3 Ze zeggen dat er geen maagdmeisjes meer zijn
‘Nee, dat doe ik niet hoor’, luidt het, bijna verontwaardigde, antwoord aan de andere kant van de lijn. Ik heb Aïcha (16) aan de telefoon, de vriendin van Othman. Na met hem en Rachid te hebben gesproken, wilde ik ook wel eens horen wat Marokkaanse meisjes nu eigenlijk van jongens vinden. Zijn ze het eens met de opvattingen van hun mannelijke landgenoten? Wat vinden ze er eigenlijk van dat zij maagd moeten blijven tot het huwelijk, terwijl Marokkaanse jongens er maar op los mogen neuken? En heeft Aïcha echt nog geen seks gehad met Othman? Othman waarschuwde me al dat het moeilijk zou worden, toen ik hem het telefoonnummer vroeg van zijn vriendin. ‘Je kunt het proberen, maar ik geef je weinig kans.’ Hij lijkt gelijk te krijgen, Aïcha peinst er niet over een afspraak met me te maken. Veel te eng. ‘En als je nu eens samen met een vriendin komt?’, probeer ik als laatste redmiddel. ‘Ik heb geen vriendinnen’, antwoordt ze en met een korte groet verbreekt Aïcha het contact. Een week later word ik ’s ochtends uit mijn bed gebeld. Het is Aïcha. Ik had niet meer gerekend op haar telefoontje en ben blij verrast haar stem te horen. Nog blijer ben ik als ze laat weten bereid te zijn met me te praten als ze Yasmina (17) mag meenemen. ‘Ik had geen vriendinnen totdat ik Yasmina leerde kennen’, legt ze uit. ‘Ik kende haar zus al, maar zij mocht me niet. Yasmina mocht me wel en nu weten we bijna alles van elkaar. Ik heb nog nooit gehoord dat ze iets heeft doorverteld 34
aan een ander.’ Ik antwoord dat ik geen bezwaar heb tegen Yasmina’s aanwezigheid en we spreken af elkaar over twee dagen te treffen in een snackbar op het Buikslotermeerplein. Een paar dagen later loop ik op een druilerige vrijdagmiddag de friettent in Amsterdam-Noord binnen. Aan een van de tafeltjes achterin de zaak zie ik drie Marokkaanse meiden zitten, alle drie gekleed volgens de laatste mode: een strakke, donkerblauwe, spijkerbroek om hun benen, met daarboven een zwart, donzen winterjack, waarvan de capuchon is getooid met een nepbontkraag die gedeeltelijk aan het zicht wordt onttrokken door hun krullende, zwarte, haar. Als ik wat dichterbij kom, zie ik dat hun tafeltje bezaaid is met rode en groene blikjes Fernandez, lege patatbakjes en plastic tasjes waarvan de inhoud - goedkope sieraden en make-up - grotendeels is uitgestald op tafel. Blijkbaar zijn ze eerst samen gaan winkelen en nu, na hun maag te hebben gevuld met frisdrank en friet, hun aankopen nog eens aan het bewonderen. ‘Aïcha?’, vraag ik op goed geluk aan een van de meiden als ik hun tafeltje heb bereikt. Een lachpartij volgt. ‘Nee, ik ben Yasmina, dat is Aïcha’, en ze wijst met haar vinger naar het meisje tegenover haar. ‘En naast haar zit Lirana (15), dat is haar nicht’, vervolgt ze. ‘We hebben samen veel leuke dingen gedaan, we vertrouwen elkaar.’ ‘We weten alles van elkaar, daarom dachten we: we kunnen dit gesprek wel met zijn drieën doen. Ik vertel Yasmina en Lirana alles en dat blijft tussen ons drieën’, vult Aïcha aan. ‘Ja, we zijn echte liefdesvriendinnen’, lacht Lirana. Als we klaar zijn met de wederzijdse kennismaking, de meiden zijn voorzien van een nieuw blikje Fernandez en ik van een kop koffie, besluit ik eerst maar eens de hoofddoekenkwestie met ze door te nemen. 35
Jullie dragen geen van allen een hoofddoekje, hoe zit dat? Yasmina: ‘Ik wil een hoofddoek dragen heel graag belangrijk vinden, maar dat vind ik niet. Kijk, een hoofddoek zegt tegenwoordig niet zoveel meer over jezelf. Het geloof zit in je hart, het geloof komt van binnenuit. Maar mijn moeder zou het wel leuk vinden als ik een hoofddoek zou dragen.’ Aïcha: ‘Ja? Mijn ouders maakt het echt niet veel uit, ze vinden het niet erg dat ik geen hoofddoek draag, want als ze me zouden pushen om een hoofddoek te dragen dan ga ik alleen een hoofddoek dragen om het dragen, dan ga ik denken: ja, het is maar een hoofddoek om mijn hoofd. Pas als je uit jezelf een hoofddoek gaat dragen, heeft het een betekenis, dan kun je zeggen: het geloof is mijn hoofddoek en mijn keuze. Snap je?’ Lirana: ‘Ja, als je een hoofddoek draagt omdat het moet, ga je alsnog dingen doen die niet mogen, ook al draag je een hoofddoek. Een hoofddoek verandert je gedrag niet.’ Yasmina: ‘Mijn vader komt wel vaak met de islam aanzetten, hij citeert dan dingen uit de koran. Op die manier probeert hij me aan te zetten om een hoofddoek te gaan dragen. Hij vertelde dat verhaal over die ongeslepen diamant, je weet wel, en hij zei dat je die, zodra die is geslepen, moet bedekken, anders wordt hij gestolen. Tja, dan kom ik met het verhaal van de lippenstift. Als ik in een winkel ben en ik zie de mooiste lippenstift die ik ooit heb gezien, dan ga ik die toch ook niet stelen omdat die niet omhuld is in een pakje? We zijn geen kraaien, toch? Het zijn toch kraaien die op iets glimmends afkomen? Lirana: ‘Ik dacht eksters.’ Yasmina: ‘Nee, het zijn adelaars. En dat zijn we dus niet, we zijn rationeel denkende wezens. Ik begrijp dat mannen opgewonden worden van vrouwen, maar andersom is dat ook zo. 36
Niemand kan tegen mij zeggen: je moet dit en je moet dat. Ik ben altijd anders geweest dan anderen, ik heb altijd vrijer gedacht.’ Lirana: ‘Het gaat natuurlijk ook niet alleen om het dragen van een hoofddoek, het is veel meer dan dat. Je kunt niet blijven haken bij een hoofddoek dragen en tegelijk een kort jurkje aandoen. Dat kan niet, dan wordt je meteen gek aangekeken. Je moet het of goed doen of laten tot je ouder bent, als je bent uitgespeeld en er klaar voor bent. En ik ben nu jong, ik zit in de puberteit en ik wil een kort jurkje aan met leuke schoentjes en losse haren.’ Aïcha: ‘Maar ben je dan niet verleidelijk en aantrekkelijk voor mannen?’ Lirana: ‘Kijk, als ik iets draag dan doe ik het voor mezelf en niet voor de jongens. Als ik een kort rokje wil dragen - ik ga natuurlijk niet overdrijven, dat het zo kort is tot net onder mijn bil - dan doe ik dat gewoon aan.’ Yasmina: ‘In Marokko heb je ook van die meiden die niet bidden en kilo’s make-up en korte kleren dragen. Als ik op vakantie ga naar Marokko, zie ik daar zat meiden met korte rokjes en losse haren, losse geblondeerde krullen, die hun haren, hop, zo in de lucht gooien.’ Maar je moeder ziet je liever met hoofddoek? Yasmina: ‘Het is gewoon kut, weet je, ik ben meer verwesterd dan oud-west, bij wijze van spreken, maar mijn ouders denken als oud-west, vooral mijn moeder. Mijn vader, die kan nog Nederlands, die denkt nog door, maar mijn moeder - als je haar wat vraagt - dan zegt ze gelijk: nee, ben je gek. Thuis moet ik me als een moslima gedragen en buiten weer zo. Ik moet me steeds aanpassen, gek word ik er van. Ik rook bijvoorbeeld en buiten kan ik gewoon roken, maar thuis 37
moet ik weer het brave meisje zijn. En uiteindelijk komen ze er toch achter dat je rookt, mensen praten, vriendinnen praten. Ze zijn gewoon allemaal niet te vertrouwen, ze zijn allemaal jaloers, ze gunnen je niks, ze willen je altijd verkleinen.’ Aïcha: ‘Ja, ze willen altijd beter zijn.’ Lirana: ‘Ze willen ook een naam hebben, maar dan beter dan de jouwe.’ Aïcha: ‘Yasmina’s moeder heeft zelfs mijn vriend gebeld. Ze zei: je moet niet met haar omgaan, want ze is een slecht meisje, Yasmina brengt Aïcha naar andere jongens. Je moet niet met haar omgaan, je moet haar niet vertrouwen en niet serieus zijn met haar. Echt, zo ging dat.’ Yasmina: ‘Ja, ze zei: mijn dochter is een hoer.’ Aïcha: ‘En toen zei mijn vriend: ik wil niet dat je met haar omgaat, want haar moeder praat zo over haar.’ Yasmina: ‘Toen een vriendin van mijn moeder op bezoek kwam, begon ze me ook uit te schelden en hoer te noemen. Dat raakte me echt. Kijk, je kunt, als je boos bent, wel gaan schelden, maar ga dat niet doen waar je vriendinnen bij zijn. En daarna begon ik mijn eigen dingen te doen, ging ik meer de straat op. Als je het thuis niet goed hebt, dan ga je naar buiten en je gedragen als een Nederlander, dan ga je zeggen: ik heb een vriendje. Terwijl je thuis zegt: ik heb helemaal geen vriend, ik houd me daar niet mee bezig.’ Maar je hebt dus een vriendje? Yasmina: ‘Ja, ik heb een losvaste vriend, Rachid. Je kent hem, je hebt hem een paar weken geleden gesproken. Ik ken hem via Aïcha, zij had contact met zijn neef.’ Aïcha: ‘Het is een stoplicht. Soms is het oranje en dan is het weer groen.’ Yasmina: ‘We kunnen elkaar niet loslaten, we komen steeds 38
weer bij elkaar terug. Eerst ging het uit omdat we ruzie hadden, maar daarna was het weer aan. Toen ging hij vreemd en hadden we weer ruzie. Eergisteren hebben we alles besproken, nu is het weer goed. Hé Lirana, wat zit jij te lachen? Hoe zit het eigenlijk met jouw liefdesleven?’ Lirana: ‘Dat weet je best. Ik heb contact met een jongen, maar het is niet echt mijn vriendje. Ik vind hem wel leuk en heb wel interesse in hem, maar ik kan niet zeggen dat ik verliefd ben.’ Yasmina: ‘Je kent hem pas twee weken!’ Aïcha: ‘Het is de neef van Yasmina.’ Yasmina: ‘Hebben jullie al gezoend?’ Lirana: ‘Zoenen? Nee hoor, ik niet.’ Aïcha: ‘Ze wil maar niet.’ Lirana: ‘Wat ik heb gedaan, is echt heel erg, ik heb hem gewoon weggeduwd toen hij me wilde zoenen. Ik zei no, no no, ik schrok er echt van. Hij zoende me eerst niet en dan denk je opeens, huh?’ Aïcha: ‘Waarom wil je eigenlijk niet met hem zoenen?’ Lirana: ‘Omdat ik er nog niet klaar voor ben, ik wil het rustig aan doen.’ Aïcha: ‘En hoe vindt hij dat?’ Lirana: ‘Hij vraagt: waarom niet? Maar dan zeg ik: je bent mijn eerste, ik wacht er liever mee. Ik zie hem ook niet elke dag, ik zie hem maar een paar keer per week. Hé, waarom lach je de hele tijd? Dat is echt irritant.’ Aïcha: ‘Ik zie je gewoon voor me met hem, ik vind het echt walgelijk. Nee, niet walgelijk, maar onmogelijk.’ Yasmina: ‘Het komt bij haar nog wel. We zijn eigenlijk hetzelfde.’ Lirana: ‘Nee, we zijn heel anders.’ Yasmina: ‘Dat is waar, we zijn best verschillend. Ik ga soms 39
met jongens die ik pas één dag ken al zoenen, ik houd wel van zoenen. De dag erna denk ik soms wel: heb ik die echt gezoend? Ieuw, gadverdamme!’ Aïcha: ‘We hebben laatst een lijstje gemaakt van jongens met wie we hebben gezoend, en Yasmina kwam op vijftien en ik op zeven. Lirana: ‘Nou, ik niet hoor.’ Yasmina: ‘Jawel, je geeft het gewoon niet toe.’ Lirana: ‘Nee, ik heb echt nog niet met jongens gezoend. Oké, ik heb ooit één keer met een jongen gezoend op een schoolfeest, maar verder niets.’ Yasmina: ‘Ach, dat is niet erg, je bent nog jong.’ Lirana: ‘Maar zoenen is geen seks, hè?’ Yasmina: ‘Het is voorspel.’ Aïcha: ‘Ja, het is voorspel.’ Lirana: ‘Maar je ziet het op straat, je ziet mensen in de tram zoenen. Dat kan ik echt niet als seks zien. Seks is als de jongen bij je naar binnen gaat.’ Yasmina: ‘Hij gaat ook naar binnen met zijn tong!’ Aïcha: ‘Yasmina en ik hebben een keer hetzelfde vriendje gehad, maar die jongen kon niet zoenen. Die deed met zijn tong zo van: hop, hop, hop.’ Yasmina: ‘Heb je het over die jongen van Walibi?’ Aïcha: ‘Nee, die kon wel zoenen.’ Lirana: ‘Walibi! Toen deed die jongen zijn broek bij je uit.’ Yasmina: ‘Nee, dat deed hij bij jou.’ Lirana: ‘Nee, bij mij deed hij zijn broek weer dicht.’ Aïcha, Othman vertelde me dat je nog maagd bent, is dat waar? Aïcha: ‘Ja, dat klopt, we hebben nog geen seks gehad, ik vind het verkeerd om met iemand naar bed te gaan voor het huwelijk. Mijn ouders zijn nog van de oude generatie en die 40
vinden dat als een meisje trouwt, ze nog een maagdmeisje moet zijn.’ Yasmina: ‘Als het je geloof is, hè? Als je niet gelovig bent, is het je eigen keus.’ Aïcha: ‘Het is niet alleen je geloof, het zijn ook je ouders en de cultuur. Als je gaat trouwen moet je de eerste keer seks hebben op een wit laken; dat wordt getoond aan je ouders, zodat ze kunnen zien dat je maagdenvlies is gebroken op die dag, tijdens dat seksmoment.’ Yasmina: ‘In mijn familie gebeurt dat niet, ik heb dat nog nooit meegemaakt.’ Aïcha: ‘Het ligt er misschien ook aan hoe ze over je denken. Als Othman een vermoeden zou hebben dat ik geen maagd meer ben, dan zou hij het wel boven tafel brengen. Ze zouden niet met een wit laken buiten de deur gaan, maar je laat het wel zien aan je schoonouders.’ Yasmina: ‘Ja, maar als je dan niet bloedt? Heel veel meiden bloeden niet.’ Aïcha: ‘Als je gespannen bent, dan bloed je wel, en je bent natuurlijk gespannen, het is eng, je weet niet precies wat er gaat gebeuren. Echt, volgens mij bloeden negentig van de honderd meiden wel. En als je man je echt kent en vertrouwt, en je bloedt niet, dan bedenken jullie wel een oplossing als je schoonouders het willen zien. Je kunt zo aan bloed komen.’ Lirana: ‘Mijn zus is getrouwd en die heeft gebloed. Het is maar een klein gaatje en daar gaat iets heel groots naar binnen, dat moet rekken. En als het gaat rekken dan komen er wondjes, toch? Bij de één is het veel, bij de ander een druppeltje, maar je bloedt wel.’ Yasmina: ‘Nou, ik vind het raar om dat te moeten laten zien.’ Aïcha: ‘Twee broertjes van mijn moeder gingen tegelijk 41
trouwen in Marokko, we hadden toen een dubbel trouwfeest. Allebei gingen ze het kamertje in en het kamertje uit, en kwamen ze met een witte doek naar buiten, zo van: eeeeeyh!’ Yasmina: ‘Serieus?’ Aïcha: ‘Ja, dat is de cultuur van de stam van de vrouwen waarmee ze zijn getrouwd. Ze moesten dat bloed aan iedereen die op dat trouwfeest was, laten zien. Als hun vrouwen niet zouden hebben gebloed, hadden mijn ooms ze weg gestuurd.’ Yasmina: ‘Ik vind dat echt niet te geloven. Veel meisjes zijn al ontmaagd en inmiddels getrouwd met een andere jongen. De jongens van tegenwoordig vinden dat geen enkel probleem meer, die weten dat er geen maagdmeisjes meer over zijn om mee te trouwen.’ Lirana: ‘Nou, ik ken een meisje dat het heeft gedaan met een jongen, en die jongen is nu gelukkig getrouwd, maar zij durft niet te trouwen. Ze is bang.’ Yasmina: ‘Hmm, denken jullie eigenlijk dat onze vaders onze moeders voor de eerste keer hebben gehad?’ Lirana: ‘Mijn vader was twaalf toen hij ging trouwen. Met een geit! Hij woonde in de bergen.’ Yasmina: ‘Wat een sukkel.’ Aïcha: ‘Echt Yasmina, neem nou maar van mij aan dat als je gaat vragen aan de jongens in de buurt wat zij ervan zouden vinden als hun vrouw geen maagd meer is, ze allemaal zeggen: dan is het mijn vrouw niet, mijn vrouw is van mij en niet van duizend anderen geweest. Ik wil een schone vrouw en niet één die al tachtig lullen in zich heeft gehad.’ Lirana: ‘Eigenlijk vind ik dat jongens ook maagd moeten blijven, maar die vindt je niet want je kunt toch niet zien of hij ergens naar binnen is geweest.’ Aïcha: ‘Maar die houden zichzelf voor de gek. Ze geloven 42
in de islam en ze zouden zich er aan moeten houden. Tegelijk is dat ook hun straf, want je geloof zit van binnen.’ Lirana: ‘Dat is zo, de islam is iets van jezelf. Als je bijvoorbeeld iets vies gaat kijken op televisie en je vader komt binnen en je klikt weg, dan houd je alleen jezelf voor de gek.’ Aïcha: ‘Nee joh, dan houd je niet jezelf voor de gek, dan heb je respect voor je ouders. Als ik in mijn eentje Goede Tijden Slechte Tijden zit te kijken en Ludo en Jeanine vrijen met elkaar en mijn vader komt binnen, dan zap ik weg. Maar als mijn vader niet binnen zou komen, zou ik rustig verder kijken.’ Yasmina: ‘Ik keek vroeger ook vieze dingen bij mijn oma. Op televisie, op rtl5, kwamen er vroeger na twaalf uur hele vieze dingen. Nu niet meer, alleen nog maar van die programma’s om van te leren. Vroeger was het leuker.’ Lirana: ‘En dan keek je oma mee?’ Yasmina: ‘Nee, die viel altijd in slaap. Maar mijn oma is wel een viezerikje hoor!’ Ben jij eigenlijk nog maagd, Yasmina? Yasmina: ‘Nee, Rachid heeft mij ontmaagd. Ik had een vriend voor hem en daar heb ik niets mee gedaan, want toen was ik er nog een beetje bang voor, ik wist niet hoe je het moest doen. Maar met Rachid heb ik het gedaan, ik wilde weten hoe het was. Maar nu heb ik er wel spijt van, ik schaam me ervoor.’ Aïcha: ‘Rachid had de volgende dag gelijk een morningafter pil gehaald!’ Yasmina: ‘Ja, hij kwam met dat pilletje thuis en ik ging hem een beetje voor schut zetten. Ik zei: ben je op zondag naar de apotheek gegaan? Wat voor medicijnen zijn dat? Hij werd me toch boos, hij zei: houd jij nu je mond maar en slik die pil in.’ 43
Lirana: ‘Heel veel mensen weten het.’ Yasmina: ‘Nou, mijn ouders weten het niet, maar ze hebben wel een vermoeden. Mijn moeder dan, want die zegt dingen als: je moet op jezelf passen want de jongens van tegenwoordig willen alleen maar seks hebben, jongens kunnen je in de maling nemen. Ze vond ook een keer een paar condooms in mijn tas, ze had die tas van me geleend, en toen riep ze heel hard: oh, mijn god! Ze vroeg: wat doe je hiermee? Ik zei dat ze die hadden uitgedeeld in het buurthuis en ik ze in mijn tas had gelaten, maar ik werd helemaal rood.’ Aïcha: ‘Condooms! Ik vind dat echt verkeerd, Yasmina, ik vind dat je je maagdelijkheid moet laten voor iemand die echt met je verder wil.’ Yasmina: ‘Weet je, toen ik nog maagd was dacht ik net als Aïcha. Maar als het weer eens uit is met Rachid, ga ik andere jongens lopen zoenen, dan heb ik iedere dag een ander waarmee ik over straat loop of wat mee ga drinken. Nu ik geen maagd meer ben, denk ik al snel: ik ben toch geen maagd meer, ik kan het wel doen. Maar ja, als ik met al die jongens naar bed zou gaan, komt het helemaal niet meer goed met me, en al helemaal niet onder de Marokkaanse gemeenschap, daar praten ze echt veel.’ Aïcha: ‘Wij zijn Marokkanen, dat weet je toch? Je krijgt al snel zo’n gek naampje.’ Lirana: ‘Hoer.’ Yasmina: ‘Dat woord wordt tegenwoordig helemaal verkeerd gebruikt. Een hoer is als je ervoor wordt betaald.’ Aïcha: ‘Misschien. Maar onze ouders kan het veel schelen wat mensen zeggen, wat de buren zeggen. Als mijn buurvrouw mijn vriendin met iemand ziet zoenen, gaat ze automatisch denken dat ik ook zo ben, en dan wil mijn moeder het liefst niet meer dat ik met dat meisje omga.’ 44
Lirana: ‘Ja, natuurlijk, Marokkanen geven veel om hun kinderen, ze willen het beste voor ze en als je die naam krijgt, is dat heel erg. Dan loop je op straat en wordt je constant nageroepen. Dat proberen je ouders te voorkomen. Ze willen dat je gelukkig bent en niet als een hoer wordt gezien.’ Yasmina: ‘Maar als ik gewoon een vriendje mocht hebben en met mijn vriendje naar huis mocht gaan, dan zou het veel leuker zijn, dan kun je je moeder over hem vertellen. Als je dan een probleem met hem hebt, kun je je moeder raadplegen. Maar nu kun je alleen terugvallen op je vriendje en je vriendinnen, je kunt niet naar je moeder gaan en zeggen: mama, hij heeft dit gedaan, wat moet ik nu doen? Ik heb een paar Nederlandse vriendinnen en als ik bij hen thuis ben en ze vertellen hun moeder over hun vriendje, ben ik wel jaloers dat ze over hem kunnen praten.’ Aïcha: ‘Ik kan met mijn moeder ook over Othman praten, maar het gaat er om dat je er niet open over bent, dat je niet hand in hand thuis komt. Snap je? Mijn ouders weten van hem en mijn zussen ook. Mijn moeder vertel ik alles, die vindt dat geen probleem, ze heeft zelfs met hem door de telefoon gesproken. Hij kwam een keer om drie uur ’s nachts aankloppen, omdat hij dacht dat ik niet thuis was, hij kwam me controleren. Mijn ouders hebben hem gezien en met hem gesproken. En mijn jongste broer is er ook heel relaxed over, die zegt: tuurlijk moet je een relatie aangaan voordat je met iemand het huwelijksbootje in stapt. Mijn moeder weet alleen niet dat ik met hem afspreek. Ze weet dat ik hem zie, maar dat ik met hem afspreek kan ik niet vertellen.’ Lirana: ‘Wat zeg je dan?’ Aïcha: ‘Ik ga naar de bioscoop.’ Lirana: ‘Dat zou ik mijn moeder niet kunnen vertellen, dan zou ik ook moeten zeggen: ik ga nu naar hem toe. Ze zou echt 45
niet geloven dat ik zo vaak naar de winkel of bioscoop ga.’ Aïcha: ‘Kijk, mijn moeder vindt het geen probleem, maar ze zegt: je moet weten wat je met hem doet, ga niet te veel op straat gekke dingen met elkaar doen. Maar ze vindt een vriendje beter dan dat je met iemand flowt, dat je wel contact hebt met een jongen maar dat het niks is, niks betekent. Mijn moeder vindt het beter dat het echt wat is, dan dat het een spel is.’ Lirana: ‘Mijn moeder zou het wel jammer vinden als ik een vriendje heb. Ze heeft het liefst dat ik het lieve, rustige meisje ben dat wacht tot ze de ware op de witte ezel vindt.’ Aïcha: ‘Ik hoop dat hij op een paard komt.’ Yasmina: ‘Nee, op een Vespa!’ Mogen jullie eigenlijk zelf bepalen met wie jullie straks trouwen? Yasmina: ‘Het is wel zo dat meisjes vaak worden voorgesteld aan Jan, of zo.’ Lirana: ‘Jan?’ Aïcha: ‘Val je ook op Hollandse jongens dan?’ Yasmina: ‘Ja, ik vind sommige Hollandse jongens wel mooi. Maar ik bedoel, je ouders dringen zo’n jongen dan aan je op. Ze gaan niet zeggen ‘je moet’, maar ze laten je wel merken dat ze het echt willen.’ Lirana: ‘Ze pushen je.’ Aïcha: ‘Maar dat vind ik niet zo erg, want als je diegene leert kennen, voel je vanzelf wel of het klikt. Na twee, drie keer weet je wel: bij hem voel ik me goed. En als het goed voelt, dan volg je je ouders. Ze gaan je heus geen gekke jongen aanbieden die verslaafd is aan gokken of aan de alcohol is of rookt.’ Yasmina: ‘Je hebt best ouders die je voorstellen aan een jongen die heel verkeerd blijkt te zijn. Dat zie je ook in films.’ 46
Aïcha: ‘Nou, in mijn film niet, in mijn film trouw ik met Othman en laat ik op mijn trouwfeest aan alle gasten een wit laken met bloed zien.’
47