De Standaard - 7 januari 2012
Achter de wolken schijnt de zon. Punt Optimisme is dwaas maar het werkt wel
Always look on the bright side oflife. Zelfs aan het kruis genageld, terwijl Europa uiteenvalt en de wereld in brand staat, geven we de moed niet op. Absurd? Niet helemaal, doet neurologe TaliSharot uit de doeken. Roze brillen, zilveren randen, halfvolle glazen: we zijn niet alleen geprogrammeerd om te hopen, optimisme kan de toekomst werkelijk beter maken. Realisme is voor losers. Een uittreksel uit haar boek The Optimism Bias. We bestempelen onszelf graag als rationele wezens. We zijn op onze hoede, we wegen de risico's af, we nemen een paraplu mee. Maar zowel de neurologische als sociale wetenschappen tonen aan dat we veeleer optimistisch dan realistisch zijn. Doorgaans zien we de toekomst rooskleuriger in dan ze uiteindelijk wordt. We onderschatten de kans dat we zullen scheiden, werkloos worden of te horen krijgen dat we kanker hebben. We verwachten dat onze kinderen uitzonderlijk begaafd zullen zijn, we denken dat we het verder zullen brengen dan de rest, en we overschatten onze levensverwachting (soms met twintigjaar of meer). We zijn ervan overtuigd dat de toekomst beter wordt dan het verleden en het heden. Dat noemen we de optimism bias, de aangeboren neiging tot optimisme, die alle raciale, regionale en socio-economische grenzen overstijgt. Schoolkinderen die het hebben over 'later, als ik groot ben', zijn onverbeterlijke optimisten. Net als volwassenen, overigens. Een studie uit 2005 heeft uitgewezen dat zestigplussers al net zo optimistisch zijn als jongvolwassenen. Gewelddadige conflicten, een hoge werkloosheidsgraad, overstromingen enalle andere gevaren zouden ons optimisme logischerwijs moeten
temperen. We kunnen collectief pessimistisch worden, over de koers die ons land vaart, of over het onvermogen van onze leiders om het onderwijs te verbeteren en de misdaad in te dijken. Maar het optimisme over onze eigen toekomst zit er ontzettend diep ingebakken. Uit een studie uit 2007 bleek dat 70 procent van de gezinnen het minder goed had dan hun ouders. Toch gaf 76 procent aan de toekomst van hun eigen gezin rooskleurig in te zien. Al te positieve verwachtingen kunnen rampzalige gevolgen hebben. We gaan minder gauw naar de dokter, we laten de zonnecrème achterwege, we sparen minder en we nemen grotere risico's. Maar de optimism bias beschermt en begeestert ons ook. Hij geeft ons de moed om door te zetten. Als onze voorouders niet optimistisch zouden zijn geweest, zaten we nu nog in grotten te dromen van licht en warmte. Als we vooruit willen, moeten we ons alternatieve, en betere, realiteiten kunnen inbeelden, realiteiten waarvan we denken dat ze ook haalbaar zijn. Die overtuiging helpt ons om onze ambities na te streven. De doorsnee-optimist werkt langere dagen en verdient meer. Economen van de Duke
University concludeerden zelfs dat optimisten meer sparen. Ze scheiden niet minder dan pessimisten, maar de kans dat ze hertrouwen, is groter. En dat is, om het met de 18de-eeuwse schrijver Samuel Johnson te zeggen, de overwinning van de hoop op de ervaring. Die betere toekomst mag dan wel vaak niet meer dan een illusie zijn, toch levert dat optimisme ons heel wat voordelen op. Hoop schenkt ons gemoedsrust, vermindert de stress en komt onze fysieke gezondheid ten goede. Uit een studie van hartpatiënten is gebleken dat optimisten makkelijker vitaminen slikken, minder vetrijk eten en meer bewegen. Uit een ander onderzoek bleek dan weer dat pessimistische kankerpatiënten onder de 60 meer kans maakten om binnen de acht maanden te sterven.
Natuurlijk hadden we niet verwacht dat we onze baan zouden verliezen of dat we zouden scheiden. Maar misschien levert het ons wel een interessantere baan op, of een stabiele relatie. We hebben steeds meer aanwijzingen dat het optimisme zich in de loop van de evolutie in het menselijke brein heeft genesteld. De eens zo verguisde wetenschap van het optimisme geeft ons een nieuwe inkijk in de werking van het menselijk bewustzijn. Nu de overtuiging groeit dat ons brein niet alleen is getekend door het verleden, kunnen de bevindingen zelfs een ware revolutie teweegbrengen in de psychologie. Ons brein wordt namelijk voortdurend mee gevormd door de toekomst.
Scenario's voorspellen Na9/11 besloot ik de herinneringen van de mensen aan de aanslagen in kaart te brengen. Voor henzelf waren die al net zo waarheidsgetrouw als videobeelden, terwijl ze vaak vol fouten zaten. Dat intrigeerde me. Uit een nationale rondvraag bleek dat, elf maanden na de aanslagen, de herinneringen van de mensen in amper 63 procent van de gevallen nog strookten met hun initiële verklaringen. Details, zoals de naam van de luchtvaartmaatschappijen, konden ze zich nauwelijks nog herinneren. Hoe komen die fouten dan tot stand? Wetenschappers die het geheugen bestuderen, kwamen met een intrigerend antwoord aanzetten:
herinneringen zijn deels vatbaar voor onnauwkeurigheden omdat het neurale systeem dat verantwoordelijk is voor ons geheugen, misschien niet alleen omwille van onze herinneringen is geëvolueerd. Ons geheugensysteem stelt ons misschien in de eerste plaats in staat om ons een beeld te vormen van de toekomst, om ons voor te bereiden op wat nog komen moet. Het systeem is niet ontworpen om gebeurtenissen uit het verleden in detail af te spelen, beweerden de onderzoekers, maar wel om op een flexibele manier toekomstige scenario's te kunnen voorspellen. Het gevolg daarvan is dat ons geheugen uiteindelijk ook een reconstructief proces is. En af en toe worden er details gewist en toegevoegd. Ik besloot de proef op de som te nemen en de hersen activiteit op te meten van vrijwilligers die zich toekomstige, alledaagse gebeurtenissen voor de geest haalden. Daarna vergeleek ik de resultaten met de patronen die zich aftekenden als dezelfde vrijwilligers terugdachten aan gebeurtenissen uit het verleden. Maar er gebeurde iets onverwachts. Zodra de mensen zich hun toekomst inbeeldden, namen zelfs de meest banale levens een positieve wending. Het alledaagse kreeg als het ware een laagje Hollywood over zich. Het vooruitzicht op een kapbeurt is saai, zouje denken. Niet, dus. Dit is wat een van de vrijwilligers me vertelde: 'Ik liet m'n haar knippen om het te schenken aan Locks of Love (een liefdadigheidsorganisatie die pruiken maakt voor jonge kankerpatiënten). Ik had jarenlang gespaard en al mijn vrienden waren er om het samen met mij te vieren. We trokken naar mijn favoriete kapper, daarna gingen we een hapje eten in ons lievelingsrestaurant’. Een andere vrijwilligster liet ik een vliegtuigreis maken. 'Ik zag hoe we opstegen. Daarna heb ik acht uur geslapen. Toen we landden, bedankten we de piloot met een applaus', vertelde ze. Haar vlucht had geen vertraging opgelopen, van krijsende baby's was geen sprake. Over pakweg een jaar of twee zou de wereld blijkbaar een echt paradijs worden.
Menselijke tijdmachine Om onze toekomst positief tegemoet te kunnen zien, moeten we onszelf eerst naar die toekomstkunnen verplaatsen. Optimisme begint bij wat misschien wel de opmerkelijkste gave van de mens is: ons vermogen om mentaal heen en weer te reizen in de tijd. Dankzij die cognitieve tijdreizen kunnen we vooruitplannen, komen we ertoe voedsel en
grondstoffen op te slaan voor tijden van schaarste en denken we dat we later de vruchten zullen plukken van al ons harde werk. Het laat ons ook toe te voorspellen welke impact ons gedrag zal hebben op de generaties na ons. Als we ons niet konden inbeelden hoe de wereld er over honderd jaar zal uitzien, zouden we ons ook geen zorgen maken om de opwarming van de aarde. En zouden we dan nog gezond proberen te leven? Of zouden we kinderen krijgen?
Optimisten werken langere dagen en verdienen meer. Ze scheiden niet minder dan pessimisten, maar de kans dat ze hertrouwen, is groter Het mentale reizen in de tijd biedt heel wat voordelen, maar leidde ook tot het gruwelijke besef dat we, ergens in de toekomst, zullen sterven. Bioloog AjitVarki stelt dat de evolutieop een dood punt zou aanbelanden als we alleen maar zouden beseffen dat we sterfelijk zijn. De wanhoop zou ons dagelijkse doen en laten in de weg staan en we zouden nalaten ons overleven veilig te stellen. Het bewust reizen in de tijd kan alleen maar in tandem met het irrationele optimisme zijn ontstaan. Het besef dat we sterfelijk zijn, ging hand in hand met de ontwikkeling van het vermogen om ons een rooskleurig beeld van de toekomst te vormen. Dat vermogen is deels afhankelijk van de hippocampus, een hersenstructuur die van essentieel belang is voor ons geheugen. Patiënten bij wie de hippocampus is beschadigd, kunnen zich het verleden niet herinneren en kunnen zich evenmin een voorstelling van de toekomst maken. Ze lijken wel vast te zitten in het hier en nu. We reizen voortdurend heen en weer in de tijd. We denken aan een gesprek dat we gisteren met onze partner hebben gevoerd, en meteen daarna zitten onze gedachten al bij het etentje van vanavond. Toch reist ons brein niet willekeurig in de tijd. In onze hersenen ontstaan specifieke gedachten. We beelden ons in hoe ver onze kinderen het later zullen brengen. We kopen dat huis op de heuvel en we vinden de perfecte liefde. Ons team wint die cruciale wedstrijd, dat avondje uit is fantastisch en we worden rijk in het casino. Tegelijkertijd zijn we ook bang dat we geliefden zullen verliezen, dat we zullen tekortschieten op het werk, of dat we zullen omkomen in een vliegtuigcrash. Maar uit onderzoek is gebleken dat we minder lang piekeren over negatieve gebeurtenissen. En als we al stilstaan bij tegenslagen, richten we ons algauw op
de vraag hoe we die kunnen vermijden. Jaren geleden heb ik samen met de neurologe Elizabeth Phelps een studie uitgevoerd. Daaruit bleek dat we de toekomst positief tegemoet kunnen zien omdat onze frontale cortex communiceert met de subcorticale gebieden die zich diep in onze hersenen bevinden. De grote frontale cortex ligt achter het voorhoofd en is dat deel van de hersenen dat als laatste is geëvolueerd. Bij de mens is hij groter dan bij de andere primaten en hij is verantwoordelijk voor heel wat complexe menselijke functies, zoals taal enhet vermogen om doelen voorop te stellen. Met behulp van een functionele magnetische resonantiescanner, ofMRI, volgden we de hersenactiviteit bij vrijwilligers die zich specifieke gebeurtenissen in de toekomst voor de geest haalden. De vrijwilligers gaven aan dat de aangename gebeurtenissen veel rijkere beelden opriepen dan de onaangename. Dat strookte met de verhoogde activiteit die we waarnamen in twee essentiële zones van het brein: de amygdala, een kleine structuur die instaat voor het verwerken van emoties, en de rostrale anterieure cingulaire cortex, of rACC, een gebied in de frontale cortex dat onze emoties en motivatie stuurt. De rACC is een soort verkeersleider die de stroom van positieve associaties in goede banen leidt. Hoe optimistischer je bent, hoe actiever die hersenstructuren zijn als je aan positieve gebeurtenissen in de toekomst denkt, en hoe sterker de wisselwerking tussen beide structuren wordt. Die bevindingen waren bijzonder boeiend omdat net die hersengebieden een abnormale activiteit vertonen bij depressieve mensen. Gezonde mensen beelden zich de toekomst rooskleuriger in dan ze uiteindelijk wordt, terwijl mensen met een ernstige depressie de aangeboren neiging tot pessimisme hebben. Mensen die lijden aan een milde vorm van depressie kunnen toekomstige gebeurtenissen relatief goed voorspellen. Zij zien de wereld zoals hij is. Als we, anders gezegd, geen neuraal mechanisme hadden dat ons ertoe aanzet onrealistisch optimistisch te zijn, zouden we wellicht met z'n allen in een milde depressie belanden.
Sneeuwstorm = skiplezier Pessimistische verwachtingen kunnen helaas een negatieve impact hebben op de toekomst. Maar hoe kunnen verwachtingen de toekomst veranderen? Mijn çollega, cognitief neurologe Sara Bengtsson, werkte een experiment uit waarin ze positieve en negatieve verwachtingen van studenten manipuleerde. Intussen ondergingen ze een hersenscan en kregen ze cognitieve taken voorgelegd. Net voor de
studenten een test aflegden, liet ze hen woorden als 'knap', 'intelligent' en 'pienter' horen. Dat moest positieve verwachtingen opwekken. Woorden als 'stom' en 'onwetend' moesten dan weer negatieve verwachtingen uitlokken. De studenten bleken beter te presteren als ze eerst een positieve boodschap hadden gehoord. Bengtsson bestudeerde de beelden van de hersenscan en merkte dat de hersenen van de studenten anders reageerden op fouten naargelang de boodschap die ze vooraf hadden meegekregen. Bij fouten die volgden op positieve woorden, nam ze een verhoogde activiteit waar in het anterieure mediale deel van de prefrontale cortex (een gebied dat verantwoordelijk is voor zelfreflectie en herinneringen). Als de studenten het woord 'stom' te horen hadden gekregen, leidde een verkeerd antwoord niet tot een verhoogde activiteit. Het leek wel alsof de hersenen hadden verwacht dat ze het slecht zouden doen en dan ook niet verrast waren. Een brein dat geen goed resultaat verwacht, mist het signaal dat zegt: 'Pas op. Verkeerd antwoord: Dat soort brein zal niet leren uit de fouten die het maakt. Verwachtingen maken zichzelf waar door onze prestaties en handelingen te beïnvloeden. En dat heeft dan weer een impact op onze toekomst.
Als we een succesverhaal zoals dat van Mark Zuckerberg horen, noteren onze hersenen dat wij op een dag ook onmetelijk rijkkunnen worden. Maar lezen we dat een op de twee huwelijken strandt, dan denken we niet dat het onze in gevaar is Maar vaak vervormen onze verwachtingen alleen de manier waarop we de wereld zien, zonder daarbij de realiteit zelf te veranderen. Ik geef een voorbeeld. Terwijl ik aan het schrijven ben, krijg ik telefoon van mijn vriend. Hij gaat skiën en wacht in de luchthaven op zijn vlucht naar Oostenrijk. Er woedt een sneeuwstorm en zijn vlucht heeft nu al drie uur vertraging opgelopen. 'Dat is zowel goed als slecht nieuws', zegt hij. In een luchthaven is het nooit aangenaam wachten, maar hij beseft ook dat het morgen beter skiën zal zijn, net omdat er nu verse sneeuw valt. Zijn brein countert de onverwachte tegenslag met het vooruitzicht op het grotere skiplezier dat hem wacht. Zelfs bij de vreselijkste gebeurtenissen gaan we op zoek naar argumenten die aantonen dat ze al met al
nog een geluk bij een ongeluk zijn. Natuurlijk hadden we niet verwacht dat we onze baan zouden verliezen, of dat we zouden scheiden. Maar als dat dan toch gebeurt, gaan we altijd op zoek naar het positieve. Die ervaringen maken ons alleen maar sterker, denken we. Misschien leveren ze ons wel een interessantere baan op, of een stabiele relatie. Op die manier kunnen we besluiten dat onze positieve verwachtingen terecht waren. Alles is immers goed gekomen.
Gebroken been? Kan erger Achter de wolken schijnt de zon. Hoezo? Samen met mijn collega's, neurologen Ray Dolan en Tamara Shiner, liet ik vrijwilligers in de fMRI -scanner denken aan een reeks medische aandoeningen, van gebroken botten tot de ziekte van Alzheimer. We lieten ze ook aangeven hoe erg ze de aandoeningen vonden. Toen vroegen we ze: 'Wat zouje liever hebben: een gebroken arm of een gebroken been? Het zuur of astma?' Daarna gaven ze de aandoeningen opnieuw een score. Een paar minuten nadat ze een kwaal hadden uitgekozen, vonden de vrijwilligers die ineens minder bedreigend. Een gebroken been kon 'verschrikkelijk' zijn voor ze er zelf voor hadden gekozen. Maar erna zagen ze de zon weer door het wolkendek heen breken: 'Met een gebroken been kan ik in bed tv-kijken zonder me schuldig te voelen’. Onze studie bracht ook aan het licht dat mensen positiever aankijken tegen nare gebeurtenissen als ze die vroeger al eens hebben meegemaakt. Dat bleek ook uit hun hersenactiviteit. Als je de positieve aspecten van een negatieve gebeurtenis benadrukt, vindt er een onderonsje plaats tussen de frontale cortex en de subcorticale gebieden die emoties verwerken. Als we denken aan een gebroken been, moduleert de activiteit in de rACC de signalen in het zogenaamde stratium die zowel de aangename als de nare aspecten van een gebeurtenis overbrengen. Daarbij worden de positieve aspecten belicht. Het ziet ernaar uit dat ons brein lood in goud kan veranderen en ons gevoel van welbehagen op peil houdt. Het is zo geprogrammeerd dat we de dingen die ons overkomen, veel waarde toedichten, en dat het vertrouwt op zijn eigen beslissingen. Dat geldt niet alleen als we moeten kiezen tussen de pest en de cholera, maar ook als we een keuze maken uit verschillende aangename alternatieven. Stel datje moet kiezen tussen twee aantrekkelijke werkaanbiedingen. Je staat voor een lastige keuze, maar zodra je de knoop hebt doorgehakt, gebeurt er iets
wonderlijks. Ineens lijkt de baan die je hebt gekozen, veel aantrekkelijker dan voordien en lijkt die andere baan dan toch niet je dat. Volgens sociaal psycholoog Leon Festingerherevalueren we de opties nadat we hebben gekozen, om de spanningen weg te werken die de keuze heeft meegebracht. In een studie die ik samen met Ray Dolan en Benedetto De Martino in 2009 heb uitgevoerd, lieten we de deelnemers zich inbeelden dat ze tachtig vakantiebestemmingen bezochten. Voor elke plek moesten ze aangeven hoe gelukkig ze er zich zouden voelen. Daarna lieten we ze kiezen uit twee bestemmingen die ze dezelfde score hadden gegeven. Zouje Parijs boven Brazilië verkiezen? Ten slotte gaven ze alle bestemmingen opnieuw een score. Meteen na hun keuze scoorde de gekozen bestemming iets hoger, terwijl de tweede bestemming iets lager scoorde. De veranderingen bleken zich voor te doen in de nucleus caudatus, een cluster zenuwcellen die deel uitmaakt van het stratium. Die staartkern verwerkt en voorziet beloningen. Als we een looncheque of een lekker stuk taart verwachten, wordt de staartkern een soort omroeper die de andere hersengebieden zegt zich voor te bereiden op iets goeds. Zodra we de beloning dan hebben ontvangen, wordt de waarde ervan bijgesteld. Als we boven op ons loon een bonus krijgen, zal die hogere waarde zich uiten in stratiale activiteit. Als de taart een afknapper is, zullen we er de volgende keer minder van verwachten. Natuurlijk hebben we soms spijt van onze beslissingen en blijken onze keuzes weleens tegen te vallen. Maar door de bank genomen, gaan we meer waarde hechten aan onze keuzes, ook al zijn die hypothetisch, en verwachten we er meer genot van. Daarmee bekrachtigen we onze beslissingen en puren we meer plezier uit keuzes die misschien neutraal waren. Als dat niet zo was, zouden we ons leven lang blijven twijfelen. Hebben we wel gedaan wat goed was? Moeten we onze mening niet herzien? We zouden vastzitten in besluiteloosheid en ter plaatse blijven trappelen.
Het glas blijft halfvol Hoe komt het dat we de toekomst door een roze bril zien, als alles erop wijst dat onze verwachtingen onrealistisch zijn? Pas onlangs hebben we dat mysterie kunnen ontrafelen, toen we de hersenen scanden van mensen die zowel positieve als negatieve informatie over de toekomst verwerkten.
De bevindingen waren verrassend. Als we iets leren, coderen onze neuronen braafjes die informatie die het optimisme kan aanwakkeren, terwijl onverwacht onaangename informatie niet wordt opgenomen. Als we een succesverhaal zoals dat van Mark Zuckerberg horen, noteren onze hersenen dat we op een dag ook weleens onmetelijk rijk zouden kunnen worden. Maar als we horen dat bijna een op de twee huwelijken strandt, denken we niet dat ook ons huwelijk op de klippen zou kunnen lopen. Waarom zitten onze hersenen zo in mekaar? Het is aanlokkelijk om te speculeren dat optimisme door de evolutie is geselecteerd, omdat positieve verwachtingen onze overlevingskansen verhogen. Uit onderzoek is gebleken dat optimisten langer leven en gezonder zijn. Bovendien hebben de meeste mensen de aangeboren neiging tot optimisme en blijkt optimisme verbonden te zijn met specifieke genen. Dat alles staaft die hypothese. Toch is optimisme ook een irrationeel gegeven dat nare gevolgen kan hebben. Het is dan ook de vraag hoe we hoopvol kunnen blijven, hoe we de vruchten van ons optimisme kunnen plukken en onszelf tegelijkertijd kunnen behoeden voor de gevaren. Kennis is de sleutel, denk ik. Het inzicht in onze biases is niet aangeboren. De illusies van ons brein moeten worden geduid via wetenschappelijke observatie en gecontroleerde experimenten. Zodra we ons bewust worden van onze optimistische illusies, kunnen we onszelf ook beschermen. Gelukkig slaat dat besef de illusie maar zelden aan diggelen. Het glas blijft halfvol. Op die manier kunnen we geloven dat we gezond zullen blijven, maar toch een ziekteverzekering afsluiten, of ervan overtuigd zijn dat de zon zal blijven schijnen en toch een paraplu meenemen - je weet maar nooit. TaliSharot is onderzoekster aan WellcomeTrustCentreforNeuroimagingvan University College London.
het