MR A. DIRKZWAGER CZN, 1888-1983 DOOR PROF. MR CH.J. ENSCHEDÉ
A
drianus Dirkzwager Czn - Janus voor wie zich zijn vrienden mochten noemen - is geboren in Schiedam en ging na zijn gymnasiumtijd aldaar in 1908 te Leiden rechten studeren. De meesterstitel ontleende hij aan de promotie op stellingen op 6 februari 1913. De jonge meester kwam in Rotterdam op het advocatenkantoor van mr W.A.C, van Dam. Begin 1915 vertrok hij naar Nederlandsen Indië. In Indië oefende Dirkzwager na een aanlooptijd als junior eerst in Soerabaja en sedert 1916 in Semarang, de rechtspraktijk uit samen met mr M. Steenhuis, ook Schiedammer en Leidenaar. Hij toonde zich een man van de daad, die snel en doortastend kon handelen. Niet alleen als jurist, maar ook als zakenman. Tegenslag kon hij zich zeer aantrekken. In 1921 trouwde hij met de twee jaar jongere Nelly Dirkzwager; zijn omgeving was haar vooral ook dankbaar omdat zij hem met haar opgewektheid en tact uit sombere buien wist te verlossen. Het echtpaar kreeg daar in Semarang een zoon en een dochter, beiden nog in leven. Dirkzwager heeft in het oude Indië goed geboerd. De cliëntenkring van het kantoor omvatte mede een, toenmaals daar voor advocaten lucratieve, Chinezenpraktijk. In 1924 kon hij als een vermogend man naar het vaderland terugkeren. Het gezin vestigde zich eerst in Maassluis. Daar werd hun derde, in 1982 door de dood weggenomen kind, een dochter, geboren. Dirkzwager nam spoedig weer de rechtspraktijk op; daartoe trok men van Maassluis naar Schiedam. In 1927 werd hij tot rechter in de Rotterdamse rechtbank benoemd. Het gezin vestigde zich aan de Kralingse Piaslaan. Dirkzwager is tot zijn pensionering in 1958 rechter gebleven. Rondom die tijd hebben zich in zijn leven ingrijpende veranderingen voorgedaan. Hij verloor zijn vrouw; zij was reeds in haar latere levensjaren ziekelijk. Bovendien werd hem door zijn artsen aangezegd dat zijn ogen hem in de steek zouden laten. Gelukkig heeft toen een goed gesternte zich over hem ontfermd. Hij ontmoette in Jeanne van der Schalk zijn lieve, onvervangbare tweede echtenote, een vriendin en metgezel door licht èn donker. Dankzij haar liefde, 166
warmte en praktische zin naast zijn eigen geestkracht, konden de velen die hem toegenegen waren, getuige zijn van de schoonheid van Dirkzwagers lange ouderdom. Zijn geest is tot op het laatste uur van zijn meer dan 95 jaren kristalhelder gebleven. Sedert 1959 was Dirkzwager Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Dirkzwager is veel meer geweest dan alleen maar een succesvol Indisch advocaat en een rechter. Hij heeft een aantal aanzienlijke betrekkingen vervuld die hem meer waard waren en voldoening hebben geschonken dan het rechters ambt. En hij heeft veel gepubliceerd. Zo was hij voorzitter van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs van Rotterdam, lid van het College voor de Visscherijen en plaatsvervangend voorzitter van de Commissie Binnenvaartrampenwet. Zo is hij van 1947 af lange jaren, laatstelijk als voorzitter, verbonden geweest aan de Raad voor de Scheepvaart. Ter gelegenheid van het 5O-jarig bestaan van die Raad gaf Dirkzwager een brochure in het licht. Dirkzwager was een klassiek gevormde vrijdenker, een publicist uit innerlijke drang. De uiteenlopende onderwerpen en waarde van zijn geschriften weerspiegelen zijn uiterst complexe persoonlijkheid. In 1940 dreef zijn bewogenheid met en onvrede over het recht hem tot publikatie van een Proeve van een ontwerp voor een Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In samenwerking met zijn vriend A.C. Nielson heeft hij uit 16e en 17e eeuws Latijn vertaald. Eerst Erasmus' Lof der Zotheid, daarna Sebastiaan Castellio's Kunst van het twijfelen en Hugo de Groot's Voorrede tot de Drie Boeken over het Recht van Oorlog en Vrede. Door zijn klassieke belangstelling was hij ook een van de drijvende krachten in een vele jaren lang bestaande Klassieke Leeskring in Rotterdam onder de bezielende leiding van Henri Schadee. Voorts gaf Dirkzwager in 1953 in het licht zijn 'De Codex juris canonici getoetst aan de Nederlandse wetgeving'. Het verbaast dan ook niemand dat Dirkzwager lid was van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, het Provinciaal Utrechtsch Genootschap en van de Kring van Rotterdamsche Auteurs. Ook anders dan als publicist was Dirkzwager actief en vruchtbaar. Hij paarde energie en vindingrijkheid aan burgerzin. Zo kwamen dankzij Dirkzwager een openluchtzwembad en een golfcourse in Kralingen tot stand. Dirkzwager was een man die de moed had van zijn overtuigingen. 167
Talloze korte artikelen en ingezonden brieven heeft hij geschreven, niet alleen voor het verenigingsblad van de vrijdenkers, maar ook voor vaktijdschriften, kranten enz. Lang niet alles wat hij inzond is ook geplaatst. Een aantal onderwerpen hebben hem zijn leven lang hoog gezeten. Zo heeft hij vruchteloos geijverd voor een door hem noodzakelijk geachte verbetering van het toezicht op het financieel beheer door faillissements-curatoren. Zo heeft hij over de verhouding tussen staat en kerk, en meer in het bijzonder over die tussen onze staat en het Rooms-Katholicisme, even uitgesproken als verdedigbare opvattingen gekoesterd. Hij heeft ze niet onder stoelen of banken gestoken, maar veel bijval heeft hij niet gekregen. In 1956 maakte hij als burger gebruik van zijn in de Kieswet wortelend recht, bezwaar te maken tegen de plaatsing op de kiezerslijst van Mgr Jansen, de toenmalige bisschop van Rotterdam. Zonder succes. Ook zijn genereuze aanbod om in Leiden een leerstoel voor canoniek recht, te bezetten door een niet-katholieke hoogleraar, te vestigen liep op niets uit. Het is niet mogelijk in dit korte bestek aan alle facetten van het leven van Adrianus Dirkzwager recht te doen. Zo blijft hier onbesproken zijn betekenis voor zijn eigen geslacht, zijn familie, zijn gezin. Het gaat hier om de publieke persoonlijkheid. Dirkzwager was een man die leefde naar zijn eigen maatstaven. Over die maatstaven kende hij geen moment van twijfel; wel aan zijn vermogens, daaraan te beantwoorden. Hij was een man met een snelle intelligentie en was mede daardoor ook een ongeduldig man. Hij zag het einddoel en had, daardoor gefascineerd, de neiging zich wel eens wat te weinig om de hinderlijke details te bekreunen: er is immers nog zo veel te doen. Nimmer voelde hij behoefte zich op zijn voorman te dekken. Hij voelde zich een ridder zonder vrees of blaam, en dat was hij ook. Ik besluit met een citaat uit zijn 'Laus senectutis', een onuitgegeven geschrift uit 1956. De eerste vijftien bladzijden bevatten een kostelijk verhaal van zijn zeereis met de Alhena van Rotterdam naar Buenos Aires. Het is naast een lof op de ouderdom ook een lof op de scheepvaart en het leven, met een vaardige pen geschreven. In dat citaat herken ik de wijze Dirkzwager in zijn latere jaren: 'In de ouderdom heeft men de oogsttijd van zijn leven... Veel van hetgeen ons vroeger duister en onhelder was, is ons duidelijk geworden, en we hebben de wijsheid, die verworvenheden in de praktijk te brengen. Zo hebben wij door schade en schande geleerd, dat het niet mogelijk is iemand tof andere gedachten, maar hoogstens pp andere 168
gedachten te brengen. Men kan anderen twijfel bijbrengen, nimmer de overtuiging. Men is gaan beseffen dat de wil sterker is dan het verstand, dat de wil het denken beheerst. En zo bespaart men veel tijd en moeite omdat men onvruchtbare gesprekken vermijdt, gesprekken, die het hoofd warm, doch het hart koel maken'.
yGTATE
•
,
/.
1
60. A/r A D/rfcz wager Cz«. Gefefce/ia'porfre/a'oormevr. TV. me>'er ^apr/V 7965).
169
MA