AFSTUDEERREGELING
Informatie
en
regels
omtrent
het
afstudeerproject
in
onderwijsjaar
2013
–
2014
(periode
3)
Vastgesteld
door
de
examencommissie
1
Inhoudsopgave
1.
2.
3.
Inleiding Startvoorwaarden Duur van het afstuderen Onderwijsverplichtingen Het doel van het afstuderen
03
De inrichting van het afstudeeratelier Ontwerp en onderzoek Vijf rollen verbonden aan vijf kernbegrippen Fasering Jaarplanning afstuderen Afstudeerclinics
05
Overzicht en regeling van toetsing en beoordeling Samenstelling afstudeercommissie, verslaglegging Beoordelingscriteria afstudeerproject, eindniveau opleiding Verslaglegging door de student Herkansingsbeleid Studiepunten
10
Bijlagen: Beoordelingsformulieren schouw 1 t/m 5b Niveau-indicatoren t.a.v. eindcriteria afstudeerproject (documentatie en presentatie)
16
2
3
1.
Inleiding Het afstudeerproject is het afsluitende onderdeel van de studie aan de Academie van Bouwkunst en valt samen met het vierde jaar van het curriculum (periode 3). In een individueel afstudeerproject toont de student aan een aantal belangrijke competenties te hebben verworven die gelden als eindtermen van de opleiding (zie studiegids op blackboard). Het afstuderen vindt plaats in het afstudeeratelier, waar, op basis van individuele afstudeerprojecten, gezamenlijk kennis wordt opgedaan en uitgewisseld omtrent de beide afstudeerthema’s; duurzaamheid en healthy ageing. In samenhang met deze beide thema’s wordt de veranderende de rol van de architect onderzocht. De student kiest zelf de opgave voor het project, evenals de ontwerpbenadering en de werkwijze(n). Binnen de fasering van het afstudeeratelier is de student zelf verantwoordelijk voor de planning en de organisatie van het project. Kortom, in het afstudeerproject toont de student aan het ontwerpproces in al zijn facetten te beheersen en in staat te zijn als een volwaardig ontwerper/architect te functioneren. Een afstudeerder heeft veel vrijheid. Deze is echter niet onbeperkt. De Academie stelt inhoudelijke eisen en voorwaarden aan het afstudeerproject en is verantwoordelijk voor de toetsing en beoordeling van de afstudeerplannen. Over het algemeen schept de Academie de voorwaarden voor een goed verloop van de afstudeerfase. In de onderstaande regeling worden alle aspecten van het afstuderen nader toegelicht. Het is sterk aan te raden de regeling voorafgaand aan het afstuderen in z’n geheel door te lezen en gedurende het afstuderen als naslagwerk te blijven raadplegen.
Startvoorwaarden Het afstuderen kan beginnen als aan alle verplichtingen van de eerste drie studiejaren is voldaan: d.w.z. indien er 90 ECTS zijn behaald voor het onderwijsprogramma van de Academie en 90 ECTS voor de beroepspraktijk1. Op twee momenten in het jaar kan met afstuderen worden begonnen, in januari en in september.
Duur van het afstuderen Het afstuderen duurt een jaar. Voor het afstuderen mag meer tijd worden genomen mits de maximaal toegestane studietijd van twee jaar voor het afstuderen en/of de maximaal toegestane studieduur van zes jaar niet worden overschreden. De examencommissie kan besluiten om hier in individuele gevallen, gemotiveerd, van af te wijken.
Onderwijsverplichtingen Tijdens het afstudeerjaar combineert de student het werken aan het afstudeerproject met enkele andere studieverplichtingen: het schrijven van de paper ‘Positiebepaling’; de verslaglegging van het onderzoek en ontwerp gedurende het afstudeerproject; het volgen van een collegeprogramma; het bijhouden van een studie- en praktijkportfolio en het voorbereiden en presenteren van de beroepspraktijkschouw. Aan al deze studieverplichtingen moet zijn voldaan voordat de opleiding kan worden afgerond. Verder wordt van alle afstudeerders verwacht dat ze aanwezig zijn bij de schouwen van medestudenten, ook als ze zelf niet presenteren.
Het doel van het afstudeerproject Aan de hand van het afstudeerproject wordt vastgesteld of de student in staat is om: • •
een relevante opgave te bepalen, ontleend aan één van beide afstudeerthema’s; de opgave kritisch te analyseren;
1
Incidenteel kan het vierde jaar worden begonnen met ten minste 87 studiepunten behaald in de eerste drie studiejaren. In dat geval moet wel eerst toestemming worden verkregen van de Examencommissie. Hiertoe dient een schriftelijk voorstel overlegd te worden waarin is aangegeven op welke wijze de ontbrekende studiepunten alsnog worden behaald.
4
• • • • • • •
een zowel individueel als gezamenlijk onderzoek te kunnen organiseren en uit te voeren, waarin inzicht wordt verworven in het gekozen afstudeerthema; een vraag gestuurd onderzoek- en ontwerpproces te kunnen doorlopen; op conceptueel niveau na te denken over onderzoek en ontwerp; op zelfstandige wijze een integraal project te realiseren dat de beheersing van de discipline op overtuigende wijze aantoont; te verantwoorden op welke wijze, vanuit welke bronnen, overwegingen en inzichten, het ontwerp tot stand is gekomen; ontwerpresultaten op overstijgend niveau te kunnen analyseren en in te zetten in het onderzoek naar het gekozen afstudeerthema en de rol van de architect; het verrichtte onderzoek en ontwerp op overtuigende en inzichtelijke wijze te presenteren en documenteren.
5
2. De inrichting van het afstudeeratelier Ontwerp en onderzoek Binnen het afstudeeratelier wordt afwisselend gezamenlijk en individueel gewerkt. Onderzoek en ontwerp lopen gedurende het gehele traject parallel. Er liggen stevige dwarsverbanden, waardoor ze elkaar wederzijds kunnen verrijken. Het afstudeeratelier biedt de mogelijkheid om projecten te beschouwen als een vorm van onderzoek. Het atelier kan dan ook worden gedefinieerd door vijf kernbegrippen, gerelateerd aan de vorm van het onderzoek dat hier plaatsvindt, namelijk: • • • • •
praktijkgericht: de student zoekt naar vernieuwende antwoorden op een actuele ruimtelijke problematiek; vraag gestuurd: zowel het onderzoek- als het ontwerpproces worden gestuurd vanuit een helder geformuleerde vraagstelling; exploratief: de problematiek wordt op een open en creatieve wijze benaderd; ontwerpend: het ontwerp is geen doel op zich, maar wordt gestructureerd ingezet in het ruimtelijk aftasten van die problematiek; gezamenlijk: tijdens het afstuderen speelt de inhoudelijke uitwisseling en wederzijdse inspiratie een grote rol. Uiteindelijk is iedereen verantwoordelijk voor zijn eigen project, maar dit project is ten dele gefundeerd op gezamenlijk onderzoek.
De afstudeerthema’s kunnen jaarlijks worden bijgesteld aan de hand van actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Het onderzoek in het atelier zal blijvend worden gerelateerd aan de zich ontwikkelende rol van de architect in een nieuwe praktijk. De afstudeerthema’s: • • • • • • • •
raken aan de kern van het vakgebied; zijn actueel, relatief onontgonnen en maatschappelijk relevant; dagen uit tot ontwikkeling van innovatieve, praktijkgerichte kennis; vragen om ruimtelijk, ontwerpend onderzoek; hebben potentie voor het maken van uitdagende architectonische ontwerpen; zijn bestudeerbaar binnen de tijdspanne van het afstudeeratelier; zijn zowel individueel als gezamenlijk te onderzoeken op basis van duidelijk onderscheiden deelvragen; bieden de mogelijkheid tot de samenstelling van een deskundig en inspirerend begeleidingsteam.
In het jaaratelier 2013- 2014 staan de afstudeerthema’s; ‘healthy ageing’ en duurzaamheid centraal. Aan de hand van deze thema’s vormen de studenten zich in de oriënterende fase een beeld van hun afstudeeropgave. De begeleiders beoordelen of de opgaven bruikbare en onderling afwijkende cases vormen in de bestudering van het gekozen afstudeerthema. Zo nodig kunnen de opgaven in onderling overleg worden bijgesteld. Hiermee wordt gewaarborgd dat de afstudeerthema’s in de individuele projecten vanuit verschillende invalshoeken worden benaderd; dat de projecten kunnen worden ingezet in de bestudering van deze thema’s en er binnen het atelier kennis kan worden opgebouwd en uitgewisseld. Deze inzet van het ontwerp veronderstelt nogal wat capaciteiten: analytisch en conceptueel denken, een vrije, ruimtelijke en integrale werkwijze, overzicht en regie over het eigen proces, een onderzoekende, kritische en doortastende houding en een drang om over de eigen grenzen heen te kijken. Deze capaciteiten worden gedurende het gehele afstudeerproces aangesproken. Niet iedere student bezit ze in gelijke mate. De vorm van de begeleiding en de wijze van beoordelen zijn afgestemd op de individuele mogelijkheden. De intensiteit en inspiratie van gezamenlijke begeleidingen en de rust, lijn en opbouw van de individuele begeleidingen zullen in balans moeten zijn. Het atelier is een ruimte waarin de studenten hun eigen ideeën exploreren en waarin ze elkaar onderling kunnen stimuleren en bekritiseren.
Vijf rollen verbonden aan vijf kernbegrippen 1. De student, De rol van de student ligt in het gezamenlijk uitwisselen van kennis over het gekozen afstudeerthema en in het kritisch volgen en opbouwend becommentariëren van het werk van medestudenten. Door om de week elkaars projecten te bediscussiëren en aanwezig te zijn tijdens de schouwen van medestudenten 6
en tijdens de maandelijkse bijeenkomsten met externen uit het werkveld ontstaat er inzicht in elkaars opgaven, overwegingen en werkwijzen. Het initiatief voor de samenwerking binnen het atelier ligt bij de studenten zelf en zal, wanneer nodig, worden gestimuleerd door de afstudeerdocenten. 2. De mentor, Deze rol wordt vervuld door een architect. Hij of zij is vanaf afstudeerclinic 2 bij het atelier betrokken en verzorgt de inhoudelijke begeleiding van de studenten in een open, exploratieve omgang met de problematiek. Hij of zij bewaakt de inhoudelijke voortgang en diepgang van het project en houdt voldoende afstand tot het proces om de student blijvend te kunnen inspireren en lostrekken. De maandelijkse begeleiding zal hoofdzakelijk plaats vinden in zijn of haar bureau. 3. De opdrachtgever(s), De student kan er voor kiezen om één of meerdere opdrachtgevers te verbinden aan zijn of haar project. De rol van de opdrachtgever is het verhelderen van de problematiek, ze is praktijkgericht en waarborgt de maatschappelijke relevantie van het project. Met name tijdens de oriëntatie- en onderzoeksfase kan de opdrachtgever een klankbord vormen voor de student. 4. De afstudeerdocenten, De afstudeerdocenten zien toe op het onderzoek- en ontwerpproces. In de tweewekelijkse bijeenkomsten met de studenten wordt aandacht besteed aan de planning en organisatie van het onderzoek- en ontwerpproces, aan de wijze waarop het proces wordt gestuurd vanuit de vraagstelling van het project en aan de inzet van het ontwerp in het onderzoek naar het gekozen afstudeerthema. Een student wordt gedurende het gehele proces door een afstudeerdocent begeleid, afwisselend in gezamenlijke en individuele gesprekken. 5. De afstudeercoördinator, Één van beide afstudeerdocenten is als coördinator eindverantwoordelijk voor de organisatie van het atelier. Hij of zij zit de schouwen voor en bewaakt de juiste procesgang.
Fasering Het afstuderen is een doorlopend onderzoek- en ontwerpproces, waarin een fasering is aangebracht. Aan deze fasering zijn gezamenlijke en individuele activiteiten verbonden, zoals de verschillende beoordelingsmomenten, clinics, onderlinge overleggen en individuele begeleidingen.
0. Voorbereidende fase, In de aanvang van het atelier worden de afstudeerthema’s vastgesteld. Één van de afstudeerdocenten maakt een aanvang met de reader; een gezamenlijk document met de planning van het atelier, verslagen van bijeenkomsten met externen en samenvattingen van literatuur waarin de afstudeerthema’s worden behandeld. De afronding van deze fase bestaat uit een openbare lezing. 1. Oriënterende fase, In deze fase wordt van de student gevraagd om inzicht te ontwikkelen in het gekozen afstudeerthema en een opgave te formuleren die een relevante case vormt in het onderzoek naar dit thema. De student wordt geacht om zelfstandig de problematiek van zijn of haar opgave te onderkennen, op basis hiervan een scherpe onderzoeksvraag te formuleren en een plan van aanpak op te stellen. Zonodig bieden we de mogelijkheid om dit tijdens afstudeerclinic 1 aan te scherpen. Het deelnemen aan een clinic is niet vrijblijvend. Tijdens een clinic worden er knopen door gehakt. Het resultaat is een helder beargumenteerde opgave, een omschrijving van de problematiek, een scherpe vraagstelling en een duidelijk plan van aanpak. 2. Onderzoeksfase, Deze fase bestaat uit lezen, schrijven, maar ook uit het voeren van gesprekken met externen, noteren en schetsen. Analytisch, conceptueel en ruimtelijk denken moeten gelijk op gaan en zullen op verschillende wijzen worden gestimuleerd. In deze fase wordt de student geacht om zelfstandig een architectonische vraag te formuleren t.a.v. het project. In deze vraag en in de bijbehorende deelvragen toont de student aan dat hij of zij vat heeft op de ruimtelijk/maatschappelijke en architectonische aspecten van het project. De architectonische vraag is zowel specifiek als authentiek. Ze vormt de weerslag van een persoonlijke benadering van de opgave. Zo nodig bieden we de mogelijkheid om deze vraag tijdens afstudeerclinic 2 aan te scherpen. De eerste schouw vormt de afronding van de onderzoeksfase. Deze schouw bestaat uit een individuele presentatie van het onderzoek. De student 7
toont aan dat het onderzoek heeft geleid tot een verbeterd inzicht in het afstudeerthema en een verdieping/aanscherping van de architectonische vraag. Er wordt een duurzame ambitie vastgelegd en er worden ontwerpuitgangspunten geformuleerd op basis van de conclusies uit het onderzoek; op basis van de analyses van het PvE en de stedenbouwkundige/ landschappelijke context en op basis van een eerste conceptuele studie. Een belangrijk onderdeel van de ontwerpuitgangspunten vormt de duurzame ambitie van het project. In een plan van aanpak kijkt de student vooruit op het ontwerpproces en stelt hij of zij vast welk aanvullend onderzoek noodzakelijk is om dit proces tot een goed einde te brengen. 3. Conceptfase, In deze fase verschuift de nadruk van onderzoek naar ruimtelijk werk, maar beiden blijven samen opgaan. Veel aandacht gaat naar aan het benoemen en analyseren van eigen en andermans werk. Terwijl het onderzoek wordt aangescherpt krijgt het concept gestalte. Er wordt hiërarchie aangebracht in de gekozen ontwerpuitgangspunten. In deze fase wordt zo nodig een derde afstudeerclinic georganiseerd waarin het conceptuele denken over het project wordt aangescherpt. Centraal in deze schouw staat de kwaliteit van het concept, verbeeld in schetsen, tekeningen en maquettes. Gestreefd wordt naar een concept, waarin de duurzame ambitie wordt waargemaakt en de gekozen ontwerpuitgangspunten als vanzelfsprekend zijn geïntegreerd. De student geeft inzicht in de gemaakte ontwerpkeuzen en toont aan dat er overzicht is ontwikkeld over de architectonische en bouwkundige implicaties van het concept. Dit vertaalt zich in een bijstelling van het plan van aanpak. 4. Architectonische uitwerking, De aandacht in deze fase gaat uit naar het maken van zorgvuldige en consistente architectonische keuzen. Tijdens de derde schouw staat het vakmanschap centraal. Het concept heeft zich verdiept en is architectonisch waargemaakt door enerzijds ruimtelijk op het plan te studeren en anderzijds voortdurend te reflecteren op de kernvraag, de duurzame ambitie en de ontwerpuitgangspunten van het project. In de presentatie van het project toont de student aan dat de ruimtelijke kwaliteiten van het ontwerp zijn verrijkt middels de integratie van bouwkundige aspecten als klimaat, constructie, veiligheid, materiaaltoepassingen en detaillering. Het resultaat is een definitief en integraal gebouwontwerp, uitgewerkt in heldere plattegronden, gevels, doorsneden en detailtekeningen. De nadruk in de presentatie ligt op het inzichtelijk maken van de gemaakte ontwerpkeuzen met behulp van conceptuele ruimtelijke schetsen en maquettes. 5. Overstijgende conclusies, In deze fase wordt gereflecteerd op het onderzoek en het ontwerp om overstijgende conclusies te kunnen trekken t.a.v. de opgave. Centraal in de vierde schouw staat het inzicht van de student in het gekozen afstudeerthema. Zowel in de mondelinge presentatie als in wandpresentatie geeft de student een helder overzicht van het proces, leidend tot de groenlicht schouw en licht hij of zij de belangrijkste keuzen in het onderzoek- en ontwerpproces toe. Er wordt aangetoond dat het ontwerp een adequaat antwoord geeft op de architectonische vraag en dat de gekozen ontwerpuitgangspunten in het ontwerp zijn geïntegreerd. Tijdens deze vierde, ‘groenlicht’-schouw wordt bepaald of de student ‘afstudeerwaardig’ is; of hij of zij voldoet aan het eindniveau van de opleiding. De beroepspraktijkschouw gaat vooraf aan de individuele presentatie van het afstudeerproject. Vanuit de samenhang van een reflectie op zijn of haar beroepspraktijkervaring, het afstudeerproject en het paper positiebepaling geeft de student inzicht in de positie die hij of zij in het vakgebied wil innemen. 6. Presentatie en documentatie, In deze fase wordt het afstudeerproject gedocumenteerd en gepresenteerd. Het resultaat bestaat uit: • het onderzoek- en ontwerpverslag; een inhoudelijk verslag van het afstudeerproces • de afstudeerdocumentatie; de documentatie van en een reflectie op het eindresultaat • de wandpresentatie; een presentatie van onderzoek en ontwerp in hun onderlinge samenhang Deze producten worden voorafgaand aan de toetsing eindcriteria (schouw 5a), vier weken na afloop van de groenlicht schouw, ingeleverd. Zonder een goede documentatie kan het eindexamen geen doorgang vinden! In de eindpresentatie toont de student aan dat hij of zij het masterniveau heeft bereikt en inzicht heeft ontwikkeld: zowel in het afstudeerthema als in de essentie van de individuele opgave. Het onderzoek en het ontwerp worden tijdens de eindschouw in samenhang gepresenteerd. De gemaakte keuzen tijdens het afstudeerproces worden inhoudelijk beargumenteerd en onderbouwd. De presentatie van de analyse 8
van de opgave, de kracht van het concept, de ruimtelijke kwaliteit en de integrale inzet van de architectonische en bouwkundige middelen dient zorgvuldig en overtuigend te zijn, met oog voor het publiek in de zaal. 7. Eindexamententoonstelling en Archiprix, Ieder jaar wordt in september/oktober een expositie georganiseerd van de afstudeerplannen van het afgelopen studiejaar. Uit de tentoongestelde projecten wordt de jaarlijkse Archiprix-inzending geselecteerd. De selectiecommissie bestaat uit de studieleiding, eventueel aangevuld met een extern commissielid.
Jaarplanning afstuderen Start afstuderen september 2013 Fase
Periode
Voorbereiding
Jun. 2013 t/m Aug. 2013
Oriëntatie (1 mnd)
Startlezing: 20-09-2013
Clinic
Schouw
Start afstuderen februari 2014 Herkansing
Periode
Clinic
Schouw
Herkansing
Jun. 2013 t/m Aug. 2013 1: 27-09-2013
1: 07-03-2014
Sept. 2013
Onderzoek (2 mnd)
Okt 2013 t/m Nov 2013
01-11-2013
1: 29-11-2013
10-01-2014
Concept (3 mnd)
Jan 2014 t/m Mrt. 2014
31-01-2014
2: 21-02-2014
3: 28-03-2014
Architectonische uitwerking (3 mnd)
Apr. 2014 t/m Jun. 2014
3: 24-05-2014
3: 27-06-2014
Overstijgende conclusies (1 mnd)
Juli. 2014
4: (individueel) week 26 t/m 27
4: (individueel) week 36 t/m 37
Presentatie en documentatie (1 mnd)
Aug. 2014
5a: toets (individueel) week 34 t/m 35 5b: examen (individueel) week 37 t/m 38
5a: toets (individueel) week 40 t/m 41 5b: examen (individueel) week 43 t/m 44
Maart 2014 t/m April 2014
11-04-2014
1: 25-04-2014
27-06-2014
Mei 2014 t/m Aug. 2014
04-07-2014
2: 05-09-2014
2: 17-10-2014
3: 21-11-2014
3: 09-01-2014
4: (individueel) week 51 t/m 2
4: (individueel) week 7 t/m 8
5a: toets (individueel) week 4 t/m 5
5a: toets (individueel) week 10 t/m 11 5b: examen (individueel) week 13 t/m 14
Sept. 2014 t/m Nov. 2014 Dec. 2014 t/m Jan. 2015 Febr. 2015 Slotlezing: n.t.b.
5b: examen (individueel) week 7 t/m 8
data van schouwen en peilingen onder voorbehoud
De schouwen, 1 t/m 3 staan vermeld in het studierooster. De schouwen 4 en 5 worden individueel door de studenten gepland binnen de periode die hiervoor in de afstudeerregeling is aangegeven. Afstudeerclinics Zo nodig kan er worden deelgenomen aan de drie afstudeerclinics. De clinics beogen versnellingen te bewerkstelligen op cruciale momenten in de eerste drie fasen van het afstudeerproces. Om op deze momenten keuzes in het proces te forceren wordt er, onder voortdurende begeleiding van externen en afstudeerdocenten, mentoren en mogelijk andere betrokkenen, een volle dag op het atelier gewerkt en gediscussieerd. Clinic 1, onder begeleiding van een externe docent, is er op gericht de problematiek van de opgave te 9
onderkennen, de onderzoeksvraag te formuleren en het plan van aanpak voor het onderzoek vast te leggen. Clinic 2, onder begeleiding van een externe docent beoogt de architectonische vraag van het project te verhelderen. Tijdens clinic 3 wordt, wanneer nodig, het concept onder begeleiding van een externe docent aangescherpt.
Wat wil jij met de schouw? De schouw is weliswaar een beoordelingsmoment, maar voor jou is de gezamenlijke bespreking van je project veel belangrijker. Je mag er namelijk van uitgaan dat de commissie er zit,om je verder te helpen (niet om je aan te vallen). Benut die mogelijkheid door vooraf goed na te denken hoe jouw presentatie dat meedenken kan stimuleren. Vertel bijvoorbeeld niet alles wat je hebt gedaan, maar alleen datgene wat nodig is om je vervolgstappen/keuzes te begrijpen, c.q. je greep op het project aan te tonen (dat hoeft niet chronologisch te zijn). Benoem deze belangrijkste stappen (trek tussentijds conclusies, benoem uitgangspunten) en vraag daar commentaar op. Verlies je niet in het ‘opleuken’ van je presentatie (een snelle schets of eenvoudige maquette geeft vaak meer inzicht in je project dan imponerende maar vaak nietszeggende en urenverslindende computertekeningen), het gaat er vooral om of je materiaal inzicht geeft in je denkproces. Durf je daarbij ook kwetsbaar op te stellen, je hoeft niet alles te weten (maar het is wel goed als je weet wat je niet weet!). Geef zelf aan waar je het met de commissie over wil hebben en waarom, benut de mogelijkheid om je perspectief te verbreden, je inzichten te verdiepen en in het algemeen je eigen gedachten te toetsen (door een discussie uit te lokken). Zorg er – door een goede voorbereiding - kortom voor dat jij de bijeenkomst regisseert omdat je weet wat jij er mee wil.
10
3. Overzicht en regeling van toetsing en beoordeling Schouw 1
• •
Schouw 1 wordt beschouwd als een tussentijds tentamen. Bij het oordeel ‘onvoldoende’ bestaat de mogelijkheid tot herkansing op de datum die hiervoor in de afstudeerregeling staat vermeld.
Programma
• • • • •
Bekijken wandpresentatie: Presentatie afstudeerproject door student: Bespreking en evaluatie project: Beoordelingsbespreking: Terugkoppeling:
15 min. 30 min. 30 min. 10 min. 5 min.
Gezamenlijke evaluatie en vooruitblik Schouw 2.
• •
Schouw 2 wordt beschouwd als een tussentijds tentamen. Bij het oordeel ‘onvoldoende’ bestaat de mogelijkheid tot herkansing op de datum die hiervoor in de afstudeerregeling staat vermeld.
Programma
• • • • •
Bekijken wandpresentatie: Presentatie afstudeerproject door student: Bespreking en evaluatie project: Beoordelingsbespreking: Terugkoppeling:
15 min. 30 min. 30 min. 10 min. 5 min.
Gezamenlijke evaluatie en vooruitblik Schouw 3.
• •
Schouw 3 wordt beschouwd als een tussentijds tentamen. Bij het oordeel ‘onvoldoende’ bestaat de mogelijkheid tot herkansing op de datum die hiervoor in de afstudeerregeling staat vermeld.
Programma
• • • • •
Bekijken wandpresentatie: Presentatie afstudeerproject door student: Bespreking en evaluatie project: Beoordelingsbespreking: Terugkoppeling:
15 min. 30 min. 30 min. 10 min. 5 min.
Gezamenlijke evaluatie en vooruitblik Schouw 4, ‘groenlicht schouw’
•
•
•
• • •
Schouw 4 wordt beschouwd als een tussentijds tentamen. Alleen als de afstudeercommissie - unaniem - de verwachting uitspreekt dat het diploma zonder bezwaar tijdens de examenzitting kan worden uitgereikt, wordt ‘groen licht’ gegeven. Deze schouw vindt in combinatie met de Beroepspraktijkschouw plaats. Er wordt beoordeeld of de kwaliteit van het afstudeerproject en de beroepspraktijk samen van voldoende niveau zijn om de student te laten afstuderen. Het ‘paper positiebepaling’ moet voorafgaand aan deze schouw zijn beoordeeld. Het paper wordt in de week voorafgaand aan de groenlicht schouw verstrekt aan de afstudeercommissie. De student dient gedurende de gecombineerde beroepspraktijk- en afstudeerschouw inzicht te geven in de wijze waarop hij of zij zich in het vakgebied wil positioneren. Schouw 4 wordt individueel gepland in de periode die hiervoor in de afstudeerregeling staat vermeld. Bij het oordeel ‘onvoldoende’ bestaat de mogelijkheid tot herkansing in de periode die hiervoor in de afstudeerregeling staat vermeld. Bij het oordeel ‘onvoldoende’ van de herkansing kan het afstuderen niet 11
vervolgd worden. De studie aan de Academie is dan beëindigd. Programma • • • •
Beroepspraktijkschouw: Inzage in portfolio: Presentatie beroepspraktijk door student: Bespreking en evaluatie beroepspraktijk: Beoordelingsbespreking:
15 min. 30 min. 30 min. 15 min.
• • • •
Afstudeerschouw: Bekijken wandpresentatie: Presentatie afstudeerproject door student: Bespreking en evaluatie project: Beoordelingsbespreking:
15 min. 30 min. 30 min. 15 min.
•
Terugkoppeling beroepspraktijk- en afstudeerschouw:
10 min.
•
Op basis van deze toets beoordelen de afstudeercoördinator en een lid van de examencommissie in het bijzijn van de externe begeleider of de vereiste eindproducten voldoen aan de eindcriteria t.a.v. het afstudeerproject. Enkel bij een positief besluit kan het eindexamen worden afgenomen. De toetsing vindt 4 weken na afloop van de groenlicht schouw en minimaal 3 weken voorafgaand aan het eindexamen.
Schouw 5a, toetsing eindcriteria
• •
Programma
• • • • •
Bekijken wandpresentatie: Inzage in onderzoek- en ontwerpverslag: Inzage in afstudeerdocumentatie: Beoordelingsbespreking Terugkoppeling aan de student:
Schouw 5b, eindexamen
•
Het eindexamen wordt beschouwd als een eindtentamen. In schouw 4 is de student al inhoudelijk ‘afstudeerwaardig’ bevonden en kan niet meer ‘zakken’. Schouw 5b wordt individueel gepland in de periode die hiervoor in de afstudeerregeling staat vermeld.
•
Programma
• • • • •
Bekijken wandpresentatie: Presentatie afstudeerproject door student: Beoordelingsbespreking: Afsluitend commentaar van de begeleiders: Diplomering:
10 min. 10 min. 10 min. 15 min. 10 min.
20.00 – 20.10 uur 20.10 – 21.10 uur 21.10 – 21.30 uur 21.30 – 21.40 uur 21.40 uur
Examen Het examen biedt je de mogelijkheid om alle aspecten van het ontwerp en de totstandkoming er van op een samenhangende, heldere en bondige manier toe te lichten. De presentatie zal zodanig moeten zijn dat deze niet alleen voor vakgenoten interessant is maar ook voor geïnteresseerde leken. De toelichting op het ontwerp wordt begeleid door een visuele presentatie van het ontwerp. De toelichting en de getoonde materialen dienen uiteraard een compleet beeld van het ontwerp op te leveren. Het eindexamen vindt in de regel op vrijdagavond plaats en begint om 20.00 uur. Voor het officiële deel (planpresentatie en diploma-uitreiking duren circa anderhalf uur). Binnen bovenstaande kaders ben je zelf verantwoordelijk voor de organisatie van het eindexamen. Dat wil zeggen dat je de datum plant in overleg met de afstudeercommissie, de uitnodiging verzorgt en verstuurt en in overleg met de conciërge zorg draagt voor het gereedmaken en opruimen van de zaal. Na afloop van het examen zorgt de conciërge voor koffie, thee en een borrel. Uiterlijk om 23.30 uur dient het gebouw te worden verlaten.
12
Samenstelling afstudeercommissie, verslaglegging Schouw 1 t/m 3, Deze schouwen worden beoordeeld door een commissie bestaande uit de afstudeerdocent, de mentor en de afstudeercoördinator. De beoordelingsbespreking, direct na afloop van de presentatie van de student, vindt plaats aan de hand van de competenties en inhoudelijke criteria zoals die zijn verwoord in de beoordelingsformulieren. Direct na afloop van de beoordelingsbespreking brengt de afstudeercoördinator kort mondeling verslag uit van het oordeel van de afstudeercommissie en de voornaamste overwegingen bij de totstandkoming hiervan. Binnen twee weken na de schouw wordt dit oordeel door de interne begeleider vastgelegd in het beoordelingsformulier. In de verslaglegging wordt uitgegaan van het ‘vier ogen principe’. Voordat het formulier wordt toegestuurd aan de student en de overige beoordelaars wordt het afgestemd met de mentor. Het beoordelingsformulier wordt ondertekend door zowel de mentor als de afstudeerdocent. Schouw 4, ‘groenlicht schouw’ Bij deze schouw wordt de commissie, bestaande uit de afstudeerdocent, de mentor en de afstudeercoördinator, uitgebreid met een externe beoordelaar en een lid van de staf van de opleiding, in de regel de beroepspraktijkcoördinator. De externe beoordelaar wordt door de academie aangesteld, maar de student is gerechtigd iemand voor te dragen. 'Extern' is iemand met ruime ervaring in het architectuuronderwijs, die in de laatste twee jaar geen collegeserie op de academie heeft gegeven dan wel ontwerpdocent is geweest. De ‘externe’ wordt aan de afstudeercommissie toegevoegd omdat de academie een externe toetsing van de kwaliteit van het onderwijs van het hoogste belang vindt. De keuze van de externe is daarom een verantwoordelijkheid van de academie. De beoordelingsbespreking, direct na afloop van de presentatie van de student, vindt plaats aan de hand van de competenties en inhoudelijke criteria zoals die zijn verwoord in de beoordelingsformulieren. Direct na afloop van de groenlicht schouw brengen zowel de beroepspraktijkcoördinator als de afstudeercoördinator kort mondeling verslag uit van het oordeel van de afstudeercommissie en de voornaamste overwegingen bij de totstandkoming hiervan. Binnen twee weken na de schouw wordt de beoordeling van de afstudeerschouw door de afstudeerdocent vastgelegd in het beoordelingsformulier. In de verslaglegging wordt uitgegaan van het ‘vier ogen principe’. Voordat het formulier wordt toegestuurd aan de student en de overige beoordelaars wordt het afgestemd met de mentor. Het beoordelingsformulier wordt ondertekend door zowel de mentor als de afstudeerdocent. Schouw 5a, toetsing eindcriteria, Tijdens deze toetsing beslissen minimaal twee leden van de examencommissie, waaronder de afstudeercoördinator, in het bijzijn van de externe begeleider, of het afstudeerwerk voldoet aan de eindcriteria. De vereiste producten, zoals omschreven in het beoordelingsformulier moeten tijdens de toetsing aanwezig zijn. Enkel bij een positief besluit van de examencommissie kan het eindexamen worden ingepland. In de minimaal drie weken tussen deze toetsing en de afstudeerzitting schrijven de interne en de externe begeleider het eindverslag. Schouw 5b, het eindexamen, De afstudeercommissie, bestaande uit de afstudeerdocent, de mentor, de afstudeercoördinator, een lid van de staf en de externe beoordelaar, wordt technisch voorgezeten door de directeur van de opleiding. De beoordelingsbespreking vindt plaats aan de hand van de competenties en inhoudelijke criteria zoals die zijn verwoord in de beoordelingsformulieren. De voorzitter van de commissie heeft hierin geen beoordelende rol. Direct na afloop van de eindpresentatie brengt de voorzitter een kort mondeling verslag uit van de eindbeoordeling en de voornaamste overwegingen bij de totstandkoming hiervan. Het beoordelingsformulier wordt ondertekend door zowel de mentor als de afstudeerdocent. Nadat de voorzitter van de afstudeercommissie de eindbeoordeling heeft toegelicht geven de mentor en de afstudeerdocent een weerslag van het eindverslag aan het publiek in de zaal. Het formele gedeelte van de afstudeerzitting wordt afgesloten met de ondertekening van het diploma door de afstudeercoördinator, de mentor, de afstudeerdocent, de externe beoordelaar en de student. Binnen twee weken na de schouw wordt de eindbeoordeling door de afstudeerdocent vastgelegd in het beoordelingsformulier. In de verslaglegging wordt uitgegaan van het ‘vier ogen principe’. Voordat het formulier wordt toegestuurd aan de student en de overige beoordelaars wordt het afgestemd met de mentor en de externe beoordelaar.
13
Beoordeling schouwen, afstudeerproject, eindniveau opleiding Bij de beoordeling van de schouwen 1 t/m 4 wordt een onderscheid gemaakt tussen procesmatige en inhoudelijke criteria (zie hieronder ‘weging beoordelingsaspecten). Aan de hand van de procesmatige criteria wordt vastgesteld of de student de gewenste competenties ontwikkelt, of heeft verworven. Aan de hand van de inhoudelijke criteria wordt het niveau van het onderzoek en het ontwerp in de verschillende fasen van het afstudeerproces vastgesteld. Tijdens schouw 5a/b wordt het project geijkt aan de eindcriteria van het afstuderen. Zie hiervoor de beoordelingsformulieren, maar vooral ook het overzicht met de niveau-indicatoren voor het eindproduct. Op het beoordelingsformulier van iedere schouw staat beschreven welke producten vereist zijn. Als deze niet, of in onvoldoende mate aanwezig zijn wordt het werk niet beoordeeld. Tevens staat hier beschreven welke accenten er in de beoordeling van de schouw worden gelegd. Bij de toetsing en beoordeling gaat het altijd om integrale kwalitatieve toetsing op individueel niveau. Het niveau voor de kwalitatieve beoordeling is gerelateerd aan de standaarden die in het werkveld en de beroepspraktijk gelden. De uiteindelijke toetsing en beoordeling van het afstudeerproject (groenlicht schouw, eindexamen) gebeurt altijd met externen (uit het beroepsveld). Het oordeel komt tot stand op basis van een weging van de criteria vanuit het intersubjectieve oordeel van de verschillende leden van de afstudeercommissie, die geacht worden tot een unaniem oordeel te komen. Om te beoordelen of een student voldoet aan het door de opleiding geformuleerde eindniveau wordt niet alleen naar het afstudeerproject gekeken, maar wordt – tijdens de groenlicht schouw en het eindexamen - ook de paper Positiebepaling en de Beroepspraktijk integraal meegewogen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het overzicht met de criteria (zie bijlagen) waaraan de eindproducten moeten voldoen. Weging beoordelingsaspecten Bij de beoordeling tijdens de schouwen worden procesmatige en inhoudelijke criteria gehanteerd. Bij de weging van de verschillende criteria wordt de onderstaande verdeling gebruikt. Daarmee geeft het inzicht in de aspecten die bij een specifieke beoordeling het meest zwaarwegend zijn. Schouw 1 Onderzoeksfase
Schouw 2 Conceptfase
Schouw 3 Architectonische uitwerking
Schouw 4 Overstijgende conclusies
Schouw 5 a/b presentatie en documentatie
Competenties (procesmatige criteria) Onderzoek- en ontwerpproces
3
Onderzoek- en ontwerpproces
3
Onderzoek- en ontwerpproces
3
Onderzoek- en ontwerpproces
3
Omgevingsgerichtheid
2
Omgevingsgerichtheid
1
Omgevingsgerichtheid
1
Omgevingsgerichtheid
2
Kritische reflectie
2
Kritische reflectie
2
Kritische reflectie
2
Kritische reflectie
3
Onderzoekende houding
3
Onderzoekende houding
2
Onderzoekende houding
2
Onderzoekende houding
2
Communicatie, presentatie en documentatie Persoonlijke en professionele vermogens
2
Communicatie, presentatie en documentatie Persoonlijke en professionele vermogens
1
Communicatie, presentatie en documentatie Persoonlijke en professionele vermogens
1
Communicatie, presentatie en documentatie Persoonlijke en professionele vermogens
2
1
1
1
1
Inhoudelijke criteria
Eindcriteria
OZ en OW verslag
3
OZ en OW verslag
2
OZ en OW verslag
2
OZ en OW verslag
3
Onderzoek
1
Opgave
1
Architectonische vraag
1
1
Analyse project
1
Architectonisch ontwerp
1
Architectonisch vraag
2
1
1
Reflectie opt afstudeerthema
1
Communicatie
1
Deelvragen
1
Duurzame ambitie / ontwerpuitgangspunten Analyse
Duurzame ambitie / ontwerpuitgangspunten Conceptontwikkeling
2
Ontwerpkeuzen
2
Integraal ontwerp
3
Omgevingsgerichtheid
1
Analyse
1
Conceptontwikkeling
3
Integraal ontwerp
3
1
Concept ontwikkeling
1
Ontwerpkeuzen
2
Persoonlijke en professionele vermogens Kritische reflectie
Duurzame ambitie / ontwerpuitgangspunten Plan van aanpak
2
Uitwerkingsaspecten
1
2
Plan van aanpak
1
Raamwerk of keurslijf? Bij alle criteria rondom het afstuderen geldt dat ze een eenvoudig, concreet en helder raamwerk willen bieden. Het moet jou een houvast geven om zelf de regie over het afstuderen te voeren. Neem er, m.a.w., goed nota van; maar neem ze niet als allesbepalend uitgangspunt. Het is veel productiever om je eigen lijn te ontwikkelen en te volgen, maar die steeds te toetsen aan datgene wat de Academie (minimaal) van je vraagt. De eisen die de Academie aan het afstudeerproject stelt kunnen niet ter discussie staan, wel is het denkbaar dat de aard van je project zodanig is dat een andere benadering is vereist (bijv.: in plaats van algemeen naar specifiek, juist van specifiek naar algemeen) Als jij denkt dat een andere benadering/beoordeling gewenst is om jouw project recht te doen overleg dit dan met je begeleiders.
14
1
Verslaglegging door de student Het onderzoek- en ontwerpverslag, Het afstudeerproces wordt door de student gedocumenteerd in het onderzoek- en ontwerpverslag. Dit document ontwikkelt en verdiept zich gedurende het afstudeerproces. Het is aanwezig bij iedere schouw en vormt een onderdeel van de beoordeling door de afstudeercommissie. Het verslag vormt een voortdurende reflectie op het afstudeerproces. Het geeft inzicht in de methodiek en werkwijze van de student, zowel in het onderzoek als in het ontwerp. De belangrijke overwegingen, keuzen en conclusies in het onderzoek en het ontwerpproces worden er inzichtelijk gemaakt evenals de bestudeerde bronnen (inclusief correcte bronvermelding). De focus in de verslaglegging, die tijdens de oriënterende fase en de onderzoeksfase op het gezamenlijk en individueel onderzoek ligt, verschuift in de conceptfase en de architectonische uitwerking naar het ontwerp, om in de fase van de overstijgende conclusies, vanuit de reflectie op het ontwerp, terug te keren naar een nadruk op het onderzoek naar het afstudeerthema. Er wordt een aantal eisen gesteld aan de opzet, de inhoud en de termijn van de verstrekking van (onderdelen van) het onderzoek- en ontwerpverslag aan de afstudeercommissie. Afstudeerclinic, Het onderzoekverslag bevat een weerslag van de tijdens de oriënterende fase bestudeerde bronnen. Onderdeel van het verslag is een tekst van ongeveer anderhalf A4-tje. In deze tekst formuleert de student een opgave ontleend aan het te bestuderen afstudeerthema. In de tekst wordt de keuze van de opgave onderbouwd, wordt aangetoond dat deze een relevante case vormt in het onderzoek naar het afstudeerthema, wordt de problematiek van de opgave omschreven, de onderzoeksvraag geformuleerd en het plan van aanpak vastgelegd. Afstudeerclinic 2, De tekst van ongeveer anderhalf A4-tje, die tijdens deze clinic op tafel ligt, bevat de architectonische vraag en de onderbouwing hiervan vanuit het gekozen afstudeerthema. De clinic is volledig gericht op het verhelderen van deze vraag. Schouw 1, Het onderzoekverslag bevat een weerslag van het onderzoek, waarin, op basis van de geraadpleegde bronnen persoonlijke conclusies worden getrokken die richting geven aan de architectonische vraag. Tevens bevat het de overwegingen en keuzen t.a.v. de analyse van de context en het PvE. In de tekst, die geacht wordt onderdeel te vormen van het verslag dat tijdens deze eerste schouw ter beoordeling op tafel ligt, toont de student aan inzicht te hebben verworven in de problematiek van het atelierthema en dit thema architectonisch te kunnen interpreteren. Op basis hiervan moet de afstudeercommissie het vertrouwen kunnen uitspreken dat de gekozen opgave zal gaan leiden tot een volwaardig afstudeerproject. De architectonische vraag, de onderbouwing van de vraag vanuit de problematiek van het atelierthema, de hieruit afgeleide deelvragen, de ontwerpuitgangspunten en het plan van aanpak moeten in deze tekst helder zijn geformuleerd. Afstudeerclinic 3, In het onderzoek- en ontwerpverslag, dat tijdens deze clinic op tafel ligt, wordt het gekozen concept in één of meerdere beelden vastgelegd. De clinic is er enkel op gericht dit concept aan te scherpen. Schouw 2, Het onderzoek- en ontwerpverslag, dat tijdens deze schouw op tafel ligt, vormt een reflectie op het ontwerpproces en het aanvullende onderzoek in de conceptfase. De voornaamste overwegingen- en keuzen, die geleid hebben tot het ruimtelijk concept, worden in het verslag toegelicht. Wezenlijk onderdeel van het verslag is de aanscherping van de ontwerpuitgangspunten en het plan van aanpak. Schouw 3, In het onderzoek- en ontwerpverslag wordt de grote lijn van het ontwerpproces gedurende de afgelopen periode weergegeven. De voornaamste overwegingen in de architectonische en bouwkundige uitwerking van het plan worden hierin toegelicht. Er wordt kritisch gereflecteerd op het gekozen concept en de ontwerpuitgangspunten. Schouw 4, groenlicht schouw, 15
In het onderzoekverslag, dat tijdens de groenlicht schouw wordt beoordeeld, formuleert de student overstijgende conclusies. Er wordt van de student gevraagd om het project in te zetten in het onderzoek naar het gekozen afstudeerthema. Het paper positiebepaling wordt in de week voorafgaand aan de schouw verstuurd aan de afstudeercommissie. Het paper wordt tijdens de groenlicht schouw niet beoordeeld, maar speelt wel een rol in de gesprekken met de student over zijn of haar beroepspraktijk en afstudeerproject. Het dient om die reden te zijn opgenomen in het onderzoek- en ontwerpverslag. Schouw 5a, toetsing eindcriteria, Vier weken na afloop van de groenlicht schouw levert de student zowel het definitieve onderzoek- en ontwerpverslag als de afstudeerdocumentatie in tweevoud in bij het studiesecretariaat en brengt hij of zij de wandpresentatie in gereedheid. De afstudeercoördinator en een lid van de examencommissie controleren of deze producten voldoen aan de eindcriteria van het afstuderen. In het onderzoek- en ontwerpverslag worden het paper positiebepaling en een tekst op A4-formaat, bestaande uit een korte toelichting (samenvatting) op het project, opgenomen. Deze toelichting maakt deel uit van de officiële uitnodiging die door de academie wordt verstuurd aan de afstudeercommissie, aan de vertegenwoordigende organen van de beroepsverenigingen en de overige AvB’s. Pas na goedkeuring van deze producten is de datum voor het eindexamen definitief vastgesteld. Indien de documentatie niet van voldoende niveau is dient deze eerst te worden verbeterd voordat een nieuwe datum voor het eindexamen kan worden vastgesteld. Schouw 5b, het eindexamen, Op basis van de bij de toetsing ingeleverde documentatie komt de afstudeercommissie tot een definitief oordeel over het afstudeerproject. Voor de beoordeling in een cijfer wordt gebruik gemaakt van de eindcriteria, zoals die reeds in de toetsing, vier weken na afloop van de groenlicht schouw, zijn gehanteerd. De Academie stelt veel belang in een adequate documentatie van het afstudeerproces en de afstudeerresultaten om te kunnen verantwoorden (bijvoorbeeld tijdens de visitatie) dat de student met recht het diploma heeft ontvangen. Daarnaast wil de Academie blijvend kunnen beschikken over de concrete resultaten van de afstudeerprojecten van haar studenten. De afstudeerdocumentatie moet zowel in digitale als in analoge vorm, in tweevoud, worden aangeleverd en maakt deel uit van de beoordelingen.
Herkansingsbeleid Voor iedere schouw, die als tussentijds tentamen is aangemerkt, is er een mogelijkheid om deze te herkansen. Gedurende de gehele afstudeerperiode kan een student maximaal drie keer een schouw herkansen. De data van de herkansingen staan in de afstudeerregeling vermeld. Bij een onvoldoende als resultaat van een herkansing kan het afstuderen niet worden vervolgd. In dit geval kan in het volgende semester nog eenmaal met een nieuwe afstudeeropgave aan het vierde jaar worden begonnen.
Studiepunten Het afstudeerproject kent de volgende onderverdeling voor de toekenning van de studiepunten bij voldoende beoordelingen: Onderdeel Schouw 1 Schouw 2 Schouw 3, Schouw 4, groen licht schouw Schouw 5a/b, eindexamen Onderzoek- en ontwerpverslag, Afstudeerdocumentatie Paper positiebepaling PO-4 // Beroepspraktijkschouw College Ontwerppraktijken TOTAAL
Studiepunt (5) (4) (4) (5) (5) 2 3 1 1 30
25
16
Beoordelingsformulier
Jaar:
2013/2014
Atelier:
Onderzoeksfase
schouw
1
Student:
Datum:
Titel
project:
Beoordelaars:
Mentor:
Afstudeerdocent:
Eindoordeel
Schouw
1
O
T
V
G
U
Paraaf
:
Paraaf
:
Omschrijving:
In
de
eerste
schouw
gaat
het
om
het
formuleren
van
de
architectonische
vraag,
het
bepalen
van
de
ontwerpuitgangspunten
en
het
vastleggen
van
een
plan
van
aanpak.
Tijdens
de
presentatie
beargumenteert
de
student
de
keuze
voor
het
project,
als
zijnde
een
relevante
en
bruikbare
case
in
het
onderzoek
naar
het
te
bestuderen
afstudeerthema.
Centraal
in
de
presentatie
staat
de
architectonische
vraag
en
de
hieruit
afgeleide
deelvragen.
In
de
vraagstelling
toont
de
student
aan
dat
hij
of
zij
het
afstudeerthema
architectonisch
kan
interpreteren.
De
student
presenteert
het
onderzoek
en
toont
aan
dat
dit
heeft
geleid
tot
inzicht
in
het
atelierthema.
Er
is
een
duurzame
ambitie
vastgelegd
en
de
student
heeft
ontwerpuitgangspunten
geformuleerd
op
basis
van
de
conclusies
uit
het
onderzoek,
de
analyses
van
het
PvE
en
de
analyses
van
de
stedenbouwkundige
en/of
landschappelijke
context.
Er
wordt
een
eerste
conceptuele
studie
getoond.
Producten:
•
Tekst
op
A4formaat
(max.
4
pag.):
onderbouwing
van
de
opgave
vanuit
het
atelierthema;
architectonische
vraag
en
hieruit
afgeleide
deelvragen;
ontwerpuitgangspunten;
plan
van
aanpak
•
Onderzoek
en
ontwerpverslag:
een
adequate
weergave
–in
woord
en
in
beeld‐
van
het
onderzoek
en
het
ontwerpproces;
de
gevolgde
werkwijze
in
het
onderzoek
en
het
ontwerp;
de
voornaamste
overwegingen
en
keuzes,
alsmede
de
onderbouwing
en
verantwoording
daarvan
•
Wandpresentatie:
een
heldere
weergave
van
de
essentie
van
het
onderzoek,
in
woord
en
beeld
Aanbevelingen:
Competenties
Is
de
commissie
van
oordeel
dat
de
Commentaar
O
T
V
G
U
student:
Onderzoek‐
en
de
opgave
integraal
benadert?
ontwerpproces
een
methodische
denk‐
en
werkwijze
Omgevings‐
gerichtheid
Kritische
reflectie
Onderzoekende
houding
Communicatie,
presentatie
en
documentatie
Persoonlijke
en
professionele
vermogens
hanteert?
regie
heeft
over
het
eigen
proces?
wanneer
nodig
schakelt
tussen
onderzoek‐
en
ontwerpdomeinen,
en
tussen
verschillende
schaalniveaus?
het
proces
op
iteratieve
wijze
doorloopt?
zijn
of
haar
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
helder
onderbouwt
en
beargumenteert?
inzicht
heeft
in
de
maatschappelijke
e/o
vakinhoudelijke
context
van
zijn
of
haar
opgave?
zich
weet
te
verplaatsen
in
het
perspectief
van
de
gebruiker
en
de
opdrachtgever?
zijn
of
haar
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
inzichtelijk
maakt?
zijn
of
haar
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
kritisch
evalueert?
op
methodische
wijze
ontwerpgericht
onderzoek
verricht?
relevante
kennis
opdoet
en
nieuwe
inzichten
verwerft?
helder
communiceert,
zowel
in
beeld,
mondeling
als
in
geschrift?
openstaat
voor
commentaar,
doorvraagt
en
ingaat
op
reacties?
zich
persoonlijk
en
vakinhoudelijk
ontwikkelt?
effectief
weet
samen
te
werken?
17
Criteria
Onderzoek‐
en
ontwerpverslag
Opgave
Architectonische
vraag
Deelvragen
Analyse
Concept‐ ontwikkeling
Ontwerpuitgangs punten
Plan
van
aanpak
Is
de
commissie
van
oordeel
dat:
het
onderzoek
inzichtelijk
is
gedocumenteerd?
de
geanalyseerde
bronnen
relevant,
scherp
geanalyseerd
en
juist
geïnterpreteerd
zijn?
er
scherpe
en
ontwerpgerichte
conclusies
zijn
getrokken?
de
conclusies
helder
zijn
geformuleerd
en
verbeeld?
de
keuze
voor
de
opgave
helder
is
beargumenteerd?
de
opgave
tot
een
concreet
architectonisch
ontwerp
leidt?
de
opgave
uitdagend
is?
de
opgave
duidelijk
is
afgebakend?
de
vraag
blijk
geeft
van
inzicht
in
het
afstudeerthema?
de
vraag
relevant,
specifiek,
helder
en
architectonisch
van
aard
is?
het
beantwoorden
van
de
vraag
reëel
en
haalbaar
is?
de
verschillende
dimensies
van
de
architectonische
vraag
worden
overzien?
de
deelvragen
het
inzicht
in
de
architectonische
vraag
verdiepen?
er
heldere
analyses
van
het
programma
zijn
gemaakt?
er
scherpe
en
ontwerpgerichte
conclusies
zijn
getrokken?
de
conceptuele
verbeelding
van
de
opgave
overtuigend
en
origineel
is?
de
uitgangspunten
focus
geven
aan
het
project?
dat
het
plan
van
aanpak
blijk
geeft
van
inzicht
in
het
ontwerpproces?
O
T
V
G
U
Commentaar
18
Beoordelingsformulier
Jaar:
2013/2014
Atelier:
Conceptfase
schouw
2
Student:
Datum:
Titel
project:
Beoordelaars:
Mentor:
Afstudeerdocent:
Eindoordeel
Schouw
2
O
T
V
G
U
Paraaf
:
Paraaf
:
Omschrijving:
In
deze
fase
verschuift
de
nadruk
van
onderzoek
naar
ruimtelijk
werk,
maar
beiden
blijven
samen
opgaan.
Terwijl
het
concept
gestalte
krijgt
wordt
de
architectonische
vraag
opnieuw
tegen
het
licht
gehouden.
Vanuit
een
nadere
analyse
van
het
PvE
en
de
stedenbouwkundige/
landschappelijke
context
wordt
er
hiërarchie
aangebracht
in
de
ontwerpuitgangspunten.
Centraal
in
deze
schouw
staat
de
kwaliteit
van
het
concept,
verbeeld
in
schetsen,
tekeningen
en
makettes.
In
het
concept
wordt
de
duurzame
ambitie
van
het
project
waargemaakt
en
zijn
de
ontwerpuitgangspunten
zorgvuldig
geïntegreerd. De
student
geeft
inzicht
in
de
gemaakte
ontwerpkeuzen
en
toont
aan
dat
er
overzicht
is
ontwikkeld
op
de
architectonische
en
bouwkundige
implicaties
van
het
concept.
Dit
vertaalt
zich
in
een
bijstelling
van
het
plan
van
aanpak.
Producten:
•
Tekst
op
A4formaat:
onderbouwing
van
de
opgave
vanuit
het
atelierthema;
architectonische
vraag
en
hieruit
afgeleide
deelvragen;
ontwerpuitgangspunten;
plan
van
aanpak
•
Onderzoek
en
ontwerpverslag:
een
adequate
weergave
–in
woord
en
in
beeld‐
van
het
onderzoek
en
het
ontwerpproces;
de
gevolgde
werkwijze
in
het
onderzoek
en
het
ontwerp;
de
voornaamste
overwegingen
en
keuzes,
alsmede
de
onderbouwing
en
verantwoording
daarvan
•
Wandpresentatie:
een
heldere
weergave,
in
woord
en
beeld,
van
de
essentie
van
het
onderzoek;
conceptuele
schetsen
en
makettes
Aanbevelingen:
Competenties
Is
de
commissie
van
oordeel
dat
de
O
T
V
G
U
Commentaar
student:
Onderzoek‐
en
de
opgave
integraal
benadert?
ontwerpproces
een
methodische
denk‐
en
werkwijze
Omgevings‐
gerichtheid
Kritische
reflectie
Onderzoekende
houding
Communicatie,
presentatie
en
documentatie
Persoonlijke
en
hanteert?
regie
heeft
over
het
eigen
proces?
wanneer
nodig
schakelt
tussen
onderzoek‐
en
ontwerpaspecten,
en
tussen
verschillende
schaalniveaus?
het
proces
op
iteratieve
wijze
doorloopt?
zijn
of
haar
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
helder
onderbouwt,
beargumenteert
en
documenteert?
inzicht
heeft
in
de
maatschappelijke
e/o
vakinhoudelijke
context
van
zijn
of
haar
opgave?
zich
weet
te
verplaatsen
in
het
perspectief
van
de
gebruiker
en
de
opdrachtgever?
zijn
of
haar
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
inzichtelijk
maakt?
zijn
of
haar
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
kritisch
evalueert?
op
methodische
wijze
ontwerpgericht
onderzoek
verricht?
relevante
kennis
en
nieuwe
inzichten
verwerft?
helder
communiceert,
zowel
in
beeld,
mondeling
als
in
geschrift?
openstaat
voor
commentaar,
doorvraagt
en
ingaat
op
reacties?
zich
persoonlijk
en
vakinhoudelijk
ontwikkelt?
19
professionele
vermogens
effectief
weet
samen
te
werken?
Criteria
Is
de
commissie
van
oordeel
dat:
het
onderzoek
inzichtelijk
is
gedocumenteerd?
de
geanalyseerde
bronnen
relevant,
scherp
geanalyseerd
en
juist
geïnterpreteerd
zijn?
er
scherpe
en
ontwerpgerichte
conclusies
zijn
getrokken?
de
conclusies
helder
zijn
geformuleerd
en
verbeeld?
de
vraag
zich
heeft
verdiept
en
zich
in
architectonische
zin
heeft
ontwikkeld,
in
samenhang
met
een
verbeterd
inzicht
in
het
bestudeerde
afstudeerthema?
er
gedurende
het
proces
is
gereflecteerd
op
de
duurzame
ambitie/ontwerpuitgangspunten
en
deze
zo
nodig
zijn
bijgesteld?
de
analyses
van
het
programma
en
de
context
diepgaand
en
volledig
zijn?
O
T
V
G
U
Commentaar
Onderzoek‐
en
ontwerpverslag
Architectonische
vraag
Duurzame
ambitie/ontwerp‐ uitgangspunten
Analyse
Concept‐ ontwikkeling
Ontwerpkeuzen
Uitwerkings‐ aspecten
er
scherpe
en
ontwerpgerichte
conclusies
zijn
getrokken?
het
voorgestelde
architectonisch
concept
overtuigend
en
origineel
is?
de
ontwerpkeuzen
voortkomen
uit
de
duurzame
ambitie
en
de
ontwerpuitgangspunten?
de
ontwerpkeuzen
zijn
gerelateerd
aan
de
context?
de
ontwerpkeuzen
consistentie
vertonen?
de
bouwkundige
implicaties
van
het
concept
worden
overzien?
dat
het
plan
van
aanpak
blijk
geeft
van
inzicht
in
het
ontwerpproces?
Plan
van
aanpak
20
Beoordelingsformulier
Jaar:
2013/2014
Atelier:
Architectonische
uitwerking
schouw
3
Student:
Datum:
Titel
project:
Beoordelaars:
Mentor:
Afstudeerdocent:
Eindoordeel
Schouw
3
O
T
V
G
U
Paraaf
:
Paraaf
:
Omschrijving:
De
aandacht
in
deze
fase
gaat
uit
naar
het
maken
van
zorgvuldige
en
consistente
architectonische
keuzen.
Tijdens
de
derde
schouw
staat
het
vakmanschap
centraal.
Het
concept
heeft
zich
verdiept
en
is
architectonisch
waargemaakt
door
enerzijds
ruimtelijk
op
het
plan
te
studeren
en
anderzijds
voortdurend
te
reflecteren
op
de
kernvraag,
de
duurzame
ambitie
en
de
ontwerpuitgangspunten
van
het
project.
In
de
presentatie
van
het
project
toont
de
student
aan
dat
de
ruimtelijke
kwaliteiten
van
het
ontwerp
zijn
verrijkt
middels
de
integratie
van
bouwkundige
aspecten
als
klimaat,
constructie,
veiligheid,
materiaaltoepassingen
en
detaillering.
Het
resultaat
is
een
definitief
gebouwontwerp.
De
nadruk
in
de
presentatie
ligt
op
het
inzichtelijk
maken
van
de
gemaakte
ontwerpkeuzen
met
behulp
van
conceptuele
ruimtelijke
schetsen
en
maquettes.
Producten:
•
Onderzoek
en
ontwerpverslag:
een
adequate
weergave
–in
woord
en
in
beeld‐
van
het
onderzoek
en
het
ontwerpproces;
de
gevolgde
werkwijze
in
het
onderzoek
en
het
ontwerp;
de
voornaamste
overwegingen
en
keuzes,
alsmede
de
onderbouwing
en
verantwoording
daarvan.
•
Wandpresentatie:
‐
conceptuele
schetsen
en
makettes
‐
heldere
plattegronden,
gevels,
doorsneden
en
detailtekeningen
waarin
inzicht
wordt
gegeven
in:
de
inpassing
in
de
context;
de
ruimtelijke
en
functionele
kwaliteit
van
het
ontwerp;
de
gevelbehandeling
en
in
de
integrale
architectonische/bouwkundige
uitwerking
van
het
project.
Aanbevelingen:
Competenties
Is
de
commissie
van
oordeel
dat
de
O
T
V
G
U
Commentaar
student:
Onderzoek‐
en
de
opgave
integraal
benadert?
ontwerpproces
Omgevings‐
gerichtheid
Kritische
reflectie
Onderzoekende
houding
Communicatie,
een
methodische
denk‐
en
werkwijze
hanteert?
regie
heeft
over
het
eigen
proces?
wanneer
nodig
schakelt
tussen
onderzoek‐
en
ontwerpaspecten,
en
tussen
verschillende
schaalniveaus?
het
proces
op
iteratieve
wijze
doorloopt?
zijn
of
haar
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
helder
onderbouwt,
beargumenteert
en
documenteert?
inzicht
heeft
in
de
maatschappelijke
e/o
vakinhoudelijke
context
van
zijn
of
haar
opgave?
zich
weet
te
verplaatsen
in
het
perspectief
van
de
gebruiker
en
de
opdrachtgever?
zijn
of
haar
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
inzichtelijk
maakt?
zijn
of
haar
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
kritisch
evalueert?
op
methodische
wijze
ontwerpgericht
onderzoek
verricht?
relevante
kennis
opdoet
en
nieuwe
inzichten
verwerft?
helder
communiceert,
zowel
in
beeld,
mondeling
als
in
geschrift?
21
presentatie
en
documentatie
Persoonlijke
en
professionele
vermogens
openstaat
voor
commentaar,
doorvraagt
en
ingaat
op
reacties?
zich
persoonlijk
en
vakinhoudelijk
ontwikkelt?
effectief
weet
samen
te
werken?
Criteria
Is
de
commissie
van
oordeel
dat:
het
onderzoek
inzichtelijk
is
gedocumenteerd?
de
geanalyseerde
bronnen
relevant,
scherp
geanalyseerd
en
juist
geïnterpreteerd
zijn?
de
conclusies
helder
zijn
geformuleerd
en
verbeeld?
er
gedurende
het
proces
is
gereflecteerd
op
de
duurzame
ambitie/ontwerpuitgangspunten
en
deze
zo
nodig
zijn
bijgesteld?
O
T
V
G
U
Commentaar
Concept‐ ontwikkeling
Ontwerpkeuzen
Onderzoek‐
en
ontwerpverslag
Duurzame
ambitie/ontwerp‐ uitgangspunten
Integraal
ontwerp
het
concept
zich
in
de
loop
van
deze
fase
heeft
ontwikkeld
en
verdiept?
de
ontwerpkeuzen
voortkomen
uit
het
gekozen
concept?
de
ontwerpkeuzen
zijn
gerelateerd
aan
de
context?
de
ontwerpkeuzen
consistentie
vertonen?
de
duurzame
ambitie
en
de
ontwerpuitgangspunten
op
vanzelfsprekende
wijze
in
het
ontwerp
zijn
geïntegreerd?
architectonische
middelen
zorgvuldig
in
het
ontwerp
zijn
ingezet?
de
constructie
zorgvuldig
in
het
ontwerp
is
geïntegreerd?
de
energie‐
en
warmtehuishouding
op
duurzame
wijze
in
het
ontwerp
is
geïntegreerd?
er
voldoende
aandacht
is
besteed
aan
de
veiligheidaspecten
van
het
ontwerp?
het
ontwerp
duurzaam
en
consistent
is
gematerialiseerd?
22
het
ontwerp
zorgvuldig
en
consistent
is
gedetailleerd?
Beoordelingsformulier
Jaar:
2013/2014
Atelier:
Overstijgende
conclusies
schouw
4
Student:
Datum:
Titel
project:
Beoordelaars:
Mentor:
Afstudeerdocent:
Eindoordeel
Schouw
4
O
T
V
G
U
Paraaf
:
Paraaf
:
Omschrijving:
In
deze
fase
wordt
van
de
student
gevraagd
om
op
het
ontwerp
te
reflecteren
en
de
resultaten
in
te
zetten
in
het
onderzoek
naar
het
gekozen
afstudeerthema.
Het
inzicht
in
het
afstudeerthema
staat
in
deze
schouw
centraal.
Het
resultaat
van
deze
fase
bestaat
uit
een
definitief,
integraal
ontwerp
alsmede
een
definitief
onderzoek‐
en
ontwerpverslag.
In
de
presentatie
wordt
een
kort
maar
helder
overzicht
gegeven
van
het
afstuderen
leidend
tot
de
groenlicht
schouw.
De
belangrijkste
keuzen
in
het
onderzoek‐
en
ontwerpproces
worden
toegelicht.
Het
project
wordt
gepositioneerd
binnen
het
bestudeerde
afstudeerthema.
Er
wordt
aangetoond
dat
het
ontwerp
een
adequaat
antwoord
geeft
op
de
architectonische
vraag en
dat
de
ontwerpuitgangspunten
zorgvuldig
in
het
project
zijn
geïntegreerd.
Producten:
•
Onderzoek
en
ontwerpverslag:
‐
een
adequate
weergave
–in
woord
en
in
beeld‐
van
het
onderzoek
en
het
ontwerpproces
‐
de
gevolgde
werkwijze
in
het
onderzoek
en
het
ontwerp
‐
de
voornaamste
overwegingen
en
keuzes,
alsmede
de
onderbouwing
en
verantwoording
daarvan
‐
de
opgedane
inzichten
gedurende
het
afstudeerproces
en
de
relevantie
daarvan
voor
het
project,
het
onderzoek
naar
het
atelierthema,
de
discipline
en/of
de
maatschappij
‐
een
diepgaande
reflectie
op
het
eindresultaat,
mede
in
het
licht
van
de
gestelde
opgave
en
de
voorgaande
punten
‐
het
paper
positiebepaling
•
Wandpresentatie:
‐
conceptuele
schetsen
en
makettes
‐
heldere
en
professioneel
uitgewerkte
plattegronden,
gevels,
doorsneden
en
detailtekeningen
waarin
inzicht
wordt
gegeven
in:
de
inpassing
in
de
context;
de
ruimtelijke
en
functionele
kwaliteit
van
het
ontwerp;
de
gevelbehandeling
en
de
integrale
architectonische/bouwkundige
uitwerking
van
het
project.
Aanbevelingen:
Competenties
Is
de
commissie
van
oordeel
dat
de
O
T
V
G
U
Commentaar
student:
Onderzoek‐
en
de
opgave
integraal
benadert?
ontwerpproces
Omgevings‐
gerichtheid
een
methodische
denk‐
en
werkwijze
hanteert?
regie
heeft
over
het
eigen
proces?
wanneer
nodig
schakelt
tussen
onderzoek‐
en
ontwerpaspecten,
en
tussen
verschillende
schaalniveaus?
het
proces
op
iteratieve
wijze
doorloopt?
zijn
of
haar
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
helder
onderbouwt,
beargumenteert
en
documenteert?
inzicht
heeft
in
de
maatschappelijke
e/o
vakinhoudelijke
context
van
zijn
of
haar
opgave?
zich
weet
te
verplaatsen
in
het
perspectief
van
de
gebruiker
en
de
opdrachtgever?
23
Kritische
reflectie
Onderzoekende
houding
Communicatie,
presentatie
en
documentatie
Persoonlijke
en
professionele
vermogens
Criteria
Onderzoek‐
en
ontwerpverslag
Analyse
van
het
project
Reflectie
op
het
afstudeerthema
Integraal
ontwerp
zijn
of
haar
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
inzichtelijk
maakt?
zijn
of
haar
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
kritisch
evalueert?
op
methodische
wijze
ontwerpgericht
onderzoek
verricht?
relevante
kennis
opdoet
en
nieuwe
inzichten
verwerft?
helder
communiceert,
zowel
in
beeld,
mondeling
als
in
geschrift?
openstaat
voor
commentaar,
doorvraagt
en
ingaat
op
reacties?
zich
persoonlijk
en
vakinhoudelijk
ontwikkelt?
effectief
weet
samen
te
werken?
Is
de
commissie
van
oordeel
dat:
het
onderzoek
inzichtelijk
is
gedocumenteerd?
het
verslag
volledig
is?
het
verslag
diepgaand
is?
het
verslag
inzicht
geeft
in
de
gekozen
werkwijze
en
onderzoeksmethode(n)?
de
conclusies
helder
zijn
geformuleerd
en
verbeeld?
de
student
blijk
geeft
van
inzicht
in
de
gemaakte
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen?
de
analyse
van
het
ontwerp
effectief
weet
in
te
zetten
in
de
bestudering
van
het
afstudeerthema?
blijk
geeft
van
inzicht
in
het
afstudeerthema
er
scherpe
conclusies
zijn
getrokken
aangaande
de
rol
van
de
architect
binnen
de
opgave
en
binnen
de
problematiek
van
het
bestudeerde
afstudeerthema?
de
ontwerpuitgangspunten
op
vanzelfsprekende
wijze
in
het
ontwerp
zijn
geïntegreerd?
de
ontwerpkeuzen
voortkomen
uit
het
gekozen
concept?
de
ontwerpkeuzen
zijn
gerelateerd
aan
de
context?
de
ontwerpkeuzen
consistentie
vertonen?
architectonische
middelen
zorgvuldig
in
het
ontwerp
zijn
ingezet?
de
constructie
zorgvuldig
in
het
ontwerp
is
geïntegreerd?
de
energie‐
en
warmtehuishouding
op
duurzame
wijze
in
het
ontwerp
is
geïntegreerd?
er
voldoende
aandacht
is
besteed
aan
de
veiligheidaspecten
van
het
ontwerp?
het
ontwerp
duurzaam
en
consistent
is
gematerialiseerd?
het
ontwerp
zorgvuldig
en
consistent
is
gedetailleerd?
O
T
V
G
U
Commentaar
24
25
Beoordelingsformulier
Jaar:
2013
/
2014
Atelier:
Toetsing
aan
eindcriteria
toetsing
Student:
Datum:
Titel
project:
Mentor:
Afstudeercoördinator:
Lid
examencommissie:
Beoordelaars:
Go
No
go
Paraaf:
Paraaf:
Paraaf:
Omschrijving:
In
deze
toetsing
wordt
beoordeeld
of
het
afstudeerwerk
voldoet
aan
de
eindcriteria.
Op
basis
van
deze
beoordeling
besluit
de
examencommissie
in
het
bijzijn
van
de
externe
begeleider
of
de
afstudeerdatum
kan
worden
gepland.
De
volgende
producten
zijn
tijdens
deze
toetsing
vereist:
•
De
afstudeerdocumentatie,
bestaande
uit
een
bundeling
van
de
eindpresentatie.
•
Het
onderzoek
en
ontwerpverslag,
waarin
onderstaande
aspecten
van
het
afstuderen
integraal
zijn
gedocumenteerd:
‐
een
adequate
weergave
–in
woord
en
in
beeld‐
van
het
onderzoek
en
het
ontwerpproces
‐
de
gevolgde
werkwijze
in
het
onderzoek
en
het
ontwerp,
‐
de
voornaamste
overwegingen
en
keuzes,
alsmede
de
onderbouwing
en
verantwoording
daarvan,
‐
de
opgedane
inzichten
gedurende
het
afstudeerproces
en
de
relevantie
daarvan
voor
het
project,
het
onderzoek
naar
het
atelierthema,
de
discipline
en/of
de
maatschappij,
‐
een
diepgaande
reflectie
op
het
eindresultaat,
mede
in
het
licht
van
de
gestelde
opgave
en
de
voorgaande
punten.
‐
het
paper
positiebepaling
‐
een
tekst
op
A4‐formaat
waarin
een
toelichting
(samenvatting)
op
het
afstuderen
wordt
gegeven.
•
De
wandpresentatie,
waarin
onderstaande
aspecten
integraal
worden
gepresenteerd:
‐
een
heldere
weergave
van
de
essentie
van
het
onderzoek,
in
woord
en
beeld
‐
conceptuele
schetsen
en
makettes
‐
helder
gepresenteerde
en
professioneel
uitgewerkte
plattegronden,
gevels,
doorsneden
en
detailtekeningen
waarin
inzicht
wordt
gegeven
in:
de
inpassing
in
de
context;
de
ruimtelijke
en
functionele
kwaliteit
van
het
ontwerp;
de
gevelbehandeling
en
de
integrale
architectonische/bouwkundige
uitwerking
van
het
project.
Zowel
de
afstudeerdocumentatie
als
het
onderzoek‐
en
ontwerpverslag
moeten
vier
weken
na
afloop
van
de
groenlicht
schouw
in
tweevoud
bij
het
secretariaat
worden
ingeleverd.
Op
de
dag
van
de
toetsing
brengt
de
student
zijn
of
haar
wandpresentatie
in
gereedheid.
Onderzoek
Architectonisch
ontwerp
Eindcriteria:
Er
zijn
scherpe
en
relevante
onderzoeksvragen
geformuleerd.
De
argumentatie
voor
de
gekozen
onderzoeksmethode(n)
is
helder.
Er
is,
wanneer
nodig,
geschakeld
tussen
verschillende
onderzoek‐
en
ontwerpmethoden.
De
geanalyseerde
bronnen
zijn
relevant,
scherp
geanalyseerd
en
juist
geïnterpreteerd.
De
individuele
opgave
is
effectief
ingezet
in
het
onderzoek
naar
het
bestudeerde
afstudeerthema.
Er
zijn
nieuwe
inzichten
ontwikkeld
in
de
opgave
en
het
afstudeerthema.
O
T
V
G
U
Commentaar
Er
zijn
onderbouwde
en
helder
beargumenteerde
conclusies
getrokken.
Het
onderzoek
is
inzichtelijk
gedocumenteerd.
De
opgave
is
scherp
geanalyseerd.
De
architectonische
vraag
is
helder
en
relevant.
De
ontwerpuitgangspunten
zijn
helder
en
relevant.
De
uitgangspunten
zijn
zorgvuldig
in
het
ontwerp
geïntegreerd.
26
Communicatie
Omgevings‐ gerichtheid
Persoonlijke
en
professionele
vermogens
Kritische
reflectie
Het
concept
is
overtuigend,
adequaat
en
origineel.
Het
ontwerp
bevat
een
hoge
ruimtelijke
kwaliteit.
De
ontwerpkeuzen
zijn
gerelateerd
aan
de
context.
Architectonische
en
bouwkundige
middelen
zijn
zorgvuldig
ingezet.
Er
is,
waar
nodig,
geschakeld
tussen
de
verschillende
schaalniveau’s
en
ontwerpaspecten.
Het
ontwerp
is
integraal
uitgewerkt.
Het
ontwerp
is
op
duurzame
wijze
uitgewerkt.
Het
onderzoek
en
het
ontwerp
zijn
in
samenhang
gepresenteerd
en
gedocumenteerd.
Onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
zijn
op
heldere
wijze
inzichtelijk
gemaakt
en
beargumenteerd.
Het
project
is
zowel
visueel,
mondeling
als
tekstueel,
helder
gepresenteerd
en
gedocumenteerd.
De
presentatie
en
documentatie
is
intelligent
afgestemd
op
het
te
bereiken
publiek.
Er
wordt
waar
nodig
doorgevraagd
en
scherp
ingegaan
op
commentaar.
De
relevante
ruimtelijke
en
maatschappelijke
ontwikkelingen,
in
relatie
tot
de
problematiek
van
het
atelierthema,
zijn
gesignaleerd
en
in
het
onderzoek
en
het
ontwerp
geïntegreerd.
Er
zijn
onderbouwde/
beargumenteerde
conclusies
getrokken
aangaande
de
rol
van
de
architect
in
relatie
tot
het
bestudeerde
afstudeerthema.
Het
afstudeerproces
is
op
zelfstandige
en
geëngageerde
wijze
vormgegeven.
Er
is
zowel
binnen
als
buiten
het
atelier
op
effectieve
wijze
samengewerkt.
Er
is
gedurende
het
proces
een
gestage
persoonlijke
en
professionele
ontwikkeling
doorgemaakt.
Het
onderzoek‐
en
ontwerpproces
is
op
iteratieve
wijze
doorlopen.
De
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
gedurende
het
proces
zijn
kritisch
geanalyseerd
en
geëvalueerd.
Implicaties
van
keuzen
in
het
proces
worden
snel
doorzien.
De
conclusies
binnen
het
eigen
onderzoek
zijn
voortdurend
gespiegeld
aan
kennis,
van
zowel
binnen
als
buiten
het
eigen
vakgebied.
Het
onderzoek
en
ontwerp
is
consistent
is
bijgestuurd
op
basis
van
(zelf)kritiek
en
feedback.
27
Beoordelingsformulier
Jaar:
2013
/
2014
Atelier:
Eindpresentatie
schouw
5
(eindschouw)
Student:
Datum:
Titel
project:
Beoordelaars:
Mentor:
Afstudeerdocent:
Omschrijving:
In
deze
fase
wordt
het
afstudeerproject
gedocumenteerd
en
gepresenteerd.
In
de
eindpresentatie
toont
de
student
aan
dat
hij
of
zij
het
masterniveau
heeft
bereikt
en
inzicht
heeft
ontwikkeld
in
de
opgave
en
het
bestudeerde
afstudeerthema.
Het
onderzoek
en
ontwerp
worden
tijdens
de
eindschouw
in
samenhang
gepresenteerd.
Het
onderzoek
naar
het
afstudeerthema,
de
analyse
van
de
opgave,
de
kracht
van
het
concept,
de
ruimtelijke
kwaliteit
en
de
integrale
inzet
van
de
architectonische
en
bouwkundige
middelen
worden
zorgvuldig
en
overtuigend
gepresenteerd,
met
oog
voor
het
publiek
in
de
zaal.
Producten:
zie
hiervoor
de
producten
omschreven
bij
de
formele
toetsing
Totaaloordeel
O
T
V
G
U
Paraaf:
Paraaf:
eindschouw:
Aanbevelingen
externe
beoordelaar:
Onderzoek
Architectonisch ontwerp
Toetsing
eindcriteria:
Er
zijn
scherpe
en
relevante
onderzoeksvragen
geformuleerd.
De
argumentatie
voor
de
gekozen
onderzoeksmethode(n)
is
helder.
Er
is,
wanneer
nodig,
geschakeld
tussen
verschillende
onderzoek‐
en
ontwerpmethoden.
De
geanalyseerde
bronnen
zijn
relevant,
scherp
geanalyseerd
en
juist
geïnterpreteerd.
De
individuele
opgave
is
effectief
ingezet
in
het
onderzoek
naar
het
bestudeerde
afstudeerthema.
Er
zijn
nieuwe
inzichten
ontwikkeld
in
de
opgave
en
het
afstudeerthema.
Er
zijn
onderbouwde
en
helder
beargumenteerde
conclusies
getrokken.
Het
onderzoek
is
inzichtelijk
gedocumenteerd.
EINDOORDEEL:
Toetsing
eindcriteria:
De
opgave
is
scherp
geanalyseerd.
De
architectonische
vraag
is
helder
en
relevant.
De
ontwerpuitgangspunten
zijn
helder
en
relevant.
De
uitgangspunten
zijn
zorgvuldig
in
het
ontwerp
geïntegreerd.
Het
concept
is
overtuigend
en
origineel.
Het
ontwerp
bevat
een
hoge
ruimtelijke
kwaliteit.
De
ontwerpkeuzen
zijn
gerelateerd
aan
de
context.
Architectonische
en
bouwkundige
middelen
zijn
zorgvuldig
ingezet.
Er
is,
waar
nodig,
geschakeld
tussen
de
verschillende
schaalniveau’s
en
ontwerpaspecten.
Het
ontwerp
is
integraal
uitgewerkt?
Het
ontwerp
is
op
duurzame
wijze
Commentaar:
O
T
V
G
U
Commentaar:
28
uitgewerkt.
EINDOORDEEL:
Communicatie
Omgevings gerichtheid
Persoonlijke
en
professionele
vermogens
Kritische
reflectie
Toetsing
eindcriteria:
Het
onderzoek
en
het
ontwerp
zijn
in
samenhang
gepresenteerd
en
gedocumenteerd.
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
zijn
op
heldere
wijze
inzichtelijk
gemaakt
en
beargumenteerd.
Het
project
is
zowel
visueel,
mondeling
als
tekstueel,
helder
gepresenteerd
en
gedocumenteerd.
O
T
V
G
U
Commentaar:
De
presentatie
en
documentatie
is
intelligent
afgestemd
op
het
te
bereiken
publiek.
Er
wordt
waar
nodig
doorgevraagd
en
scherp
ingegaan
op
commentaar.
EINDOORDEEL:
O
T
V
G
U
Toetsing
eindcriteria:
De
relevante
ruimtelijke
en
maatschappelijke
ontwikkelingen,
in
relatie
tot
de
problematiek
van
het
atelierthema,
zijn
gesignaleerd
en
in
het
onderzoek
en
het
ontwerp
geïntegreerd.
Er
zijn
onderbouwde
en
beargumenteerde
conclusies
getrokken
aangaande
de
rol
van
de
architect
in
relatie
tot
het
bestudeerde
afstudeerthema.
EINDOORDEEL:
Toetsing
eindcriteria:
Commentaar:
O
T
V
G
U
Commentaar:
Het
afstudeerproces
is
op
zelfstandige
en
geëngageerde
wijze
vormgegeven.
Er
is
zowel
binnen
als
buiten
het
atelier
op
effectieve
wijze
samengewerkt.
Er
is
gedurende
het
proces
een
gestage
persoonlijke
en
professionele
ontwikkeling
doorgemaakt.
EINDOORDEEL:
Toetsing
eindcriteria:
O
T
V
G
U
Het
onderzoek‐
en
ontwerpproces
is
op
iteratieve
wijze
doorlopen.
De
onderzoek‐
en
ontwerpkeuzen
zijn
gedurende
het
proces
zelfkritisch
geanalyseerd
en
geëvalueerd?
Implicaties
van
keuzen
in
het
proces
worden
snel
doorzien.
De
conclusies
binnen
het
eigen
onderzoek
en
het
ontwerp
zijn
voortdurend
gespiegeld
aan
kennis,
van
zowel
binnen
als
buiten
het
eigen
vakgebied.
Het
onderzoek
en
ontwerp
is
consistent
bijgestuurd
op
basis
van
(zelf)kritiek
en
feedback.
EINDOORDEEL:
O
T
V
G
U
Commentaar:
29
Beoordelingsformulier
ter
bepaling
eindniveau
Beoordelingscriteria
beroepskwalificaties
Niveauindicatoren
(ruim)
voldoende
onvoldoende
twijfel
goed
uitmuntend
Beheerst passende onderzoeksmethoden niet of nauwelijks. Gebruikt op ontoereikende wijze relevante middelen en bronnen voor het onderzoeksdoel en -proces. Toont weinig of geen bewijs van analytische vaardigheid. Reflecteert niet of nauwelijks op het onderzoek en de relevantie daarvan.
Onderbouwt het onderzoeksconcept matig en inadequaat; Gebruikt beperkt geschikte bronnen. Beheerst de ingezette methodes matig. Gebruikt geen systematisch en/of creatieve benadering. Hanteert gebrekkige argumentatie voor de onderbouwing van de keuze voor de gebruikte methoden en getrokken conclusies. Weet geen overtuigend antwoord op complexe problemen te formuleren.
Kan een onderzoeksprobleem definiëren en uitleggen hoe het onderzoek daarvoor ingezet wordt. Kan de keuze voor de ingezette methoden uitleggen en gericht toepassen. Gebruikt een beperkt maar adequaat spectrum aan bronnen en middelen. Onderzoekt en interpreteert gebruikte bronnen voor het opbouwen van de argumentatie. Toont een kritisch bewustzijn van de probleemstelling.
Weet zich goed te informeren met betrekking tot het formuleren van de onderzoeksvraag. Weet de onderzoeksvraag goed te onderbouwen. Toont adequate vaardigheden in relevante onderzoeksmethoden. Maakt afwegingen en weet deze goed te onderbouwen. Biedt nieuwe inzichten. Gebruikt een breed spectrum aan bronnen en middelen. Toont aan om te kunnen gaan met complexe problemen en deze zowel systematisch als creatief te benaderen.
Toont uitgebreide exploratie en vaardigheid in: de definitie en uitvoering van de onderzoeksopgave of probleemstelling, de keuze en motivering van de ingezette methodes. Weet op overtuigende wijze eventuele impliciete dan wel expliciete kritiek op gevestigde onderzoeksmethodes te onderbouwen. Draagt in de bewijsvoering bij aan nieuwe ideeën, processen of kennis in het veld
Ruimtelijke (architectonisch) ontwerpen Formuleren van een ruimtelijke probleemstelling op basis van een opgave. Vertalen van uitgangspunten en randvoorwaarden in een ruimtelijk ontwerp. Toepassen van passende ontwerptechnieken en passend ontwerpinstrumentarium. Realisatie integraliteit ontwerpdomeinen. Schakelen tussen verschillende ontwerpdomeinen en schaalniveaus
Formuleert niet of nauwelijks een adequate ruimtelijke probleemstelling. Vertaalt inadequaat uitgangspunten en randvoorwaarden in een ruimtelijk ontwerp. Past niet of nauwelijks passend ruimtelijke ontwerpinstrumentarium toe met gebruikmaking van passende ontwerp- technieken. Schakelt niet of nauwelijks tussen verschillende ontwerpdomeinen en schaalniveaus
Formuleert een beperkte ruimtelijke probleemstelling. Vertaalt in beperkte mate uitgangspunten en randvoorwaarden in het ruimtelijk ontwerp. Past in beperkte mate passend ruimtelijke ontwerpinstrumentarium toe met gebruikmaking van passende ontwerptechnieken. Brengt in beperkte mate samenhang aan tussen verschillende schaalniveaus en ontwerpdomeinen
Formuleert een ruimtelijke probleemstelling met gebruikmaking van relevante onderzoeksresultaten. Vertaalt de uitgangspunten en randvoorwaarden in een ontwerp. Zet met gebruikmaking van passende technieken passend ontwerpinstrumentarium in voor het vinden van een ruimtelijk oplossing. Brengt samenhang aan tussen verschillende schaalniveaus en ontwerpdomeinen.
Formuleert een heldere ruimtelijke probleemstelling op basis van doelgericht onderzoek voorafgaande en tijdens het ontwerpproces. Vertaalt complexe uitgangspunten en randvoorwaarden in een overtuigend ontwerp. Zet doeltreffende passend ontwerpinstrumentarium in voor het vinden van een ruimtelijk oplossing met gebruikmaking van passende technieken. Schakelt tussen de verschillende schaalniveaus en ontwerpdomeinen.
Zet onderzoeksactiviteiten en ontwerphandelingen integraal in om een gearticuleerde ruimtelijke probleemstelling te formuleren. Genereert vernieuwende ontwerpoplossingen voor een ruimtelijke probleemstelling. Incorporeert complexe uitgangspunten en randvoorwaarden in een overtuigend ontwerp. Ontwikkelt bestaand ontwerpinstrumentarium en/of bestaande ontwerptechnieken
Communiceren Vaardigheid in gekozen middelen en technieken. Bewust gebruik van passende conventies en normen (visueel, oraal en schriftelijk m.b.t. de productie en uitvoering) in de overdracht. Inzicht in de behoeften van de verschillende doel- groepen.
Past middelen en technieken niet of nauwelijks op de juiste wijze toe. Maakt niet of nauwelijks bewust gebruik van passende conventies en normen in de overdracht. Toont niet of nauwelijks inzicht in de behoeften van de verschillende doelgroepen.
Selecteert, organiseert, en structureert in beperkte mate de geboden informatie. Past de juiste middelen en technieken op beperkte wijze toe. Maakt in beperkte mate bewust gebruik van passende conventies en normen in de overdracht. Toont beperkt bewustzijn in de behoeften van de verschillen- de doelgroepen.
Gebruikt op beheerste wijze conventies en procedures in de overdracht. Zet op adequate wijze technische middelen in bij het communiceren van ideeën, ontwerpen en plannen. Communiceert een ontwerp eigen conclusies helder, met gebruikmaking van de meest passende media aan professioneel en nietprofessioneel publiek.
Communiceert overtuigend en meeslepend, rekening houdend met diverse publieke behoeften. Verenigt berichtgeving en de gebruikte technieken in een persoonlijke stijl. Stemt ideeën en gebruikte technieken met elkaar overeen. Zet meerdere technieken in afhankelijk van inhoud en publieke behoeften.
Toont een uitzonderlijk en geïntegreerd inzicht in zowel het gepresenteerde onderwerp als de behoefte van het publiek. Toont in de uitvoering een diepgaand, en wellicht innovatief begrip
Houdt niet of nauwelijks rekening met de ruimtelijke en maatschappelijke context. Toont nauwelijks een visie op de rol en positie van de discipline in de samenleving. Relateert nauwelijks eigen werk en opvattingen aan die van anderen. Relateert nauwelijks eigen opvattingen en werk aan maatschappelijke context.
Houdt in beperkte mate rekening met de ruimtelijke en maatschappelijke context. Ontwikkelt enige visie op de rol en positie van zijn discipline in de samenleving. Signaleert relevante factoren uit de ruimtelijke en maatschappelijke context, maar integreert dezen nauwelijks in het ontwerp.
Ontwikkelt een beperkte visie op de rol en positie van zijn discipline in de samenleving. Signaleert relevante factoren uit de ruimtelijke en maatschappelijke context en houdt daarmee in beperkte mate rekening in het ontwerp. Relateert in beperkte mate eigen opvattingen en werk aan die van anderen, en aan maatschappelijke context.
Toont een integrale visie op de rol en positie van de discipline in de samenleving. Relateert consistent en inzichtelijk eigen opvattingen en werk aan die van anderen, en aan maatschappelijke ontwikkelingen.
Genereert vernieuwende strategieën en ontwerpoplossingen voor een ruimtelijke probleemstelling. Integreert complexe ruimtelijke en maatschappelijke uitgangspunten en randvoorwaarden in het ontwerp.
Toont geen samenhangend inzicht in, planning van, en reflectie op het eigen leerproces. Plant en stuurt nauwelijks het werkproces. Werkt niet samen met anderen. Identificeert problemen inadequaat. Toont nauwelijks besef van het belang van het nemen van risico’s of verkennen alternatieven.
Toont bekwaamheid in het verder ontwikkelen van kennis en inzicht m.b.t. tot organiseren en sturen, en het inzetten van nieuw verworven vaardigheden. Vraagt gerichte ondersteuning en sturing op werkproces. Participeert in het samenwerkingsproces. Toont aan de besluitvorming te baseren op weloverwogen keuzes Toont aan risico’s op passende wijze te beheersen. Toont aan zowel conventioneel als onconventioneel instrumentarium en technieken in te zetten voor het vinden van creatieve oplossingen.
Toont bekwaamheid in het verder ontwikkelen van kennis en inzicht m.b.t. tot organiseren en sturen, en het inzetten van nieuw verworven vaardigheden. Vraagt gerichte ondersteuning en sturing op werkproces. Participeert in het samenwerkingsproces. Toont aan de besluitvorming te baseren op weloverwogen keuzes Toont aan risico’s op passende wijze te beheersen. Toont aan zowel conventioneel als onconventioneel instrumentarium en technieken in te zetten voor het vinden van creatieve oplossingen.
Neemt de verantwoordelijkheid voor het leerproces en de ontwikkeling van het leerproces door iteratieve perioden/cycli van goed omschreven doelgerichte analyses, ondersteund door relevant bewijsmateriaal. Neemt voortouw in samenwerkingsverbanden, bewaakt de voortgang en stuurt bij indien nodig. Realiseert in complexe en onvoorspelbare omstandigheden effectieve besluitvorming. Toont originaliteit in het aanpakken en oplossen van problemen. Toont een gestage ontwikkeling in eigen handelen en werk.
Opereert zelfstandig in het proces en toont sterke motivatie en engagement voor persoonlijke en professionele ontwikkeling, is daarin expliciet en kan dit duidelijk overbrengen. Entameert zelfstandig samenwerkingsverbanden, en rekruteert samenwerkingspartners om geformuleerde doelen te bereiken. Neemt risico’s die een diepgaand en nauwkeurig inzicht tonen in de aard van het werkveld. Vindt innovatieve oplossingen die (mogelijkerwijs) tot progressieve ontwikkelingen in het werkveld leiden.
Toont weinig of geen besef van de eigen sterke en zwakke punten. Toont onjuiste en/of onvolledige kennis van het vakgebied en de ontwikkelingen daarbinnen.
Toont matig besef en inzicht in de eigen sterke en zwakke punten. Toont partiële en/of gefragmenteerde kennis van het vakgebied en de ontwikkelingen daarbinnen.
Toont aan over de juiste en adequate kennis te beschikken m.b.t. het vakgebied, en deze kennis op adequate wijze te kunnen toepassen betreffende de reflectie op de eigen productie, positionering en rol in de beroepspraktijk.
Toont aan over systematische, en uitgebreide kennis te beschikken m.b.t. het vakgebied, en zich te bewegen in de voorhoede van het vakgebied, eventueel met ondersteuning en creatief gebruik van aanverwante vakgebieden.
Brengt een valide persoonlijk begrip van concepten en kennis van het vakgebied onder de aandacht. Introduceert originele ideeën of hypothesen.
Onderzoek / analyse Definiëren van een onderzoekvraag. Kiezen van daarvoor geschikte methodes en bronnen. Interpreteren van de gebruikte onderzoeks- middelen en – methoden, en de onderzoeksresultaten. Reflecteren op het onderzoek en de relevantie daarvan.
Omgevingsgerichtheid Signaleren van relevante omgevingsfactoren uit de ruimtelijke en maatschappelijke context Signaleren en integreren in studie en/of onderzoek. Inbedden van het ruimtelijk ontwerp in een ruimtelijke en maatschappelijke context.
Persoonlijk- professionele vermogens Beheersing van leerproces door reflectie, planning, en zelfsturing. Samenwerking met interne en externe partijen. Realisatie strategieën, werkwijze(n), toepassingen en beheer.
Kritische reflectie Begrip en toepassing van vakkennis en achterliggende principes. Reflectie op de eigen productie, positionering en rol in de beroepspraktijk.
30
31