Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel
9 juni 2004
/
99/2004
Onderwerp
Nota Lokaal Gezondheidsbeleid Programma / Programmanummer
Openbare gezondheidszorg / 7310 Portefeuillehouder
G. van Rumund Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
27 april 2004 Samenvatting
De nota Lokaal Gezondheidsbeleid biedt de kaders voor ons beleid t.a.v. gezondheid en zorg in de periode 2004-2006. De Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid stelt dat gemeenten één maal per vier jaar een nota gezondheidsbeleid vaststellen. De nota biedt handvatten om de gemeentelijke regierol op te pakken en in te vullen. Binnen de wettelijke preventieve taak die gemeenten op het terrein van gezondheid hebben, geven we prioriteit aan de jeugdgezondheidszorg, het bevorderen van gezond gedrag en aan de preventie van psychische problemen. Voor de uitvoering van het beleid kiezen we voor principes als vraaggericht werken en wijkaanpak. Voorstel om te besluiten
1. De gemeentelijke regierol in het lokaal gezondheidsbeleid (verder) op te pakken en in te vullen; 2. Als specifieke aandachtsgroepen in het gezondheidsbeleid aan te merken: - jeugdigen (preventie) - ouderen (preventie en ondersteuning) - allochtonen (preventie) - (chronisch) zieken (ondersteuning) - mensen met een functiebeperking (ondersteuning) - dak- en thuislozen (preventie, (ambulante) zorg en opvang) - verslaafden (preventie, (ambulante) zorg en opvang) 3. Binnen het preventief beleid prioriteit te geven aan de jeugdgezondheidszorg, het bevorderen van gezond gedrag en het voorkómen van psychische klachten; 4. Het beleid vorm te geven vanuit de invalshoeken vraag- en wijkgericht werken; 5. In te stemmen met de inhoud van de bijgevoegde conceptnota Lokaal Gezondheidsbeleid.
099rvs.doc
Aan de Raad van de gemeente Nijmegen
1
Inleiding
Aanleiding voor deze nota is de Wet Collectieve Preventie, waarin is opgenomen dat gemeenten één maal per vier jaar een nota gezondheidsbeleid vaststellen. Binnen de wettelijke preventieve taak die gemeenten op het terrein van gezondheid hebben, geven we prioriteit aan de jeugdgezondheidszorg, het bevorderen van gezond gedrag en aan de preventie van psychische problemen. Dit alles naast de zorg voor een gezonde leefomgeving. Voor de uitvoering van het beleid kiezen we voor principes als vraaggericht werken en wijkaanpak. 2
Doelstelling
De nota Lokaal Gezondheidsbeleid biedt de kaders voor ons beleid t.a.v. gezondheid en zorg in de periode 2004-2006. 3
Argumenten
Visie op gezondheid(sbeleid) Gezondheid van mensen wordt niet alleen bepaald door biologische factoren, maar ook door hun leefstijl en gedrag en hun sociale en fysieke omgeving. Onze definitie van lokaal gezondheidsbeleid luidt daarom als volgt: al het beleid dat er op gericht is de gezondheidstoestand van (delen van) de bevolking te handhaven of te verbeteren door leefstijl- en gedragsbeïnvloeding en door de kwaliteit van de sociale en fysieke omgeving te bewaken en zonodig te verbeteren. Veranderende wetgeving De gemeente heeft te maken met veranderende wetgeving op het terrein van gezondheid en zorg. De Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid is in 2003 aangescherpt en spreekt de gemeente, meer nog dan in het verleden aan op haar regierol. Daarnaast wordt met ingang van 2006 de inwerkingtreding van de Wet maatschappelijke ondersteuning verwacht. In het kader van deze wet krijgen gemeenten de taak om een goed integraal dienstenpakket aan te bieden, bij wijze van sociaal vangnet voor kwetsbare burgers in de samenleving. Doelgroepen Binnen het totaal zijn er groepen die speciale aandacht vragen. De aard van de verantwoordelijkheid die we ten aanzien van deze groepen hebben verschilt. We maken onderscheid in preventie, ondersteuning, (ambulante) zorg en opvang. In het Nijmeegse gezondheidsbeleid onderkennen we de volgende specifieke aandachtsgroepen, met bijbehorende interventies: -
jeugdigen (en hun ouders): preventie ouderen: preventie en ondersteuning allochtonen preventie (chronisch) zieken: ondersteuning
- mensen met een functiebeperking: ondersteuning - dak- en thuislozen: preventie, (ambulante) zorg en opvang - verslaafden: preventie, (ambulante) zorg en opvang Inhoudelijke keuzes Het zwaartepunt van de gemeentelijke gezondheidstaken ligt bij preventie. Wij leggen daarbinnen prioriteit bij de jeugdgezondheidszorg, omdat hier in een vroegtijdig stadium achterstanden ontdekt en aangepakt kunnen worden. Daarnaast achten we het bevorderen van gezond gedrag onder de inwoners van belang en willen we aandacht geven aan de preventie van psychische klachten. Vraag- en wijkgericht werken We willen het gezondheidsbeleid vormgeven vanuit het perspectief van de burger, door vraaggericht te werken. De vraag kan niet altijd leidend zijn. Sommige mensen zijn niet in staat hun vraag helder te formuleren, sommigen vragen niet om hulp (zorgmijders), soms is de vraag van de burger in strijd met het algemeen belang. Het wijkniveau is ook binnen het gezondheidsbeleid een goede maat om te werken. In de nota schenken we speciale aandacht aan de eerstelijnszorg, die op wijkniveau beschikbaar moet zijn. Verder gaan we in op de sociaal-economische gezondheidsverschillen. Problemen ten gevolge daarvan concentreren zich in een aantal wijken. Het terugdringen van die sociaal-economische gezondheidsverschillen dient wijkgericht te worden aangepakt. Uitvoeringsprogramma’s In bijlage 1 van de nota kondigen we een aantal uitvoeringsprogramma’s aan. Deze worden in 2004, 2005 en 2006 in samenwerking met het veld verder uitgewerkt. Ze hebben de volgende onderwerpen: • • • • • • •
4
Voorbereiding op de Wet maatschappelijke ondersteuning Invulling maatwerkdeel Jeugdgezondheidszorg Project Nijmeegs model voor wegen en bewegen Coördinatie van het onderzoek naar gezondheid Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Plan van aanpak eerstelijns zorg Terugdringen sociaal-economische gezondheidsverschillen.
Financiën
We gaan er van uit dat de uitvoeringsprogramma’s die uit deze nota volgen, binnen de bestaande financiële kaders worden gerealiseerd. 5
Juridische aspecten
N.v.t. 6.
Communicatie Na vaststelling van de conceptnota door het college van Burgemeester en Wethouders hebben we
de pers geïnformeerd via een persbericht. Daarnaast hebben alle relevante instellingen en organisaties een exemplaar van de conceptnota toegestuurd gekregen.
7. Uitvoering Uit de nota vloeit een aantal uitvoeringsprogramma’s voort. Op initiatief van de gemeente worden die in 2004,2005 en 2006 uitgevoerd, in samenwerking met het veld.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Secretaris,
mevr. dr. G. ter Horst
ir. H.K.W. Bekkers
Bijlage(n):
concept Nota Lokaal Gezondheidsbeleid
Nota Lokaal Gezondheidsbeleid Nijmegen 2004-2006 Vierde concept
Inhoudsopgave
Inleiding Hoofdstuk 1
Visie en trends
Hoofdstuk 2
Preventie
Hoofdstuk 3
Werken vanuit het perspectief van de burger
Hoofdstuk 4
Gezondheid en de wijkaanpak Tot slot
Bijlage 1
De uitvoeringsprogramma’s
Bijlage 2
Inventarisatie bestaand gezondheidsbeleid
Bijlage 3
De Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid
Bijlage 4
Overige wetgeving op het terrein van gezondheidsbeleid
Bijlage 5
Gezondheid van de Nijmeegse inwoners in cijfers
Bijlage 6
Ketenbenadering
Inleiding Met deze nota geven wij de kaders aan voor het Nijmeegs Lokaal Gezondheidsbeleid voor de periode 2004-2006. Aanleiding is de Wet Collectieve Preventie, waarin is opgenomen dat gemeenten één maal per vier jaar een nota gezondheidsbeleid vaststellen. Wij hebben gekozen voor een korte, kaderstellende nota, waarin we onze visie op gezondheid en gezondheidsbeleid uitwerken vanuit een aantal actuele bestuurlijke invalshoeken. De nota is een paraplu voor de vele ontwikkelingen op het vlak van gezondheid en zorg en geeft richting aan de initiatieven die we nu en in de toekomst op dit terrein willen nemen. Deze nota is een belangrijke stap in het oppakken van de gemeentelijke regierol in het gezondheidsbeleid. Deze regie begint met het uitzetten van de hoofdlijnen van beleid. Misschien lijken de sturingsmogelijkheden van de gemeente in het licht van de complexiteit van de problematiek en het geheel van uitvoeringsorganisaties bescheiden. Niettemin is het alleen de overheid die hier een alomvattend gezag kan laten gelden. Van cruciaal belang voor het succesvol uitvoeren van de regie is de rol en positie die het gemeentebestuur en de gemeentelijke organisatie kiezen. De gemeente is inkoper van diensten, (proces)bewaker en onpartijdig bemiddelaar. We moeten blijven investeren in vormen van outputsturing voor alle betrokken uitvoeringsorganisaties. De gemeente bewaakt de ontwikkelingen, houdt daarmee het overzicht en communiceert hierover met de partners. Bij de totstandkoming van de nota hebben we ons laten voeden door een aantal deskundigen uit het veld. Tijdens een rondetafelgesprek hebben we hen gevraagd wat zij, vanuit hun werkpraktijk, zien als de belangrijkste gezondheidsproblemen en –risico’s in Nijmegen, nu en in de toekomst. Ook hebben ze aangegeven welke knelpunten zij tegenkomen in de uitvoering van het werk en welke rol het lokaal gezondheidsbeleid zou kunnen vervullen bij het oplossen hiervan. De bevindingen uit het rondetafelgesprek zijn verwerkt in deze nota. Na de vaststelling van deze nota gaan we in samenwerking met lokale en regionale organisaties het beleid verder uitwerken. In de bijlagen treft u daartoe een uitvoeringsprogramma aan. Wij hebben in de bijlagen ook een gedetailleerd overzicht opgenomen van al ons huidige beleid en maatregelen die als doel hebben de gezondheid van de Nijmegenaren te bewaken dan wel te verbeteren.
1
Hoofdstuk 1: Visie en trends
1.
Onze visie op gezondheid
Gezondheid is meer dan de afwezigheid van lichamelijke ziekte of gebrek. In de definitie van de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) wordt gezondheid beschouwd als een toestand van lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden. De toenmalige Canadese minister van Volksgezondheid en Welzijn Marc Lalonde schreef in 1974 dat de meeste gezondheidswinst buiten de gezondheidszorg behaald kan worden, omdat de gezondheid van mensen beïnvloed wordt door de volgende determinanten: -
Biologische factoren waaronder erfelijkheid. De mens zit complex in elkaar en kan genetische afwijkingen hebben zoals bijvoorbeeld diabetes en depressies; Fysieke en sociale omgeving. Geluidsoverlast, milieuvervuiling en infectieziekten zijn hier voorbeelden van, maar ook arbeidsparticipatie, sociale integratie, sociale veiligheid, etc.; Leefstijl en gedrag. Ongezond eten, roken en het overmatig gebruik van alcohol en drugs doet de gezondheid geen goed; Gezondheidszorg. Hierbij kan gedacht worden aan kwantiteit en kwaliteit van de geleverde diensten.
Lalonde gaf aan dat binnen het beleid de aandacht vooral uitgaat naar de laatste determinant, de gezondheidszorg. Om ziekten en voortijdige sterfte te verminderen, zou meer aandacht besteed moeten worden besteed aan de eerste drie determinanten. De invloedssfeer van de gemeente beperkt zich tot de omgevingsfactoren en het beïnvloeden van leefstijl en gedrag.
2.
Visie op gezondheidsbeleid
Uit het hier voorgaande volgt dat gezondheidsbeleid integraal beleid moet zijn. Gezondheid raakt veel disciplines. Wij vatten het lokaal gezondheidsbeleid daarom op als: al het beleid dat er op gericht is de gezondheidstoestand van (delen van) de bevolking te handhaven of te verbeteren door leefstijl- en gedragsbeïnvloeding en door de kwaliteit van de sociale en fysieke omgeving te bewaken en zonodig te verbeteren. Vanuit deze visie kiezen we een aantal hoofdlijnen voor het lokaal gezondheidsbeleid: Mensen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun gezondheid, voor zover bepaald door leefstijl en gedrag. Zonodig stimuleren en ondersteunen we onze inwoners bij het versterken van hun persoonlijke vaardigheden en mogelijkheden om zelf voor hun gezondheid te zorgen en gezonde leefwijzen te bevorderen; De gezondheidstoestand van de lokale bevolking wordt deels bepaald door factoren die liggen buiten de sector gezondheidszorg. Een gezonde leefomgeving, zowel fysiek en sociaal (thuis, buurt, wijk of dorp) bevordert en ondersteunt de gezondheid; De gezondheidszorgvoorzieningen en vangnetfuncties moeten aansluiten bij de mensen en niet andersom; In de brede kijk op gezondheid heeft bijna iedere actie of beleidsbeslissing van de gemeente invloed op de gezondheid van burgers. Gemeentelijk (preventief) gezondheidsbeleid binnen een gezonde gemeente heeft daarom de volgende kenmerken: het is breed georiënteerd: op lichamelijke, psychische en sociale aspecten; het bevordert samenwerking en afstemming tussen alle relevante partijen; het heeft veel aandacht voor het betrekken van de bevolking bij het bewaren en bevorderen van gezondheid. het betrekt de relevante beleidssectoren bij het bevorderen van gezondheid (is intersectoraal); en is gebaseerd op feitelijke kennis van de gezondheidssituatie.
2
3.
Maatschappelijke trends
In een vergrijzende samenleving doen steeds meer mensen een beroep op voorzieningen voor zorg en welzijn. De komende decennia zal de groep ouderen en hoogbejaarden nog verder toenemen. Ook is zichtbaar dat er een significant aantal mensen is die (tijdelijk) niet opgewassen zijn tegen de huidige ingewikkelde samenleving, in een sociaal isolement terechtkomen en psychiatrische stoornissen hebben. Mensen willen bij voorkeur zelfstandig wonen, ook wanneer zij ouder worden, gehandicapt zijn of te maken hebben met een psychische stoornis. De vermaatschappelijking van de zorg is een positieve trend die echter ook zijn grenzen kent; er zal altijd intramurale capaciteit beschikbaar moeten zijn voor een beperkte doelgroep. Daarnaast zijn mensen steeds ongezonder gaan leven, vooral de leefwijze van de jeugd baart zorgen. De sociaal-economische gezondheidsverschillen zijn aanzienlijk. Ook de geestelijke gezondheid van een groeiend aantal burgers is een bron van zorg. Er zijn mensen die in een isolement verkeren, verkommeren en verloederen, en dikwijls overlast veroorzaken in hun omgeving. Geweld binnen relaties is een ernstig en verborgen probleem dat slachtoffers eist. Vermaatschappelijking, extramuralisering, vergrijzing en sociaal isolement stellen nieuwe eisen aan de gezondheidszorg en de maatschappelijke opvang. Er zijn nieuwe samenwerkingsverbanden tussen verschillende zorgverleners nodig. Het is van belang dat deze samenwerkingsverbanden niet alleen vanuit het perspectief van de zorgaanbieders totstandkomen, maar vooral vanuit het perspectief van de burgers. Op grond van onderstaande wetgeving zullen wij nu en in de toekomst proberen bij te dragen aan een lokale infrastructuur voor zorg, die inspeelt op de maatschappelijke trends en ontwikkelingen.
4.
Veranderende wetgeving
Gewijzigde Wet op de Collectieve Preventie Volksgezondheid De Wet op de Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) werd ingevoerd in 1989. Ze legt aan de gemeenten een aantal taken op om de gezondheidssituatie van de bevolking te bewaken en om specifieke taken in de openbare gezondheidszorg uit te voeren. In 1995 stelde de Commissie Versterking Collectieve Preventie Volksgezondheid dat de samenwerking tussen de verschillende overheden en ook de gemeenten onderling beter zou moeten. De relatie tussen de gemeente(n) en de GGD behoefde verbetering en de integrale aanpak van de gemeentelijke verantwoordelijkheden voor volksgezondheid diende meer nadruk te krijgen. In 2000 besloot het kabinet een aantal extra taken en verantwoordelijkheden voor gemeenten te verankeren in een vernieuwde WCPV. De wetswijziging is per 1 januari 2003 van kracht geworden. In de gewijzigde wet is de definitie van collectieve preventie aangescherpt. Onder collectieve preventie wordt nu verstaan: bescherming en bevordering van de gezondheid van de bevolking of van specifieke groepen daaruit, alsmede het voorkomen en het vroegtijdig opsporen van ziekten onder die bevolking. De collectieve preventie richt zich dus niet in de eerste plaats op ziekte en zieken, maar meestal op in principe (nog) gezonde mensen. Collectieve preventie levert een belangrijke bijdrage aan het realiseren van een betere volksgezondheid. Het doel is gezondheidswinst: het verlengen van gezonde levensverwachting, het voorkomen van vermijdbare sterfte en het verhogen van de kwaliteit van het leven. De gemeente draagt zorg voor continuïteit, samenhang en afstemming binnen de collectieve preventie en met de curatieve gezondheidszorg. De volledige inhoud van de WCPV vindt u in bijlage 3. Wet maatschappelijke ondersteuning Het kabinet heeft in de Miljoenennota 2004 de Wet maatschappelijke zorg aangekondigd. Deze wet moet in 2006 in ieder geval delen van de Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en onderdelen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vervangen. De nieuwe wet geeft burgers niet het recht op dienstverlening, maar legt vast wat zij redelijkerwijs van gemeenten mogen verwachten aan ondersteunende diensten. Gemeenten moeten volgens de nieuwe wet de regierol op zich nemen. Zij staan het dichtst bij de burger en hebben de expertise en sociale structuur om een goed integraal dienstenpakket aan te bieden. Zij moeten het sociale vangnet gaan bieden voor
3
kwetsbare burgers in de samenleving. Een groep die de komende decennia fors zal groeien als gevolg van de vergrijzing en de extramuralisering van de gezondheidszorg. Het kabinet heeft de naam van de wet inmiddels veranderd in Wet maatschappelijke ondersteuning. Het wetsontwerp wordt verwacht in het najaar van 2004. Het is op voorhand duidelijk dat de wet grote consequenties heeft voor de gemeente: er komen nieuwe taken en bevoegdheden bij. We zullen ons daar grondig op moeten voorbereiden en inrichten.
Uitvoeringsprogramma: voorbereiding Wet maatschappelijke ondersteuning
4
Hoofdstuk 2: Preventie Gezondheid is een groot goed. Gezonde burgers voelen zich beter, zijn minder vaak ziek, werken meer en langer, kortom: zij kunnen beter meedoen in de maatschappij. De Wet Collectieve Preventie legt bij de gemeenten de verantwoordelijkheid neer om de gezondheid van de bevolking te beschermen en te bevorderen en om ziekten onder de bevolking te voorkomen en vroegtijdig op te sporen. Daarnaast hebben we te maken met wet- en regelgeving op het terrein van milieu, die ons oplegt om de kwaliteit van het leefmilieu te bewaken en te verbeteren. Preventie is een zaak van lange adem, waarvan de directe effecten doorgaans niet of nauwelijks meetbaar zijn. Daarnaast willen we benadrukken dat belangrijke beïnvloedingsmogelijkheden voor gezondheid bij de burgers zelf liggen. Gezond gedrag is een belangrijk middel om ziekten te voorkomen. Wij kunnen onze burgers ondersteunen bij het maken van gezonde keuzes. Dit hoofdstuk gaat over de preventieve taken en activiteiten van de gemeente ten aanzien van de volksgezondheid. We maken daarbij onderscheid in twee categorieën: -
het voorkómen van ziekten en (ontwikkelings)achterstanden; gezondheidsbescherming door te zorgen voor een gezonde leefomgeving.
1.
Voorkómen van ziekten en achterstanden
In bijlage 2 geven we aan hoe de gemeente Nijmegen die taken op dit moment invult. We zoomen hier in op drie belangrijke onderdelen van het preventief gezondheidsbeleid: bevorderen van gezond gedrag, het voorkomen van psychische klachten en de jeugdgezondheidszorg. Dit zijn ook in het rijksbeleid speerpunten, genoemd in de recent verschenen kabinetsnota Langer gezond leven; Ook een kwestie van gezond gedrag. Bevorderen van gezond gedrag Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft in 2002 de gezondheidssituatie in 1 Nederland indringend in beeld gebracht . Hoewel we in Nederland tot nu toe steeds langer leven en ook langer in goede gezondheid, zakt Nederland door ongezond gedrag af naar de middenmoot van Europa. Extra zorgelijk is dat ongezondheid, ziekten en voortijdige sterfte sommige bevolkingsgroepen harder treffen dan andere. Vooral bij mensen met een lage opleiding en een laag inkomen, onder wie veel allochtonen, blijft de gezondheid achter. Ook de leefstijl van de jeugd baart zorgen. Uit onderzoek van de GGD blijkt dat de gezondheid van inwoners van de regio Nijmegen weinig afwijkt van het landelijk gemiddelde. Een uitzondering is de geestelijke gezondheid, die in deze regio wat slechter lijkt te zijn dan landelijk. Overigens zou het kunnen zijn dat mensen hier eerder hulp zoeken en vaker antidepressiva voorgeschreven krijgen. Cijfermatige gegevens over de gezondheid van de Nijmegenaren vindt u in bijlage 5. Sportstimulering Een van de gemeentelijke middelen om gezond gedrag te bevorderen is om burgers te stimuleren meer te bewegen. De laatste Stadsmonitor laat wat dat betreft een gunstige ontwikkeling zien. Tussen 1996 en 2003 is het aantal Nijmegenaren dat aan sport doet flink gestegen: van 48 naar 61%. Er is sprake van een sterkere stijging bij mannen dan bij vrouwen. Wij blijven investeren in het verhogen van sportdeelname, met name onder de jeugd Dit doen we direct door het financieren en faciliteren van sportactiviteiten, en indirect door het ondersteunen van sportverenigingen en het instandhouden van sportaccommodaties. Zie ook het uitvoeringsprogramma ‘Nijmeegs Model voor Wegen en Bewegen’ in bijlage 1.
1 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; Van Oers, J.A.M. (eindredactie). Gezondheid op Koers? Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) 2002. Houten: Bohn Stafleu van Loghum/RIVM, 2002.
5
Voorkómen van psychische klachten Psychische aandoeningen ontstaan over het algemeen door een combinatie van aanleg, omgevingsfactoren, stress en leefstijl. Preventie en het vroeg opsporen van psychische aandoeningen kunnen zorgen voor het tijdig behandelen van klachten, zodat deze niet verergeren en voor het individu, omgeving en maatschappij minder ingrijpende gevolgen hebben. Als het aan de huidige minister van Volksgezondheid ligt wordt de verantwoordelijkheid voor collectieve preventie van psychische klachten overgeheveld van de AWBZ naar gemeenten. Dat geeft ons meer mogelijkheden om de afstemming en samenwerking tussen welzijn, preventie en zorg te bevorderen. Op dit moment is de jeugdgezondheidszorg een van onze belangrijkste instrumenten voor preventie en vroegtijdige opsporing van psychische klachten. Daarnaast willen we hier het project Huiselijk geweld noemen dat binnenkort van start gaat, omdat geweld een belangrijke oorzaak blijkt te zijn van depressies en angststoornissen. Door de vergrijzing en de vermaatschappelijking van de zorg wonen ouderen, gehandicapten en mensen met psychiatrische problemen in toenemende mate zelfstandig in de wijk. Het is van belang dat zij participeren in de lokale samenleving en dat voorkomen wordt dat ze in een sociaal isolement 2 raken, met alle risico’s van dien. Hier ligt een taak voor de `civil society’ , zonodig ondersteund door het professionele welzijnswerk. Bij de invulling en uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning zullen we nader ingaan op de preventie van psychische klachten. Jeugdgezondheidszorg De jeugdgezondheidszorg (JGZ) is gericht op actieve en tijdige opsporing van ziekten en gezondheidsrisico’s, die een normale fysieke, mentale en sociale ontwikkeling kunnen verstoren. Door haar grote bereik en het regelmatige contact met (jonge) kinderen en hun ouders is de JGZ een waardevol instrument in ons gezondheids- en jeugdbeleid. Sinds 2003 zijn de gemeenten 3 verantwoordelijk voor de JGZ voor nul- tot negentienjarigen. De GGD voert de zorg voor deze hele leeftijdsgroep integraal uit en is daarmee uniek in Nederland. In nagenoeg alle gemeenten wordt de zorg voor nul- tot vierjarigen nog uitgevoerd door thuiszorg- of kruiswerkorganisaties. Naast middelen voor de uitvoering van de wettelijk verplichte taken ontvangen we van het Rijk een (beperkt) budget voor maatwerk. Een gerichte besteding van dit maatwerkdeel biedt kansen voor een samenhangend gezondheids- en jeugdbeleid. We werken dit verder uit in het uitvoeringsprogramma Jeugdgezondheidszorg.
2.
Zorgen voor een gezonde leefomgeving
Of de leefomgeving “gezond” is, wordt bepaald door vele factoren. Goede (levensloopbestendige) woningen, sociale en verkeersveiligheid, ruimte om te spelen en recreëren, adequate en bereikbare voorzieningen, sociale cohesie, dit alles beïnvloedt de leefbaarheid van buurten en wijken. In deze nota gezondheidsbeleid willen we iets verder ingaan op een andere belangrijke gezondheidsbepalende factor: de milieukwaliteit van de leefomgeving. Milieubeleid De basis voor ons huidige milieubeleid is het Nijmeegs Milieubeleidsplan 2002-2005. Een van de beleidsdoelstellingen is bij te dragen aan een ervaarbare verbetering van de leefomgeving. Het gemeentelijk milieubeleid beweegt zich op twee gebieden: leefbaarheid (hier en nu) en duurzaamheid (daar en later). Kwaliteit is de leidraad in het milieubeleid. We hebben diverse instrumenten om die kwaliteit na te streven: het toepassen van wet- en regelgeving en handhaving, bescherming van kwetsbare gebieden of natuurwaarden en het reguleren van de dynamiek in de stad. Uit het Milieubeleidsplan is het Uitvoeringsprogramma Verbetering Luchtkwaliteit Nijmegen voortgevloeid. Het bevat concrete projecten en maatregelen die gezamenlijk bijdragen aan een betere luchtkwaliteit in de 2 Civil society: de maatschappelijke verbanden waar burgers deel van uitmaken en die gericht zijn op samenwerken, elkaar ondersteunen en elkaar waar nodig en mogelijk het nodige verschaffen. Het gaat hierbij zowel om allerlei informele verbanden tussen burgers onderling, zoals mantelzorg en vrijwilligerswerk, als om formele maatschappelijke initiatieven in georganiseerd verband (non profit-instellingen en soms profit-instellingen. 3 Voorheen viel de zorg voor de nul- tot vierjarigen onder de AWBZ.
6
stad. Andere maatregelen die het gezondheidsbeleid raken liggen op het terrein van bodem, water, geluid en afval. Voor een overzicht van het milieubeleid verwijzen we naar de beleidsinventarisatie in bijlage 2. Kankerincidentie Nijmegen-West In de jaren negentig ontstond er ongerustheid onder de bevolking in Nijmegen-West en Weurt (gemeente Beuningen) over het aantal mensen met kanker in deze gebieden en de mogelijke relatie met de industrie. Onderzoek door het Universitair Medisch Centrum St. Radboud (UMC) en het Integraal Kankercentrum Oost wees uit dat er in de periode 1989-2001 voor alle kankersoorten samen sprake was van een lichte verhoging voor Weurt, Beuningen en Nijmegen-West. In vergelijking met heel Gelderland en Overijssel waren er kankersoorten die minder voorkwamen, maar was er een verhoging te zien van het aantal mensen met long- en mond- en keelkanker. Volgens de onderzoekers is het echter moeilijk om met dit onderzoek aan te tonen dat er sprake is van een kankercluster. Nog moeilijker is het om met dit onderzoek uitspraken te doen over mogelijke oorzaken van long- en mond- en keelkanker. De onderzoekers geven aan dat het onwaarschijnlijk is dat analyses over een nog langere periode tot nieuwe inzichten zullen leiden. In de loop van 2004, na overleg met milieu- en bewonersorganisaties, zal de gemeente Nijmegen een definitief standpunt innemen over vervolgstappen.
7
Hoofdstuk 3: Werken vanuit het perspectief van de burger Inleiding In het collegeakkoord 2002-2006 wordt de burger centraal gesteld. Het uitgangspunt is dat iedereen mee doet. Mensen die buiten de boot (dreigen te) vallen moeten worden ondersteund, zodat ze (weer) in staat zijn om zoveel mogelijk zelfstandig te functioneren en eigen keuzes te maken. Willen we de burgers optimaal bereiken met het lokaal gezondheidsbeleid, dan moeten we ons bewust zijn van de doelgroepen voor wie we werken. Werken vanuit het perspectief van de burger is niet alleen beter voor de inwoners, maar biedt ook kansen om het aanbod effectiever te organiseren. De ketenbenadering, die al op een aantal beleidsterreinen wordt toegepast, kan bijvoorbeeld overlappingen en leemten in het aanbod aan het licht brengen. De inzet van middelen heeft meer effect, als het aanbod voldoet aan de vragen en behoeften van de doelgroep. Als we “werken vanuit het perspectief van de burger” vertalen naar de gezondheidszorg, dan komen we al snel uit bij het veelgehoorde begrip vraagsturing. In dit hoofdstuk wordt het begrip gedefinieerd en verkennen we de grenzen ervan. We geven aan wie de klanten, de vragers zijn in het lokaal gezondheidsbeleid en wat de instrumenten van de gemeente zijn om hun vraag centraal te stellen.
1.
Wat is vraagsturing?
Het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn geeft de volgende definitie van vraagsturing: Het vergroten van de mogelijkheden om bij de financiering en organisatie van de gezondheidszorg de wensen van de zorgvrager tot hun recht te laten komen. Een uitkomst van vraaggestuurd beleid is vraaggestuurde zorg: Hulpverlening waarbij niet het verplichte aanbod de oplossingsrichting bepaalt, maar waarbij de cliënt met zijn situatie, mogelijkheden en zorgvraag centraal staat.
2.
Wie zijn de “vragers” in het lokaal gezondheidsbeleid?
Alle inwoners van Nijmegen De doelgroep van het lokaal gezondheidsbeleid is in feite de totale bevolking van de gemeente. Vanuit het algemeen belang bewaken we bijvoorbeeld dat er voldoende (eerstelijns)voorzieningen verspreid over de stad zijn en werken we aan de verkeersveiligheid. De Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid schrijft voor dat de gemeente de gezondheid van de bevolking moet bevorderen. We dienen ziekten onder die bevolking te voorkomen en vroegtijdig op te sporen. Specifieke doelgroepen Binnen het totaal zijn er groepen die speciale aandacht vragen. De aard van de verantwoordelijkheid die we ten aanzien van deze groepen hebben verschilt. We maken onderscheid in preventie, ondersteuning, (ambulante) zorg en opvang. In het Nijmeegse gezondheidsbeleid onderkennen we de volgende specifieke aandachtsgroepen, met bijbehorende interventies: -
jeugdigen (en hun ouders): preventie ouderen: preventie en ondersteuning allochtonen: preventie (chronisch) zieken: ondersteuning mensen met een functiebeperking: ondersteuning dak- en thuislozen: preventie, (ambulante) zorg en opvang verslaafden: preventie, (ambulante) zorg en opvang
8
3.
Grenzen van vraagsturing
Het is niet altijd mogelijk om de vraag van een (groep) burger(s) leidend te laten zijn voor het beleid of het aanbod van voorzieningen: • •
•
Schaarste is een beperkende factor, voor individuele burgers, maar ook voor zorgaanbieders en de overheid. Mensen vragen soms meer dan geboden kan worden uit oogpunt van beschikbare financiële middelen, menskracht, etc.; Soms heeft de overheid een specifiek doel of belang dat indruist tegen de vraag van de burger. Zo kan de gemeente er voor kiezen op een bepaalde locatie een voorziening te realiseren, die op protest van omwonenden stuit. Het algemeen belang is dan strijdig met de vraag van een groep burgers; Niet iedereen is in staat zijn vraag te onderkennen en dan ook nog goed te formuleren. Soms heeft iemand zelfs geen vraag, maar is er toch hulp of behandeling nodig. Denk bijvoorbeeld aan een zwerver met tbc onder de leden, die behandeld móet worden in verband met het gevaar voor een epidemie.
Gezien het bovenstaande is het beter om te spreken van vraaggericht werken dan van vraagsturing. Wij nemen de behoeften en belangen van de burgers als uitgangspunt voor ons beleid, maar door diverse beperkingen kan de vraag niet altijd sturend zijn.
4.
Ongevraagde hulp: de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
Er is een groeiende groep mensen die in de knel raken en kampen met een meervoudige problematiek. Het reguliere aanbod bereikt hen niet, zelf vragen ze niet om hulp. Isolement of overlast zijn vaak het gevolg. Dit is het terrein van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ). De gemeente is op grond van de WCPV verantwoordelijk voor het bevorderen van de OGGZ. De kern is dat mensen actief en ongevraagd benaderd worden, dat ze toegeleid worden naar de benodigde zorg en dat dit alles in een sluitende keten gebeurt. Samen met de instellingen hebben we de laatste jaren diverse initiatieven ontwikkeld. We willen de bestaande structuren versterken en verder uitwerken en stellen hiervoor een afzonderlijk uitvoeringsprogramma op (zie bijlage 1).
5.
De vraag in beeld
Een voorwaarde voor vraaggericht werken is vanzelfsprekend dat we de vraag van de burgers goed in het vizier hebben. Dit is niet zo eenvoudig, omdat wensen en behoeften divers en aan verandering onderhevig zijn. We beschikken reeds over veel informatiebronnen, zoals de gezondheidsprofielen van de GGD, de jeugdmonitor en diverse andere onderzoeken van de gemeente en de Katholieke Universiteit. Het is zaak om die goed te inventariseren en te ordenen. Dan zal blijken wat ontbreekt om vraaggericht beleid te kunnen maken en om resultaten van beleid te meten. We gaan onze wettelijke taak om inzicht te verwerven in de gezondheidssituatie van de bevolking, bewuster en gerichter uitvoeren. Zo leggen we tevens een goede basis voor het volgende gezondheidsplan (20062009). Participatie van burgers In de gemeentelijke beleidsontwikkeling speelt cliënten- en doelgroepparticipatie een belangrijke rol. We hebben frequent contact met vertegenwoordigers van de diverse doelgroepen. De Seniorenraad en het Gehandicaptenplatform adviseren ons gevraagd en ongevraagd. Het gemeentelijk wijkmanagement biedt veel kansen om een gezondheidsbeleid op maat te voeren. Er is veel kennis opgebouwd over de situatie in de diverse wijken en er zijn veel contacten met wijkbewoners. Dit alles kan input zijn voor het gezondheidsbeleid. We gaan hier verder op in, in het hoofdstuk over Gezondheid en de wijkaanpak .
9
6.
Gemeentelijke sturingsinstrumenten
De gemeente heeft een aantal instrumenten om het vraaggericht werken in de praktijk te bevorderen. Subsidiebeleid De gemeente kan bij de verstrekking van subsidies voorwaarden opleggen aan de ontvangende instelling of organisatie. Deze voorwaarden kunnen gaan over het betrekken van cliënten bij de ontwikkeling van beleid of uitvoeringsprogramma’s, bij de bewaking van de kwaliteit aanbod, etc. Daarnaast kan de gemeente via een subsidiecontract sturen op inhoud en uitvoering van het werk. Zo kan samenwerking tussen instellingen bevorderd worden. Maar ook kunnen we als voorwaarde stellen dat het aanbod van een instelling zo wordt samengesteld dat het goed aansluit bij de wensen en de beleving van de klant. Een verdergaande vorm hiervan is de zogenaamde dialoogsturing. Er wordt in een bepaald (geografisch) gebied of ten aanzien van een onderwerp een ketenregisseur aangesteld, die met behulp van subsidiemiddelen zorgt voor een sluitende keten, samenhang in het aanbod van de diverse instellingen. De meest verregaande vorm van vraagsturing in het subsidiebeleid is om burgers de middelen te geven om zelf de benodigde diensten in te kopen. Dit gebeurt bijvoorbeeld met het persoonsgebonden budget. Wij zullen het subsidiebeleid waar mogelijk inzetten om organisaties voor zorg en welzijn te stimuleren vraaggericht te werken. Het inspelen op de situatie en specifieke vragen van bijzondere aandachtsgroepen hoort daar ook bij. Ketenmanagement Ketenmanagement is een onmisbaar instrument bij vraaggericht werken. Instellingen en organisaties moeten ervoor zorgen dat hun aanbod van zorg- en dienstverlening goed op elkaar aansluit en dat de verschillende onderdelen vloeiend in elkaar overlopen. Ook bij de ontwikkeling van beleid kan de ketenbenadering van toepassing zijn. Beleidsvragen moeten vanuit alle relevante invalshoeken bekeken worden. Samenwerking tussen afdelingen en directies is geboden. In de maatschappelijke zorg en de jeugd(gezondheids)zorg wordt de ketenbenadering al enige tijd toegepast. We willen dit de komende jaren uitbouwen en verfijnen. De Wet maatschappelijke ondersteuning biedt ons straks waarschijnlijk meer mogelijkheden om te kunnen regisseren op de zorgketens. Het fenomeen ketenmanagement wordt nog iets verder uitgewerkt in bijlage 6. Informatie en advies Door de veranderingen in de organisatie van zorg en wonen krijgen burgers steeds meer keuzemogelijkheden. Dit maakt het er voor veel mensen niet eenvoudiger op een passende oplossing te kiezen. Daarom is het belangrijk dat er een herkenbare en laagdrempelige voorziening komt voor informatie en advies: één loket waar men terecht kan voor informatie over het aanbod, vraagverheldering en advies over de te maken keuzes en voor begeleiding. De ontwikkeling van de zorgloketten relateren wij aan de ontwikkeling van een gemeentelijk dienstverleningsconcept en aan de Wet maatschappelijke ondersteuning (zie het uitvoeringsprogramma in bijlage 1). Momenteel worden de eerste verkenningen in regionaal verband gedaan. Toegang tot de zorg Een goede indicatiestelling voor zorgfuncties is essentieel binnen het vraaggericht werken. Op dit moment is dit nog een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Naar alle waarschijnlijkheid met ingang van 2005, gaat de rijksoverheid de indicatiestellingen voor alle AWBZ-functies aansturen. Als in 2006 een deel van de AWBZ-taken naar de gemeenten gaan (in het kader van de Wmo), dan zal dit deels weer veranderen. De indicaties voor de Wvg blijven bij de gemeente. Het is van belang dat voor zorgvragers helder blijft waar zij terecht kunnen.
10
11
Hoofdstuk 4: Gezondheid en de wijkaanpak Inleiding Wijkgericht werken is de laatste jaren ook in Nijmegen een gevleugeld begrip geworden. Door allerlei maatschappelijke ontwikkelingen en ideeën over hoe problemen het best kunnen worden opgelost, hebben we ons vizier steeds meer naar de wijk verlegd. In het huidige collegeakkoord “Sterke Wijken, Sociale Stad” is de wijkaanpak stevig verankerd. Door de burger en zijn eigen leefomgeving centraal te stellen, proberen we maatwerk te leveren in beleid en uitvoering. In dit hoofdstuk worden richtingen gegeven voor een wijkgerichte aanpak van het lokaal gezondheidsbeleid. We kijken naar de voorzieningen in de wijk. Welke basisvoorzieningen op het gebied van gezondheid en zorg moeten er in een wijk zijn? Wat zijn daarbij aandachtspunten? Vervolgens gaan we in op gezondheidsverschillen tussen bewoners. Onderzoek wijst uit dat groepen met een slechtere gezondheid vaak geconcentreerd in bepaalde wijken wonen. Tot slot geven we aan hoe wijkgericht gezondheidsbeleid praktisch vorm kan krijgen.
1.
Voorzieningen in de wijk
Elke wijk heeft een aantal basisvoorzieningen nodig op het terrein van gezondheid en zorg. Als basisvoorzieningen merken wij aan: huisarts, fysiotherapie, algemeen maatschappelijk werk en consultatiebureau. Zeker in achterstandswijken en in wijken waar woonservicegebieden worden ingericht, en waar dus relatief veel ouderen, gehandicapten en andere zorgvragers wonen, moeten deze functies voor iedereen goed bereikbaar zijn. We stimuleren multifunctioneel ruimtegebruik, onder andere door voorzieningen die dezelfde doelgroepen bedienen met elkaar te combineren. Een voorbeeld hiervan is dat in nieuw te bouwen open wijkscholen zo mogelijk het consultatiebureau wordt meegenomen. Sommige basisvoorzieningen staan onder druk, zoals bijvoorbeeld de huisartsenzorg. De gemeentelijke mogelijkheden voor ondersteuning zijn beperkt. Maar vanuit de zorg om bereikbaarheid voor iedereen zullen we ons steeds inspannen om het voorzieningenniveau in de wijken op peil te houden. Huisartsenzorg In toenemende mate wordt de gemeente geconfronteerd met signalen dat de continuïteit van de huisartsenzorg onder druk staat. Het aantal contacten per huisarts neemt toe, terwijl de groei van het aantal huisartsen achterblijft. Er dreigt een tekort aan huisartsen en de verwachting is dat dat tekort zal groeien. Als gevolg van vergrijzing in de doelgroep zelf, zal de komende tien jaar nog een forse uitstroom te zien zijn. Zittende huisartsen en de organisaties die hen vertegenwoordigen proberen in te spelen op deze ontwikkelingen, door de voorwaarden voor startende huisartsen zo gunstig mogelijk te maken. Er worden plannen gemaakt voor samenwerking in gezondheidscentra en zogenaamde 4 HOED-constructies . De mogelijkheden om in deeltijd te werken, het delen van de kosten van huisvesting en praktijkondersteuning, directe samenwerking met paramedische zorg etc. zouden jonge huisartsen kunnen verleiden zich te vestigen in “bedreigde” gebieden. Huisartsen hebben te maken met een toenemende taakverzwaring. (Stedelijke) problemen en maatschappelijke ontwikkelingen hebben tot gevolg dat er een groter beroep op hen wordt gedaan en dat de zorgvragen meer divers worden: • • •
Allochtone groepen hebben elk hun eigen specifieke gezondheidsproblemen en hulpvragen. In de afgelopen jaren zijn deze groepen zowel in omvang als in diversiteit sterk gegroeid; Het algemene streven om ouderen, gehandicapten, chronisch zieken en psychiatrische patiënten zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen, vergroot het beroep op de eerstelijnszorg en versterkt de diversiteit van de zorgvraag; Groepen als dak- en thuislozen, verslaafden, ex-psychiatrische patiënten, vereenzaamde ouderen en illegalen maken de zorgvraag ingewikkeld.
Het gemeentebestuur heeft slechts beperkte invloed op de organisatie van de gezondheidszorg en daardoor weinig directe mogelijkheden om de eerstelijns zorg te ondersteunen. We rekenen het
4
HOED: Huisartsen Onder Een Dak.
12
echter wel tot onze verantwoordelijkheid om mee te helpen problemen op te lossen. We hebben daardoor de volgende instrumenten: • • •
Het bij elkaar brengen van partijen, om gezamenlijk oplossingen voor (dreigende) problemen te zoeken; Helpen zoeken naar oplossingen voor huisvestingsbehoeften. Bijvoorbeeld door in structuur- en bestemmingsplannen voldoende ruimte te scheppen voor gezondheidsvoorzieningen, juist ook in aanpakwijken waar de beschikbare ruimte beperkt is; Zorgen voor samenhang met preventieve en welzijnszorg, omdat dat immers terreinen zijn waar de gemeente sturend is. Het doel is om sluitende ketens van zorgvoorzieningen te vormen.
Uitvoeringsprogramma: Eerstelijnszorg
Woonservicegebieden en wijkservicepunten De gemeente is in samenwerking met zorgaanbieders, welzijnsorganisaties, woningcorporaties en cliëntengroeperingen bezig om woonservicegebieden in te richten, verspreid over de stad (inclusief de Waalsprong). Dit houdt in het realiseren van levensloopbestendige wijken. Het doel is om ouderen en mensen met een functiebeperking in staat te stellen zolang mogelijk zelfstandig te blijven wonen in de eigen wijk, voorzien van de benodigde zorg en dienstverlening. In woonservicegebieden wonen niet alleen zorgvragers. Het gaat er juist om wijken te creëren voor iedereen en voor alle leeftijden. Voor een woonservicegebied bestaat geen eenduidig recept. Wel is het zo dat er in ieder woonservicegebied als kloppend hart een wijkservicepunt zal moeten zijn. Welke functies hier samenkomen, staat niet op voorhand vast. Het wijkservicepunt is bij voorkeur gelegen in de buurt van voorzieningen zoals winkels en openbaar vervoer. Het centrum hoeft niet één groot gebouw te zijn, maar kan meerdere gebouwen of locaties omvatten. Ook kunnen bestaande gebouwen, zoals wijkcentra of bestaande verzorgingshuizen functies vervullen. Afhankelijk van de situatie wordt de meest praktische oplossing gekozen. Wat functies betreft, kan gedacht worden aan: • Zorgdiensten, zoals een 24-uurs zorgsteunpunt, dagopvang, alarmeringspost, spreekuur maatschappelijk werk, huisarts, tandarts, paramedische diensten, etc. • Welzijnsdiensten, zoals activiteitenruimte, maaltijdgebruik, ouderenadviseur, informatieloket, etc. • Commerciële diensten, zoals kapper, pedicure, bank, fitness, etc. De samenhang met de eerstelijnszorg is tweeledig. De aanwezigheid van huisartsenzorg, fysiotherapie en andere paramedische functies is essentieel in een woonservicegebied, in verband met de bereikbaarheid voor de zorgvragers. Anderzijds biedt de clustering van voorzieningen in het woonservicegebied veel kansen voor samenwerking en multifunctionele huisvesting.
2.
Sociaal-economische gezondheidsverschillen
De maatschappelijke gelaagdheid leidt tot verschillen in gezondheid. De kans op ziek worden is voor mensen met een lage opleiding of een laag inkomen groter. Ook brengen mensen met een hoge opleiding meer jaren in goede gezondheid door en is de gemiddelde leeftijd waarop ze overlijden hoger dan bij mensen met een lage opleiding. We hebben het hier over sociaal-economische gezondheidsverschillen: systematische verschillen in gezondheid tussen mensen met een hoge en mensen met een lage positie op de maatschappelijke ladder. Er wordt landelijk regelmatig onderzoek gedaan naar gezondheid in de bevolking en dus ook naar gezondheidsverschillen tussen verschillende groepen. Wanneer gevraagd wordt naar hoe men de gezondheid ervaart, daalt het aantal mensen dat de gezondheid als “matig” of “slecht” ervaart met het toenemen van het opleidingsniveau. Ook het al of niet hebben van betaald werk blijkt sterk te discrimineren tussen mensen die hun gezondheid als goed ervaren en zij die een minder goede gezondheid hebben. Hetzelfde geldt voor het bezoek aan de huisarts. Lager opgeleiden gaan vaker naar de huisarts. Van verschillende leefgewoonten als roken en minder gezond eten is bekend dat deze vaker voorkomen bij mensen met een lage sociaal economische status.
13
De relatie tussen gezondheid en de sociaal-economische positie is ook wederkerig: wie een minder goede gezondheid heeft, loopt vervolgens ook weer het risico van een minder goede sociaaleconomische positie. Het zal geen verbazing wekken dat een slechtere gezondheidssituatie onder de bevolking zich voor een belangrijk deel concentreert in een aantal wijken. Wijken waar het gemiddelde opleidings- en inkomensniveau relatief laag is, en waar relatief veel sociaal-maatschappelijke problemen zijn zoals werkloosheid, individuele en huishoudenproblematiek. Maar ook de fysieke omgeving kan een rol spelen: huisvesting, binnen- en buitenmilieu, ruimte voor recreatie en ontspanning, etc. Veel van deze maatregelen voeren we al programmatisch en op samenhangende wijze uit in het kader van het wijkmanagement. Er worden vierjaarlijkse wijkaanpakprogramma’s gemaakt voor de aanpakwijken. Deze programma’s bevatten naast fysieke (beheer)activiteiten veel maatregelen die op het sociale vlak liggen. Er is aandacht voor sociale activering, werkgelegenheid, veiligheid, aanpak van individuele problemen en het realiseren van voorzieningen voor jongeren. Dit alles vanuit de optiek dat een integrale aanpak van fysieke, sociale en economische maatregelen nodig is, om de situatie in achterstandswijken te verbeteren. Gezondheid komt in de wijkaanpakprogramma’s indirect aan de orde, via zaken als de aanpak van sociale en individuele problemen en de zorg voor leefbaarheid en (sociale) veiligheid. In de komende wijkaanpakprogramma’s zullen we aandacht besteden aan het terugdringen van sociaal-economische gezondheidsverschillen Uitvoeringsprogramma: Sociaal-economische gezondheidsverschillen
14
Tot slot Samenvatting In de inleiding hebben we het al aangekondigd: we gaan onze regierol in het lokaal gezondheidsbeleid verder oppakken en nader invullen. Dit doen we door de hoofdlijnen van het beleid uit te stippelen (met de vaststelling van deze nota), daarmee prioriteiten te stellen en de uitvoering van die prioriteiten te bewaken. We zijn inkoper van diensten van uitvoerende organisaties, (proces)bewaker en onpartijdig bemiddelaar. Binnen het totaal zijn er groepen die speciale aandacht vragen. De aard van de verantwoordelijkheid die we ten aanzien van deze groepen hebben verschilt. We maken onderscheid in preventie, ondersteuning, (ambulante) zorg en opvang. In het Nijmeegse gezondheidsbeleid onderkennen we de volgende specifieke aandachtsgroepen, met bijbehorende interventies: -
jeugdigen (en hun ouders): preventie ouderen: preventie en ondersteuning allochtonen: preventie (chronisch) zieken: ondersteuning mensen met een functiebeperking: ondersteuning dak- en thuislozen: preventie, (ambulante) zorg en opvang verslaafden: preventie, (ambulante) zorg en opvang
Waar kiezen we inhoudelijk voor? Binnen de wettelijke preventieve taak die we op het terrein van gezondheid hebben, geven we prioriteit aan de jeugdgezondheidszorg, het bevorderen van gezond gedrag en aan de preventie van psychische problemen. Dit alles naast de zorg voor een gezonde leefomgeving. Voor de uitvoering van het beleid kiezen we voor principes als vraaggericht werken en wijkaanpak. Beide zijn uitingen van wat het huidige gemeentebestuur hoog in het vaandel heeft staan: de burger staat centraal en iedereen doet mee! We voelen ons verantwoordelijk voor mensen die buiten de boot (dreigen te) vallen. We willen hen ondersteunen om weer zelfstandig te kunnen participeren in de samenleving. Voor alle Nijmegenaren is er het belang van de beschikbaarheid en bereikbaarheid van gezondheids- en zorgvoorzieningen. We bewaken dat er voldoende voorzieningen zijn, en dat ze goed gespreid zijn over de stad. Waar knelpunten optreden zullen we, binnen onze beperkte mogelijkheden, ondersteuning bieden bij het oplossen daarvan.
Middelen ambtelijke capaciteit Binnen de totale ambtelijke capaciteit is 1,8 fte beschikbaar voor de uitvoering van de regierol in het lokaal gezondheidsbeleid. Binnen deze formatie moeten ook de reguliere taken worden uitgevoerd, zoals de accountrol richting de GGD, de ontwikkeling en uitvoering van de OGGZ, het aanspreekpunt voor de eerstelijnszorg, etc. Ook is hierin de formatie meegenomen die we nodig achten voor de voorbereiding op en invoering van Wet maatschappelijke ondersteuning. We gaan ervan uit dat 1,8 fte voldoende is om het gezondheidsbeleid verder te ontwikkelen en regisseren, omdat in al deze taken het voeren van regie intrinsiek aanwezig is. Een verstandige aanwending van deze beschikbare capaciteit is nodig om de uitvoering van deze nota tot een succes te maken. De lopende organisatieontwikkeling van de Directie Inwoners biedt hiervoor kansen. financiën We zitten in een periode van slinkende budgetten, waardoor we steeds kritischer met de financiële middelen moeten omgaan. We gaan er in principe dan ook vanuit dat de uitvoeringsprogramma’s die uit deze nota volgen, binnen de bestaande kaders worden gerealiseerd.
15
Bijlage 1 De uitvoeringsprogramma’s
1. Voorbereiding op en invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning In de loop van 2004 wordt duidelijk wat de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning precies gaat inhouden en wat de consequenties voor de gemeenten zijn. Wij zullen dit jaar dan ook moeten starten met ons voor te bereiden op de nieuwe wet. Nu al is duidelijk dat de wet ingrijpende financiële en organisatorische consequenties voor de gemeenten zal hebben. De voorbereiding op en de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning krijgt een plaats binnen de organisatieontwikkeling bij de Directie Inwoners
2. Invulling Maatwerkdeel Jeugdgezondheidszorg Naast het uniforme deel van de jeugdgezondheidszorg (JGZ), dat met name de wettelijk verplichte taken bevat, krijgen de gemeenten (beperkte) middelen van het rijk om JGZ-producten op maat in te kopen. De regiogemeenten streven er naar om met ingang van 2005 een pakket op maat te gaan inkopen bij de GGD. In 2004 moet er besluitvorming plaatsvinden bij de individuele gemeenten. Bij de samenstelling van het maatwerkdeel is de aansluiting met het integraal jeugdbeleid een belangrijk aandachtspunt.
3. Nijmeegs Model voor Wegen en Bewegen De gemeente Nijmegen participeert in het project ‘Nijmeegs model voor wegen en bewegen’. Het wordt getrokken door Stichting Zevenheuvelenloop. De GGD, UMC Kinderziekenhuis St. Radboud en de St. Maartenskliniek nemen ook deel. Doel van het project is om de groeiende trend van kinderen met overgewicht een halt toe te roepen. Er worden met name activiteiten ontwikkeld die gericht zijn op scholen in “probleemgebieden”. Daarnaast zijn de interventies gericht op het bewust worden van ouders en kinderen over het belang van gezonde voeding en voldoende beweging. Er is al veel aanbod op dit terrein. In het kader van het project wordt het netwerk van aanbieders gemobiliseerd en samenhang in het aanbod aangebracht. Het Kinderziekenhuis doet epidemiologisch onderzoek om de resultaten te volgen. Het is de bedoeling dat het project in 2004 wordt uitgevoerd. Er zijn Europeese, provinciale en gemeentelijke subsidies aangevraagd.
4. Onderzoek naar gezondheid In het uitvoeringsprogramma “onderzoek naar gezondheid” formuleren we de behoefte aan beleidsinformatie en – onderzoek voor het lokaal gezondheidsbeleid. We inventariseren wat voor onderzoek gemeente, GGD en KUN momenteel doen naar de vraag en de gezondheidstoestand van Nijmegenaren. Vervolgens maken we een concreet en gericht onderzoeksprogramma op het terrein van gezondheid voor gemeente en GGD. Een belangrijk onderdeel zal de volksgezondheidsmonitor zijn die landelijk is ontwikkeld en onlangs is gestandaardiseerd.
5. Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Op grond van de WCPV is de gemeente verantwoordelijk voor het bevorderen van de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ). Hieronder valt in ieder geval: het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het terrein van de OGGZ, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen, het bieden van psychosociale hulp bij rampen, het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de OGGZ.
16
De GGD speelt een centrale rol in de uitvoering van de OGGZ. Deze organisatie heeft de afgelopen jaren, samen met de gemeente en AWBZ-gefinancierde instellingen het nodige ontwikkeld. Voorbeelden zijn het Meldpunt Bijzondere Zorg en het ketenmanagement ten aanzien van dak- en thuislozen. Het terrein is nog steeds sterk in ontwikkeling en al werkende stuiten we op de nodige knelpunten. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning zal straks ook voor dit onderwerp gevolgen hebben. Wij willen onze gemeentelijke regierol invullen door gezamenlijk een actieplan OGGZ voor de komende jaren op te stellen. Wij nemen het initiatief en betrekken in het proces de volgende partijen: GGD, GGZ, de Grift, Arcuris, Passade.
6. Eerstelijns zorg Wij nemen het initiatief om een actieplan Eerstelijnszorg voor de komende 15 jaar te maken. We nodigen daarvoor de volgende partijen uit om deel te nemen in een werkgroep: Zorgverzekeraar VGZ, de Regionale Huisartsen Vereniging, GGD en PPCF. De werkgroep zou de volgende opdracht mee kunnen krijgen: Breng (dreigende) tekorten en andere problemen van de Nijmeegse eerstelijnszorg in kaart. Maak op basis hiervan een wijkgericht actieplan voor de komende 15 jaar. Uitgangspunt is dat er voldoende eerstelijnszorg moet zijn, verspreid over de stad, met voldoende mogelijkheden om ook de specifieke aandachtsgroepen te bereiken. De gemeente is bereid als trekker van deze werkgroep op te treden. We gaan er van uit dat elke deelnemende organisatie oplossingen inbrengt die passen bij de eigen (wettelijke) taken en verantwoordelijkheden van die organisatie. 7. Sociaal-economische gezondheidsverschillen Het terugdringen van de gezondheidsverschillen tussen de sociaal-economische groepen, kan alleen via een integrale aanpak. Er zijn maatregelen nodig op diverse leefgebieden van mensen die in een achterstandspositie verkeren. De gemeente beschikt over allerlei instrumenten die we deels al inzetten en die deels nog kunnen worden aangescherpt. Ze liggen op uiteenlopende terreinen: • • • • •
armoedebeleid, sociale activering en arbeidsmarkttoeleiding, jeugdgezondheidszorg, bevordering van een gezonde leefstijl bij (groepen) mensen met een lagere sociaal-economische status, inzet van maatregelen ter bevordering van een gezonde leefomgeving (wonen en milieu), verbetering van de toegankelijkheid van de (eerstelijns) gezondheidszorg in achterstandswijken.
In dit uitvoeringsprogramma zullen we de Nijmeegse situatie in beeld brengen, in eerste instantie gebruik makend van de beschikbare onderzoeksgegevens. Vervolgens formuleren we concrete doelen en bekijken we in multidisciplinair verband hoe we de sociaal-economische gezondheidsverschillen in Nijmegen kunnen terugdringen. Het streven is om dit onderwerp op alle relevante beleidsterreinen aandacht te geven.
Planning 2004-2006 programma Voorbereiding op de Wet maatschappelijke ondersteuning Invulling Maatwerkdeel Jeugdgezondheidszorg Nijmeegs Model voor Wegen en Bewegen Onderzoek naar gezondheid Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Eerstelijns zorg Sociaal-economische gezondheidsverschillen
uitvoering 2004-2005 2004 2004 2005 2004 2005 2005
17
Bijlage 2: Inventarisatie bestaand beleid Programma5 Openbare gezondheidsz org
Productgroe p6 Collectieve preventie
Product7
Deelproduct/activiteit
Doelgroep
Budget 20048, in euro’s
I/S9
Samenwerkingspartners
Jeugdgezondheidszorg
Jeugdgezondheidszorg 019 jaar, uniform deel
0-19 jarigen
S
GGD
Jeugdgezondheidszorg 019 jaar, maatwerkdeel Preventieve logopedie Infectieziektenbestrijding, medische milieukunde, ondersteuning gemeente Aidspreventie Inloopspreekuur prostitutie Meldpunt Bijzondere Zorg
0-19 jarigen
1.432.960 (doeluitkering rijk) plus 1.202.207 (JGZ-deel binnen de uitvoering verplicht takenpakket GGD, vlgs. GGD-begroting) (plus 230.177 logopdie?) 144.480
S
GGD
Alle inwoners
?? 877.984
S
GGD
risicogroepen prostituées Mensen met meerv. problemen die niet om hulp vragen Ketenmanager OGGZ Mensen met meerv. problemen die niet om hulp vragen Verdere ontwikkeling Mensen met meldpunt bijzondere zorg meerv. (integratie met andere problemen functies) die niet om hulp vragen Allochtone zorgconsulenten allochtonen
34.930 20.484 95.391
S S S
GGD GGD GGD, partners OGGZ
180.000
I (uitloop in 2005)
GGD, partners OGGZ
100.000
I
GGD, partners OGGZ
96.272 in 2004 daarna 51.600
Forensische geneeskunde
Alle inwoners
17.708
Huidige GGD, huisartsen college periode S GGD
Onderzoek Kankerincidentie
Inwoners NijmegenWest
30.450
Preventie Infectieziekten
Sluitende zorg
Ondersteuning gemeente
5 6 7 8 9
Volgens DIBB idem idem idem, bedragen opgenomen voor 2004 Incidenteel of Structureel
Huidige UMC St. Radboud, Integraal college Kankercentrum Oost periode
Bescherming Dierenwelzijnsbeleid volksgezondh eid
Opvang zwerfdieren
Alle inwoners/ zwerfdieren Alle inwoners
23.132
s
Dierenhotel de Mère
40.300
s
DAR, GAKU
Alle inwoners/ zwerfdieren Ambtelijke coördinatie bij (Toekomstige het zoeken naar ruimtelijke ) bewoners mogelijkheden en het bij Waalsprong elkaar brengen van verschillende zorgaanbieders, om medische clusters in de waalsprong te realiseren.
40.300
s
Dierenambulance Nijmegen
nvt
s
Gemeente
Internaatszorg, Sociaal pension, Begeleid wonen, Nachtopvang, Dagopvang
Dak-en thuislozen
1.696.308, waarvan 60.000 bestemd is voor nader in te dienen projecten.
s
Arcuris
Opvang ex-gedetineerde jongeren
Exgedetineerde jongeren Dak-en thuislozen
11.000
s
Moria
115.000 voor beroepskrachten 31.299 voor exploitatie 5.445 voor klein onderhoud pand
s
zwerfjongere n Mensen met psychosocial e problemen Mensen die tijdelijk onderdak behoeven (verslaafde) dak- en thuislozen
278.457
s
Arcuris: werkgever beroepskrachten NUNN (eerste helft 2004), vanaf de tweede helft 2004 zal Passade optreden als werkgever Subsidie voor exploitatie en onderhoud gaan naar ZDT/NUNN Sancta Maria
1.630.937
s
Passade
320.398
s
Passade, Renvooi
721.830
s
Arcuris
Ophalen dode dieren openbare weg Ophalen zwerfdieren openbare weg Regie en afstemming gezondheidsv oorzieningen
Maatschappe- Maatschappe Maatschappelijke lijke zorg en lijke zorg opvang dienstverlening
Nachtopvang in zelfbeheer (beroepskrachten)
Internaatszorg zwerfjongeren Crisisopvang en begeleid wonen Bieden van tijdelijke woonvoorziening
Multifunctioneel centrum (nachtopvang en dagopvang alocoholisten)
2
Toezicht MFC
vrouwenopvang
(verslaafde) dak- en thuislozen, omwonenden Uitvoering Buurtbeheerplan (verslaafde) dak- en thuislozen, omwonenden Sociaal pension (RIBW) Dak- en thuislozen met psychiatrisch en verslavingspr obleem
225.000
I
Gemeente, afd. Toezicht
100.000
I
Gemeente
Pm, (in ontwikkeling, realisatie in 2005)
RIBW
Vrouwenopvang en hulpverlening
Vrouwen en kinderen die te maken hebben met mishandeling en (sexueel)gew eld prostituees
806.815
St. Hera
Slachtoffers en daders relationeel geweld
450.000
I
St. Hera, GGD, Passade
208.400
s
De Grift
451.800
s
De Grift
370.900
s
De Grift
200.400
s
De Grift
734.300 253.900 35.500
s s
De Grift De Grift De Grift
153.800
s
De Grift
51.300
s
De Grift
Opvang en hulpverlening prostituees Project relationeel geweld
Verslavingszorg
Preventieactiviteiten
Algemeen (m.n. jeugd) Voordeur/ambulante Mensen met behandeling/polikliniek verslavings probleem Beschikbaarheid ambulante Idem zorg Straathoekwerk/veldwerk Jongeren tot 27 jaar Inloop/methadon MFC Verslaafden De Cirkel Prostituees Zwerfjongeren ZwerfjongeRen Focus Probleemjong eren Macondoproject ambulant Harddrugsver slaafden
3
Maatschappelijk werk
Maatschappe Informele zorg lijke dienstverlenin g
Ouderen en mensen met een functiebeperki ng
Gehandicapt enbeleid
Macondo begeleid wonen Macondo begeleid wonen SOV Outreachend straathoekwerk
Idem Idem
45.300 60.400
s s
De Grift De Grift
jongeren
15.100
s
De Grift
Algemeen maatschappelijk werk: cliëntgerichte hulpverlening, signalering en dienstverlening aan derden Maatschappelijk werk op de ‘Leerwerkplaats Meiden’ van het MontessoriCollege; bedoeld om de meisjes die (dreigen) uit (te) vallen met intensieve begeleiding toch binnen het onderwijs te houden. Slachtofferhulp: (im)materiële schade van slachtoffers te verhalen of te beperken
Alle inwoners
1.947.674
s
Nijmeegse Instelling voor Maatschappelijk Werk
Meisjes die (dreigen) uit (te) vallen uit het onderwijs
149.785
s
Nijmeegse Instelling voor Maatschappelijk Werk
s
St. Slachtofferhulp
Ad a 33.593
S
Stichting Hulpdienst
Ad b
472
S
Vereniging EHBO-Lent
26.689 10.360
S S
a. b. c.
392
S
Zorgverlening door vrijwilligers: a. assistentie binnens-en buitenshuis,boodscha ppen, vervoer en begeleiding daarbij, klussen, gezelschap, voorlichting-en begeleidingsactiviteite n i.r.t. uitvoeringstaken b. verzorging, opleiding en uitgifte van EHBOdiploma’s. Verzorging 1e hulpverlening bij lokale activiteiten en evenementen
Recreatieve/educatieve Gespecialiseerd vormingsactiviteiten en ontspanningswerk
Slachtoffers 18.688 van delicten en verkeersonge vallen
a.
hulpbeh oevende n
b. een ieder die een EHBOdiploma wilt halen en mensen die 1e hulp nodig hebben
verstandelijk a. gehandicapte b. n c.
Stichting GVO Stichting de Driestroom De Klup Over Betuwe
4
Belangenbehartiging en a. visieontwikkeling
b.
Wet voorzieningen gehandicapten
Integrale indicatiestelling
Ouderen en mensen met een functiebeperki ng
Ouderenbelei d
Belangbehartiging en visieontwikkeling
Bevorderen van het integratieproces door op voorwaardenscheppen de wijze de collectieve maatschappelijke belangen van m.m.f op diverse terreinen te behartigen: voorlichting, beeldvorming., bevordering v.d. toeleiding naar het arbeidsproces en het bieden van werkplekervaring binnen de WIGorganisatie; Het geven van gevraagd en ongevraagd advies aan B&W en raad, op al die terreinen die het lokaal integraal gehandicaptenbeleid betreffen.
a. aandeel DIW b. woonvoorzieningen c. vervoersvoorzieningen d. rolstoelen Aanpassing openbare gebouwen en ruimten a. Indiceren voor AWBZvoorzieningen b. Indiceren voor WVGvoorzieningen Ondersteuning initiatieven: eigen beleidsontwikkeling en beleidsadvisering. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de deskundigheid bij uitvoerende instellingen en organisaties
Mensen met a. een functiebeperk ing
115.454
Werkgroep Integratie Gehandicapten
b. 42.630
Gehandicapt en
a. 958.611 b. 2.294.217 c. 5.037.308 d. 1.062.689 500.000
Gehandicapt en Ouderen en a. 1.126.610 mensen met een functiebeperk b. 818.085 ing Ouderen 48.074
Platform Gehandicaptenbeleid Nijmegen
S S S S s
a. Gemeente (DIW) b. Corporaties, aannemers c. Leveranciers d. Leveranciers Gemeente (DGG)
S
Regionaal Indicatieorgaan Nijmegen e.o.
S S
Stichting Welzijn Ouderen Nijmegen (SWON), Seniorenraad, individuen, uitvoerende instellingen
5
Ouderen en mensen met een functiebeperki ng
Ondersteuning en begeleiding
Maatschappelijke participatie
a. b. c. d. e. f. g. h.
ouderenadvisering Ouderen informatie maaltijdservice personenalarmering buurtconciërge 55+ service huisbezoekproject budgetbeheer ouderen
a. b. c. d. e. f. g. h.
731.849 233.438 124.153 33.820 29.172 21.632 68.067 11.191
S S S S S S S s
a.
Ontspanning en educatie
a.
293.028
S
Activiteitenbemiddelin g c. Activiteitenbegeleiding aan huis d. Ondersteuning aanvullende initiatieven Instandhouding Alle inwoners ambulancevoorziening
b.
9.751
S
c.
22.689
S
d.
15.551
S
Geneeskundige Alle inwoners Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen, incl. preventieve inzet van ambulance bij grootschalige evenementen.
24.738
Ouderen
SWON SWON SWON SWON SWON SWON SWON Stichting Fibon Ad a. SWON, Activiteitencentrum Doddendaal, KBO-excursies KBO St. Werkgroep Wijzer Ouder Worden, Talis woondiensten, Seniorengroep Waterkwartier FNV-Ouderenbond, ANBO, Wat heet Oud-Lent Ad b. Stichting Gilde
b.
Veiligheid
Rampenbestr Regionale ijding Ambulancevoorziening Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
Ad c. SWON
170.613
2004 laatste jaar S
Ad d. Avond 4-daagse voor Ouderen Brakkenstein, St. Fibon
Gemeenschappelijke regeling veiligheid en hulpverlening Gelderland Zuid Gemeenschappelijke regeling veiligheid en hulpverlening Gelderland Zuid
6
Sport
Verhogen Realisatie Sportieve school sportdeelnam samenwerkingsverband Sportdocent OWS e en (sportieve driehoek) Kwaliteit bewegingsonderwijs Schoolschaatsen Schoolzwemmen Club Extra Themasporten Sport jij al? Speel-GOED Aangepast sporten Jongeren 12+ Senioren Sportief MBVO Sportevenementen Mariekenloop 7-Heuvelenloop NK-turnen Nijmegen Global Athletics Nieuwe evenementen/Topsporters fonds Overige sportieve Fietsvierdaagse evenementen Diverse verenigingsverzoeken Sportservice Nijmegen Sport- en Speluitleen Sportinfomarkt sportprijs Sportprijs Verenigings Loketfunctie Ontwikkeling front- en Ondersteubackoffice ning op maat Verenigingsondersteuning op maat Jaarlijkse subsidies m.b.t. ondersteuning verenigingen partnerships Hazenkamp
Algemeen, m.n. jeugd en ouderen
102.964 63.649 76.726
Algemeen Algemeen Algemeen Algemeen Algemeen
21.021 224.703 37.204 116.666 57.573 62.960 45.321 163.884 99.475 134.773 4.538 23.000 30.000 12.500 15.000
Algemeen
1.134
Algemeen
37.707
Algemeen Algemeen Algemeen Verenigingen
51.596 14.356 7.772 91.149
Verenigingen
114.054
Verenigingen
101.693 28.000
TWO-B
11.344
STJN
3.360
Nieuwe initiatieven
39.500
T/m 2005 Optione el t/m 2007 T/m 2006 T/m 2004
7
(Multifunction ele) accommodati es
binnensportaccommod aties
Ijsbaan Triavium Zwembaden
Jan Massinkhal (exploitatie) algemeen
721.708
Sporthallen (exploitatie) Sportzalen (exploitatie) Gymnastieklokalen (exploitatie)
algemeen algemeen algemeen
1.312.687 841.484 882.210
algemeen algemeen
959.569 91.000 + investeringsvolume 1.000.000 t.b.v. renovatie (additioneel) 1.704.775 excl. indexering 3.877.310 174.000 (max. kapitaallast t.b.v. o.a. verbetering Sportpark Brakkenstein)
Goffertbad (exploitatie)
SFN zwembaden Buitensportaccommoda Breedte- en topsport ties Accommodaties (exploitatie)
algemeen algemeen
8
Aanpalend beleid dat van invloed is op gezondheid (bron: Stadsbegroting 2004-2007 en DIBB) Programma Mobiliteit
Productgroep Verkeersbeleid
Doelstelling De aanpak van verkeersonveiligheid gebeurt in het kader van Duurzaam Veilig. Er wordt onderscheid gemaakt in zachte en harde maatregelen. De zachte maatregelen hebben m.n. te maken met permanente verkeerseducatie. Doel hiervan is dat alle verkeersdeelnemers continue hun bekwaamheden op peil houden om veilig aan het verkeer deel te nemen. Dit gebeurt via binnen- en buitenschoolse educatie, voorlichting en handhavind waarbij doelgroepen worden onderscheiden naar leeftijd en/of vervoerswijze. Er wordt veel samengewerkt met onderwijs, verkeersveiligheidsorganisaties, andere gemeenten en politie. De harde maatregelen richten zich op de infrastructuur, het veiliger maken van de wegen.
doelgroep Alle verkeersdeelnemers
Begrotingsbedrag 2004 Zachte maatregelen: € 120.000 Harde maatregelen: € 120.000
Leefomgevingskwaliteit
Leefomgevings kwaliteit alg.
Het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving door: • opstellen van milieuadviezen voor een bij het type gebied passende leefomgevingskwaliteit bij ruimtelijke, infrastructurele en economische ontwikkelingen; • vormgeven van de STOLP in Nijmegen West/Weurt; • het implementeren van de landelijke vernieuwing beleid externe veiligheid (bedrijven/transportroutes); • beperken van de milieubelasting die consequenties kan hebben voor de bodem en lucht; • stimuleren van initiatieven met betrekking tot het vergroten van de leefbaarheid in wijken en waar mogelijk deze ondersteunen middels het Milieu Stimuleringsfonds Door het verlenen van vergunningen en strikt handhaven van de milieuvoorschriften, dragen wij bij aan het behoud en verbeteren van de leefomgeving. Door het verlenen van vergunningen en strikt handhaven van de milieuvoorschriften, dragen wij bij aan het behoud en verbeteren van de leefomgeving. Verantwoord en efficient omgaan met de binnen de stad aanwezig bodem. Dit doen we o.a. door het controleren van bodemsaneringen, het opzetten en uitvoeren van een handhavingsbeleid en het uitvoeren van een gemeentelijk (interim) asbest-inbodembeleid. De heersende geluidsniveaus veroorzaakt door het (trein)verkeer en de bedrijfsactiviteiten per wijk vastleggen, beheren en waar mogelijk verlagen. Het uiteindelijke doel is het aantal mensen dat last heeft van lawaai zoveel mogelijk te beperken. Het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit van de burgers in Nijmegen door een effectieve en efficiënte inzameling en milieuhygiënische en kostenverantwoorde verwerking van diverse soorten afvalstromen.
Alle inwoners
€ 1.234.000
Alle inwoners
1.248.000
Alle inwoners
1.147.000
Alle inwoners
396.000
Alle inwoners
821.000
Alle inwoners
107.000
Milieubeheer bedrijven MKB Milieubeheer bedrijven industrie Bodem
Geluid
Afval
9
Lucht
Het behouden en verbeteren van de leefomgevingskwaliteit van de burgers in Alle inwoners Nijmegen, door de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen door bedrijven zoveel mogelijk terug te dringen. Ook de belasting van luchtkwaliteit door mobiliteit en door huishoudens wordt hierin betrokken. Ook effecten die op langere termijn de luchtkwaliteit van de Nijmeegse regio kunnen beïnvloeden spelen hierbij een rol. Maatregelen zijn op de eerste plaats brongericht (bijv. schonere voertuigen). Pas als deze toereikend zijn, zullen ruimtelijke (bijv. zonering) of effectgerichte maatregelen worden ingezet. De maatregelen hebben enerzijds een gebiedsgericht karakter en worden vaak uitgevoerd in samenwerking met andere beleidsvelden.
140.000
10
Bijlage 3
Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid
WCPV oude situatie
WCPV vernieuwde situatie per 1-1-2003
Artikel 1: definitie collectieve preventie: bewaking en bevordering van de volksgezondheid voor zover deze samenhangt met risico’s met een collectief karakter.
Artikel 1: definitie collectieve preventie: bescherming en bevordering van gezondheid van de bevolking of van specifieke groepen daaruit alsmede het voorkomen en het vroegtijdig opsporen van ziekten onder die bevolking.
Artikel 2: taken a) het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking;
Artikel 2: gemeentelijke taken a) het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking; deze taak omvat in ieder geval het eenmaal per vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid, op landelijk gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens omtrent deze gezondheidssituatie; b) het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen; c) het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van gezondheidsvoorlichting en opvoeding d) het bevorderen van medisch-milieukundige zorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het signaleren van ongewenste situaties, het adviseren over risico’s in het bijzonder rampen of dreigingen van rampen, het beantwoorden van vragen uit de bevolking, het geven van voorlichting en het doen van onderzoek; e) het bevorderen van technische hygiënezorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het bijhouden van een lijst met instellingen waar, gezien de aard van de doelgroep en de omstandigheden waaronder de activiteiten worden verricht, een verhoogd risico bestaat op verspreiding van pathogene micro-organismen, het adviseren van deze instellingen over mogelijkheden op het gebied van bouw, inrichting en organisatie van de activiteiten om deze risico’s te verkleinen, het signaleren van ongewenste situaties, het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting; f) het bevorderen van de openbare geestelijke gezondheidszorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de OGGZ, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen, het bieden van psychosociale hulp bij rampen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de OGGZ.
b) het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen met gevolgen voor het leef milieu; c) het bevorderen van de hygiëne en de psychohygiëne; d) het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van gezondheidsvoorlichting en opvoeding.
Artikel 3a: De gemeenteraad draagt zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. Zij draagt in ieder geval zorg voor: a) het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en bedreigende factoren; b) het ramen van de behoefte aan zorg; c) de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, m.u.v. PKU, CHT en AGS (hielprikje) en het aanbieden van vaccinaties voortkomend uit het Rijksvaccinatieprogramma; d) het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding; e) het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen. Artikel 3b: De gemeenteraad stelt voor 1 juli 2003 en vervolgens elke vier jaar een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid vast, waarin hij ten minste aangeeft hoe hij uitvoering geeft aan de in de artikelen 2,3, eerste lid en 3a genoemde taken en de in artikel 5, tweede lid, genoemde verplichting.
2
Bijlage 4 •
• •
•
• • •
•
•
•
•
• •
Overige wetgeving op het gebied van de volksgezondheid
Wet Voorzieningen Gehandicapten Het gemeentebestuur draagt zorg voor het verlenen van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen ten behoeve van gehandicapten, zodat dezen kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. De gemeente moet in dit kader bij verordening regels vaststellen. Wet Ambulancevervoer Deze wet verplicht gemeenten samen te werken in centrale posten ambulancevervoer en om te voorzien in ambulancevervoer als het particulier initiatief dat niet doet. Wet Infectieziektebestrijding In deze wet zijn verschillende zaken geregeld ten aanzien van hoe gemeenten moeten reageren op het vóórkomen van de in de wet genoemde infectieziekten en welke bevoegdheden ze hebben om verdere infecties te voorkómen. Wet Bijzondere Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) De BOPZ geeft de burgemeester de bevoegdheid om mensen, die vanwege hun psychische toestand acuut gevaar veroorzaken voor zichzelf of hun omgeving, te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis. Wet op de Lijkbezorging In deze wet is geregeld hoe de gemeente moet handelen bij overlijden, begraven en cremeren. Onder meer is de gemeente verplicht om te beschikken over een gemeentelijke lijkschouwer. Quarantainewet Deze wet bevat voorschriften bij het vóórkomen van besmettelijke ziekten bij mensen die in Nederland wonen. Destructiewet De gemeente moet ervoor zorgen, dat kadavers van in de wet genoemde dieren (destructiemateriaal) op hygiënische wijze worden afgevoerd naar het zogenaamde destructiebedrijf dat van die kadavers nuttige producten maakt. Op basis van deze wet moet de gemeente een verordening maken waarin is geregeld wat de houder van dat destructiemateriaal ermee moet doen, hoe het moet worden bewaard tot dat het wordt opgehaald, enz. Waterleidingwet Er is een verbinding van deze wet met de Wet Bestrijding Infectieziekten. Wanneer werknemers van een waterleidingbedrijf een besmettelijke ziekte hebben, moet dat worden gemeld bij de inspecteur voor de volksgezondheid of bij de directeur van de GGD. Wet Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen De gemeenten in de werkgebieden van de in deze wet genoemde clusters van GGD-en moeten een gemeenschappelijke regeling sluiten om een GGD in dat gebied aan te wijzen. Deze GGD neemt het voortouw in de voorbereiding en uitvoering van de geneeskundige hulpverlening bij rampen. De wet beschrijft verder de verantwoordelijkheid en de taak van de GGD en andere betrokkenen. Rampenwet In verband met de Wet Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen is het ook goed om de Rampenwet in de gaten te houden, die de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van de gemeenten bij rampen beschrijft. Wetgeving Buitengewoon Onderwijs Op grond van deze wet, in combinatie met de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid, is de gemeente verplicht om de GGD op te dragen om te adviseren over toelating van kinderen toto het buitengewoon onderwijs. Algemene bijstandswet (sociaal medische advisering) Het Regionaal Indicatieorgaan geeft adviezen aan B&W ten behoeve van beschikkingen op basis van deze wet. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) De provinciale ent-administratie zorgt voor de uitvoering van het Vaccinatiebesluit. Het vaccinatiebesluit is een besluit op grond van de AWBZ. Gemeenten zijn verplicht op basis van art.57 van de AWBZ en de daarbij horende ministeriële regeling kosteloos gegevens te leveren voor de uitvoering van de AWBZ. Verder subsidieert het College voor Zorgverzekeringen uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten het bevolkingsonderzoek op borstkanker, waarin de gemeente c.q. de GGD een belangrijke faciliterende en voorlichtende rol vervult. Gemeenten dienen aan de (geautoriseerde) uitvoerders van de onderzoeken op systematische wijze gegeven uit de gemeentelijke
3
•
•
• •
bevolkingsadministratie (GBA) te verstrekken ten behoeve van de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken borstkanker en baarmoederhalskanker. Ziekenfondswet Een aantal gemeenten heeft te maken met het logopedistenbesluit dat gebaseerd is op de Ziekenfondswet. De reden is dat de GGD van deze gemeenten zowel preventieve als curatieve logopedie uitvoert. (In de regio Nijmegen is hiervan overigens geen sprake.) Wet Tarieven Gezondheidszorg In het kader van deze wet is de Vereniging van Nederlandse gemeenten aangewezen als vertegenwoordigend orgaan voor gemeenten, die optreden als uitvoerder van ambulance vervoerplannen op basis van de Wet Ambulancevervoer. Besluit Indicatiebeoordeling Verpleging en Verzorging Vanaf 1 januari 1998 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de indicatiestelling voor verzorgingshuizen, verpleeghuizen en thuiszorg. Kwaliteitswet Zorginstellingen Deze wet bevat regels omtrent de wijze waarop de kwaliteit van de zogr, verleend door zorginstellingen, door de overheid wordt gewaarborgd. De wet draagt gemeenten die een instelling in stand houden op, om toezicht te houden op de kwaliteitszorg van die instelling.
4
Bijlage 5
1.
Gezondheidsprofiel Gemeente Nijmegen
Kenmerken & demografie
1.1 Bevolkingsopbouw 1999 en prognose tot 2015 Gezondheid, ziekte en sterfte zijn sterk gerelateerd aan leeftijd. Daarom is inzicht in de leeftijdsopbouw van de bevolking van belang. De leeftijdsopbouw in 1999 van de gemeente Nijmegen is vergeleken met die van Nederland. Naast de bevolkingsopbouw in 1999 is ook de bevolkingsprognose tot 2015 per leeftijdsgroep opgenomen. In deze prognose wordt zichtbaar welke leeftijdsgroepen in de gemeente (sterk) zullen toe- of afnemen in de komende jaren. De bevolkingsprognose van de gemeente wordt vergeleken met die van Nederland. Zo wordt ook zichtbaar of veranderingen in de bevolkingsopbouw in de gemeente al dan niet de landelijke trend volgen. Gegevens van de bevolkingsopbouw zijn afkomstig van het CBS. Gegevens van de bevolkingsprognose zijn afkomstig van het Gelders Informatie- en Documentatiecentrum voor Zorg en Welzijn (GIDZ). Bevolkingsopbouw In Nijmegen behoort een groot deel van de bevolking tot de groep van 20 - 30 jaar. Dit is met name te danken aan het feit dat Nijmegen een universiteit en een hogeschool heeft, en daardoor veel jonge mensen aantrekt. In Nijmegen studeren meer vrouwen dan mannen en ook dat is zichtbaar in de bevolkingsopbouw: meer vrouwen dan mannen zijn tussen 20 - 30 jaar oud. De omvang van de overige leeftijdsgroepen komen overeen met die van Nederland. Bevolkingsopbouw Nijmegen en Nederland 1999
Nijmegen 1999
Totaal aantal inwoners: 151.864
Nederland 1999
Totaal aantal inwoners: 15.760.225
Bevolkingsprognose De bevolking zal in Nijmegen met ruim 13.5% groeien. Dit is meer dan de bevolkingsgroei in Nederland (8.5%). Nijmegen is de enige gemeente van de tien gemeenten binnen de GGD regio Nijmegen waar de vergrijzing zich relatief in mindere mate zal manifesteren dan in Nederland. Wel zal de groep van 55 - 65 jaar sterk toenemen (sterker dan in Nederland). In tegenstelling tot de meeste andere gemeenten zal ook het aantal kinderen van 0 - 10 jaar toenemen.
5
Bevolkingsgroei in 2015 t.o.v 2000 in % in Nijmegen en Nederland
120 100 80 60 40 20 0 -20 -40 -60
Totaal
85 en ouder
80 - 84
75 - 79
70 - 74
65 - 69
60 - 64
55 - 59
50 - 54
45 - 49
40 - 44
35 - 39
30 - 34
25 - 29
20 - 24
15 - 19
10 - 14
05 - 09
-100
00 - 04
-80
Leeftijdscategorie Nijmegen
Nederland
Bevolking per 1-1-2001 en per 1-1-2002 2001: 153.636 2002: 154.662 1.2 Sociaal-maatschappelijke indicatoren De gegevens in deze paragraaf bestaan uit een aantal indicatoren, die een indruk geven van aard en omvang van al dan niet aanwezige sociale problematiek. Deze lijst is niet uitputtend. De beperking is al opgelegd door de bron, Sociale Atlas Gelderland 2001, waaruit deze gegevens zijn betrokken. Er zijn ook andere themakeuzes mogelijk. De hier gekozen indicatoren hebben direct of indirect meer of minder invloed op de gezondheid van de inwoners. Zo zal inkomen als onderdeel van sociaaleconomische status (SES) een andere invloed op de gezondheid hebben dan b.v. het aantal geregistreerde misdrijven, dat, overigens slechts ten dele, meer door aan- of afwezigheid van een gevoel van veiligheid invloed op de geestelijke gezondheid van de inwoners uitoefent.
Eenoudergezinnen
Aantal 5.322
% v. totaal 16.1
Werkzoekenden naar bemiddelbaarheid (peildatum okt. 2000) Aantal fase1/2 fase 3 fase 4 % < 27 jr. % v. tot. VBO/MAVO 9.699 26.8 27.0 31.8 16.8 57.9 fase1: direct bemiddelbaar fase2: binnen 1 jaar na kansverbeteringstraject fase3: langer dan na 1 jaar bemiddelbaar fase 4: langer dan na 1 jaar na kansverbeteringstraject (+ onbekend à 100%)
Uitkeringsgerechtigden (peildatum 1-1-2000) ABW WAO/WAZ/WAJONG Aantal 15 - 65 jr. % v. totaal aantal man vrouw % v.15 - 65 j. 7540 108.134 7.0 8.587 4.887 3.701 7.9
6
Misdrijven (peildatum 1999) Totaal p.1000 inw. tot.geweldmisdr. % tot p.1000 inw. Misdr ov10. p.1000 inw 24.583 161.9 1.488 6.1 9.8 2.177 14.3 Politiegegevens regionale politie (excl. KLPD/marechaussee) Misdrijf: strafbaar feit van de zware soort. Berechting door rechtbank.
Niet-westerse11 allochtonen (peildatum 1-1-2000) abs. aantallen niet-westers M/T/S/NA % M/T/S/NA M NA/A S 15.760 10.275 6.8 2.6651.885 1.455 4.350
T
Allochtonen (nieuwe standaarddefinitie CBS): 1e generatie: zij die zelf of van wie tenminste één van de ouders in het buitenland geboren zijn. 2e generatie: zij die in Nederland geboren zijn met tenminste één ouder die in het buitenland is geboren.
Inkomensgegevens Besteedbaar ink/inw % laag inkomen €9.800 44
10 11
% hoog inkomen 15
% uitkeringen 24
misdrijven overig: misdrijven van vernieling en openbare orde niet-westers: Turkije en alle landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Japan/Indonesië)
7
1.3 Achterstandscores van postcodegebieden De hier gepresenteerde achterstandsscores zijn door het Sociaal Cultureel Planbureau als een index geconstrueerd. Het geeft een indruk van de sociaal-economische positie van de inwoners van gemeenten en van postcodegebieden binnen de gemeente ten opzichte van elkaar. De index bestaat uit drie onderdelen: - het aandeel personen met een inkomen minder dan modaal - het aandeel personen met een lage opleiding - het percentage werklozen. Deze index is vervolgens gestandaardiseerd. Zo ontstaan scores, die iets zeggen over de onderlinge relatieve positie per postcodegebied. Hoe hoger de (+) score, hoe hoger de sociale achterstand in vergelijking met andere postcodegebieden. Een lage (-) score geeft een hoge sociale status aan. Het scorebereik loopt van -3.7 (hoge sociale status) tot (+) 4.2 (hoge sociale achterstand). Nijmegen Haven/industriegebied Hatert Goffert-zuid Bottendaal Hees Heseveld Centrum Meyhorst Hazenkamp Neerbosch Hatertse hei Altrade Goffert Heyendaal Kwakkenberg Lankforst Galgenveld Neerbosch west Ooyse Schependom Weezenhof
postcodegebieden 6541 6535 6534 6512 6542 6543 6511 6537 6531 6544 6533 6521 6532 6525 6523 6538 6524 6545 6522 6536
score 2.40 1.98 1.95 1.77 1.77 1.18 1.05 1.05 0.83 0.78 0.73 0.66 0.62 0.44 0.47 0.40 -0.21 -0.51 -0.69 -1.90
(peildatum 1995 Bron: Soc. Atlas Gelderland 2001) Score Nederland = 0 Hoge (positieve) score: grote achterstand max score in Gelderland: 4.15 tot -3.70
8
2. Verkeersslachtoffers Nijmegen In het volgende wordt het aantal verkeersslachtoffers per 10.000 inwoners in een grafiek weergegeven. Als aanvullende informatie worden het absolute aantal verkeersslachtoffers per gemeente weergegeven in een tabel. De meeste gegevens zijn afkomstig van het ROVG (Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Gelderland). Voor de berekening van het aantal verkeersslachtoffers per 10.000 inwoners werden de bevolkingsstatistieken van het CBS gehanteerd. Bij de onderstaande gegevens moet worden opgemerkt dat het alleen om de, bij de politie geregistreerde, ongevalslachtoffers gaat. Er is altijd sprake van een onderrapportage en dit zal zich met name voordoen in de groep lichtgewonden. Het werkelijke aantal verkeersslachtoffers zal dus hoger liggen. Het totale aantal slachtoffers binnen de gemeente Nijmegen is sinds 1996 gestaag gedaald. Terwijl de gemeente toen nog boven het landelijk en Gelders gemiddelde zat, kwam ze daar vanaf 1999 onder te zitten. Deze daling wordt echter met name veroorzaakt door een daling in het aantal licht gewonden. Het aantal doden en ziekenhuisopnamen nam in 1996 sterk af maar daarna bleef het stabiel. De daling in met name het aantal lichtgewonden in het verkeer is mogelijk een verdienste van het feit dat er strenger toezicht werd gehouden op bijvoorbeeld de snelheid. AANTAL VERKEERSSLACHTOFFERS PER 10.000 INWONERS. 40
Aantal slachtoffers per 10.000 inwoners
35
30
25
Totaal Nijmegen 20
Doden en ziekenhuisopnamen Nijmegen
15
10
5
0 1996
1997
1998
1999
2000
2001
Jaar
ABSOLUUT AANTAL VERKEERSSLACHTOFFERS NIJMEGEN. 1996-2001
1996 1997 1998 1999 2000 2001
doden Ziekenhuisopnamen lichtgewonden 10 94 447 7 83 421 5 111 379 6 76 323 7 85 318 6 93 267
totaal 551 511 495 405 410 366
9
3. Sterftecijfers Nijmegen (Bron: RGI 2002)
In het onderstaande wordt de sterfte allereerst beschreven als absolute sterfte: het totaal aantal overleden mannen en vrouwen. Behalve de totale sterfte wordt apart vermeld: de sterfte aan hartvaatziekten, kanker totaal, borstkanker, darmkanker, longkanker en COPD. De gegevens hebben betrekking op de samengevoegde jaren 1995 - 1999. Voor samenvoeging is gekozen vanwege de grote natuurlijke variatie in het optreden van sterfte per jaar. Naarmate een gemeente kleiner is zullen die variaties per jaar groter zijn. De keuze van één bepaald jaar geeft dan onvoldoende inzicht in de sterfte over de andere jaren. Gekozen is voor een periode van 5 recente jaren waarvan gegevens beschikbaar zijn. Absolute totale sterfte Het aantal overleden mannen in die periode bedroeg 3217. Op basis van de landelijke sterftecijfers werd een aantal van 3021 mannen verwacht. De SMR voor mannen in Nijmegen bedroeg 1.06. (Zie voor een verklaring van de SMR de bijlage berekening sterftecijfers). Deze sterfte lag 6% hoger dan in 12 Nederland en was niet significant . Aantal overleden vrouwen: 3452. Verwacht aantal 3359. Voor vrouwen in Nijmegen was de SMR 1.03. Deze sterfte was 3% hoger dan de sterfte in Nederland. Ook deze hogere sterfte was niet significant. Sterfte aan hart- en vaatziekten (HVZ) De absolute sterfte onder mannen in Nijmegen bedroeg 1101 ten een verwacht aantal van 1081. De SMR van de sterfte aan hart- en vaatziekten onder mannen in Nijmegen was 1.02. Er stierven dus 2% meer mannen aan hart- en vaatziekten dan gemiddeld in Nederland. Deze sterfte bleek niet significant. De sterfte aan HVZ onder vrouwen bedroeg 1253 tegen een verwacht aantal van 1253. De SMR van deze sterfte was daarmee 1.00. De sterfte onder vrouwen aan hart- en vaatziekten was precies gelijk aan het Nederlands cijfer. Sterfte aan kanker Het verwachte aantal sterfgevallen onder mannen was 933, terwijl de werkelijke sterfte in die periode 1008 bedroeg. De SMR was daarmee 1.08. Deze hogere sterfte bleek significant. Onder vrouwen werden 827 sterfgevallen verwacht op basis van de Nederlandse cijfers in dezelfde periode. Het aantal bedroeg echter 888. De SMR voor kanker onder vrouwen in Nijmegen was 1.07. Er gingen dus 7% meer vrouwen dood ten gevolge van alle vormen van kanker dan verwacht in Nederland. Deze oversterfte was "net" niet significant. Borstkanker De werkelijke sterfte onder vrouwen aan borstkanker bedroeg 176 Verwacht werd een aantal van 170. De SMR was 1.03. De sterfte aan borstkanker was 3% hoger dan de sterfte in Nederland en niet significant. Longkanker Het aantal mannen dat overleed bedroeg 321 tegen 299 verwacht. De SMR was 1.07. Er was dus sprake van 7% hogere sterfte dan in Nederland, die niet significant was. Er overleden 113 vrouwen aan longkanker tegen 91 verwacht. Een SMR van 1.24. Deze oversterfte van 24% bleek significant. Darmkanker De sterfte onder mannen bedroeg 122; de verwachting was 93. Een oversterfte van 31% (SMR 1.31), die significant bleek te zijn. Bij de vrouwen was de sterfte 107 tegen een verwacht aantal van 106. De SMR was 1.01. Dit cijfer bleek niet significant te zijn. Sterfte aan COPD De sterfte voor mannen in deze periode bedroeg 216 tegen een verwacht aantal van 186. De SMR bedroeg 1.16. Deze oversterfte was significant. Voor vrouwen was de werkelijke sterfte 141 tegen een verwacht aantal van 112. De SMR bedroeg 1.26. Deze oversterfte was eveneens significant. 12
Significant: de berekende waarde valt buiten de (natuurlijke) variatie in sterfte van de beoordeelde jaren. Dat wil zeggen dat deze waarde nauwelijks een verklaring voor de onder- of oversterfte kan vormen.
10
Levensverwachting De levensverwachting van de Nijmeegse mannen bij de geboorte was (in 1999) 74,6 jaar. Dit is vergelijkbaar met de levensverwachting van alle Nederlandse mannen gemiddeld, die op 74,9 jaar ligt. Voor vrouwen in Nijmegen is de levensverwachting hoger ten opzichte van de mannen, namelijk 79,3 jaar. Dit is wat lager dan de levensverwachting voor vrouwen in Nederland, die 80,1 jaar is (in 1999). Gemiddeld leeft een vrouw in Nijmegen dus 9,5 maand korter dan in Nederland.
4. Bevolkingsonderzoek Screening baarmoederhalskanker In 2001 werden in het kader van het bevolkingsonderzoek op baarmoederhalskanker in de regio Nijmegen ruim 16.000 vrouwen in de leeftijdklassen van 30 - 60 jaar opgeroepen. Dit gebeurt eens in de vijf jaar. De regionale opkomst was meer dan 65%. Deze opkomst is vrij stabiel met een geringe stijging over de afgelopen jaren. Bij de ruim 10.000 opgekomen vrouwen bleek bijna 90% van de onderzoeken al direct al zonder afwijkingen. Ongeveer 9% van de onderzoeken diende, onder meer om technische redenen, herhaald te worden. Slechts bij 0.8% (77 vrouwen) was nader onderzoek nodig. Een uitsplitsing naar gemeente van dit kleine aantal afwijkingen is weinig zinvol. Het opkomstpercentage in Nijmegen bedroeg 60%, lager dan het regionaal gemiddelde. Het is een bekend fenomeen, dat in grot(re) steden de opkomst altijd lager is dan in perifere gemeenten. Ook deze lager opkomst is stabiel over de jaren. Een verklaring vormt deels het grotere aantal allochtonen in deze steden, die zich veel minder aangesproken lijken te voelen om deel te nemen aan dergelijk screeningsonderzoek. Uitnodiging en deelname zonder/met bericht in absolute aantallen Uitnodiging Deelnemers niet deelnemers niet-deelnemers na zonder bericht bericht 7642 4581 59,9% 2655 406 Screening borstkanker In 2000 en 2001 werden in het kader van het bevolkingsonderzoek borstkanker in de regio Nijmegen bijna 30.000 vrouwen in de leeftijdsklasse van 50 - 75 jaar uitgenodigd. Dit wordt elke twee jaar herhaald. De regionale opkomst bedroeg 79%. Zoals ook bij de BMHKscreening is de opkomst in de jongste leeftijdsklassen het hoogst, meer dan 80%, en neemt deze af tot zo'n 65% in de hoogste leeftijdsgroep. Verschillen tussen stad en regiogemeenten zijn ook hier duidelijk: de opkomst in de grote(re) steden is het laagst. In de totale onderzoeksregio (groter dan alleen de regio Nijmegen) wordt gemiddeld ongeveer 1% van de onderzochte vrouwen verwezen voor verder onderzoek. Van hen blijkt ongeveer de helft daadwerkelijk borstkanker te hebben. In de regio Nijmegen betreft dat naar schatting ongeveer 120 vrouwen in deze onderzoekscyclus van 2 jaar. Een uitsplitsing naar gemeenten is niet bekend. Opkomst in de stad Nijmegen was 73%. Uitgenodigd 9.487
Opgekomen 6.888
opkomstperc 73%
11
5. Relevante gegevens uit het onderzoeksrapport Oud en Welbeschouwd 1997 (bron: tabellenboek Oud en Welbeschouwd 1998)
Ervaren eigen gezondheid heel goed/goed in % Man 60
Vrouw 51
Voorkomen chron. aandoeningen in %
geen aandoeningen 1-2 3-4 >4
Man 27 48 17 9
Vrouw 20 42 24 15
Belangrijkste chron. aandoeningen in % Man Vrouw slijtage gewrichten 30 56 hoge bloeddruk 22 29 COPD 13 12 HVZ 10 spataderen 14 21 prostaatklachten 16 incontinentie 7 16
Psychosociale problemen in % ps.problemen aanw.
Man 22
Vrouw 31
Man 15
Vrouw 24
(Niet duidelijk stijgend met de leeftijd)
Psychische problemen in % ps.problemen aanw.
(Evenmin duidelijk stijgend met de leeftijd)
Hulpverlenerscontacten in % (in laatste 3 maanden) huisarts 78 wijkverpleging 7 gezinszorg 10 fysiotherapie 15 specialist 35 dietist 3 pedicure 35 ouderenwerk 5 ziekenhuisopname 17 Gebruik zorgvoorzieningen in % warme maaltijd/open tafel 11 alarmering 7 ouderenvervoer 5 ouderengym 14 soc/cult act. 20 gem .financ. voorz. 5 gespreksgroepen 3
12
6. Gegevens Nijmeegse Instellingen voor Maatschappelijk werk (NIM) Nijmegen In begeleiding: 3200 "hulpeenheden", van wie man 40%; vrouw 60% (1 hulpeenheid = 1.25 persoon)
Leeftijdsklassen Ongeveer 58% valt in leeftijdsklasse 20 - 45 jaar Bijna 50% heeft opleidingsniveau tot vmbo; 35 % is uitkeringsgerechtigd (WW, ABW, ZW, WAO) Belangrijkste categorieën in de leefsituatie: alleenstaand 29% eenoudergezin 19% twee oudergezin 12% onbekend 30% Problemen Schulden (20%) en relatie ouder/kind (10%) vormen de hoofdmoot van de aangemelde problemen. Verwijzers Vooral huisartsen (40%) en scholen (26%) verwijzen naar het NIM (bron: jaarverslag NIM 2000/2001)
13
Bijlage 6
Ketenbenadering
Een aanpak die past binnen de gemeentelijke regie is de ketenbenadering. Deze wordt al toegepast ten aanzien van een aantal doelgroepen in Nijmegen (jeugd, dak- en thuislozen, verslaafden). We zien de ketenbenadering (ook) binnen het gezondheidsbeleid als een goede methode om te sturen en om afstemming te bereiken. De schakels in de keten (de uitvoerende organisaties) zijn organisatorisch, juridisch en economisch min of meer zelfstandig. De coördinerende werking binnen de keten zit ‘m vooral in de open en betrouwbare informatie-uitwisseling. Vitale onderwerpen in die uitwisseling van informatie zijn: • • • •
wat hebben we afgesproken over de gewenste opbrengst? wat wil en vindt de klant? waarmee dien ik het best de gezamenlijk geformuleerde en door de gemeenteraad vastgestelde doelen? wat moeten de andere ketenpartners met betrekking tot die doelen weten over mijn werk en eventuele problemen daarbij?
Alle schakels in de keten dragen medeverantwoordelijkheid voor de ketensturing. Dit kan onder andere als volgt worden ingevuld: • • •
periodiek overleg tussen de ketenpartners, zoals bijvoorbeeld het OGGZ-platform; het genereren van informatie uit onderzoek, bijvoorbeeld over de wensen en behoeften van burgers; het maken van afspraken tussen de ketenpartners over de manier waarop (cliënt)gegevens worden vastgelegd.
14