigen ziet eruit als een ayatollah, met lange jurk en een baard. Hij praat voortdurend Arabisch waardoor Pinto en ik hem niet kunnen verstaan. Mohammed wordt het zat. Hij grijpt in en zegt tegen hem: ‘Spreek Nederlands man, je bent hier in Nederland.’ Verantwoordelijk zijn voor het welzijn van de ander Tijdens de evaluatie heb ik op het puntje van mijn stoel gezeten. Ik heb genoten van het vakmanschap van Pinto en van Mohammed en van hun passie voor kwaliteit. Zij waren heel streng in hun evaluatie van het voetbaltoernooi. Zij waren dat met het oog op de kinderen, de voetballers. Zij eisten dat de begeleiders het goede voorbeeld gaven. Dat legden zij ook voortdurend uit:”Geef het goede voorbeeld. Dan laat je zien hoe het moet.” Ik vond het indrukwekkend hoe deze Surinamer, die de straat als leerschool heeft gehad, zijn kennis in dienst stelde van de Marokkaanse vrijwilliger en van de kinderen in de buurt. Het was een bijzondere ervaring er bij te mogen zijn. Bijzonder om deelgenoot te worden van hun verantwoordelijkheid voor elkaar en voor de kinderen in de buurt. Het deed me denken aan de woorden van schrijver James Baldwin. Baldwin heeft veel geleden onder het racisme in Amerika en heeft gezocht naar een goede methode om dit te bestrijden en komt dan tot de slotsom dat er maar één manier is: wees als slachtoffer van racisme verantwoordelijk voor de dader, voor de witte medemens. Zoek naar manieren om aan de blanke man te laten zien wat jouw kwaliteit is en probeer hem voor je te winnen. Ik vond deze evaluatie indrukwekkend omdat zowel Pinto als de vrijwilligers zich inderdaad verantwoordelijk voelen voor de kinderen in de buurt. Daarom zijn zij zo streng naar elkaar. Door deze kwaliteit te eisen van elkaar, geven zij een antwoord aan al die mensen aan de bovenkant van de samenleving. Aan de slimme denkers en aan de standvastige politici. Helaas treden deze mensen nooit binnen in deze verborgen wereld. Zij schampen er hoogstens langs. Zending als dienst aan de humaniteit In het Oude Wijken Pastoraat zijn wij langdurig aanwezig in de wereld van kansarmoede en uitsluiting in de grote en middelgrote steden in Nederland. Wij verstaan onszelf als missionaire werkers en wij maken deel uit een bredere oecumenische missionaire beweging. Wat bedoelen wij met het woord missionair? In de eerste plaats gaat het over de situatie in Nederland. Het is zending in Nederland. Wij hebben in de loop van de jaren ontdekt dat er in Nederland veel verschillende werkelijkheden zijn. Vooral in de oude wijken schuren deze werkelijkheden langs elkaar
4 heen. Het vergt uithoudingsvermogen en het vraagt om plezier. Plezier om nieuwsgierig te worden gemaakt. Het vraagt om durf, durf om de grenzen te overschrijden en je te laten ontvangen in het vaak onbekende land van de ander. Door middel van training en scholing hebben wij nagedacht over wat er dan met je gebeurt als mens en als werker. Wij hebben daar een paar ontdekkingen in gedaan: 1. Missie/Zending is allereerst een grensoverschrijding. Dat is basis van alles. Durf je te laten ontvangen in de onbekende werkelijkheid van de ander. 2. Dit leidt tot de vraag: waar is mijn plek, waar is mijn thuis? 3. Mijn thuis is daar waar het creatieve oplicht in de omgang met de mensen. In die omgang wordt ons geloof opnieuw wakker geroepen in ontroering en kracht. 4. Dit alles werpt een speels licht op de vraag naar ‘thuis’. Als je deze definitie toepast op de bovenstaande verhalen dan zie je een bijzondere figuur ontstaan. Nadat de witte werker de grens is over gegaan wordt het spannend of hij/zij zich kan laten ontvangen in het ‘andere land ‘van de Kaapverdianen, de Surinamers en de Marokkanen. Hij/zij voelt hoe verloren hij/zij is en hoe afhankelijk hij/zij is van de beweging van de ander naar hem/haar toe. In de uitnodiging voor de herdenking en voor de evaluatie wordt deze beweging gemaakt door de ander. Daarna wordt de werker ontvangen in het andere land. Durft deze werker zich over te geven aan het tempo, de tijd en de vertraging van de ander? Je ziet dan dingen die voor veel mensen verborgen blijven. Je voelt hoe veel Kaapverdiaanse jongeren in de diaspora leven en hoe gevaarlijk dat kan zijn. Je bent er getuige van hoe Marokkaanse jongeren hun verantwoordelijkheid voor de ander nemen. Zo willen ze werken aan de opbouw van de samenleving die hen steeds meer dreigt uit te kotsen. Het is de vraag hoe lang zij dit kunnen volhouden. Door het gedrag aan de bovenkant van de samenleving voelen zij zich steeds meer in de hoek gedrongen. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling. Als er geen mensen zijn die opmerken wat er wel aan goeds gebeurt door de Marokkanen en andere immigranten en hen daarin steunen en bevestigen, dan gaat het fout. Dan zal de voorzichtige beweging die is ingezet, zoals bij dit voetbaltoernooi, ophouden. Dan zal men zich nog meer terugtrekken in de eigen groep. In Frankrijk spreekt met van ‘La Zone’. Daarmee bedoelt men gebieden in de samenleving, waarin de immigranten-jongeren anderen niet meer toestaan te komen. Zelfs de brandweer of het ambulance personeel wordt met haat bejegend. Zo ver is het in Nederland nog niet. Maar laatst waarschuwde een kenner van de Marokkaanse wereld voor de woede en de angst die zich ophoopt: ‘Er is veel woede en boosheid over wat er in de media en door politici allemaal wordt gezegd over Marokkanen. Men is geneigd zich steeds meer terug te trekken in de eigen groep. Het is brandbaar geworden. Als het lont wordt aangestoken, gaat het echt mis…” Zending, missie in Nederland, zoals wij dat verstaan in het oude wijkenpastoraat is, het je laten ontvangen in de wereld van de ander. In een dialogische omgangsvorm ontstaat er herkenning in de bereidheid verantwoordelijk te zijn voor het welzijn van de ander. ‘Ik ga hen vertellen dat ik anders kijk’ Laatst kreeg ik bezoek van een katholieke collega. Zij is allang met pensioen. Op jonge leeftijd is zij ingetreden bij de Witte Zusters, die zending bedreven in Afrika. Het grootste deel van haar leven heeft zij doorgebracht in Kabilië, in Algerije. De Witte Zusters zijn daar gebleven en na de onafhankelijkheid moesten zij hun bevoorrechte positie opgeven. Later heeft dit college gewerkt onder de Marokkanen in Rotterdam. Tijdens het bezoek vertelde zij dat zij naar Rotterdam was teruggekomen om ‘de gezinnen’ te bezoeken. “Ik heb veel
5 jongeren geboren zien worden. Ik ga naar hun moeders om te vertellen dat ik anders kijk dan de media”. Zij sprak deze woorden uit met tranen in haar ogen. Toen zij was vertrokken realiseerde ik mij dat zij op dat moment mij iets bijzonders had laten zien. Zij heeft haar leven lang grenzen overschreden en zij is ontvangen in de wereld van de immigranten. Zij is van hen gaan houden en kan het niet verdragen dat hen dit wordt aangedaan. Deze overpeinzing bracht mij bij een omschrijving van wie God is: God is het onverwacht vriendelijke, door mensen je aangedaan. Dat is de ruimte waarbinnen wij in de oude wijken samen kunnen zoeken naar de kwaliteit van het leven. Herman IJzerman. Dit artikel is gepubliceerd in de eenmalige oplage van Ducaconia bij het afscheid van Duca de Bruijn, p. 19-21.