Circulaire nr. Ci.RH.241/539.525 (AOIF 12/2004) dd. 09.03.2004 (aangevuld met : - Addendum dd. 05.03.2010 bij de circulaire nr. Ci.RH.241/539.525 (AOIF 12/2004) dd. 09.03.2004 - Addendum dd. 01.08.2011 bij de circulaires nr. Ci.RH.241/539.525 (AOIF 12/2004) dd. 09.03.2004 en 05.03.2010 – zie hieronder) BEZOLDIGING Opzeggingsvergoeding VERGOEDING Morele schade Vrijgestelde vergoeding De vergoedingen wegens morele schade toegekend door een arbeidsrechtbank of een arbeidshof uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst zijn niet belastbaar. Om billijkheidsredenen is dezelfde vrijstelling eveneens van toepassing indien een werkgever de schadeloosstelling uitbreidt naar alle andere werknemers die niet naar het gerecht zijn gegaan maar zich in eenzelfde situatie bevinden. Aan alle ambtenaren I. INLEIDING 1. De mondelinge parlementaire vraag nr. P139 gesteld door Volksvertegenwoordiger Pierre-Yves JEHOLET tijdens de plenaire vergadering van de Kamer van 18 december 2003 over het "fiscaal statuut van vergoedingen toegekend aan werknemers", heeft de minister van Financiën ertoe gebracht de fiscale behandeling te verduidelijken van sommige vergoedingen die werknemers ontvangen wegens morele schade. De huidige circulaire beoogt dan ook het aanslagstelsel toe te lichten van vergoedingen die arbeidsrechtbanken en -hoven toekennen wegens morele schade uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. II. WETTELIJKE EN ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN 2. Op grond van artikel 31, eerste lid en tweede lid, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) zijn de vergoedingen die een werknemer verkrijgt uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst in principe belastbare bezoldigingen van werknemers. 3. Die bepaling wordt besproken in de nrs. 31/17 tot 31/19 van de administratieve commentaar op het WIB 92 (Com.IB 92). De problematiek van de vergoedingen voor morele schade toegekend uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst wordt meer in het bijzonder behandeld in de nrs.31/18.12 tot 31/19. III. ALGEMEEN 4. Gelet op de bewoordingen zelf van de artikelen 30, 1° en 31, eerste lid en tweede lid, 3°, WIB 92, behoren de vergoedingen verkregen uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst tot de bezoldigingen van werknemers, ongeacht de schuldenaar of de benaming ervan en ongeacht de beweegredenen en de wijze van vaststelling en toekenning ervan. Bijgevolg zijn die vergoedingen, niettegenstaande het feit dat ze geheel of gedeeltelijk als vergoedingen voor morele schade zouden worden bestempeld in principe belastbaar als bezoldigingen van werknemers. IV. UITZONDERING
5. Terzake wordt in nr. 31/18.16 Com.IB 92 verduidelijkt dat er moet worden van uitgegaan dat alleen de arbeidsrechtbanken en -hoven een vergoeding voor morele schade kunnen toekennen. Die vergoeding voor morele schade is niet belastbaar. 6. Talrijke rechtspraak heeft evenwel enige twijfel doen ontstaan over de juiste draagwijdte van die vrijstelling. Uit die rechtspraak blijkt immers dat een vergoeding wegens morele schade belastbaar is op grond van artikel 31, tweede lid, 3°, WIB 92 zodra ze is verkregen wegens het enkele feit van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. 7. De Minister van Financiën heeft evenwel alle twijfel weggenomen met het antwoord dat hij heeft gegeven op voormelde mondelinge parlementaire vraag. Daaruit volgt dat de vergoeding niet belastbaar is indien een arbeidsrechtbank of -hof, in een specifiek geval, beslist om een vergoeding toe te kennen wegens morele schade ingevolge een fout begaan door de werkgever uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Ingeval van collectief ontslag heeft de schadevergoeding om redenen van billijkheid, eveneens een niet belastbaar karakter, indien de werkgever die schadevergoeding uitbreidt tot de andere betrokken werknemers die geen geding hebben aangespannen maar die zich in eenzelfde situatie bevinden als de werknemers van diezelfde onderneming voor wie een rechterlijke beslissing is genomen. 8. De aandacht wordt in het bijzonder gevestigd op het feit dat de kwalificatie als "vergoeding wegens morele schade" die de werkgever zelf zou geven op zich zonder belang is. De vergoeding heeft alleen een niet belastbaar karakter indien ze haar oorsprong vindt in een rechterlijke beslissing die beoogt om de werknemers schadeloos te stellen voor de morele schade veroorzaakt door de werkgever. Aldus worden als niet belastbaar aangemerkt, de vergoedingen die terzake zijn toegekend zowel aan de werknemers die een geding hebben aangespannen en voor wie een rechterlijke beslissing is genomen, als aan de andere werknemers van dezelfde onderneming die zich in eenzelfde situatie bevinden en geen geding hebben aangespannen, maar voor wie de werkgever eenzelfde gedachtegang heeft gevolgd uitgaande van een rechterlijke beslissing genomen in het kader van hetzelfde ontslag. Het niet belastbaar karakter van een vergoeding tot herstel van de morele schade veroorzaakt door een werkgever uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, houdt dus steeds in dat er op zijn minst één rechterlijke beslissing moet zijn die de desbetreffende morele schade erkent en vergoedt in hoofde van één van de werknemers. V. INWERKINGTREDING 9. De huidige richtlijnen zijn onmiddellijk van toepassing en dit in elk stadium van de procedure. De Com.IB 92 zal weldra in die zin worden aangepast. Voor de Administrateur-generaal van de Belastingen en de Invordering : De Directeur, P. LEROY
Addendum dd. 05.03.2010 bij de circulaire nr. Ci.RH.241/539.525 (AOIF 12/2004) dd. 09.03.2004 Personenbelasting Morele schade Opzeggingsvergoeding Bezoldiging Vrijgestelde vergoeding Alle ambtenaren van de niveaus A, B en C.
Afschrift van de vertaling van onderstaande brief wordt aan alle ambtenaren van de niveaus A, B en C, voor kennisgeving en naricht toegezonden. Onderhavig addendum strekt ertoe de circulaire nr. Ci.RH.241/539.525 (AOIF 12/2004) van 9.3.2004 te nuanceren voor de vergoedingen die op forfaitaire wijze door een arbeidsrechtbank of een arbeidshof zijn toegekend in uitvoering van het arbeidsrecht in het algemeen, zoals inzonderheid de vergoeding wegens willekeurige afdanking als bedoeld in artikel 63 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Voor de Administrateur-generaal van de fiscaliteit d.d. : De Directeur, S. QUINTENS ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Brussel,
Federale Overheidsdienst FINANCIEN
BELASTINGEN EN INVORDERING
correspondentieadres North Galaxy Koning Albert II-laan 33 - bus 25, 1030 BRUSSEL
Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, sector directe belastingen Centrale diensten
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk Ci.RH.241/594.232
bijlage(n)
Inkomstenbelasting Belastingstelsel van een vergoeding wegens willekeurige afdanking toegekend door de arbeidsrechtbank van Verviers Mijne heren, Aansluitend op uw brieven van 16 juli en 2 september 2008 heb ik de eer u het volgende standpunt van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit mee te delen inzake het belastingstelsel van een vergoeding wegens willekeurige afdanking betaald aan mevrouw M. in uitvoering van het vonnis van 6.12.2006 van de arbeidsrechtbank van Verviers. Op grond van artikel 31, eerste lid en tweede lid, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) zijn de vergoedingen die een werknemer verkrijgt uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst in principe belastbare bezoldigingen van werknemers. Gelet op de bewoordingen zelf van de artikelen 30, 1° en 31, eerste lid en tweede lid, 3°, WIB 92, behoren de vergoedingen verkregen uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst tot de bezoldigingen van werknemers, ongeacht de schuldenaar of de benaming ervan en ongeacht de beweegredenen en de wijze van vaststelling en toekenning ervan. Bijgevolg zijn die vergoedingen, niettegenstaande het feit dat ze geheel of gedeeltelijk als "vergoedingen voor morele schade" zouden worden bestempeld, in principe belastbaar als bezoldigingen van werknemers.
Naar aanleiding van de mondelinge parlementaire vraag nr. P 139 gesteld door Volksvertegenwoordiger Pierre-Yves JEHOLET tijdens de plenaire vergadering van de Kamer van 18 december 2003 over het "fiscaal statuut van vergoedingen toegekend aan werknemers", heeft de minister van Financiën echter verduidelijkt dat wanneer een arbeidsrechtbank of een arbeidshof, in een specifiek geval, beslist om een vergoeding toe te kennen wegens morele schade ingevolge een fout begaan door de werkgever uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, die vergoeding, in afwijking van de artikelen 30, 1° en 31, eerste lid en tweede lid, 3°, WIB 92, niet belastbaar is. Aangezien alle vergoedingen verkregen door een werknemer uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst volgens de algemene bewoordingen van artikel 31, tweede lid, 3°, WIB 92, belastbare inkomsten uitmaken, worden met de niet belastbare vergoedingen wegens morele schade die in de vorige alinea zijn vermeld, die vergoedingen bedoeld die door een arbeidsrechtbank of een arbeidshof zijn toegekend wanneer de werknemer heeft aangetoond dat de werkgever een fout heeft begaan, niet door de verbreking maar bij de verbreking van de arbeidsovereenkomst en dat die fout een persoonlijke individuele schade heeft veroorzaakt die niet wordt gecompenseerd door de opzeggingstermijn noch door de betaling van één of meerdere vergoedingen die zijn voorzien in het arbeidsrecht in het algemeen (wetgeving op de arbeidsovereenkomsten, collectieve arbeidsovereenkomsten, arbeidsovereenkomst, etc.). Dit betekent dat alleen de specifieke vergoedingen waarvan de betaling voorvloeit uit een beslissing genomen door een arbeidsrechtbank of een arbeidshof met het oog op het herstel van een persoonlijke individuele morele schade en waarvan het bedrag door die arbeidsrechtbank of dat arbeidshof werd vastgesteld door specifiek rekening te houden met die schade, en niet in uitvoering van voormeld arbeidsrecht, als niet belastbare vergoedingen voor morele schade in de zin van voormelde alinea kunnen worden aangemerkt. Wanneer daarentegen : al dan niet in toepassing van voormeld arbeidsrecht, een vergoeding wordt verkregen uit hoofde van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst; of, naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst in toepassing van voormeld arbeidsrecht, op forfaitaire wijze een vergoeding wordt toegekend voor alle werknemers die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met een daadwerkelijk ondergane individuele morele schade; verhindert de morele aantasting, die er misschien wel is, niet dat het een schadevergoeding van beroepsmatige aard betreft die op fiscaal vlak niet met een zuivere morele schadevergoeding kan worden gelijkgesteld die ontsnapt aan belastingheffing. Dat die vergoeding al dan niet is toegekend door een arbeidsrechtbank of een arbeidshof of dat die vergoeding al dan niet betrekking heeft op materiële schade, is hoegenaamd niet ter zake. Dergelijke vergoedingen maken wel degelijk belastbare inkomsten uit als bedoeld in artikel 31, tweede lid, 3°, WIB 92. Zoals blijkt uit het vonnis van de arbeidsrechtbank van Verviers van 6.12.2006, heeft mevrouw M. in casu de betaling van een opzegginsvergoeding gelijk aan de bezoldiging van 42 gepresteerde dagen en een vergoeding wegens willekeurige afdanking gelijk aan zes maanden bezoldiging geëist. Mevrouw M. heeft daarentegen niet als dusdanig de betaling van een vergoeding tot herstel van enige andere morele schade geëist. De rechter heeft aan de betrokkene de betaling van de twee gevorderde vergoedingen toegekend en wat betreft de vergoeding voor willekeurige afdanking, heeft hij voor recht gezegd dat "le scénario monté par la défenderesse pour se débarrasser de la demanderesse, autrement dit pour aboutir un licenciement déguisé, est fautif et justifie l'allocation de l'indemnité visée à l'alinéa 3 de l'article 63 en réparation du préjudice moral particulier, distinct en tous ses éléments du préjudice moral résultant de la perte de l'emploi et forfaitairement réparé par l'indemnité légale de rupture du contrat de travail, dont le montant est fixé à l'équivalent de six mois de rémunération" (1). De arbeidsrechtbank van Verviers heeft zo aan de betrokkene, bovenop de opzeggingsvergoeding, een vergoeding wegens willekeurige afdanking toegekend zoals voorzien in artikel 63 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of ten minste het equivalent daarvan. Uit de aard zelf herstelt deze vergoeding dus een fout die door de werkgever werd begaan door het ontslag op zich, dat willekeurig werd geacht. Bovendien wordt die vergoeding overeenkomstig voornoemd artikel 63 forfaitair berekend en houdt zij dus geen rekening met de individuele morele schade die de betrokkene daadwerkelijk zou hebben geleden.
Hieruit volgt dat de vergoeding wegens willekeurige afdanking, toegekend door de arbeidsrechtbank van Verviers aan mevrouw M., een schade herstelt van beroepsmatige aard en bijgevolg een belastbare bezoldiging uitmaakt op grond van de artikelen 30, 1° en 31, eerste lid en tweede lid, 3°, WIB 92. Hoogachtend, Voor de Administrateur Kleine en Middelgrote Ondernemingen, (w.g.) Stany Quintens Directeur (1) Gelet op het feit dat er geen officiële vertaling van dit vonnis bestaat, volgt hierna, tot al wat dienen kan, een officieuze vertaling : "het door de verweerster opgezette scenario om zich te ontdoen van de eiseres, anders gezegd om te komen tot een vermomd ontslag, is onrechtmatig en rechtvaardigt de toekenning van de vergoeding als bedoeld in het 3de lid van artikel 63 tot herstel van een bijzondere morele schade (die in al zijn elementen verschilt van de morele schade die voortvloeit uit het verlies van een betrekking en die door een forfaitaire wettelijke opzeggingsvergoeding wordt hersteld) waarvan het bedrag wordt vastgesteld op het equivalent van zes maanden loon." Aanvullende informatie betreffende deze briefwisseling kan verkregen worden bij : Dienst : Directie I/5A
Algemene administratie van de FISCALITEIT – Centrale diensten Directie I/5A
Addendum dd. 01.08.2011 bij de circulaires nr. Ci.RH.241/539.525 (AOIF 12/2004) dd. 09.03.2004 en 05.03.2010 INKOMSTENBELASTING BEZOLDIGING Opzeggingsvergoeding VERGOEDING Morele schade Vrijgestelde vergoeding Een vergoeding toegekend ten gevolge van een ontslag doorgevoerd met schending van een clausule van zekerheid van tewerkstelling opgenomen in een sectoriële CAO is een vergoeding toegekend krachtens het arbeidsrecht. Zelfs als ze volgens het Arbeidshof een in hoofdzaak morele schade herstelt, wordt deze vergoeding toegekend wegens de eigenlijke verbreking van de arbeidsovereenkomst. In dat opzicht herstelt ze een schade van beroepsmatige aard en maakt dus een belastbare bezoldiging uit. Afschrift van de vertaling van onderstaande brief wordt aan alle ambtenaren van de niveaus A, B, en C, voor kennisgeving en naricht toegezonden. Voor de Administrateur-generaal van de fiscaliteit dd.: De Auditeur-generaal van financiën a.i., S. QUINTENS
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Brussel,
Federale Overheidsdienst FINANCIEN
ALGEMENE ADMINISTRATIE VAN DE FISCALITEIT
Correspondentieadres North Galaxy Koning Albert II-laan 33 bus 25, 1030 BRUSSEL
Centrale diensten Directie I/5A
uw mail van 27 september 2010
uw kenmerk
ons kenmerk Ci.RH.241/607.591
bijlage(n)
Inkomstenbelasting. - Vergoeding toegekend ingevolge een afdanking met schending van een beding van vastheid van betrekking opgenomen in een sectoriële CAO Mevrouw, Aansluitend op uw onder referte vermelde mail van 27 september 2010, heb ik de eer u mee te delen dat, wat betreft het belastingstelsel van de morele schadevergoedingen verkregen uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst, de administratieve circulaire nr. Ci.RH.241/539.525 van 5.3.2010, de in uw vraag vermelde circulaire nr. Ci.RH.241/539.525 van 9.3.2004 nuanceert, teneinde de wettelijke bepalingen van artikel 31, eerste lid en tweede lid, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) beter na te leven. Deze circulaire legt de volgende principes vast. De vergoedingen die een werknemer verkrijgt uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst maken in principe belastbare bezoldigingen van werknemers uit, op grond van artikel 31, eerste lid en tweede lid, 3°, WIB 92. Gelet op de bewoordingen zelf van de artikelen 30, 1° en 31, eerste lid en tweede lid, 3°, WIB 92, behoren de vergoedingen verkregen uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst tot de bezoldigingen van werknemers, ongeacht de schuldenaar ervan en ongeacht de beweegredenen en de wijze van vaststelling en toekenning ervan. Bijgevolg zijn die vergoedingen, niettegenstaande het feit dat ze geheel of gedeeltelijk als "vergoedingen voor morele schade" worden bestempeld, in principe belastbaar als bezoldigingen van werknemers. Naar aanleiding van de mondelinge parlementaire vraag nr. P 139 gesteld door Volksvertegenwoordiger Pierre-Yves JEHOLET tijdens de plenaire vergadering van de Kamer van 18 december 2003 over het "fiscaal statuut van vergoedingen toegekend aan werknemers", heeft de minister van Financiën echter verduidelijkt dat wanneer een arbeidsrechtbank of een arbeidshof, in een specifiek geval, beslist om een vergoeding toe te kennen wegens morele schade ingevolge een fout begaan door de werkgever uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, die vergoeding, in afwijking van de artikelen 30, 1° en 31, eerste lid en tweede lid, 3°, WIB 92, niet belastbaar is.
Aangezien alle vergoedingen verkregen door een werknemer uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst volgens de algemene bewoordingen van artikel 31, tweede lid, 3°, WIB 92, belastbare inkomsten uitmaken, worden met de niet belastbare vergoedingen wegens morele schade die in de vorige alinea zijn vermeld, die vergoedingen bedoeld die door een arbeidsrechtbank of een arbeidshof zijn toegekend wanneer de werknemer heeft aangetoond dat de werkgever een fout heeft begaan, niet door de verbreking maar bij de verbreking van de arbeidsovereenkomst en dat die fout een persoonlijke individuele schade heeft veroorzaakt die niet wordt gecompenseerd door de opzeggingstermijn noch door de betaling van één of meerdere vergoedingen die zijn voorzien in het arbeidsrecht in het algemeen (wetgeving op de arbeidsovereenkomsten, collectieve arbeidsovereenkomsten, arbeidsovereenkomst, etc.). Dit betekent dat alleen de specifieke vergoedingen waarvan de betaling voortvloeit uit een beslissing genomen door een arbeidsrechtbank of een arbeidshof met het oog op het herstel van een persoonlijke individuele morele schade en waarvan het bedrag door die arbeidsrechtbank of dat arbeidshof werd vastgesteld door specifiek rekening te houden met die schade, en niet in uitvoering van voormeld arbeidsrecht, als niet belastbare vergoedingen voor morele schade in de zin van voormelde alinea kunnen worden aangemerkt. Wanneer daarentegen een vergoeding: -
al dan niet in toepassing van voormeld arbeidsrecht, wordt verkregen uit hoofde van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst;
-
of, naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst in toepassing van voormeld arbeidsrecht, op forfaitaire wijze wordt toegekend voor alle werknemers die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met een daadwerkelijk ondergane individuele morele schade;
verhindert de morele aantasting, die er misschien wel is, niet dat het een schadevergoeding van beroepsmatige aard betreft die op fiscaal vlak niet met een zuivere morele schadevergoeding kan worden gelijkgesteld die ontsnapt aan belastingheffing. Dat die vergoeding al dan niet is toegekend door een arbeidsrechtbank of een arbeidshof of dat die vergoeding al dan niet betrekking heeft op materiële schade, is hoegenaamd niet ter zake. Dergelijke vergoedingen maken wel degelijk belastbare inkomsten uit als bedoeld in artikel 31, tweede lid, 3°, WIB 92. In casu is het Arbeidshof van Brussel de mening toegedaan dat het ontslag in onderhavig geval is gebeurd met schending van de collectieve overeenkomsten die in clausules van bestaanszekerheid voorzagen (verbod op elke afdanking die het gevolg zou zijn van het feit dat er een beroep wordt gedaan op onderaannemers). Het Hof is bijgevolg van oordeel dat, door dit verbod op afdanking te miskennen, de werkgever een fout heeft begaan waarvoor hij contractueel aansprakelijk is. Het Hof stelt bovendien vast dat de clausules van bestaanszekerheid in geen enkele specifieke sanctie voorzien. Bijgevolg, moet de schade geraamd worden op basis van het gemeen recht. Het Hof stelt vast dat de werknemer niet in staat is zijn schade te bewijzen. Het erkent evenwel dat er wel degelijk een specifieke schade is die niet is gedekt door de klassieke opzeggingsvergoedingen en die moet vergoed worden. Het preciseert dat deze schade voornamelijk moreel is. Aldus handelend raamt het Hof, bij gebrek aan objectiveerbare elementen, de schade ex aequo et bono op 12.500 euro. Het Hof heeft dus het door de werknemer gevorderde bedrag duidelijk verminderd en heeft geweigerd elementen zoals de leeftijd op het moment van de verbreking, de uitgeoefende functie en de duur van de betrekking in aanmerking te nemen; met deze criteria werd reeds rekening gehouden bij het bepalen van de opzegvergoeding. Als besluit geldt dat de vergoeding in kwestie werd toegekend krachtens het arbeidsrecht (collectieve overeenkomst). Zelfs als zij, volgens de bewoordingen van het Hof, een hoofdzakelijk morele schade herstelt, werd de vergoeding toegekend wegens de verbreking van de arbeidsovereenkomst. De werkgever had onder deze voorwaarden niet het recht om af te
danken op grond van de collectieve overeenkomst en heeft deze verplichting geschonden. Het is het recht zelf om af te danken dat wordt betwist. Het Hof bestraft hier in feite geen specifieke fout die de werkgever zou begaan hebben bij de verbreking; de fout is precies de verbreking van de arbeidsovereenkomst op zich. Hieruit vloeit voort dat de betrokken vergoeding, toegekend door het Arbeidshof van Brussel, een schade van beroepsmatige aard herstelt en bijgevolg een belastbare bezoldiging uitmaakt op grond van de artikelen 30, 1° en 31, eerste lid en tweede lid, 3°, WIB 92. Om dezelfde redenen is deze fiscale kwalificatie eveneens van toepassing op de vergoedingen van gelijke aard die de werkgever zou toekennen aan de andere ontslagen werknemers die zich in eenzelfde situatie bevinden maar die geen geding hebben aangespannen. Hoogachtend, Voor de Administrateur-generaal van de fiscaliteit dd., (w.g.) Marc BILLA Eerste attaché van financiën