DC
45
Medicijnleer
1 Inleiding Je hoeft geen arts, verpleegkundige of verzorgende te zijn om medicatie te mogen verstrekken aan cliënten. Let op: verstrekken is iets anders dan voorschrijven. Medicijnen voorschrijven is en blijft een taak waarvoor alleen artsen bevoegd zijn. Sociaal agogisch werkers mogen dus onder bepaalde voorwaarden ook medicatie verstrekken. Belangrijk is dan dat je vaardig wordt in het verantwoord verstrekken van medicatie. Dit thema bevat de informatie die je nodig hebt om verantwoord medicatie te verstrekken. Als je een cliënt medicatie toedient of een cliënt ondersteunt bij het gebruik ervan moet je ten minste altijd weten: • waarom de cliënt het medicijn nodig heeft; • wat de werking en bijwerking van het medicijn is (noodzakelijk voor observatie van werking en bijwerking); • de wijze en tijdstippen van toediening/gebruik. Als je in een instelling werkt, heb je daarnaast te maken met: • procedures voor bestellen en bewaren van medicijnen; • protocollen voor uitzetten, controleren en toedienen. Dergelijke procedures en protocollen worden ontwikkeld door degenen die primair verantwoordelijk zijn voor het medicatiebeleid: de arts en de apotheker. Je moet deze instructies altijd nauwkeurig opvolgen. Ook als we in dit thema iets anders schrijven. Wat je in dit thema leest, is algemene veel voorkomende informatie. De instructies van arts of apotheker gaan echter altijd voor. Naar aanleiding van onderzoek of veranderde inzichten worden protocollen, richtlijnen, bijsluiters, en dergelijke regelmatig bijgesteld. Het is daarom belangrijk dat je ervoor zorgt altijd de nieuwe bijsluiter te lezen en de laatste instructies en richtlijnen op te volgen. Wet- en regelgeving is van belang om de positie van jezelf en van de cliënt duidelijk te hebben. Verder is het van belang dat je weet hoe medicatie werkt en hoe je medicatie moet toedienen. In dit thema zie je regelmatig namen van medicijnen als voorbeeld. In de praktijk kom je natuurlijk nog veel meer namen van medicijnen tegen. Als je meer wilt
SAW DC 45 Medicijnleer
1
weten over een bepaald medicijn kun je dat navragen bij een arts, apotheker of een van de medicijngidsen op internet raadplegen.
De inhoud van dit thema: 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Wet- en regelgeving Medicatie: van ontwikkeling tot gebruik Medicatie op recept Naamgeving van medicatie Functies van medicatie Werking van medicatie Toedieningsvormen Soorten medicatie Taken bij medicatieverstrekking
1
Medicijnen
2
SAW Digitale Content
2 Wet- en regelgeving Voordat we inhoudelijk ingaan op het verstrekken van medicatie komt eerst de wet- en regelgeving aan bod. Het is strafbaar als je een cliënt door jouw handelen schade toebrengt. Als je met cliënten werkt, moet je aan criteria voldoen. Deskundigheid en bekwaamheid zijn de belangrijkste criteria. Als je deskundig en bekwaam bent, ben je ook bevoegd. Dit geldt ook voor medicijnen verstrekken. Deskundigheid en bekwaamheid zijn nodig om verantwoorde kwalitatief goede zorg te verlenen. De volgende wetten zijn relevant voor het werken met medicijnen. Wet en regelgeving: • Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) • Wet op de Geneesmiddelenvoorziening • Opiumwet • medicijnen voor eigen gebruik 2
2.1 Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)
Met name in het boek ‘Methodisch Begeleiden’ heb je al het nodige kunnen lezen over de Wet BIG. Daarom staan we hier alleen stil bij aspecten die van belang zijn voor het werken met medicijnen. We beginnen met enkele relevante begrippen uit de wet. Begrippen uit de Wet BIG: • voorbehouden handelingen
• risicovolle handelingen
• overige handelingen
3
SAW DC 45 Medicijnleer
3
Een voorbeeld van voorbehouden handelingen rond medicijnen is het geven van een injectie. Daar gaan we dieper op in. Onder ‘overige handelingen’ valt het gewone toedienen van medicijnen. Op risicovolle handelingen gaan we niet dieper in, omdat daar in dit verband alleen het toedienen van medicijnen via een vernevelaar onder valt. Voorbehouden handelingen
Zoals de naam al zegt, mogen voorbehouden handelingen alleen worden uitgevoerd door iemand die daarvoor wettelijk bevoegd is, bijvoorbeeld een arts. Een voorbehouden handeling bij medicatieverstrekking is het geven van een injectie: intramusculair (in een spier), subcutaan (onder de huid) of intracutaan (in de huid). Er zijn drie soorten bevoegdheden van belang bij voorbehouden handelingen. Drie soorten bevoegdheden bij voorbehouden handelingen •
bevoegdheid tot indicatiestelling en uitvoering van de handeling (arts);
•
bevoegdheid de handeling als functioneel zelfstandige uit te voeren in opdracht van een arts, bijvoorbeeld verpleegkundigen;
•
bevoegdheid de handeling uit te voeren in opdracht van, onder toezicht van en met aanwijzingen van een arts.
Als saw’er val je onder de laatste categorie. Dit wil niet zeggen dat je vanaf nu aan de gang kunt gaan met injecties geven. Je zult aan een aantal voorwaarden moeten voldoen: • er moet een duidelijke opdracht van een bevoegde (arts) zijn; • je moet zelf vinden dat je bekwaam bent om de handeling uit te voeren; • je moet handelen volgens de aanwijzingen van de opdrachtgever of volgens protocollen die de opdrachtgever heeft vastgesteld. Een probleem is dat je volgens de bevoegdheid de handeling mag uitvoeren onder toezicht van een arts. Dat is meestal niet handig. Immers, als de arts toekijkt, kan hij net zo goed de handeling zelf verrichten. Juist als cliënten regelmatig een injectie moeten krijgen, is het niet handig als de arts daarvoor steeds moet komen. Als je in een setting werkt met verpleegkundigen is het niet zo’n probleem. Die zijn volgens de wet functioneel zelfstandig bevoegd een injectie te geven. Toch zijn er in de praktijk wel oplossingen voor als er veel saw’ers en geen verpleegkundigen zijn. Voorwaarde voor zo’n oplossing is dat er een instellingsregeling is die hierin voorziet.
4
SAW Digitale Content
Onderdelen van zo’n regeling zijn: • wie opdracht mogen geven (artsen) en voor welke voorbehouden handelingen; • welke beroepsbeoefenaren de handeling mogen uitvoeren; • een bekwaamheidsregeling (zie hierna bij bekwaamheid); • een uitvoerige beschrijving/protocol van de handeling; • hoe het toezicht van de opdrachtgever geregeld is. Om met het laatste te beginnen: als er een goede regeling is, mag het directe toezicht door een arts vervangen worden door ‘een mogelijkheid van tussenkomst’. Ofwel: er moet een arts bereikbaar zijn als het mis gaat of om aanvullende aanwijzingen te kunnen geven. Het belangrijkste onderdeel is echter de bekwaamheidsregeling. Bevoegd en bekwaam
Volgens de Wet BIG ben je bevoegd als je ook bekwaam bent. Als je niet bekwaam bent, ben je dus nooit bevoegd. Je bent bekwaam om een handeling, in dit geval injecties geven, uit te voeren als je voldoet aan de volgende voorwaarden: • je moet het volledige protocol van de handeling uit je hoofd kennen; • je moet de handeling ten minste één keer met goed resultaat hebben uitgevoerd onder direct toezicht van een bevoegde deskundige (arts of verpleegkundige); • de handeling moet regelmatig voorkomen om je bekwaamheid te houden. Het is belangrijk dat je een handeling regelmatig kunt uitvoeren om bekwaam te blijven. Eén keer per maand een injectie geven, is te weinig om bekwaam te blijven. Als je bekwaam bent, ben je dus ook bevoegd en mag je de handeling uitvoeren, mits je daarvoor expliciet opdracht krijgt van een bevoegde. Veel instellingen kennen voor bepaalde BIG-handelingen zogenoemde bekwaamheidsregelingen. De medewerker krijgt dan een officiële verklaring, door een bevoegd persoon ondertekend, dat aan de voorwaarden voor bekwaamheid voor die handeling is voldaan. Als je instelling zo’n regeling niet heeft en je moet toch dergelijke handelingen uitvoeren, is het aan te raden om zelf een bekwaamheidsverklaring te vragen aan bijvoorbeeld een arts. Zo’n verklaring is vormvrij en mag ook een brief zijn waarin de handeling staat met de instelling of afdeling en jouw persoonsgegevens. Je bent dan altijd gedekt als het onverhoopt een keer fout gaat. Meestal is een bekwaamheidsverklaring een paar jaar geldig en alleen voor die instelling/afdeling, onder voorwaarde dat je de handeling ook zeer regelmatig uitvoert.
SAW DC 45 Medicijnleer
5
Eigen verantwoordelijkheid
Bedenk dat je altijd ongeacht de omstandigheden zelf verantwoordelijk bent voor het bepalen of je bekwaam en dus bevoegd bent een handeling uit te voeren. Als je ook maar een beetje twijfelt, moet je de handeling níet uitvoeren. Je hebt het recht, zelfs de plicht dit te weigeren. Ook als een arts of leidinggevende erop aandringt. Ten slotte: het is bekend dat er instellingen zijn waar niet-verpleegkundigen injecties geven. Daarom hebben we er ook over geschreven. Als het allemaal goed geregeld is, is het ook geen probleem. Maar daar mankeert het nog weleens aan. Het advies is daarom zeer kritisch om te gaan met de voorbehouden en risicovolle handelingen als het niet of niet goed geregeld is. Overige handelingen
Naast de voorbehouden en risicovolle handelingen kent de Wet BIG ook nog het begrip ‘overige handelingen’. Deze omvatten een grote hoeveelheid, vooral verzorgende, handelingen die in de wet niet nader genoemd worden. Het klaarzetten en uitdelen van medicijnen aan cliënten hoort hierbij. In termen van de Wet BIG valt dit onder ‘zorgvuldig handelen’. Je handelt zorgvuldig als je deskundig bent, weet wat je doet en waarom je het doet en alle voorschriften en protocollen zorgvuldig naleeft. 2.2 Wet op de Geneesmiddelenvoorziening
Als je met medicatie werkt, heb je indirect ook te maken met de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening. Indirect, omdat de wet vooral betrekking heeft op apothekers en apotheekhoudende huisartsen. De wet regelt van alles over het bereiden, bewaren en distribueren van allerlei soorten en vormen van Lees eerst de bijsluiter en houd je aan de voorschriften medicamenten. Ook regelt de wet zaken als deskundigheid van het personeel in een apotheek, bijsluiters, verpakking en etikettering van medicijnen, enzovoort. De apotheker kan de instelling op basis van deze wet instructies en dwingende voorschriften geven over hoe met medicijnen omgegaan moet worden. Aan deze voorschriften moet jij je dus houden.
6
SAW Digitale Content
2.3 De Opiumwet
In Nederland en daarbuiten worden stoffen en middelen gebruikt die een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid. Deze middelen vallen onder de Opiumwet. De wet kent twee lijsten met stoffen en middelen. Lijst I bevat middelen (harddrugs) die een groot risico vormen voor de volksgezondheid. Denk aan heroïne, XTC, morfine en dopingmiddelen die in de sport veel gebruikt worden. Lijst II bevat middelen (softdrugs) die een aanvaardbaar risico vormen voor de volksgezondheid. Deze middelen zijn lichter dan de middelen op lijst I, maar vormen nog wel een gevaar voor de volksgezondheid. De lijsten worden bij algemene maatregel van bestuur regelmatig bijgewerkt. Onder de Opiumwet vallen niet alleen maar verdovende middelen, maar ook medicijnen die gevaarlijk kunnen zijn. Bijvoorbeeld morfine, bepaalde slaapmiddelen en kalmerende middelen. Die mogen daarom alleen gebruikt worden op voorschrift en onder toezicht van een arts. Voor het bewaren en verstrekken van deze medicijnen in een instelling gelden extra strenge veiligheidseisen. Zo mogen ze niet zomaar toegankelijk zijn voor elke medewerker die ook bij de gewone medicijnen kan. Opiaten, zoals deze middelen ook wel genoemd worden, worden in een aparte afgesloten kast bewaard en niet in de gewone medicijnkast. De sleutel van deze kast wordt beheerd door een leidinggevende of verantwoordelijk verpleegkundige. Er worden extra controlelijsten gebruikt die geparafeerd moeten worden als iemand de sleutel gebruikt en iets uit de kast haalt. Hou er rekening mee dat de sancties heel zwaar kunnen zijn, tot ontslag op staande voet toe, als je misbruik maakt van de protocollen die horen bij de opiaten. 2.4 Medicijnen voor eigen gebruik
Het komt voor dat medewerkers voor eigen gebruik een medicijn uit de medicijnkast van de instelling nemen. Bijvoorbeeld omdat ze hoofdpijn hebben. Maar het komt ook voor dat medewerkers slaapmiddelen meenemen of, erger nog, echte medicijnen voor zichzelf of familie. Dit is volstrekt onaanvaardbaar! Als je minder onschuldige middelen wegneemt om anderen te helpen, ben je zelfs strafbaar. Zelfs een simpele pijnstiller wegnemen, is een vorm van diefstal. Als je af en toe hoofdpijn hebt, moet je er, net als ieder ander, voor zorgen dat je zelf pijnstillers bij je hebt. In geval van nood kun je het altijd nog beter aan je leidinggevende vragen, dan zelf wat pakken uit de medicijnkast. Medicijnen voorschrijven is uitsluitend voorbehouden aan een arts.
SAW DC 45 Medicijnleer
7
3 Medicatie van ontwikkeling tot gebruik In de farmaceutische industrie gaan jaarlijks miljarden om. Het grootste deel van de kosten komt voor rekening van research & development. Er worden voortdurend nieuwe medicijnen ontwikkeld. Door uitgebreide onderzoeken moet aangetoond worden dat een nieuw of aangepast medicijn een toegevoegde waarde heeft. De toegevoegde waarde kan zijn dat het middel ziekten geneest, klachten vermindert, pijn bestrijdt of tekorten in het lichaam aanvult. Tevens moet aangetoond worden dat het nieuwe of aangepaste medicijn niet schadelijk is. Er gaan jaren overheen voordat het medicijn toegelaten kan worden op de markt en voordat de fabrikant het recht krijgt om het nieuwe medicijn onder een eigen naam te verkopen. Dit heet ‘patent krijgen’ op een medicijn. Zodra het medicijn op de markt is, zal de patenthouder de ontwikkelkosten willen terugverdienen en uiteindelijk winst willen maken op het medicijn. Na een aantal jaren loopt het patent af en mogen ook andere aanbieders het product op de markt brengen. Medicijnen waarvoor een recept nodig is, komen via een apotheek bij de patiënt terecht. Als een cliënt in een instelling verblijft, zal de apotheek deze medicijnen aanleveren bij de instelling. De apotheek heeft de verantwoordelijkheid om de bestelde medicatie correct aan te leveren. Als de apotheek veel medicatie levert aan een bepaalde instelling zal de apotheek ook zorgen voor een bestel- en leveringsprotocol. Er zijn dan speciale bestelformulieren en er wordt een protocol opgezet om de medicatie uiteindelijk verantwoord aan de cliënt te kunnen verstekken. In dat protocol vind je voorschriften met betrekking tot bestelling, bewaren, uitzetten en uitdelen van medicatie. Als een cliënt zelfstandig of bij familie woont, komt de medicatie van de apotheek uit de buurt. In deze situatie moet de hulpverlener inschatten of de cliënt zelfstandig op een verantwoorde manier met medicatie om kan gaan. Als dat niet zo is, moet de hulpverlener de cliënt ondersteunen in verantwoord medicatiegebruik.
8
SAW Digitale Content
4 Medicatie op recept Veel medicatie is vrij verkrijgbaar. Bijna iedereen haalt wel eens een pijnstiller of een hoestdrankje bij de drogisterij, supermarkt of bij het benzinestation. Maar vaak is het medicijn uitsluitend op recept verkrijgbaar. Een arts schrijft het recept dan voor en de apotheek levert het medicijn. Op het recept vind je minimaal de volgende gegevens: • naam, voorletters en adres van de voorschrijvende arts; • datum van voorschrijven; • naam van het geneesmiddel; • af te leveren hoeveelheid en sterkte van het medicijn; • naam, voorletters en adres van de zorgvrager; • geboortedatum van de zorgvrager; • wijze van gebruik/dosering; • handtekening of paraaf van de arts. Etiketten
Als de apotheek het medicijn levert, moet het voorzien zijn van een etiket. Het etiket moet voorzien zijn van de volgende gegevens: • naam van apotheek en de apotheker; • afleveringsdatum; • naam, adres, geboortedatum van de cliënt; • naam en sterkte van het geneesmiddel; • een gebruiks- en bewaarvoorschrift; • naam van de arts die de medicatie heeft voorgeschreven. Etiketten hebben kleurcodes. Kleurcodes etiketten medicijnverpakking wit etiket:
inwendig gebruik
wit etiket met blauw streep:
uitwendig gebruik
gele sticker:
vermindert reactievermogen/ rijvaardigheid en pas op
rode sticker:
geen voertuigen besturen
met alcohol
SAW DC 45 Medicijnleer
9
5 Naamgeving van medicatie Medicijnen hebben een stofnaam, een handelsnaam en een soortnaam. De stofnaam is de naam van de werkzame stof. Een ander woord voor stofnaam is generieke naam. De handelsnaam is een beschermde naam die de producent aan het medicijn gegeven heeft. De handelsnaam wordt altijd gevolgd met het teken ® als teken dat het een ‘Registered Trademark’ is. Een medicijn met een handelsnaam wordt ook wel een specialité genoemd. Verder heeft het medicijn ook een soortnaam. Deze naam geeft aan bij welke soort medicijnen het middel hoort. Lorazepam is de stofnaam van een veelgebruikt medicijn tegen spanning en angst. Het medicijn wordt in Nederland verkocht onder de handelsnaam Temesta®. Het medicijn behoort tot de soort benzodiazepinen.
Locopreparaten
Zodra het patent is verlopen mogen ook andere producenten het medicijn op de markt brengen. Vaak wordt het medicijn dan tegen een lagere prijs verkocht omdat de nieuwe producent geen ontwikkelkosten heeft gemaakt. Het medicijn komt dan meestal op de markt onder de stofnaam. In dit geval spreekt men van een ‘locopreparaat’. Verzekeringsmaatschappijen die de kosten van medicijnen voor hun rekening nemen pleiten ervoor om veel locopreparaten voor te schrijven. De specialité wordt ook niet altijd meer volledig vergoed. De samenstelling van locopreparaten wijkt soms af, waardoor het medicijn ook een afwijkende werking kan hebben.
Lorazepam: stofnaam
10
SAW Digitale Content
6 Functies van medicatie De termen medicijnen en geneesmiddelen worden door elkaar heen gebruikt. Toch kan de term geneesmiddel misleidend zijn, want vaak leiden geneesmiddelen niet tot genezing. Functies van medicatie: • genezing van aandoeningen • verminderen van klachten • voorkomen van aandoeningen • herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren van organen • stellen van een diagnose • placebo-effect 4
Genezing van aandoeningen
In bepaalde gevallen kan een medicijn leiden tot genezing van de aandoening. Het medicijn kan de oorzaak van de aandoening aanpakken en wegnemen waardoor uiteindelijk alle klachten verdwijnen Tim heeft een pijnlijke infectie tussen zijn tenen die veroorzaakt wordt door een schimmel. De huisarts schrijft miconazolnitraatzalf voor. Het effect van het medicijn is dat de schimmel bestreden wordt. Binnen enkele dagen nemen de klachten af en is de infectie verdwenen. Om te voorkomen dat de infectie snel terugkomt, moet Tim nog 10 dagen nadat de klachten verdwenen zijn, doorsmeren.
Soms wordt een aandoening veroorzaakt door een tekort van een bepaalde stof in het lichaam. Een ijzertekort kan bloedarmoede veroorzaken en vermoeidheidsklachten opleveren. Ferrosulfaat is een medicijn dat ijzer bevat en het ijzertekort kan opheffen. Verminderen van klachten
Soms wil je bepaalde klachten van een aandoening bestrijden. De pijnklachten die bij griep voorkomen, worden vaak bestreden met een pijnstiller. Paracetamol is een veelgebruikte pijnstiller. De oorzaak van de aandoening wordt er niet mee aangepakt, maar de pijnklachten zullen verminderen.
SAW DC 45 Medicijnleer
11
Voorkomen van aandoeningen
Er zijn medicijnen beschikbaar die aandoeningen kunnen voorkomen. Dit worden medicijnen met een profylactische werking genoemd. Om griep te voorkomen zijn er voor kwetsbare doelgroepen vaccins beschikbaar. Na toediening van een vaccin is de gevaccineerde immuun voor griepvirussen. Door het toedienen van vaccins aan jonge kinderen komen in Nederland een aantal infectieziekten niet of nauwelijks meer voor. Herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren van organen
Als organen in het lichaam minder goed functioneren, gaat dat ten koste van de algehele gezondheid. Soms kan er zelfs een levensbedreigende situatie bestaan. Een bekend voorbeeld is het slecht functioneren van het hart. Gelukkig zijn er diverse medicijnen beschikbaar die het hart beter laten functioneren. Stellen van een diagnose
Middelen die gebruikt worden om een diagnose te kunnen stellen, worden ook gerekend tot de groep medicijnen. Bij onderzoek aan het hart en de bloedvaten wordt vaak contrastvloeistof gebruikt. Door het inbrengen van deze vloeistof kan met behulp van apparatuur zichtbaar gemaakt worden hoe de conditie van hart en bloedvaten is. Placebo-effect
Er bestaan ‘medicijnen’ zonder werkzame stof. Ze hebben een suggestieve werking. Soms schrijft een arts een placebo voor als hij twijfelt of de klachten wel zo ernstig zijn dat een echt medicijn nodig is. Er kleven wel ethische bezwaren aan het voorschrijven van placebo’s. De cliënt wordt immers toch een beetje misleid. Toch worden placebo’s ook gebruikt terwijl cliënten daar wel van op de hoogte zijn. Bij het uittesten van medicijnen worden, als ze zijn goedgekeurd voor menselijk gebruik, altijd twee testgroepen ingericht. Eén groep die het echte medicijn krijgt en de andere groep die het placebo krijgt. De proefpersonen weten dan wel dat ze meedoen aan een test waarbij ook placebo’s gegeven worden. Uiteraard weten ze vervolgens niet of ze het placebo of het echte medicijn krijgen.
12
SAW Digitale Content
7 Werking van medicatie Medicatie begint te werken zodra er voldoende werkzame stof aanwezig is op de plaats waar het zijn werk moet doen. Je kunt onderscheid maken tussen medicijnen die in de bloedbaan opgenomen worden en medicijnen die op een bepaalde plek van het lichaam, op de huid of op slijmvliezen, aangebracht worden. Denk bij het aanbrengen op slijmvliezen aan sprayen in de luchtwegen, druppelen van ogen, oren en neus. Medicatie die in de bloedbaan opgenomen wordt, moet in een bepaalde concentratie in het bloed aanwezig zijn voordat de gewenste werking optreedt. Met concentratie wordt in dit verband de hoeveelheid werkzame deeltjes per milliliter bloed bedoeld. Dit kan uitgedrukt worden in aantal microgram per milliliter, afgekort weergegeven als µg/ml. Subtherapeutische en toxische concentratie
Te weinig medicatie in het bloed geeft niet de gewenste werking. Dit noemt men ook wel een subtherapeutische concentratie. Te veel medicatie in het bloed geeft een vergiftigende werking: de toxische concentratie. Dit is een gevaarlijke concentratie die kan leiden tot een levensbedreigende situatie. Tussen te weinig en teveel zit het ‘therapeutische gebied’. Bij deze concentratie werkt de medicatie optimaal. Soms duurt het weken voordat de therapeutische concentratie bereikt is. De medicatie in het bloed wordt weer afgebroken door het lichaam. Als de concentratie op peil moet blijven zal er telkens nieuwe medicatie toegediend moeten worden. De frequentie van toedienen kan variëren. De arts kan voorschrijven dat de medicatie enkele keren per dag toegediend moet worden, maar er is ook medicatie die maar een keer per drie weken toegediend hoeft te worden. De toedieningsfrequentie (dosering) is altijd terug te lezen op het etiket. Hanno slikt medicatie tegen zijn depressieve klachten. Na een week gaat hij naar zijn begeleider en zegt dat hij wil stoppen met zijn medicatie. Zijn begeleider legt uit dat het 3 weken kan duren voordat deze medicatie werkt. Andere antidepressiva gebruikers hebben deze ervaring ook. Dit motiveert Hanno om door te gaan met het gebruik van medicatie.
Geneesmiddelen kunnen elkaar beïnvloeden. We noemen dat interactie. Soms beïnvloeden ze elkaar ongunstig en heeft de interactie een schadelijk effect op de cliënt. Apotheken kunnen controleren of cliënten verkeerde combinaties van geneesmiddelen krijgen. Bij twijfel kan de apotheker geraadpleegd worden.
SAW DC 45 Medicijnleer
13
8 Toedieningsvormen Medicatie kan via de mond ingenomen worden. Dat wordt ook orale inname genoemd of inname per os. Medicatie kan ook ingebracht worden in de holten van het lichaam, in de huid of op slijmvliezen (oogvlies, neusvlies). Medicatie wordt in verschillende vormen toegediend. Het meest bekend is de tabletvorm. Hierna lees je over veel voorkomende toedieningsvormen.
Toedieningsvormen medicijnen: • • • • • • • • • • • •
tablet dragee capsule dranken zalven en crèmes lotions strooipoeder druppels inhalaties vloeistoffen zetpillen pleisters
5
Druppels
14
SAW Digitale Content
Capsules/tabletten/dragee
Tablet
Een tablet is een samengeperste hoeveelheid poeder. In water of in het maagsap valt de tablet uiteen. Tabletten zijn soms moeilijk door te slikken. Het helpt dan om er water bij te drinken. Water kan ook nodig zijn om irritatie van slokdarm en de maag te voorkomen. Er zijn ook tabletten die in zijn geheel doorgeslikt moeten worden. Voor een goede opname is het van belang om na te gaan of medicatie voor, tijdens of na het eten ingenomen moet worden. Tabletten kunnen zo samengesteld zijn dat ze de werkzame stof heel langzaam afgeven. Daarmee kan de werkingsduur van het medicijn verlengd worden. Kijk in de bijsluiter voor de innamevoorschriften als je niet weet hoe een tablet het beste ingenomen kan worden. Tabletten worden meestal via de mond ingenomen. Meestal, maar niet altijd. Er zijn ook tabletten die in de vagina worden ingebracht. Het spreekt vanzelf dat je beide toedieningsvormen goed uit elkaar moet houden en dat je geen vaginaaltabletten in een bekertje doet met medicijnen die via de mond worden ingenomen. Misschien moet je lachten als je dit leest, maar je zult helaas de eerste niet zijn die zo’n fout maakt. Dragee
Een dragee is een tablet met een laagje eromheen. Het laagje kan aangebracht zijn om te voorkomen dat het medicijn te snel uiteenvalt en dus niet ver genoeg in het spijsverteringskanaal doordringt. Een andere reden kan zijn dat de nare smaak weggewerkt wordt door het laagje. Dragees lijken op snoepjes en moeten om die reden niet in het zicht van kinderen opgeborgen worden. Capsules
Een capsule is een poeder met een gelatineachtig omhulsel. Het omhulsel heeft dezelfde functie als het laagje om de tablet bij de dragee. Daarnaast wordt deze toedieningsvorm ook toegepast als de aard van de stof het niet toelaat om er een tablet of een dragee van te maken. Dranken
Medicijnen kunnen ook in drankvorm voorgeschreven worden. Een voordeel is dat er niet gekauwd hoeft te worden en dat het medicijn gemakkelijk door te slikken is. Vooral bij kinderen is dit een belangrijk voordeel. Suspensies vallen ook onder de dranken. Een suspensie is een vloeistof die gemengd is met een vaste stof. In deze vaste stof zit dan het werkzame deel. Suspensies moeten evenals andere niet heldere dranken geschud worden
SAW DC 45 Medicijnleer
15
voor gebruik. Een nadeel van dranken is dat er snel bacteriegroei kan optreden. Het is dan ook belangrijk om de bewaarvoorschriften goed op te volgen. Zalven en crèmes
Een zalf is een mengsel van hoofdzakelijk smeerbare vetten vermengd met werkzame stof. Er zijn zalven tegen jeuk, tegen pijn en er zijn zalven met antibiotica of hormonen erin. Na het zalven is het verstandig om het ingesmeerde gedeelte te verbinden zodat de zalf niet terecht komt op kleding of beddengoed. Een crème bestaat uit water en vet met daarin een werkzame stof. Een crème trekt in de huid. Als er een geneesmiddel in de zalf of crème zit, is het van belang om een steriele spatel te gebruiken of om een handschoen te dragen bij het smeren als je een cliënt helpt. Anders loop je het gevaar dat het medicijn wordt opgenomen in jouw eigen huid. Op het etiket wordt gewaarschuwd voor dit effect. Lotions
Als er medicatie op een behaarde huid aangebracht moet worden, is een lotion een geschikte toedieningsvorm. Een lotion wordt veel gebruikt bij de bestrijding van vlooien en luizen. Strooipoeders
Strooipoeders worden gebruikt bij huidaandoeningen. Bekend is mentholpoeder tegen de jeuk. Er zijn ook huidpoeders tegen huidschimmels. Druppels
Druppels verspreiden zich na toediening goed op een oog en tussen de oogleden. Er zijn diverse oogdruppels tegen ontstekingen, irritaties en andere aandoeningen van het oog. Oogdruppels worden ook gebruikt als het oog van de cliënt onderzocht moet worden en om het oog te verdoven. Het is belangrijk om steriel te werken bij het toedienen van oogdruppels. De pipet of de druppelaar kunnen besmet raken als ze in contact komen met het oog, oogleden of wimpers. Dit moet altijd voorkomen worden. Oordruppels worden gebruikt om overtollig oorsmeer zachter te maken zodat het later beter verwijderd kan worden. Infecties van de uitwendige gehoorgang of van het trommelvlies kunnen ook behandeld worden met oordruppels.
16
SAW Digitale Content
Neusdruppels zijn er om infecties te bestrijden en om zwellingen van het neusvlies te laten slinken. Druppels kunnen de gehoorgang bereiken en daarmee ook aandoeningen van de gehoorgang bestrijden. Om de druppels in de gehoorgang terecht te laten komen moet bij het toedienen het hoofd achterover gehouden worden. Inhalaties en spray
Inhalatie is een veel gebruikte toedieningsvorm bij aandoeningen van de luchtwegen. Het geneesmiddel wordt toegediend met behulp van een inhalator of via een spray. Bij een inhalator zit het medicijn in poedervorm in een capsule. Bij toediening wordt de capsule in de inhalator geopend. De poeder komt vrij en kan ingeademd worden door de cliënt. Een spray is een toedieningsvorm waarbij het medicijn als nevel in de luchtwegen ingebracht wordt. De nevel komt uit een spuitbusje en wordt ingeademd door de cliënt. Injectievloeistof
Injectievloeistoffen worden gebruikt om medicatie via een injectienaald in de huid, het bewegingsapparaat of rechtstreeks in de bloedbaan in te brengen. Injectievloeistof wordt geleverd in ampullen of in flesjes. Bij injectievloeistoffen werk je vaak met doseringen: niet de inhoud van het hele flesje in de injectiespuit zuigen. Dit komt zeer nauw en vraagt grote zorgvuldigheid en controle. Volg heel precies de protocollen die hiervoor in je instelling gelden. Zetpillen
Zetpillen worden via de anus toegediend. Het geneesmiddel zit verwerkt in een vettige massa. De vettige massa smelt na toediening in de darm. Het geneesmiddel wordt dan via de wand van de dikke darm snel opgenomen in het bloed. Zetpillen kunnen ook gebruikt worden voor een plaatselijke werking. Bij behandeling van aambeien wordt gebruik gemaakt van de plaatselijke werking van een zetpil.
Zetpillen
SAW DC 45 Medicijnleer
17
Pleisters
Het is nog niet zolang gelden dat de medicijnpleister geïntroduceerd werd. Bekend is de nicotinepleister die mensen gebruiken als ze willen stoppen met roken. Nicotine is de verslavende stof waar het lichaam steeds weer om blijft vragen. De pleister zorgt ervoor dat er nicotine in het lichaam opgenomen wordt zodat het lichaam niet meer om nicotine blijft vragen. Andere voorbeelden zijn pleisters met pijnstillende medicatie en pleisters tegen wagenziekte. De pleisters geven met tussenposen een hoeveelheid medicatie af. De werkzame stoffen kunnen op deze manier langzaam en geleidelijk opgenomen worden in het lichaam. Pleisters moeten regelmatig vervangen worden. Het is belangrijk om de pleisters niet telkens op dezelfde plaats aan te brengen omdat er dan huidirritaties kunnen optreden.
Pleisters
18
SAW Digitale Content
9 Soorten medicatie Er zijn veel verschillende medicijnen in omloop. Er zitten niet alleen verschillen in de toedieningsvorm maar ook in de werking en het effect van het medicijn. Om overzicht te houden zijn ze ingedeeld in soorten. Binnen een soort worden medicijnen ondergebracht met een soortgelijke werking. Zo is er een soort die ontstekingen tegengaat: de antibiotica. Medicatie die pijn bestrijdt, hoort tot de soort pijnstillers. In deze paragraaf worden de soorten medicatie beschreven die je in de beroepspraktijk van saw’er tegen kunt komen. Waar nodig worden ook de meest voorkomende bijwerkingen beschreven. Deze bijwerkingen komen niet altijd voor, maar de kans dat ze voorkomen is aanwezig. Bijwerkingen die niet vaak voorkomen, laten we achterwege. Om de functie van medicatie goed te kunnen begrijpen wordt wanneer nodig ook de aandoening waarvoor het medicijn gebruikt wordt, kort beschreven. Naar aanleiding van onderzoek worden bijsluiters regelmatig bijgesteld. Het is dus belangrijk altijd de bijsluiter te blijven lezen en de laatste instructies te volgen. Soorten medicatie: • • • • • • • • • • • • • • • • •
antibiotica anti-epileptica pijnstillers slaapmiddelen psychofarmaca laxeermiddelen (laxantia) middelen tegen diarree antistollingsmiddelen middelen tegen luchtwegaandoeningen middelen tegen allergie middelen voor hart en bloedsomloop middelen die van invloed zijn op de bloeddruk middelen tegen bloedarmoede vitaminen maagmiddelen cytostatica hormonen
6
Antibiotica
Onder antibiotica verstaan we medicijnen die infecties bestrijden die veroorzaakt worden door micro-organismen. Bacteriën, schimmels en virussen zijn voorbeelden van microorganismen. Bacteriën en schimmels kunnen op hun beurt weer onderverdeeld worden in subgroepen. Antibiotica worden verdeeld in twee hoofdgroepen: • breedspectrumantibiotica; deze antibiotica bestrijden niet een specifieke groep bacteriën, maar ze bestrijden bacteriën in het algemeen. Ze worden voorgeschreven wanneer het niet duidelijk is welke bacterie de infectie veroorzaakt; • smalspectrumantibiotica; deze antibiotica werken tegen een of een beperkt aantal micro-organismen. SAW DC 45 Medicijnleer
19
Mensen die antibiotica gebruiken, kunnen last krijgen van ongewenste bijwerkingen. Bekende bijwerkingen van antibiotica zijn: • Diarree kan een bijwerking zijn. Diarree kan ontstaan doordat er altijd micro-organismen in de darmen aanwezig zijn die een bijdrage leveren aan een gezonde vaste ontlasting. Met het gebruik van antibiotica kunnen ook deze micro-organismen bestreden worden met diarree als gevolg. • Overgevoeligheid zoals jeuk en huiduitslag. Deze zijn onafhankelijk van de dosis en kunnen ook al bij gebruik van kleine hoeveelheden ontstaan. Antibiotica moeten altijd een aantal dagen achter elkaar toegediend worden. We spreken van een antibioticakuur. Ook als de klachten verdwenen zijn, moet de kuur afgemaakt worden. Als de kuur niet afgemaakt wordt, kan er altijd nog een hoeveelheid micro-organismen in het lichaam blijven die later weer toeneemt en opnieuw een ziekte veroorzaakt. Resistentie is een probleem bij antibiotica. Resistentie is het verschijnsel dat micro-organismen door aanpassing ongevoelig worden voor een antibioticum. Als een micro-organisme resistent is geworden, zal er een ander antibioticum toegediend moeten worden. Om te voorkomen dat er teveel micro-organismen resistent worden, zal de arts antibiotica niet vaker voorschrijven dan noodzakelijk. Anti-epileptica
Anti-epileptica worden toegediend om te voorkomen dat iemand een epileptische aanval krijgt. Mensen met de diagnose epilepsie moeten hun leven lang anti-epileptica gebruiken. Veelgebruikte anti-epileptica zijn Tegretol® en Diphantoïne®. Bijwerkingen van anti-epileptica zijn stoornissen in het functioneren van de hersenen. Er kunnen bij gebruik van antiepilieptica concentratiestoornissen, geheugenstoornissen en vertraging van denkprocessen optreden. Pijnstillers
Pijnstillers bestrijden pijn. Ze zijn er in lichte en zware vorm. Er zijn grote groepen mensen die regelmatig gebruikmaken pijnstillers. Chronische lichamelijke aandoeningen kunnen de aanleiding zijn voor het veelvuldig slikken van pijnstillers. Eerder in dit thema werd Paracetamol als pijnstiller genoemd. Het is een lichte pijnstiller die door bijna iedereen wel eens gebruikt is. Het middel is vrij verkrijgbaar bij drogisterijen, maar het middel kent wel bijwerkingen. Een gevaarlijke bijwerking van paracetamol
20
SAW Digitale Content
is het risico van inwendige bloedingen. Ibuprofen was tot voor enkele jaren geleden een medicijn dat uitsluitend op recept verkrijgbaar was. Nu is het ook te koop in de drogisterij en in supermarkten. Regelmatig gebruik van Ibuprofen kan maagklachten veroorzaken. Bij zeer ernstige pijn en om het lijden van stervenden te verlichten, zal de arts terugvallen op zwaardere middelen die onder de Opiumwet vallen. Bijvoorbeeld morfine. Slaapmiddelen
Bij slaapproblemen kan een slaapmiddel overwogen worden. Omdat er nadelen kleven aan het gebruik van slaapmiddelen is het goed om eerst naar andere oplossingen te zoeken voor het slaapprobleem. Er zijn slaapcursussen en ontspanningsoefeningen waardoor mensen beter kunnen gaan slapen. Als er toch gekozen wordt voor slaapmedicatie dan kiest de arts afhankelijk van het slaapprobleem uit een inslaapmiddel of een doorslaapmiddel. Voorbeelden van slaapmedicatie zijn Mogadon® Normison® en Dalmadorm®. Een van de bijwerkingen van slaapmedicatie is afhankelijkheid, ofwel verslaving. Als een cliënt langer dan twee maanden slaapmedicatie gebruikt, krijgt hij ontwenningsverschijnselen als hij het medicijn niet meer gebruikt. Andere veel voorkomende bijwerkingen zijn concentratieverlies, verlies van reactievermogen en sufheid. Psychofarmaca
Psychofarmaca zijn middelen die het functioneren van de psyche beïnvloeden. Omdat psychofarmaca veel gebruikt worden onder de groepen cliënten waar saw’ers actief zijn, gaan we er in deze paragraaf dieper op in. De psychofarmaca zijn onderverdeeld in subgroepen.
Onderverdeling psychofarmaca: • antipsychotica • antidepressiva • stemmingsstabilisatoren • tranquilizers
7
SAW DC 45 Medicijnleer
21
Antipsychotica
Deze middelen bestrijden hallucinaties en wanen en worden daarom ook voorgeschreven aan psychotische mensen. Bekende voorbeelden van antipsychotica zijn Haldol® en Zyprexa®. De middelen zijn in verschillende toedieningsvormen verkrijgbaar. Meestal worden ze in tabletvorm toegediend, maar ze kunnen ook toegediend worden in de vorm van injectievloeistof of druppelvorm. Bij cliënten die langdurig last hebben van wanen en hallucinaties worden de antipsychotica ook wel in ‘depotvorm’ geïnjecteerd. Antipsychotica in depotvorm zijn enkele weken werkzaam. Het werkzame bestanddeel van het medicijn wordt namelijk langzaam losgelaten en opgenomen door het lichaam. Veel voorkomende bijwerkingen van antipsychotica zijn stoornissen aan het bewegingsapparaat. Cliënten die antipsychotica gebruiken, kunnen last krijgen van bevingen en stijfheid in de spieren. Ook kan er speekselvloed optreden. Tegen de bijwerkingen van antipsychotica in het bewegingsapparaat en de speekselvloed zijn medicijnen ontwikkeld. Akineton® en Tremblex® zijn voorbeelden van medicijnen die de bijwerking van antipsychotica tegengaan. Antidepressiva
Deze veelgebruikte psychofarmaca bestrijden depressies en angsten. Efexor®, Seroxat® en Amitriptyline zijn voorbeelden van antidepressiva. Het belangrijkste effect van deze medicatie is dat het de somberheid van de cliënt wegneemt. Het duurt meestal langer dan een week voordat deze werking voor de cliënt merkbaar is. Soms is de gewenste werking pas na 4 maanden merkbaar. De bijwerkingen zijn wel al vanaf de eerste dag merkbaar. Veel voorkomende bijwerkingen van antidepressiva zijn: een droge mond, sufheid en verminderde concentratie. Het gebeurt nogal eens dat de cliënt enkele dagen nadat hij gestart is met antidepressiva stopt met inname. Dat komt omdat hij alleen de vervelende bijwerkingen ervaart en niet de gewenste werking. Het is erg belangrijk dat hulpverleners goede voorlichting geven over deze medicatie en de cliënt stimuleren om door te gaan met de medicatie-inname. Als de medicatie gaat werken kan de cliënt ook de neiging krijgen om te stoppen met medicatie. Hij gaat er dan vanuit dat het probleem is opgelost en dat hij door te stoppen verlost kan worden van de bijwerkingen. Antidepressiva moeten echter tot een half jaar nadat het middel is gaan werken, ingenomen worden. Als de cliënt eerder stopt kan hij de klachten snel terugkrijgen. Als de cliënt minstens een half jaar van zijn klachten af is, kan de arts overwegen om te stoppen met antidepressiva. Dan is het van belang om geleidelijk
22
SAW Digitale Content
aan met behulp van een afbouwschema af te bouwen. Abrupt stoppen met de inname van antidepressiva kan leiden tot angstaanvallen. In de afgelopen jaren is het gebruik van antidepressiva flink toegenomen. Antidepressiva leveren een belangrijke bijdrage aan herstel bij een depressie, maar gesprekken en leefregels horen ook bij een behandeling Stemmingsstabilisatoren
Deze middelen gaan stemmingswisselingen tegen. De bekendste is Lithiumcarbonaat. Dit medicijn wordt voorgeschreven aan cliënten met een manisch-depressieve stoornis. Het werkzame bestanddeel is een zout. Daarom krijgen cliënten bij gebruik van Lithiumcarbonaat meer dorst. De concentratie Lithiumcarbonaat in het bloed moet precies goed zijn voor een optimale werking. Bij een te hoge dosering kan de cliënt bewusteloos raken. De concentratie wordt regelmatig gecontroleerd door middel van bloedonderzoek. Tranquillizers
Dit zijn middelen die de angst en spanning verminderen. Ze worden veel gebruikt. Deze middelen werken verslavend. In Nederland zijn tienduizenden mensen afhankelijk van deze middelen. Er treden ontwenningsverschijnselen op als iemand stopt met het gebruik van tranquillizers. Het lichaam blijft om het middel vragen. De ontwenningsverschijnselen kunnen zich uiten in paniekgevoelens, slapeloosheid en bevingen. Naast de verslavende werking treden bijwerking op als sufheid, onverschilligheid en concentratieverlies. Op de verpakking van tranquillizers wordt met de gele sticker aangegeven dat het middel de rijvaardigheid beïnvloedt.
Medicijnen op recept zijn alleen bij de apotheek te krijgen
SAW DC 45 Medicijnleer
23
Laxeermiddelen (laxantia)
Deze middelen worden gebruikt bij obstipatie. Bij obstipatie kan de cliënt zijn ontlasting niet goed kwijtraken. De ontlasting is dan te hard. Laxeermiddelen bevorderen de ontlasting. Ook bij obstipatie is het goed om eerst op een natuurlijke manier de ontlasting te bevorderen. Dat kan door vezelrijke voeding te gebruiken en door veel te bewegen. Ontbijtkoek en pruimen werken ook laxerend. Een nadeel van medicinale laxeermiddelen is dat de darmen zelf minder gaan werken en ze steeds minder actief voor een goed ontlastingspatroon zorgen. Middelen tegen diarree
Bij diarree wordt de ontlasting onvoldoende ingedikt. Middelen tegen diarree zorgen ervoor dat de ontlasting meer ingedikt wordt. Norit® is een medicijn dat dunne ontlasting bindt waardoor de ontlasting dikker wordt. Norit® zorgt ervoor dat de ontlasting zwart kleurt. Dit is een onschuldig neveneffect. Immodium® zorgt voor verminderde darmwerking, waardoor de inhoud van de darm langer in de dikke darm aanwezig is en meer zal indikken. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van Immodium®, want het kan de werking van de darmen te sterk verminderen met obstipatie tot gevolg. Antistollingsmiddelen
Bloed heeft de eigenschap om te stollen als dat nodig is. Bij een verwonding van de huid ontstaat er korstvorming en daarmee komt de bloeding tot stilstand. Onder bepaalde omstandigheden is het beter dat het bloed niet teveel stolt. Gestold bloed kan in de vorm van propjes blijven steken en een gedeelte van een bloedbaan afsluiten. Achter de afsluiting van de bloedbaan is dan geen doorbloeding meer en kan weefsel afsterven. Dit is het geval bij een hart- en herseninfarct. Als de arts inschat dat het beter is dat het bloed minder stolt, kan hij antistollingsmiddelen voorschrijven. Antistollingsmiddelen worden ook wel bloedverdunners genoemd. Veel voorgeschreven middelen zijn Ascal, Sintromitis® en Marcoumar®. Het effect van de medicatie wordt voortdurend gecontroleerd. Het is belangrijk om te weten in welke mate het bloed stolt. Daarvoor kennen we in Nederland de Trombosedienst. Als het bloed na het gebruik van Sintromitis® en Marcoumar® te weinig stolt, moet de dosering weer verlaagd worden. Middelen tegen luchtwegaandoeningen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen middelen voor de bovenste luchtwegen en middelen voor de onderste luchtwegen. Onder de bovenste luchtwegen verstaan we de neus en keelholte. Otrivin® is neusspray die een verstopte neus tegengaat. Chloorhexedine wordt als bacteriebestrijder gebruikt bij een (dreigende) keelontsteking.
24
SAW Digitale Content
Voor de aandoeningen in de onderste luchtwegen kunnen afhankelijk van de aandoening zuurstofbevorderende middelen of antibiotica voorgeschreven worden. Een combinatie van deze twee is ook mogelijk. Als sprake is van chronisch hoesten, kortademigheid en benauwdheid zal er een middel voorgeschreven worden dat de opname van zuurstof bevordert. Ventolin® is zo’n middel en wordt toegediend met een inhalator. Middelen tegen allergie
Een geïrriteerde, verstopte neus en tranende ogen zijn symptomen van allergie. Een allergie wordt veroorzaakt door een stof waar het lichaam overgevoelig op reageert. Bekend zijn stuifmeelkorrels van planten, maar ook huisstofmijt is een beruchte veroorzaker van allergische reacties. Deze stoffen zorgen ervoor dat er histamine vrijkomt in het lichaam. Histamine veroorzaakt de symptomen van een allergie. Telfast® is een middel dat de werking van histamine in het lichaam tegengaat en vermindert daarmee de symptomen van de allergie. Er bestaan medicijnen om allergische klachten te voorkomen. Ze vormen een bescherming tegen alle mogelijke prikkels. Deze medicijnen zijn de ontstekingsremmers. Budesonide is een stof die beschermt tegen allergie. De stof wordt op de markt gebracht onder andere de namen Pulmicort®, Aquacort®, Middelen voor hart en bloedsomloop
De ontwikkeling van medicijnen voor hart en bloedsomloop is zeer succesvol geweest. Voor mensen met hart- en vaatziekten is het mogelijk geworden om een langer leven van betere kwaliteit te leiden dankzij deze medicijnen. Deze middelen kunnen onderverdeeld worden in middelen die de werking van het hart verbeteren en middelen die de vaten verwijden. Lanoxin® is een middel dat de samentrekkingskracht van de hartspier verbetert, waardoor het bloed beter rondgepompt wordt. Isoptin® is een medicijn dat het hartritme optimaliseert. Door vernauwing van de vaten die het hart voorzien van bloed kan een pijnlijk beklemmend gevoel op de borst ontstaan. Nitrobaat® is een middel dat de vaten verwijdt. Hierdoor kan tijdelijk het beklemmende gevoel op de borst onderdrukt worden. Nitrobaat® moet voor een optimale werking als tabletvorm onder de tong gelegd worden. Medicijnen die van invloed zijn op de bloeddruk
We kennen bloeddrukverlagers en bloeddrukverhogers. Capoten® is een bloeddrukverlager. Een te hoge bloeddruk komt veel voor en moet behandeld met bloeddrukverlagers omdat een te hoge bloeddruk kan leiden tot nieuwe aandoeningen. Oorzaken voor een te hoge
SAW DC 45 Medicijnleer
25
bloeddruk zijn: een hogere leeftijd, stress, overgewicht en slechte leefgewoonten. Naast het gebruik van bloeddrukverlagers moeten mensen met hoge bloeddruk zich ook houden aan leefregels. Een gezond eetpatroon, voldoende beweging en niet te veel stress behoren tot de leefregels. Bloeddrukverhogende middelen worden niet zo vaak gebruikt, maar kunnen van levensbelang zijn bij een lage bloeddruk door bloedverlies, shock of een slechte werking van het hart. Ontwateringsmiddelen (diuretica)
Ontwateringsmiddelen worden in de volksmond plastabletten genoemd. Ze zorgen ervoor dat de nieren meer vocht uitscheiden. Deze middelen worden toegepast bij ophoping van vocht in het lichaam en bij hoge bloeddruk. Middelen tegen bloedarmoede
Bij bloedarmoede ziet de cliënt er bleek uit en hij voelt zich snel moe. Bloedarmoede ontstaat meestal door een tekort aan ijzer in het bloed. IJzer is nodig om zuurstof te kunnen vervoeren door het lichaam. Bij bloedarmoede door ijzertekort wordt vaak Ferrofumeraat® voorgeschreven. Ferro is de internationale naam voor ijzer. Vitaminen
Voor het optimaal functioneren van ons lichaam moeten er in voldoende mate vitaminen aanwezig zijn. Sommige aandoeningen ontstaan door een tekort aan vitaminen. Het is bekend dat je door een tekort aan vitamine B12 geheugen- en concentratiestoornissen kunt krijgen. Vitamine C is nodig om je te beschermen tegen infecties. Vitaminen worden voorgeschreven wanneer het vermoeden bestaat dat er te weinig van een bepaalde soort in het lichaam aanwezig is. Middelen tegen maagklachten
Maagklachten die kunnen optreden zijn zuurbranden, pijn in de bovenbuik, opgeblazen gevoel, misselijkheid en pijn achter het borstbeen. Maagklachten kunnen optreden na bijvoorbeeld overmatig alcoholgebruik, te veel en te vet eten of door sommige medicijnen. Middelen tegen maagklachten beschermen het maagvlies en neutraliseren het overtollige maagzuur. Maagzuurbindende middelen zijn bijvoorbeeld Zantac® en Tagamet®. Een voorbeeld van een middel dat het maagslijmvlies beschermt is Ulcogant®. Het legt als het ware een beschermingslag aan op het maagslijmvlies, waardoor het maagzuur minder snel zal irriteren.
26
SAW Digitale Content
Cytostatica
Medicijnen die kanker tegengaan worden cytostatica genoemd. Cytostatica remmen de groei van snelgroeiende, kwaadaardige cellen en bestrijden dus tumorgroei. Door toediening van cytostatica zullen echter ook gezonde cellen aangetast worden, wat kan leiden tot klachten. Bloedcellen en slijmvlies kunnen aangetast worden door cytostatica. Veelvoorkomende bijwerkingen van cytostatica zijn: misselijkheid, braken, haaruitval, bloedarmoede en een verminderde weerstand tegen infecties. Gezien al deze bijwerkingen moet er altijd zorgvuldig met cytostatica omgegaan worden. Hormonen
Hormonen worden geproduceerd door klieren en afgegeven in de bloedbaan. Wanneer er door aandoeningen aan de klieren een tekort van een bepaald hormoon ontstaat, kan de arts besluiten om een hormoon als medicijn voor te schrijven. Bij suikerziekte is er een tekort aan het hormoon insuline in het bloed. Dit leidt tot verkeerde concentraties glucose in het bloed waardoor klachten ontstaan als dorst, veel plassen, misselijkheid en vermoeidheid. Afhankelijk van het type diabetes moet er insuline gespoten worden of tabletten ingenomen worden. Vervolgens wordt de concentratie glucose in het bloed zeer regelmatig gemeten om te voorkomen dat er een lage of te hoge concentratie glucose in het bloed aanwezig is. Hormonen vormen een complex onderdeel van de chemische huishouding in ons lichaam. Dit maakt dat het voor een arts vaak lastig is om het juiste middel en vooral de juiste dosering voor te schrijven. Ze veroorzaken dan ook makkelijk ongewenste bijwerkingen. Het is zaak daar goed op te observeren en de arts daarover te rapporteren.
Insuline op peil houden
SAW DC 45 Medicijnleer
27
10 Taken bij medicatieverstrekking Het is belangrijk om cliënten zo lang mogelijk zelf verantwoordelijk te laten zijn voor de medicatie-inname. Als de cliënt deze verantwoordelijkheid niet meer aankan, neemt de hulpverlening het geheel of gedeeltelijk over. Als de cliënt in een instelling verblijft, verloopt de medicatieverstrekking volgens het systeem van de instelling. Er worden verschillende systemen toegepast. Systemen om medicijnen te bewaren, uit te zetten en te delen heten medicijndistributiesystemen. Voordat je als hulpverlener medicatie gaat verstrekken, moet je je goed verdiepen in het medicijndistributiesysteem dat gebruikt wordt. Taken bij medicatieverstrekking: • administratie/bestellen • medicijnen opbergen • medicijnen uitzetten • medicijnen verstrekken • taken bij ‘zonodig medicatie’ • observatie en rapportage bij medicatiegebruik • bewaren en houdbaarheidsdatum 8
Administratie/bestellen
Er zal voor iedere cliënt een overzicht moeten zijn van zijn medicatievoorschrift. Dit is de basis voor het correct uitzetten en uitdelen van de medicatie. Op het overzicht moeten de volgende gegevens staan: • naam van de cliënt; • naam van de medicatie; • tijdstip waarop de medicatie toegediend moet worden; • dosering; • toedieningsvorm. Tijdens het proces van uitzetten, controleren en uitdelen moet genoteerd worden wie de handelingen verricht hebben. Zo kan nagegaan worden of de handelingen verricht zijn en als er fouten zijn gemaakt, kan nagegaan worden wie er bij betrokken waren. Als er fouten worden gemaakt in de medicijndistributie is het belangrijk dat er vervolgens geleerd wordt van de fouten die gemaakt zijn. Fouten dienen ook altijd gemeld te worden. In de meeste
28
SAW Digitale Content
instellingen zijn commissies actief die foutmeldingen bijhouden en voortdurend werken aan verbeteringen met betrekking tot medicatieverstrekking. Veranderingen in het medicatievoorschrift moeten direct doorgevoerd worden in de administratie. Ook moet de eventueel uitgezette medicatie opnieuw gecontroleerd en aangepast worden. Bij de administratie hoort ook de bestelprocedure bij de apotheek. Hoe die precies verloopt, is afhankelijk van de instelling. Medicijnen opbergen
Medicatie moet altijd opgeborgen worden op de juiste locatie. Steeds vaker staat de medicatie op naam van de cliënt en moet die medicatie in het vak of in de la van de cliënt opgeborgen worden. Kijk goed of de medicatie gekoeld bewaard moet worden. Belangrijk bij het opbergen is ook dat er hygiënisch gehandeld wordt.
Medicijnen opbergen
Medicijnen uitzetten
Met uitzetten van medicatie wordt bedoeld dat de medicatie klaargezet wordt om te kunnen verstrekken aan de cliënt. Er zijn verschillende systemen die gebruikt worden om de medicatie uit te zetten. Er kan gewerkt worden met dagcassettes en met weekcassettes
SAW DC 45 Medicijnleer
29
In de cassettes kunnen pillen, dragees en capsules uitgezet worden. Daarnaast kan de cliënt medicatie met andere toedieningsvormen zoals dranken en zalven gebruiken. Deze medicatie moet ook op een verantwoorde manier uitgezet worden. Cliënt en hulpverlener moeten samen zoeken naar een verantwoorde manier om deze medicatie te bewaren en klaar te zetten voor uitdelen. Het is zeer aan te bevelen, zoniet noodzakelijk, om de uitgezette medicatie te controleren. Dit gebeurt meestal door een ander dan degene die de medicatie heeft uitgezet. Een collega controleert dan op de volgende punten: • is het het juiste geneesmiddel voor de juiste persoon; • klopt de dosering: aantal mg per toediening of aantal milliliters per toediening; • klopt de wijze van toediening; • klopt het tijdstip van toediening? Medicijnen verstrekken
In voorzieningen waar voortdurend hulpverleners aanwezig zijn, worden vaste tijden gehanteerd waarop de medicatie verstrekt wordt. Als vaste deeltijden worden de etenstijden aangehouden en ook voor de avondmedicatie wordt een vast tijdstip gepland. Tabletten, dragees en capsules kunnen het beste met water ingenomen worden. Dit vergemakkelijkt het doorslikken van medicatie en water kan ook bescherming bieden aan de maag. Lees altijd goed de gebruikersvoorschriften, want in sommige gevallen moet de medicatie ingenomen worden zonder water. Ook komt het voor dat de medicatie niet tijdens, maar voor of na de maaltijd ingenomen moet worden. Niet alle cliënten nemen graag medicatie in. Cliënten zien niet altijd de voordelen van medicatie en kunnen last hebben van bijwerkingen waardoor ze liever geen medicatie innemen. Het komt voor dat cliënten medicatie weigeren. Achterdocht of gebrek aan ziekte-inzicht kan de oorzaak zijn. Het kan helpen om de cliënt alsnog te motiveren en te stimuleren om medicatie in te nemen. Het is dan belangrijk dat de voordelen voor de client genoemd worden. Het belang van de cliënt staat altijd voorop! Het gebruik van dwang bij medicatieverstrekking is alleen onder zeer strikte voorwaarden toegestaan. De hulpverlener dient te controleren of de cliënt zijn medicatie ingenomen heeft. Als de cliënt zijn medicatie niet ingenomen heeft, is het van belang om een arts te waarschuwen. Ook als een cliënt binnen een uur na medicatie inname moet overgeven is het van belang om een arts te waarschuwen. De medicatie is dan mogelijk nog niet voldoende opgenomen door het lichaam. De arts zal oordelen of de medicatie opnieuw moet worden toegediend.
30
SAW Digitale Content
Het komt regelmatig voor dat medicatie niet of verkeerd ingenomen wordt door onwetendheid van de cliënt. Hulpverleners hebben de taak om voorlichting te geven over medicatie. Een goede voorlichting aan de cliënt over medicatie draagt bij tot verantwoord medicatiegebruik. De voorlichting moet vooral gaan over werking, bijwerking en de manier van innemen. Taken bij ‘zonodig medicatie’
Een arts kan medicatie voorschrijven die alleen ingenomen wordt als het nodig is. Pijnstillers en rustgevers worden vaak als ‘zonodig medicatie’ voorgeschreven. Omdat deze medicijnen bijwerkingen hebben, moet je kritisch omgaan met het gebruik van deze medicatie. De hulpverlener kan ik het geval van pijnstillers en rustgevers ook alternatieven aandragen voor pijnstilling en rustgevers zoals afleiding zoeken of een gesprek aangaan. Zonodig is ook echt zonodig en dus niet elke dag. Als je iemand met slaapproblemen elke dag een zonodig-slaappil geeft, is sprake van structurele toediening en niet meer van zonodig. Observatie en rapportage bij medicatiegebruik
Als cliënten medicatie gebruiken is het belangrijk dat ze geobserveerd worden. De werking en bijwerkingen van de medicijnen moeten worden gecontroleerd. De effecten en veranderingen van medicatie moeten altijd worden gerapporteerd. Het moet voor zowel de behandelaar, de cliënt en de hulpverlener duidelijk zijn of het medicijn doet wat het moet doen. Als dat niet het geval is, zal er gezocht moeten worden naar andere medicijnen of een aanpassing van de dosering.
Speciale aandacht bij observatie voor: • allergische reacties • invloed op dagelijks functioneren • resistentie • opstapeling • gewenning 9
SAW DC 45 Medicijnleer
31
Allergische reacties
De symptomen van een medicijnallergie treden meestal binnen een tot twee uur na toediening op en kennen vaak een jeukende uitslag zoals eczeem of netelroos. Een enkele keer verschijnt er een paar dagen later nog meer huiduitslag en ontstaan er problemen met inwendige organen zoals de lever en nieren. In zeldzame gevallen is er een plotselinge ernstige reactie die we ‘anafylaxie’ noemen. De cliënt kan bij deze reactie in shock raken. Bijna elk type medicijn kan een allergie veroorzaken, hoewel de meeste gevallen zeldzaam zijn. Voorbeelden zijn antibiotica zoals penicilline, verdovingsmiddelen, spierontspannende middelen die gebruikt worden voor operaties of pijnlijke spierkrampen, verscheidene medicijnen voor het hart en gewone pijnstillers zoals Aspirine en Ibuprofen. Sommige mensen worden zelfs allergisch voor de antiseptische lotions die gebruikt worden om wonden schoon te maken en ziektekiemen te doden. Invloed op dagelijks functioneren
Medicijnen kunnen het dagelijks functioneren nadelig beïnvloeden. Door concentratiestoornissen kunnen vaardigheden zoals autorijden, het bedienen van machines en computers afnemen. Belangrijk is hierbij dat zowel de cliënt als zijn omgeving beschermd wordt. Resistentie
Bij resistentie is het micro-organisme dat de ziekte heeft verwekt ongevoelig geworden voor het medicijn. Micro-organismen beschikken over aanpassingsvermogens waardoor ze in leven kunnen blijven onder moeilijke omstandigheden. Resistentie kan ontstaan als een antibioticakuur niet wordt afgemaakt. Opstapeling
Als er voortdurend meer medicatie in het lichaam opgenomen wordt, dan dat er afgebroken wordt, kan opstapeling ontstaan. De concentratie van het medicijn in het bloed kan te hoog worden, waardoor het medicijn een vergiftigende werking kan krijgen. De vergiftigende werking kan zich uiten in klachten als hoofdpijn, misselijkheid en overgeven. Gewenning
Bij gewenning heeft de cliënt steeds meer medicatie nodig om hetzelfde effect te krijgen. Gewenning kan optreden bij laxantia, maar ook bij tranquillizers. Bepaalde medicijnen werken verslavend. De cliënt vertoont dan op den duur een geestelijke en lichamelijke afhankelijkheid. Tranquillizers en morfinepreparaten staan bekend om deze bijwerking.
32
SAW Digitale Content
Bewaren en houdbaarheidsdatum
Tot slot nog een kort maar niet onbelangrijk woord over het bewaren van medicijnen en de houdbaarheidsdatum. Om met het eerste te beginnen. De meeste medicijnen moeten bewaard worden op een goed afgesloten, donkere plaats. De gemiddelde medicijnkast in een instelling voldoet daaraan. De vensterbank in de zon bij cliënten thuis niet. Er zijn ook medicijnen die koel, dus in de koelkast, bewaard moeten worden. Elk medicijn heeft een uiterste houdbaarheidsdatum die duidelijk op de verpakking wordt vermeld. Vooral als je cliënten begeleidt die zelf hun medicijnen beheren, moet je daar erg alert op zijn. Je kent het waarschijnlijk ook wel van jezelf. Je hebt een kwaal en de arts schrijft een prima middeltje voor. De kwaal is over en je zet het restant medicijnen ergens in een kastje voor eventueel later gebruik. Zo hebben veel mensen een halve medicijnkast vol met middelen ‘voor eventueel later nog eens’. Dit kan gevaarlijk zijn, omdat de kans groot is dat de houdbaarheidsdatum is overschreden. Loop dus van tijd tot tijd samen met cliënten die zelf hun medicijnen beheren hun medicijnkastje eens door. Gooi medicijnen waarvan de houdbaarheidsdatum is overschreden nooit in de prullenbak! Dan kunnen ze makkelijk in handen komen van kinderen of cliënten die er niet mee kunnen omgaan. Breng dergelijke medicijnen terug naar de apotheek.
SAW DC 45 Medicijnleer
33
34
SAW Digitale Content