Aangepaste studietrajecten 1. Project: 'Onderwijs op maat' Lerarenopleiding Karel de Grote-Hogeschool
Doelgroep: Design for All Vanuit het design for all-principe krijgt elke student de kans om, vertrekkende van de eigen beginsituatie, nieuwe competenties op eigen tempo te verwerven. Voorgaande projecten richtten zich vooral op allochtone studenten. Deze aanpak werd in de eerste plaats ingegeven door de beperkte slaagcijfers van deze groep. De categoriale aanpak zorgde bij hen echter voor weerstand. Ze voelden zich gestigmatiseerd terwijl andere studenten met een duidelijke nood aan ondersteuning uit de boot dreigden te vallen. 'Onderwijs op maat' richt zich nu naar alle studenten en is volledig geïntegreerd in de opleiding, het maakt deel uit van programma en wordt uitgevoerd door docenten.
Assessments Alle opleidingen van de lerarenopleiding organiseren in het begin van het eerste academiejaar een reeks beginassessments waaraan alle studenten verplicht deelnemen. Zowel vakspecifieke competenties als motivatie en leerstijl (LEMO-test) worden in kaart gebracht. Door de assessments krijgen studenten zicht op de verwachte begincompetenties voor een aantal cruciale opleidingsonderdelen en kunnen ze een realistische inschatting maken van hun eigen sterktes en zwaktes. De assessments zijn er dus niet enkel om tekorten op te sporen. Ook de reeds verworven competenties krijgen een plaats. Studenten die erg goed scoren, kunnen een vrijstelling verkrijgen. Studenten die minder goed scoren voor een bepaalde competentie kunnen kiezen voor een specifieke leerroute. Zo wordt er van bij het begin van de opleiding ingezet op structurele differentiatie. De assessments werden ontwikkeld door lectoren van de hogeschool, met uitzondering van de LEMO-test. In samenwerking met UA werd gekeken naar de validiteit van de beginassessments.
Leertrajectbegeleiding In een oriënterend gesprek worden de resultaten van de assessments besproken met een docent (de leertrajectbegeleider). Die opdracht maakt deel uit van hun takenpakket waardoor de opvolging van de assessments structureel in de opleiding is geïntegreerd. Alle personeelsleden van de opleiding, zowel het onderwijzend als het ondersteunend personeel, worden erbij betrokken.
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012
Studenten die duidelijke tekorten hebben, krijgen het advies minder studiepunten op te nemen en in te zetten op een aantal startcompetenties. Die studenten worden naar een specifieke leerroute georiënteerd. Deze oriëntatie is een advies en is dus niet bindend. Het is de student zelf die beslist of hij/zij er op intekent. Dat kan ook nog later in het academiejaar. Er zijn verder nog individuele en groepsgesprekken met leertrajectbegeleiders. De groepsgesprekken verhogen de samenhang tussen de studenten. Om die gesprekken goed te kunnen begeleiden, organiseert men vorming voor de leertrajectbegeleiders en is er een draaiboek voor de begeleiding van het gesprek. De vorming zet vooral in op coaching, daarnaast is er ook vorming over het interpreteren van de LEMO-test, het voeren van een startgesprek met de student, … In januari of juni volgt er een voortgangstoets om te zien hoe studenten evolueren.
Uitgangspunten van de leertrajectbegeleiding Gedurende het hele leertraject in de lerarenopleiding lager onderwijs geniet de student als toekomstig leraar van individuele coaching, leertrajectbegeleiding genoemd. De lerarenopleiders zijn allen ook coaches of leertrajectbegeleiders. De opleiding richt zich bij dit coachen op de talenten van studenten. Vertrekken van hun sterktes is een krachtige hefboom om hen zelf alle aspecten van het leraarschap verder te laten ontwikkelen. Zo wordt er gewerkt vanuit hun ervaringen in de richting van een realistisch zelfbeeld en een positief zelfwaardegevoel. Leertrajectbegeleiding focust op de praktijk, de persoon en het leertraject van de student. In de loop van de studieloopbaan wordt de praktijk almaar belangrijker. De student ontwikkelt reflectievaardigheden met behulp van leertrajectbegeleiding. Bij het vernieuwde leertraject stelde de opleiding de volgende eisen voorop: -
-
De oefeningen dienen de doelen. Alle oefeningen en werkvormen moeten de studenten de doelstellingen van het opleidingsonderdeel Praktijk 1 helpen te bereiken. Dit moet duidelijk zijn voor leertrajectbegeleiders én studenten. De schriftelijke verslagen ondersteunen het leren. Samen ervaren, met en van elkaar leren in de leergroep en in de praktijk staan centraal. Waar het zinvol is, maakt de student van een ervaring een verslag, maar de opleiding vermijdt schriftelijk reflecteren om te reflecteren. Daarom werkt het eerste jaar met een groeiboek (zie verder), niet met een portfolio of blog.
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012
-
De schriftelijke verslagen zijn informatief. De bijdragen van een student in het eigen groeiboek zijn vooral informatief. Ze dienen om gesprekken tijdens de leergroepen op gang te helpen brengen en om aan de individuele leertrajectgesprekken inhoud en vorm te geven. Dit betekent ook dat de leertrajectbegeleiders de groeiboeken niet voortdurend moeten nakijken.
Het groeiboek is de werkmap die de studenten gebruiken voor de leertrajectbegeleiding in het eerste jaar. Het is hun kladschrift en hun geheugen. De studenten verwoorden hierin hun gedachten, meningen, ervaringen, zorgen en reflecties. Het is geen evaluatie-instrument, maar een leermiddel. De studenten gebruiken dit instrument wanneer ze de leergroep-bijeenkomsten voorbereiden en verwerken én tijdens de bijeenkomsten zelf. In hun groeiboek verzamelen ze niet alleen persoonlijke ervaringen, maar ook de feedback die ze krijgen van de mentor, een lector, medestudenten en eventueel zelfs vrienden of familieleden. Het groeiboek geeft de studenten inzicht in hun eigen rol als persoon, lerende en beginnende leerkracht en schenkt daarbij zowel aandacht aan talenten als aan werkpunten. Het groeiboek is geen evaluatie-instrument, wel een leermiddel.
Aangepaste leerroutes CVO De lerarenopleiding heeft met een aantal Centra voor Volwassenenonderwijs een partnerschap afgesloten. Het CVO biedt een cursus aan op maat van de studenten van de lerarenopleiding. De CVO-leerroutes zijn de meest intensieve en richten zich op studenten met een beperkte voorkennis voor bepaalde opleidingsonderdelen. KLIK KLIK-monitoren zijn vrijwilligers, meestal leerkrachten op pensioen, die studenten begeleiden bij het bijspijkeren van hun tekorten. Tutor@college Dit vertrekt van hetzelfde principe als KLIK maar hier gebeurt de ondersteuning door derdejaarsstudenten. De begeleiding maakt deel uit van hun opleiding, het is in het curriculum opgenomen als een keuzevak voor 3 studiepunten, en wordt inhoudelijk opgevolgd en ondersteund. Een win-winsituatie voor zowel de tutor als de tutee.
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012
Zelfstudiepakketten Voor studenten die het heft liever zelf in handen nemen, zijn er de zelfstudiepakketten. Hiervoor is enige zelfsturing en discipline vereist. Het voordeel van deze manier van werken is dat verwachtingen van bij het begin duidelijk zijn en studenten aangezet worden om werk te maken van hun studies.
Integratie in de gehele opleiding 'Onderwijs op maat' beperkt zich niet tot het eerste jaar van de opleiding. In het eerste jaar ligt de focus op oriëntatie en differentiatie. In het tweede jaar bouwt men daarop verder maar dan vertrekkend vanuit de stage. De ervaring leert dat er na de eerste stage heel wat studenten uitvallen. Om dit te remediëren zet het project in op specifieke leerroutes. Rekening houdend met het 'design for all'-principe is er zowel een ondersteunend als een verdiepend aanbod. Studenten kunnen kiezen uit een aantal vakinhouden die aansluiten bij hun specifieke noden en behoeften. Er is een ruim aanbod aan keuzemogelijkheden (LVB: technisch aspect, LVB: lesconcept, beginsituatie, vragen stellen en instructies geven, organisatie en instructies, LO: klasmanagement, expressief voor de klas, variatie in werkvormen, differentiëren) die zowel inzetten op remediëring voor studenten die een probleem of tekort ervaren, maar ook op verdieping voor studenten die op een welbepaald elan willen verdergaan. In het derde jaar van de opleiding zet men verder in op differentiatie. Er wordt nu niet langer naar niveau gedifferentieerd maar naar interesse. Studenten hebben een basis verworven en krijgen de kans zich verder te specialiseren in een welbepaald thema. Het curriculum biedt vijf profielen met elk hun keuzevakken waaruit ze kunnen kiezen: -
zorg mens en maatschappij natuur, techniek en wetenschappen cultuur/muzische vorming internationalisering.
De begeleiding van eerstejaarsstudenten in het kader van tutor@college-project is een voorbeeld van een keuzevak uit de opleiding. Er worden inleidende lessen en intervisie voorzien en de prestaties van de student worden beoordeeld. Dit systeem werkt het best als de docenten de tutors ook effectief betrekken bij hun lesvoorbereidingen, het begeleiden van oefensessies, het geven van korte gedifferentieerde instructiemomenten en de tutoren dus intensief opvolgen.
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012
Voorwaarden en succesfactoren Draagvlak Een project als 'Onderwijs op maat' vraagt een grote investering van alle medewerkers. De onvoorwaardelijke en duidelijk uitgedragen steun van het beleid is een belangrijke motor om draagvlak te creëren. Het beleid zet de lijnen uit, ontwikkelt de visie en de opleidingen krijgen de vrijheid om die te vertalen naar hun eigen praktijk, naar hun eigen specifieke context. Op deze manier wordt er bewust participatief gewerkt en worden beslissingen niet eenzijdig aan docenten of opleidingsteam opgelegd. Dit verhoogt het draagvlak voor het project. Docenten hebben de beginassessments zelf ontwikkeld, ze krijgen daarbij ondersteuning van de coördinator 'Onderwijs op maat' en de coördinator 'Blended learning'. Dit verhoogt de betrokkenheid, omdat het project vertrekt van wat leeft bij de docenten en tegemoet komt aan een aantal verzuchtingen die al een hele tijd leven. Denk aan: -
-
de toenemende diversiteit onder de eerstejaars, vooral naar voorkennis en leervaardigheid, de resultaten van de assessments bevestigen het beeld dat de docenten al langere tijd schetsten, het gevoel dat de kwaliteit van de opleiding zal dalen als je met alle zwakke studenten rekening moet houden. De beginassessments duiden de verwachtingen van bij het begin, bij een erg zwakke score kan een heroriëntatie voorgesteld worden, dit gebeurt door de studieloopbaancoördinator.
Middelen De projectmiddelen maken het mogelijk om een voltijdse coördinator aan te stellen voor het project. Die zorgt voor de continue opvolging, probeert het project levend te houden onder het personeel en mensen te motiveren en te stimuleren. Niet alleen de verschillende werkgroepen maar informele gesprekken tussen de projectcoördinator en de medewerkers vormen de drijvende kracht achter het project. Monitoring De hogeschool zet sterk in op monitoring en registratie: -
-
Bij het begin van de opleiding: voorkennis via beginassessments (taalvaardigheid, wiskunde, Frans, ICT), LEMO-test; Registratie leerroutes gelinkt aan studenten om na te gaan welke leerroutes effect hebben bij welke studenten (voor- en nameting door beginassessments en examens in januari en juni), meenemen van controlevariabelen als geslacht, beursstudent, vooropleiding, score beginassessment, …; Monitoring algemene zaken: slaagcijfers, vakken waar veel eerstejaars het moeilijk mee hebben, …;
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012
-
-
Ervaringen en perceptie van studenten en docenten over acties binnen het project worden bevraagd (wat vind je zinvol, wat niet, waarom, …?). Daaruit bleek dat de verwachtingen bij het begin van de opleiding duidelijk gemaakt worden, wat men als positief ervoer; Cijfers worden besproken met het departementsbestuur en het onderwijsbeleid wordt aangepast (bv. meer inzetten op leerroutes overdag, meer feedback na voortgangstoetsen, …).
Effecten meten is moeilijk aangezien betere slaagresultaten niet enkel en alleen aan de assessments en leerroutes kunnen worden toegeschreven. Andere factoren zoals een nieuwe docent, een nieuwe cursus, een curriculumwijziging, ... kunnen evenzeer een invloed hebben. In de opleiding lager onderwijs waar de beginassessments, leerroutes en voortgangstoetsen inzetten op die vakken die voor studenten de grootste struikelvakken waren, merkt men nu wel een duidelijk effect op de slaagkansen van generatiestudenten.
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012
Lectuur en contact
[email protected] https://onderwijsopmaat.kdg.be/ Gijbels, D., & Speltincx, G. (2011). Beginassessments: meten van startcompetenties. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.
Diversiteitspraktijken in het hoger onderwijs – 2012