BALANS & VOORUITZICHTEN 2015-2016
Leden
(Toestand op 01/02/2016) In cursief gedrukt: heeft zich in 2015 bij Assuralia aangesloten
A ACE European Group Ltd Aegon Schadeverzekering AFI ESCA Belgium AG Insurance AGA International AIG Europe Limited Aioi Nissay Dowa Allianz Benelux Alpha Insurance AMLIN Insurance SE AMMA ARAG SE Arces Argenta Verzekeringen ASCO Continentale Verzekeringen Assurances Crédit Mutuel Nord Vie Atradius Credit Insurance Aviabel AVIVA Epargne Retraite (AFER EUROPE) AVIVA Vie (AFER EUROPE) Aviva Life & Pensions UK Ltd AXA Belgium B Baloise Insurance Belfius Verzekeringen C Cardif Assurance Vie Cardif Assurances Risques Divers CDA Chubb Insurance Company of Europe Cigna Life Insurance Company of Europe Coface
Compagnie Française de Défense et de Protection Corona CPH Life Credimundi Crelan Insurance D DAS Rechtsbijstand Dela Verzekeringen Delta Lloyd Life DKV Belgium E ELINI ERGO Insurance Ethias Ethias Gemeen Recht EULER HERMES Europe (Belgium) Euromex Europ Assistance (Belgium) F Federale Verzekering (Arbeidsongevallen) Federale Verzekering (BOAR) Federale Verzekering (Pensioenen) Federale Verzekering (Leven) FIDEA Foyer Assurances Foyer Assurances Vie Foyer International G Garantiefonds Reizen Generali Belgium
H Hagelunie I IPA (AXA Assistance) J Justitia K KBC Verzekeringen L L’Ardenne Prévoyante M MAPFRE RE MSIG Europe AG - Belgium Branch Munich Re N NN Insurance Belgium NN Insurance Services Belgium NN Non-Life Insurance North Europe Life Belgium O Optimco P P&V Verzekeringen Partners Verzekeringen Patronale Life NV Precura Protect
Q QBE Reinsurance (Europe) Ltd Secura Branch R RGA France Royal & SunAlliance Insurance Plc S Satrex SCOR Global Life Securex – Onderlinge Verzekering Securex (Arbeidsongevallen) Securex Leven Sirius International Swiss Re T Tokio Marine Kiln Insurance Ltd TOTAL Pensions Belgium Touring Verzekeringen Trade Credit Re Insurance Company TVM Belgium X XL Insurance Company Ltd Z Zurich Insurance plc-Belgium branch
Laatste situatie beschikbaar op de site www.assuralia.be
Raad van Bestuur (Toestand op 01/02/2016)
VOORZITTER Hans VERSTRAETE, Algemeen Directeur – KBC Verzekeringen ONDERVOORZITTER Bernard THIRY, Voorzitter van het Directiecomité – Ethias GEDELEGEERD BESTUURDER Philippe COLLE LEDEN VAN HET UITVOEREND COMITE Gustaaf DAEMEN, Gedelegeerd Bestuurder – DAS Rechtsbijstand Hans DE CUYPER, CEO – AG Insurance Emmanuel de TALHOUËT, CEO – DKV Belgium Eric KLEIJNEN, CEO – Belfius Insurance Frank KOSTER, CEO – AXA Belgium Wilfried NEVEN, General Manager – Allianz Benelux Johan THIJS, CEO – KBC Groep Hilde VERNAILLEN, CEO – Voorzitter van het Directiecomité – P&V Vivium
LEDEN Rudy BENMERIDJA, Country Manager – Amlin Europe Jean-Marie BOLLEN, Managing Director – Ergo Christophe CHERRY, Algemeen Directeur – Atradius Koen DEPAEMELAERE, Head of Life, Savings & Protection – AXA Belgium René DHONDT, Algemeen Directeur – Assuralia Herman FALSTÉ, Directeur-Afgevaardigd Bestuurder – AMMA Quinten FRAAI, CEO – NN Insurance Belgium Henk JANSSEN, CEO – Baloise Insurance Luc KRANZEN, Directeur Particulieren – Ethias Jean-Michel KUPPER, Bestuurder-Directeur – AG Insurance Jan LEFLOT, CEO – QBE Reinsurance (Europe) Ltd Secura Branch Christophe MARIUS, Algemeen directeur – AXA Assistance Tom MEEUS, Directeur-Afgevaardigd Beheerder – FEDERALE Verzekering Christophe ROELANDT, Gedelegeerd Bestuurder – Protect Edwin SCHELLENS, CEO – Fidea Jan VAN AUTREVE, Voorzitter van het Directiecomité – Delta Lloyd Life Patrick VANDOREN, Directeur – KBC Verzekeringen Ilona VAN HEMELRIJK, Chief Sales & Marketing Officer – AGA Marc VRIJMAN, Mandataire général – AVIVA Vie-AFER
Laatste situatie beschikbaar op de site www.assuralia.be
Afdelingsvergaderingen en commissies (Toestand op 01/02/2016)
ARBEIDSONGEVALLEN Voorzitter: Wilfried NEVEN, Allianz Benelux Ondervoorzitter: Marc EUBEN, KBC Verzekeringen
LEVEN Voorzitter: Koen DEPAEMELAERE, AXA Belgium Ondervoorzitter: Werner VAN STEEN, KBC Verzekeringen
AUTO Voorzitter: Luc KRANZEN, Ethias Ondervoorzitter: Dirk BEECKMAN, AXA Belgium
ONGEVALLEN GEMEEN RECHT Voorzitter: Patrick VANDOREN, KBC Verzekeringen Ondervoorzitter: Bertrand ROOSEN, AG Insurance
BRAND EN ZAAKSCHADEVERZEKERINGEN Voorzitter: Hilde VERNAILLEN, P&V Vivium Ondervoorzitter: Bertrand ROOSEN, AG Insurance
RECHTSBIJSTAND Voorzitter: Gustaaf DAEMEN, DAS Rechtsbijstand Ondervoorzitter: Marnik VANHAVERBEKE, LAR
GEZONDHEID Voorzitter: Jean-Michel KUPPER, AG Insurance Ondervoorzitter: Emmanuel de TALHOUËT, DKV Belgium
TRANSPORT Voorzitter: Wilfried VAN GOMPEL, BVT Ondervoorzitter: N.
HERVERZEKERING Voorzitter: Jan LEFLOT, QBE Reinsurance (Europe) Ltd Secura Branch Ondervoorzitter: N.
VOORZITTERS VAN DE COMMISSIES Adviserende Artsen-Verzekeraars: Piet CALCOEN, DKV Belgium Communicatie en Informatie: Quinten FRAAI, NN Insurance Belgium Distributie: Erik VANPOUCKE, Baloise Insurance Fiscaliteit: Benoît VERWILGHEN, Ethias Fraude: Eric KLEIJNEN, Belfius Insurance Juridische Studies en Controle: Serge JACOBS, Ethias Productiviteit: Erik VANPOUCKE, Baloise Insurance Risk & Finance: Hans DE CUYPER, AG Insurance Sociale Aangelegenheden: Jan QUISTHOUDT, Allianz Benelux
HULPVERLENING Voorzitter: Christophe MARIUS, AXA Assistance Ondervoorzitter: Ilona VAN HEMELRIJK, Allianz Global Assistance KREDIET-BORGTOCHT Voorzitter: Christophe CHERRY, Atradius Ondervoorzitter: Francis JESPERS, Euler Hermes
Laatste situatie beschikbaar op de site www.assuralia.be
INHOUD
2 INLEIDING
4 ALGEMENE CONTEXT
16 PERSOONSVERZEKERINGEN
24 SCHADEVERZEKERINGEN
30 ENGLISH SUMMARY
INLEIDING MET DE TIJD MEE Kunnen we streven naar welzijn en welvaart wanneer veiligheid de allerhoogste prioriteit krijgt in een wereld die in de greep is van terreur? En dat tegen een achtergrond van slabakkende economie, aanhoudende lage rente, lasten van de vergrijzing en ontregeling van het klimaat… Toch kijken de verzekeraars positief uit naar hoe zij morgen mee kunnen instaan voor de bescherming van mensen en bedrijven tegen de gevolgen van allerlei onheil.
Hans Verstraete en Philippe Colle
die inzetten op zulke innovatie. In bepaalde gevallen is het goed om op sectorniveau initiatieven uit te werken. Zo gebeurde met AssurPharma, een samenwerkingsproject tussen hospitalisatieverzekeraars en apothekers om apothekersattesten volledig elektronisch te versturen. Binnenkort stelt de sector ook een mobiele applicatie voor als alternatief voor het papieren aanrijdingsformulier voor verkeersongevallen.
De economische en financiële omgeving is wispelturig geworden. Daaraan wennen is één ding, er slim op inspelen een ander. De consument spaart vandaag anders dan toen mooie rendementen nog vanzelfsprekend waren en kan naast een vaste en veilige uitkering ook een dosis risicokapitaal in overweging nemen. Wie het wil en kan moet gemakkelijker een aanvullend pensioen kunnen aanleggen, nu pensioenproducten kunnen zorgen voor een kleiner verschil tussen het inkomen tijdens het beroepsleven en het pensioen.
Er is almaar meer informatie voorhanden over de risico’s die verzekerden lopen. Dat biedt vooruitzichten die kort geleden ondenkbaar waren. Voor de verzekeraars is dit een unieke kans om meer en relevanter te communiceren met hun klanten. Sensoren kunnen allerlei gevaren identificeren, gaande van een fietser in je dode hoek tot het feit dat vorst een waterleiding bedreigt. Met die middelen kan de verzekeraar zijn preventierol aan de zijde van de verzekerde op een heel nieuwe manier invullen. Hij kan in zijn verzekeringsvoorwaarden beter rekening houden met de mate waarin het gedrag van de klant en de veiligheidsuitrusting het risico beïnvloeden.
Ook technologie brengt een stroomversnelling teweeg die vraagt om aanpassingsvermogen. Stap voor stap voeren verzekeraars nieuwe communicatiemiddelen in die hun band met de klant veranderen en hechter maken. Meestal zijn het de afzonderlijke verzekeraars
Hoe kan de verzekering omgaan met de lagere rendementen op levensverzekeringen en het preventieve effect van telematica in de auto en de woning? Wie om zich heen kijkt ziet de risico’s bijlange niet afnemen, maar wel evolueren. Schadeverzekeraars werken vol-
2 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016 | Inleiding
op aan het voorkomen en opvangen van cyberrisico’s en aan het vinden van de juiste verzekeringsantwoorden voor het gebruik van drones en nogal bizarre voortbewegingstoestellen als monowheels en supersnelle elektrische fietsen. Op al die gebieden moet de verzekeringssector de overheid bewust maken van de gevolgen van de reglementaire keuzes voor zowel potentiële slachtoffers als voor gebruikers. Met het oog op een betere toegang tot het recht kan de rechtsbijstandsverzekeraar een belangrijke rol spelen door zoveel mogelijk minnelijke regelingen te vinden voor geschillen en door producten aan te bieden die een beroep op de rechter betaalbaar houden. Assuralia heeft de voorbije maanden in goede verstandhouding kunnen samenwerken met de regering.
Die betere verstandhouding vormt een lichtpunt in een nog altijd uitdagende reglementaire omgeving. Verzekeraars voelen zich in hun potentieel beknot door regels die onvoldoende rekening houden met de aard en realiteit van hun activiteit. Een overvloed aan regels moet zorgen dat de consument goed ingelicht is, maar het is de vraag of hij er echt wijzer van wordt. Kortom, er zijn heel wat uitdagingen, maar niettemin zullen de verzekeraars ook in 2016 antwoorden bieden aan de verwachtingen van de klant en inspelen op politieke vragen. Meer dan ooit streeft deze publicatie ernaar om de hoofdlijnen te schetsen van hoe de verzekering er vandaag voor staat en wat op haar radarscherm verschijnt. Dank om een en ander met ons te overlopen in de volgende hoofdstukken.
Zo heeft deze laatste de sociale partners kunnen responsabiliseren om uit de netelige discussie over de hervorming van het aanvullend pensioen te geraken. Dat akkoord is intussen in wet omgezet. Op die manier krijgt het opbouwen van een wezenlijke aanvulling op het wettelijke pensioen een nieuwe impuls. Terwijl België een hoog peil haalt op het gebied van consumentenbescherming, is ervoor gekozen om niet vooruit te hollen op Europese ontwikkelingen. Dit vermijdt dat de sector overrompeld wordt met hervormingen die kort daarop aan Europese bijsturing toe zijn. Een optie die zich bijvoorbeeld vertaalt met de invoering van infofiches naar Europese normen.
Philippe Colle
Hans Verstraete
Gedelegeerd Bestuurder
Voorzitter
3
ALGEMENE CONTEXT
4 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016
TENDENSEN 2015 Volgens een eerste schatting daalt het premie-inkomen voor 2015 met 0,9 miljard euro tot iets meer dan 27,1 miljard euro, wat een daling van 3,4 % betekent ten opzichte van 2014, het laatste jaar waarvan volledige cijfers beschikbaar zijn. Zodoende vertegenwoordigt de Belgische verzekeringsmarkt 6,6 % van het Bruto Binnenlands Product in 2015, tegenover 7 % in 2014. Dit is het laagste percentage in vijftien jaren. De penetratiegraad voor de producten Niet-Leven ligt in 2014 en 2015 op 2,9 %. Bij de producten Leven daalt de penetratiegraad van 4,1 % in 2014 naar 3,8 % in 2015. Zoals in de afgelopen jaren tekenen de schadeverzekeringen ook in 2015 een lichte groei op. Het premie-inkomen van de takken Motorrijtuigen groeit in 2015 met precies 2 %. Door de licht toegenomen verkoop van nieuwe voertuigen in 2014 en 2015 neemt het incasso van de tak voertuigcasco in 2015 opnieuw toe met 2,1 %, tegenover 0,7 % in 2014 en 0,4 % in 2013. De groei voor de tak BA motorrijtuigen is stabieler en bedraagt 2 % in 2014 en 2015. Door de lage inflatie, de afname van de schadefrequentie in de laatste jaren en de sterke concurrentie daalt het premie-inkomen voor de tak Arbeidsongevallen met 2,6 % in 2015. Het incasso van de tak ongevallen neemt ook af in 2015, maar deze afname blijft beperkt tot 1,5 %. In 2015 kennen de takken Brand (+1,2 % ondanks het stilstaan van de ABEX-index) en Ziekte (+1,8 %) een lichte groei, terwijl het incasso voor de tak Algemene BA toeneemt met 3,4 %.
LEVEN INDIVIDUEEL 0,8 % 0,4 % 0,4 % 13,6
15,8
10,7
11,2
134,2
139,4
142,9
144,5
2011
2012
2013
2014
2011
2012
2013
2014
PREMIES*
-0,6 %
TECHNISCHE VOORZIENINGEN**
(in miljard euro)
(in miljard euro)
2011
2012
2013
2014
RESULTAAT**
(in % van de voorzieningen)
LEVEN GROEP
0,6 %
4,7
5,1
5,4
4,9
47,3
49,9
53,0
56,5
-0,2 %
2011
2012
2013
2014
2011
2012
2013
2014
2011
PREMIES*
TECHNISCHE VOORZIENINGEN**
(in miljard euro)
(in miljard euro)
-0,1 % -0,1 % 2012
2013
2014
RESULTAAT**
(in % van de voorzieningen)
SCHADEVERZEKERINGEN 100,2 %
100,0 %
12,5 % 10,3 %
10,0
10,4
10,7
10,9
97,5 %
2011
2012
2013
2014
2011
PREMIES*
(in miljard euro)
98,2 % 2012
2013
10,1 % 2014
COMBINED RATIO** (in % van de premies)
*In België gevestigde ondernemingen **Bruto technisch-financieel resultaat; in België gevestigde ondernemingen + bijkantoren
2011
2012
9,6 % 2013
2014
RESULTAAT**
(in % van de premies)
Bron: Assuralia
5
Het premie-inkomen van de tak krediet en borgtocht daalt in 2015 met 0,8 %. Bij alle andere takken binnen “Andere verrichtingen niet-leven” groeit het incasso in 2015. Hulpverlening groeit met 4,9 %, Diverse Geldelijke Verliezen met 1,8 % en Transport met 8,4 %. Ten slotte kent het premie-incasso voor de tak Rechtsbijstand in 2015 een meer gematigde groei van 4,6 % tegenover een groei van 9,8 % in 2014, toen de btw op de erelonen van advocaten werd ingevoerd en de meeste verzekeraars als gevolg hiervan genoodzaakt waren om hun premies aan te passen.
RENTEVOET BELGISCHE 10-JARIGE OLO* / INFLATIE
Over het algemeen verbeterde de technische rendabiliteit van de meeste takken Niet-Leven tijdens de afgelopen jaren. Toch kunnen uitzonderlijke omstandigheden, zoals het zware noodweer tijdens het Pinksterweekend van 2014, of wetswijzigingen, zoals invoering van de btw op erelonen van advocaten, de rendabiliteit van sommige takken Niet-Leven sterk beïnvloeden.
0 %
In nominale termen groeit het premie-inkomen Niet-Leven met 1,9 % in 2014 en met 1,5 % in 2015. Aangezien de inflatie voor 2014 op 0,3 % ligt, komt de reële groei uit op +1,5 %. In 2015 komt hij uit op +0,9 %, of 0,6 procentpunt minder dan in 2014. De laatste drie jaren groeit het premie-inkomen Niet-Leven duidelijk sneller (+ 3,4 %) dan de index der consumptieprijzen (+0,9 %). Het premie-inkomen Leven daalt in 2015 met 6,8 % tot 15,4 miljard euro, volgens de beschikbare cijfers bij het ter perse gaan van dit verslag. Het premie-inkomen van de individuele levensverzekeringen met gewaarborgde rente neemt in 2015 opnieuw af met 21 %, na het beperkte herstel met 8,1 % in 2014, en bedraagt 7 miljard euro. De vooraf aangekondigde stijging van de verzekeringstaks gaf de verkoop van de producten waarop de taks van toepassing is, een 6 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016 | Algemene context
6 % 5 % 4 % 3 % 2 % 1 %
-1 % 2011
2012
Rentevoet Belgische 10-jarige OLO
2013 Inflatie
2014
2015 *OLO : lineaire obligatie Bron: NBB
duw in de rug op het einde van 2012 en een terugval in 2013. Terwijl het incasso in 2014 opnieuw lichtjes aantrok, daalt het in 2015, door de minder aantrekkelijke rendementen, tot ruim onder het niveau van 2013. Het premie-inkomen van de individuele levensverzekeringen die verbonden zijn aan beleggingsfondsen, neemt in 2015 opnieuw toe met 24,9 % en komt uit op 3 miljard euro. De verkoop van deze producten is sterk afhankelijk van diverse omgevingsfactoren zoals de taksen en belastingen, de inwisselbaarheid met andere financiële producten en de economische context. Het premie-inkomen van de groepsverzekeringen herstelt in 2015 met 4,6 % na een uitzonderlijke afname met 9,2 % in 2014. Terwijl de daling in 2014 het gevolg was van de betaling van koopsommen in 2013, is de toename in 2015 het gevolg van vervroegde stortingen in bonusplannen om een eventuele verlaging van de rentevoeten voor te zijn.
toenemende reglementaire behoeften aan solvabiliteitskapitaal. De dekkingsratio bedroeg 222 % in 2014, en nam in 2015 lichtjes af tot zo’n 220 %.
GLOBAAL RESULTAAT
(in miljoenen euro)
2.423
1.384
1.324
Aan de hand van de definitieve cijfers, die in het najaar op www.assuralia.be beschikbaar zullen zijn, zal deze eerste balans verfijnd worden. SOLVENCY II: READY, SET, GO!
377 -1.318
2.481 -58
1.498 -114
1.507 -183
-941 2011 Verlies
2012 Winst
Netto resultaat
2013
2014 Bron: Assuralia
Qua rendabiliteit is 2015 zeker geen topjaar. Het ziet er naar uit dat de verzekeringssector een winst van rond de 0,75 miljard euro zal noteren. In 2012, 2013 en 2014 was de rendabiliteit beter, en bedroeg de sectorwinst respectievelijk 2,4, 1,4 en 1,3 miljard euro. Tegenover deze positieve resultaten van de laatste jaren staat het sectorverlies van 941 miljoen euro van 2011, vooral ingevolge éénmalige afboekingen van merendeels Griekse overheidsobligaties. Als gevolg van de afboekingen op obligaties uit perifere landen uit de eurozone zakte ook de solvabiliteit in 2011: de dekkingsratio (de samengestelde solvabiliteitsmarge ten opzichte van de vereiste solvabiliteitsmarge) daalde in 2011 tot 193 %. Daarna hebben de verzekeringsondernemingen een belangrijk deel van het te bestemmen saldo overgedragen naar de balans om te voldoen aan de
Tussen de dag waarop John F. Kennedy in het Amerikaanse Congres zijn Apolloprogramma bekend maakte – en aankondigde dat de Verenigde Staten plannen hadden om een bemande vlucht richting maan te sturen – en de dag waarop de bemanning effectief ook voet op de maan zette, zat acht jaar. De modernisering van het solvabiliteitssysteem van de verzekeringsondernemingen in de Europese Economische Ruimte duurde zes jaar langer. Op 1 januari 2016 kwam er einde aan het lange aftellen en traden de verzekeringsondernemingen officieel het tijdperk van de nieuwe solvabiliteitsnormen binnen. De voorbereidende werkzaamheden voor de praktische implementering zijn achter de rug. Nu komt het erop aan om op basis van de praktijkervaring bij te sturen: het nieuwe stelsel dient zich immers niet aan als een onwrikbaar model. Assuralia houdt het hoofd koel bij de lancering van de nieuwe regels. Natuurlijk was het Solvency I-stelsel, dat in de jaren ‘70 het daglicht zag, niet echt meer van deze tijd. Maar stellen dat verzekeraars hun solvabiliteitsbeleid met de natte vinger konden bepalen, is echter ook zwaar overdreven. In de eerste plaats omdat de markt lange tijd een stelsel van voorafgaande controle hanteerde, waarbij sceptische ambtenaren toekeken op de werkmethodes. Daarnaast omdat de aandeelhouders zelf de risico’s willen meten die de ondernemingen nemen met het toevertrouwde kapitaal. En 7
toch: naarmate de datum van de officiële inwerkingtreding van Solvency II naderde, voerde het leger aan specialisten binnen de verzekeringsondernemingen zijn werkzaamheden op om de volledige bedrijfsstructuur en bedrijfswerking conform de nieuwe regels te maken: het onderschrijvingsbeleid, de IT-structuur, de risico’s aan de zijde van de activa die ze voor rekening van hun verzekerden beheren, inherente risico’s...alles kwam tot in de puntjes aan bod. De verzekeraars stonden van meet af aan achter de grote basisprincipes van Solvency II. Bijdragen tot de financiële stabiliteit, het verkleinen van het risico in de uitvoering van hun verrichtingen en alles in het werk stellen om het vertrouwen te krijgen van alle gesprekspartners, het is zowat de tweede natuur van het verzekeringsmetier. Niettemin blijft het gevoel dat de hervorming een aantal belangrijke aspecten links heeft laten liggen. In het bijzonder de fatale neiging voor zeer conservatieve kapitaalvereisten hoewel de verzekeraars de rol vervullen van “convoyeurs de fonds à travers le temps” of rentmeesters door de jaren heen zoals de Franse filosoof André Comte-Sponville hen die toedicht, voor een hele resem langetermijnproducten, stuitte op nogal wat kritiek. Gelukkig maar dat de Europese politieke instanties de noodzaak ingezien hebben om een aantal parameters te wijzigen zodat de verzekeraars als institutionele beleggers kapitaal kunnen blijven verstrekken voor langetermijnprojecten, met name dan in infrastructuur. Het is immers nogal paradoxaal om enerzijds de economie te willen aanzwengelen en, anderzijds, beleggingen te fnuiken en verzekeraars, in de praktijk, een schrale rol van vaste afnemers van openbare uitgiften toe te bedelen. Ander heikel punt is het gevaar dat de afwijkingen op nationaal niveau te verregaand zullen zijn en als dusdanig zullen indruisen tegen het hogere doel: de algemene harmonisering, die de richtlijn voor ogen heeft.
8 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016 | Algemene context
Hoe dan ook dient vermeden dat er vanuit een kortzichtige visie, waarin de neiging bestaat om verzekeraars als traders te beschouwen, misvatting ontstaat over producten die op lange termijn voor het noodzakelijke evenwicht zorgen. Een dergelijke visie zou een gewisse dood van de langetermijnwaarborgen betekenen terwijl ze net inspelen op de noden van onze maatschappij. Voor de verzekeraars zouden ze te zwaar om dragen worden in vergelijking met de rendabiliteit die ze bieden. Voor de consument zouden ze dan weer te duur zijn in vergelijking met het rendement dat ze opleveren. Daarnaast stoten de ondernemingen op een gebrek aan flexibiliteit wat betreft het gebruik van interne modellen en lijkt de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, beter gekend als EIOPA, moeite te hebben om de praktijken van alle nationale toezichthouders op elkaar af te stemmen. Kortom, er ligt nog heel wat werk voor de boeg tegen de in 2018 geplande herziening van de richtlijn. Assuralia volgde de werkzaamheden, zowel communautair als nationaal. Op communautair vlak onderscheiden we verschillende niveaus. In de eerste plaats is er dat van de richtlijnen en verordeningen, het enige niveau overigens waar de Raad en het Parlement rechtstreeks tussenkomen. Op een lager echelon zijn er de gedelegeerde handelingen van de Commissie, de technische reglementen die uitgaan van de samenwerking Commissie – EIOPA en, ten slotte, de “guidelines”, die uitsluitend ontspruiten aan de pen van EIOPA. Op nationaal niveau neemt de op de nieuwe regels afgestemde controlewet – die uit meer dan 750 artikelen bestaat – trouw de inhoud over van de richtlijn. Richtlijn die uitgaat van een filosofie die dan wel op lucide wijze rekening houdt met alle risico’s, maar niet
• de vraag rond voorrechten en gescheiden beheer (de scheiding van afgezonderde fondsen geldt in normale tijden, maar vervalt in geval van faillissement van de onderneming);
Wetgevend en reglementair arsenaal Niveau 1
• de technische methodes toegepast in de levensverzekering, waaronder de kwestie van de maximumbedragen, en
Richtlijn Niveau 2 = Europese verorderingen Wet
Koninklijke besluiten
Gedelegeerde handelingen
Reglementaire technische standaarden (RTS)
Technische uitvoeringsstandaarden (ITS)
Reglementen NBB
Circulaires NBB
Niveau 3 Guidelines EIOPA
Bron: NBB
kan doorgaan voor een tekst die zich beperkt tot algemene principes. Op basis van de hem toegestane keuzeopties had de Belgische wetgever echter weinig manoeuvreerruimte voor de omzetting van de richtlijn naar Belgisch recht. Assuralia hechtte belang aan volgende punten: • de structuur en de organisatie van het bedrijf (de manier waarop de factor risicobeheer wordt ingecalculeerd binnen het directiecomité en de wederzijdse afstemming van de functies van uitvoerend bedrijfsleider en bestuurder);
• de toepassing van het principe van de evenredigheid op de zeer kleine verzekeringsondernemingen (op basis van het premievolume en provisievolume én volgens de uitgeoefende takken). De wet volgt bepalingen die we al kenden uit de banksector daar waar ze oplegt om “in tempore non suspecto” een herstelplan op te stellen voor het geval dat de zaken ooit zouden achteruitgaan, en voegt aan het arsenaal aan actiemiddelen van de Nationale Bank een hele reeks maatregelen toe om de eventuele bressen te dichten door de uitgaven te beperken. In 2015 onderhield Assuralia constant de dialoog met de prudentiële toezichthouder en de politieke wereld. Zo zouden de situaties waarin de Belgische toezichthouder gemachtigd is om eisen te formuleren die elders niet bestaan, moeten beperkt blijven tot de voor België specifiek gevallen, teneinde de impact op de internationale concurrentie gering te houden. Bovendien zouden dergelijke maatregelen de goedkeuring moeten krijgen van de regering, wat er niet alleen een technocratische procedure van maakt, maar ook een politieke, die dan weer een correcte motivering vereist. Zo is de omzetting van de richtlijn naar Belgisch recht nog volop aan de gang, zeker nu de uitvoeringsbesluiten en -reglementen en de circulaires van de prudentiële toezichthouder, de Nationale Bank, nog moeten verschijnen. In het licht hiervan zijn de in Solvency II -verband opgenomen overgangsperiodes en evaluatiemomenten essentieel. 9
De verzekeraars hebben nog andere katten te geselen, met name op het vlak van de boekhouding en de herziening van de internationale normen IFRS 4 en IFRS 9, die respectievelijk de verzekeringsovereenkomsten en de financiële instrumenten betreffen. Het gevaar bestaat dat er een gebrek aan samenhang ontstaat in de meting van activa en passiva aangezien beide volgens andere normen beoordeeld worden. En als een gevolg daarvan loert dan weer het risico om de hoek dat de boekhoudkundige staten van de verzekeringsondernemingen mank zullen lopen. De storende impact van de onevenwichtige evaluatiemethodes kan de leesbaarheid van de rekeningen zwaar aantasten en een volatiliteit aangeven die er eigenlijk niet hoeft te zijn. Aangezien beide aspecten afzonderlijk behandeld zijn, bestond er een risico op verwarring tussen 2018 en 2021 waar inmiddels een overbrugging voor voorzien is. Nadien, wanneer beide methodes opnieuw met elkaar verzoend zijn, zal de leesbaarheid van de boekhoudkundige geschriften hersteld worden. DE EENHEIDSMARKT, NOG STEEDS EEN ACTUEEL STREVEN Het grote hervormingsproject Solvency II heeft dan wel voor een zekere harmonisatie gezorgd in de wijze waarop de verzekeringsondernemingen waarborgen dat ze in staat zijn hun verbintenissen na te komen, toch vormt het slechts een fractie van het communautaire beleid betreffende de verzekeringswereld. Een van de prioriteiten van de Europese autoriteiten is het stelsel enigszins te versoepelen om verzekeraars de mogelijkheid te bieden te investeren in het plan-Juncker. Via een resem hefboomeffecten wil dit plan de Europese economie net dat verschaffen waar het haar het meeste aan mangelt: meer investeringen in grootschalige projecten. Diezelfde overheden zien nu een hele batterij aan bepalingen gestalte krijgen die graag transparantie willen brengen in de commercialisering van financiële producten waaronder de verzekeringen en 10 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016 | Algemene context
de distributie ervan. Ten gevolge van dit alles had men een oud aanzienlijk voornemen uit het oog kunnen verliezen: dat van de totstandkoming van een echte eenheidsmarkt. Men kan echter onmogelijk om de vaststelling heen dat meer dan een halve eeuw na het verdrag van Rome, er van een eenheidsmarkt voor verzekeringen van particulieren geen sprake is. Die vinden hun afzet immers op gefragmenteerde markten. De Commissie, hoedster van de Verdragen, wil een nieuwe impuls geven aan het vrije verkeer van diensten. Daartoe wil ze rekening houden met zowel de aanbod- als de vraagzijde, wil ze de digitalisering – die al bijzonder heilzaam gebleken is in andere sectoren – volledig integreren in de verzekeringssector en wil ze de “overdraagbaarheid” organiseren van de verzekeringsproducten of zelfs de Groot-Europese producten. Met name in dit laatste punt heeft de Commissie zich hardnekkig vastgebeten en heeft ze van de ontwikkeling van een levensverzekeringsproduct dat het pensioen van iedere Europese burger moet helpen financieren een topprioriteit gemaakt. EIOPA zal bij het verschijnen van dit jaarverslag naar alle waarschijnlijkheid een studie over dit onderwerp ingediend hebben. Is de Commissie hiermee aan een waanzinnige queeste begonnen, zoals de jacht van kapitein Achab de op witte walvis in Moby Dick? Niet noodzakelijk: de Commissie meent dat dit idee voor de verzekeraars een kans kan inhouden om hun rol van institutionele beleggers voluit te vervullen, ook op het vlak van beleggingen waaraan enig beleggingsrisico verbonden is. Aan hen de uitdaging om producten uit te denken die de marktschommelingen op de beurzen afvlakken gespreid over een termijn die overeenkomt met een pensioenproduct. De verzekeraars zijn op basis van overzichten die dateren uit 2009 – en dus eigenlijk niet echt kakelvers te noemen zijn – aangesproken op de tariefverschillen voor vergelijkbare risico’s in de woningverzekering en de autoverzekering. Toch is de Commissie er zich van
bewust dat nationale praktijken, waar verzekeraars niet omheen kunnen, vaak aan de basis liggen van deze verschillen. Typisch voorbeeld hiervan is de hoogte van de vergoedingen aan verkeersslachtoffers waar de variaties frappant zijn. De verzekeraars zullen daar waar nodig de kennis van de Commissie moeten bijspijkeren, maar zullen tevens moeten meedenken over aspecten waar een grotere harmonisering gerechtvaardigd is. Ook voor professionals wil de Commissie de toegang tot de verzekering vergemakkelijken, in het kader van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen voor de activiteiten die bedrijven ontplooien buiten hun nationale landsgrenzen. Het kan niet dat verschillen in vereisten – in het bijzonder in de bouwsector, maar ook voor architecten, advocaten, accountants en dierenartsen – bij gebrek aan onderlinge erkenning leiden tot een situatie die veel weg heeft van geoblocking, die in se neerkomt op een “weigering om te verkopen” tegen identieke voorwaarden aan cliënten in het buitenland. Het is een zaak die zowel in het buitenland actieve ondernemingen als de in ons land actieve buitenlandse ondernemingen aanbelangt. De Commissie begrijpt blijkbaar maar moeilijk dat de verzekeringsmarkten hoewel concurrentieel tegelijk gekenmerkt zijn door gewoonten die misschien wel brozer zijn dan ze lijken. Anderzijds erkent ze de moeilijkheden die het gevolg zijn van de zeer beperkte harmoniseringsgraad van het verzekeringscontractenrecht en de maatregelen van algemeen belang die karakteristiek zijn voor de technische regelgevingen. Het is voor haar een bron van inspiratie om ideeën uit te broeden zoals dat van het al eerder vermelde Groot-Europese product of dat van overeenkomsten die zouden vallen onder het zogenaamde 29ste stelsel, waarbij de EU-voorschriften de nationale voorschriften niet vervangen, maar er een alternatief voor bieden in vergelijking met de nationale rechtstelsels (die eigenlijk groter in aantal zijn als men rekening houdt met het Schotse recht en het bijzondere stelsel van de regio Alsace-Lorraine).
Nochtans hoeden zowel de consumenten als de verzekeraars zich voor een regeling die zich richt op de laagstbiedende. DE INZET VAN DE DIGITALISERING BEGRIJPEN De Europese instellingen ijveren, net al de Belgische regering, voor de modernisering van de economie en zetten daarbij in op digitalisering. Ook de verzekeraars doen mee met deze ontwikkelingen via de exploitatie van de gegevensstromen, mogelijk gemaakt dankzij “the internet of things”. Deze applicaties maken de weg vrij voor nieuwe werkwijzen inzake preventie, tarifering en dienstverlening ten aanzien van de verzekerden. Het pad naar digitalisering loopt echter niet louter over rozen. Zo vormen de aan de controle over gegevensstromen verbonden economische belangen meer dan eens een twistappel. De verzekeraars verdedigen bijvoorbeeld de vrijheid van de burger in het dossier “eCall”, dat handelt over de geautomatiseerde oproep van de hulpdiensten na een ernstig verkeersongeval. Belangrijk is dat de autobestuurder kan beslissen wie, naast de “112”, nog op de hoogte gebracht wordt van een eventuele vraag naar bijstand. Wie digitalisering zegt, denkt meteen ook aan het opslaan van gegevens en de exploitatie ervan. Het is perfect te begrijpen dat de burger geen marionet wil worden die overgeleverd is aan algoritmen waar hij totaal geen vat op heeft. Nochtans is het eigen aan de aard van de verzekering om soms gevoelige informatie te moeten verwerken, zoals gegevens inzake gezondheid. In de wetenschap dat het voor een verzekeraar essentieel is de antecedenten te kennen van een kandidaat-verzekeringnemer om een zo precies mogelijke premie te kunnen berekenen, is het perfect logisch dat een radicale applicatie van het “recht om vergeten te worden” moeilijk te rijmen valt met de verzekering. De verzekeraars eisen dan ook dat hun activiteiten niet op ondoordachte wijze worden ingeperkt. 11
Hun bekwaamheid om de dienstverlening die hun cliënten van hen verwachten ook effectief te presteren mag niet beknot worden. Evenmin mag het streven naar bescherming van de persoonlijke levenssfeer uitmonden in minder middelen om te strijden tegen verzekeringsoplichting. Oplichters mogen niet de kans krijgen om toe te slaan. En dus zetten de verzekeraars hun argumenten kracht bij nu een algemene verordening betreffende de bescherming van gegevens haar laatste rechte lijn is ingegaan. In België nemen de verzekeraars initiatieven om de efficiëntiewinst dankzij de automatische overdracht van gegevens maximaal te benutten. U leest er meer over verder in dit verslag. De sector stoot echter nog op een aantal hinderpalen betreffende toegang tot het rijksregister of het gebruik van het rijksregisternummer. Ook de informatiseringsachterstand bij de griffies van de rechtbanken vertraagt de service. De sector rekent op de regering opdat de verzekering het publiek optimaal ten dienste zou kunnen zijn. HET EUROPA VAN DE PENSIOENEN, ONAFGEWERKTE SYMFONIE De Europese Commissie legt op haar website uit dat de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening onderworpen zijn aan strenge prudentiële vereisten, in ruil voor de vrijheden die ze genieten om op de eenheidsmarkt actief te zijn. De richtlijn over deze sector dateert van 2003 en is aan een update toe. Dat pensioenfondsen niet zonder meer gelijkgesteld worden met verzekeringsondernemingen, tot daar aan toe. Maar laat het feit dat de regels uit de Solvabiliteit II-richtlijn hen niet treffen geen aanleiding zijn om de bescherming van de aangeslotenen op losse schroeven te zetten. Daarom vragen de verzekeraars, in geval van activiteiten in verschillende landen, financieringswaarborgen, zodat landen die de zwakke schakel in het geheel zouden zijn, geen minder scrupuleu12 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016 | Algemene context
ze beheerders aantrekken. Hetzelfde geldt voor de informatie over de onherroepelijke of moduleerbare aard van de waarborgen ten aanzien van de aangeslotenen. Ondanks deze kleine correcties zal het statuut van deze instellingen nog niet afgestemd zijn op wat de belanghebbenden mogen verwachten van een veilig en betrouwbaar financieringsstelsel. Het wordt zaak deze aangelegenheid niet op de lange baan te schuiven en zo snel als kan tot billijke concurrentievoorwaarden te komen ten aanzien van de verzekeraars die binnen dezelfde segmenten actief zijn, met name in België. EEN UNICUM, MAAR GEEN VERKRACHTING VAN HET MEDEDINGINGSRECHT Eens te meer zal de Europese Commissie onderzoeken wat de verdiensten zijn van de vrijstellingsverordening die verzekeringsondernemingen toelaat om samen te werken op het vlak van compilaties, berekeningen en studies enerzijds en dat van mede(her) verzekeringspools anderzijds. Sinds begin de jaren ’90 geniet de sector van een – bovendien coherent – uitzonderingsregime dat de ondernemingen rechtszekerheid biedt. Het biedt hen de mogelijkheid samen te werken en verplicht hen niet tot juridisch advies om dit te doen. Er is echter ook een keerzijde aan de medaille: de sector moet aantonen dat deze samenwerkingsvormen de concurrentie en innovatie niet in de weg staan, maar de werking van de markt juist ten goede komen. In de loop van 2016 zou de Commissie moeten aangeven of ze het stelsel, dat sinds 2010 in voege is en eind maart 2017 afloopt, verlengt, herziet of afschaft. De verzekeraars zullen de argumenten die het stelsel ondersteunen op tafel leggen, in het bijzonder de betrouwbaarheid van dankzij gemeenschappelijke studies verzamelde gegevens. Die vormen een referentiewaarde voor starters of kleinere ondernemingen die uit zichzelf nooit de middelen zouden hebben om over dergelijke kwaliteitsvolle statistieken te beschikken als grondslag voor hun verrichtingen.
HET LOT VAN DE TOEZICHTHOUDERS Een van de eerste opdrachten die commissievoorzitter Juncker toevertrouwd heeft aan commissaris Hill was ervoor te zorgen dat de Europese toezichthoudende autoriteiten – in casu EIOPA, een instelling die specifiek gewijd is aan de verzekeringen en de pensioenfondsen – gefinancierd worden door de sectoren die aan hun voogdij onderworpen zijn en niet door Brussel of de regeringen. 2016 kondigt zich aan als het jaar van het debat over deugdelijk bestuur en financiering van deze autoriteiten. De verzekeraars zullen, naar het voorbeeld van de ECON-commissie van het Europees Parlement, bepleiten dat deze instellingen in de eerste plaats oog hebben voor hun essentiële functies en geen losgeslagen koers varen. CONSUMENT “MEER” OF “BETER” BESCHERMD? De bescherming van de consument is een Europees huzarenstuk dat zowel de communautaire als de nationale agenda ruimschoots gedomineerd heeft, en met name het afstemmen van de eisen voor de verzekeringen op die welke gelden voor de banken en de financiële markten via een zogenaamde “transversale” aanpak. De nieuwe Europese bepalingen, gekend als IDD, PRIIPs en MiFID II vormen samen een ambitieuze herziening van de wetgeving inzake de relaties tussen verkopers en cliënten, ongeacht de wijze waarop de commerciële relatie tot stand wordt gebracht. Deze bepalingen moeten onverwijld toegevoegd worden aan de belangrijke update van de regels die vandaag in België loopt. De Belgische autoriteiten zijn zo wijs geweest om te wachten, voor meerdere onafgehandelde punten, tot de tekst van de Europese regels gekend was om vervolgens onmiddellijk aan de omzetting ervan te beginnen. Met name de fiches die de voornaamste eigenschappen van de producten beschrijven, zijn aan een herziening toe. Wat be-
CONSUMER SCOREBOARD MARKET PERFORMANCE INDICATOR* Woningverzekering Verenigd Koninkrijk Luxemburg België Duitsland Nederland Frankrijk
80,3 79,7 78,4 78,1 77,7 77,3
Voertuigverzekering Luxemburg Duitsland Verenigd Koninkrijk België Nederland Frankrijk
82,6 81,1 80,6 78,9 78,3 77,2
Levensverzekering Luxemburg Duitsland België Frankrijk Verenigd Koninkrijk Nederland
80,4 78,6 76,8 76,6 76,5 70,4
*Cijfer dat aan de dienstverlening wordt toegekend, waarbij 100 staat voor het maximum.
Bron: DG Sanco, Europese Commissie, juni 2014
treft de informatiefiches over de individuele levensverzekeringen, een instrument waarin België voorloper geweest is, gaat om een overgang van een gedragscode naar reglementaire voorschriften. Intussen bestudeert EIOPA een model voor de schadeverzekerin13
gen voor particulieren en kmo’s, dat zou moeten uitgetest worden op echte consumenten en vervolgens tegen eind 2017 in voege moet treden. Maar daar blijft het niet bij: de hervormingen hebben ook betrekking op de vergoeding van de tussenpersonen en verkopers, de belangenconflicten, de geschiktheid van de voorgestelde producten ten opzichte van de verlangens en behoeften van de cliënt en het gebruik van digitale technologieën. Voorwaar geen klein bier!
ten en lasten, waar het erop aankomt om tot een win-win-regeling te komen, eerder dan een stelsel in te voeren waar sommigen mee gebaat zijn ten koste van anderen. De recente ervaringen uit de sector op het vlak van de invoering van een examenstelsel dat de beroepskennis moet bewijzen, enerzijds, en van de procedure voor wijziging van tussenpersoon naargelang van de beslissing van de cliënt anderzijds, die alle partijen samengebracht hebben, strekken tot voorbeeld en kunnen de regulatoren nuttig inspireren.
De verzekeraars vrezen, in deze context, dat de consument volledig ondergedompeld wordt in een massa aan informatie en documenten waar hij geacht wordt inzicht in te hebben: de Europese teksten alleen al verplichten dat niet minder dan 147 elementen ter kennis gebracht worden van de cliënt die een spaarverzekering sluit bij een makelaar! Gelukkig maar dat er inspanningen geleverd worden, in het bijzonder op nationaal niveau, om de consument te leren handelen als een bewuste consument. In het voorjaar van 2016 staat een eerste week ter sensibilisering rond geldkwesties op het programma. Assuralia heeft zich hierbij aangesloten en zal zijn website met informatie voor de consument, www.ABCverzekering.be, verder ontwikkelen. Daarnaast publiceert de beroepsvereniging opnieuw een brochure, met name om de cliënt te helpen zijn verzekeringsportefeuille te evalueren: een thema dat veel bijval kende in de sectorenquête over de perceptie van verzekeringen.
TAX AS TAX CAN
Assuralia ziet er ook op toe dat in België de beslissingen in uitvoering van het MiFID-stelsel betreffende het statuut van de tussenpersonen – met het oog op duidelijkheid en afbakening van de aansprakelijkheden die, naargelang het geval, bij de ondernemingen of de tussenpersonen liggen – het evenwicht behouden dat de diversiteit van de distributiekanalen waarborgt en, bijgevolg, de keuze van de consument, één van de rijkdommen van de Belgische markt. Hetzelfde zal nodig zijn voor de transparantie rond de kos14 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016 | Algemene context
Op fiscaal vlak verbazen de verzekeraars er zich soms over dat ze meegesleept worden in blijkbaar buitensporige procedures. Dit was het geval met de FATCA-regelgeving, waarmee de autoriteiten van de Verenigde Staten personen wilden kunnen straffen die hen financieel rekenschap verschuldigd zijn. Hetzelfde geldt wat betreft de belastingontduiking, ook al is de verzekering niet de meest gekozen weg voor wie aan belastingen wil ontsnappen. De verzekeraars pleiten dus voor gezond verstand in het kader van de ontwikkeling van gemeenschappelijke teksten die momenteel lopen op Europees niveau onder de naam CRS (Common Reporting Standard). AANTAL WERKNEMERS MET EEN CONTRACT VAN ONBEPAALDE DUUR BIJ VERZEKERINGSONDERNEMINGEN (situatie op 31.12)
2011 2012 2013 2014
Vrouwen 12.712 12.589 12.733 12.402
Mannen 11.199 11.272 10.929 10.932
Totaal 23.911 23.861 23.662 23.334 Bron: Assuralia
SECTORAKKOORD 2015-2016 Op 18 januari 2016 hebben de sociale partners een akkoord 2015-2016 bereikt. Het akkoord betreft voornamelijk het jaar 2016 en omvat de volgende punten: • koopkracht: o 200 € netto vanaf 1 januari 2016; o vrije besteding voor de ondernemingen: groepsverzekering; maaltijdcheques (verhoging met 1 € van de werkgeversbijdrage); ecocheques; andere... • technisch ontslag wegens arbeidsorganisatie: verlenging van de bepalingen tot eind 2017; • outplacement: invoering tot eind 2017 van een sectoraal systeem dat tegelijk de veralgemening van het recht op begeleiding mogelijk maakt en een vermindering van de sancties in geval van ontslag met niet-naleving van de sectorprocedures; • collectief opleidingskrediet van 4 dagen per jaar en per werknemer: verlenging voor 2016; • invoering van een beroepsprocedure bij de diensten human resources in geval een opleiding geweigerd wordt; • telewerk: verlenging van de bepalingen inzake de informatie, de raadpleging en de dialoog tussen sociale partners op bedrijfsniveau.
KLAARHEID IN DE OMGANG MET RAADSGENEESHEREN Assuralia en de verenigingen ABEFRADOC en BENEVERMEDEX (die op gewestelijk niveau de specialisten in de Verzekeringsgeneeskunde en de Medische Expertise vertegenwoordigen) hebben gesprekken gevoerd waaruit het belang is gebleken om de relaties tussen verzekeraars en artsen te omkaderen, iets wat tot hiertoe in België op het niveau van de verzekeringssector nog nooit gebeurd was. Concreet resultaat van deze gesprekken is het charter dat de drie verenigingen in de toekomst zullen promoten binnen de context van de opdrachten tot evaluatie van de lichamelijke schade die de verzekeraars toevertrouwen aan de artsen-deskundigen. Het charter streeft naar een beter wederzijds begrip, vertrouwen en respect tussen beide partijen. Ook in hun onderlinge communicatie en dialoog. In het bijzonder staat het principe van de “onafhankelijkheid” centraal. De opdrachten, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de artsen enerzijds en de verzekeraars anderzijds zijn duidelijk onderscheiden. De arts geeft een onafhankelijk medisch advies over de medische toestand van een persoon naar aanleiding van de lichamelijke schade die hij/zij opgelopen heeft. De verzekeraar van zijn kant beslist over de schadevergoeding op basis van de verzekeringsovereenkomst en de wetgeving. Onafhankelijkheid is een van de huidige pijlers van de samenwerking en het is belangrijk die te verdedigen, zeker omdat die niet altijd even zichtbaar is voor het grote publiek. Assuralia heeft hierover een folder uitgegeven die bedoeld is voor de personen die naar een arts gaan op verzoek van de verzekeraar. Het charter buigt zich tevens over de maatschappelijke rol die eenieder heeft in het kader van een expertise: verzekeraars en artsen moeten oog hebben voor medeleven in hun omgang met de slachtoffers. Een uitdaging gezien de regelgeving (die verschilt naargelang de verzekeringstak), de medische techniciteit en, desgevallend, het verloop van een gerechtelijke procedure. De partijen zijn het ook eens over het gemeenschappelijke belang om het beroep van arts-deskundige te promoten aangezien er in de praktijk weinig roepingen zijn. Hoe artsen ertoe aanzetten om zich in deze bijzondere materie te specialiseren, is echter nog niet uitgemaakt. Ook dit is een uitdaging voor de komende jaren... 15
PERSOONSVERZEKERINGEN
16 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016
LEVEN LAGE RENTE EEN KWESTIE VAN VERTROUWEN Tien jaar lang al krijgt de levensverzekering klappen. In 2006 kreeg de levensverzekeringsactiviteit, die op dat moment goed was voor twee derde van het premie-inkomen van de sector, met de invoering van de 1,1 %-taks op de premie van de meeste levensverzekeringsovereenkomsten een eerste mokerslag te verwerken. Een nieuwe dreun, die dubbel zo hard aankwam, was er in 2013 toen die taks naar 2 % verhoogde. Deze fiscale maatregel is achteraf dubbel contraproductief gebleken. Het premie-inkomende kende een vrije val (-32 %) en de regering haalde slechts een habbekrats binnen van de verhoopte 139 miljoen euro. Het bleek een aanslag op de langetermijnverbintenissen die de levensverzekering op haar grondvesten deed daveren. Het vertrouwen zal vanzelfsprekend niet snel terugkeren in het huidige aanhoudende lagerenteklimaat. Dergelijke situatie zou een verschuiving kunnen teweegbrengen van producten met gewaarborgde rentevoet richting producten verbonden met een beleggingsfonds, maar zelfs dat is niet het geval. Ook de banken, traditioneel belangrijke distributeurs van levensverzekeringen, kiezen in een dergelijke context eerder voor hun eigen producten. In 2015 is de levensverzekering de desastreuze terugval sinds 2013 nog altijd niet te boven gekomen. En toch blijft de individuele levensverzekering, als aanvulling op de sociale zekerheid, een bepalende factor. In de wetenschap dat 1,6 miljoen Belgen aan pensioensparen doen bij een verzekeraar en nog eens 1,5 miljoen een overeenkomst langetermijnspaarverzekeringsovereenkomst gesloten hebben, is het belangrijk de burgers (fiscaal) te blijven aanmoedigen om te sparen voor een aanvullend pensioen. De troeven van een individuele levensverzekering zijn immers legio: zo bijvoorbeeld de zekerheid dat de aanvankelijke inleg behouden blijft en een gewaarborgde rente met mogelijk een jaarlijkse winstdeelname erbovenop.
Het premie-inkomen in de individuele levensverzekering daalt tussen 2005 en 2014 van 21 tot 11 miljoen euro. Daarmee lopen, voor het eerst, en ondanks een lichte stabilisering, de uitkeringen hoger op dan de ontvangsten. In percentage van de gemiddelde technische voorzieningen bedraagt het technisch-financieel saldo + 0,4 %. Daarnaast moeten de verzekeraars ook rekening houden met een nieuwe taks, een bankentaks dan nog wel: die komt neer op een “tax lift” van 25 miljoen euro voor 2015 en van bijkomend 7,5 miljoen euro in 2016. De lage financiële rentevoet is niet bevorderlijk voor nieuwe zaken in tak 21. De financiële omgeving heeft de verzekeraars verplicht om de gewaarborgde rentevoet voor de nieuwe premies te verlagen. De aanhoudende lage rente heeft echter geen gevolgen voor de (vaak hogere) waarborgen die in het verleden toegekend zijn. De levensverzekeraars zullen de huidige verbintenissen (in de portefeuille zat in 2014 nog 30 miljard euro aan een rentevoet van meer dan 4 %) in de toekomst blijven waarborgen. Ze hebben daartoe immers alle nodige schikkingen getroffen, zowel naar beleggingen als solvabiliteit toe. De verzekeraars zijn intussen al resoluut het pad ingeslagen van de nieuwe prudentiële regelgeving Solvency II. Het noopt hen tot nog meer voorzichtigheid in hun langetermijnbeleggingen, al valt er wel een lichte verschuiving vast te stellen naar aandelen, immobiliën en hypothecaire leningen als alternatief voor de vervanging van vervallen obligaties door andere, mindere rendabele. De vaste wil van de verzekeraars om de aantrekkingskracht van producten met gewaarborgde rentevoet te behouden zet hen ertoe aan het niveau van de kosten constant te verlagen. In de huidige context van lage rente is het nog belangrijker geworden om een bijkomend rendement te bieden in de vorm van een winstdeelname, ook al is ze niet gewaarborgd.
17
EEN VARIABELE MINIMALE GEWAARBORGDE RENTEVOET VOOR DE AANVULLENDE PENSIOENEN Binnen de evolutie van de aanvullende pensioenen is de datum van 16 oktober 2015 ontegensprekelijk een keerpunt. Die dag bereikten de sociale partners een akkoord dat de roeping van de groepsverzekering als drijvende kracht in antwoord op de vergrijzing van de bevolking bevestigt. Na maandenlange onderhandelingen biedt het de begunstigden van een aanvullend pensioen een minimale gewaarborgde rentevoet, die beter afgestemd is op de evolutie van de renten op de financiële markten. De sociale partners erkennen daarmee dat het onmogelijk was om de minimale gewaarborgde rentevoet op 3,25 % of 3,75 % te houden zoals de wet op de aanvullende pensioenen die in 2003 opgelegd had aan de werkgevers, toen geen levende ziel ook maar enigszins de huidige aanhoudende val van de rente op de financiële markten zou kunnen voorspeld hebben. Ten aanzien van deze duurzame lage rente konden de groepsverzekeraars immers niet anders dan de gewaarborgde rentevoet voor de nieuwe bijdragen te verlagen. De werkgevers – die verplicht zijn de wettelijke minimumrente te waarborgen – kunnen dan ook niet langer voldoen aan die wettelijke verplichting. Het kon de werkgevers allicht ook niet aanzetten om de bijdragen te verhogen of nieuwe pensioenplannen te sluiten. Deze aanvullende pensioenstelsels zijn echter belangrijk voor de loontrekkenden aangezien ze het verschil tussen het wettelijke pensioen en het laatste loon deels dichten. Het akkoord dat de sociale partners in 2015 bereikten brengt nogmaals de bevestiging van het belang van deze noodzakelijke vorm van voorzorg. Daarnaast zal het ertoe bijdragen dat meer werknemers toegang zullen krijgen tot dit middel dat toekomstige gepensioneerden meer middelen moet verschaffen. Ook zal het de deur openen voor hogere bijdragen. Concreet bepaalt het akkoord dat vanaf 2016 de forfaitaire gewaarborgde minimumrentevoet van 3,25 % of 3,75 % plaats maakt voor een variabele formule gelijk aan 65 % van het rendement van Bel18 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016 | Persoonsverzekeringen
gische staatsobligaties (OLO) over tien jaar, volgens een over twee jaar vastgesteld gemiddelde. Het minimale percentage zal nooit lager mogen liggen dan 1,75 % en nooit hoger dan 3,75 %. De 65 % waarvan hierboven sprake zou vanaf 2018 op 75 % komen te liggen en op 85 % vanaf 2020, op voorwaarde dat de Nationale Bank oordeelt dat het resultaat van deze berekening verzekerbaar is. Het akkoord schakelt de bijdragen van de werknemers en de werkgevers gelijk door op beide dezelfde minimumrente toe te passen. Wanneer de minimumrente wijzigt, worden de bij een verzekeraar beheerde pensioenplannen aan een “horizontale” methode onderworpen die rendementen waarborgt in tak 21 tot de overeenkomst afloopt. Alleen voor de toekomstige premies geldt dan de nieuwe minimale rentevoet terwijl de oude minimale rente van toepassing blijft voor de premies uit het verleden. Voor de andere pensioenplannen (beheerd in tak 23, in tak 21 met een tijdelijke waarborg of in een pensioenfonds) geldt de “verticale” methode: de nieuwe rentevoet is van toepassing op de nieuwe premies en op de reserves. Bovendien bepaalt het akkoord ook dat iedere aangeslotene die zijn werkgever verlaat vanaf 1 januari 2016 de mogelijkheid zal hebben om de reserves in zijn plan te laten en een minimale overlijdensdekking te behouden, zonder medische formaliteiten, die gelijk is aan de gevormde reserves. De ondertekenaars hebben goed begrepen hoe cruciaal de rol van de groepsverzekering is voor wie met pensioen gaat en zijn levensstandaard wil behouden. Vandaag heeft 98 % van de werkgevers zijn voorzorgsplan toevertrouwd aan een verzekeraar. De regering-Michel heeft het akkoord integraal overgenomen in een nieuwe wetgeving die in werking is getreden op 1 januari 2016. STRIKTERE REGELS VOOR OPNAME AANVULLEND PENSIOEN Na de beslissing om de wettelijke pensioenleeftijd tegen 2030 geleidelijk op te trekken tot de leeftijd van 67 jaar en de voorwaarden
voor een vervroegde pensionering te verstrengen, heeft de regering-Michel nu ook de regels voor de opname van het aanvullend pensioen aangepakt: dit zal nu niet meer mogelijk zijn vóór de eerst mogelijke datum voor wettelijke pensionering. Bovendien mag de einddatum van de nieuwe pensioenverbintenissen niet vallen vóór de pensioenleeftijd en zijn de gunstige regels voor vervroegde opname afgeschaft. VERBETERDE TOEGANG TOT DE SCHULDSALDOVERZEKERING De bescherming van de consument is niet alleen een bron van inspiratie voor heel wat initiatieven van de Europese en Belgische wetgevers, ze zet ook de verzekeraars aan tot inspanningen. Een van de heikele punten is het toekennen van een schuldsaldoverzekering aan wie een verzwaard gezondheidsrisico betekent. Een bijzonder gevoelig item voor wie getroffen is door een ernstige ziekte en het wegens een weigering of een meerpremie moelijker heeft een lening aan te gaan om een woning te verwerven. Eind 2014 is een systeem in werking getreden dat personen met een verhoogd gezondheidsrisico gemakkelijker toegang verleent tot een schuldsaldoverzekering wanneer zij een lening aangaan om hun eerste woning te kopen of te verbouwen. Het nieuwe systeem bepaalt dat wie zich in die situatie bevindt een medische meerpremie betaalt die niet hoger dan 125 % van de basispremie mag bedragen. Een Compensatiekas (de vzw Accesso), die voor de helft gefinancierd wordt door de verzekeringssector en voor de andere helft door de kredietsector, betaalt dan het deel van de premie dat die 125 % overstijgt, met een absoluut maximum van 800 %. Tevens is het binnen dit systeem mogelijk om in beroep te gaan tegen een beslissing tot weigering of meerpemie van meer dan 75 % wegens de gezondheidstoestand. Het “Opvolgingsbureau voor de tarifering”, dat dat beroep onderzoekt, bestaat uit vertegenwoordigers van de consumenten, de patiënten en de verzekeringsondernemingen. Hetzelfde bureau kijkt tevens toe op de formulering van de vragen uit de medische vragenlijsten die kandidaat-verzekeringnemers moeten invullen.
Het Opvolgingsbureau heeft begin 2015 de formuleringen goedgekeurd waaraan de verschillende vragen uit de medische vragenlijsten van de verzekeraars moeten voldoen, net als de standaardvragenlijst van Assuralia, telkens na een aantal kleinere aanpassingen. Het aantal dossiers dat in 2015 is voorgelegd aan het Opvolgingsbureau, is vrij beperkt. Het is een teken dat het aanvaardingsbeleid van de verzekeraars en een betere motivering van hun kant, zijn vruchten afwerpt. Het aantal Belgen dat er niet in slaagt een schuldsaldoverzekering te sluiten, is uiterst gering in vergelijking met het aantal nieuwe overeenkomsten dat binnen dit domein gesloten is. DE CLIËNT BETER INFORMEREN De bankencrisis van 2008 heeft uitgewezen dat heel wat consumenten sommige complexe of onaangepaste financiële producten allicht niet zouden gekocht hebben mochten ze er een beter inzicht in gehad hebben of beter geadviseerd zijn. De Europese en Belgische autoriteiten hebben daarom een reeks maatregelen getroffen om het productengamma duidelijker te maken en het publiek beter te informeren. Bank- en verzekeringsproducten zijn daarbij op voet van gelijkheid behandeld. Op Europees niveau gaat het om de verordening over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (“Packaged retail and insurance-based investment products”, PRIIP’s). Deze eind 2014 bekendgemaakte verordening beoogt alle spaar- en beleggingsproducten (uitgezonderd de pensioenproducten) wanneer de opbrengst ervan, rechtstreeks of onrechtstreeks, deels of volledig, afhangt van de marktschommelingen. De meeste levensverzekeringsproducten beantwoorden aan deze beschrijving. De PRIIPsverordening definieert de vorm en de inhoud waaraan de aan de cliënt te overhandigen precontractuele informatiefiche vanaf 2017 moet voldoen. Aangezien de Belgische wetgever in een gelijkaar19
dige fiche had voorzien, dreigden de levensverzekeraars nagenoeg gelijktijdig dezelfde instrumenten op het getouw te moeten zetten. Om iedere vorm van tweespalt tussen beide instrumenten te vermijden, die bij de consument eerder verwarring dan verduidelijking zou creëren, is op 12 juni 2015 een Koninklijk Besluit in werking getreden dat de invoering van deze “gestandaardiseerde informatiefiche” uitstelt. Nu de introductie van de PRIIPs-fiche gepland is tegen 31 december 2016 bepalen de publiciteitsregels tot dan dat enkel de informatie verplicht moet worden vermeld die voorzien is in de sectorale gedragsregels over reclame voor dergelijke producten. Niettemin betekenen deze maatregelen een aanzienlijke complicatie voor iedere vorm van reclame en worden ze aangevoeld als administratieve verplichtingen waarvan de toegevoegde waarde niet bewezen is. Informatie mag bondig of uitgebreid of zelfs onberispelijk zijn, primordiaal is dat de consument er vatbaar voor is. In die context valt het belang van financiële vorming nauwelijks te onderschatten. Niet alleen de OESO heeft hierop gewezen, maar ook Assuralia en de FSMA, in zijn rol van beschermer van de verbruiker, hebben er de nodige aandacht voor. DB2P TOEGANKELIJK VOOR DE BURGER In de loop van 2016 zal de burger eindelijk toegang hebben tot de door de overheidsinstelling Sigedis beheerde gegevensbank aanvullende pensioenen, afgekort DB2P. Deze gegevensbank wordt gevoed door de pensioeninstellingen, die aanzienlijke inspanningen geleverd hebben om alle noodzakelijke elementen aan te leveren. Meer bepaald zal de burger toegang hebben tot zijn persoonlijke situatie inzake aanvullende pensioenen, los van zijn beroepsstatuut (loontrekkende of zelfstandige), en zal hij zijn jaarlijks bijgewerkte pensioenrechten kunnen raadplegen. Des te interessanter in het licht van het feit dat werknemers steeds frequenter van werk-
20 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016 | Persoonsverzekeringen
gever veranderen en tijdens hun loopbaan dan ook aanvullende pensioenrechten opbouwen bij verschillende ondernemingen en pensioeninstellingen. Aan de hand van DB2P zullen vergeten of uit het oog verloren aanvullende pensioenrechten gemakkelijker opgespoord kunnen worden. In die context zal Sigedis nagaan of een gepensioneerde zes maanden na zijn wettelijke pensionering al zijn aanvullende pensioenrechten effectief ontvangen heeft. Zo niet, zal Sigedis de aangeslotene contacteren en hem/haar hiervan op de hoogte brengen. DB2P zal opgenomen worden in MyPension.be zodat iedere werknemer een totaalbeeld heeft van zijn pensioenrechten. DOELGERICHTERE WITWASBESTRIJDING De Financiële Actiegroep (FAG), dit is de intergouvernementele organisatie die de bestrijding van het witwassen van geld coördineert en superviseert, heeft onlangs de Belgische aanpak geëvalueerd. De preventieve aanpak van de Belgische financiële sector is dan wel bevredigend, toch heeft de financiële actiegroep een aantal aanbevelingen gedaan voor een nog betere preventie. Deze groep stelt immers vast dat de toezichthouders zich te uitsluitend laten leiden door het prudentiële risico in hun toezicht op de sector en dat ze beter zouden uitgaan van een analyse van de witwasrisico’s binnen de sector. Hij beveelt meer inspecties ter plaatse aan, meer in het bijzonder bij instellingen die grensoverschrijdend actief zijn. Overigens heeft Europa hieromtrent zijn antiwitwasrichtlijn herbekeken – rekening houdend met de aanbevelingen van de FAG uit 2013 – zodat de focus kan komen te liggen op echte frauderisico’s. De nieuwe versie van de richtlijn is in werking getreden in juni 2015 en moet omgezet worden in Belgisch recht vóór 27 juni 2017. De tekst legt de nadruk op een aanpak die meer gericht is op witwasrisico’s: de financiële sector en de toezichthouders zullen hun inspanningen moeten focussen op risicosituaties.
GEZONDHEID EINDELIJK EEN NIEUWE MEDISCHE INDEX? De gezondheidskosten blijven toenemen door de vergrijzing, de medische vooruitgang en een betere zorgverlening. In 2012 bedroegen de uitgaven voor de gezondheidszorg bijna 41 miljard euro, maar liefst 54 % meer dan in 2003. Ongeveer 20 % hiervan wordt door de patiënt betaald. De aanvullende verzekeringen dragen er toe bij dat de patiënten deze factuur kunnen blijven betalen. Ongeveer 5,5 miljoen personen hebben een hospitalisatieverzekering bij een private verzekeringsonderneming. Daarnaast stijgt de vraag naar verzekeringen die de kosten voor ambulante zorg (zonder hospitalisatie) en voor tandzorg dekken. De stijging van de gezondheidskosten vertaalt zich ook in een stijging van de uitgaven van de verzekeringsondernemingen. Om ervoor te zorgen dat de verzekerden kunnen blijven rekenen op hun aanvullende gezondheidsverzekeringen, zullen de financiële middelen (premies en reserves) deze evolutie moeten volgen, liefst geleidelijk aan om te vermijden dat de verzekerden bruuske premieverhogingen meemaken. Sinds 2009 mogen de verzekeringsondernemingen hun premies enkel nog laten evolueren op basis van de index der consumptieprijzen of op basis van de medische index. Deze laatste index reflecteert beter de evolutie van de gezondheidskosten dan de index der consumptieprijzen. De medische index wordt evenwel niet meer gepubliceerd sinds 2013 ten gevolge van een arrest van de Raad van State, waarin de Raad het advies van het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg volgt. Dit advies toont aan dat een correcte medische index het mogelijk moet maken om de vergrijzingsvoorzieningen aan te passen. De situatie vandaag is precair: de verzekeringsondernemingen kunnen hun premies niet geleidelijk aan de evolutie van de gezondheids-
kosten laten volgen. In het belang van de verzekerden vraagt Assuralia daarom dat snel een nieuwe medische index tot stand komt die ook zal toelaten om de vergrijzingsvoorzieningen te laten evolueren. ASSURPHARMA MAAKT KOMAF MET APOTHEKERSBRIEFJES Wie een hospitalisatieverzekering of een verzekering ambulante zorgen heeft, krijgt vaak een terugbetaling voor zijn geneesmiddelen of andere medische hulpmiddelen. Dat gebeurt aan de hand van een BVAC-attest (‘bijkomende verzekering/assurance complémentaire’) dat de apotheker opmaakt en dat de patiënt voor terugbetaling aan zijn verzekeraar bezorgt. De Afdeling Gezondheid van Assuralia en de twee federaties van apothekers APB en OPHACO hebben de handen in elkaar geslagen om deze attesten voortaan digitaal, beveiligd en rechtstreeks door te sturen van de apotheek naar de verzekeraar. Deze nieuwe digitale procedure is efficiënter en sneller en leidt tot een vlotte terugbetaling aan de verzekerde. Sinds 1 december 2015 is de digitale procedure op grote schaal uitgerold. Ongeveer de helft van apotheken zijn al in staat om de BVAC-attesten digitaal door te sturen en dit aantal zal blijven toenemen. Op de website www.assurpharma.be kan iedere verzekerde opzoeken of de apotheken in zijn buurt al BVAC-attesten digitaal kunnen doorsturen. GEWAARBORGD INKOMEN: WAT MET DE VERHOGING VAN DE PENSIOENLEEFTIJD? Om de gevolgen van de vergrijzing te kunnen opvangen, heeft de overheid beslist dat de wettelijke pensioenleeftijd geleidelijk zal stijgen naar 67 jaar en ook het vervroegd pensioen wordt opgetrokken. Dit gebeurde zonder rekening te houden met de verzekeringen gewaarborgd inkomen. De wet bepaalt sinds 2007 dat deze verzekeringen gesloten worden tot de verzekerde de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Een kortere looptijd kan indien dit in het belang is van de verzekerde. Kunnen deze verzekeringen verlengd worden naar 21
67 jaar? En zo ja, onder welke voorwaarden? Zullen mensen vaker arbeidsongeschikt worden zoals we dat ook zien in andere landen, zoals Nederland? Assuralia onderzoekt of er voor deze belangrijke maatschappelijke vraag een oplossing bestaat voor zowel de verzekerde als de verzekeringsonderneming. ARBEIDSONGEVALLEN Het incasso in de tak Arbeidsongevallen daalt in 2014 lichtjes met 0,7 %, als gevolg van de daling van het aantal werknemers (-0,8 %) en een stabiele gezondheidsindex (+0,4 %). De eerste trends voor 2015 vertonen een verdere afname van het incasso. De schadelast, zijnde de vergoeding van de schadegevallen en de bijbehorende technische lasten, neemt gevoelig af in 2014. Dit heeft veel te maken met de gunstige evolutie van het aantal arbeidsongevallen dat jaar, dat in 2014 daalt met 5,7 %. De talrijke preventiemaatregelen van zowel de bedrijven als de overheidsdiensten werpen steeds meer vruchten af. Alles samen telt het Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO) in de bedrijfswereld iets meer dan 140.000 ongevallen. Het aantal ongevallen op weg naar en van het werk (-13,1 %) neemt forser af dan het aantal ongevallen op de arbeidsplaats (-4,4 %). Een verklaring voor dit fenomeen schuilt in de bijzonder zachte wintermaanden begin 2014, in vergelijking met veelvuldige sneeuwbuien in het voorjaar van 2013. Het aantal dodelijke arbeidsongevallen daalt van 72 in 2013 naar 59 in 2014. Verkeersongevallen vormen de voornaamste doodsoorzaak, gevolgd door valpartijen uit de hoogte. SAFETY COACHING Arbeidsongevallen voorkomen vergt een sterk veiligheidsbeleid. De verzekeraars dragen ook op dat terrein hun steentje bij. Met gerichte tussenkomsten via hun teams met preventie-adviseurs, maar tevens op collectief vlak met structurele voorstellen. Zo hebben de 22 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016 | Persoonsverzekeringen
arbeidsongevallenverzekeraars een concept gelanceerd dat luistert naar de naam “Safety coaching”. Doel: de preventie aanzwengelen door de werkgever een hulpmiddel aan te reiken dat hem toelaat zichzelf te evalueren inzake arbeidsveiligheid en zijn risicobeheer bij te sturen. De minister van Gezondheid en sociale zaken heeft begin 2015 aan het FAO gevraagd het project verder uit te werken. Zo kan een degelijk alternatief ontstaan voor het bonus-malus-systeem gelinkt aan premiedifferentiatie dat de vorige regering voor ogen had, maar dat door de Raad van State werd vernietigd. Het nieuwe concept kan wellicht geënt worden op de regelgeving met betrekking tot de externe preventiediensten. Begin 2016 zijn werkgroepen aan de slag om de beoogde preventiestimuli verder vorm te geven. Anno 2015-2016 trekken ook enkele ingrijpende wetgevende en organisatorische wijzigingen de volle aandacht van de arbeidsongevallenverzekeraars. BETWISTE INMENGING Eind 2014 heeft Assuralia bij de Raad van State een verzoekschrift ingediend tot annulering van twee Koninklijke Besluiten van 17 juli 2014 waarmee de vorige regering (in lopende zaken) plots de voorwaarden wijzigde inzake bekrachtiging van de vergoedings- of uitkeringsovereenkomsten door het FAO. Wat beoogt de gewraakte regelgeving? Wanneer de voorgestelde graad van blijvende arbeidsongeschiktheid 10 % of meer bedraagt, zou de betrokken arbeidsongevallenverzekeraar voortaan het consolidatieverslag moeten doorsturen naar de medische adviseur van het ziekenfonds van het slachtoffer. Indien deze niet akkoord gaat volgt overleg tussen deze medische adviseur en de arts aangesteld door de verzekeringsonderneming. Geraken zij het niet eens, dan komt het FAO tussen in een bemiddelingsrol. De verzekeraars gaan niet akkoord met de rol toevertrouwd aan de ziekenfondsen. Aangezien de ziekenfondsen een financieel belang hebben bij elk ongeval kan hun medische adviseur moeilijk een
neutrale houding aannemen. Bovendien zal de medische adviseur van het ziekenfonds deze gevallen beoordelen zonder de patiënt/ het slachtoffer te kennen of te ontmoeten en zonder rekening te moeten houden met de mening van de behandelende arts. De bijkomende procedure die de KB’s willen invoeren zal de regeling van betrokken arbeidsongevallen en de re-integratie van het slachtoffer enkel maar vertragen. Het verslag van de auditeur in het geding bij de Raad van State wordt begin 2016 verwacht. Het VBO steunt alvast de positie van de verzekeraars. In afwachting van de afloop van deze zaak hebben het FAO en de verzekeraars al een akkoord bereikt over een mogelijk standaard-model voor het bedoelde consolidatieverslag. KLEINE STATUTEN De arbeidsongevallenverzekeraars werken, samen met het FAO en de sociale partners, aan de verdere integratie van de zogenaamde “kleine statuten” in het globale Belgische systeem voor arbeidsongevallen. Onder die benaming vallen beroepsactiviteiten zoals leerjongens, stagiairs, werklozen in beroepsopleiding, enz. Deze personen voeren niet echt een arbeidsovereenkomst uit, maar lopen toch een risico van het type “arbeidsongeval”. Als een gevolg hiervan zijn mettertijd een hele boel uiteenlopende bijzondere stelsels “à la carte” ontstaan, die afwijken van de beginselen inzake arbeidsongevallenvergoeding. Het streefdoel is een coherent en allesomvattend kader voor alle huidige en toekomstige “kleine statuten”, dat kan ingevoegd worden in de arbeidsongevallenwet van 1971. De werkzaamheden rond deze “kleine statuten” gaan verder dan het loutere vergoedingsaspect ervan. Het gaat er ook om ze te integreren in de bestaande e-gov-tools zoals DIMONA/DMFA/ASR (*). Dit zijn elektronische instrumenten die het mogelijk maken werknemers en werkgevers te identificeren en alle gegevens te verzamelen die noodzakelijk zijn voor zowel de vergoeding als de financiering van de socialezekerheidsstelsels (lonen, begin-einde van de
arbeid, aangifte sociaal risico). Eind 2015 levert het FAO een nota af over dit thema, die als basis zal dienen voor de wetswijziging waar de arbeidsongevallenverzekeraars al een hele tijd op aansturen. ELEKTRONISCHE AANGIFTE Geruggensteund door de sociale partners binnen de Nationale Arbeidsraad, gaan de ondernemingen verder met de veralgemening van de elektronische aangifte van het sociale risico, in het bijzonder op het vlak van werkloosheid, maar ook in arbeidsongevallen. Een aantal kleinere ondernemingen blijven opteren voor de klassieke papieren aangifte. De verzekeringssector is vragende partij voor een veralgemening van de elektronische aangifte, als die maar gebruiksvriendelijk en aantrekkelijk is voor de werkgever door toevoeging van nieuwe functies. De elektronische aanpak draagt onbetwistbaar bij tot de betrouwbaarheid en de kwaliteit van de gegevens en bijgevolg tot een sneller en efficiënter schadebeheer. De wet van 20 juli 2015 met diverse bepalingen inzake sociale zaken stelt de elektronische communicatie als nieuwe norm in het vooruitzicht. Het beheerscomité van de Sociale Zekerheid zal het tijdstip van in voege treding bepalen. MOEILIJKE RISICO’S Conform de wet op de arbeidsongevallen van 10 april 1971 moet elke werkgever in de privésector die tegen betaling personeel tewerkstelt een arbeidsongevallenverzekering onderschrijven. Soms kan het gebeuren dat een bepaald bedrijf geen verzekeraar vindt. De oplossing komt dan van het Comité voor de moeilijk te plaatsen risico’s inzake arbeidsongevallen. Tijdens het eerste trimester van 2016 opent het Comité een website die de procedure voor belanghebbende bedrijven toelicht: www.ao-comite-at.be. (*) DIMONA: Déclaration Immédiate/Onmiddellijke Aangifte, DMFA: Déclaration MultiFonctionelle / MultiFunctionele Aangifte, ASR: aangifte van sociaal risico. 23
SCHADEVERZEKERINGEN
24 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016
In tegenstelling tot 2014 blijven de schadeverzekeringen in 2015 vrij van grote rampen of andere spraakmakende gebeurtenissen. Voor carrosseriebedrijven, dakwerkers, experten en schaderegelaars zindert de impact van de ongeziene hagelstorm tijdens het pinksterweekend van 2014 nog na. Vergoedingen en premie-inkomsten moeten in de takken Brand en Voertuigcasco (omnium) opnieuw in evenwicht raken. Zonder nieuw ontij zal de rendabiliteit zich herstellen. Dit is niet alleen belangrijk voor de eventuele aandeelhouders maar tevens voor de klanten, particulieren en ondernemingen. Wanneer de resultaten het toelaten grijpen verzekeraars vaker naar innovatiekansen met focus op nog betere en nog snellere dienstverleningen. Naast het element prijs wakkeren verzekeraars vooral met service de concurrentie aan, telkens in het voordeel van de eindverbruiker. De volgende jaren zal de digitalisering, in samenspel met professioneel advies op maat van de behoeften, het landschap van de schadeverzekeringen in belangrijke mate hertekenen. Ook Assuralia zit op de trein van de digitalisering. In 2016 pakt de beroepsvereniging uit met een app die de aangifte en regeling van aanrijdingen komt versnellen. MINDER BOTSINGEN, EVENVEEL SLACHTOFFERS De schadefrequentie in de BA motorrijtuigen vertoont de voorbije jaren een bescheiden gunstige trend. In 2014 veroorzaken 6,28 % van de in België verzekerde bestuurders in de categorie Toerisme en zaken binnen het jaar een ongeval. We botsen met z’n allen dus iets minder frequent dan het jaar voordien (6,5 %). De verkeersveiligheid zet dus stapjes vooruit. De ernst van de ongevallen volgt evenwel niet de zelfde curve als deze van de ongevallenfrequentie. In 2014 tellen de BA autoverzekeraars (in de categorie Toerisme en zaken) bijna 30.000 ongevallen met lichamelijke schade op een totaal van 346.271 aangiftes. Jammer genoeg stagneert het aantal verkeersdoden op onze wegen. Met 727 overlijdens op de Belgische wegen in 2014 lijkt ons land de (Europese) doelstelling, 420 ver-
keersdoden in 2020 of de helft van het aantal slachtoffers in 2010, niet te zullen halen. Om het aantal verkeersslachtoffers verder terug te dringen organiseert de federale minister van Mobiliteit eind 2015 een Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid. Met de hulp van experts én van burgers, die online hun suggesties kwijt kunnen, stelt zij een nieuw actieplan voor. De focus ligt hierbij onder meer op nultolerantie inzake alcohol bij beginnende bestuurders en een betere bestraffing van recidivisme. WAARBORGFONDS Intussen voeren de FOD Mobiliteit en de politiediensten, met de hulp van Assuralia en het Belgisch Gemeenschappelijk Waarborgfonds de strijd tegen de niet-verzekering verder op. Vooral het vangnet dat douane en politie spannen wordt steeds strakker. Meer en meer douaneposten en politiezones zijn anno 2015 uitgerust met camera’s met nummerplaatherkenning. Het Waarborgfonds stelt hen dagelijks gegevens over niet-verzekerde voertuigen ter beschikking. De kans om de niet-verzekerden te pakken wordt dus met de dag groter. Onder de vleugels van het Waarborgfonds is ook het Tariferingsbureau actief. Deze instantie biedt onderdak aan brokkenmakers die tijdelijk niet meer aan de verplichte BA-verzekering geraken op de normale verzekeringsmarkt. Het aantal via het bureau verzekerde voertuigen neemt de voorbije twee jaar gevoelig toe (24.065 voertuigen eind oktober 2015). Het Waarborgfonds beheert onder meer ook de schade na letsel ongevallen met niet-geïdentificeerde voertuigen. Hoewel de ruime mediabelangstelling voor ernstige ongevallen met vluchtmisdrijf iets anders doet vermoeden, neemt het aantal aangiftes bij het fonds amper toe: van 1.066 in 2013 naar 1.078 in 2014. 25
E-AANRIJDINGSFORMULIER De digitalisering van de dienstverlening in de verzekeringssector gaat met rasse schreden vooruit. De lancering van het e-aanrijdingsformulier is hiervan een mooi voorbeeld. In de lente van 2016 zullen de houders van een smartphone of een tablet een app kunnen downloaden die het mogelijk maakt een aanrijding onmiddellijk aan te geven bij je verzekeraar. Deze realisatie van Assuralia zal het elektronisch schadebeheer optimaliseren en de schadevergoedingen versnellen. Hoe werkt het? Als een van de partijen betrokken bij een aanrijding beschikt over de app kan de elektronische aangifte van het ongeval meteen van start gaan. De app laat toe dat je persoonlijke verzekeringsgegevens al vooraf zijn opgeslagen. Het invullen of beter gezegd aanvinken van de juiste ongevalsituatie lukt in geen tijd. Zodra de aangifte volledig is en (elektronisch) ondertekend door de partijen ontvangen de betrokkenen een e-mail met de aangifte, die ze vervolgens kunnen doorsturen naar hun verzekeraar, tussenpersoon, leasingmaatschappij of de eigenaar van het voertuig. Alle gegevens worden geregistreerd bij Datassur die het in aangepaste formaten kan aanleveren aan de BA autoverzekeraars. Sinds eind 2014 biedt Assuralia ook een interactieve webtoepassing aan slachtoffers van lichamelijke schade en hun naasten, die hen in een paar kliks wegwijs maakt in de regeling van een ongeval en de bijbehorende verzekeringen. Bovendien helpt een web applicatie de slachtoffers van een lichamelijk letsel snel aan de “typedocumenten” die de BA- en de rechtsbijstandverzekeraars hanteren in die omstandigheden. Een andere technologische (r)evolutie die alle aandacht van de 26 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016 | Schadeverzekeringen
verzekeraars trekt betreft de komst van autonome voertuigen. Bij media en politiek rijzen om de haverklap vragen over de juridische gevolgen van de opkomst van zelfrijdende wagens, doch veel wijzigingen dringen zich niet op als het gaat over verzekeringen. De wet op de aansprakelijkheid van motorrijtuigen legt de verzekeringsplicht bij de eigenaar van het voertuig. Dat het gedrag van de bestuurder dan niet meer ter zake doet, verandert hier niets aan. De autonome voertuigen zijn dermate uitgerust met sensoren en technologische snufjes dat de kans op een ongeval gevoelig zal dalen. Maar wie is verantwoordelijk als het toch fout loopt? In eerste instantie blijft dat de bestuurder of de eigenaar van het voertuig, in zijn hoedanigheid van houder van een gebrekkige zaak, maar hij zal zich mogelijk wenden tot de leverancier of constructeur wanneer de expertise op een technisch falen wijst. De verzekeringen die productaansprakelijkheid dekken zouden de volgende decennia wel eens aan belang kunnen winnen. Europa zal alvast het stuur moeten vasthouden in de zoektocht naar een gepast regelgevend kader voor de ‘Google cars’ van morgen. Een laatste mobiteitstrend, weliswaar eentje zonder spitstechnologie, waar Assuralia als gesprekspartner van de overheid nauw bij betrokken blijft: de elektrische fietsen. De verkoop van tweewielers met trapondersteuning boomt volop. De regelgeving probeert het fenomeen intussen bij te benen door de diverse modellen in te delen in categorieën zodat de consument de informatie en de bescherming krijgt die hij verdient. Binnenkort schept de overheid duidelijkheid zodat iedereen weet welk type elektrische fiets een nummerplaat en een verzekering nodig heeft, en welke niet. GEHAVEND KOETSWERK De tak Voertuigcasco (omniumverzekeringen) kent, in tegenstelling tot de twee voorgaande jaren, in 2014 een slecht jaar. De pinkster-
BA Auto: “Toerisme en Zaken” (boekjaar 2014) ENKELE KERNCIJFERS • 5,51 miljoen wagens ingeschreven bij de Directie Inschrijvingen van Voertuigen (DIV) • 346.271 schadegevallen in fout – schadefrequentie 6,28 % • Schadelast: 1.188 miljoen euro • Gemiddelde kost schadegeval: 3.431 euro (waarvan 2.042 euro gemiddelde materiële schade) • 59,5 % materiële schade en 40,5 % lichamelijke schade • 29.485 schadegevallen met lichamelijke schade • Gemiddelde kost schadegeval met lichamelijke schade: 18.307 euro Bron: Assuralia
storm hagelde een flinke deuk in de resultaten. Deze veroorzaakte maar liefst 72.250 verzekerde schadegevallen met een totale schadelast van ongeveer 225 miljoen euro. Deze verzekeringstak tekent voor 2014 een verlies op van 1,8 % van de verdiende premies. De lichte vermindering van het aantal autodiefstallen (10.545 in 2014) en van de diefstallen in of uit voertuigen (63.748) kon de zware impact van de pinksterstorm onmogelijk goed maken. 20 JAAR BOB Het BIVV, de Belgische Brouwers en Assuralia hebben tijdens de eindejaarsperiode 2015 ook moeten blazen: 20 kaarsjes op de verjaardagstaart van de BOB-campagne. De bekende campagne, die door de autoverzekeraars wordt gesponsord en voortaan door de gewesten uitgedragen, zit in een nieuw kleedje. Met de slogan “Een beetje BOB bestaat niet. De échte BOB heeft nul op” willen
de initiatiefnemers een slechte gewoonte – waaraan vooral oudere bestuurders zich bezondigen – een halt toeroepen. Vandaag is het zowat sociaal aanvaard dat een man met heel wat rijervaring toch een paar glazen kan hijsen alvorens het stuur te nemen. De campagne wil fout gedrag bannen en via wedstrijden consequent gedrag aanmoedigen. EXTREME WEERSOMSTANDIGHEDEN Mooie liedjes blijven niet duren. Dit gezegde is van toepassing op de brandverzekering. Na twee mooie jaren met een behoorlijke rendabiliteit kennen de resultaten in deze tak in 2014 een valse noot. De schadelast is in dat jaar bijna zo groot als het premie-incasso. Tijdens het pinksterweekend van 7 tot 10 juni 2014 houdt een hagelstorm lelijk huis. De brandverzekeraars en hun experts hebben wekenlang de handen vol met het regelen van bijna 180.000 schadegevallen, samen goed voor een recorduitgave van 656 miljoen euro. Overvloedige neerslag veroorzaakt die zomer bovendien bij meer dan 9.000 gezinnen overstromingsschade. Zo staat bij voorbeeld het volledige centrum van het Waals-Brabantse Ittre onder water. De gemeente doet kort daarna een beroep op Assuralia bij de organisatie van voorlichting ter attentie van de getroffen gezinnen. De raadpleging van checklists over storm, hagel en overstromingen op ABCverzekering.be piekt in 2014 op het ritme van het wispelturige klimaat. In 2015 is het – maar goed ook voor iedereen – minder druk inzake rampencommunicatie. ACTUALISEREN EN MODERNISEREN Op organisatorisch vlak werken de brandverzekeraars eind 2015, begin 2016 verder aan de vereenvoudiging van expertise- en verhaalprocedures wanneer meerdere verzekeraars betrokken zijn. De onderlinge conventies met betrekking tot een aantal waarbor27
gen bijschaven om de efficiëntie op te voeren, zo luidt de opdracht. Efficiëntie is ook het oogmerk bij de modernisering van het zogenaamde “evaluatierooster”. Dit is de vragenlijst die kandidaat-verzekeringsnemers invullen wanneer ze voor hun woning of kleine handelszaak een nieuwe brandverzekering willen afsluiten. Assuralia werkt voor dit project samen met de KU Leuven. Momenteel is de testfase aan de gang. Bij de onderschrijving van een brandpolis is onder meer de ligging van het risico belangrijk, zeker met betrekking tot de waarborg natuurrampen. De verzekeraar gaat na of de te verzekeren woning of onderneming al dan niet gelegen is in een risicozone. Het Waalse en het Vlaamse gewest hebben, respectievelijk in 2013 en 2014, hun risicokaarten voor overstromingen aangepast. Het gaat hier om de zogenaamde “overstromingsgevoelige” gebieden die een rol spelen in de watertoets die het verhandelen van onroerende goederen moet vooraf gaan.
De officiële risicozones voor overstromingen, afgebakend in koninklijke besluiten gelinkt aan de wet op de verzekering van natuurrampen, zijn echter nog niet aangepast. Het zijn deze kaarten die bepalen of nieuwe constructies (18 maanden na de publicatie van het KB) al dan niet een verplichte dekking tegen natuurrampen moeten krijgen. De gewestelijke kaarten met de effectieve en met de mogelijk overstromingsgevoelige risicozones raadplegen kan via www.waterinfo.be, respectievelijk www.geoapps.wallonie.be. OPLOSSING VOOR STOOKOLIETANKS Conform het regeerakkoord werkt de overheid samen met de gewesten, de petroleum- en de verzekeringssector, een structurele oplossing uit voor de opvang van stookolievervuiling. Als alles goed
Schadegevallen brand woningen Aantal schadegevallen
Aantal schadegevallen
Aantal schadegevallen
Gemiddelde kost per schadegeval (in euro)
2012
2013
2014
2014
108.147
106.684
102.339
3.220
38.840
34.956
122.554
2.375
Brand en aanverwante gevaren, elektriciteit Storm Natuurrampen
6.381
3.774
6.667
5.344
30.169
30.112
27.393
3.366
893
1.063
1.068
2.565
Andere (o.a. waterschade)
185.441
177.024
170.110
1.490
Totaal
369.872
353.612
430.132
2.336
Diefstal, vandalisme en kwaadwilligheid Arbeidsconflicten en aanslagen
Bron: Assuralia
28 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016 | Schadeverzekeringen
gaat kan de grote sanerings- en verzekeringsoperatie tijdens de huidige legislatuur van start gaan. Ons land telt ongeveer 1,3 miljoen stookolietanks voor verwarming, waarvan ongeveer 700.000 ondergrondse. De meeste dateren uit de jaren 70 en 80. Een groot aantal van deze tanks, met name de enkelwandige tanks zonder lekbeveiliging, vormen een gevaar voor bodemvervuiling. Naar schatting 20.000 à 25.000 ondergrondse tanks zouden niet lekdicht zijn; zonder sanering komen er elk jaar een paar duizend bij. Tijdens een eerste fase zullen de eigenaars van tanks die niet lekdicht zijn voor de sanering moeten aankloppen bij een op te richten Fonds. Vervolgens zal de brandverzekering een extra dekking aanbieden die de eigenaars van stookolietanks (die niet ouder zijn dan 40 jaar en die lekvrij zijn verklaard) beschermt tegen de financiële gevolgen van een eventuele vervuiling later. Op die wijze geeft de sector mee vorm aan een duurzame oplossing voor de problematiek van bodemvervuiling in ons land. TOEGANG TOT HET RECHT Terwijl de rechtsbijstandsverzekering nog de gevolgen verteert van de invoering van de btw op de erelonen van de advocaten in januari 2014, onderzoekt Assuralia op verzoek van de minister van Justitie denkpistes om de toegang tot het recht voor de burger duidelijk te verbeteren. De minister wenst dat zoveel mogelijk burgers over een rechtsbijstandsverzekering zouden beschikken. Hij beoogt hierbij vooral de brede middenklasse die niet terecht kan bij het “pro Deo”-systeem. Hij rekent er op dat risico’s zoals bouwgeschillen en echtscheidingen vaker gaan deel uit maken van de rechtsbijstandsverzekering. Fiscale stimuli zouden eventueel de ruimere dekkingen en de hogere premies komen compenseren. De advocatuur
van haar kant denkt na over een baremisering van de erelonen. De verzekeringssector benadrukt dat het te bereiken doel “de toegang tot het recht” moet zijn en niet de “de toegang tot het gerecht”. De grote meerderheid van de geschillen die de verzekeraars behandelen, vinden na gespecialiseerd juridisch advies, overleg met de betrokken partijen, meestal zonder tussenkomst van een advocaat, een minnelijke oplossing tot grote tevredenheid van de klanten. Dit is de toegevoegde waarde van de rechtsbijstand voor consument en gemeenschap. Op de radar van de verzekeraars voor 2016 staat tevens de invoering van een verplichte verzekering burgerlijke aansprakelijkheid in de bouwsector. Een wetsontwerp ligt ter studie met als doel het wegwerken van de discriminatie tussen de architect en andere beroepen in de bouwsector. Zo zou onder meer de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid, die thans alleen geldt ten overstaan van aannemers en architecten, op meer actoren van toepassing worden. Op die manier zal de bouwheer zich beter beschermd weten tegen de eventuele insolvabiliteit van bij voorbeeld kleinere (onder-) aannemers. HULP OP REIS EN THUIS De tak Hulpverlening blijft groeien. De incassotoename in 2014 bedraagt 5,5 %. De belangstelling van reizende landgenoten voor de hulp en de service die ze in geval van nood in het buitenland kunnen genieten neemt nagenoeg spontaan toe. Intussen bouwen de spelers op deze markt hun waarborgen verder uit en de uitsluitingen (bv. vooraf bestaande ziektes) verder af. Behalve de hulp bij reisperikelen zit ook de hulpverlening thuis zit in de lift. Het betreft hier bijstand aan zieken en mindervaliden of technische assistentie in de woning bij problemen (bv. een defecte verwarming of een lekkende waterleiding). 29
ENGLISH SUMMARY
30 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016
BREAKTHROUGH IN OCCUPATIONAL PENSIONS Take a look at the statistics in this annual report. Initially, you will conclude that the capricious economy and low interest rates almost caused a standstill in the Belgian insurance market which represented 6.6 % of the national gross domestic product in 2015, compared to 7 % in 2014. This is the lowest rate in fifteen years. Nevertheless, in the middle of this decade, the insurance sector is scrambling to move ahead and develop creative solutions to meet the needs of consumers. At the same time, it is responding to the requirements of the regulatory authorities by cooperating constructively while taking into account all levels of regulation, hoping on the one hand that the customer will be better off and on the other that insurers can practise their profession in a proper manner. In individual life insurance, this exercise has taken place within the discussions about the PRIIPs regulations. They determine that, as from 2017, every customer should receive a standardised one-pager before he engages to buy an insurance product. PRIIPs restricts marketing possibilities by introducing several specific criteria and prohibitions, which the Belgian authorities introduced ahead of the EU deadlines in mid-2015. Common sense is key to avoiding these kinds of double efforts. GET YOUR NUMBERS RIGHT In prudential and conduct of business matters, the industry has been working in a good understanding with legislators and regulators both at home and at EU level. Ill-inspired taxation initiatives, on the other hand, have not always been wise in the past. The tax increase from 1.1 % to 2 % of individual life insurance premiums had not yet been fully digested when other taxes ap-
peared on the radar, while the low interest rates make consumers shift up to more risky investments, such as unit-linked insurance or funds. The premium income in individual life insurance lines with a guaranteed interest rate took another plunge in 2015 by 21 %, after the slight recovery of 8.1 % in 2014. While facing these setbacks, the insurance sector is forced to contribute another 25 million euros per year to the Belgian treasury, not to mention other fiscal measures, such as the introduction of 21 % VAT on the fees of lawyers in January 2014, leading to a significant increase in premiums in legal assistance insurance lines. This complicates access to justice when, in fact, the government wants the insurance sector to offer solutions to facilitate it. Every insurance company is expected to sort its finances out for itself. In fact, Solvency II regulations compel insurers to provide more than enough buffers to face rough times and even worst-case scenarios. The implementation of Solvency II from January 1st marks the end of theory and preparation to make room for practice and adjustment. Fortunately, the European authorities changed some of the parameters at the last minute so the sector can fulfill its role as an institutional investor, for instance for infrastructure projects, and provide the economy with much-needed impetus. NEW PENSION POLICY, AT LAST Speaking of social roles, last year marked an important landmark for the complementary pensions of Belgian employees. It was about time that the minimum interest rates of 3.25 % and 3.75 % that employers had to grant to their employees, and for which they relied on insurers in the past, were revised. In October 2015, employers, employees and insurers reached agreement on this. Instead of a fixed return, employers are to grant 31
a return based on a flexible formula with a ceiling (3.75 %) and a floor (1.75 %). The formula is linked to the yield on ten-year Belgian government bonds. This means employers no longer have to guarantee an unrealistic return. On top of the agreement about the interest rates, employees will be able to leave their reserves in the hands of their former employers when changing jobs, while at the time they leave an employer they can still preserve their coverage in the event of death without having to pass a medical exam. Hopefully, these changes will soon stimulate saving for a supplementary pension, both in depth (higher amounts) and in breadth (more affiliates). I GO DIGITAL, WE GO DIGITAL Aside from making it possible to complement the modest legal pension in Belgium, it is important to raise awareness about the need for a pension. Therefore, all pension providers in Belgium are working on an online application that allows citizens to check their reserves, whether they are still active or not, by the end of 2016. This is a prime example on how technology can support and even boost insurance activities. Of course, in a world that is becoming rapidly more digital, insurers need to upgrade their way of communicating with their customers. Belgian insurers are actually developing several applications that facilitate consumers’ lives, raise efficiency and create the context needed to introduce new kinds of products. Often, this is happening within companies. Sometimes, however, it is better to collaborate on an industry level, such as in the case of “AssurPharma”, a joint project between Assuralia and Belgian pharmacists, which allows pharmacists to send all the necessary information directly, safely and digitally to the insurer who is refunding pharmaceutical costs after a hospital admission or covering ambulatory costs.
32 | Balans & Vooruitzichten 2015-2016 | English Summary
In the next few months, another digital milestone will see the light of day, as Assuralia is developing a mobile application to report a car accident with a mobile device, although paper forms are still an option. This mobile application will help car insurers to handle their claims more swiftly and with less effort, so they can focus less on administrative tasks and more on their core business and service to their clients and victims of traffic accidents. This is because even though there were fewer accidents in 2014, car insurers had to pay compensation for more injuries. It seems as if the most serious accidents are the most difficult to eradicate. The no longer decreasing number of traffic fatalities is the unfortunate result of this. New safety technologies and campaigns, both through prevention and through better enforcement of the law, will be necessary to reduce the number of traffic deaths by half by the year 2020. Here too, technology is proving it can change the behaviour of car drivers, for instance with a “black box” linked to an application. In the future, this might limit losses, although insurers still have to take into account all kinds of external factors, such as weather conditions. Since the hailstorms in June 2014, the market has not been hit by any disaster of a similar magnitude. Most likely, the absence of major, weather-related events will contribute to restored profitability in non-life insurance lines in 2015.
Assuralia en zijn organisatie
Interne organisatie (Toestand op 01/02/2016)
René DHONDT 650
Bestuurder - Algemeen directeur
Christiane BALIGAND 651 Directie-assistente
EUROPESE ZAKEN, GEZONDHEID & HERVERZEKERING
Isabelle BASTIEN 894
Adjunct-Directeur
Europese Zaken & Herverzekering
Floris GOYENS 884 An NEYNS 881 Directiesecretaresse
Carine KRONAL 691
Raadsgeneesheren - studies
Elsbeth BEERTS 889 Melissa THIRION 725 Gezondheidsverzekering
Directiesecretaresse
Philippe COLLE 642 Gedelegeerd Bestuurder
Ingvild DEBBAUT 642 Directie-assistente
PERS & COMMUNICATIE
Wauthier ROBYNS de SCHNEIDAUER 690
LEVENSVERZEKERINGEN
Sammy BOGAERT 882
Directeur
Frank RIETJENS 886
Directiesecretaresse
Virginia SCHREURS 885
Bart VANDERMEIREN 883
Levensverzekering Individueel
An NEYNS 881
Levensverzekering Collectief
Directeur
Levensverzekering Individueel
Carine KRONAL 691 Directiesecretaresse
François de CLIPPELE 694 Pers & Communicatie
Nathalie LEEMANS 697 Pers & Communicatie
Peter WIELS 692 De leden van het Directiecomité zijn cursief aangeduid De nummering bij de namen verwijst naar het doorkiesnummer (02/547 5 ...)
ZAAKSCHADE-, AANSPRAKELIJKHEIDS- Bernard DESMET 676 EN TRANSPORTVERZEKERINGEN Brand- en Diefstalverzekeringen
Bruno DIDIER 660 Directeur
Anouchka WYME 721 Directiesecretaresse
Stéphanie VAN CAENEGHEM 730 Ongevallen- en Aansprakelijkheidsverzekeringen
Bernadette VAN CROMBRUGGHE 892 Arbeidsongevallenverzekeringen
Ives VERBAEYS 671
Pers & Communicatie
Autoverzekering
SOCIALE ZAKEN
Serge DEMARRÉE 890 Directeur
Ingvild DEBBAUT 642 Directie-assistente
Isabelle BASTIEN 894 Sociaal recht - studies
JURIDISCHE & FISCALE STUDIES & DISTRIBUTIE
Edwin DESNYDER 728
Directeur
Juridische studies
Xavier de BEAUFFORT 652 Colette VANDEROOST 661 Directiesecretaresse
Fiscale studies
Marie SCHOLASSE 724 Melissa THIRION 725 Juridische & fiscale studies
Charles van OLDENEEL tot OLDENZEEL 722 Bedrijfsjurist - Juridische studies
Anne-Catherine VERHAEGHE de NAEYER 795 Documentatie STUDIES, PRODUCTIVITEIT, FRAUDEPREVENTIE, OPLEIDING EN ONDERSTEUNENDE DIENSTEN
Gino LEROY 760 Directeur
Christiane BALIGAND 651
VERZEKERINGSTECHNISCHE STUDIES
Carine HÉLIN 743
Directeur
Alex MASELIS 745
Directiesecretaresse
Anton MERCELIS 738
Rita THYS 746
Technische studies
Françoise GILSON 741
Technische studies
Directie-assistente
Technische studies
Sarah NUYTTEN 744 Technische studies RISK & FINANCE
Paul WINDELS 762 Directeur
Françoise GILSON 741
Nicolas ROELANT 769 Studies Risk & Finance
Mathias WAMBEKE 766 Studies Risk & Finance
Directiesecretaresse OPLEIDING
Willy DE WEERDT 700 Training Manager
ONDERSTEUNENDE DIENSTEN
Marjorie DEMANNEZ 701
Development Manager
Vanessa DEMEULEMEESTER 767
Alain TAETS 899
Benoît MONTENS 764
Valère VANAENRODE 783
Personeelsadministratie
Algemene diensten
Productiviteit, Fraudepreventie
Boekhouding
Productiviteit, HR - projecten
Vertaling
Stéphane NACHTERGAELE 768 Jean-Marc NOËL 742 ICT Laatste situatie beschikbaar op de site www.assuralia.be
Vincent WOYGNET 792
Colofon
Uitgegeven door Assuralia Beroepsvereniging van Verzekeringsondernemingen D-2016-0377-2
Ontwerp en realisatie Lannoo Creations
Druk en afwerking
www.lannooprint.be Version française disponible sur simple demande:
[email protected]
Huis der Verzekering de Meeûssquare, 29 | B-1000 Brussel | T +32 2 547 56 11 F +32 2 547 56 01 |
[email protected] | www.assuralia.be