Achtergrondinformatie bij de training voor intervisoren en werkbegeleiders binnen de jeugdhulp en jeugdbescherming
Voorjaar 2015 Lennie Haarsma en Hester de Boer
Inleiding 1. Opdracht en achtergrond Deze handreiking komt voort uit de vraag van Jeugdzorg Nederland aan FCB om materiaal te maken dat organisaties in de jeugdhulp en jeugdbescherming kan helpen de reflectie rond het thema seksualiteit en voorkomen seksueel misbruik structureel vorm te geven. In dit document wordt beschreven wat reflectie is, hoe dit binnen organisaties wordt vormgegeven, wat de link is met professionalisering in de jeugdhulp en jeugdbescherming en welke vormen van reflectie er binnen werkbegeleiding en intervisie aan te raden zijn. We beschrijven reflectie expliciet binnen intervisie en werkbegeleiding. In enkele praktijkvoorbeelden wordt de reflectieve praktijk vorm gegeven door casuïstiekbesprekingen. Bespreking hiervan valt buiten het kader van onze opdracht. In het najaar van 2012 bracht de Commissie Samson haar rapport ‘Omringd door zorg, toch niet veilig‘ uit. De Commissie stelt daarin vast dat jongeren die onder verantwoordelijkheid van de overheid in de jeugdzorg worden geplaatst onvoldoende beschermd worden tegen seksueel misbruik. Het betreft zowel misbruik in de pleegzorg als in de residentiële jeugdzorg, door medewerkers van jeugdzorgorganisaties, als door groepsgenoten. En, een groot deel van het seksueel misbruik blijft onopgemerkt. Uit het rapport blijkt dat er sprake is van een grote mate van handelingsverlegenheid rond seksueel misbruik. Om signalen van seksueel misbruik te zien, bespreekbaar te maken, adequaat in te grijpen en kinderen die getraumatiseerd zijn door seksueel misbruik, te behandelen. Herkenbaar vanuit de praktijk, want al in 2010 wordt door een medewerker uit de jeugdzorg gesteld dat ‘seksualiteit een groter taboe in jeugdzorginstellingen is dan we denken’. ‘Als je daar al niet over praat, hoe moet je dan weten wat normaal is?’ Het rapport is voor Jeugdzorg Nederland aanleiding maatregelen te treffen die het risico van seksueel misbruik moeten tegengaan. De Commissie Kwaliteitskader Voorkomen Seksueel Misbruik in de Jeugdzorg is geboren. Eén van de thema’s in het Kwaliteitskader betreft aandacht voor opleiding en permanente educatie van professionals. In dat kader zijn vier acties geformuleerd. Eén daarvan luidt als volgt: ‘De
organisatie hanteert een werkwijze om systematisch aandacht te besteden aan de in de themacompetentie genoemde kennis en vaardigheden in de reguliere team overleggen, casus overleggen en/of werkbegeleiding/ intervisie’. In dat kader heeft FCB aan ons (Lennie Haarsma en Hester de Boer) het volgende gevraagd: 1. Ontwikkelen van aanpak en materiaal voor intervisoren en werkbegeleiders om organisaties te ondersteunen bij het systematisch aandacht besteden aan de in de themacompetentie genoemde kennis en vaardigheden in de reflectiepraktijk. 2. Organiseren van een training onder de vleugels van de NVMW. Concreet gaat het om drie producten die hierna uitgebreid worden beschreven: de werkkaarten, het filmpje en de trainingshandleiding. 2. Visie op de opdracht
Inspiratie uit rapport Commissie Samsom en discussie met voorzitter van de Commissie Kwaliteitskader André Rouvoet. De conclusies uit het rapport van de Commissie Samsom sluiten aan bij onze visie; we willen een training geven in de geest van het rapport waarbij de afsluitende alinea over een lange adem en het besef dat risico’s niet uit te sluiten zijn, ons zeer aanspreekt: “Seksueel misbruik in de residentiële
jeugdzorg en de pleegzorg is een complex en een taai probleem, waar geen eenvoudige oplossingen voor zijn. Het vergt een meervoudige aanpak, commitment van iedereen van ‘hoog tot laag’ die hierin verantwoordelijkheid draagt. Het vraagt tevens een lange adem van politici en beleidsmakers en een brede maatschappelijke onderkenning dat risico’s bij het werken in de residentiële jeugdzorg en de pleegzorg onontkoombaar zijn”. Een tweede inspiratiebron voor het denken over deze training betreft de discussie tussen André Rouvoet en Leo Witvliet, hoogleraar en ex-directeur van Reclassering Nederland in Jeugd & Co over de maatregelen die de Commissie Rouvoet helpen misbruik te voorkomen. De stelling: voor seksueel misbruik moet aandacht zijn in elke stap in het hulpverleningsproces van jeugdzorgorganisaties. “Nee”, zegt Witvliet, “Om het probleem van seksueel misbruik aan te pakken is een Pagina 2 van 6
cultuurverandering nodig. Die kan nooit van bovenaf opgelegd worden. De verlegenheid bij hulpverleners om in te grijpen zal blijven bestaan. Het gaat erom dat ze begrijpen waarom veranderingen noodzakelijk zijn. Vraag hulpverleners om zelf met oplossingen te komen. Laat mensen met verschillende opvattingen met elkaar in discussie gaan”. We kunnen deze gedachtegang onderschrijven en denken dat we met onze aanpak voor het ontwikkelen van materiaal ten behoeve van de reflectiepraktijk in de jeugdhulp en jeugdbescherming hier een bijdrage aan kunnen leveren. Onze uitgangspunten bij de ontwikkeling van het trainingsmateriaal: • Een aanpak, die gedragen wordt door het veld en aansluit bij de praktijk, vinden wij essentieel. Er is immers binnen de jeugdhulp en jeugdbescherming al veel ontwikkeld om seksueel misbruik te voorkomen. Daarom is het van belang dat intervisoren en werkbegeleiders de gelegenheid hebben gedurende de training en in eigen intervisiegroepen elkaar te blijven inspireren. • Intervisie en werkbegeleiding zijn naar onze mening niet vrijblijvend en vragen continuïteit. Daarom lijkt sturing m.b.t. het thema seksueel misbruik - vanuit intervisoren en werkbegeleiding - ons noodzakelijk. • De ontwikkelde thema-competentie ‘seksuele ontwikkeling’ krijgt voor toekomstige professionals in Hbo-opleidingen een plaats. Reden om voor de huidige professionals binnen de jeugdhulp en jeugdbescherming concreet een vertaling te maken van genoemde vaardigheden t.b.v. de reflectiepraktijk in intervisie en werkbegeleiding. • We realiseren ons dat er bij seksueel misbruik sprake is van diversiteit o.a. op het terrein van jongen/meisje. Daarnaast spelen ook cultuuraspecten, homoseksualiteit, transgender of biseksualiteit een rol. Met deze diversiteit houden we in onze trainingen extra rekening. Het onderwerp seksueel grensoverschrijdend gedrag en misbruik door professionals staat niet los van aandacht voor dit onderwerp op organisatie- en managementniveau. Zoals voor alle acties uit het Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik geldt ook voor de training/ het trainingsmateriaal dat dit aansluit bij de kwaliteitsontwikkeling en de monitorsystemen binnen de instellingen.
3. Wat is reflectie? Reflectie is het nadenken over het eigen functioneren aan de hand van ervaringen om dit te verbeteren. Door te reflecteren ontwikkelen professionals zich van ‘onbewust onbekwaam’ naar ‘bewust bekwaam’. Het is het opsporen van nieuwe informatie en competenties. Door te reflecteren
Pagina 3 van 6
krijgt men greep op de eigen denk- en leerprocessen. Het organiseren van positieve feedback in een intervisiegroep of tijdens werkbegeleiding is een belangrijke voorwaarde voor reflectie. De focus van deze handreiking ligt bij de reflectie door professionals op het thema voorkomen van seksueel misbruik. Bij het reflecteren op dit thema gaat het om het vinden van de juiste combinatie tussen professionele en persoonlijke ontwikkeling in de beroepspraktijk. Dat leer je niet zomaar; het vraagt om een intensieve ontwikkeling van het vak. Van professionals wordt verwacht dat ze een open houding hebben ten aanzien van seksualiteit, daarover kunnen spreken met jongeren, jeugdigen, diens (pleeg)ouders en collega’s. Tevens moeten zij sensitiviteit ontwikkelen om signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag en van seksueel misbruik op te vangen en vakkundig te hanteren. Ook moeten zij op de hoogte zijn van hun eigen normen en waarden en betekenis kunnen geven aan wat men heeft gezien, ervaren, gedacht of gedaan en daaruit lering trekken (Voogden & Kuyvenhoven, 2010). Bij reflectie onderzoekt de professional zijn werkervaringen; het gaat niet om het oordelen over het handelen. De professional kan zich door middel van reflectie bewust worden van zijn impliciete praktijkkennis, waarbij hij zich voortdurend de vraag stelt: waarom doe ik wat ik doe, leidt mijn aanpak tot het gewenste doel en zijn er mogelijk effectievere manieren om dat doel te realiseren? Reflectie vindt plaats voor, tijdens en na het handelen. Vooraf expliciteren van doelen en middelen, tijdens het handelen zoeken naar oplossingen en na het handelen als explicitering, verdieping, systematisering en toetsing. Als reflectie op deze manier wordt ingezet ontstaat systematische feedback op de resultaten van het eigen handelen. Dit is een belangrijke vorm van leren op de werkvloer. Artikel S uit de beroepscode voor de jeugdzorgwerker gaat over collegiale toetsing en beroepsethische reflectie. Voor de herregistratie van jeugdzorgwerkers zijn voorwaarden opgenomen met betrekking tot reflectie. Voor meer informatie zie de website van Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ): www.skjeugd.nl. Voor meer informatie over reflectie verwijzen we naar de website van FCB: http://www.fcb.nl/jeugdzorg/leren-en-ontwikkelen/reflectie/algemeen/. 4. Wat is intervisie en wat is werkbegeleiding? Bij intervisie komt een groep collega’s over een langere tijdsperiode regelmatig samen om elkaar methodisch te begeleiden en om van de ervaringen die ieder in de uitvoering van beroepstaken tegenkomt te leren. Reflectie staat hierin centraal. Reflectie betekent niet het zoeken van antwoorden, maar het stellen van vragen bij vanzelfsprekendheden: vragen waardoor verbindingen gelegd kunnen worden tussen: het feitelijke, concrete, beroepsmatige handelen; het persoonlijke/ persoonlijk ervaren en beleven van het handelen; het achterliggende systeem van opvattingen, eerdere ervaringen, waarden en doelstellingen, waarvan men zich vaak niet zo bewust is. Vanuit onze ervaringen met de pilottrainingen blijkt dat in de praktijk de incidentmethode en oplossingsgericht vragen stellen het meest gebruikt worden als intervisiemethodes. Voor meer informatie over intervisie en het gebruik van verschillende intervisie-methodes verwijzen we naar het uitgebreide overzicht op de site van FCB: http://www.fcb.nl/jeugdzorg/leren-enontwikkelen/reflectie/werkvormen-en-methoden/. In werkbegeleiding worden uitvoerende medewerkers zodanig procesmatig begeleid dat zij de door de organisatie gestelde doelen en werkwijzen behorende bij hun functie-uitoefening adequaat realiseren. De persoon van de werkbegeleider is gewoonlijk een leidinggevende of stafmedewerker in dienst van de organisatie. 5. Werkkaarten In de training wordt uitgegaan van thema-gestuurde intervisie. Er zijn 12 werkkaarten gemaakt die gebruikt kunnen worden in intervisie en werkbegeleiding. Deze werkkaarten betreffen de volgende thema’s: 1. Bejegening en beleving van seksualiteit en intimiteit 2. Gezonde seksuele ontwikkeling van jongeren binnen jeugdhulp en jeugdbescherming Pagina 4 van 6
3. Het gesprek over wat aanvaardbaar gedrag is in de afstand en nabijheid van de werker 4. Emoties herkennen en benoemen bij seksueel grensoverschrijdend gedrag en bij seksueel misbruik van jongeren. 5. Loverboyproblematiek en jongensprostitutie 6. Omgaan met klachten, incidenten en calamiteiten 7. Seksuele differentiatie 8. Aangesproken worden op seksueel grensoverschrijdend gedrag en een collega hierop aanspreken 9. Handelingsverlegenheid 10. Kennis en vaardigheden 11. Reageren op onthullingen 12. Hertraumatisering, secundaire traumatisering en overlevingsstrategieën van de werker Sommige thema’s zijn beter bruikbaar bij werkbegeleiding, andere beter bij intervisie. In de opbouw van de thema’s adviseren wij om met thema 1 en 2 te beginnen als basis voor de rest van de thema’s. Het is belangrijk dat er afspraken worden gemaakt over de juiste bejegening en dat er helderheid is over normen en waarden. De andere thema’s kunnen ad random worden ingezet. Dit is afhankelijk van de werkbegeleider, intervisor of behoefte van de leden van de intervisiegroep. De in de werkkaarten beschreven vragen, stellingen, oefeningen en transfersuggesties zijn hulpmiddelen of ideeën bij de reflectie. Inbreng van eigen casuïstiek verdient de voorkeur, omdat mensen daar het meest van leren. Het is wel belangrijk dat de intervisor of werkbegeleider er goed op let dat de moeilijke onderwerpen niet worden vermeden of worden vergeten. In die zin is haar of zijn inbreng rond de thema’s heel belangrijk om het hele spectrum van de reflectiepraktijk over voorkomen van seksueel misbruik - van het praten over een gezonde seksuele ontwikkeling tot bespreekbaar maken van seksueel misbruik te omvatten.
6. Ondersteuning bij het ontwikkelen van het trainingsmateriaal Bij het ontwikkelen van de trainingsmaterialen hebben we volop gebruik gemaakt van deskundigen die zowel vanuit theorie als praktijk een belangrijke bijdrage hebben geleverd. Met de volgende deskundigen hebben we interviews gehouden: - Han Spanjaard - Mathieu Heemelaar Pagina 5 van 6
Aan de -
Lou Repetur Sietske Dijkstra Marijke Lammers Laurie Honig Yvonne Aartsen Saskia Sliedrecht begeleidingscommissie hebben de volgende mensen deelgenomen: Leonieke Boendermaker Yvette de Beer Manon Hanemaayer Ylva van den Hengel
De praktijkwerkgroep voorkomen seksueel misbruik was samengesteld uit de volgende professionals uit het werkveld, elk met hun eigen specifieke expertise: - Bart Hendriks - Jannie Habraken - Femke van Krimpen - Irma Gelsing - Ineke Rosman De trainingshandleiding is aan de hand van drie pilottrainingen met werkbegeleiders en intervisoren uitgeprobeerd, geëvalueerd en bijgesteld.
Versie: april 2015 Lennie Haarsma en Hester de Boer
Pagina 6 van 6