de
AA
ND AC
HT
vo o
rD
IV E
RS
IT
EI
1+1=3
T
(samen)werken met allochtone verenigingen Ervaringen uit het project ‘Ondersteuning van allochtone wijkverenigingen’ van het Antwerps minderhedencentrum de8 en de Federatie van Marokkaanse verenigingen
De8 in 30 seconden Het Antwerps minderhedencentrum de8 komt op voor de noden, belangen, behoeften van alle etnisch-culturele minderheden zoals allochtonen, vluchtelingen, mensen zonder wettig verblijf en woonwagenbewoners. En dat rond vijf thema’s: onderwijs, werk, welzijn, vrije tijd, opvang en onthaal. De8 werkt aan de toegankelijkheid van instellingen, organisaties en diensten voor alle etnisch-culturele minderheden. De8 ijvert ervoor dat de basisrechten van etnisch-culturele minderheden worden gerespecteerd, ongeacht zijn of haar (verblijfs)statuut. De8 zoekt naar manieren om de deelname van etnisch-culturele minderheden aan de samenleving, onderwijs, arbeidsmarkt, welzijn en verenigingsleven te versterken. De8 bestrijdt discriminatie en racisme. De8 is een tweedelijns organisatie. De8 ondersteunt organisaties, diensten, instellingen, scholen, hulpverleners… in hun werking met etnisch-culturele minderheden. De8 doet binnen haar projecten alleen aan eerstelijns- of basiswerk om de vinger aan de pols te houden, signalen te detecteren, contacten en vertrouwen op te bouwen met de etnisch-culturele minderheden. De8 is een laboratorium dat signalen en noden detecteert en omzet in projecten om zo een methodiek uit te werken. Eens de methodiek op punt staat, wordt het project doorgegeven aan een geschikte organisatie, instelling of stadsdienst. Zo kan de8 haar medewerkers weer inzetten om nieuwe methodieken uit te werken.
www.de8.be
3
1+1=3
(samen)werken met allochtone verenigingen
4
inleiding Beste vereniging, opbouwwerker, ambtenaar, hulpverlener, kabinetsmedewerker, Wil je als autochtone vereniging eens iets organiseren met een allochtone vereniging? Of omgekeerd? Wil je allochtonen in je feestcomité, cultuurraad, wijkoverleg, bewonersgroep? Krijg je vragen van allochtone verenigingen over subsidiedossiers op je bureau? Wat met vragen van startende verenigingen over vzw-wetgeving? Dit boekje is voor jullie bedoeld. Voor professionals en verenigingen die te maken hebben met allochtone verenigingen. Een verzameling knelpunten, uitdagingen en concrete tips gebaseerd op de ervaringen uit het project ‘Ondersteuning van allochtone wijkverenigingen’ van het Antwerps minderhedencentrum de8 en de Federatie van Marokkaanse Verenigingen. Dit project werkte met Marokkaanse verenigingen in Antwerpen, maar de tips kunnen even goed gelden voor andere gemeenschappen. Mensen hebben de nood zich te verenigen. Een sterk verenigingsleven is een belangrijke sleutel voor emancipatie en deelname aan de samenleving. Startende allochtone verenigingen moeten nog uit de startblokken geraken, stevigere verenigingen kunnen de sprint maar nog niet de marathon aan. En autochtone verenigingen willen samen met een allochtone vereniging een estafette zwemmen, maar hebben nog koudwatervrees. Daarom dit boekje.
inhoud waarom verenigen? Waarom verenigen mensen zich? Waarom verenigen allochtone verenigingen zich?
knelpunten en uitdagingen Intern functioneren van een vereniging Samenwerking met externe partners Logistieke knelpunten Externe verwachtingen Maatschappelijk klimaat
tips & trics Voor ondersteuners Voor samenwerking
project allochtone wijkverenigingen
5 p. 4 p. 4 p. 5 p. 8 p. 8 p. 11 p. 13 p. 14 p. 15 p. 16 p. 16 p. 17 p. 21
6
waarom verenigen? waarom verenigen mensen zich? Verenigen dat doe je vrijwillig. De essentie van het verenigingsleven is: je op vrijwillige basis en zonder winstdoeleinden verenigen en samen activiteiten organiseren rond zélf gekozen maatschappelijke doelstellingen, thema’s en interesses. Het recht op verenigen is trouwens verankerd in de Belgische grondwet en dus een recht voor elke burger, ongeacht zijn of haar afkomst. En zelfstandig. Een vereniging begint en groeit van onderuit en bepaalt zelfstandig haar bestaansredenen en activiteiten. De overheid kan dit niet zomaar eenzijdig opleggen. Maar waarom? Ontmoeten. Een vereniging geeft mensen geborgenheid, solidariteit, vertrouwdheid en het gevoel ergens bij te horen. Je eigen cultuur samen beleven, versterkt ook je identiteit. Educatief. Een vereniging vormt individuen, geeft informatie en inzichten door, en draagt waarden over. Dienstverlenend. Een vereniging geeft advies, informatie, steun en begeleiding aan haar leden en soms ook aan een ruimer publiek. Sociaal. Een vereniging is een leerschool om in groep te leren werken en jezelf te ontplooien. In een vereniging leer je verantwoordelijkheid opnemen, omgaan met democratische beslissingsprocedures en participatie. Een vereniging heeft een socialiserende en democratiserende functie. Emanciperen. Een vereniging verhoogt de maatschappelijke weerbaarheid van individuen en groepen en speelt een belangrijke rol bij de belangenverdediging en mobilisatie van de groep.
waarom verenigen allochtone verenigingen zich?
Allochtone wijkvereniging: w@=d@? Een allochtone wijkvereniging is een sociaal-culturele vereniging waarbij de allochtone wijkbewoners zich vanuit hun eigen sociaal-cultureel referentiekader buigen over het leven in de wijk. De allochtone wijkvereniging: • is de belangenbehartiger en woordvoerder voor een grote groep allochtonen in de wijk. Voor beleidsverantwoordelijken, andere wijkorganisaties en buurtbewoners dus een belangrijk communicatiekanaal voor bijvoorbeeld participatie aan bewonersgroepen, acties om de leefomgeving te verbeteren, wijkfeesten of andere initiatieven die buurtbewoners dichter bij elkaar brengen. • activeert de eigen gemeenschap door bijvoorbeeld mensen gevoelig te maken voor problemen in de wijk via debatten, informatieavonden of acties. • bouwt aan en promoot haar culturele identiteit via bijvoorbeeld Arabische taallessen, religieuze en culturele feesten, debatten over thema’s zoals opvoeding in twee culturen. Samen nadenken over je culturele identiteit en zoeken naar de nodige handvaten in je eigen waarden- en normenkader zijn belangrijk om naar buiten te treden.
Mannen maken plannen. Hoe ontstaat een vereniging of zelforganisatie? Enkele personen delen hun ideeën met elkaar, maken plannen en stellen vast dat ze elkaar nodig hebben om die plannen te realiseren. Ze beslissen zich te verenigen om concrete activiteiten te organiseren. De redenen waarom allochtone verenigingen starten, zijn heel verscheiden. Vaak verenigen zelforganisaties zich rond gemeenschappelijkheden zoals gedeelde noden, interesses, belangen of sociale kenmerken. Zelforganisaties van migranten – nieuwkomers of gevestigde migranten – verenigen zich vaak rond culturele elementen zoals nationaliteit, etniciteit of religie. Oei, ik groei. In het begin gaat het eerder om informele netwerken, maar na een tijd krijgen de initiatiefnemers de behoefte om hun groepje te formaliseren tot een eigen organisatie met een naam, locatie en middelen. Naarmate de kernleden met haar prille activiteiten meer en meer mensen rond zich verzamelen, krijgen ze de behoefte zich kenbaar te maken en erkenning te krijgen van de samenleving.
7
8
Extra. Net zoals autochtone verenigingen vervullen allochtone verenigingen een ontmoetingsfunctie, educatieve functie, dienstverlenende, socialiserende en emanciperende functie voor hun achterban. Op eigen initiatief of op vraag van de overheid nemen sommige organisaties nog extra functies op. Belangen behartigen. Verenigingen willen niet alleen de belangen van hun organisatie, maar ook die van (een deel van) hun gemeenschap behartigen. Een aantal verenigingen zien voor zichzelf een rol weggelegd om uitsluitingsmechanismen – zoals bijvoorbeeld in het onderwijs – te bestrijden. Woordvoerder. Allochtone verenigingen worden door het beleid, de media en de samenleving aangesproken om ‘de’ mening van allochtone groepen te vertolken. Ze moeten meningen en voorstellen formuleren over heel uiteenlopende kwesties zoals de hoofddoek, criminaliteit bij jongeren, aidspreventie… Nieuwkomers ondersteunen. Sleutelfiguren binnen heel wat verenigingen en allochtone gemeenschappen spelen een belangrijke rol bij het onthaal van nieuwkomers. Ze leren hen de weg kennen in de nieuwe samenleving. Die sleutelfiguren kennen immers goed de achtergrond, gewoonten en tradities van de eigen gemeenschap. Bovendien hebben ze dezelfde problemen ervaren toen ze zelf in België aankwamen, maar hebben ondertussen hier hun plaats gevonden. Als ervaringsdeskundige organiseren ze bijvoorbeeld mee Nederlandse lessen, helpen naar werk zoeken… Situatie in het thuisland verbeteren. Sommige verenigingen willen democratische veranderingen en mensenrechten in hun land ondersteunen en humanitaire hulp organiseren zoals bijvoorbeeld een solidariteitsactie. Na de zware aardbeving in 2004 zamelden wijkverenigingen geld in of sloten zich aan bij solidariteitsacties voor de slachtoffers. Cultuur en tradities beleven en bewaren. Taallessen om je eigen taal (beter) te beheersen, traditionele feesten vieren, sociaal-culturele activiteiten… Allochtone verenigingen vinden het belangrijk om de culturele gebruiken, tradities en waarden door te geven aan de kinderen. Het bestaande aanbod voor kinderen en jongeren voldoet hiervoor vaak niet. Met een eigen aanbod willen verenigingen investeren in de toekomst en een signaal geven dat ze hun verantwoordelijkheid opnemen voor deze jonge doelgroep. Veel verenigingen willen zich zo ook profileren en hun zichtbaarheid in de Vlaamse of Belgische samenleving vergroten. Ze willen iedereen laten kennismaken met hun cultuur en tradities in de hoop positieve beeldvorming en de band met de samenleving te verbeteren.
Doorgeefluik. Instellingen (zoals bijvoorbeeld de politie, scholen, werkwinkels, CLB’s, Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen…) die hun werking willen bekend maken bij etnisch-culturele minderheden of bepaalde groepen met een specifieke actie willen bereiken, kloppen vaak aan bij zelforganisaties. Verenigingen organiseren ook heel wat informatieavonden voor hun achterban over bijvoorbeeld het nieuwe onderwijsdecreet, doorstroming van jongeren naar het hoger onderwijs, drugproblematiek, huisvesting, werk… Diensten verlenen. Veel zelforganisaties hebben een dienstverlening die heel kort op de bal speelt en erg betrokken is. Dit is een manier om hun leden aan zich te binden maar ook omdat heel wat bestaande voorzieningen nog onvoldoende afgestemd zijn op de diverse realiteit. Innoveren. In verenigingen groeien ideeën over mogelijke oplossingen voor problemen waarmee hun achterban geconfronteerd wordt. De overheid stimuleert dit ook via experimentele projectsubsidies. Daarmee wil de overheid de allochtone verenigingen niet alleen aansporen ideeën te leveren, maar die ideeën ook uit te testen in de praktijk. Brugfunctie. Allochtone verenigingen versterken de band tussen het herkomstland en de Vlaamse samenleving, tussen allochtone groepen en buurtbewoners, verenigingen, organisaties, media en politici, tussen ouden nieuwkomers. Veel verenigingen willen zich ook profileren naar de Vlaamse samenleving en de zichtbaarheid van de groep verbeteren. Ze willen de Belgen laten kennismaken met hun cultuur en tradities, de positieve beeldvorming versterken en de band met de samenleving verstevigen.
9
10
knelpunten en uitdagingen intern functioneren van een vereniging Geen verenigingstraditie. In Marokko is het verenigingsleven veel later op gang gekomen dan in Europa. Op het platteland was het verenigingsleven zelfs zo goed als onbestaande. Veel Maghrebijnen – vooral van de eerste generatie – zijn niet of onvoldoende vertrouwd met concepten zoals een vzw, een democratisch gekozen, vrijwillig en onbezoldigd bestuur. De westerse manier van organiseren en besturen was hen onbekend. Door dit gebrek aan verenigingstraditie kunnen mensen vaak niet inschatten welk engagement een vereniging vraagt. Mensen storten zich bijvoorbeeld vol enthousiasme op een vereniging, maar geven soms snel op omdat ze het engagement onderschatten. Onderlinge verdeeldheid. Er leeft soms nog heel wat wantrouwen bij leden van de eigen gemeenschap. De sociale controle is en blijft groot. De tegenstellingen in het thuisland worden hier soms nog uitvergroot. Geschillen tussen families of etnische spanningen blijven ook in België verder bestaan en beïnvloeden het functioneren van de verenigingen. In een Marokkaanse vereniging spelen bijvoorbeeld verschillen tussen Berbers en Arabieren een rol. Berber leden zullen geen Arabische voorzitter kiezen en omgekeerd. De ondersteuners steken soms veel energie in het bemiddelen tussen partijen bij kleine ruzies en gekibbel over – voor buitenstaanders – soms onbelangrijke dingen. Leiderschap. In verenigingen ontstaan soms spanningen tussen ouderen en jongeren. Bij verenigingen die al langer bestaan, heeft de eerste generatie vaak veel tijd – en geld – geïnvesteerd in de vereniging. Ze vinden het dan ook soms onterecht dat een nieuw – en jonger – lid voorzitter wordt of een belangrijke taak krijgt in de raad van bestuur. Zeker bij geldkwesties is er heel wat wantrouwen. Spanningen hebben vaak ook te maken met de kijk op leiderschap. In thuislanden zoals bijvoorbeeld Marokko zijn mensen een strak leiderschap gewoon. Ook al wordt in België een raad van bestuur gekozen, toch willen de leden één sterke figuur als leider. Voorzitters van verenigingen zijn dan ook vaak sterke figuren die hun status ontlenen aan hun houding, godsdienstige wandel, politiek of sociaal engagement of eerbaarheid van de familie. De voorzitter is de leider, de anderen ondersteunen. Nieuwe, jonge mensen moeten hun status of gezag nog verwerven of verdienen. Dat doen ze door hun kennis van het Nederlands en hun contacten in de Vlaamse samenleving. Het voorzitterschap is een moeilijke en soms fragiele positie. Democratisch leiderschap is een probleem langs twee kanten: een voorzitter kan soms moeilijk delegeren en de achterban verwacht van een voorzitter een antwoord op al hun problemen.
De ondersteuners investeren veel tijd in het uitbreiden van de raad van bestuur van verenigingen. Hun pogingen om nieuwe mensen aan te trekken die Nederlands kunnen en daardoor bijvoorbeeld gemakkelijker administratieve taken kunnen uitvoeren, valt niet altijd in goede aarde bij de ouderen. Deze twee groepen verzoenen, is niet evident. Vrijwilligerswerk. Het zijn vaak sleutelfiguren die binnen allochtone gemeenschappen een vereniging oprichten. Zij beheren en sturen de vereniging – geen gemakkelijke taak die een groot engagement vraagt. De groep van geëngageerde vrijwilligers die aan te veel verwachtingen moeten voldoen, maken dan ook kans op een burn-out. Ze moeten de werking draaiende houden, contacten met de buitenwereld onderhouden, spreekbuis en belangenbehartiger zijn, rekening houden met de verwachtingen van hun achterban. Allemaal vrijwillig natuurlijk. Verenigingen draaien vaak op een kleine groep initiatiefnemers met een grote groep ‘gebruikers’. Een goed draaiende vereniging dankt haar bestaan aan een groot engagement van een beperkt aantal personen. Iedereen heeft daar zo zijn eigen motivatie voor: een zinvolle vrijetijdsbesteding, sociale contacten en persoonlijke netwerken uitbouwen om daar later de vruchten van te plukken (bv. om werk te vinden) een sterk persoonlijk engagement of bekommernis om de cultuur en identiteit, kinderen en jongeren… Dit vrijwillig engagement is tegelijkertijd de sterke én de zwakte van een vereniging. Vrijwilligerswerk kan bijvoorbeeld de continuïteit van de werking in gevaar brengen. Vrijwilligers kunnen immers om allerhande redenen (werk, ziekte, problemen thuis…) plots wegvallen. Met hen verdwijnt er ook heel wat kennis en gegevens die niet altijd worden overgedragen. Bij een Marokkaanse vereniging in Deurne viel alles bijvoorbeeld stil toen de voorzitter, die jaren de vereniging bijna alleen leidde, ziek werd. Vriendendiensten en inzet voor de gemeenschap bestaan in heel wat culturen, maar vrijwilligerswerk in een formele structuur van een organisatie is een cultureel bepaald gegeven en is niet in alle landen gekend. Dit leidt in veel Marokkaanse verenigingen tot discussies over betaald vrijwilligerswerk, onkostenvergoedingen en misverstanden over geld. Leden denken dat de raad van bestuur zich verrijkt met het geld van de vereniging. Organisatie opgericht van buiten uit. Veel organisaties zijn opgericht door het opbouw- of integratiewerk, van buiten uit dus. Hoe gaat dat? Een ondersteuner zoekt kaderleden, maakt hen enthousiast en zorgt voor een (gekozen) bestuur. De ondersteuner organiseert de bijeenkomsten, schrijft verslagen, maakt concepten voor activiteiten en zorgt voor geld. De bestuursleden moeten alleen achter zijn plannen staan en mensen leveren voor de activiteiten. Ze verwachtten dat de ondersteuner hen in alles bijstaat en zijn erg afhankelijk van zijn deskundigheid en inzet. Dat is ook moeilijk te doorbreken, zeker bij de eerste leden of de eerste generatie. Als de ondersteuner de afhankelijkheid
11
12
probeert te verminderen, voelen ze zich in de steek gelaten: ‘Jullie hebben ons opgericht en nu laten jullie ons vallen.’ Veel bestuursleden kunnen verslagen schrijven, een vergadering leiden. Het gaat dus meestal niet om de capaciteiten van mensen, maar het werd een gewoonte dat de ondersteuner deze taken al jaren op zich nam. Die heeft jarenlang klussen geklaard waar de bestuursleden niet goed in waren of geen tijd voor hadden – vaak (financieel) beheer en regelgeving. Hij werd er tenslotte voor betaald… Dat maakt het moeilijk de verwachtingen tussen de ondersteuner en de verenigingen duidelijk te maken. Hierin een evenwicht zoeken is moeilijk. Een vereniging in dezelfde richting sturen. Na een tijd kunnen de raad van bestuur en de achterban verschillende meningen krijgen over de missie en doelstellingen van de vereniging. Sommige leden willen via de vereniging hun eigen positie versterken, vlotter aan werk geraken of sociale contacten leggen. Terwijl andere leden net het belang van de vereniging voorop plaatsen. Er zijn ook verschillen tussen hoog en laag opgeleiden, nieuwkomers en leden die al langer in België zijn, ouderen en jongeren… Dat maakt het niet eenvoudig om iedereen in dezelfde richting te laten varen. Veel verenigingen botsen dan ook op tegengestelde en te hoge verwachtingen. Enkele leden van een vzw in de Antwerpse wijk Luchtbal wilden een moskee oprichten, andere leden niet. Het schip kon niet meer in dezelfde richting varen en strandde. Inhoudelijke planning en aanpak van activiteiten. Een vereniging start vaak met grootse plannen en wil zich bewijzen tegenover de achterban. Maar vaak is er een kloof tussen willen en kunnen. Te veel plannen, te veel ideeën, maar te weinig draagkracht, tijd en middelen om dat allemaal te realiseren. Dat geldt zowel voor de trekkers als voor de achterban. Een vereniging wil soms alles tegelijkertijd zijn en doen: een sportclub, een jeugdvereniging én een vrouwenwerking. En dan zijn er nog de verwachtingen van de subsidiegevers. De stedelijke en Vlaamse overheid geven richting en stellen eisen die de verenigingen soms niet kunnen inlossen of waar ze niet achterstaan. Sommige verenigingen dienen projecten in bij heel veel verschillende subsidiegevers. Als er dan veel dossiers ook worden goedgekeurd, is er vaak te weinig draagkracht en tijd om alle ingediende plannen ook nog eens te realiseren. Ze moeten zelfs soms budgetten terugstorten, terwijl het net om de centen te doen was. Mannen en vrouwen. In heel wat organisaties zijn de leden overwegend mannen. Wijkverenigingen zetten activiteiten op voor vrouwen, maar in de raad van bestuur is geen vrouw te bespeuren. Er is wel een positieve evolutie in het aantal activiteiten die vrouwen zelf organiseren zoals bijvoorbeeld een debat over gedwongen huwelijken of aerobiclessen.
samenwerking met externe partners Niet eenvoudig. Samenwerking is vaak een voorwaarde om subsidies en ondersteuning te krijgen van overheden en organisaties. Verenigingen nemen samenwerkingsinitiatieven op in hun planning en vinden ze belangrijk, maar samenwerking is daarom niet altijd vanzelfsprekend, laat staan gemakkelijk. Verwijten. Wijkverenigingen voelen zich soms gebruikt als ‘leveranciers van allochtonen’ in plaats van echt samen iets te organiseren. Ze vinden dat ze vaak pas betrokken worden als het programma al vast ligt. Als er al gebruik gemaakt wordt van de kennis van de zelforganisaties, wordt dit achteraf niet altijd gecommuniceerd. Omgekeerd verwijten partners de zelforganisaties te weinig professionaliteit om afspraken te maken en na te komen, te veel ad hoc en manke organisatie.
algemene knelpunten bij samenwerking Geen regelmatig contact waardoor je elkaar niet echt kent. Anders omgaan met kritiek. Autochtonen zijn gewend hun mening nogal direct te geven. Andere culturen doen dat vaak niet zo rechtstreeks om bijvoorbeeld gezichtsverlies te vermijden. Ongelijke macht. Autochtone en allochtone organisaties hebben vaak een verschillende inbreng bij een samenwerking. Ongemerkt krijgt de inbreng van de ene partner een hogere status dan de inbreng van de andere. Bijvoorbeeld: de autochtone vereniging zorgt voor de subsidiedossiers, de allochtone vereniging voor de praktische dingen zoals het eten. Samen subsidies aanvragen kan samenwerking en dialoog stimuleren, maar is geen garantie voor een inhoudelijke samenwerking. Te veel partners maakt het moeilijk om activiteiten duidelijk en efficiënt te organiseren. Voorbeeld: Verschillende allochtone wijkverenigingen organiseren samen een iftar of ramadanmaaltijd. De samenwerking verloopt moeilijk: het programma werd te laat opgesteld en vaak gewijzigd, te veel vergaderingen met te veel verenigingen, geen opbouwende sfeer, afwezige verenigingen wilden op een volgende vergadering bepaalde beslissingen nog veranderen… Hoe meer partners, hoe moeilijker. Er is veel verschil in knowhow, competenties, deskundigheid, doelgroep… Hoe meer verenigingen mee organiseren, hoe moeilijker het is om hen aan te spreken op competenties en deskundigheid, hoe meer concurrentie, profileringsdrang en macht.
13
14
knelpunten bij partnerorganisaties Vrijwilligers. Partnerorganisaties houden soms te weinig rekening met het feit dat zelforganisaties vrijwilligersorganisaties zijn. De activiteiten vinden vooral ’s avonds en in het weekend plaats. Kaderleden kunnen vaak niet ingaan op vragen omdat ze overvraagd zijn. Naast hun engagement hebben ze ook nog hun eigen werk en gezin. Activiteiten organiseren voor de achterban is prioritair, samenwerkingsverbanden soms minder. Foute verwachtingen. Partnerorganisaties veronderstellen dat wijkverenigingen sowieso zullen meedoen of aanwezig zijn omdat ze een professionele (en dus betaalde) ondersteuner hebben. De ondersteuners worden gevraagd om – tegen de geest van de ondersteuning in – de vrijwilligers te vervangen als niemand van hen aanwezig kan zijn. Zelforganisatie ≠ gemeenschap. Een zelforganisaties spreekt hooguit in naam van haar leden en achterban, niet voor de hele gemeenschap. Actieve allochtonen worden al te vaak bestempeld als dé vertegenwoordiger van de allochtone gemeenschap. Ze moeten het communicatiekanaal zijn van ‘de’ allochtoon. Ze worden aangesproken op het gedrag van hun achterban. Eén persoon kan moeilijk de diversiteit binnen een gemeenschap vertegenwoordigen. Door deze hoge verwachtingen, frustraties en misverstanden haken allochtonen af. Schriftelijke communicatie. Autochtone organisaties werken veel met schriftelijke uitnodigingen, mails, verslagen… Wijkverenigingen gebruiker eerder persoonlijk of telefonisch contact – informeler dus.
knelpunten bij wijkverenigingen Bereik. Bij de organisatie van een gezamenlijk project of activiteit blijken sommige zelforganisaties een kleiner bereik te hebben dan ze beweren. Knowhow. Er is nood aan meer vaardigheden bij promotie, opbouwen van netwerken, communiceren met autochtone organisaties. ABC. De kennis van het Nederlands blijft voor sommigen een obstakel om een standpunt te verwoorden en actief deel te nemen aan vergaderingen. Bovendien is genuanceerd en duidelijk communiceren in een taal die niet je moedertaal is niet gemakkelijk. Vergaderitis. De vergadercultuur en besluitvorming van wijkverenigingen komt vaak informeler en chaotischer over. Jungle. Sommige allochtone verenigingen weten te weinig hoe een gemeentebestuur en de ambtelijke bureaucratie werken. Er is nood aan meer informatie over hoe het systeem werkt en welke strategieën naar een oplossing leiden.
logistieke knelpunten Organisatievorm. De organisatie van een vzw houdt een aantal verplichtingen in. Formele zaken zoals statuten opstellen, een algemene vergadering in richten, een raad van bestuur samenstellen, verslagen maken… moeten opgevolgd worden. Als weinig personen in een vereniging voldoende Nederlands kennen, is het vaak moeilijk om aan alle wettelijke voorwaarden voor een vzw te voldoen. Lokalen en infrastructuur. De meeste verenigingen willen eigen lokalen waar ze activiteiten kunnen organiseren. De voordelen spreken voor zich: met een eigen lokaal kan je je beter profileren bij je leden en de ruimere samenleving, je kan de lokalen volgens eigen smaak en noden inrichten, je moet geen rekening houden met anderen om activiteiten te organiseren, aparte activiteiten voor mannen en vrouwen kan je gemakkelijker controleren of beter rekening mee houden. De meeste verenigingen hebben dan ook eigen lokalen of huren ze in een buurtcentrum. Maar eigen gebouwen beheren vraagt heel wat werk: boekhouding, verbouwingen, lokalen onderhouden… worden vaak onderschat. Sommige verenigingen zijn genoodzaakt af en toe een zaal te huren om activiteiten te organiseren. Dat is niet alleen een financieel probleem, maar ook een probleem van planning. Er is vaak een gebrek aan goede, toegankelijke en goedkope infrastructuur – zeker in Antwerpen – en het gebrek aan planning op lange termijn van sommige organisaties vinden ze niet altijd een geschikte ruimte. Ten slotte is ook het betalen van de waarborg van een zaal soms een probleem, zeker als de waarborg heel laat wordt terugbetaald. Voorfinanciering. De kosten om activiteiten te organiseren lopen soms hoog op en een vereniging heeft niet altijd de middelen om dit voor te schieten. Als een vereniging een subsidie aanvraagt, is ze soms niet zeker van de hoogte van het bedrag. Ze krijgen een late toezegging en weten niet of het bedrag echt (en volledig) wordt uitgekeerd. Resultaat is dat de bestuursleden veel geld voorschieten. Subsidieperikelen. De vakjeslogica van subsidies staat haaks op de integrale werking van allochtone wijkverenigingen. Een vereniging kan subsidies aanvragen voor een culturele, óf sport- óf integratieactiviteit. En dat terwijl de verenigingen er bewust voor kiezen om integrale en laagdrempelige activiteiten voor iedereen te organiseren. Ook de langetermijn-planning van de subsidiekanalen is niet aangepast aan de manier van werken. Allochtone verenigingen spelen namelijk graag kort op de bal. Bovendien zijn financiële planning en budgetbeheer op langere termijn niet gemakkelijk. Zeker als je weet dat de subsidiekanalen ondoorzichtig, omslachtig zijn en voortdurend veranderen en meanderen. Onvoldoende kennis van het Nederlands maakt deze zoektocht naar subsidies nog moeilijker. Komt daar nog bij dat verenigingen geen structurele subsidies krijgen voor bijvoorbeeld de algemene werking of secretariaatsfuncties.
15
16
Goede huisvader. Het is niet altijd gemakkelijk een zicht te krijgen op de financiële situatie van de vereniging. Het nut van een goed financieel beheer wordt soms onderschat. Organisaties doen vaak beroep op begeleiding als het te laat is. Soms gaan organisaties over kop door interne spanningen over financiële misverstanden.
externe verwachtingen Nieuw decreet, nieuwe verwachtingen Het decreet voor sociaal-cultureel volwassenenwerk en migrantenverenigingen werd op 2 april 2003 veranderd. Wijzigingen met belangrijke gevolgen voor het allochtone verenigingsleven op alle niveaus: • Op Vlaams niveau werd het Intercultureel Centrum (ICCM) afgeschaft omdat de Vlaamse regering een inclusief beleid wil voeren. De Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV) is nu decretaal de belangenbehartiger van de migrantenfederaties voor sociaal-cultureel werk. • Op landelijk niveau moeten volgens het decreet de allochtone federaties die landelijk werken op dezelfde manier behandeld worden als landelijke Vlaamse verenigingen. Concreet betekent dat: een vzw zijn, 50 actieve afdelingen of groepen hebben verspreid over drie provincies met in elke provincie minstens tien afdelingen, Nederlands gebruiken in alle aspecten van de werking... Deze voorwaarden om erkend te worden als landelijke vereniging gelden vanaf 2011. Om deze deadline en criteria te halen krijgen de landelijke verenigingen extra middelen en begeleiding van Socius (Steunpunt voor Sociaal-cultureel Volwassenwerk). • Op lokaal niveau werd de rechtstreekse financiële steun van de Vlaamse Gemeenschap aan lokale verenigingen in december 2002 stop gezet. De lokale allochtone verenigingen moeten in het lokale cultuurbeleid opgenomen worden. Impliciete verwachtingen Naast deze expliciete verwachtingen in het Decreet voor sociaal-cultureel volwassenwerk worden allochtone verenigingen ook geconfronteerd met heel wat impliciete verwachtingen uit allerlei hoeken. Het Vlaams en stedelijk beleid, de media en partnerorganisaties verwachten namelijk heel wat méér dan het louter organiseren van culturele activiteiten voor de eigen achterban of de Vlaamse bevolking. Bij de overheid en instellingen groeit de behoefte om allochtone verenigingen meer te betrekken bij hun beleid en activiteiten. Daarvoor doen ze vaak beroep op allochtone verenigingen om als vertegenwoordigers én belangenbehartigers van de allochtone gemeenschappen. Ook de pers weet de allochtone verenigingen meer en meer te vinden als woordvoerders en producenten van meningen, voorstellen over heel uiteenlopende onderwerpen.
Professionaliteit tegenover vrijwilligerswerk Deze nieuwe richtlijnen en impliciete verwachtingen zetten de allochtone verenigingen zwaar onder druk en vraagt een grondige reorganisatie. Extra middelen en ondersteuning is de boodschap. Op zich zijn hoge verwachtingen een goede zaak, maar je kan ook heel wat kritische kanttekeningen plaatsen bij deze extra verwachtingen: doet de overheid niet te vaak beroep op allochtone verenigingen omdat de algemene instellingen falen? Wordt de zorg voor probleemgroepen niet te vaak afgeschoven op de allochtone gemeenschappen en hun verenigingen? Bovendien is er nu al een serieus spanningsveld tussen de beperkingen van een vrijwilligersorganisatie en de verwachte professionaliteit. Tenslotte nog het belangrijkste probleem: tot nu toe heeft het allochtone verenigingsleven geen enkel decreet of besluit om deze specifieke opdrachten waar te maken, laat staan dat de nodige financiering voorzien is. Het Forum van Etnisch-Culturele Minderheden is voorlopig het enige kanaal waar federaties kunnen samenkomen en standpunten bepalen. De allochtone verenigingen en federaties zélf vallen uit de boot voor hun rol als belangenbehartiger. Ze worden wel ‘bevoorrechte partners’ genoemd, maar zonder dat hier één euro tegenover staat.
maatschappelijk klimaat Maatschappelijke erkenning Veel verwachtingen van andere verenigingen in de wijk, maar weinig erkenning in ruil. Dat is het lot van veel allochtone wijkverenigingen. Allochtone organisaties worden ook niet altijd als volwaardige partners gezien. Bovendien is de culturele kloof tussen autochtone en allochtone organisaties vaak nog heel groot. Politieke en maatschappelijke context Na 11 september 2001, de aanslagen in Madrid en Londen, de moorden op Pim Fortuyn en Theo Van Gogh, de oorlog in Irak en de vele aanslagen in verschillende landen door El Qaeda en konsoorten zijn islamofobie en angst voor radica-lisering en fundamentalisme in de westerse wereld sterk toegenomen. Een polarisatie mee aangezwengeld door de media. Allochtone verenigingen spelen zeker in op deze veranderde maatschappelijke context door bijvoorbeeld meer en meer activiteiten te organiseren om de actualiteit te kaderen zoals bijvoorbeeld debatten over de oorlog in Irak of de Palestijnse kwestie. Het zijn ook zeker niet alleen moslims en hun organisaties die een negatieve stempel krijgen, ook groepen uit Oost-Europa, de vroegere Sovjet-Unie, het ‘arme’ Afrika hebben te maken met negatieve beeldvorming. Dit beïnvloedt het beeld van individuele burgers over allochtonen en allochtone verenigingen. Allochtonen, asielzoekers, ‘illegalen’, uitgeprocedeerden… worden vaak op een hoop gegooid.
17
18
tips & trics tips voor ondersteuners Ken je je vereniging? Hoog of laag geschoold? Eerste of tweede generatie? Berbers of Arabisch? Stad of platteland? Is de vereniging spontaan gegroeid of opgericht door het integratie- of opbouwwerk? Verenigingen en hun leden kennen onderling grote verschillen. Probeer hier een goed zicht op te krijgen omdat dit invloed heeft op de organisatievorming en het soort leiderschap. Wat zijn de mogelijkheden van je vereniging? Op welke terreinen is de vereniging actief? Welke taken neemt of kan ze opnemen? Wat zijn de sterke en zwakke plekken van de vereniging? Wat zijn de kernproblemen in de gemeenschap? Vooraleer je de doelstellingen en activiteiten van je ondersteuning vastlegt, moet je eerst de organisatie goed analyseren. Wat zijn elkaars verwachtingen? De bestuursleden van de wijkvereniging willen dat de ondersteuner taken op zich neemt waar ze zelf geen tijd voor hebben of niet goed in zijn zoals bijvoorbeeld administratie, subsidiedossiers, vzw-wetgeving. De ondersteuner wil vooral de deskundigheid van de bestuursleden bevorderen en stemt zijn analyse en diagnose daar op af. Het is heel belangrijk om onderlinge verwachtingen op tijd uit te klaren. Een goed hulpmiddel hiervoor is een samenwerkingsovereenkomst. Dat geeft je een goede basis om te communiceren over moeilijke dingen. Vergeet niet je overeenkomst regelmatig bij te sturen. Visie op verandering? Een vereniging ondersteunen betekent vaak kansen voor veranderingen creëren en individuele weerstanden (soms op basis van migrantentradities) opheffen. Daarom is het belangrijk dat je inzicht hebt in remmende en stimulerende factoren in de gemeenschap. Wat zijn de argumenten van de tegenstanders van verandering? Welke onderwerpen zijn taboe? De koers van een zelforganisatie beïnvloeden en sturen, vraagt veel discussie en masseren, soms moet je zelfs gezagsdragers inschakelen om ruimte te maken voor verandering zoals bijvoorbeeld initiatieven voor vrouwen en jongeren. De ideale ondersteuner? • heeft regelmatig contact met de doelgroep en observeert voortdurend wat zich daar afspeelt. • heeft een centrale rol binnen de vereniging. De ondersteuner kent iedereen en iedereen kent hem. • is neutraal en staat boven alle partijen. • is tactvol en bemiddelt waar nodig. Hij of zij spreekt mensen persoonlijk
aan in plaats van problemen openlijk op een vergadering te gooien. • vormt een brug tussen de vereniging en samenleving. Hij zorgt voor de externe contacten doorat hij de weg kent in de Vlaamse samenleving, goed Nederlands spreekt, weet hoe hij met Vlaamse organisaties en instellingen moet omgaan en onderhandelen. • Soms is de ondersteuner een tussenpersoon tussen de vereniging en de professionelen. Aangezien vrijwilligers vooral ’s avonds vergaderen en professionals overdag, kan deze tussenpersoon afspraken noteren en opvolgen, een realistisch beeld geven van het draagvalk, de bereikte doelgroep en competenties van de vereniging.
tips voor samenwerking Koudwatervrees. Autochtone en allochtone vrijwilligersorganisaties zijn vaak actief in aparte netwerken en zien op het eerste gezicht niet dat ze eigenlijk vaak rond gemeenschappelijke thema’s werken. Organisaties willen wel samenwerken, maar weten niet hoe de eerste stap zetten. Koudwatervrees overwinnen en het ijs breken? Gemeenschappelijke thema’s en belangen herkennen? Meer doen dan praten? Meer kleur in je ontmoetingen? Dat kan in vijf stappen! 1.
Weet wie je bent
Lukraak met iedereen contacten leggen heeft weinig zin. Begin eerst bij jezelf. Wat zijn wij voor een organisatie? Wie willen we bereiken? Wat zijn onze doelstellingen? Welke contacten hebben we al? Wat hebben we te bieden? Wat zijn onze sterktes en zwaktes? Op basis van zo’n interne analyse kan je gemakkelijker beslissen met wie je wil samenwerken. Durf nee te zeggen als een organisatie met je wil samenwerken rond een thema of doelgroep die buiten de werking van je vereniging valt. Een duidelijk geargumenteerde ‘nee’ is soms beter dan een afwachtende houding of een ‘ja’. Zo creëer je geen foutieve verwachtingen die later kunnen leiden tot frustraties. 2.
Weet wie je wil ontmoeten
Nu je weet wie je bent, kan je beginnen uitzoeken wie je wil ontmoeten. Welke verenigingen of groepen wil je bereiken? Zijn er formele of informele communicatienetwerken? Welke aanknopingspunten zie je?… Met een chique woord: een netwerkanalyse. Autochtone vereniging zoekt allochtone vereniging. Probeer een beeld te krijgen van welke wensen en verwachtingen er leven bij de allochtonen in je wijk en welke mogelijkheden en bereidheid er zijn om samen te werken. Zoek welke zelforganisaties en woordvoerders er zijn. Wie bereiken deze organisaties?
19
20
Zijn ze representatief voor hun gemeenschap? Wat zijn de participatiedrempels (zoals bijvoorbeeld geen kinderopvang, geld, tijdstip van de activiteiten)? Allochtone vereniging zoekt autochtone vereniging. Wat wil je bereiken? (vb. advies, informatie, samen een culturele activiteit of feest organiseren, samenwerken rond een probleem in de wijk…) Wat wil je organiseren? Wat en wie heb je daarvoor nodig? Ken je mensen persoonlijk, organisaties, diensten? 3.
Ontmoet elkaar
Je weet wie je wil ontmoeten, maar hoe kom je met elkaar in contact? Je kan een ontmoeting organiseren. Of je kan een eigen ontmoetingsroute uitstippelen: naar recepties gaan, een opendeurdag organiseren, partners uitnodigen op een feest of ontmoeten… Informele netwerken zijn ook belangrijk. Zorg er ook voor dat je bij organisaties gekend bent. 4.
Samen aan de slag
Als de kennismaking je bevalt en je vindt raakvlakken tussen beide organisaties, dan kan je samen aan de slag. Zoek gemeenschappelijk belang. Het idee dat allochtone organisaties op basis van etnische of culturele achtergrond werken en autochtone organisaties eerder rond een specifiek thema, klopt niet. Allochtone organisaties werken evengoed rond heel uiteenlopende thema’s. Aanknopingspunten genoeg dus om samen te werken. Zoek gemeenschappelijke activiteiten en thema’s bij elkaar en hoe je die eventueel samen kunt beleven. Voorbeeld: De bewonersgroep van een wijk telt vooral oudere, autochtone leden. Organiseren feesten en knutselactiviteiten. Ze klagen vaak over de overlast van Marokkaanse jongeren in de buurt. De samenwerking tussen de bewonersgroep en de Marokkaanse wijkvereniging verloopt niet echt vlot. Geen gemeenschappelijkheid! De enige gemeenschappelijkheid is de wijk. Een gemeenschappelijke doelstelling kan zijn: het verhogen van de leefbaarheid van de buurt. Maar voor de bewonersgroep betekent leefbaarheid: een propere en gezellige buurt. Voor de wijkvereniging betekent leefbaarheid: integratie van de achterban door taallessen en informatie. Samenwerking tussen hen is vooral iets wat de professionelen van de wijk willen. Voor de verenigingen lijkt de samenwerking geforceerd. Maak tijd. Elkaar leren kennen en vertrouwen winnen vraagt tijd. Vertrouwen en respect zijn twee sleutelwoorden bij een goede samenwerking. Sta open voor elkaars expertise en verandering. Begin met het uitwisselen van eten en muziek – toegankelijk en ideaal om elkaar op een ongedwongen manier beter te leren kennen. Stap daarna over op andere thema’s en activiteiten.
Streef naar een win-winsituatie. Allochtone organisaties voelen zich soms ‘gebruikt’ door een autochtone organisatie die alleen op zoek is naar wat extra vrijwilligers of gebruik maakt van kennis zonder naar buiten te communiceren van waar die kennis komt. Het is belangrijk dat je elkaar als gelijkwaardige partner beschouwt. Partners versterken elkaar. Zorg dat je elkaars deskundigheid erkent en eventueel beloont. Goede afspraken over de taakverdeling en middelen op papier - al dan niet in de vorm van een contract - kan een goed hulpmiddel zijn voor een geslaagde samenwerking. Voorbeeld: Een culturele organisatie organiseert een multiculturele markt waar alle socio-culturele verenigingen van het district zich kunnen voorstellen. Op de dag zelf loopt er van alles verkeerd. In de ene zaal staat een muziekpodium en kraampjes. In een tweede zaal alleen een muziekpodium. De eerste zaal met de kraampjes lokt veel volk als er een optreden is. Als een optreden in de tweede zaal begint, lopen de kraampjes in de andere zaal leeg. Bovendien is er een commerciële vereniging die thee en koekjes verkoopt in concurrentie met de vzw’s die met de verkoop hun werking hopen te financieren. De organisatoren hebben op het moment zelf geen oor naar de problemen. Gelijkwaardig partnership! Elke partner moet als volwaardig beschouwd worden. Op de dag van de activiteit geen rekening houden met de bezorgdheden werkt frustraties in de hand zodat je je niet erkend voelt en een volgende keer misschien afhaakt. Begin met iets concreet en haalbaar. Een kleine activiteit geeft meer kans op succes. Blijf niet oeverloos zoeken en praten zonder dat je weet wat je zoekt. Overleg met vage doelstellingen en moeilijk te behalen resultaten, daar haak je op af. Zoek elkaar ook niet alleen op bij problemen, maar ook bij creatieve en vernieuwende initiatieven. Voorbeeld: Een dienstencentrum vraagt aan de voorzitter van een wijkvereniging om samen te werken om de leden met elkaar in contact te brengen. De reactie is positief. De wijkvereniging nodigt de bezoekers van het dienstencentrum uit voor een video over migratie van Nederlanders naar Australië in de jaren ’70 met een discussie achteraf. De activiteit is een succes: veel volk en boeiende gesprekken. Achteraf nodigt het dienstencentrum de wijkvereniging uit voor een rondleiding en een barbecue. Tijdens de rondleiding is er veel wisselwerking, maar tijdens het eten zitten de twee groepen apart. Terwijl het net de bedoeling was contact te leggen. Kleinschalige activiteit, groot effect! Een activiteit of project moet niet groots zijn om een succes te zijn. Liever klein en concreet. De gezamenlijke organisatie verloopt vaak vlotter en dat verhoogt de kans op een tweede samenwerking. Bovendien geven zichtbare resultaten voldoening. Het feit dat de twee groepen apart zitten is geen ramp, maar eerder iets om besluiten uit te trekken voor een volgende activiteit.
21
22
Niet moeten, maar willen. Samenwerken omdat het een voorwaarde is om subsidies te krijgen, is geen goede basis. Samenwerking alleen gestimuleerd door de overheid werkt niet. 5.
Achteraf
Evalueer. Zelfs als het blijft bij een eenmalige samenwerking, is het belanrijk om een project goed af te ronden door samen te evalueren. Wat waren de succesfactoren? Wat hebben we over het hoofd gezien? Wat leren we uit onze fouten? Waar moeten we in de toekomst rekening mee houden? Waar kunnen we in de toekomst nog meer voordeel uit halen? Evalueren is meer dan een verplicht nummertje in je verslag op het einde van een project. Het is een essentiële schakel in het leerproces dat hoort bij interculturalisering. Houd contact. Ook nadat de samenwerking is afgelopen, kan je best je contacten warm houden. Zoek elkaar ook niet alleen op als je iets of iemand nodig hebt. Zelfs als het project niet zo positief is verlopen, heb je toch je netwerk uitgebreid en ben je extra ervaringen rijker.
project allochtone wijkverenigingen De zes van Antwerpen. Dit boekje vol knelpunten, uitdagingen en concrete tips is gebaseerd op jarenlange ervaringen uit het project ‘ondersteuning van allochtone wijkverenigingen’ van het Antwerps minderhedencentrum de8. Begin 2003 ging het project officieel van start. Daarvoor werden de meeste verenigingen ondersteund door Lokale Integratiecentra, maar niet projectmatig en met duidelijke doelstellingen. De8 en Federatie Marokkaanse Verenigingen sloegen de handen in elkaar met één doel voor ogen: de bestaande Marokkaanse wijkverenigingen sterker maken. Vanuit de overtuiging dat organisatievorming een belangrijke sleutel is voor emancipatie en volwaardige deelname van de Marokkaanse gemeenschap in Antwerpen. Zes bestaande Marokkaanse vzw’s (Amal, Assadakka, El Wafa, Hayat, Oudervereniging en Safina) werden geselecteerd om drie jaar lang ondersteund te worden door een halftijdse medewerker van de8. Ruggesteun. Ondersteuning betekent vooral richting geven, sterker maken, advies geven. Ondersteuning betekent niet dat ik het in jouw plaats doe. De bedoeling is de vereniging te laten groeien tot een zelfstandig wijkvereniging. Leden rekruteren, het geld en de huisvesting beheren, een bestuur samenstellen, planning opmaken, sociaal-culturele activiteiten organiseren, belangenbehartiger en woordvoerder zijn voor de leden, verantwoordelijkheid nemen voor ingenomen standpunten… dat doet de wijkvereniging allemaal zelf. Huiswerk voor ondersteuner. De opstart van een vereniging vraagt een andere ondersteuning dan een organisatie die al een tijd bestaat (zie kader). De manier van ondersteunen hangt samen met de visie dat de verenigingen zelfstandig zijn. De ondersteuner geeft richting, maakt sterker, maar doet nooit in de plaats van. Het project ‘allochtone wijkverenigingen’ duurde drie jaar. De ondersteuner ging dus gefaseerd en resultaatsgericht te werk. • Bij de opstart van een vereniging helpt de ondersteuner vooral bij de organisatieontwikkeling en de contacten in de wijk en samenleving. • In een verdere fase, als de vereniging zich wil organiseren in een vzwstructuur zorgt de professional voor ondersteuning bij administratieve taken, groepsvorming, contacten in de wijk en samenwerkingsverbanden, begeleiden en vormen van raad van bestuur. (zie kader) De vereniging en de ondersteuner stellen een samenwerkingsovereenkomst voor drie jaar op. Elk jaar komt daar de planning van de vereniging en de beschrijving van de rol van de ondersteuner bij. Verder is het belangrijk om bij het begin van elk werkjaar duidelijk te zijn over elkaars verwachtingen en halverwege is er een tussentijdse evaluatie en bijsturing.
23
24
Ondersteuning bij de opstart van een vereniging Organisatieontwikkeling: • kernfiguren aanspreken, stimuleren en samenbrengen • de doelen van de organisatie mee uitklaren en bekijken welke activiteiten de vereniging kan organiseren om de doelen te bereiken • rekruteren van een achterban voor de activiteiten • taken verdelen bij de organisatie van activiteiten en ze evalueren • aanwezig zijn bij activiteiten, groepsvorming • infrastructuur en werkingskosten Contacten in de wijk/samenleving: • actualiteit in de buurt opvolgen • onderzoeken welke partners belangrijk zijn om mee samen te werken • samen deelnemen aan vergaderingen en samenwerkingsinitiatieven In deze beginfase ligt het accent op samen organiseren. Er wordt gefocust op de verschillende randvoorwaarden die nodig zijn om de vereniging te doen draaien, zowel logistiek (aanvragen subsidies, huren zalen…) als inhoudelijk (mogelijke activiteiten, de uitvoering en opzet). Ondersteuning in een verdere fase: van vereniging naar vzw-structuur Administratieve taken: • statuten opstellen of wijzigen, vzw-wetgeving opvolgen • logistieke steun bij subsidieaanvragen, boekhouding • post doornemen, uitnodigingen, verslagen... mee opstellen Raad van bestuur: • bewaken dat leden hun taken opnemen , hen daarbij begeleiden en steunen, eventueel vorming geven • groepsdynamiek bewaken • vergaderingen mee begeleiden • planningen leren maken, ideeën geven voor organisatie activiteiten Groepsvorming: • aanwezig zijn op activiteiten om een vertrouwensrelatie op te bouwen, inzicht te krijgen in het referentiekader van de groep, feedback te geven aan leden raad van beheer • logistieke ondersteuning bij activiteiten (vb. zaal huren, tolken) Samenwerkingsverbanden: • actualiteit in de wijk opvolgen • mogelijke samenwerking met andere organisaties voorstellen • Vergaderingen met externen mee voorbereiden en evalueren • coachen van leden in het samenwerken met anderen • deelnemen aan vergaderingen, samenwerkingsinitiatieven, maar nooit
optreden in naam van de vereniging • Stimuleren van een planning voor samenwerkingsinitiatieven, activiteiten over maatschappelijke thema’s, wijkactiviteiten, beleidsacties… • Evalueren en zorgen dat gemaakte engagementen worden nagekomen In deze fase is er een accentverschuiving van een doe-rol naar een advies-rol. Het hoofdaccent ligt op voorbereidende activiteiten, zoals het samen voorbereiden van overleg, aandragen van suggesties en ideeën, het verduidelijken en ‘vertalen’ van beleidsontwikkelingen, adviseren bij belangenbehartiging. In communicatie met de vereniging bekijkt de ondersteuner welke taken het belangrijkste zijn om te groeien tot een zelfstandige vereniging. Dat zijn vooral de ondersteuning van de beheerraad en de ondersteuning bij samenwerkingsverbanden.
Afbouw. De ondersteuning na drie jaar afbouwen, is niet evident. Het is belangrijk om altijd duidelijk te communiceren met de vereniging, zeker bij moeilijke onderwerpen zoals de afbouw van het project, financiën, inzet van personeel. Verder is een hecht team noodzakelijk waar de ondersteuners bij elkaar terecht kunnen met vragen en twijfels, voor vorming en intervisie. Moeilijke gesprekken met de verenigingen of partners worden ook altijd grondig voorbereid en geëvalueerd. Dit geeft mensen het gevoel dat ze er niet alleen voor staan. Afhankelijkheid doorbreken. Dat deden we door: • duidelijke communicatie over de doelstelling van het project via het samenwerkingscontract, tussentijdse evaluaties, overleg van de wijkverenigingen met de8, Samenlevingsopbouw en de Federatie van Marokkaanse Verenigingen. • elk jaar de rol en de taken van de ondersteuner vastleggen, ook bij de afronding van het project. • uitbreiding en versterking van de raad van bestuur van de organisaties om zo de verzelfstandiging te garanderen. • overdracht van een aantal administratieve taken, mensen hierin coachen, op punt stellen van secretariaat/administratie per vereniging • uitbouw van contacten met andere diensten en organisaties om de netwerken van de verenigingen uit te breiden. Geleidelijk aan volgt de ondersteuner vergaderingen met deze niet meer. Vergaderingen kunnen eventueel wel samen voorbereid of geëvalueerd worden. • De verhuis van de ondersteuner uit de lokalen van de vereniging zodat die niet voortdurend beroep op hem kan doen.
25
26
inspiratie Boeken Groepswerk rond zelforganisaties van migranten. In: VAN BAARDEWIJK, CEES, e.a., Bewegen als een zijderups: methodische lessen van pioniers uit het migrantenwerk, Utrecht, FORUM, 2000 Tijdschriften BEVERNAGE, R., Beter communiceren met allochtonen in de wijk, Terzake, nr.8,2000 TOUSSAINT, N. en VERHEYEN, A., Het decreet voor sociaal-cultureel volwassenen werk en de migrantenverenigingen. Divers, nr.2, april 2003 Allochtone verenigingen bevorderen de integratie, nieuw subsidiereglement voor allochtone organisaties, De(n) Antwerpenaar, jg.2, nr.21, 1februari 2004 Websites Stap twee. www.civiq.nl Interne documenten SAMENLEVINGSOPBOUW EN DE8, Allochtone groepen verenigen zich: een analyse van kansen en uitdagingen, Antwerpen, april 2004 (niet-gepubliceerde nota) DE8 en FEDERATIE VAN MAROKKAANSE VERENIGINGEN, Ondersteuning van het Marokkaans verenigingsleven in Antwerpen, samenwerkingsprotocol, Antwerpen, februari 2001 (niet-gepubliceerde nota)
colofon Het team achter het project Ondersteuning allochtone wijkverenigingen (2003-2006) was: Hakim El Oualkadi, El Hassan Radi, Houssein El Kouy, Rika Pauwels, Tiene Hertogen, Els Haüser, Veerle Milh.
Eindredactie (september 2007): Sara Frederix Lay-out: www.undercast.com V.U: Véronique Grossi, vzw de8, Van Daelstraat 35, 2140 Borgerhout.
de
AA
ND AC
HT
vo o
rD
IV E
RS
de8 vzw van daelstraat 35 2140 borgerhout t 03 270 33 33 f 03 235 89 78 www.de8.be
IT
EI
T