Datu m U itspraak : 07-02 -2013 Insta nt ie : Rechtba nk No ord -Nederla nd Zaak numme r: AW B-11_32 1 Datu m O ps la g: 13-02 -2013 Sector: Best uur Conc ip ië nt : Sc hoe nmake rs, P.A. Op merk ing(e n): Afw ijz ing aa nvraa g tot insc hrijving in re gister vo or desk und ighe ids geb ied fo re ns isc he psyc ho lo gie berust op toere ike nde gro nds la g. N iet vo ldaa n aa n in re ge lge ving geste lde kwa lite itse ise n. Be roep o nge gro nd.
uitspraak RECHTBANK NOORD-NEDERLAND Zittingsplaats Assen Bestuursrecht zaaknummers: AWB ASS 11/321 en AWB ASS 11/615 uitspraak van de meervoudige kamer van 7 februari 2013 in de zaak tussen …., en het College gerechtelijk deskundigen, verweerder,
Procesverloop Bij besluit van 22 juli 2011 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 13 januari 2011 (het primaire besluit), waarbij zijn aanvraag tot registratie afgewezen is, ongegrond verklaard. Bij besluit van 5 april 2011 (bestreden besluit 2) heeft verweerder besloten de bezwaren van eiser tegen de eveneens in het primaire besluit opgenomen mededeling, om hem niet meer in te zetten als toetser, niet in behandeling te nemen. Namens eiser is tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Motivering De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland. 1. Op 27 augustus 2010 heeft verweerder besloten eiser op te nemen als toetser voor het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) voor het deskundigheidsgebied Forensische Psychiatrie, Psychologie en Orthopedagogiek (FPPO). Op 14 oktober 2010 heeft verweerder naar aanleiding van een positief advies van de toetsingsadviescommissie (tac) besloten eiser op zijn aanvraag in te schrijven als gerechtelijk deskundige in het NRGD voor het
Datum Uitspraak: 07-02-2013
Instantie:
Rechtbank Noord-Nederland
Zaaknummer:
AWB-11_321
Datum Opslag:
13-02-2013
Sector:
Bestuur
Concipiënt:
Schoenmakers, P.A.
Opmerking(en):
Afwijzing aanvraag tot inschrijving in register voor deskundigheidsgebied forensische psychologie berust op toereikende grondslag. Niet voldaan aan in
regelgeving gestelde kwaliteitseisen. Beroep ongegrond.
Zaaknummer: AWB ASS 11/321 en AWB ASS 11/615 2 deskundigheidsgebied FPPO Strafrecht Jeugdigen – psychologie/orthopedagogiek. 2. Bij het primaire besluit heeft verweerder eisers aanvraag tot inschrijving in het register voor het deskundigheidsgebied Forensische Psychologie Volwassenen afgewezen overeenkomstig en met verwijzing naar het advies van de tac van 23 december 2010. Bij bestreden besluit 1 heeft verweerder het bezwaar van eiser in afwijking van het advies van de bezwaaradviescommissie (bac) van 19 juli 2011 ongegrond verklaard. Verweerder blijft van opvatting dat eiser niet in aanmerking komt voor een (voorwaardelijke) inschrijving in het register voor voornoemd deskundigheidsgebied. 3. De opvatting van verweerder dat eiser niet in aanmerking komt voor een (voorwaardelijke) inschrijving in dit register berust op de conclusie dat de daartoe beoordeelde zaaksrapporten op een aantal punten niet voldoen aan de gestelde maatstaven. Verweerder heeft hierbij opgemerkt dat uit de zaaksrapporten zelf voldoende inzichtelijk moet blijken dat rapporteur voldoet aan de gestelde maatstaven. Verweerders standpunt dat hieraan in het geval van eiser niet is voldaan, is allereerst gebaseerd op het advies van de tac van 23 december 2010. Volgens dit advies voldoet eiser niet aan de kwaliteitseisen zoals vastgesteld in artikel 12 van het Besluit register deskundige in strafzaken (Brdis) en nader gespecificeerd in de hierop gebaseerde regelgeving. Gelet op de aard van de bevindingen, die de essentie van de te beoordelen criteria raken, acht de tac ook geen registratie onder voorwaarde(n) geïndiceerd. Verweerder heeft hierbij tevens in aanmerking genomen dat de zaaksrapporten zelf ook volgens het advies van de bac er onvoldoende blijk van geven dat voldaan is aan de maatstaven op de onderdelen ‘opdracht en strategie’, ‘onderzoeksmateriaal en data’, ‘onderzoeksmethoden en interpretatie’ en ‘rapportage’. Daarnaast heeft ook de bac het onderdeel ‘Nederlandse rechtscontext’ als onvoldoende gekwalificeerd. Een voorwaardelijke registratie zou alleen mogelijk zijn geweest indien dit de enige tekortkoming zou zijn geweest. Verweerder ziet anders dan de bac geen grond om voor eiser vanwege zijn ruime ervaring, aanzien en bekendheid binnen het deskundigheidsgebied forensische psychologie een uitzondering te maken op het vereiste dat voldaan moet zijn aan de kwaliteitsnormen die in het toepasselijk toetsingskader zijn gesteld. Ook de omstandigheid dat eiser is toegelaten tot het register voor een andere categorie is hierbij geen factor die een rol mag spelen. Verweerder heeft hierbij aangegeven dat in de verschillende vakgebieden voor wat betreft de in aanmerking te nemen competenties uiteenlopende eisen worden gesteld. Verweerder kan zich evenmin vinden in het standpunt dat een benoeming als toetser een factor zou mogen zijn bij de beoordeling van de aanvraag tot registratie. Verweerder heeft hierbij toegelicht dat ten gevolge van de wijze waarop het normerings- en toetsingsproces door de wetgever is ingezet, verweerder de toetsingen - zeker in de beginfase - uitsluitend kon starten met deskundigen die nog niet geregistreerd stonden. 4. Eiser heeft aangevoerd dat er voor verweerder geen enkele gerechtvaardigde reden is om van het advies van de bac af te wijken. Eiser heeft verder naar voren gebracht dat verweerder ten onrechte en ongemotiveerd voorbij is gegaan aan zijn bezwaren tegen de samenstelling en onafhankelijkheid van de tac alsmede tegen de wijze waarop deze commissie de toetsing heeft uitgevoerd en tot zijn advies is gekomen. Eiser is van mening dat de inhoudelijke bevindingen in het advies van de tac op de als onvoldoende beoordeelde onderdelen niet juist zijn. Eiser heeft er op gewezen dat er geen referenten geraadpleegd zijn. Verder is het eiser niet duidelijk waaruit volgt dat de rapportages zelfstandig leesbaar zouden moeten zijn. Dit vloeit niet uit de gestelde kwaliteits- en registratie-eisen voort.
Datum Uitspraak: 07-02-2013
Instantie:
Rechtbank Noord-Nederland
Zaaknummer:
AWB-11_321
Datum Opslag:
13-02-2013
Sector:
Bestuur
Concipiënt:
Schoenmakers, P.A.
Opmerking(en):
Afwijzing aanvraag tot inschrijving in register voor deskundigheidsgebied forensische psychologie berust op toereikende grondslag. Niet voldaan aan in
regelgeving gestelde kwaliteitseisen. Beroep ongegrond.
Zaaknummer: AWB ASS 11/321 en AWB ASS 11/615 3 Eiser is van mening dat hij aan de gestelde eisen voldoet nu de door hem opgestelde rapportages voor zijn opdrachtgevers (maar ook voor derden met dossierkennis) begrijpelijk en leesbaar zijn. Van onvoldoende inzichtelijkheid is geen sprake. De omstandigheid dat de bac heeft gewezen op enige verbeterpunten betekent nog niet dat de rapportages onvoldoende zijn. Volgens eiser gaat verweerder er ook ten onrechte aan voorbij dat zijn rapportages, die qua opzet en structuur met elkaar overeenkomen, in het kader van zijn aanvraag voor inschrijving voor het deskundigheidsgebied FPPO jeugd wel zijn gehonoreerd en dat hij nota bene op basis van twee rapportages die ook in het kader van zijn afgewezen aanvraag zijn beoordeeld (aanvankelijk) was toegelaten als toetser voor het deskundigheidsgebied FPPO jeugd en volwassenen. Eiser merkt voorts op dat de toetsing van de aanvragen om registratie voor beide categorieën geschiedt aan de hand van dezelfde kwaliteits- en registratie-eisen. De beoordeling van de aanvraag om als toetser te worden toegelaten geschiedt aan de hand van dezelfde eisen. Overigens is eiser gelet op de toelichting bij de toepasselijke regelgeving van opvatting dat ruime vakkennis en jarenlange ervaring met het optreden in een forensische context wel degelijk reden kan geven om een aanvrager in te schrijven. Eiser voldoet hieraan. Eiser beroept zich in verband hiermee tevens op de artikelen 3:4 en 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 5. De rechtbank overweegt allereerst dat, zoals in de nota van toelichting bij het Brdis is aangegeven, een beslissing op een aanvraag tot inschrijving in het register een besluit in de zin van de Awb is waartegen bezwaar en vervolgens beroep bij de rechtbank openstaat. Ook voor het overige zijn er geen belemmeringen gebleken om het beroep tegen bestreden besluit 1 ontvankelijk te achten en over te gaan tot een inhoudelijke beoordeling van de houdbaarheid in rechte van de daarbij gehandhaafde afwijzing van eisers aanvraag. 6. De rechtbank stelt vast dat het wettelijk toetsingskader waaraan de houdbaarheid in rechte van bestreden besluit 1 en de daarbij gehandhaafde afwijzing van eisers aanvraag tot inschrijving in het register dient te worden beoordeeld, is neergelegd in het Brdis. Ingevolge artikel 7, tweede lid, van het Brdis stelt het College maatstaven op aan de hand waarvan per deskundigheidsgebied wordt beoordeeld of een aanvraag voldoet aan de in artikel 14, eerste en tweede lid, bedoelde eisen, en maakt het deze openbaar. Ingevolge artikel 12, tweede lid, van het Brdis wordt een deskundige op zijn aanvraag slechts als deskundige in strafzaken in het register ingeschreven wanneer hij naar het oordeel van het College voldoet aan de kwaliteitseisen die in dit artikellid onder a tot en met i zijn opgesomd. Artikel 12, tweede lid, onderdeel b, van het Brdis betreft het vereiste dat de deskundige beschikt over voldoende kennis van en ervaring in het desbetreffende rechtsgebied en voldoende bekend is met de positie en de rol van de deskundige daarin. Ingevolge artikel 14, tweede lid, aanhef en onder a, van het Brdis wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager naar het oordeel van het College niet voldoet aan de in artikel 12, tweede lid, genoemde kwaliteitseisen, behoudens wanneer toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 19. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van het Brdis kan een deskundige die niet aan het vereiste van artikel 12, tweede lid, onderdeel b, voldoet maar ten aanzien van wie naar het oordeel van het College redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij daar binnen een periode van ten hoogste vier jaar wel aan zal voldoen, worden geregistreerd onder de voorwaarde dat hij binnen een door het College te bepalen termijn alsnog aan het desbetreffende
Datum Uitspraak: 07-02-2013
Instantie:
Rechtbank Noord-Nederland
Zaaknummer:
AWB-11_321
Datum Opslag:
13-02-2013
Sector:
Bestuur
Concipiënt:
Schoenmakers, P.A.
Opmerking(en):
Afwijzing aanvraag tot inschrijving in register voor deskundigheidsgebied forensische psychologie berust op toereikende grondslag. Niet voldaan aan in
regelgeving gestelde kwaliteitseisen. Beroep ongegrond.
Zaaknummer: AWB ASS 11/321 en AWB ASS 11/615 vereiste voldoet.
4
7. De maatstaven bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Brdis zijn neergelegd in de Registratie-eisen en toetsingsprocedure Forensische Psychiatrie, Forensische Psychologie en Forensische Orthopedagogiek (Registratie-eisen en toetsingsprocedure FPPO). In de Richtlijn Toetsing voor het deskundigheidsgebied Forensische Psychiatrie, Forensische Psychologie en Forensische Orthopedagogiek zijn de kwaliteitseisen nader gespecificeerd in concrete toetsingscriteria. 8. Niet betwist is dat deze criteria, waaraan ook eisers aanvraag om registratie is getoetst, passen binnen de kwaliteitseisen die in artikel 12, tweede lid, van het Brdis zijn genoemd en de nadere uitwerking daarvan in de maatstaven in de Registratie-eisen en toetsingsprocedure FPPO. 9. De rechtbank constateert dat in het Brdis uitdrukkelijk is voorgeschreven dat om in aanmerking te kunnen komen voor inschrijving in het register voldaan moet zijn aan de kwaliteitseisen die in artikel 12, tweede lid, zijn genoemd. Daarbij is slechts een uitzondering mogelijk ten aanzien van het vereiste van artikel 12, tweede lid, onderdeel b. Indien de deskundige niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet en de tekortkoming niet alleen laatstgenoemd vereiste betreft, dient de aanvraag tot inschrijving op grond van artikel 14, tweede lid, aanhef en onder a, van het Brdis te worden afgewezen. 10. Naar het oordeel van de rechtbank laten deze wettelijke voorschriften in het Brdis geen ruimte voor inschrijving in het register indien niet voldaan is aan de voorwaarden die daarvoor op grond van dit wettelijk kader gelden. Evenmin als verweerder ziet de rechtbank in dat uit de toelichting bij het Brdis het tegendeel valt af te leiden. Ook het beroep van eiser op artikel 3:4, tweede lid, van de Awb en het daarin gecodificeerde evenredigheidsbeginsel geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Op grond van het eerste lid van artikel 3:4 van de Awb immers moet een beperking die uit een wettelijk voorschrift voortvloeit, zoals in het onderhavige geval artikel 14, tweede lid, aanhef en onder a, van het Brdis, gerespecteerd worden. Eisers beroep op artikel 4:84 van de Awb en de daarin neergelegde gehoudenheid tot afwijking in geval van bijzondere omstandigheden slaagt evenmin, alleen al omdat dit voorschrift slechts van toepassing is op beleidsregels en dus niet op wettelijke voorschriften zoals die hier aan de orde zijn. De feitelijke omstandigheden die eiser in dit verband naar voren heeft gebracht, zoals zijn ruime vakkennis en jarenlange ervaring met het optreden in een forensische context, kunnen derhalve niet leiden tot het door hem gewenste resultaat. 11. Voor de beoordeling van de houdbaarheid in rechte van de bij bestreden besluit 1 gehandhaafde afwijzing van eisers aanvraag tot inschrijving in het register voor het deskundigheidsgebied Forensische Psychologie Volwassenen is dus bepalend of hij al dan niet voldoet aan de in artikel 12, tweede lid, van het Brdis gestelde kwaliteitseisen, zoals uitgewerkt in de nadere regelgeving en zo neen, of de tekortkoming enkel ziet op het vereiste onder b van dit artikellid. Gelet op de formulering ‘naar het oordeel van het College’ in dit artikellid en in artikel 14, tweede lid, aanhef en onder a, van het Brdis komt verweerder hierbij beoordelingsvrijheid toe. Dit betekent dat de rechtbank zich in zijn beoordeling enigszins terughoudend moet opstellen. 12. Het bij bestreden besluit 1 gehandhaafde primaire besluit berust op het tac-advies van 23 december 2010. Naar aanleiding van de bezwaren van eiser tegen de samenstelling en onafhankelijkheid van de tac heeft verweerder opgemerkt dat eiser meermalen uitdrukkelijk is uitgenodigd om eventuele bezwaren tegen de samenstelling van deze commissie kenbaar te maken. Eiser heeft hiertegen pas bezwaar gemaakt nadat hij het
Datum Uitspraak: 07-02-2013
Instantie:
Rechtbank Noord-Nederland
Zaaknummer:
AWB-11_321
Datum Opslag:
13-02-2013
Sector:
Bestuur
Concipiënt:
Schoenmakers, P.A.
Opmerking(en):
Afwijzing aanvraag tot inschrijving in register voor deskundigheidsgebied forensische psychologie berust op toereikende grondslag. Niet voldaan aan in
regelgeving gestelde kwaliteitseisen. Beroep ongegrond.
Zaaknummer: AWB ASS 11/321 en AWB ASS 11/615 5 primaire besluit had ontvangen. Hiermee heeft eiser de tac de gelegenheid ontnomen om haar samenstelling aan te passen, aldus verweerder. De rechtbank onderschrijft dit standpunt en voegt hieraan toe dat gesteld noch gebleken is dat de tac zijn taak niet zonder vooringenomenheid heeft vervuld. 13. Voor het standpunt van verweerder dat eiser niet voldoet aan de geldende toetsingscriteria kan niet alleen steun worden gevonden in het advies van de tac maar ook in het advies van de bac. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom bij bestreden besluit 1 is afgeweken van het advies van de bac om het bezwaar gegrond te verklaren. Ook de bac heeft in de aangeleverde zaaksrapporten op de aspecten ‘opdracht en strategie’, ‘onderzoeksmateriaal en data’, ‘onderzoeksmethoden en interpretatie’, ‘rapportage’ en ‘Nederlandse rechtscontext’, die door de tac als onvoldoende zijn beoordeeld, tekortkomingen geconstateerd qua inzichtelijkheid en onderbouwing waarop eiser zich zal moeten verbeteren. Niettegenstaande deze geconstateerde tekortkomingen die aan de rapporten kleven acht de bac het werk van eiser op deze onderdelen, met uitzondering van de ‘Nederlandse rechtscontext’, voldoende. De bac heeft hierbij rekening gehouden met de mondelinge toelichting die eiser heeft gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter in redelijkheid mogen verlangen dat uit de aangeleverde zaaksrapportages zelf moet kunnen blijken dat deze voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Het raadplegen van referenten zou dan ook geen toegevoegde waarde hebben. Ook eisers opmerking dat zijn rapportages voor opdrachtgevers kennelijk steeds begrijpelijk en leesbaar waren, kan hem dus niet baten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de bevindingen van de tac en de bac voldoende grondslag heeft kunnen zien voor de conclusie dat de zaaksrapportages niet aan de daaraan gestelde eisen voldoen. 14. De omstandigheid dat een (andere) tac op 24 september 2010 ten aanzien van eiser wel een positief advies heeft uitgebracht, waarbij alle aspecten als voldoende zijn beoordeeld en dat verweerder hem vervolgens op 14 oktober 2010 op zijn aanvraag heeft ingeschreven als gerechtelijk deskundige voor het deskundigheidsgebied FPPO Strafrecht Jeugdigen – psychologie/orthopedagogiek, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Hierbij is van belang dat de beoordeling in dit advies op de aspecten ‘opdracht en strategie’ en ‘onderzoeksmateriaal en data’ op geen enkele wijze is gemotiveerd. Verder is in het advies bij het aspect ‘onderzoeksmethoden en interpretatie’ aangegeven dat de onderbouwing op een aantal belangrijke punten matig is. De tac is van oordeel dat de kwaliteit (en bruikbaarheid) van de rapporten zal toenemen indien hier in de toekomst meer aandacht aan wordt besteed. Voorts blijkt uit het advies dat de tac het aspect ‘rapportage’ niet volledig heeft kunnen toetsen en dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van de vigerende formats. Ten slotte is in het advies aangegeven dat de tac het aspect ‘Nederlandse rechtscontext’ slechts marginaal heeft kunnen toetsen. Dit advies is kortom op onderdelen niet dan wel slechts summier gemotiveerd en kritisch ten aanzien van de onderbouwing van de verstrekte zaaksrapporten. Het is dan ook niet tegenstrijdig met het latere aan het primaire besluit ten grondslag liggende negatieve tac-advies, dat op alle onderdelen een nadere motivering bevat. Overigens heeft verweerder er op gewezen dat de categorieën Strafrecht Volwassenen en Strafrecht Jeugdigen te onderscheiden vakgebieden zijn. Dit brengt met zich dat de competenties voor deze categorieën afzonderlijk dienen te worden gewaardeerd. De vraag of voldaan is aan de gestelde kwaliteitseisen in deze categorieën wordt ook niet beoordeeld aan de hand van dezelfde zaaksrapporten. In de ene categorie hebben de rapporten immers betrekking op jeugdigen en in de andere categorie op volwassenen. Ook om voormelde redenen is verklaarbaar dat de uitgebrachte tac-adviezen verschillende uitkomsten hebben. 15. De omstandigheid dat verweerder op 27 augustus 2010 besloten heeft om eiser op zijn aanvraag op te nemen als toetser voor het FPPO, waarbij twee zaaksrapporten zouden zijn betrokken die ook zijn verstrekt ter onderbouwing van de afgewezen aanvraag, leidt de rechtbank evenmin tot een ander oordeel. Destijds waren er immers nog geen deskundigen die geregistreerd waren en ten aanzien van wie dus reeds was vastgesteld dat zij
Datum Uitspraak: 07-02-2013
Instantie:
Rechtbank Noord-Nederland
Zaaknummer:
AWB-11_321
Datum Opslag:
13-02-2013
Sector:
Bestuur
Concipiënt:
Schoenmakers, P.A.
Opmerking(en):
Afwijzing aanvraag tot inschrijving in register voor deskundigheidsgebied forensische psychologie berust op toereikende grondslag. Niet voldaan aan in
regelgeving gestelde kwaliteitseisen. Beroep ongegrond.
Zaaknummer: AWB ASS 11/321 en AWB ASS 11/615 6 voldeden aan de daartoe gestelde kwaliteitseisen. De toetsing kon dus uitsluitend van start gaan met niet geregistreerde toetsers, zoals eiser, die door verweerder zelf werden beoordeeld. 16. Omdat de beoordeelde zaaksrapportages van eiser gelet op de geconstateerde tekortkomingen niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoen, was verweerder op grond van artikel 14, tweede lid, aanhef en onder a, van het Brdis gehouden om eisers aanvraag tot inschrijving af te wijzen. Hierbij is van belang dat de tekortkomingen niet alleen het vereiste van artikel 12, tweede lid, onderdeel b, van het Brdis betreffen, zodat verweerder ook niet bevoegd was om eiser op grond van artikel 19, eerste lid, van het Brdis voorwaardelijk in te schrijven. Het door verweerder gehanteerde ‘Beleidskader voorwaardelijke registratie’ doet hier niet aan af. Zoals verweerder heeft toegelicht houdt dit beleidskader weliswaar een zekere verruiming van de toetsing in omdat artikel 12, tweede lid, onderdeel b, van het Brdis - met betrekking tot de vereiste kennis van de juridische context van de werkzaamheden als gerechtelijk deskundige - dusdanig met enkele andere onderdelen genoemd in dit artikellid verweven is dat niet altijd een scherp onderscheid gemaakt kan worden. Deze verruiming kan eiser echter niet baten omdat hij ook op enkele vakinhoudelijke aspecten te kort is geschoten. 17. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de afwijzing van eisers aanvraag tot inschrijving in het register op een toereikende grondslag berust en dat het beroep tegen bestreden besluit 1 ongegrond dient te worden verklaard. 18. In het primaire besluit is tevens aangegeven dat verweerder eiser niet meer inzet als toetser voor het deskundigheidsgebied FPPO Volwassenen en Jeugd omdat hij niet voldoet aan de registratie-eisen. Verweerder wil niet dat deskundigen die voor registratie in aanmerking willen komen getoetst worden door deskundigen die hiervoor zijn afgewezen. Bestreden besluit 2 waarbij verweerder besloten heeft de bezwaren van eiser tegen de beslissing om hem niet meer als toetser in te zetten niet in behandeling te nemen, berust op de opvatting van verweerder dat hiertegen geen bezwaar openstaat. Naar de mening van verweerder is het niet meer inzetten van eiser als toetser namelijk geen zelfstandig besluit maar een van rechtswege uit het besluit tot weigering van de inschrijving voortvloeiend gevolg. 19. Volgens eiser daarentegen is de beslissing hem niet meer als toetser in te zetten wél een besluit gericht op rechtsgevolg, dat een wijzing in zijn rechtspositie teweeg brengt en waartegen bezwaar openstaat. 20. Aangezien het besluit van verweerder om het bezwaar tegen deze beslissing niet in behandeling te nemen berust op de opvatting dat hiertegen geen bezwaar openstaat, begrijpt de rechtbank bestreden besluit 2 aldus dat het bezwaar hierbij niet-ontvankelijk is verklaard. 21. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat de beslissing om eiser niet meer als toetser in te zetten een rechtstreeks gevolg is van het besluit tot afwijzing van zijn aanvraag tot registratie omdat hij niet voldoet aan de daarvoor geldende eisen. Aan deze beslissing ligt geen nadere besluitvorming ten grondslag. 22. Gelet op het voorgaande is de beslissing om eiser niet meer als toetser in te zetten niet aan te merken als een appellabel besluit dat zelf op rechtsgevolg is gericht, maar enkel als een feitelijke mededeling over een gevolg dat rechtstreeks voortvloeit uit de afwijzing van zijn aanvraag tot registratie. Verweerder heeft het bezwaar hiertegen dan ook terecht niet-ontvankelijk geacht.
Datum Uitspraak: 07-02-2013
Instantie:
Rechtbank Noord-Nederland
Zaaknummer:
AWB-11_321
Datum Opslag:
13-02-2013
Sector:
Bestuur
Concipiënt:
Schoenmakers, P.A.
Opmerking(en):
Afwijzing aanvraag tot inschrijving in register voor deskundigheidsgebied forensische psychologie berust op toereikende grondslag. Niet voldaan aan in
regelgeving gestelde kwaliteitseisen. Beroep ongegrond.
Zaaknummer: AWB ASS 11/321 en AWB ASS 11/615 23. De beroepen zijn ongegrond. 24.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7
Datum Uitspraak: 07-02-2013
Instantie:
Rechtbank Noord-Nederland
Zaaknummer:
AWB-11_321
Datum Opslag:
13-02-2013
Sector:
Bestuur
Concipiënt:
Schoenmakers, P.A.
Opmerking(en):
Afwijzing aanvraag tot inschrijving in register voor deskundigheidsgebied forensische psychologie berust op toereikende grondslag. Niet voldaan aan in
regelgeving gestelde kwaliteitseisen. Beroep ongegrond.
Zaaknummer: AWB ASS 11/321 en AWB ASS 11/615
8
Beslissing De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. H. Pieffers en mr. M.B.W. Venema, leden, bijgestaan door mr. P.A. Schoenmakers, griffier.
griffier
In het openbaar uitgesproken op 7 februari 2013.
voorzitter
Datum Uitspraak: 07-02-2013
Instantie:
Rechtbank Noord-Nederland
Zaaknummer:
AWB-11_321
Datum Opslag:
13-02-2013
Sector:
Bestuur
Concipiënt:
Schoenmakers, P.A.
Opmerking(en):
Afwijzing aanvraag tot inschrijving in register voor deskundigheidsgebied forensische psychologie berust op toereikende grondslag. Niet voldaan aan in
regelgeving gestelde kwaliteitseisen. Beroep ongegrond.
Zaaknummer: AWB ASS 11/321 en AWB ASS 11/615
9
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.