VLAAMSE OVERHEID inventarisatie van het onroerend erfgoed : ORGELS
Provincie Antwerpen
Arrondissement Mechelen
Administratieve entiteit MECHELEN
Stad MECHELEN Parochiekerk Sint-Jan-Baptist & Sint-Jan-Evangelist (Sint-Janskerkhof z.nr.) KERK In de 13de eeuw stond er op de huidige locatie reeds een kapel, toegewijd aan Sint-Jan-de-Doper. In diezelfde eeuw werd het bedehuis tot parochiekerk verheven. In de loop van de 14de eeuw werd de kapel dan uitgebreid met een koor, dwarsbeuk en zijbeuken. In de tweede helft van de 15de eeuw werd het gebouw dan tot een volwaardige kerk, in gotische stijl, uitgebreid. Bij de ontploffing van de Zandpoort in 1546 liep het gebouw ernstige schade op. Tijdens de Godsdienstoorlogen werd het interieur geplunderd en zelfs als kazerne gebruikt voor de troepen van de hertog van Alva. De parochie ligt in de provincie Antwerpen, maar behoort bij het aartsbisdom Mechelen-Brussel. Zie ook https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/59217
De kerk is beschermd als monument, KB 25.III.1938. ORGEL Voorgeschiedenis Een pleïade bekende orgelmakersnamen is aan te treffen in de orgelgeschiedenis in Sint-Jan vóór gr.m. 1775. (Zie onder § Bibliografie.) In 1565 plaatste Gillis Brebos het oude orgel uit de SintRomboutskathedraal over naar de Sint-Janskerk. In 1644 werd een nieuw orgel geleverd door Jan Bremser, gevestigd in Mechelen; het werd nadien nog onderhouden door Bremser's opvolger Paul Munich en daarna door Jan Mattheesens. Tussen 1711 en 1714 werd het hersteld door Carolus Dillens, eveneens uit Mechelen. Het huidige orgel Orgelkast : - meubel : [schrijnwerkerk Joannes Aert?] - beeldhouwwerk : P. Valckx, 1772 Instrument : Pieter van Peteghem (Gent) & zonen, 1774 Van Peteghem herbruikte een aanzienlijk deel ouder pijpwerk dat deels aan Bremser en deels aan Dillens kan toegeschreven worden. Het orgel bleef een 1-klaviers. Toevoeging Positief : P.Ch. & L.C. van Peteghem (Gent), 1810 Totale ombouw : Jos. Stevens (Duffel), 1899 Ook Stevens herbruikte een ruim deel van het pijpwerk dat vóór 1899 aanwezig was. Het instrument is in 2009 gedemonteerd en opgeslagen.
INSTRUMENT Dispositie Gr.Org. Cornet Bourdon 16 Flûte harm. 8 Gambe 8 Montre 8 Bourdon 8 Prestant 4 Flûte 4 Fourniture Doublette 2 Trompette 8 Bombarde 16
Rec. Flûte harm. 8 Salicional 8 Voix céleste 8 Bourdon 8 Violine 4 Flûte 4 Flageolet 2 Basson-Hautbois 8 Trompette harm. 8
Ped. Sousbasse 16 Octave basse 8 Violoncelle 8 Bombarde 16
Tremolo
voetbediend : - koppelingen - tutti - zwelkas manuaalomvang : C - g3 pedaalomvang : C - f1 Klaviatuur - nieuwe vrijstaande speeltafel van Stevens - opgesteld onder het orgel Pijpwerk - het huidige pijpenbestand is volledig gereorganiseerd door J. Stevens in 1899 - naast Stevens-pijpwerk (seriewerk uit een pijpenmakerij) is er nog een belangrijke hoeveelheid pijpwerk aanwezig uit het oude orgel, waaronder 17de-, 18de- en 19de-eeuws materiaal - de 17de-eeuwse pijpen (Bremser?) zijn met behulp van krijtlijm gesoldeerd + front Hoofdwerk - de grote middentoren is vals (origineel), bevat enkel houten sierpijpen - de twee grote tussenvelden bevatten de 8 + 8 grootste pijpen van de oude Montre 8; hoog tingehalte Positief - de grote middentoren is vals (origineel), bestaat uit houten sierpijpen
+ binnenpijpwerk Groot Orgel Cornet : - eiken Cornet-bank, 31 boringen (= c#1 tot g3, dus van Stevens); chromatische opstelling - 5 koren; Van Peteghem-pijpwerk; de kleinste pijpjes zijn aanvullingen; overal zijn stemsleuven in gesneden; 8'-roergedekt, de overige koren zijn wijde open fluiten Bourdon 16 : Van Peteghem-pijpwerk; de kleinste zijn aanvullingen (roergedekten) Flûte harmonique 8 : nieuw, spotted metaal (van ná 1899?) Gambe 8 : id. de 2 voormelde spelen staan in een nieuw pijprooster Montre 8 : deels 17de-eeuws pijpwerk, waaronder voormalige frontpijpen (met gotische spitslabia) die door Van Peteghem omgewerkt zijn tot binnenpijpen (o.m. voeten ingekort); bij de grootste pijpen waren de labia met bladgoud belegd (mogelijks Dillens) Bourdon 8 : in het groot octaaf 12 eiken gedekten, ouder dan 1774; verder metalen gedekten, deels van Van Peteghem, deels ouder; kenmerken zoals bij Montre (17de-eeuws?); veel diepe kernsteken die vrij recent zijn Prestant 4 : 17de-eeuws, met aanvullingen van Van Peteghem; gotische labiumvorm; in de bas zijn voormalige frontpijpen verwerkt, met ronde labia (Dillens?), voeten ingekort (zoals bij Montre); stemsleuven en expressions zijn van latere datum Flûte 4 : 17de-eeuws pijpwerk, deels bijgewerkt door Van Peteghem; metalen gedekten, aangevuld met enkele open pijpjes Fourniture : 4 koren; samengesteld uit ouder pijpwerk; de bovenrand van de corpora is beschadigd (slordig stemwerk); ook zijn er stem-sleuven en plaklint aangewend Doublette : Bombarde 16 & Trompette 8 : nieuw van Stevens; bekers in spotted metaal Reciet (in zwelkas) Flûte harmonique 8 : nieuw van 1899 Salicional 8 : id. Voix céleste 8 : id. Bourdon 8 : bas in eik; verder oud pijpwerk & recentere aanvullingen Violine 4 : nieuw Flûte 4 : oud; in de bas metalen gedekten met hoed, verder roergedekten Flageolet 2 : oud? open fluit Basson-Hautbois 8 : nieuw van 1899 Trompette harmonique 8 : nieuw van 1899
Pedaal - bevat nog een klein aantal oude pijpen Windladen - nieuwe windladen van Stevens - pneumatisch systeem Tractuur - pneumatische tractuur, Stevens Windvoorziening - grote magazijnbalg, achter het orgel - nieuw, Stevens ORGELKAST - in feite enkel bestaand uit een groot prospect, dat ruim de torenopening waarvóór het geplaatst is overkraagt - het orgelinstrument zelf is in de nis die naar de torenruimte loopt ingebouwd; het is niet uit te sluiten dat dit in 1772 (Van Peteghem-instrument) ook al zo was; in 1899 is het instrument dan nog in de diepte uitgebreid (sporen op de zijmuren en boordstenen zichtbaar) - de constructieve evolutie van het Positief-front - dat thans (sinds 1899?) losgemaakt is van het "hoofdwerk" - is enigmatisch en dient nog bestudeerd te worden - van het oude meubel zijn diverse onderdelen herwerkt (panelen etc) - ook van het Positief is enkel het prospect (in wat thans een de balustrade is) overgebleven HUIDIGE TOESTAND Sinds c1980 was het orgel in verval en zo goed als buiten gebruik. Er werd een electronium gebruikt voor de zangbegeleiding. In 2008 werden op de binnenmuren van de torenruimte achter het doksaal 15de-eeuwse muurschilderingen ontdekt. Bij het onderzoek bleek dat deze schilderingen doorlopen in het in 1899 toegevoegde achterdeel van de orgelkast. Omdat deze kastextensie toch niet zou gehandhaafd worden bij een toekomstige restauratie van het orgel, werd besloten om het instrument nu reeds te demonteren teneinde de muurschilderingen volledig te kunnen blootleggen. Deze demontage vond plaats in mei 2009 en de historisch waardevolle elementen (met name alle pijpwerk van vóór 1899) werden opgeslagen. Het orgelfront van 1772, dat in 2004 enigzins opgefrist werd, blijft ter plaatse. Een restauratie van het orgel kan evenwel pas plaats vinden na de restauratie van het kerkgebouw die nog meerdere jaren in beslag zal nemen. data onderzoek : 1977, okt. 2008 & mei 2009
ADDENDUM In 2009 werd tweedehands een positieforgeltje, gebouwd door de firma Flentrop (NL – Zaandam), aangekocht en opgesteld in het koor (verplaatsbaar).
(bron: www.consultare-organ.com)
ARCHIVALIA - bedrijfsarchief firma Stevens (Duffel) / werklijsten (afschrift genomen door Gh. Potvlieghe, en ons ter inzage gegeven) : Mechelen Sint-Jan wordt vermeld onder de werken van Jos Stevens, met jaartal 1899; verder nogmaals, met vermelding "22" (dit moet slaan op het aantal reële registers)
BIBLIOGRAFIE a) aangaande orgels vóór 1774 1) E.G.J. Gregoir : Historique de la facture et des facteurs d'orgue (Antwerpen, 1865), facsimile reprint, ingeleid door POTVLIEGHE, Gh., uitg. Frits Knuf, Amsterdam 1972 (Vol. XV in reeks Facsimiles of rare books on organs and organbuilding); blz. 177 : VAN DEN BOEKELE (Jean), à ****. Les marguilliers de l'église St-Jean à Malines commandèrent un orgue à Van den Boekele l'an 1487. 2) M.A. Vente : 1. Meester Jan van Lier, in 'De Schalmei', jg. I/2, Gent 1946, rubriek "Figuren uit Vlaanderens Orgelhistorie", blz. 2-4 & 8. - blz. 3 : De kerkmeesters van de St. Janskerk te Mechelen betalen hem in 1537/8 een bedrag van 13 gulden «van de tafelen te accorderen» en voor het vernieuwen van «de tonghen daerinne gebroken oft versleten». Hieruit laat zich afleiden, dat in de oude orgelvaktaal het woord «tafel» de betekenis had van «tongspel»(12). - blz. 8 : (12) Mechelen - Archief der St. Janskerk. Rekeningen. Niet geïnventariseerd. - blz. 4 : Natuurlijk heeft hij zich na 1522 de techniek van de constructie der tongwerken eigen gemaakt (dat blijkt uit zijn reparaties in Mechelen, St. Jan, 1537), maar waarschijnlijk heeft hij zich toch vooral toegelegd op het vervaardigen van schone prestantkoren. 3) M.A. Vente : 2. Het geslacht Van den Eechoute, in 'De Schalmei', jg. I/3, Gent 1946, rubriek "Figuren uit Vlaanderens Orgelhistorie", blz. 2-5. - blz. 3 : C. Quiryn van den Eechoute, Mechelen. 1509. Mechelen, St. Jan. Reparaties(5). - blz. 5 : (5) F. van der Mueren, Het Orgel in de Nederlanden, bl. 34. 4) M.A. Vente : 5. Het geslacht Brebos, in 'De Schalmei', jg. II, Gent 1947, rubriek "Figuren uit Vlaanderens Orgel-
historie", blz. 3-7; - blz. 5 (in de werklijst van Gillis Brebos) : 1565. Mechelen. St. Jan. Opstelling van het oude orgel der St. Romboutskathedraal in deze kerk.(6) - blz. 7 : (6) G. van Doorslaer, Historische aantekeningen betreffende de orgels van St. Romboutskerk te Mechelen, bl. 6. 5) M.A. Vente : Proeve van een repertorium van de archivalia betrekking hebbende op het Nederlandse Orgel en zijn makers tot omstreeks 1630, Kon. Academie van België, Klasse der Schone Kunsten, Verhandelingen, Verzameling in-8°, boek X, afl. 2; uitg. Paleis der Academiën, Brussel 1956; blz. 125-126 : 150. Mechelen, St. Jan. Kerkrekeningen. 1536/7. Item de bevende stemme dwelck men heet een tramblant zyn bestaet geweest te maken in de groote orgelen by meester jacques de mares secretaris aen eenen genaempt hans gromborch voor de somme van 18 Rg. 1537/8. Item betaelt mr. Jan van Liere orgelmaecker van der tafelen (3) te accorderene ende was ondersproken by den kerckmeesters dat hy de tonghen daerinne gebroken oft versleten zoude vernieuwen zulcx voor de somme van 13 Rg. (3) Tafelen : tongwerken. 1539/40. Item betaelt anno XL Remigio vermuelen (4) organist van sinte romontskercke van de tafele te accorderen ende scoon te maken van den gestive met oick de cleyn orgele daer af dat register ghebroken was ende heeft geloeft de voorsz. orgele accoort te houdene een geheel jaer lanck 2 ₤. (4) Het geslacht Van der Muelen, Vermuelen, Von der Muhlen, Vermolen te Mechelen : Remigius of Remeeus, organist van de St. Rombout, voortzetter van het bedrijf der familie Van den Eeckhoute. [ ... ] 1541/2. Item betaelt Remeeus Vermoelen organiste van sinte Romontskercke van onze groote orghele daerinne hy doen maken heeft thien vysen totten secrete ende oic anders gemaect in de cleyn orgelen tsamen bedragende viere gulden. Noch denselven van dat hij onse orgelen een geheel jaer accoort gehouden heeft ... 27 sch. 6 d. 1543-1558. Elk jaar een vast bedrag aan Remeeus Vermuelen voor het onderhoud. 1550/1. Item prima May anni vyftich es gevallen de doere van den grooten orgulen hangende in de noortzyde ... Mechelen, Archief der St. Janskerk. Niet geïnventariseerd. 6) M.A. Vente : Een Lierse orgelmaker in de 16de eeuw / Jan Verrijt alias Liere, in 'T Land van Ryen', jg. X, Lier 1960, blz. 36-48. id., ibid., in 'De Praestant', jg. X/1, jan. 1961, blz. 1-7. Zie (Werken van) Jan Verrijt alias Liere
1537-38. Mechelen, St.-Jan. Reparatie. (M.A. Vente, Proeve ..., blz. 125.) 7) E. van Autenboer : Jan en Blasius Bremser, orgelbouwers te Mechelen in de XVIIde eeuw, in 'De Praestant', jg. XII/2, 1963, blz. 39-45. Blz. 41 : 1644 - Op 20 november sloot J. Bremser een akkoord om voor de St.-Janskerk te Mechelen een orgel te maken voor 350 fl. : het oude orgel werd door hem in orde gesteld en voor 120 fl. verkocht aan de pastoor en kerkmeesters van Keerbergen. (in voetnoot:)
E. NEEFS, Chronique artistique de l'église St Jean à Malines, z.p., z.j., bl. 26; VAN DOORSLAER, Notes ..., bl. 612; STELLFELD, Bronnen tot de Geschiedenis ..., bl. 30. 8) E. van Autenboer : Enkele gegevens over orgelmaker Jan Mattheesens (16??-1720), in 'De Praestant', jg. XIV/4, 1965, blz. 83-85. - blz 83, in voetnoot 1 : Van P. Munick, die zijn meester Blasius Bremser opvolgde, zijn reeds enkele activiteiten gekend. [...] Op 15 september 1685 sloot hij een overeenkomst met J.B. de Schepper, kerkmeester van St.-Jan om het orgel dezer kerk te herstellen. [archieftekst in bijlage:] Akkoord van J.B. de Schepper, kerkmeester van de St.-Janskerk te Mechelen met orgelmaker P. Munick, 15 september 1685. "Op heden den vyfthienden september sesthien hondert vyffentachentich compareerden voor my openbaer notaris ter presentie van getuygen naergenaemt, Sr. Jan Bapta de Schepper in de qualiteyt van kerckmeester van Sint Jans alhier ter eenre, ende meester Paulus Munich orgelmaecker van stiele ter andere zyden, welken tweeden comparant bekent aenveert te hebben het repareren ende herstellen der orgel van Sint Jans voors., mede de selve te cuysschen ende reynighen in soodaenige staet dat persoonen hun dies verstaende sullen oordelen dat daer aen niet en mancqueert soo nopende de thoonen als andersints, daerinne oock begrepen het repareren der blaesbalcken ende tgene daer van dependeert; ende dat voor ende mits de somme van tsestich gul. eens, daervan den tweeden comparant d'een helft alsnu bekent ontfangen te hebben ende d'ander helft sal betaelt worden soo haest tvoors. werck sal wesen voltrocken, alles onder het verbant als naer rechte constituerende de comparanten onwederroepelyck ... om te compareren voor myne heeren schepenen deser stede ende aldaer hun constituanten int onderhoudt van tgene voors. gewillichlyck te laeten condenneren met costen, gelovende ende verbindende ut in forma. Actum Mechelen present Cornelius de Keghel ende Cornelis de Clercq als getuygen ende hebben de voorn. comparanten de
minute deser beneffens my notaris onderteeckent. Quod attestor J. van Herreweghe nots. pubs. 1685." - blz. 84 : Wat is er over de activiteit van J. Mattheesens bekend? Op 16 januari 1696, dus enkele maanden vóór hij zich te Mechelen vestigde, sloot hij een overeenkomst met de pastoor en de kerkmeesters der St.-Janskerk. Hij moest het orgel in goede staat stellen, o.a. de "trompette" repareren, alsook het orgel zuiveren : dit alles aan dezelfde voorwaarden als zijn voorganger P. Munick. Voor het jaarlijks onderhoud, te beginnen op 1 januari 1696, zou hij de som van 10 guld. ontvangen. [archieftekst in bijlage:] Akkoord van pastoor en kerkmeesters van de St.-Janskerk te Mechelen met orgelmaker Jan Mattheesens, 16 januari 1696. "Op heden den 16e dach des jaers 1696 is sigr Joannes Mattheesens orgelmaecker veraccordeert met den Pastoir ende Kerkmeesters van de parochiale Kercke van Sint Jans tot Mechelen om de orgel hier boven vermelt in goede orde te stellen volgens de conditien ock hier boven gestelt, met het herstellen van de trompette ende alles wel te suyveren, alles gelyck in het bovenschreven contract staet. Oeck is hy veraccordeert over het onderhouden van de selve orgel raekende het stellen in goede ordre. Waervoor hy jaerlycx sal trekken de somme van thien guldens, te beginnen den eersten january 1696 ende te eersten jaere XVIe sevenennegentich, toirconde etc. (ondertekend) Joannes Matteesens [bron van de archiefteksten:] (A.M., Fonds G. van Doorslaer : afschriften uit het archief der St.-Janskerk). 9) E. van Autenboer : Orgelmaker Karel Dillens (° ? - †Mechelen 1729), in 'De Praestant', jg. XV/2, 1966, blz. 35-37. Blz. 35 : Het orgel van de St.-Janskerk was "teenemael" vervallen, een droevige toestand die nog verergerd was door de reparatie van 1711. Daarom werd aan K. Dillens opgedragen, tussen 1711 en 1714, het instrument "teenemael in staet te stellen ende alles te veranderen ende te hermaken hetgene daer aen soude mancqueren. het secret te vernieuwen. de pypen te verfoillen" : voor de uitvoering ontving de orgelmaker een som van 200 guld. uitbetaald. [voetnoot:] Archief St.-Janskerk, Kerkrek., 1707-14, fol. 14 (A.M., Nota's dr. G. van Doorslaer). Sinds 1716 tot in 1729 stelde hij jaarlijks, tegen een bedrag van 10 gulden, het orgel in orde. [voetnoot:] Archief St.-Janskerk, Kerkrek., 1716-20, 172023, 1723-26 en 1727-30 (A.M., Nota's dr. G. van Doorslaer).
10) T.J. Gerits (o. praem.) : De Mechelse Orgelbouwer Balthasar Rutgeerts (†1620) / Een bijdrage over zijn leven en zijn werk, in 'De Praestant', jg. XV, 1966, blz. 62-65. Blz. 62 : In datzelfde jaar [=1603] deed het kerkbestuur van de SintJanskerk een geldinzameling om een nieuw positief te kopen. Het instrument werd in 1604 door B. Rutgeerts geleverd voor de som van 290 gulden. De bijkomstige kosten van het plaatsen brachten het totale bedrag op 400 gulden. [voetnoot:] Vgl. E. NEEFS, Cronique artistique de l'église de Saint-Jean à Malines, z.p. en z.d., p. 22. b) aangaande het Van Peteghem-orgel 1) E.G.J. Gregoir : Historique de la facture et des facteurs d'orgue (Antwerpen, 1865), facsimile reprint, ingeleid door POTVLIEGHE, Gh., uitg. Frits Knuf, Amsterdam 1972 (Vol. XV in reeks Facsimiles of rare books on organs and organbuilding); blz. 198 : M. Van Peteghem a encore placé ou restauré les orgues à [...] Malines (St-Jean), [...] 2) Fl. van der Mueren : Het Orgel in de Nederlanden, Standaard Boekhandel-Brussel / Uitgeversmij. Kosmos-Amsterdam, Brussel/Amsterdam, 1931; blz. 142 : Een der monumentaalste orgels in dien zin is wellicht het orgel van St.Janskerk te Mechelen (fig. 66). Het is ouder dan dat van Meerle, en vertoont de vormen uit den Louis XIV-tijd. Dit orgel, van ±1700, beslaat den ganschen westermuur van de kerk en voorspelt iets van den geest waarin de tweede helft der XVIIIe eeuw hare vormgeving zoeken gaat : aansluiting bij den wand en beperking der kleinversiering. [voetnoot :] Geteekend door TH. VERHAEGE en later uitgevoerd door PIERRE VALCKX in 1784. cf. H. Rousseau, La sculpture au XVII et XVIII siècles, 1911. vgl. Cam. Poupeye, THEODORE VERHAEGEN, sculpteur Malinois du XVIIIe siècle, 1914, bl. 100. Het orgel bestaat uit groot orgel en rugpositief met borstwering, rustend op den ca 3 m hooge houtbezetting van het gestoelte voor het armenbestuur. Het groot orgel wordt torensgewijze beïndigd in voluten en platteboog bekroond met een blazoen dat door engeltjes wordt opgehouden. In de XVIIe eeuw, ware een dergelijke oppervlakte in hout een gelegenheid tot rijke versiering in snijwerk. Van die versieringslust bleef hier nog enkel spoor in de twee rugpaneelen van het gestoelte onderaan waarin, naar XVIIIeeeuwsch inzicht, een «tafereel» werd gesneden, omraamd met volute-vormige lijsten.
Al wat er aan versiering verder nog blijft steekt in de volute-vormige kraagstukken onder de borstwering; in de trigliefen en druipertjes van het hoofdgestel; in enkele verbandslijnen in de hoofdstijlen van het groot orgel en verder in de schelpvormige omlijsting van rugpositief en in de volute-vormen van de groot-orgelbekroning. Het gestoelte tot aan de borstwering van het orgel heeft nog het traditioneel bouwkundig karakter; zuilen en onderdeelen van het hoofdgestel en borstwering blijven rechtlijnig en sterk uitgesproken. Doch dit bouwkundig karakter wordt, voor het zicht, haast geheel opgelost in het willekeurig bogenspel van rugpositief en grootorgelbekroning waar alle rechtlijnigheid heeft opgehouden. 3) G. Moortgat : Oude Orgels in Vlaanderen, II, uitg. Dienst Pers & Publikaties v.d. BRT, brochure nr.30, Brussel 1965; blz. 98 (tekst) & 99 (foto) : MECHELEN - St. Janskerk Dit grootse front werd in 1789 gemaakt door een zekere Pierre Valckx, uit Mechelen. Datzelfde jaar werd hierin een instrument geplaatst met 2 klavieren en 22 registers. Vermoedelijke bouwers : Lambertus Van Peteghem of Egidius Leblas, die zich in 1740 te Mechelen vestigde, waar hij de zaak van Gaspar Andriessens overnam. Ook Delhaye kon een dergelijk orgel hebben gebouwd. 4) Fl. Peeters & M.A. Vente : De Orgelkunst in de Nederlanden, uitg. Mercatorfonds, Antwerpen, 1971, (herdruk 1975); - blz. 271 : Pieter van Peteghem bouwd o.m. te Aalst, St.-Maarten (1758), Denderhoutem (1763), [...], Mechelen, St.-Jan (1777), [...] - blz. 272 (afbeelding gesculpeerd tafereel, met onderschrift:) MECHELEN, Sint-Jan, laagverheven reliëf van de armenbank van de H. Geesttafel : de Vermenigvuldiging der broden, zeer picturaal uitgesneden door de Mechelse beeldhouwer Pieter Valckx (1784). - blz. 273 (afbeelding van het orgel, met bijschrift:) MECHELEN, Sint-Jan, tweemanualig orgel door Pieter van Peteghem (1777). Een typisch voorbeeld van integratie van het orgel in de monumentale portaalconstructie aan de westingang van de kerk, zoals in Sint-Jacob te Gent en in Sint-Maarten te Haringe; De Mechelse beeldhouwer Pieter Valckx sneed dit schitterend ensemble naar een ontwerp van zijn leermeester Theodoor Verhaegen. Opvallen is het spel van gebogen lijnen in het zeer architectonisch uitgetekend orgelfront, bekroond met een David in een door engeltjes gedragen medaillon. De grote reliëfs van de armenbanken stellen resp. voor : links: de Vermenigvuldiging der broden; rechts: de Bevrijding van de christen slaven door de Drievuldigheid.
- blz. 302 (vermelding in de synoptische tabel) 5) G. Pels : De Orgelmakers D'Hondt, monografie uitg. in eigen beheer door firma Pels-D'Hondt, Herselt, 1986. De monografie behandelt de geschiedenis van het bedrijf tot 1936. Blz. 90-91 : WERKLIJST De volgende plaatsnamen werden in de dagboeken als werkplaats vermeld: [...] Mechelen St.Jan [te signaleren dat J.B. D'Hondt soms opdrachten voor J. Stevens uitvoerde] c) gecompileerd overzicht van de historiek P. Roose : Orgels in de Sint-Janskerk te Mechelen, te verschijnen in Relicta Voorgeschiedenis Een pleïade bekende orgelmakersnamen is aan te treffen in de orgelgeschiedenis in Sint-Jan. In 1487 zou een orgel besteld zijn bij "Jean van den Boekele" (alias Jan de Bukele) over wie zo goed als niets bekend is. Ook in de eerste helft van de 16de e. was er een orgel aanwezig aangezien in het kerkarchief minstens twee namen van bekende orgelmakers aan te treffen zijn, voor onderhoud en herstellingen. Voorts kwam de organist van de kathedraal, Remigius van der Meulen, regelmatig het instrument stemmen (minstens tot 1558). In 1565 plaatste Gillis Brebos het oude orgel uit de SintRomboutskathedraal over naar de Sint-Janskerk. In 1603 werd een positief-orgel aangekocht; mogelijks betreft het een klein orgel als voorlopige oplossing na de vernielingen van de beeldenstormen. Al deze orgels waren geplaatst op het koordoksaal of op nog andere plaatsen (in 1550 spreekt men van "den grooten orgulen hangende in de noortzyde"), maar niet op een Westerdoksaal. Ook moet rekening gehouden worden met het gegeven dat in grote kerken soms meerdere orgels aanwezig waren. Over het orgel dat zich in 1644 op het koordoksaal bevond is behalve zijn bestaan niets geweten, wegens hiaten in het kerkarchief. De oudste materiële sporen De geschiedenis die ons binnen dit kader aanbelangt, vangt aan in 1644 : in dat jaar werd het koordoksaal afgebroken, waardoor het Westerdoksaal zo ongeveer als enige mogelijkheid overbleef om een orgel op te plaatsen. Er zijn geen archivalische aanwijzingen aangaande het lot van het orgel dat zich tot dan toe op het koordoksaal bevond; het werd in elk geval niet herbruikt want in 1644 was beslist om om de sinds 1634 in Mechelen wonende orgelmaker Jan Bremser
(een Duitse inwijkeling) een nieuw orgel te laten bouwen. Door juridische problemen (i.v.m. de borgstelling door Bremser) werd het werk slechts in 1654 effectief gerealiseerd. Bremser diende zijn orgel te bouwen op het Westerdoksaal, onder de toren : gezien de beperkte plaatsruimte kan het niet erg groot geweest zijn, het staat zo goed als vast dat het ging om een 1-klaviers instrument. In 1685 was de zorg voor het orgel toevertrouwd aan Paul Münich (eveneens een Duitse inwijkeling) die als Bremser's opvolger mag beschouwd worden. Münich overleed in 1695 en in zijn plaats kwam nu de Mechelaar Jan Mattheessens; blijkbaar was men niet helemaal tevreden over diens geleverde prestaties want in 1712 werd hij aan de kant gezet en vervangen door een andere Mechelaar, Carolus Dillens, die meteen een groot vernieuwingswerk uitvoerde. Dillens bleef aan het werk in Sint-Jan tot 1725 (hij overleed in 1729). In 1725 werden grote uitgaven gedaan aan het orgel; de orgelmaker is nu Christiaan Penceler (alweer een Duitse inwijkeling) en het werk is dermate substantiëel dat men het laat keuren door Antoon Colfs, organist en beiaardier van de Sint-Romboutskathedraal. Penceler onderhield het instrument tot aan zijn overlijden in 1736, en werd dan opgevolgd door Caspar Andriessens (één van zijn vroegere gezellen). Deze laatste sterft al in 1740 en weer moest men op zoek naar een opvolger. In 1741 werd er opnieuw betaald voor orgelonderhoud, vermoedelijk aan de Brusselaar Egide Le Blas (ab 1747 met zekerheid Le Blas), tot in 1768 (ook weer diens overlijdensjaar - pensioen kende men niet in die tijden). Het huidige orgel Het jaar 1772 is een belangrijke stap in de orgelgeschiedenis van Sint-Jan. In dat jaar werd namelijk de thans nog aanwezige grote orgel-façade geplaatst door Petrus Valckx (die in feite als onderaannemer werkte voor schrijnwerker Joannes Aert). Volgens de Mechelse historicus Patrick De Greef kadert het plaatsen van dit imposant en prestigieus orgelfront in de grootscheepse jubileumfestiviteiten die in 1775 in Mechelen zouden plaatsvinden. Het is inderdaad zo, dat dit overweldigende orgelfront in ruime mate oogverblinding is : het suggereert de aanwezigheid van een enorm orgel-instrument, terwijl het eigenlijke orgel niet groter is dan wat de beperkte boogvormige torennis toelaat. Ruwweg kan men stellen dat enkel het centrale deel van het front (middentoren en twee flankerende velden) correspondeert met de toren-opening. De overige elementen (de twee uiterste zijtorens met elk hun flankerend veld, de zware kroonlijsten en de bekroning met een reusachtig relëf) zijn slechts versiering die tegen de muurvlakken rond de torennis aangehecht is. Dit betekende een nogal fameuze stijlbreuk in het traditionele opbouwen van orgelfronten : tot dan toe
beperkte het orgelfront zich steeds tot ongeveer de volledige breedte en hoogte van de eigenlijke orgelkast, waarbij ook alle front-geledingen (torens, velden) functioneel waren voor het instrument. Het spreekt vanzelf dat het oude orgel - in wezen nog steeds het Bremser-instrument uit 1654 - niet meer normaal kon functioneren achter dit nieuwe front. Daarom kreeg AegidiusFranciscus van Peteghem, tweede generatie van het befaamde Gentse orgelmakersgeslacht, in 1774 de opdracht het instrument bij te werken. De archieftekst spreekt van "restaureren" maar dat is uiteraard niet hetgeen wij thans onder deze term verstaan, en dus voerde Van Peteghem een renovatie uit die naar onze maatstaven als een "harde" ingreep zou kunnen bestempeld worden. Overigens was het Bremser-orgel (weliswaar reeds licht "gemoderniseerd" -) ronduit archaïsch geworden. Noch de dispositie (het "kleurenpalet" aan registers) noch de klavieromvang ("te weinig" toetsen) voldeden aan de eisen van de toenmalige organisten. Dit alles hield in dat Van Peteghem nieuwe windladen, mechanieken en klaviatuur diende te vervaardigen. Van Peteghem herbruikte evenwel een aanzienlijk deel van het aanwezige pijpwerk (Bremser, Dillens e.a.). De kostprijs van 625 gulden duidt op een ingrijpend werk, maar niettemin staat het vast dat het orgel niet opvallend vergroot werd : het was een 1klaviers instrument gebleven. (Ter vergelijking : een volledig nieuw 1-klaviers orgel kostte bij Van Peteghem rond de 1.000 gulden.) Leden van de Van Peteghem-familie stonden in voor het verder onderhoud, tot aan de sluiting der kerken in 1796. Hoewel de schade in de Sint-Janskerk nogal meeviel, moet het orgel (zoals gewoonlijk) de "Beloken Tijd" toch niet helemaal zonder kleerscheuren doorgekomen zijn. De eerste grote interventie die we aan het orgel zien is weerom een "restauratie", door de gebroeders Pierre-Charles en Lambert-Corneille van Peteghem, in 1810. Een belangrijk feit is dat bij deze gelegenheid door hen een tweede klavier ("Positif") aan het instrument werd toegevoegd, in de doksaalbalustrade. Evenwel dient hieromtrent nog bijkomend onderzoek gevoerd te worden : is het (nog aanwezige) Positieffront pas toen vervaardigd, of was het reeds van in 1772 - als niet-functioneel sierfront - aanwezig? Wegens tekort aan mankracht krimpte de Van Peteghem-familie haar werkterrein enigszins in, en de kerkmeersters van SintJan moeten vanaf 1818 hun toevlucht nemen tot orgelmaker Paul van Overbeek, die zich in 1816 in Mechelen gevestigd had. Na diens overlijden in 1822 was het wellicht zijn zoon Hendrik die zijn taak overnam. Al in 1824 schakelde men over naar een andere orgelmaker, Theodoor Smet uit Duffel (- als gevolg van het drankprobleem dat voornoemde Van Overbeek had? -). Vanaf dan zal het orgel in handen blijven van het Duffelse atelier, dat van Smet
overging op Henri Vermeersch, en vervolgens naar diens schoonzoon Petrus Stevens-Vermeersch; de familie Stevens bleef actief tot in 1984. Reeds door Henri Vermeersch, in 1874, waren er voorstellen ingediend om structurele wijzigingen in het instrument door te voeren; ook Petrus Stevens stelde een dergelijk bestek op in 1891. Dit alles bleef zonder gevolg tot in 1899, wanneer een voorstel tot totale ombouw, deze keer opgesteld door Jos Stevens, goedkeuring kreeg van de Kerkfabriek. Het werk kostte 8.150 fr. (+ 400 fr. voor een bijkomend register), en betekende meteen de genadeslag voor het historische instrument : windladen werden nieuw gemaakt, met pneumatische tractuur, nieuwe vrijstaande speeltafel enz. Het enige lichtpunt is dat ook nu Stevens handelde zoals Van Peteghem weleer : hij hergebruikte een ruim deel van het pijpwerk dat vóór 1899 aanwezig was. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was er ernstige schade aan de kerk, en bijgevolg ook aan het orgel. Pas in 1928 werden herstellingen uitgevoerd, door Jean-Baptiste D'Hondt (of één van diens zonen) uit Herselt; deze orgelbouwers werkten in die periode vaak in onderaanneming voor Jos Stevens. Reeds in de jaren 1970 was het instrument in een belabberde toestand verzeild, en onderhoud werd tot een minimum beperkt; grote restauratiewerken aan het kerkgebouw dienden zich aan, en toen was het al helemaal niet meer opportuun om kosten aan het orgel te voorzien; rond 1980 viel het helemaal buiten gebruik. Inmiddels is een langdurige restauratiecampagne van het kerkgebouw lopende. Bij deze werken werden in de torenruimte achter het orgel muurschilderingen van rond 1400 ontdekt, waarvan het verder blootleggen en conserveren als een ware kunsthistorische prioriteit mocht beschouwd worden. Omdat het orgel bij een toekomstige restauratie hoe dan ook zou moeten gedemonteerd worden, werd besloten om reeds in 2009 tot deze demontage over te gaan, teneinde de muurschilderingen verder vrij te kunnen maken en te conserveren. Met name de hele achterbouw van het orgel, die van 1899 dateerde, kon zonder bezwaar weggenomen worden. Een restauratie-ontwerp voor het orgel dient nu opgesteld te worden; de exacte optie moet nog in overleg bepaald worden, maar het staat vast dat al het oude pijpwerk (gaande van 1654 tot 1810) maximaal opnieuw moet geïntegreerd worden. Een volledig archiefonderzoek, ten behoeve van de historische nota in het toekomstig orgeldossier, werd in opdracht van de kerkfabriek in 2010-2011 verricht door de Mechelse historicus Patrick De Greef. Dit (in de toekomst te publiceren) onderzoek leverde waardevolle gegevens op waarvan wij reeds dankbaar gebruik konden maken bij het opstellen van bovenstaande tekst.
ICONOGRAFIE 1.a) K.I.K.(Brussel), afd. Fototheek, cliché A125902 (19??), zicht naar het doksaal
©KIK-IRPA, Brussel 1.b) K.I.K.(Brussel), afd. Fototheek, cliché E34690 (19??), zicht naar het doksaal
©KIK-IRPA, Brussel
1.c) K.I.K.(Brussel), afd. Fototheek, cliché F457 (1918), zicht naar het doksaal
©KIK-IRPA, Brussel
1.d) K.I.K.(Brussel), afd. Fototheek, cliché M41743 (1968), doksaal
©KIK-IRPA, Brussel
1.e) K.I.K.(Brussel), afd. Fototheek, cliché M41744 (1968), orgel
©KIK-IRPA, Brussel
2) Foto's VIOE (2004 en 2008; foto algemeen zicht: Kr. Vandevorst, overige foto's: P. Roose)
De afgezaagde onderrand van het hoofdwerkfront toont aan dat dit oorspronkelijk één geheel vormde met de doksaalbalustrade, in éénzelfde vlak met het Positief-orgel.
pijpwerk Gr.Org., afdalend richting frontzijde
speeltafel van 1899
speeltafel van 1899 (klavieren en registers)
speeltafel van 1899 (pedaal en koppels)
front (houten sierpijpen)
front (metalen pijpen)
pijpwerk van Cornet (tegen de zijmuur)
3) Foto's VIOE, tijdens de demontage, mei 2009 (P. Roose)
frontpijpen (die als binnenpijpwerk functioneerden)
pijpen uit Bourdon 16' (met voor Dillens karakteriserende labia)
roergedekten (Van Peteghem)
eiken gedektpijpen
vertikale schaduwlijnen die de oorspronkelijke diepte van de orgelkast aanduiden
pijpwerk weggenomen, fragment van 15de-eeuwse muurschildering blootgelegd