Gebruiksaanwijzing Instruction Manual
Hako-Citymaster 1250 (1433.21/.22/.31/.32)
Inleiding
Woord vooraf Geachte klant, Wij hopen dat de goede eigenschappen van de machine het vertrouwen rechtvaardigen dat u in ons hebt gesteld. Om veilig met de machine te kunnen werken, dient u eerst het hoofdstuk Veiligheidsinformatie te lezen voor u de machine in gebruik neemt. Uw eigen veiligheid en die van anderen hangt in grote mate af van uw controle over de machine. Lees deze originele gebruiksaanwijzing voor u uw machine voor het eerst gebruikt, volg deze handleiding en bewaar ze voor later gebruik of om door te geven aan een volgende eigenaar. In de gebruiksaanwijzing vindt u alle belangrijke informatie voor werking, onderhoud en verzorging. In deze gebruiksaanwijzing hebben we de paragrafen die betrekking hebben op uw veiligheid, voorzien van het gevarensymbool. Voor bijkomende vragen over de machine of over de gebruiksaanwijzing kunt u altijd contact opnemen met uw Hako-filiaal. We wijzen er uitdrukkelijk op dat juridische aanspraken met betrekking tot de informatie in deze bedieningshandleiding niet worden aanvaard. Let er bij de nodige onderhoudswerkzaamheden op dat enkel originele onderdelen worden gebruikt. Enkel originele onderdelen waarborgen een constante en betrouwbare paraatheid van uw machine. Wijzigingen met het oog op de technische ontwikkeling voorbehouden. Geldig vanaf: maart 2012 Hako B.V. Industrieweg 27 6673 DE ANDELST Telefoon: 0488-473333
2
Inleiding
Juist gebruik van de machine De Hako-Citymaster 1250 is een polyvalente machine voor commercieel en gemeentelijk gebruik het hele jaar door. Mogelijke toepassingen zijn bijv. vegen, gazons maaien, gebruik van een sneeuwschild en als zand- en zoutstrooier. Met de schrobeenheid kunnen stadscentra, parkeergarages, ondergrondse parkings of marktplaatsen worden gereinigd. Elk ander gebruik wordt beschouwd als onregelmatig gebruik. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die het gevolg is van onregelmatig gebruik. Tot het juist gebruik behoort ook de naleving van de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks-, onderhouds- en herstelbepalingen. De machine mag enkel worden gebruikt, onderhouden en hersteld door personen die ermee vertrouwd zijn en die op de hoogte zijn van de gevaren. De machine en haar hulpuitrusting voldoet dankzij haar ontwerp en constructie en in de door ons in het verkeer gebrachte uitvoering aan de relevante fundamentele veiligheids- en gezondheidsvereisten van de EG-richtlijn (zie conformiteitsverklaring). Bij een niet met ons afgesproken wijziging en EG-certificaat van overeenstemming van de machine, verliezen deze verklaringen hun geldigheid. Eigenmachtige veranderingen aan de machine sluiten elke aansprakelijkheid van de fabrikant voor daaruit voortvloeiende schade uit. Informatie over de garantie Principieel gelden de voorwaarden van het aankoopcontract. Schade wordt niet door de garantie gedekt als ze het gevolg is van het niet naleven van de voorschriften inzake verzorging en onderhoud. Onderhoudswerken moeten worden uitgevoerd door een erkende Hakoonderhoudsdienst; deze werken moeten worden bevestigd in het “onderhoudsattest”, dat als garantiebewijs geldt. De volgende zaken vallen niet onder de garantie: Natuurlijke slijtage en schade door overbelasting, defecte zekeringen, onvakkundige behandeling of ontoelaatbare wijzigingen. De garantie geldt eveneens niet als aan de machine schade ontstaat die te wijten is aan door ons niet uitdrukkelijk erkende onderdelen en toebehoren of die te wijten is aan het verwaarlozen van de onderhoudsvoorschriften. Aanvaarding Zodra uw machine aankomt, moet u nagaan of er geen transportschade is opgetreden. Deze wordt vergoed als u de schade onmiddellijk door de transporteur laat bevestigen en het schaderapport samen met de vrachtbrief naar onze erkende verkooppartner stuurt. Toelatingsvoorwaarden De Hako-Citymaster 1250 is een polyvalente machine (land- of bosbouwtractor) overeenkomstig de EG-richtlijn 2003/37/EG. De fabrikant stelt een EG-certificaat van overeenstemming en een EG-conformiteitsverklaring op. Op basis van het EG-certificaat van overeenstemming stelt de lokale toelatingsdienst de nodige toelatingsdocumenten op. Voor gebruik op de openbare weg en op openbare plaatsen moet de Hako Citymaster 1250 een vergunning en een officiële nummerplaat hebben. Volgens StVZO moet bij gebruik op de openbare weg en openbare plaatsen een EHBO-kist, een gevarendriehoek en de gebruiksvergunning worden meegevoerd. De Hako-Citymaster 1250 is overeenkomstig de Duitse wetgeving §29 StVZO onderworpen aan een regelmatig hoofdonderzoek (om de 24 maanden).
3
Inleiding
Als aanpassingen of verbouwingen aan de Hako-Citymaster 1250 worden uitgevoerd die de informatie in het toelatingsattest beïnvloeden en niet vermeld zijn in het toelatingsattest, wordt deze vergunning ongeldig. Daardoor wordt ook de verzekeringsbescherming en de voertuigbesturing ongeldig. Om een nieuw toelatingsattest aan te vragen, moet de machine worden aangeboden aan een officieel erkende specialist om een nieuw certificaat op te stellen. Deze wijzigingen moeten door de toelatingsdienst in het toelatingsattest worden vermeld. Met de EG-conformiteitsverklaring verklaart de fabrikant dat de voor de Hako vrijgegeven hulpstukken voldoen aan de bepalingen van de EG-richtlijn 2006/42/EG.
Rijbewijs Overeenkomstig de voorschriften mag de Citymaster als polyvalente machine (tractor) met de volgende rijbewijsklassen (Duitse voorschriften) worden gebruikt: • Klasse B en BE: Voertuig tot 3,5 t en aanhangwagen tot 750 kg (toegelaten totaalgewicht) of aanhangwagen tot het lege gewicht van het trekvoertuig, voor zover een totaal toegelaten gewicht van 3,5 t voor het geheel wordt aangehouden • Klasse C en C1: Voertuig van meer dan 3,5 t met aanhangwagen tot 750 kg • Klasse CE: Voertuig van meer dan 3,5 t met aanhangwagen van meer dan 3,5 t (maar enkel tot het door de fabrikant toegelaten totale gewicht van de combinatie)
4
Inhoud
Woord vooraf .................................................................................................................. 2 Juist gebruik van de machine .......................................................................................... 3 Informatie over de garantie ............................................................................................. 3 Aanvaarding.................................................................................................................... 3 Toelatingsvoorwaarden ................................................................................................... 3 Rijbewijs.......................................................................................................................... 4
1
Veiligheidsinformatie .......................................................................................... 8
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
Veiligheids- en waarschuwingssymbolen ........................................................................ 8 Algemene instructies....................................................................................................... 8 Gebruiksinstructies.......................................................................................................... 9 Onderhoudsvoorschriften ...............................................................................................10 Hulpstukken ...................................................................................................................11 Bijzondere gevaren ........................................................................................................12 Montage van elektrische hulpstukken.............................................................................12 Zorg voor het milieu .......................................................................................................13 Plaatjes op de machine ..................................................................................................14
2
Bediening........................................................................................................... 22
2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 2.4.6 2.4.7 2.4.8 2.4.9 2.5 2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4 2.5.5 2.5.6 2.5.7 2.5.8 2.5.9
Overzicht voorwagen .....................................................................................................22 Overzicht achterwagen...................................................................................................23 Functiebeschrijving ........................................................................................................24 Hako-Citymaster 1250 met veegsysteem .......................................................................24 Hako-Citymaster 1250 met schrobsysteem ....................................................................24 Hako-Citymaster 1250 voor transportdoeleinden............................................................25 Koppeldriehoek vooraan ................................................................................................25 Hogedrukreiniger............................................................................................................25 Bedieningselementen in de cabine.................................................................................26 Overzicht cabine ............................................................................................................26 Bedieningspaneel stuurkolom ........................................................................................27 Bedieningsconsole rechts ..............................................................................................32 Bedieningsconsole links .................................................................................................39 Bedieningspaneel cabinedak .........................................................................................40 Pedalen..........................................................................................................................45 Zonnegordijn ..................................................................................................................47 Hulpgereedschap ...........................................................................................................47 Stoel...............................................................................................................................48 Bedieningselementen op het voertuig ............................................................................50 Buitenspiegels................................................................................................................50 Klemsluiting op vuilvergaarbak.......................................................................................51 Veiligheidssteun .............................................................................................................51 Wateraansluiting om zuiger te reinigen ..........................................................................52 Vloerklep en circulatiewaterslang openen ......................................................................53 Hydraulische, elektrische en wateraansluitingen ............................................................54 Aansluitingen vooraan....................................................................................................54 Aansluitingen achteraan.................................................................................................55 Hogedrukreiniger (optie).................................................................................................56
3
Werking .............................................................................................................. 58
3.1 3.2
Opleiding........................................................................................................................58 Voor de ingebruikname ..................................................................................................58
5
Inhoud
3.3 3.4 3.5 3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.11.1
Voertuig starten..............................................................................................................59 Werken met het veegsysteem ........................................................................................60 Werken met het schrobsysteem .....................................................................................62 Voertuig parkeren...........................................................................................................64 Parkeren op het einde van het werk ...............................................................................64 Parkeren bij werkonderbrekingen...................................................................................64 Parkeren wanneer er zich storingen voordoen ...............................................................64 Schoon water bijvullen ...................................................................................................65 Circulatiewater bijvullen..................................................................................................65 Vuilvergaarbak leegmaken.............................................................................................66 Voertuig reinigen ............................................................................................................67 Wegslepen en transport .................................................................................................68 Wegslepen .....................................................................................................................68
4
Hulpstukken....................................................................................................... 70
4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 4.3 4.3.1 4.3.2 4.4 4.4.1
Opbouw veegsysteem....................................................................................................70 Veegeenheid monteren ..................................................................................................70 Vuilvergaarbak monteren ...............................................................................................74 Opbouw schrobsysteem.................................................................................................78 Schrobeenheid monteren ...............................................................................................78 Opbouw laadplateau en koppeldriehoek vooraan...........................................................80 Laadplateau monteren ...................................................................................................80 Koppeldriehoek vooraan monteren.................................................................................82 Ballast aanbrengen ........................................................................................................83 Ballast berekenen ..........................................................................................................84
5
Technische gegevens ....................................................................................... 87
6
Onderhoud en verzorging ................................................................................ 92
6.1 6.2 6.3 6.4 6.4.1 6.4.2 6.5 6.5.1 6.5.2 6.5.3 6.6 6.6.1 6.6.2 6.6.3 6.6.4 6.7 6.7.1 6.7.2 6.7.3 6.7.4 6.8 6.8.1 6.8.2
Hako-systeemonderhoud ...............................................................................................92 Onderhoudsattest...........................................................................................................93 Onderhoudsschema.......................................................................................................94 Motor............................................................................................................................101 Motoroliepeil controleren ..............................................................................................102 Motorolie en motoroliefilter vervangen..........................................................................102 Brandstofsysteem ........................................................................................................103 Voertuig tanken............................................................................................................104 Waterafscheider controleren ........................................................................................104 Brandstoffilter vervangen .............................................................................................104 Luchtfilter .....................................................................................................................105 Onderhoudsindicator....................................................................................................106 Filterelement reinigen...................................................................................................106 Veiligheidspatroon vervangen ......................................................................................106 Voorafscheider en ontstoffingsklep...............................................................................106 Koelsysteem ................................................................................................................107 Koelsysteem reinigen...................................................................................................108 Afdekplaat voor winterwerking......................................................................................108 Koelmiddel bijvullen .....................................................................................................108 Koelmiddel verversen...................................................................................................109 Hydraulisch systeem ....................................................................................................110 Hydraulische olie bijvullen ............................................................................................111 Retourzuigfilter vervangen ...........................................................................................111
6
Inhoud
6.8.3 6.9 6.9.1 6.9.2 6.9.3 6.9.4 6.10 6.10.1 6.10.2 6.10.3 6.10.4 6.11 6.11.1 6.11.2 6.11.3 6.11.4 6.11.5 6.12 6.12.1 6.12.2 6.12.3 6.12.4 6.12.5 6.12.6 6.13 6.13.1 6.13.2 6.13.3 6.13.4 6.14 6.14.1 6.14.2 6.14.3 6.15 6.15.1 6.16 6.16.1 6.16.2 6.16.3 6.16.4 6.16.5 6.16.6 6.17
Hydraulische olie verversen .........................................................................................111 Schoonwatersysteem ...................................................................................................112 Schoonwatertank vullen ...............................................................................................113 Zeeffilter reinigen .........................................................................................................113 Schoon water aflaten ...................................................................................................113 Sproeikoppen reinigen .................................................................................................113 Veegsysteem ...............................................................................................................114 Veegspiegel instellen ...................................................................................................115 Schotelborsteldruk instellen .........................................................................................115 Zuigmond instellen .......................................................................................................115 Vergrendeling instellen.................................................................................................115 Schrobsysteem ............................................................................................................116 Borstels vervangen ......................................................................................................116 Dichtingsrubbers instellen ............................................................................................117 Dichtingsrubbers vervangen.........................................................................................117 Filters reinigen .............................................................................................................118 Dosering instellen.........................................................................................................119 Vuilvergaarbak .............................................................................................................120 Veiligheidssteun ...........................................................................................................121 Achterklepdichting controleren .....................................................................................121 Fijne zeven reinigen .....................................................................................................121 Zuiger reinigen .............................................................................................................121 Circulatiewater bijvullen................................................................................................121 Vuilvergaarbak met handpomp omhoog brengen .........................................................121 Airco.............................................................................................................................122 Cabineluchtfilter vervangen..........................................................................................123 Koelmiddel bijvullen .....................................................................................................123 Condensatorblazer.......................................................................................................123 Klimaataggregaat .........................................................................................................123 Wielen en remsysteem.................................................................................................124 Wielen vervangen ........................................................................................................125 Bandenspanning controleren........................................................................................125 Remvloeistof bijvullen ..................................................................................................125 Ruitensproeier..............................................................................................................126 Water bijvullen .............................................................................................................126 Elektrisch systeem .......................................................................................................127 Zekeringen printplaat ...................................................................................................127 Relaisprint ....................................................................................................................128 Zekeringen elektriciteitskast .........................................................................................129 Relais elektriciteitskast .................................................................................................129 Zekeringen aansturing proportionele klep.....................................................................130 Relais aansturing proportionele klep ............................................................................130 Smeerschema..............................................................................................................131 EG-conformiteitsverklaring .......................................................................................135
7
Veiligheidsinformatie
1
Veiligheidsinformatie
1.1
Veiligheids- en waarschuwingssymbolen
In de gebruiksaanwijzing zijn alle plaatsen die betrekking hebben op uw veiligheid, de veiligheid van de machine en van het milieu, voorzien van volgende waarschuwingssymbolen:
Symbool
Schade voor
Definitie
Veiligheidsinformatie
personen of eigendommen
Veiligheidsinstructies om gevaarlijke situaties te vermijden door het onnauwkeurig of niet opvolgen van instructies of voorgeschreven werkprocessen.
Opmerking
de machine
Belangrijke opmerkingen om de goede werking van de machine te verzekeren
Milieugevaar
het milieu
Milieugevaar door gebruik van materialen die een gevaar inhouden voor de gezondheid en het milieu
1.2 •
•
• •
• •
•
•
Algemene instructies Naast de instructies in deze gebruiksaanwijzing moet u rekening houden met de algemene veiligheidsvoorschriften en de wettelijke bepalingen in verband met het voorkomen van ongevallen. Voor de machine in gebruik wordt genomen, dient u de bijgeleverde gebruiksaanwijzing en alle andere handleidingen voor hulpuitrusting of hulpstukken zorgvuldig te lezen; tijdens het werk dient u deze handleidingen strikt op te volgen. De machine mag enkel worden gebruikt, onderhouden en hersteld door personen die door de Hako-specialist werden opgeleid. Schenk zeer goed aandacht aan de veiligheidsinformatie. Want enkel met een goede kennis kunt u fouten tijdens het gebruik van de machine vermijden en kan de machine storingsvrij worden gebruikt. De gebruiksaanwijzing moet altijd beschikbaar zijn op de plaats waar de machine wordt gebruikt. Daarom moet ze zorgvuldig op de machine worden bewaard. Als de machine wordt verkocht of verhuurd, moeten deze documenten en de toelatingsdocumenten aan de nieuwe eigenaar/gebruiker worden overhandigd. Laat de overhandiging bevestigen! De waarschuwingsstickers op de machine geven belangrijke informatie om gevaar tijdens het werk te vermijden. Als waarschuwingsstickers onleesbaar of verdwenen zijn, moeten ze worden vervangen. Het toelatingsdocument deel 1 (voertuigdocument) en de gebruiksaanwijzing moeten constant beschikbaar zijn op de gebruikslocatie van de machine en moeten bijgevolg zorgvuldig op de bestuurdersplaats worden bewaard.
8
Veiligheidsinformatie
•
1.3 • • • • • • • • • • • •
• • • • • • • • •
•
•
•
• •
Wisselstukken moeten veiligheidshalve originele onderdelen zijn.
Gebruiksinstructies De Hako-Citymaster 1250 is uitgerust met een veiligheidscabine (ROPS = kantelbeveiliging) overeenkomstig 86/298/EEG. Voor elke ingebruikname moet de veilige toestand van de machine worden gecontroleerd. Storingen moeten onmiddellijk worden verholpen! Tijdens het gebruik moet een EHBO-kist en een gevarendriehoek worden meegevoerd. Voor u met de machine gaat werken, dient u zich vertrouwd te maken met alle inrichtingen en bedieningselementen. Tijdens het gebruik is het daarvoor te laat! De goede werking van de stuurinrichting en van de remmen moet dagelijks voor het begin van het werk op een veilige plaats worden gecontroleerd. Tijdens het werk met de machine dient u stevige en slipvrije schoenen te dragen. Enkel de door de ondernemer of zijn afgevaardigde voor aanwending van de machine vrijgegeven oppervlakken mogen worden bereden. Gebruik de banden niet als op- of afstap – slipgevaar! Tijdens het werk met de machine dient u aandacht te schenken aan derden, met name kinderen. De machine is niet geschikt voor het opnemen van gevaarlijke, brandbare of explosieve vloeistoffen, stoffen of materialen. Om onbevoegd gebruik van de machine te vermijden, dient u de sleutel uit te trekken. Voor het gebruik moet de machine met haar werkinrichtingen worden gecontroleerd op perfecte toestand en werkveiligheid. Als de machine niet in orde is, mag ze niet worden gebruikt. Voor het gebruik de bestuurdersstoel en spiegels zo instellen, dat de rijbaan en het werkbereik achter de machine volledig zichtbaar is. Om veiligheidsredenen is de bestuurdersstoel uitgerust met een stoelcontactschakelaar; de functie van de stoelcontactschakelaar mag niet worden omzeild. De machine mag enkel vanuit de stoel worden gestart, in beweging gezet en gestopt. De machine mag niet worden gebruikt in omgevingen waar er gevaar is voor explosies. Voor het starten van de motor altijd alle aandrijvingen uitschakelen. Laat de motor niet draaien in gesloten ruimtes. Gevaar voor vergiftiging! Passagiers mogen niet worden meegevoerd. Er mag zich niemand in de gevarenzone ophouden (bijv. knikzone, hulpstukken, onder de opgetilde vuilvergaarbak). De rijsnelheid moet altijd worden aangepast aan de werkomstandigheden en aan de belastingstoestand. Wanneer u bergop/bergaf of dwars op de helling rijdt, dient u plotse bochten te vermijden. In schuine positie bestaat er kantelgevaar! Het toegelaten totaalgewicht, het toegelaten totaalgewicht van de combinatie van polyvalente machine en aanhangwagenlast, alsook de toegelaten asbelastingen mogen nooit worden overschreden. Controleer regelmatig het vulpeil van de vuilvergaarbak. Als het zicht beperkt is, met name wanneer de machine achteruit wordt gereden, is een assistent vereist, die de bestuurder de nodige signalen geeft. De assistent dient zich altijd in het gezichtsveld van de bestuurder te bevinden. Als verstoppingen in de zuigslang worden verholpen of als de handzuigslang (optie) wordt aangebracht, moet de motor worden uitgeschakeld en dient men te wachten tot de zuiger stilstaat. De vuilvergaarbak mag enkel in de onmiddellijke nabijheid van de container worden opgetild. Vegen met omhoog geplaatste vuilvergaarbak is verboden. Wanneer de vuilvergaarbak wordt gekipt, moet de Hako-Citymaster 1250 op een voldoende draagkrachtig, horizontaal vlak geparkeerd zijn! Rijden met gekipte vuilvergaarbak is niet toegestaan! Voor de vuilvergaarbak omlaag wordt gebracht, moet worden nagegaan of er zich niemand in de gevarenzone bevindt!
9
Veiligheidsinformatie
•
• • • • •
• •
1.4 •
• •
• •
• • • • • • •
• • •
•
Het stuurgedrag van een voertuig met knikgewricht is totaal anders dan het stuurgedrag van een personenwagen. Abrupte stuurbewegingen bij hoge snelheid of te hoge bochtsnelheden kunnen de Hako-Citymaster 1250 doen kantelen. De motor in normale werktoestand niet vanuit het hoge toerentalbereik uitschakelen, enkel in geval van storingen. Voor u de bestuurdersstoel verlaat, dient u de handrem aan te zetten. Een van beide zijdeuren kan altijd als nooduitgang worden gebruikt. De motor niet uitschakelen als hulpstukken ingeschakeld zijn. Bij transportverplaatsingen op de openbare weg moeten de werkschijnwerpers worden uitgeschakeld; de schotelborstels en de zuigmond moeten in de transportstand worden gebracht. De sleepsnelheid mag max. 2km/h bedragen en de sleeptijd mag max. 30 minuten duren. Sleepafstand = 1 km. De machine is enkel geschikt voor gebruik op effen terrein met een maximale hellingsgraad van 12% (bij toegelaten totaalgewicht).
Onderhoudsvoorschriften Dagelijkse en wekelijkse onderhoudswerken moeten worden uitgevoerd door het bedieningspersoneel. Voor alle andere onderhoudswerken dient u contact op te nemen met de Hako-onderhoudsdienst in uw buurt. De in de gebruiksaanwijzing voorgeschreven onderhoudswerken en onderhoudsintervallen moeten worden nageleefd. Voor reinigings- en onderhoudswerken worden uitgevoerd, de motor uitschakelen en laten afkoelen. Let op dat u zich niet verbrandt aan hete oppervlakken! Zet de parkeerrem aan, trek de contactsleutel af en beveilig het voertuig tegen ongewild starten en ongewilde bewegingen. Voor reinigings- en onderhoudswerken moet geschikt gereedschap worden gebruikt. Overeenkomstig de ongevalpreventievoorschriften moet de veilige toestand van de machine regelmatig (wij adviseren minstens 1 keer per jaar) en na wijzigingen of herstellingen door een specialist worden gecontroleerd. Wisselstukken moeten minstens voldoen aan de door de fabrikant vastgelegde technische vereisten. Dit is gewaarborgd met originele wisselstukken. Principieel moet bij onderhoudswerken onder de omhoog geplaatste vuilvergaarbak de veiligheidssteun van de vuilvergaarbak in de bovenste positie worden geplaatst en ingehaakt. De elektrische en elektronische componenten en de motorruimte mogen niet worden gereinigd met een hogedrukreiniger of stoomstraler. Onderhoudswerken enkel via de toegang van de zijdelingse beplatingsdeuren uitvoeren. Als de Hako-Citymaster 1250 met een wagenkrik opgekrikt is, moet hij bijkomend worden ondersteund overeenkomstig de voorschriften. Op een opgekrikte of opgetilde Hako-Citymaster 1250 mogen er zich geen personen ophouden. Geen banden afnemen, optrekken of op een velg herstellen. Voor werken aan de band en de velg altijd naar een werkplaats gaan die over speciaal opgeleid personeel en speciaal veiligheidsgereedschap beschikt. Op chassisonderdelen mogen geen las-, boor-, zaag- en slijpwerken worden uitgevoerd. Beschadigde onderdelen mogen enkel door Hako-werkplaatsen worden vervangen. Gebruik enkel originele zekeringen. Als u te sterke zekeringen gebruikt, kan het elektrisch systeem beschadigd raken en kan er brand optreden. Onderwerp de remsystemen regelmatig aan een grondige controle. Instel- en herstellingswerken aan het remsysteem mogen enkel worden uitgevoerd door de gespecialiseerde Hako-onderhoudsdienst of door erkende remdiensten. Voor herstellingswerken aan het hydraulisch systeem worden uitgevoerd, de gemonteerde hulpstukken neerlaten en het hydraulisch systeem drukloos maken.
10
Veiligheidsinformatie
•
•
•
•
•
1.5 •
• •
•
• •
•
•
• •
•
Onderwerp het hydraulisch systeem regelmatig aan een grondige controle! Instel- en herstellingswerken aan het hydraulisch systeem mogen enkel worden uitgevoerd door een Hako-werkplaats. Onder hoge druk naar buiten tredende vloeistof (brandstof, hydraulische olie) kan de huid doorboren en tot zware letsels leiden. In dit geval onmiddellijk een arts raadplegen om infecties te vermijden. Let op wanneer u hete olie aflaat - verbrandingsgevaar! Voor hydraulische leidingen worden losgekoppeld, moet het systeem drukloos worden gemaakt. Voor de druk in het systeem weer wordt opgebouwd, nagaan of alle leidingen in perfecte staat verkeren. Hydraulische olie die uit een kleine opening naar buiten spuit, is moeilijk zichtbaar; daarom bij het opsporen van lekken altijd een stuk hout of karton gebruiken. Hydraulische slangen regelmatig controleren. Bij beschadiging of veroudering vervangen. Vervangleidingen moeten voldoen aan de door de fabrikant van het apparaat vastgelegde vereisten. Voor de machine op een voertuig of aanhangwagen wordt geladen, en tijdens onderhouds- en herstellingswerken moet het knikgewricht altijd worden vastgezet met de grendelplaat.
Hulpstukken Enkel de door de fabrikant erkende hulpstukken mogen worden gebruikt. Schade die ontstaat door het gebruik van niet-goedgekeurde apparaten of hulpstukken, is uitgesloten van de aansprakelijkheid. Hou rekening met de instructies in de gebruiksaanwijzingen van de hulpstukken. Het rijgedrag, het stuur- en remvermogen en de stabiliteit worden beïnvloed door hulpstukken, aanhangwagens en belastingen (bijv. gevulde vuilvergaarbak). Bijgevolg nagaan of er voldoende stuur- en remvermogen en stabiliteit is. Als hulpstukken de buitenste verlichtingsinrichtingen van de machine verbergen of als de voorgeschreven maximale afstanden van de buitenste verlichtingsinrichtingen worden overschreden, moeten de verlichtingsinrichtingen van het voertuig worden herhaald. Om hulpstukken veilig neer te zetten, gebruikt u de daartoe voorziene neerzetgestellen. Er bestaat gevaar voor letsels wanneer hulpstukken en aanhangwagens aan de HakoCitymaster 1250 worden gekoppeld. Wees uiterst voorzichtig in de zone tussen de HakoCitymaster 1250 en het hulpstuk of de aanhangwagen. Hulpstukken of aanhangwagens mogen alleen op de voorziene inrichtingen worden bevestigd. Er mag zich niemand tussen de Hako-Citymaster 1250 en het hulpstuk of de aanhangwagen bevinden wanneer de Hako-Citymaster 1250 niet beveiligd is tegen wegrollen door middel van de parkeerrem of stopblokken. Wanneer op de openbare weg wordt gereden met opgetild hulpstuk, mag de schakelhendel voor de elektrotakel niet worden bediend. Voor de Hako-Citymaster 1250 wordt verlaten, moeten de hulpstukken worden neergelaten. Wanneer op de openbare weg wordt gereden met opgetild hulpstuk, moet de transportbeveiliging op het hulpstuk altijd worden geactiveerd. Wanneer hulpstukken op het hydraulisch systeem worden aangesloten, goed op de juiste aansluiting van de hydraulische slangen letten. Als de aansluitingen worden omgewisseld, kan dit een omgekeerde werking tot gevolg hebben, bijv. beweging naar rechts in plaats van naar links van het hulpstuk – gevaar voor ongevallen. Wanneer hulpstukken vooraan of achteraan worden gemonteerd, mag het toegelaten totaalgewicht, de toegelaten asbelasting en het draagvermogen van de banden van de machine niet worden overschreden. De voor- en achteras en de voertuigcombinatie (polyvalent draagvoertuig en aanhangwagen) moeten altijd met minstens 20% van het lege gewicht belast zijn. Voor u de machine aankoopt, dient u na te gaan of deze voorwaarden vervuld zijn door de machine-hulpstukcombinatie te wegen.
11
Veiligheidsinformatie
• •
• • • •
1.6
Wanneer achteraan hulpstukken worden gemonteerd, altijd voor voldoende belasting van de vooras zorgen, eventueel ballast aanbrengen. Het stuurvermogen moet verzekerd blijven. Wanneer vooraan hulpstukken met een gewicht > 160 kg worden gemonteerd, op voldoende belasting van de achteras letten en ballast aanbrengen. Het remvermogen moet verzekerd blijven. Wanneer ballast wordt aangebracht, rekening houden met het draagvermogen van de banden en de vereiste bandenspanning. Hulpstukken mogen alleen met de voorgeschreven inrichtingen worden bevestigd. Wees uiterst voorzichtig bij de montage van hulpstukken. Gebruik de machine enkel als alle veiligheidsvoorzieningen aangebracht zijn en in de beschermpositie staan.
Bijzondere gevaren
Bescherminrichtingen • De Hako-Citymaster 1250 nooit gebruiken zonder goed werkende bescherminrichtingen. (Hiertoe behoren alle beplatingsonderdelen, ook de zijdelingse beplatingsdeuren). Tanken • U dient voorzichtig om te gaan met brandstof – verhoogd risico op brand! • Geen brandstof vullen in de buurt van open vlammen of ontstekingsbronnen. • Niet roken tijdens het tanken. Voor u begint te tanken, de motor uitschakelen, de sleutel uittrekken en de handrem aanzetten. • Tank nooit brandstof in gesloten ruimten. Gemorste brandstof onmiddellijk wegvegen. Elektrisch systeem • Gebruik enkel originele zekeringen van de voorgeschreven stroomsterkte. • Als er zich storingen in de elektrische installatie voordoen, dient u de machine onmiddellijk uit te schakelen en de storing te verhelpen. • Werken aan de elektrische uitrusting mogen enkel worden uitgevoerd door een daartoe opgeleide vakman overeenkomstig de elektrotechnische regels. • Bij werken aan het elektrisch systeem altijd de min-pool van de batterij loskoppelen. • De elektrische uitrusting van de machine moet regelmatig worden geïnspecteerd / gecontroleerd. Gebreken, zoals loszittende verbindingen of beschadigde kabels, moeten onmiddellijk worden verholpen. • De bedieningshandleidingen van de batterijfabrikant moeten worden nageleefd. • Geen metalen voorwerpen of gereedschap op batterijen leggen – kortsluitgevaar! • Let op wanneer u met batterijzuur omgaat - bijtend! • Tijdens het opladen van de batterijen moet in de laadzone voldoende ventilatie worden voorzien. – Explosiegevaar!
1.7
Montage van elektrische hulpstukken
De machine is uitgerust met elektronische componenten en onderdelen, waarvan de functie kan worden beïnvloed door elektromagnetische stralingen van andere toestellen. Dergelijke beïnvloedingen kunnen personen in gevaar brengen als de volgende veiligheidsinstructies niet worden opgevolgd: Als achteraf elektrische en elektronische toestellen en/of componenten in de machine worden geïnstalleerd en aangesloten op het boordnet, moet de gebruiker in eigen verantwoordelijkheid nagaan of de installatie storingen veroorzaakt in de voertuigelektronica of andere componenten. Hij dient er vooral op te letten dat de achteraf geïnstalleerde elektrische en elektronische componenten voldoen aan de EMC-richtlijn in de geldende uitvoering en dat ze het CE-logo dragen.
12
Veiligheidsinformatie
Voor de latere inbouw van mobiele communicatiesystemen (bijv. radio, telefoon) moet ook worden voldaan aan de volgende speciale vereisten: • Enkel toestellen met toelating overeenkomstig de geldende nationale voorschriften (bijv. BIPTtoelating in België) mogen worden ingebouwd. • Het toestel moet vast worden geïnstalleerd. • Het gebruik van een mobiele telefoon is enkel toegelaten terwijl de machine stilstaat en moet via een afzonderlijke buitenantenne gebeuren. • Het zendgedeelte moet ruimtelijk gescheiden van de voertuigelektronica worden ingebouwd. • Bij de inbouw van de antenne dient men te letten op een vakkundige installatie met goede massaverbinding tussen de antenne en de voertuigmassa.
1.8 • • •
• •
•
Zorg voor het milieu Er is voldoende kennis vereist als u moet omgaan met materialen die een gevaar inhouden voor de gezondheid en het milieu. Als reinigingsmiddelen worden weggedaan, dient u rekening te houden met de wetgeving terzake en met de plaatselijke voorschriften. Tijdens onderhouds- en herstellingswerken moeten bedrijfsmiddelen en filters in geschikte recipiënten worden opgevangen en overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de lokale voorschriften worden weggedaan. Lekken van olie, dieselbrandstof, smeermiddelen e.d. mogen niet in de grond terechtkomen. Er bestaat groot gevaar voor verontreiniging van het grondwater. Verontreinigingen door lekken moeten onmiddellijk worden opgenomen en overeenkomstig de voorschriften worden weggedaan. Gebruikte filterelementen moeten, afhankelijk van het gefilterde materiaal, meestal als speciaal afval worden behandeld (bijv. brandstoffilters). Gebruikte batterijen die voorzien zijn van het recyclagesymbool, bevatten recycleerbaar materiaal. Zoals aangegeven door het logo met de doorstreepte vuilnisbak mogen deze batterijen niet worden meegegeven met het gewone huisvuil. De terugname en de verdere verwerking moeten worden afgesproken met het Hako-filiaal!
13
Veiligheidsinformatie
1.9
Plaatjes op de machine
De volgende veiligheids- en informatieplaatjes zijn goed leesbaar aangebracht op het voertuig. Als plaatjes ontbreken of onleesbaar zijn, moeten ze onmiddellijk worden vervangen. Basismachine met laadplateau en koppeldriehoek vooraan Gebruiksaanwijzing lezen (afb. 1/1)
Luchtdruk (afb. 1/2)
Kenplaatje (afb. 1/3)
Firmaplaatje (afb. 1/4)
Parkeerrem (afb. 1/5)
14
Veiligheidsinformatie
Knikgewricht smeren (afb. 1/6)
Knikzone (afb. 1/7)
Afb. 1
15
Veiligheidsinformatie
Veiligheidscabine (afb. 2/1)
Motor/noodstuureigenschappen (afb. 2/2)
Hogedrukreiniger (afb. 2/3)
Geluidsemissiewaarde (afb. 2/4) (met optie veegsysteem)
Knelgevaar (afb. 2/5)
16
Veiligheidsinformatie
Afb.2 Firmaplaatje (afb. 3/1)
Snelheid (afb. 3/2)
Chassisnummer (afb. 3/3)
Knikzone (afb. 3/4)
17
Veiligheidsinformatie
Draaiende onderdelen (afb. 3/5)
Hogedrukreiniger (afb. 3/6)
Veiligheidsafstand (afb. 3/7)
Afb. 3
18
Veiligheidsinformatie
Basismachine met veegsysteem Firmaplaatje (afb. 4/1)
Veiligheidsfolie, rood/wit (afb. 4/2)
Certificaat vuilvergaarbak (afb. 4/3)
Afb. 4
19
Veiligheidsinformatie
Basismachine met schrobsysteem Firmaplaatje (afb. 5/1)
Kenplaatje (afb. 5/2)
Afb. 5
20
Veiligheidsinformatie
Neerzetgestel Kenplaatje (afb. 6/1)
Gebruiksaanwijzing lezen (afb. 6/2)
Afb. 6
21
Bediening
2
Bediening
2.1
Overzicht voorwagen
1
Cabine met: - Airco (optie) - Stuurkolom - Bedieningsconsoles - Pedalen - Stoel 2 Nummerplaathouder 3 Hulp-werkschijnwerper (optie) 4 Rijrichtingsindicator (vooraan) met positielicht 5 Buitenspiegel (optioneel verwarmd) 6 Dimlicht 7 Werkschijnwerpers 8 Ruitenwisser 9 Koppeldriehoek (optie) 10 Aansluitingen fronthulpstuk (afhankelijk van uitrusting) 11 Schoonwatertank 12 Zwaailicht
Afb. 7
22
Bediening
2.2 1 2 3 4 5 6
Overzicht achterwagen Rijrichtingsindicator, achterlicht en remlicht Aansluiting achterhulpstukken Laadplateau (optie) Trekhaak als muil- of kogelkopkoppeling (optie) Contactdoos 13-polig Achteruitrijschijnwerper (optie)
Afb. 8
23
Bediening
2.3
Functiebeschrijving
De modellen Hako-Citymaster 1250 en Hako-Citymaster 1250C kunnen met hulpstukken en opties voor verschillende gebruiksdoeleinden worden gecombineerd. De basismachine Hako-Citymaster 1250 is een monovalente machine, die geschikt is om te vegen of, met een uitbreiding (met optie natte reiniging 1463), om te schrobben. Met de polyvalente machine Hako-Citymaster 1250C zijn de volgende toepassingen mogelijk: • Vegen • Schrobben (met optie natte reiniging 1463) • Transporteren • Gazons maaien • Weiden maaien • Spoelen • Sneeuw vegen • Sneeuw ruimen • Sneeuw frezen • Strooien De voertuigvariant Classic is uitgerust met warmwaterverwarming, de variant Comfort beschikt ook over een airco. Als u vragen heeft over toepassingsmogelijkheden en bijkomende opties, kunt u altijd contact opnemen met uw Hako-filiaal. 2.3.1 Hako-Citymaster 1250 met veegsysteem Het veegsysteem bestaat uit een veegaggregaat, zuigmond en vuilvergaarbak. De schotelborstels van het veegaggregaat werken in de richting van de voegsparende zuigmond. De werkbreedte en het toerental van de schotelborstels kunnen hydraulisch worden geregeld. De zuigmond is flexibel en stootveilig opgehangen aan loopwielen tussen de voorwielen en kan hydraulisch worden opgetild. Voor de stofbinding wordt een doseerbaar watervolume vanuit de schoonwatertank toegevoerd. De sproeiers zijn vooraan op de schotelborstels gericht, zodat de waterstraal voor de borstels spuit en het stof bindt. In de zuigmond is een mondstuk aangebracht om de zuigbuis vochtig te houden. Met een voethefboom kan de klep voor grof materiaal worden bediend om grof veegmateriaal op te nemen. Het veegmateriaal wordt door een zuiger naar de vuilvergaarbak gezogen. Om het stof te binden, wordt de zuigmond ook voorzien van water uit het circulatiewatersysteem. Het opgenomen water wordt via een afscheidingssysteem weer naar de zuigmond gevoerd. Om flexibel te kunnen reinigen, is als optie een handzuigslang voorzien. 2.3.2 Hako-Citymaster 1250 met schrobsysteem Het schrobsysteem bestaat uit een schrobaggregaat, zuigmond en vuilvergaarbak. Het schrobaggregaat werkt in de richting van de voegsparende zuigmond. Het toerental en de drukkracht van de borstels kunnen hydraulisch worden geregeld. Het watervolume voor de borstels kan worden ingesteld. De zuigmond is flexibel en stootveilig opgehangen aan loopwielen tussen de voorwielen en kan hydraulisch worden opgetild. Om langer te kunnen werken, is optioneel een recyclagesysteem leverbaar. In dit geval wordt de vuilvergaarbak als watertank gebruikt en wordt het water in een filtersysteem behandeld. Bovendien is een chemicaliëndosering voor een vat van 10 l verkrijgbaar. Mengverhoudingen van 1:6 tot 1:512 zijn mogelijk.
24
Bediening
2.3.3 Hako-Citymaster 1250 voor transportdoeleinden Voor transportdoeleinden kan de Hako-Citymaster 1250 worden uitgerust met een laadplateau en via een koppelsysteem worden voorzien van een aanhangwagen. Het laadplateau kan hydraulisch naar achter worden gekipt. De zijwanden en de achterwand kunnen worden weggeklapt. Het laadplateau heeft een afmeting van ca. 1.200 x 910 x 170 mm. De nuttige last bedraagt 800 kg. Voor de werking met aanhangwagen kan de Hako-Citymaster 1250 worden uitgerust met een muil- of kogelkopkoppeling. De koppeling kan zonder gereedschap aan de achterzijde van het voertuig worden aangebracht. Schenk tijdens het laden aandacht aan de berekening van de systeemlimieten, zie paragraaf 4.4 – Ballast aanbrengen, en met het totale gewicht van de combinatie, zie hoofdstuk 5 – Technische gegevens. 2.3.4 Koppeldriehoek vooraan De Hako-Citymaster 1250 kan worden uitgerust met een koppeldriehoek vooraan van categorie 0. Dankzij deze koppeldriehoek kunnen fronthulpstukken worden bevestigd. De functies optillen, neerlaten en zweefstand kunnen worden bediend met de knoppen van de rechter bedieningsconsole. De zweefstand wordt gebruikt wanneer het fronthulpstuk het grondprofiel moet volgen. 2.3.5 Hogedrukreiniger De Hako-Citymaster 1250 kan met een hogedrukreiniger worden uitgerust. De hogedrukreiniger is geschikt voor de klassieke reiniging van treden, overlopen, hoeken en kanten en kleine, volgestouwde oppervlakken die met de machine niet kunnen worden bereikt. Het debiet van de hogedrukreiniger bedraagt ca. 15 l/min. De werkdruk bedraagt maximaal 140 bar.
25
Bediening
2.4
Bedieningselementen in de cabine
2.4.1 Overzicht cabine 1 Bedieningspaneel stuurkolom 2 Bedieningsconsole, links 3 Bedieningsconsole, rechts 4 Bedieningspaneel cabinedak 5 Pedalen 6 Zonnegordijn 7 Hulpgereedschap 8 Stoel
Afb. 9
26
Bediening
2.4.2 Bedieningspaneel stuurkolom 1 Combinatieschakelaar 2 Schakelaar zuiger en waterpomp 3 Werkschijnwerpers 4 Zwaailicht 5 Schakelaar waarschuwingsknipperlichten 6 Controlelamp, knipperlichten 7 Controlelamp, watertemperatuur 8 Controlelamp, batterijlaadcontrole 9 Controlelamp, voorgloeien 10 Controlelamp, oliedruk 11 Controlelamp, brandstof 12 Hendel schoon water voor zuigmondsproeier 13 Temperatuurindicator voor hydraulische olie
Afb. 10
27
Bediening
Combinatieschakelaar (afb. 10/1)
Heeft de volgende functies: schakelrichting 1 = rechts knipperen schakelrichting 2 = links knipperen schakelrichting 3 = claxon
• • •
Schakelaar voor zuiger en waterpomp (afb. 10/2)
De schakelaar (afb. 10/2) is enkel actief in de stand werkrit! Als het voertuig uitgerust is met de optie veegsysteem of schrobsysteem, wordt deze schakelaar gebruikt om de zuiger en de waterpomp in en uit te schakelen. De schakelaar heeft 2 schakelstanden. 1. Stand 3: Zuiger UIT 2. Stand 3: Zuiger AAN 3. Stand 3: Zuiger en schoonwaterpomp AAN Bij ingeschakelde schoonwaterpomp gaat de groene controlelamp aan. Schakelaar voor optie maaiwerk (afb. 10/2) Als het voertuig uitgerust is met de optie maaiwerk, dient deze schakelaar om het maaiwerk in en uit te schakelen. Wanneer de gebruiker uit de bestuurdersstoel opstaat, schakelt het maaiwerk onmiddellijk uit. Wanneer de gebruiker langer dan 1 sec. uit de bestuurdersstoel opstaat, wordt een startblokkering geactiveerd.
28
Bediening
Schakelaar voor werkschijnwerpers (afb. 10/3)
Om de werkschijnwerpers in de werkzone in en uit te schakelen. De schakelaar heeft drie schakelstanden. 1. Stand 3: Werkschijnwerpers UIT 2. Stand 3: Werkschijnwerper onder AAN 3. Stand 3: Werkschijnwerper boven AAN (optie) Schakelaar voor zwaailicht (afb. 10/4)
Om het zwaailicht in en uit te schakelen. Schakelaar voor waarschuwingsknipperlichten (afb. 10/5)
Om de waarschuwingsknipperlichten in en uit te schakelen. Als de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld zijn, knippert een controlelamp in de schakelaar. De waarschuwingsknipperlichten werken ook terwijl de ontsteking uitgeschakeld is. Controlelamp (groen), rijrichtingsindicator (afb. 10/6)
Deze lamp gaat aan als de knipperlichten ingeschakeld zijn; ze dient tegelijk als functiecontrole. Als de lamp snel knippert, wijst dit op een defect in de knipperlichten.
29
Bediening
Controlelamp voor temperatuurindicator koelwater (afb. 10/7)
De controlelamp gaat aan als het koelmiddel te warm is of als het koelmiddelpeil in het expansievat onder de minimummarkering is gedaald, tegelijk weerklinkt een geluidssignaal. Batterij-laadcontrolelamp (rood) (afb. 10/8)
De controlelamp gaat aan wanneer het voertuig wordt gestart. Als de motor aanslaat, moet de controlelamp uitgaan. Controlelamp (geel) voor voorverwarmen (afb. 10/9)
Er moet alleen worden voorverwarmd bij lage temperaturen (bijv.: <0°C). Boven 0 °C kan onmiddellijk na het inschakelen van de ontsteking worden gestart. Daarna gaat de voorgloeiindicator uit. De motor kan alleen worden gestart wanneer de bestuurder op de bestuurdersstoel zit. Om veiligheidsredenen is de Hako-Citymaster 1250 uitgerust met een stoelcontactschakelaar. Controlelamp (rood) voor motoroliedruk (afb. 10/10)
De controlelamp gaat aan wanneer het voertuig wordt gestart. Als de motor aanslaat, moet de controlelamp uitgaan. Als de indicator niet uitgaat, de motor onmiddellijk stilleggen en de oorzaak opsporen. Controlelamp voor brandstofaanduiding (afb. 10/11)
De Hako-Citymaster 1250 is uitgerust met een tank van ca. 60 liter inhoud. Als de tankvulling de reservezone bereikt, gaat de controlelamp aan. Resterend volume: ca. 7,5 liter
30
Bediening
Hendel schoon water voor zuigmondsproeier (optie) (afb. 10/12)
Als het voertuig uitgerust is met de optie veegsysteem of schrobsysteem, wordt met deze hendel de schoonwatertoevoer voor de zuigmondsproeier geopend en gesloten. Stand I = geopend Stand O = gesloten Temperatuurindicator voor hydraulische olie (afb. 10/13) De Hako-Citymaster 1250 is uitgerust met een temperatuurindicator voor de hydraulische olie. Als de hydraulische olie te heet is, gaat de indicator naar de rode zone. Schakel de hydraulische functies uit en laat de motor verder draaien! Volgende oorzaken zijn mogelijk: • Combinatiekoeler vuil • Buitentemperaturen te hoog • Hydraulische olie werd gemengd
31
Bediening
2.4.3 Bedieningsconsole rechts 1 Schoonwatervolume voor schrobsysteem (optie) 2 Toerentalregeling schotelbezem/schotelborstels 3 Regeling aandrukkracht (optie) voor fronthulpstuk 4 Toetspaneel fronthulpstuk omhoog, omlaag en zwenken 5 Keuzeschakelaar kliefploeg Keuzeschakelaar schrobsysteem (optie) 6 Contactdoos 3-polig 7 Bedrijfsurenteller Veegkilometerteller (optie) 8 Toerentalhendel motor 9 Schakelaar voor buitenspiegelverwarming (optie) 10 Achteruitrijsignaal AAN/UIT (optie) 11 Contactstartschakelaar 12 Resetschakelaar voor bedrijfsurenteller 13 Opbergvak gebruiksaanwijzing 14 Inbouwruimte voor radio
Afb. 11
32
Bediening
Schoonwatervolume voor schrobsysteem (afb. 11/1)
Hiermee wordt de hoeveelheid schoon water voor het schrobsysteem ingesteld. Toerentalregeling voor schotelbezem/schotelborstels (afb. 11/2)
Hiermee wordt het toerental ingesteld in functie van de werkomstandigheden. Regeling aandrukkracht (optie) voor fronthulpstuk (afb. 11/3)
De draaiknop met AAN/UIT-schakelaar dient om de be- en ontlasting van het fronthulpstuk in te schakelen en in te stellen. Toetspaneel heffen, neerlaten en zwenken (afb. 11/4) Het toetspaneel dient om het fronthulpstuk omhoog te brengen, neer te laten en te zwenken.
Toets 1: Opheffen Toets 2: Neerlaten (zweefstand) Bij optionele hulpstukken: Toets 3: Naar binnen zwenken Toets 4: Naar buiten zwenken Om de functie -opheffen- te verzekeren, moet de toerentalhendel (afb. 11/8) bij werken met hulpstukken op het voorkeurtoerental van de motor (2.450 omw/min.) worden gezet.
33
Bediening
Keuzeschakelaar kliefplug (afb. 11/5) Bij de optie kliefploeg wordt met deze keuzeschakelaar de te verplaatsen schaarhelft geselecteerd. De bediening gebeurt op het toetspaneel (afb. 11/4). Keuzeschakelaarstand rechts
In deze stand wordt de te verplaatsen schaarhelft rechts geselecteerd. Keuzeschakelaarstand links
In deze stand wordt de te verplaatsen schaarhelft links geselecteerd. Keuzeschakelaar schrobsysteem (optie) (afb. 11/5)
Met deze schakelaar wordt de watertoevoer (schoon water of circulatiewater) voor de schrobeenheid geselecteerd. Keuzeschakelaar links: circulatiewater Keuzeschakelaar rechts: schoon water
34
Bediening
Contactdoos 3-polig (afb. 11/6)
De 3-polige contactdoos kan vrij worden gebruikt, max. 10A onafhankelijk van de contactstartschakelaar. Bij een optionele strooier wordt de voeding geleverd via de 3-polige contactdoos (daarvoor is de optie veegkilometerteller vereist). Bedrijfsurenteller (afb. 11/7)
Geeft de bedrijfsuren aan. De teller werkt alleen wanneer de motor draait. Na het inschakelen van de ontsteking geeft de bedrijfsurenteller het totale aantal bedrijfsuren aan. Daarna worden de bedrijfsuren aangegeven.
Veegkilometerteller (optie)
Functies: Totaal aantal bedrijfsuren Totaal aantal kilometer Bedrijfsuren Bedrijfskilometer Klok Snelheid Door de linkerknop herhaaldelijk kortstondig in te drukken, worden de bedrijfsuren, de bedrijfskilometers, het totaal aantal bedrijfsuren, het totaal aantal kilometers en de snelheid weergegeven. Om het aantal bedrijfsuren en bedrijfskilometers op nul te zetten, moet deze teller met de linkerknop worden opgeroepen. Daarna worden beide knoppen tegelijk ingedrukt tot de bedrijfsuurindicator na 3 sec knippert en na nog eens 3 sec naar nul springt. • • • • • •
35
Bediening
Toerentalhendel voor motor (afb. 11/8) Hiermee wordt het motortoerental geregeld en wordt de rijmodus geselecteerd.
1 2 3 4
Tot aan de eerste aanslag Achter de eerste aanslag Voor de tweede aanslag Eindaanslag
Alleen wanneer het voertuig stilstaat mag worden omgeschakeld van transport- naar werkrit en omgekeerd. Wanneer van rijtrap wordt veranderd bij omschakeling van transport- naar werkrit op een helling, moet de parkeerrem worden aangezet terwijl de machine stilstaat, om te voorkomen dat de machine tijdens het schakelen achteruit rolt. De toerentalhendel moet worden opgetild om de aanslag te overwinnen.
Rijsnelheden • Transportrit (frontaandrijving) - 0-30 km/h vooruit - 0-12 km/h achteruit • Werkrit (vierwielaandrijving) - 0-16 km/h vooruit - 0-10 km/h achteruit
36
Bediening
Rijmodus • Voor de eerste aanslag: Motor stationair; transportrit (frontaandrijving); rijden als een auto; werkhydrauliek geblokkeerd • Achter de eerste aanslag: Motor stationair; werkrit (vierwielaandrijving); rijden als een auto; werkhydrauliek actief • Voor de tweede aanslag: Voorkeurtoerental van motor (2.450 omw/min); werkrit (vierwielaandrijving); rijden als een auto; werkhydrauliek actief • Eindaanslag: Max. motortoerental (2.750 omw/min); werkrit (vierwielaandrijving); rijden als een auto; werkhydrauliek actief Rijden als een auto Door het rijpedaal in te drukken, worden het motortoerental en de snelheid van de rijaandrijving tegelijk verhoogd. Gebruik deze modus wanneer u op de openbare weg rijdt of werken dient uit te voeren waarbij geen constant werktoerental op het hulpstuk vereist is. Vierwielaandrijving In moeilijke omstandigheden, bijv. sneeuw, ijs of moeilijke ondergrond, kan het aanzetten worden verbeterd met de vierwielaandrijving. Naast de vooras wordt ook de achteras aangedreven. Maximale rijsnelheid Als de toerentalhendel (afb. 11/8) tussen de eerste en de tweede aanslag staat, kan het rijpedaal sterker worden ingedrukt om het motortoerental kortstondig tot max. 2.450 omw/min te verhogen bij overeenkomstig hogere rijsnelheid (omzeilen van de stand van de handhendel). Als het rijpedaal weer wordt teruggenomen, wordt het voordien ingestelde motortoerental weer bereikt. Knop voor buitenspiegelverwarming (optie) (afb. 11/9)
Met deze knop kan de verwarming voor de buitenspiegels worden in- of uitgeschakeld. Draaischakelaar achteruitrijsignaal (optie) (afb. 11/10)
De optie achteruitrijsignaal kan met de draaischakelaar worden in- of uitgeschakeld. Tijdens achteruitrijden weerklinkt een geluidssignaal en gaat de achteruitrijlamp aan.
37
Bediening
Contactstartschakelaar (afb. 11/11)
De contactstartschakelaar dient om de motor te starten en het elektrisch systeem in en uit te schakelen. De contactstartschakelaar heeft vier standen: P: Waarschuwingsknipperlichten, verlichting, zwaailicht en binnenverlichting kunnen worden gebruikt. De sleutel kan worden uitgetrokken. De stand P kan worden bereikt vanuit de stand 0. Duw op de sleutel terwijl u naar links draait. 0: Het elektrisch systeem en de motor zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgetrokken. I: Het elektrisch systeem en de motor zijn ingeschakeld. S: De motor starten. Blokkeersysteem: Om opnieuw te starten, moet eerst worden teruggeschakeld naar stand 0. Niet meer dan 3 keer proberen starten, daarna de startmotor laten afkoelen. Als de motor bij het starten koud is, de motor laten warmdraaien bij lichtjes verhoogd stationair toerental. Bij omgevingstemperaturen van -10 °C ca. 20 minuten laten warmdraaien, vanaf +10 °C is warmdraaien niet meer vereist. Om de motor te starten moet de bestuurder zich op de bestuurdersstoel bevinden. Tijdens het starten mag het rijpedaal niet worden bediend!
Resetschakelaar voor bedrijfsurenteller (afb. 11/12)
Hiermee worden de daguren in de bedrijfsurenteller weer op nul gezet.
38
Bediening
2.4.4
Bedieningsconsole links
Afb. 12 Vulopening voor ruitensproeier (afb. 12/1) Hier wordt de vloeistof voor de ruitensproeier gevuld. Bij temperaturen van minder dan 0° antivries gebruiken.
Sproeiwater schotelborstels (afb. 12/2) Om het watervolume naar de sproeimonden voor de schotelborstels te regelen. De waterpomp moet ingeschakeld zijn! Blokkeerhendel voor circulatiewater zuigmond (afb. 12/3) Hiermee wordt het circulatiewater naar de zuigmond geblokkeerd. Hendel omlaag = watertoevoer dicht Hendel omhoog = watertoevoer open Handhendel voor parkeerrem (afb. 12/4) Om de parkeerrem te bedienen. De hendel vergrendelt nadat hij omhoog werd getrokken.
39
Bediening
2.4.5 Bedieningspaneel cabinedak 1 Verwarmingsventiel 2 Airco (Comfort) 3 Draaischakelaar verse lucht / verwarmingsventilator 4 Luchtstoomopeningen 5 Controlelamp voor parkeerrem 6 Knipperlichtcontrolelamp aanhangwagen/strooier (optie) 7 Controlelamp voor temperatuur hydraulisch systeem 8 Controlelamp voor vuilvergaarbak, omhoog 9 Voorkeuzeschakelaar voor aandrukkracht fronthulpstuk/snelleegmaking achterstrooier 10 Knop vuilvergaarbak omhoog en omlaag 11 Dimlicht/zijlichten 12 Schakelaar/knop ruitensproeier 13 Binnenverlichting 14 Controlelamp laadindicator (optie)
Afb. 13
40
Bediening
Cabineverwarming De Hako-Citymaster 1250 is uitgerust met een verselucht-verwarmingsinstallatie. Het ventilatiesysteem heeft een regeling met 3 standen. De verse lucht wordt van buiten via de ventilatiegleuven achter de nummerplaat aangezogen en naar de cabine gevoerd. De luchtstroomopeningen (afb. 13/4) leveren de warme of koude lucht af en kunnen worden ingesteld, zodat de luchtstroom naar de voorruit kan worden gericht om de ruit vrij te houden van wasem en ijs. De warmte wordt geregeld met het draaiventiel (afb. 13/1). Draaiventiel voor verwarming (afb. 13/1) Hiermee wordt de verwarming in-/ uitgeschakeld en geregeld. Schakelaar voor airco (Comfort) (afb. 13/2) Hiermee wordt de airco in-/ uitgeschakeld.
De airco werkt pas wanneer de draaischakelaar (afb. 13/3) van "0" naar een van de ventilatorstanden wordt geschakeld. Draaischakelaar voor blazer (afb. 13/3) Hiermee wordt de blazer in-/uitgeschakeld en worden de ventilatorstanden ingesteld. Ingeschakeld = standen "1 tot 3" Uitgeschakeld = stand "0" Met de blazer kan verse lucht, warme lucht (wanneer de verwarming is ingeschakeld) of koude lucht (wanneer de airco is ingeschakeld) naar de cabine worden geblazen. Luchtstroomopeningen (afb. 13/4) De warme of koude lucht komt uit deze openingen, die kunnen worden ingesteld om de luchtstroom naar de voorruit te richten om de ruiten vrij te houden van wasem en ijs.
41
Bediening
Airco De Hako-Citymaster 1250 (Comfort) is uitgerust met een airco. De airco wordt als volgt bediend: Draaiventiel verwarming (afb. 13/1) Hiermee wordt de verwarming in-/ uitgeschakeld en geregeld. Als de airco ingeschakeld is, moet het draaiventiel (afb. 13/1) op UIT worden gezet. Schakelaar airco (afb. 13/2) Hiermee wordt de airco in-/ uitgeschakeld. De airco werkt pas wanneer de draaischakelaar (afb. 13/3) van "0" naar een van de ventilatorstanden wordt geschakeld. Draaischakelaar voor blazer (afb. 13/3) Hiermee wordt de blazer in-/uitgeschakeld en worden de ventilatorstanden ingesteld. Met de blazer kan verse lucht, warme lucht (wanneer de verwarming is ingeschakeld) of koude lucht (wanneer de airco is ingeschakeld) naar de cabine worden geblazen. Bij de airco schakelt de draaischakelaar (afb. 13/3) automatisch terug naar stand 2 wanneer stand 3 ingeschakeld is. Wanneer de voorruit en de deurruiten aangedampt zijn, schakelt u de airco in tot de wasem verdwenen is. Gebruik de airco alleen terwijl de deuren gesloten zijn. Schakel de airco ook tijdens de winter een keer per week gedurende ca. 5 minuten in. De airco onttrekt vocht (condenswater) aan de gekoelde lucht, zodat er zich een kleine waterplas onder het geparkeerde voertuig kan vormen. Het condenswater kan aan de voorzijde onderaan uit de frontbalken komen, uit de condensatorblazer achter de cabine en uit het aircoaggregaat in de motorruimte.
42
Bediening
Controlelamp parkeerrem (rood) (afb. 13/5)
De controlelamp gaat aan wanneer de ontsteking ingeschakeld is en de parkeerrem wordt aangezet. Zodra de parkeerrem wordt afgezet, moet de lamp uitgaan. Controlelamp temperatuur hydraulische olie (rood) (afb. 13/6)
Deze lamp gaat aan wanneer de hydraulische olie een te hoge temperatuur heeft bereikt, bovendien weerklinkt een waarschuwingssignaal. Controlelamp vuilvergaarbak (rood) (afb. 13/7)
Deze lamp gaat aan wanneer de vuilvergaarbak omhoog wordt gebracht; wanneer de vuilvergaarbak weer wordt neergelaten naar de eindpositieschakelaar, moet de lamp uitgaan. Schakelaar voor aandrukkracht / snelleegmaking achterstrooier (afb. 13/8)
De schakelaar heeft drie standen: Stand 1: Regeling van aandrukkracht voor fronthulpstuk. Door op toets 2 in het toetspaneel (afb. 11/4) te drukken, duwt de fronthulpstukdrager met volle druk omlaag. Deze functie wordt aangegeven met de controlelamp in de schakelaar. Met de optie schrobsysteem of sneeuwschild kan, in deze stand van de schakelaar, de aandrukkracht worden ingesteld met de draaischakelaar (afb. 11/3). Nulstand: De regeling van de aandrukkracht voor het fronthulpstuk kan worden verminderd. Bij de optie schrobsysteem kan, in deze stand van de schakelaar, de ontlasting worden ingesteld met de draaischakelaar (afb. 11/3). Bij een werkonderbreking de regeling voor de aandrukkracht van het fronthulpstuk naar de nulstand draaien! Stand 2: Snel leegmaken van de achterstrooier. Schakelt hydraulisch circuit 2 naar maximaal debiet.
43
Bediening
Schakelaar vuilvergaarbak omhoog en omlaag (afb. 13/10)
Hiermee wordt de vuilvergaarbak omhoog en omlaag gebracht. Schakelaar voor dimlicht en zijlichten (afb. 13/11)
Om het dimlicht en de zijlichten in en uit te schakelen. De schakelaar heeft drie standen: Stand 1: Dimlicht/zijlichten UIT Stand 2: Zijlichten AAN Stand 3: Dimlicht/zijlichten AAN Schakelaar/knop voor ruitensproeier (afb. 13/12)
Met deze schakelaar worden de ruitenwisser en de ruitwaspomp in- en uitgeschakeld. De schakelaar heeft drie standen: Stand 1: Ruitenwisser AAN, intervalregelaar UIT Stand 2: Ruitenwisser / ruitwaspomp UIT Stand 3: De intervalfunctie wordt gestart door kort op deze knop te drukken. Door nogmaals op de knop te drukken, wordt de intervalfunctie beëindigd. Door lang op deze knop te drukken, wordt de ruitwaspomp ingeschakeld en wordt de ruitenwisser geactiveerd om de ruit af te vegen. Bij vorstgevaar moet antivries in het waterreservoir worden gedaan. Schakelaar voor binnenverlichting (afb. 13/13) Hiermee wordt de binnenverlichting in-/ uitgeschakeld.
44
Bediening
2.4.6 Pedalen 1 Rijpedaal, vooruit 2 Rijpedaal, achteruit 3 Bedrijfsrem 4 Differentieelgrendel (optie) 5 Klep voor grof materiaal
Afb. 14
45
Bediening
Rijpedaal voor vooruit rijden (afb. 1/1) Hiermee wordt de rijsnelheid vooruit traploos gewijzigd. Door het rijpedaal in te drukken, neemt de rijsnelheid toe. Als het pedaal wordt losgelaten, keert het automatisch terug naar de uitgangspositie; de machine komt tot stilstand. Wees zeer voorzichtig en aandachtig op hellingen. Als de bestuurdersstoel wordt verlaten, altijd de handrem aanzetten. Rijpedaal voor achteruit rijden (afb. 1/2) Hiermee wordt de rijsnelheid achteruit traploos gewijzigd. Door het rijpedaal in te drukken, neemt de rijsnelheid toe. Als het pedaal wordt losgelaten, keert het automatisch terug naar de uitgangspositie; de machine komt tot stilstand. Bedrijfsrem (afb. 1/3) Door het rijpedaal te laten terugkeren (vooruit of achteruit) komt het voertuig wegens de hydrostatische remwerking snel tot stilstand. Als deze remwerking niet volstaat, kan ook met de bedrijfsrem worden afgeremd. Differentieelgrendel (afb. 1/4) (optie) Op een moeilijke ondergrond kan in vierwielaandrijving de differentieelgrendel worden bijgeschakeld. Daardoor wordt verzekerd dat de maximale pompdruk ter beschikking staat op het geblokkeerde wiel. De bediening gebeurt met de voetdrukknop. De voetdrukknop moet ingedrukt worden gehouden om de functie te gebruiken. De differentieelgrendel kan enkel in de modus werkrit worden geactiveerd. Klep voor grof materiaal (afb. 1/5) (optie) Als er zich grof vuil voor de veegeenheid bevindt, kan de klep voor grof materiaal op de zuigmond omhoog worden gebracht door het pedaal in te drukken. Het pedaal wordt door een pal vastgehouden. Het pedaal kan niet worden bediend wanneer de zuigmond omhoog staat.
46
Bediening
2.4.7 Zonnegordijn Om te voorkomen dat de bestuurder bij fel zonlicht een beperkt zicht naar voor heeft, is de Hako Citymaster 1250 uitgerust met een zonnegordijn. Om het zonnegordijn in te stellen, wordt het aan de greep (afb. 15/1) omlaag getrokken tot de bestuurder de optimale stand heeft bereikt. Daarna wordt het zonnegordijn met de bevestigingsknop (afb. 15/2) op de voorruit bevestigd.
Afb. 15
2.4.8 Hulpgereedschap In de cabine is onder de bestuurdersstoel een hulpgereedschap (afb. 16/1) opgeborgen. Dit hulpgereedschap heeft de volgende functies: • Wanneer er een probleem is met de toets -vuilvergaarbak omhoog- kan de vuilvergaarbak met het hulpgereedschap manueel omhoog worden gebracht, zie hoofdstuk Onderhoud en verzorging. • Met het hulpgereedschap kan grof vuil worden verwijderd uit de zuigmond en het zuigmondtraject.
Afb. 16
47
Bediening
2.4.9 Stoel 1 Beweegbare armleuningen 2 Snelle gewichtsinstelling 3 Hendel voor langsinstelling 4 Regeling rugleuning 5 Instelbare lendensteun 6 Veiligheidsgordel 7 Instelbare rugverlenging
Afb. 17
48
Bediening
Beweegbare armleuningen (afb. 17/1) De armleuningen kunnen worden weggeklapt en de neiging kan worden ingesteld. De neiging kan worden ingesteld door het wiel te draaien. Snelle gewichtsinstelling (afb. 17/2) Voor een optimale vering moet de bestuurdersstoel worden ingesteld op het gewicht van de bestuurder. • Hendel omhoog = gewicht van bestuurder verhogen • Hendel omlaag = gewicht van bestuurder verlagen De vering is optimaal ingesteld als de indicator in het midden staat. Om veiligheidsredenen is de bestuurdersstoel uitgerust met een stoelcontactschakelaar; de functie van de stoelcontactschakelaar mag niet worden omzeild. Hendel voor langsinstelling (afb. 17/3) Hiermee wordt de stoel in langsrichting verplaatst. • Hendel omhoog trekken = stoel ontgrendeld. Verplaats de stoel naar voor of naar achter. • Na de instelling de hendel weer vastzetten. Regeling rugleuning (afb. 17/4) De hendel dient om de rugleuning te verplaatsen. Om de instelling uit te voeren dient de bestuurder op de bestuurdersstoel te zitten. • Trek de hendel met de linkerhand omhoog. • Door met het bovenlichaam achteruit te leunen, wordt de rugleuning naar achter verplaatst (schuine stand). • Door met het bovenlichaam naar voor te gaan, wordt de rugleuning naar voor verplaatst (verticaal). • Als de optimale stand van de rugleuning bereikt is, laat u de hendel los; hij vergrendelt dan in de gewenste stand. Zorg ervoor dat de rugleuning niet tegen de achterwand van de cabine schuurt! Instelbare lendensteun (afb. 17/5) Door het wiel van de rugleuning te draaien, kan de lendensteun worden ingesteld. Veiligheidsgordel (afb. 17/6) Voor een optimale werking van de veiligheidsgordel moet de stoel rechtop staan en moet de gordel goed geplaatst zijn. Instelbare rugverlenging (afb. 17/7) Met de drukknop aan de achterzijde van de rugverlenging kan de leuninghoogte exact worden aangepast aan de lichaamsgrootte van de bestuurder.
49
Bediening
2.5
Bedieningselementen op het voertuig
2.5.1 Buitenspiegels De buitenspiegels dienen om de werkzone aan de achterzijde van het voertuig of het achteropkomend verkeer te observeren. Stel de buitenspiegels (afb. 18/1) zo in, dat de rijweg en de werkzone achter het voertuig volledig zichtbaar zijn. Optioneel zijn buitenspiegels met verwarming leverbaar. Controleer de instelling van de spiegels altijd voor u begint te rijden en stel ze eventueel bij.
Afb. 18
50
Bediening
2.5.2 Klemsluiting op vuilvergaarbak Voor de vuilvergaarbak wordt leeggemaakt, moet het deksel met de klemsluitingen (afb. 19/1) worden geopend. 2.5.3 Veiligheidssteun Bij onderhoudswerken moet de vuilvergaarbak altijd in de bovenste positie worden geplaatst en moet de veiligheidssteun (afb. 19/2) op de hydraulische cilinder worden aangebracht.
Afb. 19
51
Bediening
2.5.4 Wateraansluiting om zuiger te reinigen De wateraansluiting (afb. 20/1) van de vuilvergaarbak dient om de zuiger te reinigen.
Afb. 20
52
Bediening
2.5.5 Vloerklep en circulatiewaterslang openen De bedieningselementen bevinden zich onder de vuilvergaarbak. De vuilvergaarbak moet omhoog worden gezet. Om het circulatiewatersysteem te reinigen, de circulatiewaterslang en de vloerklep openen. • Maak de slangschroefkoppeling (afb. 21/3) los en neem de bajonetsluiting (afb. 21/4) af. • Ontgrendel de vloerklep met de hendel (afb. 21/2) en open de vloerklep met de hendel (afb. 21/1).
Afb. 21
53
Bediening
2.5.6
Hydraulische, elektrische en wateraansluitingen
2.5.7 Aansluitingen vooraan 1 Zwenken fronthulpstuk (aanvoer/retour) 2 Zwenken fronthulpstuk (aanvoer/retour) 3 Codeerstekker 7-polig (serie) Codeerstekker 12-polig (optie schrobsysteem) Hydraulisch circuit 2 (max. 20 l/min): 4 Proportionele regeling aanvoer 5 Proportionele regeling retour 6 Opheffing zuigmond 7 Wateraansluiting Hydraulisch circuit 1 (max. 46 l/min): 8 Werkpomp aanvoer (bijv.: maaiwerk) 9 Werkpomp retour (bijv.: maaiwerk)
Afb. 22
54
Bediening
2.5.8 Aansluitingen achteraan 1 Contactdoos 13-polig / strooier verlichting Hydraulisch circuit 1 (46 l/min): 2 Strooier aanvoer 3 Strooier retour Hydraulisch circuit 2 (20 l/min): 4 Maai-zuigreservoir retour 5 Maai-zuigreservoir aanvoer 6 7
Codeerstekker 7-polig (voor aansluiting van achterhulpstukken) Contactdoos 7-polig (voor aanhangwagen)
Afb. 23
55
Bediening
2.5.9 Hogedrukreiniger (optie) 1 Hogedrukreiniger 2 Sproeilans 3 Hogedrukslang 4 Waterfilter 5 Omschakelklep 6 Toerentalregeling schotelborstels 7 Toerentalhendel motor 8 Knop fronthulpstuk 9 Contactstartschakelaar 10 Drukregelaar
Afb. 24
56
Bediening
Voor de ingebruikname Schakel de motor uit voor de hogedrukreiniger (afb. 24/1) wordt aangesloten! Voer de volgende werken voor de ingebruikname uit: • Schoonwatertank vullen • Controleer de waterfilter (afb. 24/4) • Schakel de omschakelklep (afb. 24/5) op de elektriciteitskast naar de werkstand hogedrukreiniger. • Monteer de hogedrukslang (afb. 24/3) tussen de hogedrukreiniger (afb. 24/1) en de sproeilans (afb. 24/2). Werken met de hogedrukreiniger Hogedrukstralen kunnen gevaarlijk zijn bij onvakkundig gebruik. Richt de straal niet op personen, actieve elektrische uitrustingen of op de machine zelf! 1. 2. 3. 4.
Start de motor met de contactstartschakelaar (afb. 24/9) Zet de toerentalhendel (afb. 24/7) van de motor op het voorkeurtoerental. Stel de toerentalregeling (afb. 24/6) van de schotelborstels in op de maximale stand. Breng het fronthulpstuk met de knop (afb. 24/8) omlaag (hogedrukreiniger wordt ingeschakeld). 5. De werkdruk kan worden ingesteld met de drukregelaar (afb. 24/10).
57
Werking
3
Werking
3.1
Opleiding
Voor de eerste ingebruikname is een opleiding vereist. De eerste opleiding van de Hako-Citymaster 1250 mag enkel gebeuren door de vakmensen van uw Hako-filiaal. Het filiaal wordt onmiddellijk na de levering van het voertuig door de fabriek op de hoogte gebracht, zodat het filiaal contact met u kan opnemen om een afspraak te maken voor de opleiding.
3.2
Voor de ingebruikname
Voor de Hako-Citymaster 1250 in gebruik wordt genomen, moeten de volgende controles worden uitgevoerd: 1. Grendelplaat Voor de ingebruikname moet de grendelplaat van de grendelbout worden losgemaakt en in de werkstand worden gezet. Als de grendelplaat geplaatst is, kan het voertuig niet worden bestuurd. 2. Brandstof controleren Controleer de brandstofindicator, vul evt. brandstof bij. 3. Motorolie controleren Controleer het oliepeil met de oliepeilstok, vul evt. motorolie bij. 4. Hydraulische olie controleren Controleer het peil van de hydraulische olie op de vulpeilindicator, vul evt. hydraulische olie bij. 5. Koelmiddel controleren Controleer het peil van het koelmiddel op het koelmiddelexpansievat, vul evt. koelmiddel bij. 6. Bandenspanning controleren, zie Technische gegevens 7. Rem Om de werking van het rempedaal te controleren, nagaan of na de helft van de pedaalverplaatsing en bij een hoge voetdruk een vaste weerstand aan het pedaal merkbaar is. Controleer de remwerking terwijl u langzaam rijdt. Let daarbij op het achteropkomend verkeer! 8. Sturen Om de werking te controleren, het stuurwiel heen en weer bewegen en controleren of de knikgewricht beweegt. 9. Verlichting Om de werking te controleren, alle verlichtingsinrichtingen op het voertuig controleren. 10. Buitenspiegels instellen. Schakel indien nodig de verwarming van de buitenspiegels in.
58
Werking
3.3
Voertuig starten Hou rekening met de volgende veiligheidsaanwijzingen!
• •
• • • • •
• • • • • • • •
De gebruiksaanwijzing, de EHBO-kist en de gevarendriehoek moeten altijd in het voertuig aanwezig zijn. De Hako-Citymaster 1250 mag enkel worden bestuurd door bevoegde personen, die voor de bediening opgeleid zijn, aan de ondernemer of zijn afgevaardigde hun bekwaamheid voor het bedienen bewezen hebben en door hem uitdrukkelijk met het besturen belast zijn. Passagiers mogen niet worden meegevoerd. De rijsnelheid moet altijd worden aangepast aan de werkomstandigheden en aan de belastingstoestand. Tijdens transportverplaatsingen op de openbare weg moeten de werkschijnwerpers worden uitgeschakeld. Het rijgedrag, de stuur- en remcapaciteit worden beïnvloed door de lading en de hulpstukken. Let dus op voldoende stuur- en remcapaciteit. Wanneer hulpstukken worden gemonteerd, moet er absoluut op worden gelet dat de toegelaten voorste en achterste asbelastingen en het toegelaten totaalgewicht in geen geval worden overschreven. Er mag zich niemand in de gevarenzone ophouden (bijv. knikzone van de hulpstukken, onder de opgetilde vuilvergaarbak) en tussen het trekvoertuig en de aanhangwagen. Het stuurvermogen van het voertuig moet verzekerd blijven. Als u niet zeker bent, moet het voertuig met het totale gewicht van het hulpstuk worden gewogen. De hulpstukken moeten in de transportstand volledig omhoog worden gezet en worden beveiligd. De vuilvergaarbak moet volledig omlaag worden gezet. De motor kan enkel vanuit de bestuurdersstoel worden gestart. Verlaat de stoel niet tijdens het rijden. Laat de motor niet draaien in gesloten ruimtes. Zorg voor voldoende zicht. Bij omgevingstemperaturen van -10 °C de motor ca. 20 minuten laten warmdraaien. Vanaf +10 °C is warmdraaien niet meer vereist.
Om te rijden moeten de volgende bedieningselementen na elkaar worden bediend: Werkwijze: 1. Alle bedieningshendels en schakelaars moeten in de nulstand staan. 2. Het voertuig moet vastgezet zijn met de parkeerrem. 3. Stel de bestuurdersstoel in. 4. Start de motor met de contactstartschakelaar. 5. Kies de rijmodus. Transportrit (0 tot 30 km/h) of werkrit (0 tot 16 km/h). 6. Zet de parkeerrem af. 7. Druk het rijpedaal voor de gewenste rijrichting en rijsnelheid langzaam in, het voertuig begint te rijden.
59
Werking
3.4
Werken met het veegsysteem
1. Schotelborstel 2. Zuigmond 3. Schoonwatertank 4. Vuilvergaarbak 5. Contactstartschakelaar 6. Toerentalhendel motor 7. Zuiger/schoonwaterpomp 8. Heffen/neerlaten/zwenken 9. Toerentalregeling schotelborstels 10. Drukkracht schotelborstels (kartelmoeren) 11. Watervolume sproeiers 12. Hendel voor zuigmondsproeier 13. Zwaailicht 14. Dimlicht 15. Rijpedaal/klep voor grof materiaal 16. Afsluitkappen vuilvergaarbak 17. Hulpgereedschap 18. Hendel voor circulatiewatersysteem
Afb.25
60
Werking
Controle voor het begin van het werk: • Controleer de sproeikoppen op de schotelborstel (afb. 25/1) en op de zuigmond (afb. 25/2). • Vul de schoonwatertank (afb. 25/3). De inhoud bedraagt ca. 170 liter. • Controleer de zeeffilter op de schoonwatertank (afb. 25/3). • Vul de vuilvergaarbak (afb. 25/4) met ca. 150 liter circulatiewater (waterpeil ca. 10 cm boven de vloerklep). • Controleer of het circulatiewater loopt, verhelp eventuele verstoppingen. Werkwijze: 1. Start het voertuig (afb. 25/5) en rij naar de gebruikslocatie. 2. Zet de toerentalhendel (afb. 25/6) op het voorkeurtoerental. 3. Schakel de zuiger in (afb. 25/7a). 4. Zet de veegeenheid omlaag (afb. 25/8). 5. Stel het toerental van de schotelborstel in met de toerentalregeling (afb. 25/9). 6. Controleer de schotelborsteldruk met de kartelmoeren (afb. 25/10). 7. Open het circulatiewatersysteem (afb. 25/18). 8. Schakel de schoonwaterpomp (afb. 25/7b) in en stel het watervolume voor de sproeikoppen (afb. 25/11) dusdanig in, dat het stof in de veegzone optimaal wordt gebonden. 9. Open indien nodig het waterventiel (afb. 25/12) voor de bevochtiging van de zuigbuis. 10. Schakel het zwaailicht in (afb. 25/13). 11. Schakel indien nodig het dimlicht in (afb. 25/14). 12. Druk het rijpedaal (afb. 25/15a) langzaam in tot het voertuig begin te rijden, de snelheid wordt groter door het pedaal dieper in te drukken. Circulatiewaterventiel openen: Schakel voor het openen eerst de zuiger in. Circulatiewaterventiel sluiten: Sluit eerst het circulatiewaterventiel en schakel daarna de zuiger uit. Overschrijdt het toegelaten totaalgewicht niet. Controleer regelmatig het vulpeil van de vuilvergaarbak. Oorzaken van functiestoringen De volgende situaties kunnen tot problemen met het zuigsysteem leiden: • De vuilvergaarbak is vol. • De afsluitkappen (afb. 25/16) van de vuilvergaarbak voor de handzuigslang zijn niet correct geplaatst. • De vergrendeling van de vuilvergaarbak is niet gesloten. • Het zuigsysteem zit verstopt. • Als de zuigmond verstopt zit, gaat u als volgt te werk: 1. Open de klep voor grof materiaal (afb. 25/15b) op de zuigmond met behulp van het pedaal en zet de veegeenheid omhoog. 2. Reinig de zuigmond grondig met het hulpgereedschap (afb. 25/17). 3. Zet de veegeenheid omlaag en sluit de klep voor grof materiaal van de zuigmond weer.
61
Werking
3.5
Werken met het schrobsysteem
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10
Schrobeenheid Zuigmond Schoonwaterreservoir Vuilvergaarbak Contactstartschakelaar Toerentalhendel motor Zuiger Omhoog/omlaag Toerentalregeling schotelborstels a) Regeling drukkracht schotelborstels b) Omschakeling drukkracht/ontlasting 11 Watervolume schrobeenheid 12 a) Circulatiewater b) Schoon water 13. Zwaailicht 14. Dimlicht 15. Rijpedaal/klep voor grof materiaal 16. Afsluitkappen vuilvergaarbak 17. Hulpgereedschap 18. Hendel voor circulatiewatersysteem 19. Recyclagesysteem (optie)
Afb. 26
62
Werking
Controle voor het begin van het werk: • Controleer de dosering en de filterelementen op het recyclagesysteem (afb. 26/19). • Controleer de zeeffilter op de schoonwatertank (afb. 25/3). • Vul de schoonwatertank (afb. 26/3). De inhoud bedraagt ca. 170 liter. • Vul de vuilvergaarbak (afb. 26/4) met ca. 200 liter circulatiewater. Werkwijze: 1. Start het voertuig (afb. 26/5) en rij naar de gebruikslocatie. 2. Zet de toerentalhendel (afb. 26/6) op het voorkeurtoerental. 3. Schakel de zuiger in (afb. 26/7). 4. Zet de schrobeenheid omlaag (afb. 26/8). 5. Schakel het water voor de schrobeenheid in met de draaischakelaar (afb. 26/11) en stel het watervolume in. 6. Stel het borsteltoerental in met de toerentalregeling (afb. 26/9). 7. Selecteer de borstelontlasting of borsteldruk met de schakelaar (afb. 26/10b), schakel in en stel in met de draaischakelaar (afb. 26/10a). 8. Schakel het zwaailicht in (afb. 26/13). 9. Schakel het dimlicht indien nodig in (afb. 26/14). 10. Druk het rijpedaal (afb. 26/15a) langzaam in tot het voertuig begin te rijden, de snelheid wordt groter door het pedaal dieper in te drukken. Recyclagesysteem (optie) inschakelen 1. Vul de vuilvergaarbak met maximaal 200 liter water. 2. Verbind de koppeling van de circulatiewatertoevoer van de vuilvergaarbak met de circulatiewaterkoppeling van de schrobeenheid. 3. Verbind de koppeling van de schoonwatertoevoer met de schoonwaterkoppeling van de schrobeenheid. 4. Schakel op de rechterconsole met de keuzeschakelaar (afb. 26/12) om van schoon water (afb. 26/12b) naar circulatiewater (afb. 26/12a). Overschrijdt het toegelaten totaalgewicht niet. Controleer regelmatig het vulpeil van de vuilvergaarbak. Oorzaken van functiestoringen De volgende situaties kunnen tot problemen met het zuigsysteem leiden: • De vuilvergaarbak is vol. • De afsluitkappen (afb. 26/16) van de vuilvergaarbak voor de handzuigslang zijn niet correct geplaatst. • De vergrendeling van de vuilvergaarbak is niet gesloten. • Het zuigsysteem zit verstopt. • Als de zuigmond verstopt zit, moet de zuigmond grondig worden gereinigd met het hulpgereedschap (afb. 26/17).
63
Werking
3.6 3.6.1
Voertuig parkeren Parkeren op het einde van het werk Voor de bestuurder het voertuig verlaat, moeten alle bedieningsinrichtingen in de nulstand worden gezet, het voertuig moet worden beveiligd tegen wegrollen en tegen onbevoegd gebruik. De bestuurder moet ervoor zorgen dat de Hako-Citymaster 1250 op een stevige ondergrond wordt geparkeerd. Na werking met volledige belasting de dieselmotor 1 - 2 minuten stationair laten draaien.
1. Breng het rijpedaal terug naar de nulstand of neem uw voet van het rijpedaal. De hydrostatische aandrijving remt af tot stilstand. Als deze remwerking niet volstaat, kunt u bijkomend gebruik maken van de bedrijfsrem. 2. Zet de parkeerrem aan. 3. Zet de toerentalregeling in de stationaire stand. 4. Parkeer de machine en trek de contactsleutel uit. 5. Sluit de bestuurderscabine eventueel af. Op hellingen moet de Hako-Citymaster 1250 bovendien worden beveiligd tegen wegrollen; gebruik daartoe een stopblok. Schakel de motor niet uit als het hulpstuk ingeschakeld is.
3.6.2 Parkeren bij werkonderbrekingen De bestuurder dient ook bij korte werkonderbrekingen alle bedieningsinrichtingen in de nulstand te plaatsen voor hij het voertuig achterlaat. De parkeerrem moet worden aangezet en beveiligd tegen onbevoegd gebruik. 3.6.3 Parkeren wanneer er zich storingen voordoen Wanneer er zich storingen voordoen, moet de motor van de Hako-Citymaster 1250 onmiddellijk worden stilgelegd. Een voertuig dat op de openbare weg blijft staan, moet worden beveiligd met de waarschuwingsknipperlichten en de gevarendriehoek. Als het elektrisch systeem uitgevallen is, moet het voertuig worden beveiligd met de waarschuwingslamp.
64
Werking
3.7
Schoon water bijvullen
Neem het afsluitdeksel af en vul de schoonwatertank tot de vulpeilindicator het maximum aangeeft. De inhoud bedraagt ca. 170 liter. Aan openbare wateraansluitingen mag enkel via de "D-slangaansluiting" water uit het net worden afgenomen. Bij temperaturen onder 0 graden (vorstgevaar) moet het water uit alle watervoerende componenten worden afgelaten!
3.8
Circulatiewater bijvullen
Om zo lang mogelijk te kunnen werken, moet er ongeveer 200 liter water in de vuilvergaarbak worden gedaan. Bij temperaturen onder 0 graden (vorstgevaar) moet het water uit alle watervoerende componenten worden afgelaten.
65
Werking
3.9
Vuilvergaarbak leegmaken
Als het zuigvermogen vermindert of als er vuil water achterblijft, gaat u als volgt te werk: 1. Sluit de circulatiewatertoevoer en schakel de zuiger uit. 2. Sluit de schoonwatertoevoer. 3. Zet het fronthulpstuk omhoog. 4. Zet de toerentalhendel op transportrit en rij naar de stortplaats. 5. Voor de vuilvergaarbak wordt leeggemaakt, moet de vergrendeling van het deksel worden geopend. Wanneer de vuilvergaarbak wordt gekanteld, moet voor voldoende stabiliteit van het voertuig worden gezorgd. 6. Rij achteruit naar het lospunt. 7. Zet de toerentalhendel in de nulpositie en bedien de parkeerrem. 8. Zet de vuilvergaarbak omhoog en maak hem leeg. Open de vloerklep en verwijder het grof materiaal. 9. Laat de vuilvergaarbak weer zakken. Vergrendel de vloerklep en het deksel opnieuw. 10. Ga verder met het werk of reinig het voertuig.
66
Werking
3.10 Voertuig reinigen De hierna vermelde reinigingswerken moeten minstens één keer per dag worden uitgevoerd; bij sterke vervuiling moet dit vaker gebeuren. Gebruik geen stoomstraler of hogedrukreiniger om elektrische / elektronische componenten en de motorruimte te reinigen! 1. 2. 3. 4.
Start het voertuig en rij naar een geschikte reinigingsplaats. Zet de toerentalhendel in de werkmodus en schakel de zuiger in. Plaats de waterslang voor de zuigmond tot het water in de vuilvergaarbak wordt gezogen. Sluit de waterslang aan op de wateraansluiting van de vuilvergaarbak en laat het water in de zuiger zuigen. 5. Schakel de zuiger uit. 6. Open de vergrendeling van de vuilvergaarbak en zet de vuilvergaarbak omhoog tot aan de eindaanslag. Laat eerst het opgenomen water af! 7. Reinig de vuilvergaarbak langs binnen inclusief de filterzeven met de waterstraal.
8. Ontgrendel de vloerklep en zet ze open. Reinig onder de vloerklep met de waterstraal. 9. Open de circulatiewaterslang. Sproei de circulatiewaterslang door met de waterslang.
10. Monteer de circulatiewaterslang, vergrendel de vloerklep en laat de vuilvergaarbak zakken.
67
Werking
3.11 Wegslepen en transport 3.11.1 Wegslepen Als de aandrijfmotor stilstaat, zijn de wielen geblokkeerd. Mocht het ooit voorkomen dat u de Hako-Citymaster 1250 moet wegslepen of verplaatsen, moet de bypass-klep (afb. 27/2) worden geopend. De bypass-klep bevindt zich onder het achterframe in de knikzone rechts boven de stuurcilinder en is vlot toegankelijk. Deze klep wordt met een steeksleutel (SW 9) geopend door in stromingsrichting te draaien (inkeping op het vierkant). De wegsleepogen (afb. 28/1) bevinden zich vooraan op het voertuigframe. Bij stilstaande motor werkt de besturing enkel met noodeigenschappen. De sleepsnelheid mag max. 2 km/h bedragen, de sleeptijd mag niet langer dan 30 minuten duren en de sleepafstand is max. 1 km.
Afb. 27
68
Werking
3.11.2 Transport Tijdens het transport van de Hako-Citymaster 1250 op een vrachtwagen moet de parkeerrem worden aangezet en moet het voertuig met riemen worden vastgezet. De sjorpunten bevinden zich vooraan, aan de wegsleepogen (afb. 27/1) van het voertuigframe en achteraan op de onderste bevestigingspunten van de achterkoppeling (afb. 28/4). Bevestig bovendien de grendelplaat (afb. 28/3) op de grendelbout (afb. 28/2). Tijdens een transportrit moet de veegeenheid worden vastgezet. Plaats de vergrendeling (afb. 28/1) voor het transport in stand 1. Wanneer de vergrendelplaat (afb. 28/3) geplaatst is, kan het voertuig niet worden bestuurd!
Afb. 28
69
Hulpstukken
4
Hulpstukken
Met de door Hako vrijgegeven hulpstukken worden, rekening houdend met het voorgeschreven gebruik, de asbelastingen en totale gewichten van het voertuig niet overschreden.
4.1
Opbouw veegsysteem
4.1.1 Veegeenheid monteren Voor de montage van de veegeenheid is de neerzetstandaard (afb. 29/1) vereist. 1. Schuif de veegeenheid met de neerzetstandaard naar het voertuig. 2. Steek de draagarmen (afb. 29/2) in de geleidingen (afb. 29/3) en zet vast met vergrendelpennen en lenzen.
Afb. 29
70
Hulpstukken
3. A. B. C. D. E. F. G. 4.
Aansluitingen tot stand brengen. Zwenken fronthulpstuk (aanvoer/retour) Zwenken fronthulpstuk (aanvoer/retour) Codeerstekker 7-polig (serie) Codeerstekker 12-polig (optie schrobsysteem) Proportionele regeling aanvoer (max. 20 l/min) Proportionele regeling retour (max. 20 l/min) Opheffing zuigmond Wateraansluiting Haak de bowdenkabel (afb. 30/1) van de klep voor grof materiaal in (let op de plaatsing!).
Afb. 30
71
Hulpstukken
5. 6. 7. 8.
Haak de bowdenkabel (afb. 31/1) van het circulatiewatersysteem in. Bevestig de waterslang (afb. 31/2) van het circulatiewatersysteem. Steek de zuigslang langs boven in en bevestig ze op de achterwagen (afb. 31/4). Bevestig de zuigslang onderaan op de zuigmond (afb. 31/3).
Afb. 31
72
Hulpstukken
9. Bevestig de schoonwaterslang (afb. 32/1). 10. Breng met de knop Heffen (rechter bedieningsconsole) de veegeenheid omhoog en haak de bevestigingsketting (afb. 32/2) in. De demontage gebeurt in omgekeerde volgorde. Let daarbij op het volgende: Voor de demontage moeten de schotelborstels naar buiten worden gezwenkt. Neem de schotelborstels van de veegeenheid. Plaats het neerzetgestel in het midden van het frame (afb. 32/3). Bij het neerzetten van de veegeenheid erop letten dat de dichtingen (afb. 32/4) van de zuigmond niet omknikken.
Afb. 32
73
Hulpstukken
4.1.2 Vuilvergaarbak monteren Voor de montage van de vuilvergaarbak is de neerzetstandaard (afb. 33/1) vereist. 1. Breng de hefcilinder (afb. 33/1) met de knop (afb. 33/2) volledig naar binnen en klap voorzichtig om naar achter. 2. Maak de bevestigingsschroeven (afb. 33/3) voor de bevestiging van de vuilvergaarbak los. 3. Schuif de vuilvergaarbak met de neerzetstandaard (afb. 33/4) over de basismachine. 4. Klap de hefcilinder (afb. 33/5) omhoog en plaats hem in de U-vormige beugels van de vuilvergaarbak.
Afb. 33
74
Hulpstukken
5. 6. 7. 8.
Laat de vuilvergaarbak met de krukken (afb. 34/1) gelijkmatig en parallel zakken tot de boringen (afb. 34/3) voor de hefcilinders (afb. 34/2) overeenkomen. Vergrendel de hefcilinders met de vergrendelpen (afb. 34/4) en borg met de lens (afb. 34/5). Laat de vuilvergaarbak met de krukken weer gelijkmatig zakken tot de boringen (afb. 34/6) voor de vergrendelpennen overeenkomen. Vergrendel de achtersteunen van de vuilvergaarbak met vergrendelpennen en zet vast met lenzen.
Afb. 34
75
Hulpstukken
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Lijn de vuilvergaarbak met de twee stelschroeven (afb. 35/6) uit. Door de rechter (of linker) stelschroef in te schroeven, wordt de vuilvergaarbak met zijn steunblokken vooraan naar links (of naar rechts) verschoven. Schroef de achtersteunen van de vuilvergaarbak met bevestigingsschroeven (afb. 35/1) op de achterwagen. Sluit de Geka-koppeling (afb. 35/2) van het circulatiewatersysteem aan. Sluit de hydraulische koppelingen (afb. 35/3) aan. Breng de vuilvergaarbak omhoog met de hendel (afb. 35/4). Span de twee bevestigingsschroeven (afb. 35/1) in de bovenste positie van de vuilvergaarbak nogmaals aan! Controleer de positie van de circulatiewaterslang (afb. 35/5)!
Afb. 35
76
Hulpstukken
16. Haak de achterklep in en sluit ze met de vergrendelingen (afb. 36/1). 17. Neem de neerzetstandaard (afb. 33/4) weer af. De demontage van de vuilvergaarbak gebeurt in omgekeerde volgorde. Let erop dat de circulatiewaterslang (afb. 36/2) en de hydraulische slangen (afb. 36/3) zorgvuldig worden geplaatst!
Afb.36
77
Hulpstukken
4.2
Opbouw schrobsysteem
4.2.1 Schrobeenheid monteren 1. Monteer de draagarmen (afb. 37/1) op de basismachine en zet vast met bouten en voorstekkers. 2. Bevestig de houder (afb. 37/2) voor de zuigvoet op de basismachine (de houder kan na de eerste montage op de machine achterblijven). 3. Steek de zuigvoet van het schrobsysteem met rolwagen (afb. 37/3) in de houder (afb. 37/2) en laat deze vergrendelen. 4. Bevestig de zuigslang van de Hako-Citymaster 1250 op de zuigbuis (afb. 37/4). 5. Schuif het schrobsysteem met rolwagen (afb. 37/5) op de draagarmen en zet vast met vergrendelpen en lens (afb. 37/6).
Afb.37
78
Hulpstukken
6. A. B. C. D. E. F. 7.
Aansluitingen tot stand brengen. Codeerstekker Schoonwateraansluiting Circulatiewateraansluiting Hydrauliek zuigvoet Hydrauliek borstelmotor Elektrische aansluiting waterpomp en ventiel Borstels monteren (Hako-kliksysteem). De demontage van het schrobsysteem gebeurt in omgekeerde volgorde.
Afb.38
79
Hulpstukken
4.3
Opbouw laadplateau en koppeldriehoek vooraan Voor de montage moet de optie hogedrukreiniger eventueel worden gedemonteerd!
4.3.1 Laadplateau monteren 1. Klap de hefcilinder (afb. 39/1) naar achter en breng hem met de knop (afb. 39/2) naar buiten. 2. Leg de hefcilinder (afb. 39/2) voorzichtig op de achterwagen. 3. Schuif het laadplateau met de neerzetstandaard (afb. 39/3) over de basismachine. 4. Laat het laadplateau met de krukken (afb. 39/4) gelijkmatig en parallel zakken.
Afb.39
80
Hulpstukken
5. Laat het laadplateau met de krukken weer gelijkmatig zakken tot de boringen (afb. 40/1) voor de vergrendelpennen overeenkomen. 6. Borg het laadplateau met vergrendelpennen en lenzen. Daarbij moet de bus (afb. 40/2) (zie toebehoren) zo gemonteerd zijn, dat het laadplateau zijdelings gelijkmatig uitgelijnd is. 7. Kip het laadplateau met de hand open en leg de rechter hefcilinder ter beveiliging in de schoor (afb. 40/4). 8. Steek de twee vergrendelpennen (afb. 40/3) tussen het laadplateau en de hefcilinders en zet vast met lens. De demontage van het laadplateau gebeurt in omgekeerde volgorde.
Afb. 40
81
Hulpstukken
4.3.2 Koppeldriehoek vooraan monteren • Haak de bovenkoppelstang (afb. 41/1) in het frame van het voertuig en zet vast met vergrendelpen en lens. • Steek het frame (afb. 41/2) van de koppeldriehoek vooraan in de bevestigingen (afb. 41/3) en zet vast met vergrendelpennen en lenzen. • Haak de bovenkoppelstang in de koppeldriehoek vooraan (afb. 41/4) en zet vast met vergrendelpen en lens. De demontage van de koppeldriehoek vooraan gebeurt in omgekeerde volgorde.
Afb.41
82
Hulpstukken
4.4
Ballast aanbrengen
Om andere, niet door Hako vrijgegeven apparaten te gebruiken, moet individueel worden gecontroleerd of de respectieve asbelastingen en totaalgewichten worden aangehouden. Het monteren van front- en achterhulpstukken mag niet tot een overschrijding van het totale toegelaten gewicht, de toegelaten asbelastingen en het draagvermogen van de banden van de werkmachine leiden. De voor- en achteras van de werkmachine moeten altijd met minstens 20% van het lege gewicht van de werkmachine belast zijn. Voor u de machine aankoopt, dient u na te gaan of deze voorwaarden vervuld zijn door de werkmachine-hulpstukcombinatie te wegen.
Afb.42
83
Hulpstukken
4.4.1 Ballast berekenen Om het totale gewicht, de asbelastingen, het draagvermogen van de banden en de vereiste minimale ballast te berekenen, heeft u de volgende gegevens nodig: Alle gewichten vermeld in (kg). Alle maten vermeld in (m).
• • • • • • • • •
1 2 3
TL (kg) = Leeg gewicht van het voertuig (1) TV (kg) = Belasting vooras van leeg voertuig (1) TH (kg) = Belasting achteras van leeg voertuig (1) GH (kg) = Totaal gewicht achterhulpstuk/achterballast max. 400 kg (2) GV (kg) = Totaal gewicht fronthulpstuk/frontballast max. 230 kg (2) a (m) = Afstand tussen zwaartepunt fronthulpstuk/frontballast en midden vooras max = 1,6 m (2 en 3) b (m) = Wielstand van het voertuig (1 en 3) c (m) = Afstand = 0,665m (1 en 3) d (m) = Afstand tussen midden montagepunt machinezijde en zwaartepunt achterhulpstuk/ achterballast max. 0,18 m (2)
Zie gebruiksaanwijzing voertuig Zie prijslijst en/of gebruiksaanwijzing van het voertuig Opmeten
84
Hulpstukken
1. Berekening van de minimale ballast vooraan bij achterhulpstukken.
Het resultaat moet in de tabel worden ingevoerd.
2. Berekening van de minimale ballast achteraan bij fronthulpstukken.
(Waarde "x" zie gegevens van de fabrikant, indien niet vermeld, x = 0,45) Het resultaat moet in de tabel worden ingevoerd.
3. Berekening van de effectieve belasting van de vooras TV tat Als met het fronthulpstuk (GV) de vereiste minimale ballast vooraan (GV min) niet wordt bereikt, moet het gewicht van het fronthulpstuk worden verhoogd naar het gewicht van de minimale ballast vooraan!
Noteer de berekende effectieve en de in de gebruiksaanwijzing van de werkmachine vermelde, toegelaten belasting van de vooras in de tabel.
4. Berekening van het effectieve totaalgewicht. (Als met het achterhulpstuk (GH) de vereiste minimale ballast achteraan (GV min) niet wordt bereikt, moet het gewicht van het achterhulpstuk worden verhoogd naar het gewicht van de minimale ballast achteraan! Noteer het berekende effectieve en het in de gebruiksaanwijzing van de werkmachine vermelde, toegelaten totaalgewicht in de tabel.
5. Berekening van de effectieve belasting van de achteras.
Noteer de berekende effectieve belasting van de achteras en de in de gebruiksaanwijzing van de werkmachine vermelde, toegelaten belasting van de achteras in de tabel.
6. Draagvermogen banden Noteer de dubbele waarde (twee banden) van het toegelaten banddraagvermogen (zie bijv. documenten van de bandfabrikant) in de tabel.
85
Hulpstukken
Tabel ballast De berekende waarden moeten kleiner zijn dan of gelijk aan de toegelaten waarden!
Minimale ballast voor/achter Totaal gewicht
Effectieve waarde van berekening kg
Effectieve waarde van gebruiksaanwijzing
kg
kg
Belasting vooras
kg
kg
kg
Belasting achteras
kg
kg
kg
De minimale ballast moet als hulpstuk of als ballastgewicht op het voertuig worden aangebracht!
86
Technische gegevens
5
Technische gegevens
Afb.43
87
Technische gegevens
Afmetingen
Basismachine met laadplateau
Basismachine met veegsysteem
Basismachine met schrobsysteem
Lengte (A) (afhankelijk van uitrusting)
mm
3255-3355
3969
4000
Breedte (B) (afhankelijk van uitrusting)
mm
1188-1318
1250-1318
1370
Hoogte (C) (afhankelijk van uitrusting)
mm
1995-2202
1995-2202
1995-2202
Wielstand (D)
mm
1430
1430
1430
Spoorbreedte (E) (midden banden 195R14C) mm
984
984
984
Draaicirkelstraal buiten
2625
2850
2900
mm
Gewicht Leeg gewicht (afhankelijk van uitrusting)
kg
1600-1700
1980-2080
1950-2050
Toegelaten totaalgewicht
kg
2600
2600
2600
Toegelaten asbelasting voor
kg
1500
1500
1500
Toegelaten asbelasting achter
kg
1600
1600
1600
Toegelaten gewicht aanhangwagen niet afgeremd
kg
750
750
750
Toegelaten gewicht aanhangwagen afgeremd
kg
1750
1400
1400
Toegelaten totaalgewicht combinatie niet afgeremd
kg
3100
3100
3100
Toegelaten totaalgewicht combinatie afgeremd
kg
3500
3500
3500
Hellingspercentage bij toegelaten totaalgewicht combinatie
%
12
12
12
Asbelastingen
Gewicht aanhangwagen1)
Totaal combinatiegewicht/hellingspercentage
1) afhankelijk van lading van basismachine max. toegelaten totaal combinatiegewicht
Steunlasten Toegelaten steunlast in het koppelingspunt van de muikoppeling
kg
max. 250
Toegelaten steunlast in het koppelingspunt van de kogelkopkoppeling
kg
max. 150
Brandstofsysteem
Dieselbrandstof
Brandstof Tankinhoud Brandstoffilter
liter
ca. 60
Bestelnr.
114-033
88
Technische gegevens
Rijsnelheden Transportrit (als een auto)
km/h
0-30
Werkrit (alle wielen)
km/h
0-16
Achteruit rijden
km/h
0-12
Hydraulisch circuit 1 bij 195 bar
l / min
46
Hydraulisch circuit 2 bij 195 bar
l / min
4-20
Rijaandrijving bij 295 bar
l / min
0-120
Hydraulisch systeem / rijaandrijving
Hydraulische olie (bijv.: Mobiloil)
DTE 15M
Hydraulische oliefilters - Retourzuigfilter
Bestelnr.
109-279
- Beluchtingsflter
Bestelnr.
108-260
liter
45
Volume hydraulische olie Motor Fabrikant
Yanmar Co. Ltd.
Type
4 TNV 88-BMHW
Werkprocedure
4-takt dieselmotor
Vermogen (bij 2600 omw/min)
kW/ECE-R24
33
Nm / omw/min
143 / 1560
Boring/slag
mm
88/90
Cilinderinhoud
cm³
2190
Draaimoment, max.
Compressieverhouding
19, 1:1
Aantal cilinders
4 cilinders in rij
Motorolie van Mobiloil (of vergelijkbaar) Volume motorolie zonder/met filtervervanging
Delvac MX 15W-40 liter
8,2/8,6
Motoroliefilter, schroefpatroon
Bestelnr.
114-032
Stationair onbelast toerental
omw/min
1100 +/- 50
Voorkeurtoerental van motor/maximaal toerental van motor
omw/min
2450 / 2750 +/- 25
Bestelnr.
114-347 / 114-348
liter
ca. 7,5
Koelingstype: Thermostaatgeregelde vloeistofkoeling, Luchtfilter: Filterelement / veiligheidspatroon Koelvloeistof (koelmiddeladditief: Glaceelf Auto Supra) Aandeel koelmiddeladditief: minstens 40%, maximaal 60%
89
Technische gegevens
Remsysteem Remvloeistof Volume
SAE J 1703 liter
0,5
Standaardbanden 195R14C / velg 6J14H2 / M = 160Nm
bar
3,5
Standaardbanden 215/65R14C / velg 6J15H2 / M = 120Nm
bar
2,9
Brede banden 26x12.00-12 TL8PR / velg 10.50I-12 / M = 160Nm
bar
1,5
Toerental zuiger
omw/min
2200 - 2600
Zuigbuisdiameter
mm
180
aantal / mm
2 / 900
omw/min
0 - 200
Toerental zuiger
omw/min
2200 - 2600
Zuigbuisdiameter
mm
180
aantal / mm
2 / 900
omw/min
0 - 200
Inhoud
m³
1,0
Schoonwatertank
liter
170
Circulatiewatersysteem
liter
175
Bandenspanning
Veegsysteem
Borstels (aantal / diameter) Borsteltoerental Schrobsysteem
Borstels (aantal / diameter) Borsteltoerental Vuilvergaarbak
Elektrisch systeem Stroomtype Nominale spanning
DC V
12
Starterbatterij
V/Ah
12/74
Dynamo
V/A
14,4/80
Rijgeluid volgens 2009/63/EG bijlage VI:
dB (A)
79
Geluid in stilstand volgens 2009/63/EG bijlage VI:
dB (A)
82
Geluid aan oor van bestuurder volgens 2009/76/EG:
dB (A)
81
Geluidsemissiewaarden Basismachine met laadplateau bij voorkeurtoerental
90
Technische gegevens
Basismachine met veegsysteem/schrobsysteem bij voorkeurtoerental Het volgens DIN EN ISO 3744 bij maximale gebruiksomstandigheden (op de werkplek) gemeten geluidsvermogensniveau (LwAd) bedraagt:
dB (A)
108
Met geluiddempingspakket (optie):
dB (A)
99
Het volgens DIN EN ISO 11201 bij normale gebruiksomstandigheden (op de werkplek) gemeten geluidsdrukniveau (LpA) bedraagt:
dB (A)
79
De meetonzekerheid (KpA) bedraagt:
dB (A)
3,5
m/s²
0,5
Trillingswaarden De overeenkomstig EN 1032 berekende gewogen effectieve waarde van de versnelling waaraan het lichaam (voeten of zitvlak) blootgesteld is, bedraagt bij normale gebruiksomstandigheden niet meer dan
91
Onderhoud en verzorging
6
Onderhoud en verzorging
Algemeen Voor u verzorgings- en onderhoudswerken uitvoert, dient u absoluut rekening te houden met het hoofdstuk Veiligheidsinformatie! Als de door ons voorgeschreven onderhoudswerken worden uitgevoerd, bent u zeker steeds een bedrijfsklare machine ter beschikking te hebben. Dagelijkse en wekelijkse onderhouds- en herstellingswerken kunnen worden uitgevoerd door een daartoe opgeleide bestuurder; al het andere Hako-systeemonderhoud mag enkel worden uitgevoerd door geschoold en gekwalificeerd personeel. Neem contact op met de Hakoonderhoudsdienst of het Hako-filiaal in uw buurt. Als u hiermee geen rekening houdt en als daardoor schade ontstaat, vervalt elke aanspraak op de garantie. Vermeld bij alle vragen en bestellingen van wisselstukken altijd het serienummer, zie paragraaf Plaatjes op de machine.
6.1
Hako-systeemonderhoud
Het Hako-systeemonderhoud: • waarborgt de betrouwbare werking van Hako-machines (preventief onderhoud) • beperkt de werkingskosten, herstellingskosten en kosten voor instandhouding tot een minimum • waarborgt een lange levensduur en de paraatheid van de machine. Het Hako-systeemonderhoud vermeldt in verschillende modules de uit te voeren speciale technische werken en definieert de intervallen voor het onderhoud. Voor de verschillende onderhoudssystemen zijn de te vervangen onderdelen vastgelegd en in ET-kits vervat. Hako-systeemonderhoud klant: Door de klant uit te voeren werken aan de hand van de in de bedieningshandleiding beschreven verzorgings- en onderhoudsinstructies (dagelijks of wekelijks). Bij levering van de machine wordt de bestuurder/gebruiker vakkundig opgeleid. Hako-systeemonderhoud - eenmalig: (na 50 bedrijfsuren) Geldt voor machines met aandrijving met verbrandingsmotor, eerste olieverversing, filter, enz. Uitvoering door specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst. Hako-systeemonderhoud I: (om de 125 bedrijfsuren) Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit. Hako-systeemonderhoud II: (om de 250 bedrijfsuren) Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit. Hako-systeemonderhoud III: (om de 500 bedrijfsuren) Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit. Hako-systeemonderhoud IV/S: (om de 1000 bedrijfsuren veiligheidscontrole) Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit. Uitvoeren van alle wettelijk voorgeschreven veiligheidsrelevante controles overeenkomstig UVV-BGV-TÜV-VDE.
92
Onderhoud en verzorging
6.2
Onderhoudsattest Overhandiging
Uitrusting Proefrit Overdracht aan de klant Opleiding uitgevoerd op: bij
bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud I 750 bedrijfsuren Stempel werkplaats
uitgevoerd op: bij
bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud 50 bedrijfsuren (eenmalig)
Hako-systeemonderhoud I 250 bedrijfsuren
Stempel werkplaats
Stempel werkplaats
uitgevoerd op: bij
bedrijfsuren
uitgevoerd op: bij
bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud II/S Hako-systeemonderhoud I 1000 bedrijfsuren 1250 bedrijfsuren Stempel werkplaats
uitgevoerd op: bij
bedrijfsuren
Stempel werkplaats
uitgevoerd op: bij
bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud I 1750 bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud III/S 2000 bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud I 2250 bedrijfsuren
Stempel werkplaats
Stempel werkplaats
Stempel werkplaats
uitgevoerd op: bij
bedrijfsuren
uitgevoerd op: bij
bedrijfsuren
uitgevoerd op: bij
bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud II 500 bedrijfsuren Stempel werkplaats
uitgevoerd op: bij
bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud II 1500 bedrijfsuren Stempel werkplaats
uitgevoerd op: bij
bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud II 2500 bedrijfsuren Stempel werkplaats
uitgevoerd op: bij
bedrijfsuren
93
Onderhoud en verzorging
6.3
Onderhoudsschema
Hako-systeemonderhoud klant De volgende onderhoudswerken moeten door de klant worden uitgevoerd. Activiteit Machine volgens behoefte reinigen Motoroliepeil controleren, eventueel bijvullen Koelmiddelpeil in het expansievat controleren, eventueel bijvullen Brandstofvoorraad controleren, indien nodig bijtanken Schoonwatersproeier op zuigmond controleren, indien nodig reinigen Onderhoudsindicator van luchtfilter controleren, evt. filterelement reinigen Combinatiekoeler van motor controleren, evt. reinigen Peil van ruitenwasmiddel controleren, evt. bijvullen Waterafscheider leegmaken De cabineluchtfilter controleren, evt. reinigen Smeerpunten volgens smeerschema smeren Hydraulisch oliepeil controleren, evt. bijvullen Verlichtingsinstallatie controleren Luchtdruk van banden controleren Slijtage en beschadiging op zuigmond controleren Zuigmondinstelling controleren, evt. instellen Zuigslang controleren op slijtage en zitting Dichting tussen zuigbuis en vuilvergaarbak controleren Schoonwatersproeier en circulatiewatersysteem op zuigmond controleren Zuigmondklep controleren Slijtage en beschadiging van veegeenheid/schrobeenheid controleren Veegspiegel controleren, evt. bijregelen Sproeikoppen, sproeikopfilter en zeeffilter van watersysteem controleren, evt. reinigen Proefrit met remtest
Interval Dagelijks o o o o o
wekelijks o o o o o
o
o
o o
o o o o o o o o o
o
o
94
Onderhoud en verzorging
Hako-systeemonderhoud - eenmalig De volgende onderhoudswerken moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst worden uitgevoerd. Activiteit Motor Motorolie verversen Motoroliefilter vervangen Brandstoffilter vervangen Waterafscheider leegmaken Stationair, voorkeur- en bedrijfstoerental controleren V-riem generator en airco controleren Koeler en koelmiddelslangen controleren Combinatiekoeler en koelerrooster controleren Remmen Bedrijfsrem en parkeerrem controleren, evt. bijregelen Bowdenkabels van parkeerrem op schuurpunten controleren Remvloeistof van bedrijfsrem controleren, evt. bijvullen Wielen Zitting van wielbouten controleren (ook na wielvervanging) Bandenspanning controleren Hydraulisch systeem Retourfilter vervangen Oliepeil controleren Functie en dichtheid controleren Vuilvergaarbak met handpomp omhoog brengen Sturen Functie en vlotte werking controleren Kogelkoppen en stuurcilinder controleren Bowdenkabels Functie, vlotte werking en nulpunt controleren Veegeenheid/schrobeenheid Slijtage en beschadiging controleren Veegspiegel controleren, evt. bijregelen Sproeikoppen, sproeikopfilter en zeeffilter van watersysteem controleren, evt. reinigen Zuigmond Slijtage en beschadiging controleren Zuigmondinstelling controleren, evt. instellen Zuigslang controleren op slijtage en zitting Dichting tussen zuigbuis en vuilvergaarbak controleren Schoonwatersproeier en circulatiewatersysteem op zuigmond controleren Zuigmondklep controleren
Interval na 50 bedrijfsuren (eenmalig) o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
95
Onderhoud en verzorging
Activiteit Vuilvergaarbak Vervuiling controleren Moerasgrondklep controleren Zuiger controleren op toerental en vervuiling Hydraulische leidingen van zuigermotor op dichtheid controleren Botsplaat van vergaarbakklep op slijtage controleren Dichtingen van vergaarbakklep op dichtheid en beschadiging controleren Luchtafvoerzijde van vergaarbakklep op vervuiling controleren Elektrisch systeem Claxon, verlichting en werkfuncties controleren Bekabeling controleren op schuurpunten en beschadiging Laadtoestand van de batterijen controleren Batterijpolen reinigen en invetten Cabine Cabineluchtfilter reinigen Goede werking van verwarming controleren Goede werking van airco controleren Ruitensproeimiddel controleren Smeren (wekelijks) Voorwagen - frontopheffing hefcilinder boven en onder links/rechts (4x) Voorwagen - frontopheffing links/rechts (4x) Veegsysteem - schotelborstel kipgewricht links/rechts (4x) Veegsysteem - zuigmondopheffing (3x) Veegsysteem - schotelborstel zwenkhendel (2x) Circulatiewaterhendel (1x) Rijpedaal (1x) Rempedaal (1x) Klep voor grof materiaal (1x) Smeerhulp (2x) (valt weg bij optie Easy Grease) Buitenspiegel links/rechts (2x) Ophefcilinder vuilvergaarbak links/rechts (4x) Knikgewricht (2x) Kogelgewricht achtersteun (2x) Easy Grease (optie) Diversen Optische toestand controleren Proefrit Indien nodig het voertuig reinigen
Interval na 50 bedrijfsuren (eenmalig) o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
96
Onderhoud en verzorging
Hako-systeemonderhoud I De volgende onderhoudswerken moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst worden uitgevoerd. Activiteit Motor Motorolie verversen Motoroliefilter vervangen Brandstoffilter controleren Waterafscheider leegmaken Filterelement van luchtfilter controleren V-riem generator en airco controleren Koeler en koelmiddelslangen controleren Combinatiekoeler en koelerrooster controleren Remmen Bedrijfsrem en parkeerrem controleren, evt. bijregelen Bowdenkabels van parkeerrem op schuurpunten controleren Remvloeistof van bedrijfsrem controleren, evt. bijvullen Wielen Zitting van wielbouten controleren (ook na wielvervanging) Bandenspanning controleren Hydraulisch systeem Oliepeil controleren Functie en dichtheid controleren Vuilvergaarbak met handpomp omhoog brengen Sturen Functie en vlotte werking controleren Kogelkoppen en stuurcilinder controleren Bowdenkabels Functie, vlotte werking en nulpunt controleren Veegeenheid/schrobeenheid Slijtage en beschadiging controleren Veegspiegel controleren, evt. bijregelen Sproeikoppen, sproeikopfilter en zeeffilter van watersysteem controleren, evt. reinigen Zuigmond Slijtage en beschadiging controleren Zuigmondinstelling controleren, evt. instellen Zuigslang controleren op slijtage en zitting Dichting tussen zuigbuis en vuilvergaarbak controleren Schoonwatersproeier en circulatiewatersysteem op zuigmond controleren Zuigmondklep controleren
Interval om de 250 bedrijfsuren o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
97
Onderhoud en verzorging
Activiteit Vuilvergaarbak Vervuiling controleren Moerasgrondklep controleren Zuiger controleren op toerental en vervuiling Lagering van zuiger (silentbloc-demper) controleren Aanzuigzeef in vuilvergaarbak controleren Hydraulische leidingen van zuigermotor op dichtheid controleren Botsplaat van vergaarbakklep op slijtage controleren Dichtingen van vergaarbakklep op dichtheid en beschadiging controleren Gewrichten en lageringen van vergaarbakklep controleren Luchtafvoerzijde van vergaarbakklep op vervuiling controleren Elektrisch systeem Claxon, verlichting en werkfuncties controleren Bekabeling controleren op schuurpunten en beschadiging Laadtoestand van de batterij controleren Batterijpolen reinigen en invetten Cabine Cabineluchtfilter reinigen Goede werking van verwarming controleren Goede werking van airco controleren Ruitensproeimiddel controleren Smeren Voorwagen - frontopheffing hefcilinder boven en onder links/rechts (4x) Voorwagen - frontopheffing links/rechts (4x) Veegsysteem - schotelborstel kipgewricht links/rechts (4x) Veegsysteem - zuigmondopheffing (3x) Veegsysteem - schotelborstel zwenkhendel (2x) Circulatiewaterhendel (1x) Rijpedaal (1x) Rempedaal (1x) Klep voor grof materiaal (1x) Smeerhulp (2x) (valt weg bij optie Easy Grease) Buitenspiegel links/rechts (2x) Ophefcilinder vuilvergaarbak links/rechts (4x) Knikgewricht (2x) Kogelgewricht achtersteun (2x) Easy Grease (optie) Diversen Optische toestand controleren Proefrit Indien nodig het voertuig reinigen
Interval om de 250 bedrijfsuren o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
98
Onderhoud en verzorging
Hako-systeemonderhoud II De volgende onderhoudswerken moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst worden uitgevoerd. Activiteit Alle onderhoudswerken volgens Hako-systeemonderhoud I Ook de volgende activiteiten: Motor Brandstoffilter vervangen Luchtfilterelement vervangen Uitlaatsysteem op beschadiging controleren Hydraulisch systeem Retourfilter vervangen
Interval om de 500 bedrijfsuren o o o o o
Hako-systeemonderhoud III/S De volgende onderhoudswerken moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst worden uitgevoerd. Activiteit Alle onderhoudswerken volgens Hako-systeemonderhoud I en II Ook de volgende activiteiten: Motor Veiligheidspatroon van de luchtfilter vervangen Stationair, voorkeur- en bedrijfstoerental controleren Klepspeling bij koude motor controleren, evt. instellen Membraan in klepdeksel van motorluchttoevoer vervangen Koelmiddel verversen – uiterlijk na 2 jaar (rekening houden met vorstbescherming tijdens de winter!) Remmen Remblokken controleren, evt. vervangen Remvloeistof van bedrijfsrem verversen – uiterlijk na 2 jaar Hydraulisch systeem Hydraulische olie verversen Bowdenkabels Bowdenkabel van motorgroep vervangen Bowdenkabels van rijpomp vervangen Rijpedaal Functie en vlotte werking controleren, evt. defecte onderdelen vervangen Demperplaat en draaiveren op rijpedaal vervangen Rijpedaal vervangen (na 2.000 bedrijfsuren) Knikgewricht Spelingsvrijheid op rubberbuffer controleren Vuilvergaarbak Lagering van zuiger (silentbloc-demper) vervangen
Interval om de 1.000 bedrijfsuren o
o o o o o o o o o o o o o o o
99
Onderhoud en verzorging
Activiteit Cabine Cabineluchtfilter vervangen Diversen Plaatjes op de machine controleren, evt. vervangen Test van alle functie- en veiligheidsrelevante componenten Hulpstukken controleren Proefrit Protocol UVV-BGV-TÜV-VDE, testplaquette en testboek
Interval om de 1.000 bedrijfsuren o o o o o o
100
Onderhoud en verzorging
6.4
Motor
Afb.44 1. 2. 3. 4. 5.
Olievulkap Oliepeilstok Motoroliefilter Aflaatschroef motorolie Membraan op ventieldeksel Hou rekening met de volgende veiligheidsaanwijzingen: Let op voor hete motorolie als de motor voordien ingeschakeld was. Vang uitgelopen motorolie op en doe ze op milieuvriendelijke wijze weg. Zorg voor de nodige netheid tijdens het vullen.
101
Onderhoud en verzorging
6.4.1 Motoroliepeil controleren Controleer het motoroliepeil dagelijks en vul indien nodig bij. Wanneer het controlelampje motoroliedruk oplicht: de oorzaak opsporen en indien nodig motorolie bijvullen. 1. Controleer of het voertuig horizontaal staat en zet de parkeerrem aan. 2. Schakel de motor bij normale bedrijfstemperatuur uit. De circulerende motorolie heeft enkele minuten nodig om terug te stromen naar het oliecarter. 3. Controleer het motoroliepeil met de oliepeilstok (afb. 44/2). 4. Het motoroliepeil moet tussen de max./min.-markering van de peilstok liggen, ze mag nooit onder de min.-markering dalen. 5. Vul indien nodig motorolie bij en controleer het motoroliepeil nogmaals. Het motoroliepeil mag nooit boven de max.-markering staan. 6. Zet de oliepeilstok terug.
6.4.2 Motorolie en motoroliefilter vervangen De motorolie en de motoroliefilter moeten voor het eerst na 50 bedrijfsuren en daarna om de 250 bedrijfsuren worden vervangen. De motorolie moet worden afgelaten terwijl de motor warm staat. 1. Controleer of het voertuig horizontaal staat, zet de parkeerrem aan en schakel de motor uit. De circulerende motorolie heeft enkele minuten nodig om terug te stromen naar het oliecarter. 2. 3. 4. 5.
6. 7.
Plaats een geschikte opvangbak onder de aflaatschroef (afb. 44/4). Verwijder de olievulkap (afb. 44/1) om te ontluchten. Draai de aflaatschroef uit en laat de motorolie volledig af. Vervang de motoroliefilter (afb. 44/3). Let op schone dichtingsvlakken en plaats een nieuwe dichtingsring. Plaats de aflaatschroef met een nieuwe dichtingsring. Giet motorolie in. Motorolie: Mobiloil DELVAC MX 15W-40 of gelijkwaardig. Volume met motoroliefilter: 8,6 liter Volume zonder motoroliefilter: 8,2 liter. Vang uitgelopen motorolie op en doe ze op milieuvriendelijke wijze weg.
Start de motor en laat hem gedurende korte tijd met laag toerental draaien. De controlelamp voor de motoroliedruk moet na korte tijd doven. 9. Schakel de motor uit, voer een dichtheidscontrole uit en controleer het motoroliepeil opnieuw. 10. Breng de olievulkap en de oliepeilstok opnieuw aan. 8.
102
Onderhoud en verzorging
6.5
Brandstofsysteem
Afb. 45 1. 2. 3. 4.
Waterafscheider Aflaatschroef Brandstoffilter Tanksluiting
103
Onderhoud en verzorging
6.5.1 Voertuig tanken De brandstoftank bevindt zich aan de linkerzijde van de achterwagen. Open de tanksluiting (afb. 45/4) en vul met dieselbrandstof overeenkomstig DIN 51601. Tankinhoud: ca. 60 liter. Hou rekening met de volgende veiligheidsaanwijzingen: Voor het tanken de motor uitschakelen en de contactsleutel uittrekken. Vul niet met brandstof in gesloten ruimtes. Roken en omgaan met vuur zijn verboden bij het vullen van brandstofreservoirs en bij werken aan of in de buurt van brandstofhoudende onderdelen. Laat geen brandstof naast de tankvulopening lopen. Vang uitgelopen brandstof op en doe ze op milieuvriendelijke wijze weg.
6.5.2 Waterafscheider controleren Controleer de waterafscheider wekelijks en laat indien nodig het condenswater uit de waterafscheider (afb. 45/1) af. 1. Controleer of het voertuig horizontaal staat, zet de parkeerrem aan en schakel de motor uit. 2. Plaats een geschikte bak onder de waterafscheider. 3. Open de aflaatschroef (afb. 45/2) om het condenswater op te vangen. 4. Sluit de aflaatschroef weer.
6.5.3 Brandstoffilter vervangen De brandstoffilter (afb. 45/3) moet om de 500 bedrijfsuren worden vervangen. 1. Controleer of het voertuig horizontaal staat, zet de parkeerrem aan en schakel de motor uit. 2. Schroef de brandstoffilter (afb. 45/3) uit en plaats hem met de brandstof in een geschikt reservoir. 3. Plaats een nieuwe brandstoffilter. 4. Bevestig de aflaatschroef opnieuw.
104
Onderhoud en verzorging
6.6
Luchtfilter
Afb.46 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Luchtfilter Onderhoudsindicator Roosterzeef Klemmen Ontstoffingsklep Filterelement Veiligheidspatroon
105
Onderhoud en verzorging
6.6.1 Onderhoudsindicator De vervuiling van de luchtfilter moet dagelijks worden gecontroleerd. De onderhoudsindicator (afb. 46/2) geeft de vervuilingsgraad aan. 6.6.2 Filterelement reinigen Het filterelement (afb. 46/6) moet overeenkomstig de onderhoudsindicator (afb. 46/2) worden gecontroleerd en indien nodig gereinigd. Het filterelement moet uiterlijk om de 500 bedrijfsuren worden vervangen. We zijn niet aansprakelijk voor gereinigde filterelementen. Laat de motor nooit draaien zonder filterelement! 1. 2. 3. 4. 5.
Controleer of het voertuig horizontaal staat, zet de parkeerrem aan en schakel de motor uit. Neem het filterelement uit en reinig het voorzichtig van binnen naar buiten met droge perslucht (max. 3 bar) door de persluchtbuis op en neer te bewegen. Sterk vervuilde of beschadigde filterelementen moeten onmiddellijk worden vervangen. Reinig de filterbehuizing langs binnen. Zet het filterelement terug.
6.6.3
Veiligheidspatroon vervangen Reinig de veiligheidspatroon niet! Laat de motor nooit draaien zonder filterelement!
In het midden van het filterelement bevindt zich een veiligheidspatroon (afb. 46/7). Deze moet voorkomen dat vuil bij het reinigen of vervangen van de filter in de aanzuigopening terecht kan komen. De veiligheidspatroon moet uiterlijk om de 1.000 bedrijfsuren worden vervangen samen met de vervanging van het filterelement.
6.6.4 Voorafscheider en ontstoffingsklep De luchtfilter is voorzien van een in de filterbehuizing geïntegreerde voorafscheider (afb. 46/5). Daardoor wordt de gebruikstijd van het filterelement veel langer. De in het filterhuis afgescheiden stofdeeltjes worden uit de ontstoffingsklep (afb. 46/5) gestoten.
106
Onderhoud en verzorging
6.7
Koelsysteem
Afb.47 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Achterklep Roosterzeven Afdekplaat Combinatiekoeler Aflaatkraan Afsluitdeksel Vulpeilmarkering Expansievat
107
Onderhoud en verzorging
6.7.1 Koelsysteem reinigen De combinatiekoeler koelt zowel het koelwater van de dieselmotor als de hydraulische olie van de werkhydrauliek. De koellucht wordt met behulp van een blazer doorheen de op de achterwagen links en rechts en in de achterklep (afb. 47/1) aangebrachte roosterzeven (afb. 47/2) gezogen en naar de combinatiekoeler gevoerd. De roosterzeven en de combinatiekoeler (afb. 47/4) moeten dagelijks worden gecontroleerd en indien nodig worden gereinigd. Gebruik geen stoomstraler of hogedrukreiniger. Richt de waterstraal niet rechtstreeks op elektrische en elektronische onderdelen. De koellamellen zijn zeer dun en kunnen gemakkelijk beschadigd raken. 1. 2. 3.
Controleer of het voertuig horizontaal staat, zet de parkeerrem aan en schakel de motor uit. Open de achterklep (afb. 47/1). Controleer de roosterzeven (afb. 47/2) en de combinatiekoeler (afb. 47/4) op vervuiling en reinig indien nodig met perslucht of een waterstraal.
6.7.2
Afdekplaat voor winterwerking Als het voertuig voor de winterwerking werd uitgerust met een zout- en zandstrooier, moet de afdekplaat (afb. 47/3) worden gemonteerd om de combinatiekoeler te beschermen.
6.7.3 Koelmiddel bijvullen Controleer het koelmiddelpeil in het expansievat (afb. 47/8) dagelijks en vul indien nodig bij. Vang uitlopend koelmiddel op en doe het op milieuvriendelijke wijze weg. Verbrandingsgevaar! Open het afsluitdeksel niet als de motor heet staat. Het koelsysteem staat onder druk! 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7. 8.
Controleer of het voertuig horizontaal staat, zet de parkeerrem aan. Breng de vuilvergaarbak omhoog naar de eindpositie. Schakel de motor uit en trek de contactsleutel uit. Laat de motor afkoelen. Controleer het koelmiddel. Het koelmiddelpeil moet, terwijl de motor afgekoeld is, tussen de vulpeilmarkering (afb. 47/7) staan. Draai het afsluitdeksel (afb. 47/6) uit het expansievat. Vul koelmiddel bij. Koelmiddel: Glaceelf Auto Supra Het koelmiddeladditief moet minstens 40% en maximaal 60% bedragen. Rij nooit zonder koelmiddeladditief! Controleer het vulpeil, vul evt. nogmaals bij. Sluit het afsluitdeksel (afb. 47/6) opnieuw.
108
Onderhoud en verzorging
6.7.4 Koelmiddel verversen Het koelmiddel moet om de 1.000 bedrijfsuren worden ververst. Verbrandingsgevaar! Open de aflaatkraan niet als de motor heet staat. Het koelsysteem staat onder druk! 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Controleer of het voertuig horizontaal staat, zet de parkeerrem aan. Breng de vuilvergaarbak omhoog naar de eindpositie. Schakel de motor uit en trek de contactsleutel uit. Laat de motor afkoelen. Plaats een opvangbak (inhoud min. 10 liter) onder de aflaatkraan (afb. 47/5). Open de achterklep (afb. 47/1) en neem de afdekplaat (afb. 47/3) af. Open de aflaatkraan (afb. 47/5) en laat het koelmiddel af. Sluit de aflaatkraan en draai het afsluitdeksel (afb. 47/6) uit. Vul bij met koelmiddel. Koelmiddel: Glaceelf Auto Supra Het koelmiddeladditief moet minstens 40% en maximaal 60% bedragen. Rij nooit zonder koelmiddeladditief! 9. Sluit het afsluitdeksel. Laat de motor kort warmlopen en zet hem weer uit. 10. Controleer het peil van het motorkoelmiddel, eventueel nogmaals bijvullen. De inhoud van het koelsysteem inclusief verwarming bedraagt ca. 7,5 liter.
109
Onderhoud en verzorging
6.8 1. 2. 3. 4. 5.
Hydraulisch systeem Vulpeilindicator Retourzuigfilter Afsluitdeksel Hydraulisch oliereservoir Buis
Afb. 48
110
Onderhoud en verzorging
6.8.1 Hydraulische olie bijvullen Controleer het peil van de hydraulische olie wekelijks op de vulpeilindicator (afb. 48/1) en vul indien nodig bij. Gebruik uitsluitend door de fabrikant toegelaten hydraulische olie (HVLP 46), bijv. Mobiloil DTE 15 M. Vang uitlopende of gemorste hydraulische olie op in een geschikt reservoir en doe de olie op milieuvriendelijke wijze weg. 1. 2. 3. 4. 5.
Controleer of het voertuig horizontaal staat, zet de parkeerrem aan. Breng de vuilvergaarbak omhoog naar de eindpositie. Schakel de motor uit en trek de contactsleutel uit. Laat de motor afkoelen. Draai het afsluitdeksel (afb. 48/3) uit en vul hydraulische olie bij. Het peil van de hydraulische olie moet tussen de min./max-markering liggen. Volume: ca. 5 liter 6. Zet het afsluitdeksel terug. 6.8.2 Retourzuigfilter vervangen De retourzuigfilter moet na de eerste 50 bedrijfsuren en daarna om de 500 bedrijfsuren worden vervangen. 1. Controleer of het voertuig horizontaal staat, zet de parkeerrem aan. 2. Breng de vuilvergaarbak omhoog naar de eindpositie. 3. Schakel de motor uit en trek de contactsleutel uit. Laat de motor afkoelen. 4. Neem het deksel op de retourzuigfilter (afb. 48/2) af en vervang de retourzuigfilter. 6.8.3 Hydraulische olie verversen De hydraulische olie moet om de 1000 bedrijfsuren worden vervangen. Gebruik uitsluitend door de fabrikant toegelaten hydraulische olie (HVLP 46), bijv. Mobiloil DTE 15 M. Volume van het hydraulisch systeem ca. 45 liter. Vang uitlopende of gemorste hydraulische olie op in een geschikt reservoir en doe de olie op milieuvriendelijke wijze weg. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Controleer of het voertuig horizontaal staat, zet de parkeerrem aan. Breng de vuilvergaarbak omhoog naar de eindpositie. Schakel de motor uit en trek de contactsleutel uit. Laat de motor afkoelen. Plaats een opvangbak (inhoud min. 50 liter) onder het hydraulisch reservoir. Draai het afsluitdeksel (afb. 48/3) uit. Maak de buis (afb. 48/5) onder het hydraulisch reservoir (afb. 48/4) los en laat de hydraulische olie af. 7. Monteer de buis (afb. 48/5) opnieuw en vul met hydraulische olie. 8. Het peil van de hydraulische olie moet tussen de min./max-markering liggen. 9. Controleer het vulpeil en vul indien nodig hydraulische olie bij. 10. Zet het afsluitdeksel terug.
111
Onderhoud en verzorging
6.9 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Schoonwatersysteem Sproeikopfilters Sproeikoppen Schoonwatertank Afsluitdeksel Aflaatschroef Vulpeilindicator Zeeffilter
Afb. 49
112
Onderhoud en verzorging
6.9.1 Schoonwatertank vullen Neem het afsluitdeksel (afb. 49/4) af en vul de schoonwatertank (afb. 49/3) tot de vulpeilindicator (afb. 49/6) het maximum aangeeft. De inhoud bedraagt ca. 180 liter. Aan openbare wateraansluitingen mag enkel via de "D-slangaansluiting" water uit het net worden afgenomen. Bij temperaturen onder 0 graden (vorstgevaar) moet het water uit alle watervoerende componenten worden afgelaten! 6.9.2 Zeeffilter reinigen Controleer de zeeffilter (afb. 49/7) wekelijks op vervuiling en reinig indien nodig. 6.9.3 Schoon water aflaten Maak de schoonwatertank (afb. 49/3) met de aflaatschroeven (afb. 49/5) leeg. Schakel de waterpomp kort in om de slangen leeg te maken. 6.9.4 Sproeikoppen reinigen Controleer de sproeikoppen (afb. 49/2) en sproeikopfiters (afb. 49/1) wekelijks op vervuiling en reinig indien nodig. Controleer de schoonwatersproeier in de zuigvoet (afb. 50/9) dagelijks en reinig indien nodig.
113
Onderhoud en verzorging
6.10 Veegsysteem 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Stelschroeven voor veegspiegel Stelschroeven voor schotelborsteldruk Vergrendeling voor schotelborsteldruk en transportstand Schotelborstel Dichtingsrubber op zuigmond Rollen Draadstangen Klep voor grof materiaal Schoonwatersproeier in zuigmond
Afb. 50
114
Onderhoud en verzorging
6.10.1 Veegspiegel instellen Het steunvlak van de schotelborstels (afb. 50/4) op de vloer (veegspiegel) en de ophefarmen zijn in de fabriek ingesteld met de stelschroeven (afb. 50/1). Controleer de veegspiegel om de 250 bedrijfsuren en stel indien nodig bij. De veegspiegel moet, terwijl de veegeenheid neergelaten is, als volgt op de grond rusten: Schotelborstel rechts: • van 10 tot 16 uur Schotelborstel links: • van 8 tot 14 uur 6.10.2 Schotelborsteldruk instellen De schotelborsteldruk wordt ingesteld met de stelschroeven (afb. 50/2). Naarmate de slijtage toeneemt, moet de veegspiegel worden aangepast. 6.10.3 Zuigmond instellen In het voorste gedeelte (A) moet de spleet tussen het dichtingsrubber en de vloer ca. 3+2 mm bedragen. In het achterste gedeelte (B) moet de spleet 8+2 mm bedragen. De instelling gebeurt met de draadstangen (afb. 50/7). Naarmate het dichtingsrubber verslijt, moeten de rollen (afb. 50/6) in de hogere boring worden geplaatst. Defecte dichtingen, ook dichtingen op de klep voor grof materiaal (afb. 50/8), moeten onmiddellijk worden vervangen, anders neemt het zuigvermogen af. 6.10.4 Vergrendeling instellen Tijdens een transportrit moet de veegeenheid met de vergrendeling (afb. 50/3) voor het transport worden beveiligd! Posities van de vergrendeling: • Transport = positie 1 • Schotelborstel nieuw = positie 2 • Schotelborstel 50% versleten = positie 3.
115
Onderhoud en verzorging
6.11 Schrobsysteem 6.11.1 Borstels vervangen De borstels van de schrobeenheid kunnen dankzij het Hako-kliksysteem snel en zonder gereedschap worden gewisseld. De borstels worden vergrendeld met twee hendels (afb. 51/1).
Afb. 51
116
Onderhoud en verzorging
6.11.2 Dichtingsrubbers instellen Op de zuigmond zijn drie dichtingsrubbers aangebracht. De twee zijdelingse dichtingsrubbers (afb. 52/1) zijn verwisselbaar en het achterste dichtingsrubber (afb. 52/2) op de zuigmond is bij correcte instelling niet onderworpen aan slijtage. Controleer de instelling om de 250 bedrijfsuren en stel indien nodig bij. De volledige zuigmond word met de draadstangen (afb. 52/3) ingesteld t.o.v. de grond. In het voorste gedeelte (A) moet de spleet tussen het dichtingsrubber en de vloer ca. 5 mm bedragen. In het achterste gedeelte (B) moet de spleet 0 mm bedragen. 6.11.3 Dichtingsrubbers vervangen De zijdelingse dichtingsrubbers (afb. 52/1) zijn zo geconstrueerd, dat ze bij slijtage één keer kunnen worden gedraaid. Als beide zijden versleten zijn, moeten de dichtingsrubbers worden vervangen. Draai daartoe de kartelschroeven los en open de klemstrips.
Afb. 52
117
Onderhoud en verzorging
6.11.4 Filters reinigen De twee filterelementen (afb. 53/1) van het recyclagesysteem (optie) moeten na elk gebruik worden gereinigd. Gewoon doorspoelen: Maak de afsluitklep (afb. 53/2) los en laat het vuile water gedurende ca. 5 seconden lopen. Grondige reiniging: Schroef de filter open, neem het filterelement uit en reinig het grondig.
Afb. 53
118
Onderhoud en verzorging
6.11.5 Dosering instellen Scheid de koppelingen (afb. 54/2) en (afb. 54/3). Sluit de koppeling (afb. 54/2) aan op aansluiting (A) van de chemicaliëndosering (optie). Sluit de koppeling (afb. 54/3) aan op aansluiting (B) van de chemicaliëndosering. In de aanzuigslang van het chemicaliënreservoir is een sproeikop (afb. 54/1) aangebracht. Door de juiste sproeikop te kiezen, wordt de mengverhouding van de reinigingsvloeistof bepaald. De verschillende sproeikoppen zitten in het toebehoren.
Afb. 54
119
Onderhoud en verzorging
6.12 Vuilvergaarbak 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Bedieningshendel handpomp Ventiel handpomp Wateraansluiting Fijne zeven Vloerklep Achterklepdichting Veiligheidssteun
Afb. 55
120
Onderhoud en verzorging
6.12.1 Veiligheidssteun Bij onderhoudswerken moet de vuilvergaarbak altijd in de bovenste positie worden gebracht en moet de veiligheidssteun (afb. 55/7) worden geplaatst. 6.12.2 Achterklepdichting controleren Controleer de achterklepdichting (afb. 55/6) op de vuilvergaarbak om de 250 bedrijfsuren en vervang indien nodig. 6.12.3 Fijne zeven reinigen Reinig de fijne zeven (afb. 55/4), de vloerklep (afb. 55/5), de daaronder aangebrachte opvangbak na elke leegmaking. 6.12.4 Zuiger reinigen Controleer de zuiger in de vuilvergaarbak om de 250 bedrijfsuren op vervuiling en reinig indien nodig. Om de zuiger te reinigen, is er aan de voorzijde van de vuilvergaarbak een wateraansluiting (afb. 55/3) voorzien. 6.12.5 Circulatiewater bijvullen Om zo lang mogelijk te kunnen schrobben, moet er ongeveer 200 liter water in de vuilvergaarbak worden gedaan. Bij temperaturen onder 0 graden (vorstgevaar) moet het water uit alle watervoerende componenten worden afgelaten. 6.12.6 Vuilvergaarbak met handpomp omhoog brengen Controleer de hydraulische cilinder met handpomp om de 250 bedrijfsuren. Wanneer de knop -vuilvergaarbak omhoog- niet goed werkt, kan de vuilvergaarbak met het hulpgereedschap uit de cabine en de handpomp als volgt omhoog worden gebracht: 1. Steek het hulpgereedschap op de bedieningshendel (afb. 55/1) van de handpomp en bedien het ventiel (afb. 55/2). 2. Bedien de handpomp met het hulpgereedschap tot de vuilvergaarbak zich in zijn eindpositie bevindt.
121
Onderhoud en verzorging
6.13 Airco 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Klimaataggregaat V-riem Condensatorblazer Afdekking Beschermrooster Cabineluchtfilter Perforatieplaat
Afb. 56
122
Onderhoud en verzorging
6.13.1 Cabineluchtfilter vervangen Controleer de cabineluchtfilter (afb. 56/6) wekelijks op vervuiling, in stofrijke omgevingen vaker. De demontage moet als volgt gebeuren: 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond en zet de parkeerrem aan. 2. Schakel de motor uit en trek de contactsleutel uit. 3. Draai de vier bevestigingsschroeven van het beschermrooster (afb. 56/5) los en neem het beschermrooster af. 4. Neem de cabineluchtfilter (afb. 56/6) uit en reinig hem, vervang indien nodig. 6.13.2 Koelmiddel bijvullen Bijvullen van koelmiddel mag alleen gebeuren met een vulsysteem dat voldoet aan de voorschriften, en door opgeleid personeel. De vulsluiting bevindt zich onder de condensator. Volume: ca. 850 g. Koelmiddel: R 134 a Zomerwerking Plaats de achter de filtermat (afb. 56/6) aangebrachte perforatieplaat (afb. 56/7) zo, dat de markering naar "S" wijst. Winterwerking Plaats de achter de filtermat (afb. 56/6) aangebrachte perforatieplaat (afb. 56/7) zo, dat de markering naar "W" wijst. 6.13.3 Condensatorblazer Controleer de condensator (afb. 56/3) van de airco om de 250 bedrijfsuren op vervuiling en reinig indien nodig. 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. 2. Zet de parkeerrem aan. 3. Schakel de motor uit en trek de contactsleutel uit. 4. Draai de bevestigingsschroeven van de afdekking (afb. 56/4) bovenaan en onderaan los. 5. Reinig de vervuilde onderdelen indien nodig met een zachte borstel of een lichte waterstraal (geen hogedrukreiniger gebruiken!). Let op voor hete onderdelen als het systeem voordien ingeschakeld was. 6.13.4 Klimaataggregaat Controleer de V-riem van het klimaataggregaat (afb. 56/1) als volgt om de 250 bedrijfsuren 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond en zet de parkeerrem aan. 2. Schakel de motor uit en trek de contactsleutel uit. 3. Breng de vuilvergaarbak omhoog naar de eindpositie. 4. Controleer de toestand en de spanning van de V-riem (afb. 56/2), span eventueel op of vervang de riem.
123
Onderhoud en verzorging
6.14 Wielen en remsysteem 1. 2. 3. 4.
Aanzetpunt wagenkrik vooraan Aanzetpunt wagenkrik achteraan Remvloeistofreservoir Afdekplaat
Afb. 57
124
Onderhoud en verzorging
6.14.1 Wielen vervangen Herstellingswerken aan banden en velgen mogen enkel worden uitgevoerd door erkende werkplaatsen! Bij het vervangen van wielen er altijd op letten dat de wagenkrik op de daartoe voorziene aanzetpunten wordt aangebracht. Demontage 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond en beveilig het voertuig zodat het niet kan wegrollen. 2. Schakel de motor uit en trek de contactsleutel uit. 3. Breng de wagenkrik stabiel aan op het aanzetpunt (afb. 57/1) of (afb. 57/2). 4. Breng de overeenkomstige aszijde omhoog en controleer nogmaals of het voertuig stabiel is. 5. Draai de wielbouten af neem het wiel af. Montage 1. Plaats het wiel op de centreerkraag en span alle wielbouten lichtjes aan. 2. Laat de opgetilde aszijde neer. 3. Draai de wielbouten met een momentsleutel kruiselings aan. 1. Het toegelaten aandraaimoment vindt u in de technische gegevens (hoofdstuk 5). 4. Na ca. 50 bedrijfsuren moeten de wielbouten zoals hierboven beschreven nogmaals worden aangespannen. 6.14.2 Bandenspanning controleren Controleer de bandenspanning om de 250 bedrijfsuren. De toegelaten bandenspanning vindt u in de technische gegevens (hoofdstuk 5). 6.14.3 Remvloeistof bijvullen De goede werking van het remsysteem moet dagelijks door de gebruiker worden gecontroleerd voor hij begint te werken. Controleer het vulpeil van het remvloeistofreservoir (afb. 57/2) om de 250 bedrijfsuren en vul indien nodig bij. Het remvloeistofreservoir bevindt zich onder de bestuurdersstoel. Herstellingswerken aan het remsysteem mogen enkel worden uitgevoerd door een bevoegde werkplaats! Zorg voor netheid! Vervuilde remvloeistof kan tot defecten in het remsysteem leiden. Een sterk gedaald remvloeistofpeil kan wijzen op versleten remvoeringen! Vang uitlopende remvloeistof op en doe ze op milieuvriendelijke wijze weg. 1. Neem de afdekplaat (afb. 57/3) onder de bestuurdersstoel af. 2. Schroef het afsluitdeksel van het remvloeistofreservoir af en controleer het vulpeil. 3. Vul met originele remvloeistof tot aan de max-markering. 4. Schroef het afsluitdeksel weer dicht. Let op dichtheid!
125
Onderhoud en verzorging
6.15 Ruitensproeier 6.15.1 Water bijvullen Het vulpeil moet dagelijks worden gecontroleerd. Open de afsluitklep van het reservoir (afb. 58/1) en vul met ruitensproeierwater. Bij temperaturen onder 0 graden (vorstgevaar) moet een vorstwerend middel aan het ruitensproeierwater worden toegevoegd. Let op de juiste mengverhouding! Indien nodig kan een geschikt ruitreinigingsmiddel worden toegevoegd. Let op de juiste mengverhouding!
Afb. 58
126
Onderhoud en verzorging
6.16 Elektrisch systeem 6.16.1 Zekeringen printplaat F1 Zekering standlicht en achterlicht rechts F2 Zekering standlicht en achterlicht links F3 Zekering zwaailicht F4 Voorzekering F5 Voorzekering F6 Voorzekering F7 Zekering stoelcontact F8 Zekering airco F9 Zekering contactdoos F10 Zekering verwarmingsventilator F11 Zekering (Y6) F12 Zekering remlicht, claxon
5A 5A 7,5A 30A 30A 30A 3A 20A 10A 15A 3A 10A
F13 Zekering hydraulische ventielen bestuurdersstoel F14 Zekering (Y13) F15 Zekering brandstofventiel F16 Zekering dimlicht F17 Zekering ruitenwisser F18 Zekering werkschijnwerpers F19 Zekering controlelamp, motor F20 Zekering knipperlichten F21 Zekering hydr. (Y9, Y10), radio F22 Zekering hydr. (Y4) F23 Zekering waterpomp F24 Zekering brandstofventiel
10A 5A 25A 15A 10A 15A 7,5A 10A 7,5A 7,5A 10A 25A
Afb. 59
127
Onderhoud en verzorging
6.16.2 Relaisprint K1 Relais 40/20A K2 Regelapparaat stoelcontact K3 Relais airco K4 Relais zweefstand hulpstukhouder K5 Relais proportionele klep K6 Relais werk- en transportrit K7 Relais herstartblokkering blazer/maaier K8 Intervalrelais ruitenwisser (optie) K9 Relais vrijgave voor maaier K10 Relais maaier aan/uit K11 Knipperrelais
Afb. 60
128
Onderhoud en verzorging
6.16.3 Zekeringen elektriciteitskast F30 Hoofdzekering 80A F31 Zekering achteruitrijsignaal (optie) 5A F32 Zekering batterijscheidingsschakelaar (optie) 3A F33 Zekering schrobsysteem (optie) 15A F34 Zekering voorgloeien 40A 6.16.4 Relais elektriciteitskast K12 Regelapparaat voorgloeien K13 Regelapparaat buitenspiegelverwarming (optie) K14 Regelapparaat koelwaterniveau K15 Regelapparaat ruitenwisser K16 Timer brandstofventiel K17 Relais brandstofventiel K18 Regelapparaat startmotor K19 Relais 12V - 20/10A K20 Relais achteruitrijsignaal (optie) K23 Relais 12V - 20/10A K24 Relais 12V - 20/10A
Afb. 61
129
Onderhoud en verzorging
6.16.5 Zekeringen aansturing proportionele klep F25 Zekering buitenspiegelverwarming (optie) F33 Zekering Hako-Citymaster 1250 15A 6.16.6 Relais aansturing proportionele klep K21 Relais wegafhankelijk strooien K25 Relais drukversterking K26 Relais drukversterking K27 Relais schrobsysteem (optie) K28 Relais schrobsysteem (optie) K29 Relais laadindicator (optie)
Afb. 62
130
Onderhoud en verzorging
6.17 Smeerschema De tussen haakjes aangegeven waarden komen overeen met het aantal smeerpunten op de componenten. De hierna vermelde smeerpunten moeten één keer per week worden gesmeerd, ongeacht de bedrijfsuren. 1. 2. 3. 4. 5.
Voorwagen - frontopheffing hefcilinder boven en onder links/rechts (4x) Voorwagen - frontopheffing links/rechts (4x) Veegsysteem - schotelborstel kipgewricht links/rechts (4x) Veegsysteem - zuigmondopheffing (3x) Veegsysteem - schotelborstel zwenkhendel (2x)
Afb. 63
131
Onderhoud en verzorging
6. Circulatiewaterhendel (1x) 7. Rijpedaal (1x) 8. Rempedaal (1x) 9. Klep voor grof materiaal (1x) 10. Smeerhulp (2x) (valt weg bij optie Easy Grease) 11. Buitenspiegel links/rechts (2x)
Afb. 64
132
Onderhoud en verzorging
12. Ophefcilinder vuilvergaarbak links/rechts (4x) 13. Knikgewricht (2x) 14. Easy Grease (optie) voor: - Knikgewricht (2x) - Voorwagen - frontopheffing hefcilinder boven en onder links/rechts (4x) - Voorwagen - frontopheffing links/rechts (2x) 15. Kogelgewricht achtersteun (2x)
Afb. 65
133
Onderhoud en verzorging
134
EG-conformiteitsverklaring (overeenkomstig EG-richtlijn 2006/42/EG)
Hako B.V. Industrieweg 7 6673 DE ANDELST verklaart in eigen verantwoording dat het product Hako-Citymaster 1250 Type: 1433 waarop deze verklaring betrekking heeft, voldoet aan de desbetreffende fundamentele veiligheidsen gezondheidsvereisten van de EG-richtlijn 2006/42/EG en de vereisten van 2004/108/EG. Voor de vakkundige omzetting van de in de EG-richtlijnen vermelde veiligheids- en gezondheidsvereisten werd(en) de volgende norm(en) en/of technische specificatie(s) gebruikt: EN ISO 13019
Andelst, 19.03.2012
Dr. Rainer Bavendiek Afdelingshoofd ontwikkeling
Naam van de bevoegde persoon die voor Hako de technische documenten samenstelt: Ludger Lüttel
135