65 jaar in zicht Binnenkort bereikt u de leeftijd van 65 jaar, de pensioengerechtigde leeftijd. Dan verandert er nogal wat in uw financiële situatie. De brochure 65 JAAR IN ZICHT van de Algemene Onderwijsbond wilt u een leidraad bieden bij het wegwijs raken in de verschillende regelingen, waarmee u dan te maken krijgt. De brochure geeft antwoord op vragen als: (1) Wat moet ik doen om mijn AOW van de SVB en mijn aanvullend ouderdomspensioen van het ABP te ontvangen? (2) Waar heb ik recht op? (3) Is er nog een regeling ziektekostenvoorziening? (4) Mag ik werken na mijn 65ste jaar? (5) Hoe zit het met de belastingen en premies? Weten waar u op moet letten; wel zo handig!
2005.1 N.B.: De bedragen in deze brochure gelden - tenzij anders vermeld - per 1 januari 2005. De bedragen wijzigen jaarlijks per 1 januari, dan wel halfjaarlijks per 1 juli (AOW). Na een halfjaarlijkse wijziging kunt u de nieuwe bedragen opvragen bij het Informatie en Advies Centrum, tel.: 0900 - 4 63 62 62. Kijken op www.szw.nl kan ook.
I II 1) 2) 3) 4) 5)
DE VERANDERINGEN IN UW INKOMEN ALS U 65 JAAR WORDT. DE AOW-UITKERING De opbouw van de AOW-uitkering De hoogte van de AOW-uitkering De aanvraag van de AOW-uitkering Verplicht doorgeven van wijzigingen Bezwaar en beroep
4 6 6 6 8 8 8
III HET OUDERDOMSPENSIOEN (OP) 1) De opbouw van het aanvullend ouderdomspensioen 2) Hoogte aanvullend ouderdomspensioen (OP) 3) Pensioenoverzicht 4) Lager pensioenresultaat 5) Vakantiegeld 6) Indexering 7) Afkoop 8) Aanvraag aanvullend ouderdomspensioen 9) Meerdere aanvullende pensioenen 10) Vergeten pensioen 11) Ingangsdatum aanvullend ouderdomspensioen 12) Uitbetaling 13) Pensioenbeschikking 14) Bezwaar en beroep 15) Pensioenbericht en ABP Nieuws 16) Ombudsman Pensioenen 17) Algemene Nabestaandenwet (ANW) en ABP Nabestaandenpensioen (NP) 18) Aanvullende bijstand
9 9 9 9 10 11 11 11 11 11 11 12 12 13 13 13 13 13 15
IV ZIEKTEKOSTENVERZEKERING EN ZV-REGELING 1) Particuliere ziektekostenverzekering 2) Regeling Ziektekosten Voorziening 3) Ziekenfonds 4) AWBZ
16 16 16 17 17
V BELASTINGEN EN PREMIES 1) Het belastingstelsel 2001 2) De boxen 1, 2 en 3 3) De aftrekposten 4) De heffingskortingen 5) Verplichte aanslag 6) Teruggavegrens
18 18 18 21 23 25 25
VI OVERIG 1) Voorzieningen 2) De 65-plus kaart 3) Woonkosten
26 26 26 26
VII
DE ALGEMENE ONDERWIJSBOND
27
VIII
NUTTIGE ADRESSEN
28
2
I DE VERANDERINGEN IN UW INKOMEN ALS U 65 JAAR WORDT. U wordt binnenkort 65 jaar, een leeftijd waarop sociale rechten en plichten veranderen. Dit hoofdstuk gaat over de veranderingen met betrekking tot uw inkomen. Op dit moment is op uw inkomen een van de volgende beschrijvingen van toepassing: 1. U werkt en u ontvangt salaris; 2. U heeft geen dienstverband meer en u ontvangt door vervroegd uittreden een flexibel pensioen (FPU); 3. U heeft geen dienstverband meer en u ontvangt door arbeidsongeschiktheid WAO eventueel aangevuld met een invaliditeitspensioen (IP); 4. U heeft geen dienstverband meer en u ontvangt door werkloosheid een WW-uitkering eventueel aangevuld met een BBWO-uitkering; Een combinatie van de bovenstaande mogelijkheden kan ook. Dat is afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden. Ook na uw 65ste jaar bent u verzekerd van een inkomen. Uw inkomen bestaat dan uit: ◄ De eerste pijler = De AOW-uitkering: Op uw 65ste jaar heeft u recht op een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), het ‘basispensioen’. ◄ De tweede pijler = Een aanvullend pensioen: Tevens krijgt u een aanvulling op uw basispensioen (AOW) van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Voor deze aanvulling is gedurende uw werkzame leven premie betaald. In uw geval, als (ex-)onderwijspersoneel, gaat u van het ABP een ‘aanvullend pensioen’, het ouderdomspensioen (OP), ontvangen. ◄ De derde pijler = Een extra inkomen (eventueel): U kunt bovendien extra inkomen hebben uit een lijfrente, een koopsompolis of iets dergelijks. Misschien verkoopt u uw huis, dan wel verzilvert u de overwaarde ervan of heeft u gespaard of geërfd. U heeft na uw 65ste jaar geen recht meer op uitkeringen in geval van ziekte, arbeidsongeschikt of werkloosheid. Wanneer u weduwe/weduwnaar bent, vervalt de nabestaandenuitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (ANW). Indien u thans één (of meer) van deze uitkeringen ontvangt, dan stopt (stoppen) die na uw 65ste jaar. * Als u ontslag krijgt op uw 65ste jaar en na uw pensionering weer kan gaan werken, houdt u het recht op AOW. Niet alleen het ABP-ouderdomspensioen, maar ook het salaris komt dan bovenop de AOW, het basispensioen. "Degene van wie de dienstverhouding met de aangesloten werkgever is ingegaan op of na de dag waarop hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, heeft recht op vrijwillige deelneming tot het tijdstip waarop de dienstverhouding eindigt, doch uiterlijk tot het bereiken van de leeftijd van 70 jaar." De premie bij vrijwillige deelname in het ABP is extra hoog (30,7%, zonder werkgeversbijdrage). * Als uw CAO de ruimte biedt en uw werkgever wil meewerken, dan hoeft u met 65 jaar niet met ontslag. U kunt blijven doorwerken en pensioen blijven opbouwen. Het ouderdomspensioen gaat dan later in en wordt daarom extra verhoogd. Stel, u werkt door en u neemt pas ontslag op uw 67ste jaar. Dan bestaat uw inkomen tot uw 67ste jaar uit AOW plus salaris. Na uw 67ste jaar bestaat uw inkomen uit AOW plus een (ook actuarieel) verhoogd OP. Los van de 2 jaar extra opbouw ontvangt u - alleen al omdat het OP 2 jaar later ingaat - de rest van uw leven maandelijks een hoger OP. 3
Als uw CAO de ruimte biedt en u wilt na uw 65ste jaar doorwerken, dan heeft u twee keuzes: (1) Ontslag nemen en vervolgens een nieuw dienstverband aangaan met vrijwillige deelname of vanwege de hoge premie juist van vrijwillige deelname afzien; (2) Geen ontslag te nemen en de ingangsdatum van het ABP-ouderdomspensioen uitstellen.
4
II
DE AOW-UITKERING
1) De opbouw van de AOW-uitkering Iedereen die in Nederland woont, is verzekerd voor de AOW. Als men niet in Nederland woont, maar daar wel werkt, is er ook sprake van verzekering voor de AOW. Door 50 jaar lang ieder jaar 2% ‘AOW recht’ op te bouwen, ontstaat er op 65-jarige leeftijd recht op een volledig (100%) basispensioen behorende bij uw leefsituatie (zie verderop in dit hoofdstuk). Deze opbouw vindt dus plaats vanaf iemands 15e jaar. Korting in verband met niet-verzekerde jaren Indien u niet onafgebroken verzekerd bent geweest voor de AOW, dit wil zeggen " niet onafgebroken in Nederland heeft gewoond of gewerkt ", dan ontvangt u op 65-jarige leeftijd geen volledige AOW. Uw AOW wordt per niet-verzekerd jaar met 2% gekort. Voorbeeld 1 Als u na 1957* gedurende een periode van 10 jaar niet in Nederland woonde of werkte, heeft u in die 10 jaar het AOW-recht van 2% per jaar niet opgebouwd (tenzij u de voortzetting van de opbouw individueel heeft bijverzekerd). Bij pensionering op 65-jarige leeftijd heeft u dan recht op 100% - 10 x 2% = 80% van het basispensioen, dat bij uw leefsituatie hoort. * Omdat de AOW pas in 1957 is ingevoerd, worden de jaren vóór 1957 meegeteld als verzekerde jaren, anders zou niemand een volledige AOW-uitkering kunnen krijgen. Heeft u recht op een ouderdomsuitkering uit een ander land, dan zal de Sociale Verzekeringsbank (zie aanvraag AOW-uitkering) nadere inlichtingen aan u vragen. De SVB kan u hulp bieden bij de verdere afhandeling.
2) De hoogte van de AOW-uitkering De AOW-uitkering wordt afgeleid van het van het netto-wettelijk minimumloon en is afhankelijk van uw persoonlijke leefsituatie. De AOW kent verschillende basispensioenbedragen per maand voor: A. Voor een alleenstaande is de netto-AOW gelijk aan 70% van het nettominimumloon per maand; B. Een gepensioneerde alleenstaande ouder met een kind jonger dan 18 jaar ontvangt 90% van het nettominimumloon per maand; C. Voor een gehuwde AOW-gerechtigde wiens partner 65 jaar of ouder is, is de netto-AOW gelijk aan 50% van het nettominimumloon per maand. Samen ontvangen zij dus 100% AOW; D. Zolang de jongere partner nog geen 65 jaar is, heeft de AOW-gerechtigde naast de eigen AOW van 50% voor de jongere partner tevens recht op een toeslag van maximaal 50%. De percentages gelden bij een volledige opbouw (50 jaar x 2% opbouw).
Voorbeeld 2 Als u alleenstaande bent, geen kind onder de 18 jaar verzorgt en 5 jaar niet in Nederland gewoond heeft, krijgt u als u 65 jaar wordt 45 jaar x 2% = 90% van 70% van het nettominimumloon. Dat is 63% in plaats van 70% van het nettominimumloon.
5
De bruto AOW-uitkering * Alleenstaanden: AOW = € 924,86 bruto per maand
Vakantiegeld = € 42,74 bruto per maand
* Alleenstaanden die een kind jonger dan 18 jaar verzorgen: AOW = € 1.143,92 bruto per maand Vakantiegeld = € 54,95 bruto per maand * Gehuwden en ongehuwd samenwonenden met een (geregistreerde) partner van 65 jaar of ouder: AOW = € 631,81 bruto per maand Vakantiegeld = € 30,53 bruto per maand * Gehuwden en ongehuwd samenwonenden met een (geregistreerde) partner jonger dan 65 jaar: AOW = € 631,81 c.q bij een jongere-partnertoeslag maximaal € 1.263,62 bruto per maand Vakantiegeld = € 30,53 c.q. bij een jongere-partnertoeslag maximaal € 61,06 bruto per maand U krijgt het vakantiegeld van de AOW eenmaal per jaar uitgekeerd en wel in de maand mei. De AOW-bedragen worden halfjaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de hoogte van het wettelijk minimumloon. Partnervorm Voor de AOW zijn gehuwden, ongehuwd samenwonenden en bij de burgerlijke stand geregistreerde partners gelijkgesteld. Samenwonend bent u als u een gezamenlijke huishouding voert. Dit kan met een vriend of vriendin, maar ook met uw zus, neef of grootouder zijn. De woning delen met een ouder of een kind wordt niet als samenwonen beschouwd. Jongere-partnertoeslag Als uw partner op het moment dat u 65 jaar wordt jonger is dan 65 jaar, dan heeft u recht op een AOW van 50% van het nettominimumloon. Er bestaat in principe tevens een recht op een toeslag van maximaal 50% van het nettominimumloon. De hoogte van de toeslag is afhankelijk van: 1. Het inkomen uit arbeid van uw partner: (a) Als uw jongere partner geen inkomen uit arbeid heeft, is een maximale toeslag van € 631,81 bruto mogelijk. Samen heeft u dan € 1.263,62 bruto. (b) Heeft uw jongere partner wel inkomen uit arbeid, dan is 15% van het brutominimumloon vrijgesteld. Dit komt neer op een standaardvrijstelling per 1 januari 2005 van € 189,72 bruto per maand. Van het partnerinkomen boven € 189,72 bruto per maand is nog eenderde vrij. De overige tweederde wordt in mindering gebracht op de toeslag. Als het bruto-inkomen van de jongere partner € 1.137,43 bruto of meer bedraagt, is de jongere-partnertoeslag nihil. 2. Het inkomen in verband met arbeid van uw partner: Het inkomen van uw partner in verband met arbeid, bijvoorbeeld een sociale verzekeringsuitkering, of een pensioenuitkering (zoals een FPU-uitkering), wordt geheel gekort op de toeslag. Onder het belastingstelsel 2001 ontvangt de jongere partner zelf het bedrag van de algemene heffingskorting. Zie voor meer informatie hierover hoofdstuk V: Premies en Belastingen. Afschaffen jongere-partnertoeslag vanaf 1-1-2015 De overheid heeft besloten de jongere-partnertoeslag per 1-1-2015 af te schaffen. De toeslag blijft alleen bestaan voor diegenen, die vóór 1-1-1950 zijn geboren. Door de afschaffing vindt er – voor diegenen die op of na 1-1-1950 geboren zijn en een jongere partner hebben - vanaf 2015 een daling van het gezamenlijk inkomen plaats ten opzichte van de huidige regeling, die kan oplopen tot maximaal € 7.948,08 bruto op jaarbasis.
6
3) De aanvraag van de AOW-uitkering U ontvangt de AOW niet automatisch. U moet de AOW zelf aanvragen. U krijgt daartoe minimaal een half jaar voor uw 65ste verjaardag een aanvraagformulier thuisgestuurd. Dit aanvraagformulier dient u zo snel mogelijk in te vullen en op te sturen naar het districtskantoor van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), waar u onder valt. De AOW gaat in op de eerste dag van de maand, waarin u 65 jaar wordt. De uitbetaling van de AOW-uitkering geschiedt door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en vindt iedere maand op een vastgestelde datum plaats. Ontvangt u geen aanvraagformulier, dan kunt u bij het districtskantoor van de SVB terecht voor een dergelijk formulier. De SVB dient binnen 13 weken na ontvangst van een AOW-aanvraag te hebben beslist. Voor adressen van de districtskantoren van de Sociale Verzekeringsbank, zie pagina 28 van deze brochure. 4) Verplicht doorgeven van wijzigingen U bent verplicht om belangrijke feiten en omstandigheden, die van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering of de hoogte van de uitkering door te geven aan de SVB. Indien u zich niet houdt aan deze mededelingsplicht of misleidende informatie geeft, legt de SVB u een boete op. De hoogte van de boete is afhankelijk van het bedrag dat u ten onrechte heeft ontvangen. Een boete bedraagt minstens 45 euro en kan oplopen tot 2.269 euro. Bovendien moet het ten onrechte ontvangen bedrag altijd terug worden betaald. Als er geen sprake is van een te veel ontvangen bedrag en er bestaat ook geen vermoeden van fraude, dan kan de SVB éénmalig een waarschuwing geven in plaats van een boete. Voorbeelden van belangrijke feiten en omstandigheden zijn onder andere: wijzigingen in burgerlijke staat (trouwen, samenwonen, registreren of uit elkaar gaan), wijzigingen in inkomen van uw partner, overlijden van uw partner. 5) Bezwaar en beroep Indien u het niet eens bent met een beslissing van de SVB, moet u binnen 6 weken bezwaar maken middels het sturen van een bezwaarschrift. U kunt een bezwaarschrift niet per e-mail naar de SVB verzenden. De SVB moet binnen 6 weken reageren op het bezwaarschrift (verlenging van de termijn met 4 weken is mogelijk), waarbij u in principe door de SVB moet worden gehoord omtrent uw bezwaar. Is de reactie desondanks negatief, dan kunt u in beroep bij de administratieve rechter middels een beroepschrift. In eerste instantie gaat u naar de Sector Bestuursrecht van de Arrondissementsrechtbank en in laatste instantie - hoger beroep - naar de Centrale Raad van Beroep middels een beroepschrift. Voor meer informatie of advies omtrent bezwaar en beroep, maar natuurlijk ook voor daadwerkelijke juridische bijstand, kunt u terecht bij het Informatie en Advies Centrum van de AOb, tel.: 0900 – 4 63 62 62
7
III
HET OUDERDOMSPENSIOEN (OP)
1) De opbouw van het aanvullend ouderdomspensioen Voor overheids- en onderwijspersoneel geldt bovendien, dat een aanvullend pensioen (‘het ouderdomspensioen’) is opgebouwd bij het ABP. Het ouderdompensioen (OP) maakt deel uit van de arbeidsvoorwaarden, waarover sociale partners (werkgevers en de vakbonden) onderhandelen. Omdat u en uw werkgever premie hebben betaald voor een aanvullend ouderdomspensioen, heeft u recht op meer dan alleen de AOW-uitkering. Hoe langer er premie is betaald, hoe hoger de pensioenrechten, die u bij het ABP heeft opgebouwd. 2) Hoogte aanvullend ouderdomspensioen (OP) Als (ex-)werknemer in het onderwijs heeft u via de werkgever aanvullend ouderdomspensioen opgebouwd bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Per dienstjaar heeft u 1,75% aanvullend ouderdomspensioen opgebouwd, zodat u bij veertig dienstjaren fulltime werken in het onderwijs uitkomt op een ABP-pensioen van 40 jaar x 1,75% = 70% van (uw "laatstverdiende" loon minus de uniforme franchise). De franchise is een bedrag, waarover geen pensioenpremie wordt betaald. Over dit bedrag is dus ook geen pensioen opgebouwd. Dit houdt verband met de te ontvangen AOW-uitkering. Thans (1-1-2005) bedraagt de uniforme franchise € 15.250,-. De manier waarop rekening wordt gehouden met het feit dat deelnemers ook AOW ontvangen, is in de loop der tijd steeds veranderd. Dit leidde tot meerdere regelingen elk met een eigen berekeningswijze: (1) De ABP-wet is enkele malen gewijzigd en (2) Bij de privatisering van het ABP in 1996 is ter vereenvoudiging in het nieuwe Pensioenreglement (op grond van wetgeving) tot één pensioenregeling met één uniforme franchise gekomen. De pensioenaanspraken van vóór 1996 zijn bij de overgang van de ABP-wet naar het Pensioenreglement in 1996 omgerekend naar gelijkwaardige pensioenaanspraken. In geval van deeltijd wordt bij de pensioenopbouw rekening gehouden met de werktijdfactor. Heeft u bijvoorbeeld een jaar een werkfactor van 0,8 gehad, dan bouwt u 0,8 dienstjaar op tegen voltijdsalaris in plaats van 1,0 dienstjaar tegen deeltijdsalaris. Heeft u bijvoorbeeld 30 jaar voltijd en daarna 10 jaar deeltijd (0,8) gewerkt, dan is uw opbouwresultaat 30 x 1,75% + 10 x 0,8 x 1,75% = 60,5%. Uw aanvullend pensioenresultaat is dus 60,5% van (het laatstverdiende voltijdsalaris minus de uniforme franchise). Voor een uitgebreide persoonlijke berekening kunt u contact opnemen met het Bureau Service Verzekerden van het ABP, tel. 045 – 579 61 62. 3) Pensioenoverzicht Op het jaarlijkse pensioenoverzicht van het ABP, maar mogelijk ook van andere pensioenfondsen, kunt u zien op welk aanvullend ouderdomspensioen u recht heeft. Het is raadzaam alle gegevens op het laatste pensioenoverzicht (van de verschillende werkgevers) na te kijken. Vraag eerst uitleg aan het ABP en vervolgens - als iets nog onduidelijk blijft – eventueel aan het Informatie en Advies Centrum van de AOb, tel. 0900 – 4 63 62 62.
8
4) Lager pensioenresultaat Het pensioenresultaat kan voor u door verschillende oorzaken lager uitvallen. Oorzaken zijn onder andere: - Uitsluiting deelname ABP; - Tussentijdse beëindiging; - Tijdelijke niet-deelneming; - Berekeningswijze pensioen; - Verandering burgerlijke staat; - Barrières bij opname verlof. A. Uitsluiting deelname ABP Vroeger was uitsluiting van deelname aan een pensioenfonds veel gebruikelijker dan nu. Door een uitsluiting is geen pensioen opgebouwd gedurende die periode. Voorbeelden zijn: (1) uitsluiting vanwege leeftijd (jonger dan 25 jaar), (2) uitsluiting vanwege betrekkingsomvang of grensbedrag (betrekkingsomvang was zo klein dat er te weinig op jaarbasis werd verdiend voor deelname) en (3) uitsluiting vanwege de contractvorm (een tijdelijk dienstverband van minder dan 6 maanden). B. Tussentijdse beëindiging Door tussentijdse beëindiging kan de pensioenopbouw minder zijn. Verandering van baan is een voorbeeld van tussentijdse beëindiging: u heeft eerst in het bedrijfsleven gewerkt. Andere voorbeelden zijn onder andere: U bent (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt of werkloos (geweest). Tijdens werkloosheid wordt 50% pensioen opgebouwd. Bij arbeidsongeschiktheid is het percentage afhankelijk is van de mate van arbeidsongeschiktheid: hoe hoger de arbeidsongeschiktheid, hoe hoger het percentage pensioenopbouw, waarbij voor u nog geldt 100% premievrije pensioenopbouw bij 80% tot 100% arbeidsongeschiktheid. Vrijwillige bijverzekering bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid is mogelijk. U bent met flexibel pensioen (FPU) gegaan. Gedurende de FPU-tijd is het mogelijk om voor maximaal 4 jaar 50% van de voor u geldende pensioenopbouw vrijwillig bij te verzekeren. C. Tijdelijke niet-deelneming Voorbeeld hiervan is onder andere tijdelijke niet-deelneming door OALT-leraren, omdat zij voorheen in het buitenland werkzaam zijn geweest. D. Berekeningswijze pensioen (tweeverdieners) Tweeverdieners dienen er rekening mee te houden, dat ieders pensioenresultaat lager uitvalt als gevolg van de berekeningswijze van het pensioen. Bij ieder van de twee wordt de uniforme franchise afgetrokken van het laatstverdiende salaris, terwijl er maar één gehuwden-AOW door beiden samen wordt ontvangen. Nota bene: in sommige gevallen is een toeslag mogelijk op basis van het pensioenreglement (artikel 18.8, 18.9 en 18.10). U kunt bij het ABP of de AOb informeren of u voor de toeslag in aanmerking komt. E. Verandering burgerlijke staat Indien u gescheiden bent, dient u er rekening mee te houden dat uw ex-partner (of ex-partners) op basis van de Wet Verevening Pensioenrechten in de regel recht heeft (hebben) op de helft van het OP dat is opgebouwd gedurende de tijd van het huwelijk.
9
F. Barrières bij opname verlof Ook opnemen van onder andere onbetaald verlof zonder laten doorlopen van de pensioenopbouw kan leiden tot een lager pensioenresultaat. 5) Vakantiegeld Ook als u gepensioneerd bent, heeft u recht op vakantiegeld. Het vakantiegeld is opgenomen in uw ABP ouderdomspensioen per maand. U ontvangt dus jaarlijks alleen het vakantiegeld over de AOW en wel in de maand mei. 6) Indexering Uw aanvullend ouderdomspensioen van het ABP wordt eenmaal per jaar geïndexeerd en wel per 1 januari. De ABP-indexering is voorwaardelijk en houdt in dat de berekeningsgrondslag jaarlijks wijzigt met een percentage, dat afhangt van het gewogen gemiddelde van de percentages waarmee de salarissen in de onderwijs- en overheidssectoren stijgen en van de financiële positie van het ABP. Per 1-1-2005 zijn de ABP-pensioenen met 0,12 % geïndexeerd. De AOW verandert halfjaarlijks per 1 januari en 1 juli. 7) Afkoop Als u slechts een heel klein pensioen bij het ABP heeft opgebouwd, dan koopt het ABP uw pensioen af. Het ABP betaalt u dan een bedrag ineens in plaats van levenslang maandelijkse uitkeringen. Het eenmalige bedrag wordt berekend op basis van het opgebouwde pensioen en het aantal jaren dat deelnemers gemiddeld een pensioen ontvangen. Er is sprake van een klein pensioen, indien er op jaarbasis recht is op een pensioenuitkering beneden de € 350,56 (of beneden de € 701,12 indien u in het buitenland woont). 8) Aanvraag aanvullend ouderdomspensioen U hoeft het ABP niet zelf te berichten om het aanvullend OP aan te vragen. Het ABP onderneemt actie. Ongeveer een half jaar voordat u 65 jaar wordt, ontvangt u van het ABP een brief, een aanvraagformulier en een loonbelastingverklaring. Deze moet u invullen en terugsturen naar het ABP. In de maand waarin u 65 jaar wordt, krijgt u een pensioenbericht waarin staat hoeveel u precies aan pensioen gaat ontvangen. 9) Meerdere aanvullende pensioenen U kunt recht hebben op meerdere aanvullende pensioenen. Indien u voordat u in het onderwijs ging werken elders heeft gewerkt, daar pensioenpremies heeft betaald en dus pensioenrechten heeft opgebouwd, kunt u ook bij de voormalige werkgever(s)/pensioenfonds(en)/verzekeraar(s) een aanvraag doen tot uitbetaling van aanvullend pensioen. Dit geldt niet als u bij wisseling van baan of banen de opgebouwde rechten heeft overgedragen middels ‘waardeoverdracht’. U heeft dan enkel rechten t.a.v. het fonds dat de waarde overgedragen heeft gekregen. 10) Vergeten pensioen Als u niet precies meer weet bij welke werkgevers u pensioen hebt opgebouwd, is het vaak lastig om uw pensioenaanspraken te achterhalen. Vooral als ook nog eens blijkt, dat de werkgever en de pensioenuitvoerder niet meer bestaan en u geen pensioenopgaven hebt. Toch is het mogelijk om dan uw “vergeten” pensioenen op te sporen. 10
Afhankelijk van uw situatie kunt u het volgende doen: (1) De pensioenuitvoerder is niet te vinden: - Informeer bij uw voormalige werkgever of bij vroegere collega's naar de naam en het adres van de pensioenuitvoerder. - Kijk op de website van De Nederlandse Bank NV; www.dnb.nl U vindt er een register met pensioenfondsen en verzekeraars. Op de site kunt u ook een formulier invullen om zoekgeraakte pensioenen op te sporen. - Gaat het om een pensioenvoorziening, die is ondergebracht bij een verzekeraar, dan kunt u zich ook wenden tot het Verbond van Verzekeraars; zie ook www.verzekeraars.org U kunt via de website een formulier aanvragen om uw polis te achterhalen. (2) Uw vroegere werkgever én de pensioenuitvoerder zijn niet te vinden: - Probeer oud-collega's op te sporen en vraag of zij al een pensioen hebben ontvangen. Mogelijk weten zij waar de pensioenen zijn ondergebracht. - Informeer bij de vakorganisatie of het bedrijf was aangesloten bij een pensioenfonds. - Informeer bij werkgeversorganisaties of de Kamer van Koophandel of uw vroegere werkgever nog bekend is en of zij weten bij welk pensioenfonds of welke verzekeraar de werkgever aangesloten was. - Bel de helpdesk Vergeten Pensioenen (070 - 311 73 73) van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. De VB verwijst u door naar het juiste pensioenfonds, als u de sector, het soort bedrijf of de naam van het bedrijf doorgeeft; zie ook www.vb.nl 11) Ingangsdatum aanvullend ouderdomspensioen U werkt nog, maar stopt op uw 65ste jaar U heeft recht op OP met ingang van de dag, waarop u 65 jaar wordt. Dit geldt indien u met pensioen gaat vanuit actieve dienst, doch niet eerder dan het tijdstip van ingang van het ontslag uit de dienstverhouding. Dus als u jarig bent op 13 mei en dan stopt met werken, gaat het OP in per 13 mei. Wordt het dienstverband beëindigd per 1 juni, dan gaat het OP in per 1 juni. U bent arbeidsongeschikt of werkloos U heeft recht op OP met ingang van de eerste dag van de maand waarin u 65 jaar wordt, indien u voorheen recht op een werkloosheidsuitkering, invaliditeitspensioen of suppletie had. Dus als u een werkloosheidsuitkering, invaliditeitspensioen of suppletie ontvangt en op 13 mei jarig bent, gaat het OP in per 1 mei. U bent reeds met prepensioen (FPU) U heeft recht op OP met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin u 65 jaar wordt. Dus als u FPU ontvangt en op 13 mei jarig bent, gaat het OP in per 1 juni. 12) Uitbetaling De uitbetaling gebeurt in de maand volgend op die waarin de werknemer 65 jaar is geworden. Het pensioen wordt rond de 28ste van de maand op giro- of bankrekening gestort. Per 1 september 2001 wordt de AOW en uw aanvullend OP/NP gescheiden uitbetaald. U ontvangt uw AOW via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en uw aanvullend OP/NP via het ABP. Het is niet mogelijk uw AOW met het OP/NP in één bedrag van het ABP te ontvangen.
11
Door de verplichte gescheiden uitbetaling krijgt u een naheffing van de Belastingdienst. Dat komt omdat de SVB en het ABP ieder voor zich over de uitkeringen het lage tarief van de eerste belastingschijven berekenen, terwijl indien de uitkeringen worden samengeteld het pensioen voor een deel in een hogere tariefschijf valt. Of u een naheffing kunt verwachten, kunt u bij de Belastingdienst (Belastingtelefoon: 0800-0543) navragen. U kunt een naheffing voorkomen door in het jaar zelf bij de Belastingdienst een voorlopige aanslag (in termijnen te betalen) te vragen. 13) Pensioenbeschikking Als u aanvullend pensioen gaat ontvangen van het ABP, ontvangt u een beschikking met het bedrag van uw aanvullend pensioen. 14) Bezwaar en beroep Indien u het niet eens bent met de berekening van uw aanvullend pensioen of bezwaar heeft tegen een beslissing ingevolge het ABP Pensioenreglement die u in uw belangen treft, moet u uw bezwaar schriftelijk kenbaar maken aan het fonds. Het fonds beslist zo spoedig mogelijk. Pakt de beslissing ongunstig uit, dan kunt u in beroep gaan bij de Commissie van Beroep, via een aangetekende brief. Ook de Commissie van Beroep beslist zo spoedig mogelijk. De beslissing ontvangt u per aangetekende brief. Pakt ook deze beslissing ongunstig uit, dan (pas) kunt u uw bezwaar voorleggen aan de rechter. Voor meer informatie of advies omtrent bezwaar en beroep, maar natuurlijk ook voor daadwerkelijke juridische bijstand, kunt u terecht bij het Informatie en Advies Centrum van de AOb, tel. 0900 - 4 63 62 62. 15) Pensioenbericht en ABP Nieuws U ontvangt van het ABP regelmatig informatie, die voor u als pensioengerechtigde van belang is. 16) Ombudsman Pensioenen Indien u klachten heeft over de uitvoering van het Pensioenreglement door ABP (dus over de handelswijze van het ABP) kunt u als klant van het ABP bij de Ombudsman Pensioenen terecht. De Ombudsman is er vooral als bemiddelaar tussen u als klager en het ABP, met als uitgangspunt redelijkheid en billijkheid.
∫
Ombudsman Pensioenen Postbus 93560 2509 AN Den Haag tel. 070 – 33 38 965.
17) Algemene Nabestaandenwet (ANW) en ABP Nabestaandenpensioen Indien u overlijdt, heeft uw partner recht op ABP Nabestaandenpensioen en een Overlijdensuitkering. Dit in aanvulling op een mogelijk recht op een ANW-uitkering. Uw partner is jonger dan 65 jaar bij uw overlijden. Indien uw partner bij uw overlijden jonger is dan 65 jaar, dan heeft hij/zij mogelijk recht op een uitkering ingevolge de ANW (Algemene Nabestaandenwet) via de Sociale Verzekeringsbank. 12
Omdat er gedurende uw werkzaam leven in het onderwijs niet alleen premie is betaald voor ouderdomspensioen maar ook voor ABP Nabestaandenpensioen, is uw nabestaande verzekerd van een (aanvullend) inkomen. Eventueel komt uw partner via het ABP ook in aanmerking voor ANW-compensatie (gedeeltelijke reparatie van de wettelijke verslechteringen van het nabestaandeninkomen in 1998). De hoogte van het ABP Nabestaandenpensioen is onder meer afhankelijk van de hoogte van het OP dat u heeft opgebouwd bij het ABP. In sommige gevallen wordt een toeslag toegekend als tegemoetkoming voor de premies volksverzekeringen. Bij zeer groot leeftijdverschil (meer dan 10 jaar) en als u minder dan 5 jaar getrouwd, samenwonend of geregistreerd bent, kan een verlaging plaatsvinden. Uw partner is ouder dan 65 jaar bij uw overlijden. Indien uw partner bij uw overlijden ouder is dan 65 jaar, dan heeft hij/zij al recht op AOW via de Sociale Verzekeringsbank. Dit recht behoudt hij/zij, alleen het bedrag verandert (uw partner ontvangt dan het AOW basispensioen behorende bij een alleenstaande). Uw partner heeft ook dan recht op ABP Nabestaandenpensioen. De hoogte is ook dan onder meer afhankelijk van het OP, dat u heeft opgebouwd bij het ABP. Hoe hoog het nabestaandenpensioen van uw partner zal zijn, kunt u zien op het pensioenoverzicht dat u jaarlijks van het ABP ontvangt. Ex-partner Ook ex-partners hebben recht op ABP Nabestaandenpensioen. Dit recht vermindert het recht van uw huidige of toekomstige partner. U bent gescheiden vóór 1 juli 1999 Uw ex-partner ontvangt het nabestaandenpensioen opgebouwd tot datum van scheiding. Uw huidige partner ontvangt het nabestaandenpensioen opgebouwd tot datum van uw overlijden, minus het deel dat de ex-partner krijgt. U bent gescheiden op of na 1 juli 1999 Indien u overlijdt na uw 65ste ontvangt uw ex-partner het nabestaandenpensioen dat is opgebouwd tot de datum van scheiding. Uw huidige partner ontvangt het nabestaandenpensioen opgebouwd tot datum van uw overlijden minus het deel dat de ex-partner krijgt. Indien u overlijdt vóór uw 65ste ontvangt uw ex-partner het nabestaandenpensioen, dat u had opgebouwd tot 1 juli 1999. Uw huidige partner ontvangt het nabestaandenpensioen opgebouwd tot de datum van uw overlijden, minus het deel dat uw ex-partner krijgt en minus het deel opgebouwd vanaf 1 juli 1999 tot de datum van scheiding. Geen recht op nabestaandenpensioen Er bestaat geen recht op een nabestaandenpensioen voor uw partner indien: De relatie officieel werd op of na de dag, waarop u de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; U bij het ABP alleen pensioen opbouwde vóór 1 januari 1996 en de relatie officieel werd nadat de pensioenopbouw bij het ABP stopte; U gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van uitruil van nabestaandenpensioen (opgebouwd na 30 juni 1999) voor verhoogd ouderdomspensioen (zie onder Uitruil verderop in deze brochure). Lees meer over de ANW- en AOW-uitkering in de folder Informatie over de ANW-uitkering, op te vragen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) Afdeling Wetscommunicatie Postbus 1100 1180 BH Amstelveen, tel. 020 – 65 65 656; zie ook www.svb.nl 13
Lees meer over nabestaandenpensioen en ANW-compensatie in de folder Nabestaandenpensioen; Zorg voor nabestaanden, op te vragen bij ABP-advies, tel. 045 – 579 61 62; zie ook www.abp.nl Uitkering bij overlijden Als u reeds AOW en een aanvullend pensioen ontvangt, dan heeft uw partner bij uw overlijden niet alleen recht op nabestaandenpensioen, maar ook op een overlijdensuitkering. Indien u geen partner meer heeft, dan kunnen onder bepaalde voorwaarden de kinderen de overlijdensuitkering krijgen. Het gaat om een eenmalig, belastingvrij bedrag ter hoogte van twee keer uw maandelijks bruto pensioen. Uitruil Per 1 juli 1999 bestaat de mogelijkheid om rechten op nabestaandenpensioen (NP), die zijn opgebouwd vanaf 1 juli 1999, uit te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen (OP). Er kan door uitruil van NP een verhoging plaatsvinden van het OP van maximaal 12% (bij 40 jaar NP inruil). Indien u geen partner heeft en niet vóór uw 65ste gaat trouwen, samenwonen of registreren, is de keuze eenvoudig. Indien u wel een partner heeft is de keuze gecompliceerder. Bij uitruil wordt immers afgezien van een NP voor uw partner bij uw overlijden. Uitruil kan het overwegen waard zijn, indien beide partners hebben gewerkt en aanvullend pensioen hebben opgebouwd. Ook kunnen er andere voorzieningen zijn getroffen (bijvoorbeeld spaargeld). In ieder geval dient bij uitruil de partner altijd voor akkoord te tekenen. Het ABP legt ongeveer een half jaar voor uw 65ste verjaardag de uitruilvraag aan u voor. Aangezien enkel rechten op NP opgebouwd na 1 juli 1999 kunnen worden uitgeruild, valt er op dit moment voor u weinig uit te ruilen en is uitruil indien u een partner heeft wellicht niet aantrekkelijk. Let wel: indien u op moment van keuze een ex-partner heeft met recht op NP opgebouwd na 1 juli 1999, dan valt de verhoging lager uit. Het deel van het NP dat bestemd is voor de ex-partner kan namelijk niet worden uitgeruild. 18) Aanvullende bijstand Bij de uitleg over de AOW is aangegeven, dat het voor kan komen dat u een gekorte AOWuitkering ontvangt. Heeft u een gekorte AOW-uitkering en geen of weinig andere inkomsten, dan komt u in aanmerking voor aanvullende bijstand. Wat betreft de bijstandsnormen voor personen van 65 jaar of ouder wordt aangesloten bij de netto AOW-bedragen. Daarbij wordt rekening gehouden met de voor AOW-gerechtigden geldende algemene heffingskorting, de ouderenkorting en – voor zover van toepassing – de aanvullende ouderenkorting (zie hoofdstuk V Premies en belastingen). De normbedragen zijn inclusief de vakantie-uitkering. De hoogte van de aanvullende bijstandsuitkering is gelijk aan het normbedrag minus het gekort AOW-pensioen; ofwel: gekorte AOW + aanvullende bijstandsuitkering = bijstandsnormbedrag. Let wel: indien u aangewezen bent op de bijstand wordt u geacht eerst uw vermogen en eigen huis ‘op te eten’ alvorens daadwerkelijk bijstand te kunnen ontvangen. Er gelden vrijlatingsbedragen ten aanzien van het vermogen: € 5.105,- voor een alleenstaande en € 10.210,- voor een alleenstaande ouder of gehuwden. Ten aanzien van het eigen huis geldt een extra vermogensvrijlating van maximaal € 43.100,-.
14
IV
ZIEKTEKOSTENVERZEKERING en TEGEMOETKOMING
De basisregel: 1. Alle werknemers (OP en OOP) werkzaam in het openbaar onderwijs moeten een particuliere ziektekostenverzekering afsluiten, ongeacht het inkomen. 2. Van de werknemers in het bijzonder onderwijs is het onderwijzend personeel (OP) ongeacht het inkomen altijd particulier verzekerd en onderwijsondersteunend personeel (OOP) - afhankelijk van het inkomen - ziekenfonds dan wel particulier verzekerd . De loongrens is € 32.600 voor personen jonger dan 65 jaar. 1. Particuliere ziektekostenverzekering De tegemoetkoming in de particuliere ziektekosten vindt in het onderwijs plaats op basis van de ZKOO-regeling (tegemoetkoming ziektekostenpremie) en de ZV-regeling (tegemoetkoming hoge ziektekosten). De ZKOO-regeling geldt voor actieven, VUT-gerechtigden en FPU-ers, maar geldt niet voor arbeidsongeschikten en werklozen. De ZV-regeling geldt voor allen, maar de toepassing voor arbeidsongeschikten en werklozen is anders. 2. Regeling Ziektekosten Voorziening voor particulier verzekerden De voorwaarden: Als u 65 jaar wordt, blijft u op dezelfde voet verzekerd als op de laatste dag van de maand voorafgaande aan die waarin u 65 jaar wordt. Bent u particulier verzekerd, dan blijft u in principe particulier verzekerd. In de meeste gevallen wordt de lopende polis beëindigd en vervangen door de standaardpakketpolis. Als het totale gezinsinkomen na uw 65ste jaar minder dan € 21.000,- is, kunnen AOWgerechtigden verzekerd worden op grond van de Ziekenfondswet. Als u na uw 65ste particulier verzekerd blijft, komt u nog steeds in aanmerking voor een ziektekostenvoorziening en wel op grond van de ZV-regeling. De toepassing van de ZV-regeling is voor alle 65-plussers gelijk. Om ziektekosten vergoed te krijgen op basis van de ZV-regeling moeten de kosten hoger zijn dan een bepaald drempelbedrag. Dit drempelbedrag bestaat uit een drempelpercentage (voor 2004 geldt een percentage van 4% van het brutojaarinkomen per gezin) plus een nominale premie (voor 2004 geldt een nominale premie van € 25,65 per maand per volwassene; voor kinderen jonger dan 27 jaar geldt geen nominale premie). Tevens is er een eigen bijdrage in 2004 € 104 per gezin en € 53 voor alleenstaanden. De werking: Bij een standaardpakketpolis komen alleen de premie van de standaardpakketpolis in aanmerking voor een tegemoetkoming. De verzekeringspremies opgeteld en het drempelbedrag en de nominale premie afgetrokken. Het verschil is de tegemoetkoming die u ontvangt. Bij een standaardpakketpolis is de tegemoetkoming in 2004 gemaximeerd op € 160,- per maand. Indien er geen sprake is van een standaardpakketpolis worden de premies opgeteld, de ziektekosten die op de vergoedingenlijst staan worden opgeteld, de eigen bijdrage wordt afgetrokken en het drempelbedrag en de nominale premie worden afgetrokken. Het verschil is uw tegemoetkoming. Indien u geen standaardpakketpolis heeft, dan komen dus ook de overige ziektekosten in aanmerking voor een tegemoetkoming. Bij een andere polis, niet zijnde de standaardpakketpolis, is de tegemoetkoming in 2004 gemaximeerd op € 117,73 per maand.
15
In beide gevallen is de tegemoetkoming onbelast. U hoeft dit bedrag dus niet op te geven bij uw belastingaangifte. Aanvraag tegemoetkoming ziektekosten Voor de tegemoetkoming ziektekosten dient u een aanvraag in te dienen bij KPMG FlexSourcing (voorheen Dienst Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel (Dienst ZVO)). Het aanvraagformulier ziektekostenvergoeding, de vergoedingenlijst en de brochure ‘De sectorale regelingen ziektekostenvoorziening overheidspersoneel’ kunt u verkrijgen bij: KPMG FlexSourcing Postbus 30005 7800 RA Emmen tel. 0591 – 850 350 (Infolijn) 3) Ziekenfonds Ziekenfondsverzekerd blijven Als u 65 jaar wordt, blijft u op dezelfde voet verzekerd als op de laatste dag van de maand voorafgaande aan die waarin u 65 wordt. Bent u ziekenfonds verzekerd, dan blijft u in principe dus ziekenfonds verzekerd. Om ziekenfonds verzekerd te kunnen blijven, geldt echter een aanvullende eis. U dient in de vijf jaar voorafgaand (vanaf uw 60ste), tenminste drie jaar ziekenfondsverzekerde te zijn geweest. De aanvullende eis geldt niet als u tot aan uw 65ste ziekenfonds verzekerd was op grond van een uitkering (BBWO, BZA/WAO etc.). Ziekenfonds verzekerd worden Indien u particulier verzekerd was, maar uw totale gezinsinkomen op uw 65ste jaar niet meer dan € 21.000,-, kunt u er voor kiezen ziekenfondsverzekerde te worden. Ziekenfondspremies Over uw AOW-uitkering is 8,20% ZFW-premie verschuldigd. Over het aanvullend pensioen is een ZFW-premie van 6,20% verschuldigd. Ook bestaat er een nominale premie. De nominale premie wordt door de ziekenfondsen zelfstandig vastgesteld en verschilt per ziekenfonds. 4) AWBZ De AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) betaalt bijzondere kosten, die niet worden vergoed door het ziekenfonds of een particuliere verzekering, bijvoorbeeld de kosten van algemene thuiszorg, wijkverpleging en het verblijf in een verzorgings- of verpleeghuis. U bent, net als iedere andere inwoner van Nederland, verzekerd voor de AWBZ. U blijft ook na uw 65ste jaar hiervoor premie betalen. De premie wordt tegelijkertijd met de loonbelasting ingehouden op uw inkomen.
16
V
BELASTINGEN EN PREMIES
Over uw pensioen moet u belasting betalen, die bestaat uit inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Er wordt na uw pensioen echter minder premie volksverzekeringen ingehouden en dus betaalt u - afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden - minder belasting. Van bruto naar netto U ontvangt van de SVB een bruto-AOW en van het ABP een bruto-OP. Beide uitkeringsinstanties houden van het brutopensioen de loonheffing en premievolksverzekeringen in. Indien u ziekenfondsverzekerd bent na uw 65ste jaar wordt ook de procentuele premie ziekenfonds ingehouden door de SVB (8,20%) en het ABP (6,20%). Door of de SVB of het ABP dient rekening gehouden met een aantal heffingskortingen, die gelden binnen het nieuwe belastingstelsel 2001. Na verrekening blijft het nettopensioen over, dat op uw giro- of bankrekening wordt gestort. Door de gescheiden uitbetaling van de AOW en het OP/NP dient u, zoals al eerder vermeld rekening te houden met een naheffing van de Belastingdienst. Aangifte Om te weten hoeveel er precies verrekend moet worden, dient u een belastingaangiftebiljet in te vullen. Onderstaand vindt u voor 2005 de regels voor de berekening van de verschuldigde belastingen en premies binnen het nieuwe belastingstelsel voor 65-plussers. 1) Het Belastingstelsel 2001 Vanaf 1 januari 2001 heeft Nederland een nieuw belastingstelsel, waarin partners zo veel mogelijk individueel belasting betalen. Vanaf 2001 is er sprake van drie soorten belastbaar inkomen, ondergebracht in drie boxen: Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning. AOW en ABP-pensioen vallen in box 1; Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang; Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. Als u inkomsten heeft uit twee of drie verschillende boxen, dan worden deze inkomsten apart behandeld en apart belast: inkomsten kunnen slechts in één van de drie boxen worden belast (inkomsten kunnen dus niet dubbel worden belast); voor het belastbaar inkomen in box 1, 2 en 3 gelden verschillende tarieven; een negatief inkomen (verlies) in de ene box kan niet worden verrekend met een positief inkomen in een andere box. 2) De boxen Box 1 Loon of salaris, pensioenen (oudedagspensioen en nabestaandenpensioen), AOW en sociale uitkeringen zijn inkomsten die vallen onder box 1, waarover belasting moet worden betaald. De belastingtarieven geldend voor het belastingjaar 2005 staan hieronder: Personen tot 65 jaar 34,40% over € 0 - t/m € 16.893,41,95% over € 16.894 - t/m € 30.35742% over € 30.358 - t/m € 51.762,52% over € 51.763 - of meer
17
Personen van 65 jaar en ouder 16,50% over € 0 - t/m € 16.893,24,05% over € 16.894 - t/m € 30.357,42% over € 30.358 - t/m € 51.762,52% over € 51.763 - of meer Als u 65 jaar bent, wordt het tarief over de eerste twee schijven van box 1 aanmerkelijk lager, omdat u over uw inkomsten geen premie AOW hoeft te betalen. Let wel: In het jaar waarin u 65 jaar wordt, betaalt u een evenredig belastingtarief. Indien u in januari 65 jaar wordt, bent u immers langer 65+ dan wanneer uw verjaardag in december 2005 valt. In het eerste geval heeft u langer recht op het gunstiger belastingtarief. Het bedrag aan belasting dat u aan de hand van de tarieven heeft berekend, wordt vervolgens nog verminderd met één of meer heffingskortingen. In ieder geval de algemene heffingskorting, daarnaast - afhankelijk van uw persoonlijke situatie – zijn aanvullende heffingskortingen mogelijk (zie paragraaf 4: de heffingskortingen). Werken na uw 65ste Misschien wilt u zich na uw 65ste bezighouden met zaken, waarvoor u wordt betaald. Dit kan. Indien u (na uw 65ste) als zelfstandige gaat werken, freelance werk gaat verrichten of inkomsten gaat ontvangen uit het rendabel maken van vermogen, kunt u bij de belastingdienst (tel. 08000543) de Belastingkrant voor ondernemers en werkgevers en de brochure Bijverdiensten, freelance-inkomsten en het nieuwe belastingstelsel aanvragen. Box 2 Indien u - eventueel samen met uw partner - tenminste 5% aandelen bezit in een BV of NV, dan heeft u een aanmerkelijk belang en kunt u te maken krijgen met inkomsten in box 2. Het inkomen in het kader van box 2 wordt belast tegen een tarief van 25%. Meer informatie vindt u in de belastingdienstfolder Aanmerkelijk belang en het nieuwe belastingstelsel te verkrijgen onder tel. 0800-0543. Box 3 U moet belasting betalen over uw vermogen. Uw vermogen is de waarde van uw bezittingen minus de waarde van uw schulden. U betaalt belasting als uw vermogen groter is dan € 18.800,-. Bezittingen zijn bijvoorbeeld: - spaargelden; - een tweede woning of verhuurd pand; - aandelen en effecten; - lijfrenteverzekeringen waarvan de premie niet aftrekbaar is; - een kapitaalverzekering die niet gekoppeld is aan de eigen woning. Bezittingen waarover nooit belasting hoeft te worden betaald, zijn: - de eigen woning (valt in box 1) en de eventuele kapitaalverzekeringen die daaraan gekoppeld zijn; - spullen die u persoonlijk gebruikt (huisraad, auto, caravan etc.); - voorwerpen van kunst en wetenschap die u niet als belegging aanhoudt; - ingegane en niet-ingegane pensioenrechten en de meeste andere rechten op lijfrentetermijnen, waarvoor u in het verleden premies heeft afgetrokken; - maatschappelijke beleggingen (tot een bepaald maximum per persoon). 18
Schulden zijn bijvoorbeeld: - persoonlijke leningen; - doorlopend krediet; - een hypotheek die niet is gebruikt voor de eigen woning. Schulden die nooit tot vermogensvermindering kunnen leiden zijn: - hypotheekschuld voor uw eigen woning (de rente kunt u aftrekken in box 1); - belastingschulden. Let wel: voor schulden geldt een drempel. De eerste € 2.700,- van uw gezamenlijke schulden mag u niet van uw bezittingen aftrekken. Heeft u een partner dan is deze drempel € 5.400,-. Ook geldt dat het inkomen in box 3 niet negatief kan zijn. Als u vermogen ter beschikking heeft gesteld aan een familielid, echtgenoot, partner of aan een rechtspersoon - waarin u, uw echtgenoot, partner of familielid een aanmerkelijk belang heeft – en u daar inkomen uit heeft, dan kan het zijn dat dit inkomen is belast in box 1. Dit ter beschikking gesteld vermogen telt dan niet mee bij uw vermogen in box 3. Heffingvrij vermogen en ouderentoeslag (na het 65ste jaar ) Zoals gezegd bestaat er een heffingsvrij bedrag van € 19.522,-. Vermogen tot dit bedrag is in 2005 belastingvrij. Alleen het vermogen boven dit bedrag telt mee voor de belasting in box 3. Na uw 65ste jaar kan uw heffingsvrij vermogen worden verhoogd met een zogenoemde ouderentoeslag. De hoogte is afhankelijk van uw inkomen uit box 1 en uw gemiddelde rendementsgrondslag in box 3. De ouderentoeslag (box 3) A. Uw gemiddelde rendementsgrondslag* in box 3 is niet meer dan € 258.351,- : 1. Als uw inkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek in box 1 niet meer dan € 13.207 bedraagt, bedraagt de ouderentoeslag de helft van uw gemiddeld vermogen* in box 3 met een maximum van € 25.842,-. 2. Als uw inkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek in box 1 meer dan € 13.207,maar niet meer dan € 18.373,- is, bedraagt de ouderentoeslag de helft van uw gemiddeld vermogen* in box 3 met een maximum van € 12.921,-. 3. Als uw inkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek in box 1 meer dan € 18.373,is, dan heeft u geen recht op ouderentoeslag. B. Uw gemiddelde rendementsgrondslag* in box 3 is meer dan € 258.351,-. 1. U heeft geen recht op de ouderentoeslag. * na aftrek van het heffingsvrije vermogen (€ 19.522,-) inclusief het heffingsvrije vermogen, dat uw partner aan u heeft overgedragen en de eventuele kindertoeslag. Let op: Als u minderjarige kinderen verzorgt, kunt u het heffingsvrije vermogen verhogen met € 2.607,- per minderjarig kind (kan slechts door één ouder worden toegepast). Als u een partner heeft, kan een van beide zijn heffingsvrije vermogen overdragen aan de ander. In dat geval heeft uw partner recht op een heffingsvrij vermogen van € 39.044,- (= 2 x € 19.522,-) en kunt u zelf geen gebruik meer maken van het heffingsvrije vermogen. De mogelijkheid van overdracht geldt ook voor de ouderentoeslag. 19
Belasting op het inkomen uit vermogen Het vermogen dat niet onder een vrijstelling valt, is de grondslag voor de berekening van het inkomen uit sparen en beleggen. Heeft u een partner dan kunt u het vermogen van uzelf en van uw partner naar eigen voorkeur verdelen. Het vermogen wordt twee keer per jaar gemeten, op 1 januari en op 31 december. Over het gemiddelde vermogen in een jaar wordt een vast rendement van 4% berekend: het inkomen uit uw vermogen. Over dit forfaitair bepaald inkomen bent u 30% belasting verschuldigd. In de praktijk komt dit neer op 1,2% (0,30 x 0,04 = 0,012 = 1,2%). Meer informatie vindt u in de Belastingdienstfolder Vermogen, sparen en beleggen en het nieuwe belastingstelsel te verkrijgen onder tel. 0800-0543. 3) De aftrekposten Sommige uitgaven kunt u in het nieuwe stelstel niet meer van de belasting aftrekken of nog maar voor een deel. Aftrekposten die rechtstreeks te maken hebben met inkomsten uit een box, verminderen de inkomsten in die box. Voorbeeld: Heeft u een eigen woning, dan heeft u voor de belastingdienst inkomen uit uw woning (het eigenwoningforfait = een percentage van de waarde van de woning zoals die door de gemeente is vastgesteld (de WOZ-waarde). Dit inkomen wordt belast in box 1. De hypotheekrente voor deze woning kunt u daarom aftrekken van uw inkomen in box 1. Door de zelfstandige belastingbetaling kunt u alleen zelf gebruikmaken van uw eigen aftrekposten. Onderstaand treft u de verschillende aftrekposten per box. Sommige aftrekposten zijn echter gemeenschappelijk. BOX I ◄ reisaftrek openbaar vervoer (als u blijft doorwerken na uw 65ste); ◄ aftrekposten van de eigen woning;** ◄ uitgaven voor kinderopvang (indien u de zorg heeft over kinderen);* ◄ uitgaven voor inkomensvoorzieningen (premies voor lijfrente e.d.); ◄ persoonsgebonden aftrek; - alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen; - onderhoudsplicht kinderen jonger dan 27 jaar;* - ziektekosten en andere buitengewone uitgaven (enkel in sommige gevallen omdat onderwijs een eigen ZVO regeling kent);* - weekenduitgaven voor gehandicapte kinderen;* - studiekosten of andere scholingsuitgaven (als u blijft doorwerken);* - uitgaven monumentenpanden;* - aftrekbare giften;* - kwijtscheldingen van ‘Tante Agaath-leningen’. BOX II ◄ aftrekbare kosten*; ◄ eventueel restant persoonsgebonden aftrek. BOX III ◄ eventueel restant persoonsgebonden aftrek. * Partners kunnen deze inkomsten en aftrekposten verdelen. U mag de gemeenschappelijke inkomsten en aftrekposten in geval van aanwezigheid van een partner naar eigen voorkeur verdelen over beiden. 20
Voorbeeld: De ene partner geeft de uitgaven voor giften voor 70% aan; de andere partner geeft dan de resterende 30% aan. ** Partners kunnen het saldo van het eigenwoningforfait en de aftrekposten van de eigen woning verdelen. Het is niet toegestaan dat de ene partner de eigenwoningforfait aangeeft en de andere partner de hypotheekrente van de eigen woning aftrekt. De eigen woning Vanaf 1 januari 2001 geldt het eigenwoningforfait alleen voor de woning die uw hoofdverblijf is. Tweede woningen, bijvoorbeeld een vakantiewoning, en andere onroerende zaken vallen in box 3. Hypotheekrente en andere aftrekposten De rente en kosten van een hypotheek of andere geldlening die u heeft afgesloten voor de aankoop, het onderhoud of de verbetering van uw eigen woning, zijn aftrekbaar. Deze kosten mag u maximaal 30 jaar aftrekken. Heeft u uw hypotheek afgesloten vóór 1 januari 2001, dan gaat deze periode van 30 jaar lopen vanaf 1 januari 2001. Er verandert niets in de aftrekbaarheid van periodieke betalingen voor erfpacht en soortgelijke rechten. Meer informatie hierover is te vinden in de Belastingdienstfolder Uw eigen woning en het nieuwe belastingstelsel te verkrijgen onder tel. 0800-0543. Kapitaalverzekering eigen woning De algemene voorwaarden voor een kapitaalverzekering eigen woning zijn: - De verzekering moet afgesloten zijn bij een professionele verzekeringsmaatschappij; - In de verzekering moet zijn vastgelegd, dat het gaat om de aflossing van de hypotheekschuld; - Er moet minimaal 15 jaar of tot het overlijden van de verzekerde jaarlijks premie worden betaald binnen een bandbreedte van 1:10; - De polis moet recht geven op een eenmalige uitkering bij leven of overlijden van de verzekeringnemer of zijn echtgenoot of degene waarmee hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert. Als de verzekering aan alle voorwaarden voldoet, is de Kapitaalverzekering Eigen woning gedurende de looptijd van de verzekering niet belast. Het rentebestanddeel in de uitkering is onbelast als ook aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: - De uitkering heeft geheel gediend als aflossing van de hypotheek en - De premiebetaling tenminste 15 t/m 19 jaar heeft geduurd en het uitgekeerde bedrag niet hoger is dan € 31.700 of - De premiebetaling 20 jaar of meer heeft geduurd en het uitgekeerde bedrag niet hoger is dan € 139.500. U en uw fiscale partner hebben beiden recht op deze vrijstelling, als u beiden begunstigde bent van de uitkering. Als u uw verzekering heeft laten aanpassen aan de regels voor de kapitaalverzekering eigen woning, dan valt uw kapitaalverzekering in box 1. Als de uitkering hoger is dan het maximum (per persoon gerekend), dan wordt het meerdere belast in box 1. Meer informatie is te vinden in de Belastingdienstfolder Kapitaal-verzekeringen en het nieuwe belastingstelsel te verkrijgen onder tel. 0800-0543.
21
Ook op de website van de Belastingdienst ( www.belastingdienst.nl ) vindt u over de Kapitaalverzekering Eigen Woning meer informatie. Vruchtgebruik en bloot eigendom Het kan zijn dat u een woning in vruchtgebruik heeft (u woont er in of u ontvangt de huur er van), terwijl bijvoorbeeld uw kinderen de blote eigendom hebben (woning is hun eigendom). De waarde van het vruchtgebruik (afhankelijk van de looptijd, de voordelen die te verwachten zijn en de rekenrente) moet u aangeven in box 3. Uw kinderen moeten waarde van de blote eigendom van de woning (economische waarde van de woning minus de waarde van het vruchtgebruik) aangegeven. De waarde van het blote eigendom wordt ook belast in box 3. De rente van een eventuele hypotheekschuld kunt u niet aftrekken. U kunt de schuld wel aftrekken van uw vermogen in box 3. Let op: Indien u het vruchtgebruik op de woning, waarin u zelf woont, heeft geërfd gelden er andere regels. Het erfrecht is per 1 januari 2003 gewijzigd. Informatie hierover kunt u verkrijgen bij uw notaris of de Belastingdienst. Persoonsgebonden aftrek De persoonsgebonden aftrekposten (bijvoorbeeld buitengewone uitgaven in verband met ziekte of giften) hebben niet rechtstreeks te maken met bepaalde inkomsten. Let wel: voor bepaalde persoonsgebonden aftrek is een drempel of een vast aftrekbedrag vastgesteld. De posten die de persoonsgebonden aftrek vormen kunt u aftrekken van uw inkomsten van box 1. Uw inkomen uit box 1 mag door de persoonsgebonden aftrek niet negatief worden. De restanten mag u aftrekken van uw inkomen in box 3. Ook het inkomen in deze box mag door de aftrek niet negatief worden. Is er nog steeds persoonsgebonden aftrek aanwezig dan mag deze in box 2 worden afgetrokken. Alsnog aanwezig restant kan meegenomen worden naar het volgend jaar. 4) De heffingskortingen Vanaf 1 januari 2001 is er in de plaats van de belastingvrije som een heffingskorting. De overheid berekent eerst hoeveel belasting u over uw inkomen uit box 1, 2 en 3 samen verschuldigd bent. Van dit bedrag wordt de heffingskorting afgetrokken. Het bedrag dat resteert is de verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Onderstaand vindt u de verschillende heffingskortingen geldend over het belastingjaar 2005, indien u in 2005 65 jaar of ouder bent c.q. geweest zou zijn. Algemene heffingskorting Iedereen heeft recht op een algemene korting op de verschuldigde belasting; de algemene heffingskorting. Het ABP houdt hier al rekening mee. Partners hebben ieder een eigen recht op deze heffingskorting. Als één van de partners geen of weinig inkomsten heeft en dus zijn heffingskorting niet (helemaal) gebruikt, dan kan hij (een deel van) het bedrag van de algemene heffingskorting zelf uitbetaald krijgen door de Belastingdienst, bijvoorbeeld in de vorm van een voorlopige teruggaaf. De algemene heffingskorting is maximaal € 910,- voor 65 jaar en ouder. Daarnaast kunt u ook recht hebben op een aantal andere kortingen.
22
Ouderenkorting U heeft recht op de ouderenkorting als u voldoet aan de volgende twee voorwaarden: - u bent op 31 december 2004 65 jaar of ouder; - uw verzamelinkomen in box 1, 2 en 3 in 2005 niet meer dan € 30.728,- is. De ouderenkorting is € 454,-. Aanvullende ouderenkorting Hier heeft u recht op indien u recht heeft op de ouderenkorting én voor een AOW-uitkering voor alleenstaanden in aanmerking komt. De aanvullende ouderenkorting is € 287,-. Het verzamelinkomen op jaarbasis mag niet meer bedragen dan € 30.728,-. Let op: Het ABP houdt bij de uitbetaling van uw pensioen al rekening met de algemene heffingskorting, ouderenkorting en de aanvullende ouderenkorting. U hoeft deze dus niet zelf aan te vragen. Arbeidskorting Als u na uw 65ste jaar bijverdiensten, freelance inkomsten of winst uit onderneming heeft, bestaat er recht op een arbeidskorting. De arbeidskorting is maximaal € 969,-. Kinderkorting Indien u meer dan zes maanden per jaar tenminste één kind jonger dan 18 jaar onderhoudt, dat op uw of uw partners adres staat ingeschreven en de inkomens van u en uw fiscale partner in box 1, 2 en 3 samen niet hoger zijn dan € 60.447,-, heeft u recht op een kinderkorting. De kinderkorting is maximaal € 54,- als u na 1 januari 2005 65 jaar of ouder bent. Aanvullende kinderkorting - Indien u meer dan zes maanden per jaar een kind jonger dan 18 jaar onderhoudt, dat op uw of uw partners adres staat ingeschreven en de inkomens van u en uw partner in box 1, 2 en 3 samen meer dan € 28.491,- maar niet meer dan € 30.225,- zijn, heeft u recht op een aanvullende kinderkorting van € 243,-. - Indien u meer dan zes maanden per jaar een kind jonger dan 18 jaar onderhoudt, dat op uw of uw partners adres staat ingeschreven en de inkomens van u en uw partner in box 1, 2 en 3 samen niet meer dan € 28.491,- zijn, heeft u recht op de aanvullende kinderkorting van € 332,-. Daarnaast wordt deze hoge aanvullende kinderkorting van € 332,- nog eens extra met € 32,verhoogd, als er in het huishouden drie of meer kinderen jonger dan 18 jaar zijn. Combinatiekorting Hiervoor komt u in aanmerking indien u, als u 65 jaar of ouder bent, zes maanden in het jaar een kind van jonger dan 12 jaar op uw woonadres verzorgt en betaald werk heeft voor meer dan € 4.366,- of in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek. De combinatiekorting is € 110,- per persoon. Indien uw partner ook aan de voorwaarden voldoet heeft u beiden recht op de combinatiekorting. Met ingang van 1 januari 2005 kunnen de minstverdiende ouder en de alleenstaande werkende ouder recht hebben op een aanvullende combinatiekorting van € 188,-. Alleenstaande-ouderkorting U heeft hier recht op indien u na uw 65ste meer dan zes maanden in het jaar, één of meer kinderen jonger dan 27 jaar op uw woonadres verzorgt en tevens geen partner heeft. De alleenstaandeouderkorting bedraagt € 673,-.
23
Aanvullende alleenstaande-ouderkorting U heeft hier recht op indien u na uw 65ste meer dan zes maanden in het jaar een kind jonger dan 16 jaar op uw woonadres verzorgt, geen partner heeft en tevens betaald werk verricht. De aanvullende alleenstaande-ouderkorting is maximaal f 673,-. 5) Grens voor de verplichte aanslag De aanslaggrens voor de verplichte aanslag bedraagt € 40,-. 6) Teruggavegrens Het terug te geven bedrag moet meer zijn dan € 13,-. Wilt u meer weten over alles wat met belastingen en 65 jaar worden te maken heeft, bel dan gratis naar de Belastingtelefoon, tel. 0800 - 05 43 (maandag t/m donderdag van 8.00 - 22.00 uur en vrijdag van 8.00 - 17.00 uur). En/of vraag naar de Belastingdienstfolder Als u 65 jaar wordt en het nieuwe belastingstelsel. De gegevens voor het belastingjaar 2005 zijn afkomstig van de site van het ministerie van financiën; www.minfin.nl
24
VI
OVERIG
1) Voorzieningen Hoewel het geen prettig onderwerp is, kunt u te maken krijgen met fysieke beperkingen. Daarom zijn er drie soorten voorzieningen voor 65-plussers van belang: a. Voorzieningen voor wonen en vervoer Voor deze voorzieningen kunt u op grond van de WVG (Wet voorziening gehandicapten) bij uw gemeente terecht. De tegemoetkoming is inkomensafhankelijk. Vergoedingen gelden voor bijvoorbeeld kleine of grote aanpassingen aan de woning (aanpassing keuken, badkamer, traplift) of voor noodzakelijk vervoer (taxikosten, collectief vervoer, eigen vervoer en rolstoelen). b. Zorgvoorzieningen Dit betreft allerlei vormen van hulp en hulpmiddelen voor zieken en gehandicapten. Bijvoorbeeld hoog-laag bed, loophulp, hoorapparaat etc. Voor deze voorzieningen moet u naar het ziekenfonds of uw particuliere verzekeraar. Ook (intensieve) thuiszorg op grond van de AWBZ en huishoudelijk hulp behoren tot de mogelijkheden. Een eigen bijdrage wordt wel gevraagd, deze is inkomensafhankelijk. c. Bijzondere bijstand Deze geldt voor noodzakelijke kosten die niet door andere wetten worden vergoed. Uw gemeente is belast met de uitvoering van de bijzondere bijstand. 2) de 65-plus kaart Vergeet ook niet dat u in aanmerking komt voor een 65-plus kaart, die recht geeft op allerlei kortingen (openbaar vervoer, musea etc.). Deze kaart is tegen een kleine vergoeding te verkrijgen bij uw gemeentehuis. 3) Woonkosten Indien u in de problemen komt met uw woonkosten in verband met een dalend inkomen, kunt u proberen in aanmerking te komen voor een bijdrage of huursubsidie. Bij beoordeling van huursubsidie wordt er gekeken naar het inkomen van het jaar ervoor. Omdat u op basis van dat inkomen waarschijnlijk niet in aanmerking komt voor huursubsidie kunt u het eerste jaar van de gemeente een bijzondere bijdrage vragen op grond van de ‘Regeling bijdrage huurlasten’ (uw inkomen moet dan minimaal 20% zijn teruggelopen). Het jaar erna kunt u proberen in aanmerking te komen voor huursubsidie.
25
VII
DE ALGEMENE ONDERWIJSBOND
Lid blijven Na uw 65ste jaar kunt u gewoon lid blijven van de AOb. Dienstverlening Als lid kunt u een beroep blijven doen op informatie en juridische bijstand van de Algemene Juridische Dienst (AJD) van de AOb te Utrecht. Na uw overlijden heeft uw partner recht op bijstand van de AJD. Contributie Voor postactieven rekent de AOb een gereduceerd tarief. De AOb heeft invloed op uw pensioen De AOb heeft ook na uw pensionering, in tegenstelling tot ouderenbonden, nog invloed op uw pensioen. Uw pensioenverhogingen (indexering) zijn namelijk mede afhankelijk van de resultaten van de Onderwijs-CAO. De indexering wordt namelijk afgeleid van het gewogen gemiddelde van de salarisverhogingen in de overheidssectoren. De indexering is voorwaardelijk en is mede afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Per 1 januari 2005 zijn de ABP-pensioenen met 0,12% voor bijna viervijfde deel geïndexeerd. Via de ACOP (Algemene Centrale van Overheidspersoneel) heeft de AOb zitting in de ROP (Raad voor het Overheidspersoneel). Deze raad bepaalt de inhoud van het Pensioenreglement. De AOb heeft tevens een zetel in het ABP-bestuur, de uitkeringsinstantie van uw pensioen. Drie leden zitten namens de AOb in de Deelnemersraad (voorheen de Raad van Advies) van het ABP. Hierdoor heeft de AOb directe invloed op de inhoud van uw pensioen en de uitvoering ervan. Ziektekostenvoorziening Daarnaast komt de ZV-regeling tot stand door overleg tussen de sectorwerkgevers en de bonden en maakt deel uit van het pakket secundaire arbeidsvoorwaarden. FNV De AOb is aangesloten bij de FNV (Federatie Nederlandse Vakverenigingen), de grootste vakcentrale van Nederland. De FNV heeft zitting in de SER (Sociaal Economische Raad) die de overheid adviseert over belangrijke maatregelen op sociaal of economisch gebied. Onderwerpen zijn o.a. de AOW, de ANW, de belastingen en de huursubsidie. De FNV heeft ook zitting in de STAR (Stichting van de Arbeid) die de overheid adviseert over de arbeidsvoorwaardenvorming en andere sociale aangelegenheden. Geen zin om thuis te zitten? Vindt u het belangrijk om in vakbondsverband mee te praten over uw belangen? De AOb heeft een groepsbestuur en een groepsraad postactieven, die er op toezien dat de AOb zich voldoende inzet voor de postactieven. U kunt ook zelf zitting nemen in de groepsraad of het groepsbestuur. Andere voordelen van het lidmaatschap - U kunt een beroep doen op individuele dienstverlening van de Algemene Juridische Dienst. - U blijft op de hoogte van de ontwikkelingen in het onderwijs via Het Onderwijsblad; - U ontvangt de nieuwsbrieven voor postactieven; - U kunt naar informatiebijeenkomsten bij u in de buurt, georganiseerd voor postactieven. Voor vragen over onderwijs en het arbeidsvoorwaardenbeleid kunt u maandag t/m vrijdag van 8.30 tot 17.00 uur terecht bij het Informatie en Advies Centrum, tel. 0900 – 4 63 62 62. 26
VIII
NUTTIGE ADRESSEN Vestiging Utrecht Graadt van Roggenweg 400 Postbus 18002 3501 CA Utrecht 030 – 264 90 00
Sociale Verzekeringsbank Vestiging Breda Rat Verleghstraat 2 Postbus 90151 4800 RC Breda 076 – 548 50 00
Vestiging Zaanstad Stationsstraat 112 Postbus 2040 1500 GA Zaandam 075 – 655 10 00
Vestiging Deventer Snipperlingsdijk 2 Postbus 1000 7400 GG Deventer 0570 – 50 60 00
Hoofdkantoor Van Heuven Goedhartlaan 1 Postbus 357 1180 AJ Amstelveen 020 – 656 56 56 www.svb.nl
Vestiging Groningen Cascadeplein 5 Postbus 576 9700 AN Groningen 050 – 316 90 00
Kantoor verzekeringen Afdeling Vrijwillige verzekering 020 – 656 53 64 Afdeling Verzekerdenadministratie 020 – 656 53 52 Afdeling Internationale detachering 020 – 656 52 75
Vestiging Leiden Stationsplein 1 Postbus 9104 2300 PC Leiden 071 – 512 90 00 Vestiging Nijmegen Takenhofplein 4 Postbus 9032 6500 JN Nijmegen 024 – 343 10 00
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) ABP Pensioenen Postbus 4806 6401 JL Heerlen 045 – 579 61 62 (ABP-advies) www.abp.nl
Vestiging Roermond Laurentiusplein 8 Postbus 1244 6040 KE Roermond 0475 – 36 80 00
Algemene Onderwijsbond (AOb) Jaarbeursplein 22 Postbus 2875 3500 GW Utrecht 0900 – 4 63 62 62 www.aob.nl e-mail:
[email protected]
Vestiging Rotterdam Schepenstraat 100 Postbus 70025 3000 LG Rotterdam 010 – 468 88 00
NOTA BENE: Aan de tekst in deze brochure kunt u geen rechten ontlenen.
27