INVENTARISATIE
4 59
INVENTARISATIE
60
4
INVENTARISATIE
4.1 Doelstelling en afbakening Na de sensibilisatiefase is het hoog tijd om het ijzer te smeden. De hele school weet nu dat we met z’n allen een enorme afvalberg produceren. En dat het een opdracht is om doordacht met afval om te springen en voor duurzame materialen te kiezen. De ladder van Lansink geeft de richting aan waarin we ons gedrag kunnen bijsturen. Maar voor we daaraan toe zijn, gaan we na wat de afvalsituatie op school is en brengen we het gebruik van duurzame materialen in kaart. Wat voor afval produceren we in de klas en op school? Waar komt het vandaan? Hoe en waar zamelen we het in? Waar gaat het heen? Zodra we de antwoorden op die vragen kennen, kunnen we gerichte acties opzetten om de afvalberg in te krimpen. In deze fase vindt dus de nulmeting plaats. Dankzij die gegevens kunnen we later nagaan of onze afvalmaatregelen ook echt gewerkt hebben. De inventarisatiestap laat toe om heel wat aspecten van afval te onderzoeken. Het gevaar bestaat dan ook dat we in deze fase heel veel aspecten onderzoeken, maar in de volgende fases te weinig tijd vinden om ze concreet aan te pakken. Per graad stellen we een aantal acties voor die het je mogelijk maken om samen met je klas een goede inventaris op te stellen van de afvalstromen en van de gebruikte duurzame materialen. Maar natuurlijk is elke actie, mits wat kleine aanpassingen, ook voor alle andere graden geschikt.
4.2 Registreren en interpreteren 4.2.1 Vragenlijst afval en duurzame materialen De vragenlijst afval en duurzame materialen doet je stilstaan bij de afvalproblematiek en het aankoopbeleid op school. Door op zoek te gaan naar de informatie die nodig is om de vragen te beantwoorden, krijg je inzicht in de manier waarop de school met afval en materialen omgaat, worden lacunes in het afval- en aankoopbeleid blootgelegd en komen aandachtspunten en knelpunten aan het licht.
61
INVENTARISATIE
Hebben we de afvalstromen onder controle? Doen we aan afvalpreventie? Kaderen we de afvalproblematiek op een educatieve manier? Selecteren we op een correcte manier? Pakken we het zwerfvuil kordaat en structureel aan? Hoe gaan we om met printers, computers en kopieerapparaten? In het tweede deel “Laat ik me inpakken?” kan iedereen op school (leerlingen en personeel) voor zichzelf nagaan hoe duurzaam zijn/haar aankoop- en gebruikersgedrag is. De vragenlijst is een kwalitatief inventarisatie-instrument. Je vindt hem op www.milieuzorgopschool.be.
4.2.2 Het OVAM-meetinstrument Inzicht krijgen in de afvalstromen die de school produceert, is een erg belangrijke stap. Maar inventariseren betekent ook meten. Want pas als je het gewicht of het volume van die afvalstromen kent, kun je de evolutie van de afvalproblematiek op school in kaart brengen. Het consequent en langdurig blijven registreren van de meetgegevens is daarom noodzakelijk. Om je daarbij te helpen, ontwikkelde OVAM een handig meetinstrument. De basis van het instrument zijn de afvalrecipiënten. Bedoeling is dus om na te gaan hoeveel van de verschillende afvalfracties ingezameld worden. Dat kan in afvalcontainers zijn, of in vuilniszakken... Door op regelmatige tijdstippen het aantal gevulde afvalrecipiënten te tellen en te registreren, krijg je een perfect zicht op het volume van de afvalberg op school. Als de school over effectieve gewichten beschikt, kunnen ook die in het meetinstrument worden opgenomen. Het instrument is een rekentabel die je gratis online kan gebruiken via www.ovam.be. Zodra je enkele gegevens (aard van de school, leerlingenaantal...) hebt ingevuld, krijg je een gebruikersnaam en paswoord. Daarna kun je de kwantitatieve gegevens beginnen in te voeren en kun je aangeven welke recipiënten (vuilniszak of container) je gebruikt. De gegevens worden per fractie opgeslagen en vergelijkingen met andere fracties of gegevens uit het verleden zijn mogelijk. Vergelijkingen worden grafisch ondersteund, cijfergegevens worden automatisch omgezet in percentages. Het meetinstrument is eenvoudig opgebouwd zodat leerlingen het – onder begeleiding – kunnen gebruiken. Op de website van OVAM vind je meer praktische informatie hoe je de tabel het best kunt invullen. Bekijk die grondig voor je aan het meten gaat. Voor meer informatie kun je altijd bij de provinciale MOS-begeleider terecht.
62
4
INVENTARISATIE
4.3 Inventarisatie… voor en door de MOSwerkgroep De MOS-werkgroep zet na de sensibilisatieactie het licht op groen voor inventarisatie. De ervaring leert dat een stapsgewijze en doordachte aanpak nodig is. Zowel praktische als technische obstakels kunnen roet in het eten gooien. We geven graag enkele tips om deze fase zinvol en efficiënt aan te vatten.
4.3.1 De instrumenten leren kennen De afvalberg en -stromen inventariseren is een complexe opgave. Maar dat inventariseren gebeurt in functie van de volgende stap: het bepalen van maatregelen. Twee instrumenten kunnen je daarbij helpen: de vragenlijst afval en duurzame materialen en het OVAMmeetinstrument. Het is van cruciaal belang dat de MOS-werkgroep die twee instrumenten grondig leert kennen en nagaat hoe je ermee moet omgaan. De vragenlijst afval en duurzame materialen: Ga na welke vragen de MOS-werkgroep zelf kan beantwoorden en waar het wenselijk is om de leerlingen in te schakelen. Ga na welke weg je moet volgen om complexere gegevens te verzamelen. Zoek een manier om iedereen op school te overtuigen het tweede deel van de vragenlijst (“Laat ik me inpakken?”) in te vullen. Breng zo het aankoop- en gebruikersgedrag in kaart van de lerarengroep, het administratief personeel, de leerlingen van de verschillende graden... Vergelijk en trek conclusies. Vraag waar nodig bijstand aan de provinciale MOS-begeleider of raadpleeg de informatie op www.milieuzorgopschool.be. Het OVAM-meetinstrument: Ga samen met de MOS-werkgroep na welke soorten gegevens moeten worden ingebracht en bekijk de manier waarop de resultaten verwerkt en geanalyseerd worden met het bijbehorende computerprogramma. Je kunt bij OVAM terecht voor vragen over praktisch gebruik.
63
INVENTARISATIE
Beide instrumenten geven inzicht in de gegevens die je nodig hebt om de inventarisatie gestructureerd en grondig aan te pakken, maar ze zullen ook vragen oproepen bij andere gebruikers. De MOS-werkgroep is perfect geplaatst om zich het systeem eigen te maken en andere gebruikers op school te helpen waar nodig.
4.3.2 Verstandig meten Om de verschillende afvalstromen en -fracties in kaart te brengen, zijn goede afspraken nodig: Spreek af welke klassen/graden welke aspecten onderzoeken. Wie kan welke complexe vraagstukken aan? Wie brengt de vuilnisbakken in kaart? Wie de frequentie van ophaling? Zijn er andere systemen? Technische richtingen: vraag aan elke studierichting om hun afvalstroom op te lijsten? Wie meet kwantitatief? Wie kwalitatief? Hoe ver gaan we? Welke fracties? Wie gaat na welk afval vermeden had kunnen worden? En hoeveel? Welk duurzaam materiaal of product had een fikse afvalbesparing opgeleverd? En zitten er bij het afval materialen die best hergebruikt hadden kunnen worden? Zo ja, welke en hoeveel? Zijn er bepaalde instrumenten nodig? Meten we het gewicht of meten we het volume? Zijn er andere meetmethoden? Zijn die instrumenten beschikbaar? Of moet je ze aankopen? Vraag je provinciale MOS-begeleider om raad. De meetinstrumenten zijn tot op een zeker hoogte geschikt om samen met de leerlingen de vragen te beantwoorden. De complexere en grootschalige metingen kunnen in de hogere graden worden uitgevoerd. Het is belangrijk de verschillende stappen van de applicaties door te nemen en na te gaan welke doelgroepen op school welke taken kunnen invullen. Om bepaalde gegevens te verzamelen, zullen de leerlingen en leraars bij het technische of onderhoudspersoneel moeten aankloppen. Als lid van de MOS-werkgroep breng je alle partijen samen om tot goede afspraken te komen.
4.3.3 Uniform registreren De vragenlijst invullen en de meetgegevens verzamelen, is maar een deel van het werk. Ze op een correcte en uniforme manier registreren is minstens even belangrijk. Dat is een taak voor de MOS-werkgroep. Je spreekt met de leerkrachten af dat ze de werkgroep alle gegevens bezorgen. Je brengt de kwalitatieve gegevens samen en zo het aankoop- en gebruikersgedrag in kaart. Je brengt de kwantitatieve gegevens met je collega’s in het OVAM-meetinstrument in, bespreekt met hen de interpretatie en koppelt de resultaten op de gepaste tijdstippen naar de leerlingen terug. Je kunt de provinciale MOS-begeleider ook altijd vragen om samen met jou de analyseresultaten te overlopen. Een goede interpretatie kan je tot efficiënte maatregelen inspireren.
64
4
INVENTARISATIE
4.4 Inventarisatie… voor en door leerlingen en leerkrachten 4.4.1 De afvalstromen in kaart brengen Na de sensibilisatiestap is iedereen op de hoogte van de afvalproblematiek. Afval verwerken kost energie en weegt op het milieu. Er zijn nochtans alternatieven voor de enorme afvalberg die we met z’n allen produceren. Afval voorkomen en duurzame materialen gebruiken, zijn daar de beste voorbeelden van. In elk geval wordt het nu tijd om het afvalvolume op school te meten. Daarom moet de hele school aan een grondige inspectie onderworpen worden. Iedereen helpt bij het inventariseren van afvalverzamelpunten en bij het opsporen van knelpunten die ervoor zorgen dat verschillende afvalfracties ongesorteerd op de afvalberg belanden. De afvalstromen worden in kaart gebracht aan de hand van enkele hulpinstrumenten: De vragenlijst afval en duurzame materialen (eerder kwalitatief) Het OVAM-meetinstrument (eerder kwantitatief) Deze fase in het MOS-stappenplan maakt iedereen bewust van de afvalproductie in de klas en op school. Meer zelfs. De verzamelde gegevens vormen de basis voor de volgende stappen. Dit meetwerk is het referentiepunt dat het straks mogelijk maakt om het effect van de genomen maatregelen te becijferen. Meteen een ijkpunt voor het project.
4.4.2 Meten = milieuwinst en educatieve winst Geen resultaat zonder een eerlijke en objectieve meting. De mensheid buigt zich al eeuwen over geschikte methoden om resultaten te meten en met elkaar te vergelijken. Niet alleen grootheden zagen het licht, de mens ontwikkelde ook meetinstrumenten om die grootheden te kwantificeren. Onze samenleving is trouwens opgebouwd rond meetinstrumenten: of het nu gaat om de juiste temperatuur in de woonkamer, een snelheidslimiet in het verkeer of om je lichaamsgewicht... Zonder meetinstrument kun je niet bepalen wat de situatie is, laat staan of ze veranderd is. Bij afval is dat niet anders. Is de papierberg kleiner geworden dankzij onze inspanningen? Zijn er extra kosten als we voor duurzame materialen kiezen? En zo ja, hoe lang duurt het dan voor die investering is terugverdiend, m.a.w. na hoeveel tijd dekt de besparing op de afvalfactuur de extra kost? Vragen die je alleen kunt beantwoorden door te meten.
65
INVENTARISATIE
Gebruik hiervoor de vragenlijst afval en duurzame materialen en het OVAM-meetinstrument. Informatie vind je op www.milieuzorgopschool.be en krijg je van de provinciale MOSbegeleider.
4.4.3 Inventarisatie in de eerste graad 1. De afvaldetectives De vragenlijst afval en duurzame materialen is de perfecte leidraad voor een boeiende speuropdracht. Met duidelijke vragen die een concreet antwoord vereisen. En wie is er beter geplaatst dan de leerlingen om de nodige informatie in de school te verzamelen? Je verdeelt de klas in verschillende groepen en wijst elke groep een aantal vragen toe. Geef hen mee dat ja-neevragen veel meer kunnen opleveren dan een eenvoudig ja of nee. Een vraag als ‘Doet de school inspanningen om het aantal fotokopieën zo laag mogelijk te houden?’ biedt bijvoorbeeld de perfecte aanleiding om na te gaan welke inspanningen dat dan wel zijn. En het antwoord op de vraag ‘Staan er voldoende vuilnisbakken op de speelplaats?’ moet natuurlijk ook aangeven waarom dat (niet) zo is. Als je alle antwoorden nadien samenbrengt, krijg je een prima zicht op de afvalketens die op jouw school bestaan. In het technisch en beroepsonderwijs liggen nog meer mogelijkheden klaar. Hier kunnen de leerlingen het afval dat ze tijdens de praktijklessen zelf produceren nader bekijken.
?
Deze taak kan in elke les aan bod komen. In het technisch en beroepsonderwijs is dat een prima opdracht voor de praktijkleerkracht.
2. Zwerfvuilroute Eén soort afval ontsnapt te makkelijk aan onze kritische blik: het zwerfvuil. Om dat te inventariseren, ga je met de leerlingen een twintigtal minuten op stap in de school en de onmiddellijke omgeving van de schoolpoort. Je neemt alle zwerfvuil mee en sorteert het per afvalfractie. Het opruimen zelf is niet het hoofddoel, al is dat natuurlijk mooi meegenomen. Belangrijker is dat de leerlingen een idee krijgen van wat zwerfvuil precies is en wat de zwerfvuilgevoelige plekken zijn. Laat ze de knelpunten aanbrengen op een grondplan en laat ze nadenken over wie het er achterlaat en waarom. Op die manier kunnen ze daar in een volgende stap gefundeerde acties aan vastknopen.
66
4 ?
INVENTARISATIE
Die taak kan in elke les aan bod komen. Het is handig om ze te laten begeleiden door een leerkracht die een les aanvat net na de speeltijd of de lunchpauze. Op die manier is het verband tussen vervuilingsmoment en vaststelling groot. Dat kan bijdragen tot het besef van het probleem. Overleg met de collega-leerkrachten wie dat het best kan aanpakken. De verwerking van de resultaten kunnen statistisch worden onderbouwd in de lessen wiskunde.
3. Hoe duurzaam is het lesmateriaal? Afvalstromen in kaart brengen is één deel van de inventarisatiefase, zicht krijgen op het gebruik van duurzame materialen in de klas is het tweede luik. Natuurlijk willen de leerlingen graag het aller-hipste schrijfmateriaal. Maar hebben ze die nieuwe pen of die nieuwe map wel nodig? En belangrijker: hoe milieubelastend is die aanschaf? Hoog tijd voor een confronterende controle dus. Geef je leerlingen daarom de opdracht om de volledige inhoud van hun boekentas op hun schoolbank uit te stallen. Balpennen, potloden, stiften, gommen, meetlatten, rekenmachines, ringmappen, schriften, cursusblokken, fruit, snoep... alles is interessant studiemateriaal. Gebruik hiervoor het tweede gedeelte van de vragenlijst afval en duurzame materialen: “Laat ik me inpakken?” De criteria voor duurzame schoolmaterialen worden haarfijn uit de doeken gedaan op www. milieukoopwijzer.be. De website geeft milieu-informatie over zeven verschillende productgroepen en richt zich specifiek tot grootverbruikers, en met name tot scholen. Je vindt er niet alleen de milieucriteria, maar ook ranglijsten van milieusparende productmerken en een overzicht van leveranciers uit de buurt. Gewapend met die informatie kun jij als leerkracht dus de nodige toelichting geven bij de materialen die op de tafel liggen. De leerlingen stellen een inventaris op van de inhoud van hun boekentas en vullen die aan met de informatie die ze van jou krijgen. Hervulbare vulpennen zijn bijvoorbeeld beter dan niet hervulbare. En dan nog die met een convertor (een inktzuigsyteem dat in de vulpen is ingebouwd of apart in te brengen is, zodat je met de vulpen rechtstreeks inkt kunt tappen uit een inktpot). Niet gelakte potloden zijn beter dan gelakte. Enzovoort. Trek conclusies uit de inventaris: bv. 20% van de potloden in onze klas zijn milieuvriendelijk en duurzaam. Voor 80% kan het beter. Besluit waarom en hoe het beter kan. Deze oefening is meteen een prima voorbereiding op de volgende stap: het bepalen van de maatregelen.
?
De taak kan in elke les aan bod komen. De leerkracht aardrijkskunde kan de opdracht begeleiden en er meteen aan koppelen waar de materialen vandaan komen; wordt de nadruk gelegd op hoeveelheden en percentages, dan kan de leerkracht wiskunde de opdrachten aanpakken.
67
INVENTARISATIE
{
4. Wat bereik je? Met de opdrachten werk je aan de volgende vakoverschrijdende eindtermen:
Milieueducatie: de leerlingen ... kunnen milieuproblemen kritisch onderzoeken kunnen door een eenvoudig kwalitatief en kwantitatief onderzoek aantonen welke afvalstoffen in de eigen leefomgeving voortgebracht worden.
Leren leren: de leerlingen ... kunnen bij het leren van samenhangende informatie verdiepend werken, een schema vervolledigen aan de hand van geboden informatie en verbanden leggen tussen elementen kunnen een probleem bij het oplossen ervan herformuleren, kunnen onder begeleiding een oplossingsweg bedenken en verwoorden en de gevonden oplossingsweg toepassen en op correctheid inschatten kunnen informatiebronnen adequaat raadplegen kunnen elementen uit audiovisuele en geschreven media gebruiken en een documentatiecentrum raadplegen.
Sociale vaardigheden: de leerlingen ... kunnen in groepsverband meewerken en een toegewezen opdracht uitvoeren kunnen bij een opgegeven groepstaak of bij een groepsdiscussie leiding geven leggen contact met anderen binnen de groep en staan open voor contact met anderen buiten de groep kunnen in een groepsdiscussie hun mening weergeven, handhaven en bijsturen.
4.4.4 Inventarisatie in de tweede graad 1. Blik in de afvalbakken De afvaldetectives van de eerste graad legden de basis, de leerlingen van de tweede graad gaan de afvalstromen in de school kwalitatief en kwantitatief ontleden. En natuurlijk kunnen beide graden ook samenwerken. De leerlingen hangen bij elk inzamelpunt een gedetailleerde beschrijving. Met daarin een antwoord op de volgende vragen: Met welk soort afval kun je hier terecht?
68
4
INVENTARISATIE
Is er correct gesorteerd of hoort een deel van het afval bij een andere fractie? Zit er afval in dat we kunnen vermijden? Wat precies? Laat de leerlingen creatief omspringen met de uitwerking van de beschrijving. Laat ze bijvoorbeeld een kijkkast bouwen met daarin de meest voorkomende afvalobjecten, of laat ze pictogrammen aanbrengen op de vuilnisbakken...
?
De leerkracht wetenschappen of taal begeleidt de leerlingen bij de analyse van de inhoud van de afvalbakken.
2. Het afval op de weegschaal We weten nu wat er in de afvalbakken zit. In de volgende stap gaan we de verschillende afvalfracties meten. Ga eerst na welke gegevens je volgens het OVAMmeetinstrument precies nodig hebt. Je kunt het afval wegen of je kunt de volumes per fractie berekenen (aantal vuilniszakken of containers). Het gewicht van kleine hoeveelheden afval kunnen de leerlingen makkelijk met een eenvoudige weegschaal meten. Voor grotere afvalrecipiënten is de hulp van het technisch personeel welkom. Per inzamelpunt wegen de leerlingen de totale hoeveelheid afval en de hoeveelheid per fractie. Ze doen hetzelfde voor het zwerfvuil.
?
Als leerkracht wiskunde ben je uitstekend geplaatst om deze stap te coördineren. Maar ook de leerkracht informatica kan in de opdracht een belangrijke rol spelen. Hij zorgt ervoor dat de leerlingen niet alleen het gewicht van de afvalfracties bepalen, maar dat ze dat gewicht ook omzetten in een percentage van de hele afvalberg. Op die manier komt aan het licht hoe groot het aandeel van blik, papier en andere fracties is. En dan is de informaticaleraar perfect geplaatst om die getallen samen met de leerlingen om te zetten in grafieken of taartdiagrammen. Je kunt deze opdracht combineren met ‘blik in de afvalbakken’.
3. De afvalfiche Nu komt het erop aan om de evolutie van de afvalstromen in de school op de voet te volgen. Dat kan alleen als de leerlingen zicht krijgen op de hoeveelheid afval die wekelijks wordt afgevoerd. Ze gaan daarom op zoek naar de plaatsen waar het onderhoudspersoneel het afval verzamelt en de ophaaldiensten het komen halen. De leerlingen houden een fiche bij van elk verzamelpunt en noteren daarop het wekelijkse aantal gevulde vuilniszakken of containers. Na verloop van tijd (na twee maanden bijvoorbeeld) wordt de evolutie in de afvalstromen echt duidelijk.
69
INVENTARISATIE
Alweer liggen er voor het technisch en beroepsonderwijs nog meer mogelijkheden klaar. Hier kunnen de leerlingen het afval registreren dat ze zelf tijdens de praktijklessen produceren. Welke hoeveelheden olie worden er op één week afgevoerd? Of hoeveel ijzerdraad, houtafval en piepschuim? De cijfers die uit de opdracht naar voren komen, zijn natuurlijk uitermate geschikt als input voor het OVAM-meetinstrument.
?
De taak kan in elke les aan bod komen. Maar ook hier kan de leerkracht informatica een belangrijke rol spelen door de getallen die de leerlingen inzamelen om te zetten in grafieken of taartdiagrammen.
{
4. Wat bereik je? Met de opdrachten werk je aan de volgende vakoverschrijdende eindtermen:
Milieueducatie: de leerlingen ... kunnen milieuaspecten op school identificeren en gericht zoeken naar informatie zijn bereid tot een duurzaam gebruik van grondstoffen, goederen en energie
Leren leren: de leerlingen ... kunnen diverse informatiebronnen en -kanalen kritisch kiezen en raadplegen met het oog op te bereiken doelen informatie kritisch analyseren en samenvatten. kunnen een realistische werk- en tijdsplanning op korte termijn maken.
Burgerzin: de leerlingen ... kunnen meerderheids- en minderheidsstandpunten onderscheiden en benoemen kunnen verschillende belangen op korte en langere termijn afwegen spannen zich in om voorstellen of argumenten genuanceerd te benaderen voelen zich aangesproken om binnen en buiten de school verantwoordelijkheid op te nemen en deel te nemen aan allerlei initiatieven.
Sociale vaardigheden: de leerlingen ...
70
oefenen zich in elementen van het communicatieve proces zijn bereid om de inbreng van de gesprekspartner ernstig te nemen oefenen zich in het opbouwen en onderhouden van een relatie door in overleg afspraken te maken en taken te verdelen accepteren verschillen en hechten belang aan respect passen belangrijke elementen van overleg en gezamenlijke probleemoplossing toe: zoeken en aanbrengen van argumenten voor en tegen; voortbouwen op andermans
{
4
INVENTARISATIE
inbreng; gezamenlijk zoeken naar een probleemoplossingswijze en ze toepassen; meewerken aan het proces van besluitvorming; de wijze van samenwerking evalueren zijn bereid om samen te denken, te argumenteren en te discussiëren om met anderen een situatie te verbeteren of een probleem op te lossen.
4.4.5 Inventarisatie in de derde graad 1. Creatief met meetinstrumenten? Voor de lagere graden bestaan er kant-en-klare meetinstrumenten om de afvalstromen op school in kaart te brengen en te kwantificeren. Maar de hoogste graad houdt er misschien niet van om platgetreden paden te betreden en ontwerpt daarom een eigen meetsysteem. Je organiseert eerst een groepsgesprek over afval in al z’n aspecten. Volgende vragen moeten zeker een antwoord krijgen: Hoe is de afvalophaling op school georganiseerd? Welke afvalfracties produceren we op school? Hoe gaan we dat afval meten? Wat hebben we daarvoor nodig? (weegschalen...) Welke registratieprocedure volgen we? Wat is de taakverdeling? Kortom, als leerkracht zorg je ervoor dat de leerlingen een sluitend plan opstellen om de juiste meetgegevens te verkrijgen. Die kunnen ze vervolgens in het OVAM-meetinstrument invoeren? Of gaan ze toch eigen meetinstrumenten ontwerpen? Technische en beroepsrichtingen kunnen zelf meet- en weegapparatuur ontwerpen (zoals wegen met een trekveer). Meer wetenschappelijk georiënteerde richtingen kunnen een omzettings- en berekeningstabel opstellen die de veervervorming in reële gewichten vertaalt.
?
Grafieken en tabellen zijn echt iets voor de leerkracht wiskunde, informatica of ICT. Praktijk- en fysicaleerkrachten zijn uitstekend geplaatst om de inventaris en ontwikkeling van meetapparatuur te begeleiden.
2. Het financiële aspect Hoe minder afval je produceert en hoe beter je sorteert, hoe groter de besparing. Want afval laten ophalen en verwerken kost een pak geld. En natuurlijk willen de leerlingen weten hoe groot die kost precies is. Meer nog: ze gaan op zoek naar het bedrag dat de school elk jaar per
71
INVENTARISATIE
leerling en per fractie uitgeeft aan afvalverwerking. Dus gaan ze langs bij de directie en vragen ze inzage in de facturen voor afvalverwerking. Maar ze nemen ook contact op met afvalverwerkende bedrijven en instanties en commerciële afvalverwerkers om haarfijn te kunnen ontleden waarom afvalverwerking überhaupt geld kost en waar die kosten zich precies situeren. Op www.ovam.be vind je een lijst van alle in Vlaanderen vergunde afvalverwerkers, gerangschikt per soort afval dat ze kunnen verwerken (zoek: lijsten overbrengers en verwerkers).
?
Als leerkracht wiskunde steek je een handje toe bij het ontleden van de facturen. Je kunt de MOSwerkgroep inschakelen om de data van de facturen te ‘vereenvoudigen’ en begrijpbaar te maken voor de leerlingen.
3. Hoe (ver)werkt het? In sommige scholen verloopt het proces van afvalophaling en –verwerking behoorlijk complex. Dan is de kans groot dat er essentiële informatie ontbreekt om de financiële impact van afval op de school te berekenen. Als dat het geval is, is er een mooi alternatief: de klas inventariseert de afvalverwerkingsstappen van schoolpoort tot eindproduct. De leerlingen nemen contact op met de afvalophaaldienst om na te gaan waar het afval heen gebracht wordt. Vervolgens regelen ze een interview met een werknemer van het afvalverwerkende bedrijf in kwestie. En net zo voor elke volgende schakel in het afvalverwerkingsproces. Voor leerlingen in het TSO en BSO is het erg verhelderend om het traject te volgen van het afval dat ze zelf tijdens de lessen produceren. De leerlingen van de richting metaal voelen daarom een schroothandelaar aan de tand. De leerlingen van de richting hout gaan na welke stappen er nodig zijn om houtafval te recycleren. Een bezoek aan de afvalverwerkers is hierbij een meerwaarde. Ga na wat de mogelijkheden zijn in de buurt van de school en organiseer een bezoek. Met de opdracht doen de leerlingen nuttige inzichten op die ze vast kunnen gebruiken als ze straks maatregelen gaan bedenken (voorsorteren, nauwer toezien op correcte inzameling in de school...). Registreer dus de conclusies. Ter afronding zet je de verschillende stappen in het verwerkingsproces nog even op een rij en vink je de scharnierpunten in dat proces aan (bv. geen aardewerk in glasbakken omdat...). Het resultaat van dat werk diep je weer op bij het bepalen van de maatregelen.
?
72
In het technisch of beroepsonderwijs kan de leerkracht in wiens atelier of werkplaats de specifieke afvalberg zich vormt (houtbewerking, schildertechnieken, motormanagement, lassen...) de opdracht begeleiden. Hij/zij heeft vaak voorkennis van de afvalverwerking en kan gericht contact opnemen met een afvalverwerker om een bezoek te organiseren.
4 ?
{
INVENTARISATIE
De leerkracht fysica of natuurwetenschappen kan met de opdracht aan de slag in het algemeen secundair onderwijs. Ook de leerkracht economie kan de opdracht in zijn/haar les verwerken door de aandacht te richten naar het economisch belang van afval als grondstof.
4. Wat bereik je? Met deze opdrachten werk je aan de volgende vakoverschrijdende eindtermen:
Milieueducatie: de leerlingen ... hebben bij het kopen van goederen en verbruiken van diensten oog voor nieuwe milieuvriendelijke alternatieven in het kader van een duurzame ontwikkeling
Leren leren: de leerlingen ... kunnen verwerkte informatie functioneel toepassen in verschillende situaties kunnen milieuaspecten op school identificeren en gericht zoeken naar informatie m.b.t. middelen, grondstoffen en verbruiksgoederen. kunnen contacten leggen met buitenschoolse milieu-instanties bij het werken aan het milieuzorgsysteem kunnen op basis van hypothesen en verwachtingen mogelijke oplossingswijzen realistisch inschatten en uitvoeren.
Sociale vaardigheden: de leerlingen ... helpen mee aan het formuleren en realiseren van groepsdoelstellingen door te overleggen en afspraken te maken, taken en functies te verdelen, belangen af te wegen en te bemiddelen, bij te dragen aan een goed functioneren van de groep als groep.
4.5 Inventarisatie… voor en door de directie Als directie beschik je over heel wat informatie die voor leerkrachten en leerlingen ontoegankelijk is. Onmisbaar zijn een grondplan, afvalfacturen, overeenkomsten met specifieke afvalverwerkers en afspraken met de gemeente omtrent het ophalen van afval (bv. lokale afspraak over het ophalen van de PMD-fractie). Stel die informatie ter beschikking en zet ze waar mogelijk om in een duidelijk overzicht. Misschien kun je er zelfs een historiek aan toevoegen zodat interpretatie van de evolutie van de
73
INVENTARISATIE
volumes mogelijk is. Probeer in technische en beroepsscholen documenten of cijfermateriaal dat op specifieke afvalfracties slaat aan de juiste afdelingen of studierichtingen te bezorgen. Belangrijk is ook dat de MOS-werkgroep inzicht krijgt in recente en geplande investeringen die verband houden met afvalverwerking (bv. erkende verwerkers voor specifieke afvalfracties uit technische en beroepsrichtingen). Geef de werkgroep toelichting bij de keuzes die je als directie maakte en bij de opties die je voor de toekomst in overweging neemt. Maak als directie ook duidelijk welke knelpunten in het verleden voor problemen zorgden en welke beperkingen er toen waren om ze aan te pakken. Je kunt de inventarisatie ondersteunen door bij te springen in de aankoop van meetinstrumenten, zoals weegschalen. Kleine investeringen zijn zeker geen onoverkomelijke kost en kunnen het proces vergemakkelijken. Je kunt de MOS-werkgroep een computer ter beschikking stellen zodat die de meetresultaten van de vragenlijst afval en duurzame materialen en het OVAM-meetinstrument kan invoeren en interpreteren. Die instrumenten zijn voor de meeste gebruikers nieuw en vragen dus wat gewenningstijd. Vul ook zelf de vragenlijst in. Je kunt het technisch en onderhoudspersoneel de opdracht geven om de inventarisatie mee te begeleiden en zich soepel op te stellen tegenover bijkomende acties of inspanningen. Zorg ervoor dat ze ook zelf suggesties kunnen doen.
4.6 Inventarisatie… voor en door het onderhouds- en technisch personeel Als personeelslid van de technische ploeg of de onderhoudsdienst ben je een onmisbare steun bij de inventarisatie. Je bent op de hoogte van de praktische organisatie van de afvalverzameling en -ophaling op de school. Je beschikt over informatie over frequenties in ophaling en schoonmaak. Je weet waar de knelpunten liggen, waar ‘afvalplekjes’ ontstaan, waar de vuilnisbakken propvol zitten. Je weet welke recipiënten (vuilnisbakken, containers, afvalzakken) gebruikt worden en waarom.
74
4
INVENTARISATIE
Help leerkrachten en leerlingen daarom als ze aan de slag gaan met de inventarisatie. Maak hen ook duidelijk over welke informatie je niet beschikt en waarom. Geef aan welke ingreep zou kunnen helpen om de informatie toch zichtbaar te maken. Stel eventueel voor om zelf actie te ondernemen op technisch of organisatorisch vlak om die aanpassingen uit te voeren.
75
76