nº
44ste jaargang / 11 februari 2011
3/
2011
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
RIONED-DAG TREKT RECORDAANTAL RIOLEURS “TERUGDRAAIEN RIJKSSUBSIDIES ZORGT VOOR NIEUW ELAN” EFFECT GRILLIGER KLIMAAT OP VEENWEIDEPOLDERS LOKALISEREN ZOUTE WELLEN IN HAARLEMMERMEERPOLDER
Grotere rol gemeente
D
e meeste bijeenkomsten van partijen in de Nederlandse watersector kennen een vast publiek. De belangstelling voor deze congressen blijft hetzelfde of daalt licht. Grote uitzondering daarop is de jaarlijkse bijeenkomst van Stichting RIONED. De belangstelling hiervoor groeit met name de laatste jaren flink. Dat is ook niet vreemd. De gemeenten krijgen een steeds grotere rol in het stedelijk waterbeheer. De riolering was al een belangrijk werkterrein van de gemeenten. De afvoer van hemelwater is daar bij gekomen. De rol van water in de bebouwde kom neemt de laatste jaren ook weer toe. De kwaliteit van het aanwezige oppervlaktewater was al van groot belang. De ruimtelijke inrichting van een gemeente bepaalt
steeds meer hoeveel ruimte er is voor waterberging en hoeveel waterproblemen kunnen ontstaan. Het grote probleem blijft nog wel de personele invulling binnen een gemeente. Hoeveel ambtenaren zijn bezig met riolering en aanverwante zaken? Soms helpen samenwerkingsverbanden met buurgemeenten. Het idee van waterketenbedrijven speelt op de achtergrond. De meeste rioleurs denken vooralsnog aan de waterbeheersing in hun eigen gemeente en hebben voorlopig al voldoende uitdagingen op het gebied van ruimtelijke ordening en waterberging. Peter Bielars
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Pieter de Vries Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail
[email protected] Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/Waternetwerk) André Struker (Waternetwerk) Frits Vos (Vewin) Gerda Sulmann (KWR Watercycle Research Institute)
inhoud nº 3 / 2011 *thema 4 / RIONED-dag trekt recordaantal rioleurs 6 / ‘Veiligheid geen aparte discipline, maar onderdeel van het ontwerp’
8 / Zorgen om uitvoering maatregelen Kaderrichtlijn Water
9 / Vrij baan voor de IJssel bij Deventer 10 / Hans Berkhuizen: “Terugdraaien subsidies
4 9
door overheid zorgt voor nieuw elan” Maarten Gast
12
/ Nederlandse CEO’s leren van de Britse watersector Theo van den Hoven en Chris Büscher
14
/ Ontwikkeling van een waterschap in Suriname
10
Koen Maathuis, Bram Zandstra en Manodj Hindori Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail
[email protected] fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 110,- per jaar excl. 6% BTW € 145,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2011 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
16 / Verenigingsnieuws 25 / Het effect van klimaatverandering op de waterhuishouding en nutriëntenstromen in veenweidepolders Fritz Hellman en Jan Vermaat
29 / Zoute wellen in de Haarlemermeerpolder
14
Ruben Goudriaan, Perry de Louw en Mark Kramer
33
/ Sterk verbeterde analyse van interactie warmte/koude-opslag en verontreinigd grondwater Koen Zuurbier, Niels Hartog, Johan Valstar en Eric van Nieuwkerk
37
/ Verwijdering deeltjes met ultrafiltratie verlaagt snelheid van biofilmvorming Wolter Siegers, Stephan van de Wetering, Peter van Dinther en Dick van der Kooij
40 / Agenda 41 / Handel & Industrie Bij de omslagfoto: Een recordaantal van bijna 900 deelnemers bezocht de jaarlijkse RIONED-dag (zie voor het verslag pagina 4 en 5) (foto: Michelle Muus).
RIONED-dag trekt recordaantal rioleurs Onder grote belangstelling (bijna 900 deelnemers) vierde Stichting RIONED op 3 februari in Utrecht haar 25-jarig bestaan. Nog nooit eerder waren zo veel rioleurs en bestuurders van gemeenten en waterschappen naar deze jaarlijkse rioleringsdag gekomen. Belangrijkste gast was staatssecretaris Joop Atsma (Infrastructuur en Milieu), die een klein ‘cadeau’ meebracht in de vorm van een toezegging dat het kabinet geld zal vrijmaken voor een betere kennisvoorziening vanuit de stichting richting gemeenten.
A
tsma had na de nodige complimenten aan de rioleringssector vier verzoeken. Zo vindt hij dat het hemelwater beter benut kan worden dan momenteel gebeurt. Ook de samenwerking tussen gemeenten en waterschappen kan volgens hem beter. Hij riep de waterschappen op niet langer eenzijdig maatregelen op te leggen aan gemeenten. Als derde aandachtspunt noemde de staatssecretaris het winnen van duurzame energie uit het rioolstelsel, waarbij hij met name aan het benutten van de vrijkomende warmte denkt. Het laatste verzoek betrof de algehele doelmatigheid van de waterketen. Op dat vlak valt nog heel veel winst te behalen, volgens Atsma. Het uitgespaarde geld kan dan gestopt worden in de zuivering en/of riolering én in het versterken van de dijken langs de rivieren.
Nieuw bestuursakkoord waterketen
Bijna 900 mensen bezochten de RIONED-dag.
Staatssecretaris Atsma overlegt al enige tijd met de watersector over de inhoud van een nieuw bestuursakkoord voor de waterketen. Daarin wordt vooral gesproken over de te behalen besparingen van 380 miljoen euro. Maar het akkoord gaat bijvoorbeeld ook in op de nieuwe waterschapsverkiezingen. Atsma zei voorstander te zijn van lijstverbindingen in plaats van personen. Zoals bekend worden straks de waterschapsbestuurders indirect gekozen via de gemeenten.
Atsma gaat er vanuit dat meer bespaard kan worden dan de genoemde 380 miljoen. Hij verwacht boven de 400 miljoen uit te kunnen komen. Want verdergaande samenwerking tussen gemeenten en waterschappen is volgens hem nodig. De vorm van die samenwerking is wat Atsma betreft vrij. Maar de samenwerking zelf is niet vrijblijvend. “Alleen door bundeling van kennis en capaciteit kunnen we het werk nog beter en efficiënter doen en de noodzakelijke
Staatssecretaris Atsma.
kostenbesparing bereiken. Alleen zo kunnen we de extra kosten opvangen die we moeten maken voor de vervanging van oude riolen en de aanpassing aan de klimaatverandering.” De staatssecretaris ontving van voorzitter Tijme Bouwers van Stichting RIONED vervolgens een lespakket over riolering dat bedoeld is voor leerlingen van de groepen 5 en 6 van de basisscholen in Nederland. RIONED hoopt hiermee zo’n 500 scholen te bereiken en ongeveer 200.000 kinderen.
Lokale kennis Stichting RIONED wil de kennisketen intensiveren. De geplande kostenbesparing in de (afval)waterketen van 380 miljoen euro kan alleen dan niet leiden tot kwaliteitsverlies als de verantwoordelijken de beschikking hebben over inhoudelijk goede kennis. In de regio moet daarom eerst geïnventariseerd worden in lokale kennis om effectieve maatregelen te nemen. Landelijke ondersteuning met kenniscoaches moet vervolgens de partijen aanmoedigen de beoogde besparing te verzilveren. De doelen van RIONED worden niet gewijzigd; wel de vraag in hoeverre een maatregelen problemen oplost en bijdraagt aan het bereiken van de doelen. Dit alles moet leiden tot het aanscherpen van (onderzoeks)vragen, het versterken van het wetenschappelijk onderzoek en het stimuleren van kennisuitwisseling.
4
H2O / 03 - 2011
verslag Kennisprogramma Urban Drainage Jeroen Langeveld, sinds kort directeur van het kennisprogramma Urban Drainage, mocht op deze RIONED-dag het doel van dit nieuwe onderzoek uitleggen. Het omvat vier thema’s die internationaal interessant zijn en daarnaast de Nederlandse praktijk kunnen helpen bij de zoektocht naar meer doelmatigheid in de afvalwaterketen: rioolvervanging, operationeel beheer, het dynamisch functioneren van de afvalwaterketen en de waterketen van de toekomst. Als we niets veranderen, geeft de rioleringssector in 2020 ongeveer 1,7 miljard euro uit tegenover 1,3 miljard euro op dit moment, aldus Langeveld. Volgens hem moet de aandacht zich niet langer vooral richten op de gedane inspanning maar op het resultaat. Na zo’n 20 jaar werken aan de basisinspanning en onderhoudsprogramma’s betekent dit een flinke wijziging in de manier van werken. Jeroen Langeveld.
Zeepkist Evenals vorig jaar verzorgde RIONED een zeepkistsessie waarin fabrikanten nieuwe interessante producten mochten presenteren. Onder de zes deelnemers bevonden zich AQA HydraSep en Rio Boxx met respectievelijk een ergonomisch hulpwerktuig voor het openen van rioolputdeksels en een rioolontstopper waarbij de riolering niet tijdelijk afgesloten hoeft te worden (zie H2O nr. 2, pag. 52 en 53). Maar de winnaar werd ingenieursbureau Moons met de Riosonic, een apparaatje dat foutieve rioolaansluitingen opspoort. Winnaar van de zeepkistsessie: ingeniersbureau Moons met de Riosonic.
Medicijnresten uit urine
Foto’s: Michelle Muus
Henk Tiesinga bij de ozongenerator (foto: Waterschap Velt en Vecht)
Waterschap Velt en Vecht is op wereldtoiletdag - 19 november jl. - begonnen met het verwijderen van medicijnresten uit de urine, zodat die niet in het riool terechtkomen. Een proef met voorzuiveren van de urine met behulp van ozondosering lijkt vooralsnog succesvol. Alle urine van het nieuwe deel van het woonzorgcomplex De Schoel in Sleen wordt sinds 2008 gescheiden ingezameld. In eerste instantie is de urine met een tankwagen afgevoerd naar het terrein van de rwzi Sleen en daar gezuiverd in een proefopstelling. Deze bestond uit twee kolommen met actiefkool en een kolom met een ozondosering. Nu wordt de urine op locatie bij het woonzorgcomplex (voor) gezuiverd door ozon te doseren in de opslagtank. De voorgezuiverde urine stroomt in het riool en wordt verder gezuiverd in de rioolwaterzuivering van Sleen. De technologie is bijzonder compact en naar verwachting kosteneffectief. Uit metingen zal blijken of ook deze technologie voldoende rendement haalt.
H2O / 03 - 2011
5
‘Veiligheid geen aparte discipline, maar onderdeel van het ontwerp’ ‘Amsterdam’ versus ‘Delft’, of ‘dijken’ versus ‘meerlaagse hoogwaterveiligheid’. Dat was de kern van het door KIVI NIRIA georganiseerde debat in Utrecht over waterveiligheid op 27 januari. Twee teams van ieder vier personen debatteerden over de voor- en nadelen van preventie (dijken) versus meerlaagse veiligheid (waterbestendig bouwen, verzekeren, evacuatie) om de hoogwaterveiligheid te verzekeren. Ook de ongeveer 250 aanwezigen deden een duit in het zakje. Gezien het feit dat de zaal voor een groot deel uit ingenieurs bestond, was de grote voorkeur voor dijken niet verrassend.
D
e middag was opgebouwd rond twee teams die elk hun stokpaardje verdedigden. Het team uit Delft, dat bestond uit Han Vrijling, Bas Jonkman, Ruben Jongejan en Timo Schweckendieck, toonde zich een groot voorstander van dijken en dus preventie van overstromingen. Hun ‘opponenten’ waren Jeroen Aerts, Bas Kolen, Laurens Bouwer en Wouter Botzen die Amsterdam vertegenwoordigden. Zij toonden zich een voorstander van de meerlaagse veiligheid, hoewel Jeroen Aerts in zijn openingspleidooi meteen aangaf dat de meerlaagse veiligheid geen alternatief vormt voor preventie op nationale schaal: op lokale schaal kan het volgens hem wél zin hebben andere maatregelen dan alleen dijken toe te passen. Han Vrijling trapte af door te stellen dat het aanvaardbaar risico de basis vormt voor waterveiligheid. De strengste norm is in zijn optiek de basis voor het technische advies, de politiek moet uiteindelijk beslissen wat aanvaardbaar is, wat betaalbaar is en welke normen dus worden aangehouden. Om die normen vervolgens te realiseren met voor de burger zo laag mogelijke kosten, heeft preventie tegen overstromingen (dus dijken)
zijn voorkeur. Hij gaf daarbij aan dat “veiligheid geen aparte discipline moet zijn, maar een integraal onderdeel van het ontwerp”. Jeroen Aerts stelde dat de prioriteit bij het bouwen en onderhouden van dijken moet (blijven) liggen, maar dat we onszelf wel de vraag moeten stellen of op sommige locaties maatregelen als een andere ruimtelijke inrichting, waterbestendig bouwen of evacueren geen efficiënte maatregelen kunnen zijn. Misschien niet als vervanging van dijken, maar wel als aanvullend beleid. Volgens Aerts is het watersysteem niet alleen maar water, maar ook het daaraan gekoppelde beleid en de politieke besluitvorming. Saillant detail is daarbij dat we er al jaren niet in slagen de door onszelf opgelegde normen voor bepaalde dijken te halen, ook niet in tijden van economische hoogconjunctuur. Na deze aftrap was het de beurt aan de overige teamleden om te discussiëren over een drietal stellingen. Elk team zette een ‘specialist’ in voor de betreffende stelling. Vooraf werd bij het publiek gepeild hoe het over de stelling dacht; na het debat werd dat
Hoog water afgelopen maand (foto: Waterschap Aa en Maas).
6
H2O / 03 - 2011
opnieuw bekeken. De drie stellingen waren: ‘Voor een goede invulling van het waterveiligheidsbeleid is het nodig dat er meer geïnvesteerd wordt in rampenbeheersing en evacuatie’, ‘er moet een publiek-private verzekeringsconstructie worden geïntroduceerd voor overstromingschade’ en ‘de dijken zijn af en we moeten nu werken aan gevolgenbeperking’. Getuige de peilingen uit de zaal was het team uit Delft de winnaar van alle drie de debatten. De algemene consensus was dat het veel rendabeler is om geld - dat je maar één keer kunt uitgeven - te steken in preventie dan in het verminderen van eventuele gevolgen van een overstroming. Eén van de achterliggende gedachtes daarbij is dat een grote overstroming de economie van (een groot deel van) Nederland kan lamleggen, waardoor de totale schade veel groter wordt dan alleen de directe fysieke schade. Wel werd de kanttekening gemaakt dat op lokale schaal maatregelen binnen de ruimtelijke ordening of bouwbestendig bouwen effectief én rendabel kunnen zijn. Maar dat zijn uitzonderingen: de meeste waar voor je euro krijg je met dijken, volgens de meerderheid van de aanwezigen.
verslag HydroValley: meer neerslaginformatie voor minder Het project HydroValley maakt neerslaggedrag inzichtelijk en heeft duurzame samenwerking, vergroting van de doelmatigheid, betrokkenheid van de burger en verbetering van de waterkwaliteit opgeleverd, aldus Han Lensink van de gemeente Amersfoort op 27 januari - nog geen maand na afsluiting van het project - tijdens het seminar ‘Samenwerken in de waterketen in de praktijk’. De eindrapportage gaat deze maand naar de subsidieverlener, Provincie Utrecht.
D
e waterkennis van 15 gemeenten uit de Gelderse Vallei is gebundeld. Bovendien is - door gebruik te maken van gedetailleerde neerslaginformatie op basis van radarmetingen - het inzicht in de ruimtelijke verdeling van neerslag en de gevolgen daarvan voor rioolsystemen, overstorten en water op straat vergroot. Dat was precies de opzet van gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei & Eem en onderzoeks- en adviesbureau HydroLogic, die het samenwerkingsverband in 2008 hebben opgezet om de negatieve gevolgen van steeds vaker voorkomende hevige neerslag te kunnen aanpakken. Verder ontwikkelden ze een communicatiestrategie en breidden ze de mogelijkheden van het HydroNet Urban-platform, dat de radarinformatie toegankelijk maakt, uit. Gemeenten krijgen via internet elke vijf minuten betrouwbare neerslaginformatie op basis van met grondstations gekalibreerde radargegevens per vierkante kilometer. Hierdoor krijgen ze meer greep op de werking van het rioleringsstelsel. Voor de twee proefgemeenten - Veenendaal (vlak) en Amersfoort (hellend) - is het rioleringsstelsel in detail doorgerekend met de neerslaggegevens van 2009. De modeluitkomsten zijn vergeleken met metingen uit het veld (overstortingen en debieten), waardoor de effecten van neerslag op het rioolstelsel duidelijker zijn geworden. Het is niet alleen belangrijk te weten hoeveel neerslag waar valt, maar tevens ‘wat er gebeurt nadat de waterdruppel is gevallen’. “Om het klimaatadaptieve watersysteem kostendekkend te maken, moeten we kijken naar de ontwikkeling boven de grond. Door het creëren van tijdelijke waterberging in de openbare ruimte via groene daken en wadi’s is de piekbelasting in het riool te beperken. Daarvoor is het ruimtelijke model om de
neerslag te volgen, ontwikkeld. In een park gevallen neerslag infiltreert in de bodem, terwijl neerslag op een hard oppervlak in het riool terechtkomt. Vergroting van de infiltratiecapaciteit in het onderzoeksgebied kan de wateroverlast daar met ruim de helft verminderen”, aldus Lensink.
Combinatie regenmeters en radar Volgens Arnold Lobbrecht van HydroLogic toont het onderzoek binnen HydroValley aan dat een combinatie van metingen met regenmeters en neerslagradar de beste manier is om betrouwbare neerslaginformatie voor het beperken van wateroverlastsituaties te genereren. “Met vijf regenmeters op een oppervlakte van 60 vierkante kilometer (gemeente Amersfoort) is gespreid vallende neerslag in het stedelijk gebied niet nauwkeurig te bepalen.” Vanwege de kosten en praktisch gezien is het onhaalbaar neerslagspreiding vlakdekkend met meters vast te stellen. Gekalibreerde radarmeting waarmee een volledig vlakdekkend beeld van de neerslag is te verkrijgen - gecombineerd met één of enkele regenmeters in en rond de stad, is een beter alternatief voor het bepalen van een representatief neerslagbeeld, meent Lobbrecht. De regenmeters kunnen het radarbeeld lokaal kalibreren voor de hoeveelheid neerslag over een langere periode dan vijf minuten. Dat geeft een reële situatie weer. “Voordat HydroValley in beeld was, vroegen wij ons af hoeveel regenmeters we nodig zouden hebben voor zes gemeenten in de Gelderse Vallei, waar we ze zouden moeten neerzetten en hoe betrouwbaar de meetgegevens zouden zijn. We berekenden dat er 25 meters nodig waren. Kosten: 200.000 euro. Gedurende dat traject kwamen we in contact met de radar, waarvan de resolutie juist op dat moment omhoog ging. Dat betekende dat we voor minder geld meer neerslaginformatie
konden krijgen. De neerslagverwachting via het HiRLAM-model was met name voor de aansturing van de rwzi’s interessant. Doordat alle gemeenten in dit gebied met dezelfde neerslaginformatie werken, is gezamenlijke kennis opgebouwd. Gezamenlijk nemen we twee mensen aan die monitoringsgegevens vertalen in bruikbare informatie”, aldus Arjan Budding, beleidsadviseur Waterketen bij Waterschap Vallei & Eem. “Binnen HydroValley is geconstateerd dat regenmeters met een KNMI-opstelling heel betrouwbaar zijn en goede informatie leveren. Het probleem is dat in ons beheergebied alleen dag- en geen uurstations staan, waardoor we pas na 36 uur de kalibratieslag kunnen maken. Daarom gaan we goedgekeurde uur-regenmeters plaatsen op de rwzi’s. Dat levert een degelijke datastructuur op. De gegevens kunnen we direct invoeren, waardoor ze meteen zijn te gebruiken voor het uitvoeren van de kalibratieslag.” Budding denkt dat samenwerking op het operationele vlak, gecombineerd met betere meetgegevens en een beter begrip van het functioneren van systemen en rioolstelsels, leidt tot besparingen. “Ik ben ervan overtuigd dat neerslaginformatie invloed heeft op investeringen en vervangingen die we moeten doen. Wanneer we weten hoe waterstromen zich bewegen, kunnen we het operationeel beheer veel efficiënter maken en betere afwegingen maken. Nu is de grootte van de rwzi gebaseerd op een theoretische, volle belasting, maar als je de dagsommen op een rij zet zie je dat dit maar enkele dagen per jaar het geval is. Daar zijn volgens mij wel wat euro’s te besparen. Daarnaast is samenwerkingswinst te incasseren, doordat de drie gemeenten in de zuiveringskring Amersfoort gezamenlijk bepaalde diensten goedkoper in de markt kunnen zetten.”
Eerste waterplein in Rotterdam Het eerste waterplein van Nederland komt op het Bellamyplein in de wijk Spangen in Rotterdam en zorgt straks gefaseerd voor tijdelijke opvang van water bij extreme regenbuien. Het plein staat echter voor het grootste deel van het jaar leeg. Het waterplein oogt als een klein amfitheater. Het is vijfhoekig en aan een enkele zijde trapsgewijs verdiept. Het lager gelegen deel is via een trap bereikbaar. Hier zijn kleine hoogteverschillen van ongeveer vijf centimeter; bij een regenbui loopt het daardoor gefaseerd onder. Het plein wordt uitgevoerd met kleine roodbruine gebakken
klinkers. Er omheen komt beplanting. Het Bellamyplein is 5000 kubieke meter groot, het waterplein 300 vierkante meter (10 bij 30 meter). De aanleg begint na de zomer en is in het voorjaar van 2012 gereed. In Rotterdam is de komende vijf jaar extra waterberging nodig met een omvang van 600 miljoen liter water oftewel 100 voetbalvelden met een laag water van 80 cm: een oppervlakte zo groot als de hele Rotterdamse binnenstad.
H2O / 03 - 2011
7
verslag Zorgen om uitvoering maatregelen Kaderrichtlijn Water Op een bijeenkomst bij Waterschap Brabantse Delta in Breda eind vorig jaar sprak een groep waterbeheerders haar zorg uit over de herprioritering van KRW-maatregelen. De nationale overheid bezuinigt op KRW-gerelateerde maatregelen. Ook op lokaal niveau is sprake van herprioritering. Goede afstemming zal nodig zijn om samenhang tussen de maatregelen te waarborgen en een zo goed mogelijk resultaat te boeken.
D
e bijeenkomst in Breda maakte deel uit van het onderzoeksproject i-Five, dat zich richtte op de implementatie van de Kaderrichtlijn Water in Duitsland, Frankrijk en Nederland tot en met 2009. De deelnemende partijen (Cemagref, Seeconsult en de Technische Universiteit Delft) hebben zich vooral gericht op drie innovaties die de implementatie van de KRW beoogden te ondersteunen. Voor Nederland was dat de KRW-Verkenner. De twaalf deelnemers aan de bijeenkomst werken bij provincies, waterschappen en Rijkswaterstaat en zijn of waren betrokken bij de implementatie van de KRW. De uitvoering van de KRW-maatregelen blijkt alle aandacht op te eisen; de volgende ronde van plannen maken heeft nog geen prioriteit. De deelnemers gaven aan dat zij in de uitvoeringsfase het verantwoordelijkheidsgevoel voor de uitvoering van de kaderrichtlijn op alle niveaus zien wegebben. De economische crisis speelt de KRW daarbij parten. Dit blijkt uit het schrappen van een derde van het KRW-budget voor het uitvoeren van maatregelen op nationaal niveau. Ook op lokaal niveau staan KRW-maatregelen nu ter discussie. De nieuwe besturen van de waterschappen kijken kritisch naar alle uitgaven. De aanleg van ecologische oevers en het herstellen van beken vergen veel
samenwerking met andere partijen. Als de overeengekomen maatregelen uiteindelijk niet uitgevoerd worden, kan dit leiden tot onbegrip en wantrouwen. Dat maakt het voor de toekomst niet makkelijker om steun te vinden voor maatregelen. Maatregelen op landelijk niveau dragen vaak bij aan het realiseren van doelen op lokaal niveau en vice versa. Daarnaast kunnen maatregelen samen een keten vormen, zoals bij het aanleggen van vispassages. Het heeft weinig zin in een water dat door meerdere waterschappen stroomt, in het ene deel wel en in het andere geen passages aan te leggen. Het schrappen van een geplande vispassage kan in zo’n geval betekenen dat andere beheerders hun doelen niet kunnen halen. De deelnemers riepen op dit soort keuzes open en helder te bespreken en de consequenties van het niet uitvoeren van maatregelen inzichtelijk te maken. De RBO-structuur zou daarvoor te gebruiken zijn. Verder kwam naar voren dat aan het eind van de planfase veelal een nieuw team de plannen oppakt om de maatregelen te gaan uitvoeren. Deze ‘nieuwe’ mensen zijn vaak niet betrokken geweest bij het planproces en hebben daardoor niet altijd oog voor de met zorg tot stand gekomen compromissen of synergie tussen maatregelen. Het zou volgens de aanwezige directeuren van waterbedrijven zinvol zijn het plan- en uitvoeringsteam in de overgangsfase een tijd
naast elkaar te laten bestaan waarbij ze veel samen optrekken en van elkaars inzichten kunnen profiteren. De in Duitsland en Frankrijk geïntroduceerde innovaties kunnen niet zomaar in Nederland overgenomen worden. Wel zitten er interessante aspecten aan. De Gebietskooperation in Duitsland is bijvoorbeeld een overleg waarbij overheidsorganisaties van verschillende niveaus aan tafel zitten met de overige betrokken partijen: branche- of belangenorganisaties en bedrijven. In Nederland is er veelal (maar zeker niet overal) voor gekozen die twee groepen apart te benaderen. Direct overleg kan leiden tot meer begrip voor elkaars belangen en een betere verankering van de genomen besluiten. De animateurs in Frankrijk benaderen het verbeteren van de waterkwaliteit vanuit het verbeteren van de relaties tussen de partijen die invloed hebben op de waterkwaliteit. Ze stimuleren een beter inzicht in het belang van een goede waterkwaliteit en de rol die partijen daarin hebben. Ze bevorderen samenwerking en het nemen van verantwoordelijkheid door alle partijen. Positief is dat ze werken vanuit een bevlogenheid om de waterkwaliteit in de regio te verbeteren en niet vanuit een verplichting om een wet uit te voeren. Sandra Junier en Erik Mostert (TU Delft)
KRW-toetsingskader ecologie In H2O nummer 1 van dit jaar brachten Arjenne Bak en Wendy Liefveld op heldere wijze het KRW-toetsingskader van Rijkswaterstaat voor het voetlicht. Nuttig, omdat het wat betreft rijkswateren nieuw is om initiatieven aan ruimtelijke ecologische waterkwaliteitsdoelen te toetsen. Bovendien is de manier van toetsen een voorbeeld voor alle waterbeheerders. Het nieuwe kabinet heeft echter onverwacht invloed op de precieze toepassing van dit toetsingskader. Het kabinet wil vasthouden aan de doelen van de KRW, maar de KRW-maatregelen vertraagd uitvoeren. Dit laatste heeft gevolgen voor de toestand die in 2015 verwacht mag worden. Toetsingen vinden in het vervolg dan ook niet meer plaats aan de hand van de prognose van de toestand van 2015, maar aan de vraag of de doelen van de KRW uiteindelijk bereikt worden en er ‘geen achteruitgang’ optreedt. ‘Geen achteruitgang’ is gedefinieerd als een achter-
8
H2O / 03 - 2011
uitgang van de toestandsklasse voor een stof of parameter in de volgende planperiode ten opzichte van de lopende planperiode. Indien een stof of parameter zich al in de slechtste toestandsklasse bevindt, is in principe geen structurele verdere verslechtering meer toegestaan. De doelen van de KRW zijn gedefinieerd als het bereik van het ‘goed ecologisch potentieel’ of de ‘goede ecologische toestand’. De numerieke waarde van het doel en wanneer het bereikt wordt, zijn aangegeven in de waterplannen. Voor Rijkswaterstaat is dat in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015. De prognose voor de realisatie van de meeste doelen is 2027. Dit voorjaar zal duidelijk worden of door het nieuwe kabinetsbeleid een aanpassing van de beheerplannen nodig of wenselijk is.
Marcel van den Berg (Rijkswaterstaat) Arjenne Bak (Bureau Waardenburg)
Voorzuivering PWN In de vorige editie van H2O staat in het artikel over de nieuwe voorzuivering van PWN in Andijk (pagina 10) abusievelijk vermeld dat bij de bestaande voorbehandeling lood wordt toegevoegd voor het proces van coagulatie. Dit moet loog zijn.
actualiteit Vrij baan voor de IJssel bij Deventer De waterschappen Groot Salland en Veluwe hebben alle gronden ter beschikking die ze nodig hebben voor de uitvoering van de ‘Ruimte voor de Rivier’-projecten bij Deventer. In totaal gaat het om ruim 300 hectare, verspreid over de Keizers-, Stobben- en Olsterwaarden en de Bolwerksplas, Worp en Ossenwaard. Concreet betekent dit dat komend najaar de eerste schop de grond in kan. Uiterlijk in 2015 moeten de projecten zijn afgerond. Naast bescherming tegen overstromingen bieden de maatregelen ook de mogelijkheid om de omgeving van de IJssel mooier te maken.
D
e gronden zijn nodig om de waterveiligheidsprojecten in het kader van ‘Ruimte voor de Rivier’ te kunnen uitvoeren. Zowel met grote partijen, zoals de gemeente Deventer, Stichting IJssellandschap en Staatsbosbeheer, als met pachters en particuliere eigenaren is overeenstemming bereikt over het gebruik van deze gronden voor de werkzaamheden. In de Keizers- en Stobbenwaarden, ten noorden van Deventer, wordt het huidige landschapstype, een combinatie van cultuurgrond en natuur, gehandhaafd en versterkt door de aanleg van extra geulen. Daarbij krijgt een ecologische boerderij een rol in het laag houden van de begroeiing in de uiterwaarden, zodat het water ook in de toekomst goed kan worden afgevoerd. Waterschap Groot Salland en Waterschap Veluwe voeren samen de rivierverruiming bij Deventer uit. De Keizers-, Stobben- en Olsterwaarden vormen een aaneengesloten uiterwaardengebied ten noorden van Deventer. De maatregel resulteert in een waterstanddaling van circa tien centimeter en omvat de aanleg van vier geulen over de gehele lengte van de uiterwaard (zie foto).
Toekomstige situatie bij Zwolle.
Zwolle De twee projecten bij Zwolle (dijkverlegging bij Westenholte en een uiterwaardvergraving in de Scheller en Oldeneler Buitenwaarden) zijn intussen aanbesteed. Dit betekent dat deze projecten, die in één werk zijn samengevoegd, ‘op de markt zijn gebracht’ en aannemers zich kunnen aanmelden om deel te nemen aan de aanbesteding.
Voor Waterschap Groot Salland, verantwoordelijk voor de uitvoering van deze projecten aan de IJssel, is het een bijzondere aanbesteding. Er wordt niet alleen beoordeeld op prijs, maar ook op vooraf gestelde kwaliteitseisen. Naar verwachting worden beide projecten in juni aanstaande gegund, waarna de aannemer kan beginnen met de voorbereidende werkzaamheden.
Westenholte nadat de dijk langs de IJssel naar binnen verlegd is.
H2O / 03 - 2011
9
HANS BERKHUIZEN, DIRECTEUR VAN VERENIGING MILIEUDEFENSIE:
“Terugdraaien subsidies door overheid zorgt voor nieuw elan” In de jaren ‘70 en ‘80 van de vorige eeuw zochten Nederlandse drinkwaterbedrijven bewust de publiciteit om de vervuiling van de Rijn en later ook de Maas aan de orde te stellen. Bezoek van ir. Cor van der Veen - van 1965 tot 1986 directeur van het toenmalige drinkwaterbedrijf Gemeentewaterleidingen Amsterdam, thans onderdeel van Waternet - aan de chemische multinationals langs de Rijn, betekende daar alarmfase rood. Over Gijs Oskam, van 1988 tot 1999 directeur van het Waterwinbedrijf Brabantse Biesbosch, nu onderdeel van Evides, schreven de kranten in Wallonië zelden in vleiende bewoordingen. Drinkwaterbedrijven en de RIWA traden in die tijd op als actiegroepen. Van der Veen was bovendien voorzitter van de Stichting Natuur en Milieu. Soms blijkt op andere wijze dat de afstand tussen de drinkwatersector en milieuorganisaties niet al te groot is. Eind 2009 verscheen in de pers het bericht van de benoeming van Hans Berkhuizen, in de jaren daarvoor werkzaam bij Vewin en Evides, tot directeur van de Vereniging Milieudefensie. Een stap die aanleiding was om hem, nu het eerste jaar erop zit, in zijn kantoor in Amsterdam te vragen naar zijn ervaringen.
Hoe gaat het met Milieudefensie? “Milieudefensie zit weer in de lift. De vereniging telt nu 80.000 leden. In 2008 hadden wij een dip als reactie op de affaire met Wijnand Duijvendak, maar dat ligt achter ons. Het ledental groeit nu weer met vijf tot zes procent per jaar. De opstelling van het huidige kabinet, dat duurzaamheid niet hoog in het vaandel heeft, helpt daarbij in zekere zin. Mensen pakken hun eigen verantwoordelijkheid en verheffen hun stem. Anderzijds betekent het kabinetsbeleid wel dat we ons hebben moeten beperken in het aantal thema’s dat we aan de orde stellen. Bij mijn aantreden werd ik geconfronteerd met een tekort van ruim één miljoen euro op een begroting van acht miljoen euro. Ik ben daar meteen mee aan de slag gegaan. Want hoe langer je wacht, des te groter de noodzakelijke bezuinigingsopgave wordt. Milieudefensie heeft 17 medewerkers moeten ontslaan. Ook is het aantal thema’s teruggebracht van vijf naar drie. Klimaat en ruimte hebben we afgestoten; met verkeer, landbouw en internationale verbanden gaan we door.”
Wat doen jullie met deze thema’s? “Verkeer oftewel de bereikbaarheid is een hoofdthema. We stellen nadelen van de keuze voor meer asfalt - die deze regering nu maakt - aan de orde. Ook luchtkwaliteit, doorsnijding van het landschap en het feit dat meer asfalt geen echte oplossing is voor de huidige bereikbaarheidsproblemen. Nieuw asfalt verplaatst alleen maar de verkeerscongestie naar een andere plek. We vinden dat je eerst naar het weggebruik moet kijken. Bij voorkeur samen met de
10
H2O / 03 - 2011
werkgevers, want die draaien in belangrijke mate aan de knoppen. Ongeveer 40 procent van de vrachtwagens in Nederland blijkt leeg over de weg te rijden. Een betere logistiek zou dus de druk van het vrachtverkeer al met 40 procent verminderen. Variabele werktijden en thuiswerken zijn andere punten. Daarnaast is de luchtkwaliteit wel degelijk in het geding. Er zijn strenge normen voor de uitstoot van vrachtwagens. Die normen zijn goed, maar de feitelijke uitstoot is aanzienlijk hoger dan waarvan in de berekeningen wordt uitgegaan. Dit komt doordat de techniek toch niet zo snel gaat als men hoopt. Verder is gerekend met de Hans Berkhuizen (foto: Michiel Wijnbergh)
voorgenomen kilometerbeprijzing. Nu die is komen te vervallen, zullen de groei van de automobiliteit en dus de uitstoot van vuile lucht, groter zijn dan in de berekeningen is aangenomen. We moeten uiteindelijk naar minder vervoer toe. De kosten van transport zijn bij ons zo laag dat we alles overal naartoe kunnen en willen slepen. Varkens worden hier gefokt, in Italië geslacht en de producten ervan gaan de hele wereld over. In Duitsland zijn de vervoerskosten zes keer zo hoog als bij ons over dezelfde afstand. Dat kan natuurlijk niet. Al dat gesleep is geen duurzaam gebruik van onze planeet. We zijn nu in gesprek over Rotterdam en omgeving, de regio met de slechtste luchtkwaliteit in Nederland.”
Waar leiden deze gesprekken toe? “Met het Havenbedrijf Rotterdam heeft Milieudefensie in het kader van de aanleg van de Tweede Maasvlakte een convenant gesloten. Het Havenbedrijf heeft zich daarin vastgelegd op tien procent minder uitstoot van luchtverontreinigende stoffen dan waar in de MER vanuit was gegaan. Dit is een bilateraal convenant. Met andere organisaties het Havenbedrijf een convenant gesloten over ecologische aspecten. De aanleg van de Tweede Maasvlakte zal onvermijdelijk leiden tot extra transport. De aanvoer van biobrandstof, die daar gaat plaatsvinden, heeft nog vele andere negatieve aspecten, zoals grootschalige landaankopen in Afrika dan wel landroof voor het telen van de gewassen voor die brandstoffen. De boeren verdwijnen, hun producten dus ook. Dat moet je niet willen en is uiteindelijk ook niet vol te houden.”
Jullie tweede thema is voedsel. “We richten ons daarbij vooral op de vleesproductie. Van het vlees dat in Nederland geproduceerd wordt, exporteren we 60 tot 70 procent. Hier zitten we met overbelasting van bodem en water, terwijl voor de teelt van soja voor het veevoer in de zuidelijke landen de bodem wordt uitgeput, een volkomen verstoorde mineralenbalans dus. Tweede punt zijn de megastallen, waarin de ene na de andere ziekte uitbreekt: Q-koorts,
interview varkenspest, MKZ. Een aantal provincies stelt inmiddels eisen aan de maximale stalgrootte, en de landbouw werkt aan het ontwikkelen van systemen voor een dierwaardig bestaan. Staatssecretaris Bleker trekt nu weer in twijfel of dit wel een taak van de provincie is, terwijl een zeer betrokken brancheorganisatie als ZLTO (LTO in Zuid-Nederland) de noodzaak van aanpassing van het beleid wel ziet. Productie voor een regio die best tot Parijs en Frankfurt mag lopen, maar niet heel de wereld mag beslaan. Ons derde standpunt gaat over de kiloknallers - vlees van dieren, die zeker een onwaardig bestaan hebben geleid - waar we net als Wakker Dier actief tegen in het geweer komen. Het signaal komt over in de politiek, men ziet ook de verbanden met obesitas e.d. Er komt langzamerhand een draagvlak voor actie.”
Wat doen jullie internationaal? “De kern daar is: echt maatschappelijk verantwoord ondernemen, het niet alleen belijden maar het ook daadwerkelijk doen. De oliewinning van Shell in Nigeria gaat alle perken te buiten: enorme vervuiling en het schenden van mensenrechten. Maar ook voor andere grote bedrijven geldt dat zij in andere landen geheel andere normen aanhouden dan ze hier doen. Eigenlijk geldt overal: hoe zwakker de lokale overheid, des te groter de problemen. “ “We kijken ook naar landen als Canada, rijk aan teerzand, oliehoudend zand dus. Winnen van de olie hieruit vraagt veel water en veel energie en vindt plaats op een schaal zoals de bruinkoolwinning in Duitsland. De massa verontreinigd water die vrijkomt, is daarbij zo groot dat zuiveren nauwelijks mogelijk is. Deze winning leidt tot een enorme afbraak van de natuur, het milieu en het leefgebied van de indianen.”
Milieudefensie pleitte ooit voor de nullozing van afvalwater door bedrijven. “Ik vind het wel lastig dat we niets meer op watergebied doen. Natuur en Milieu doet ook niets en de Stichting Reinwater is eind 2008 failliet gegaan. Greenpeace en de Stichting Noordzee richten zich alleen op het zoute water. “ “Veel bedrijven zijn een heel eind met de nullozing gekomen. Vooral dankzij de Wvo-heffing, die leidde tot wetgedreven technologieontwikkeling met een economische grondslag. Later hebben wij het Actieplan Nederland Duurzaam gehad dat ervan uitging dat je als Nederlander prettig kon leven, met autogebruik én af en toe een vliegreis, als je ons land duurzaam inrichtte. Daar zijn we inmiddels van teruggekomen. We dachten toen nog te positief over de consument. Als die moet kiezen tussen duurzaam en niet duur, kiest hij niet voor duurzaam. We spreken nu de burger als burger aan, niet als consument. Dus op zijn verantwoordelijkheid voor de aarde, de wereld waarin onze kinderen en vooral onze kleinkinderen moeten leven. Het is de discussie tussen welzijn en welvaart. Eng is dat er overal in de westerse wereld zo weinig kritiek is op het gebied van blijven groeien. Dat de Telegraaf hier en de Tea Party in Noord-
Amerika alle milieuzorgen belachelijk maken. Daarvoor is het wegvallen van de overheidssubsidies misschien wel goed geweest.”
Hoe bedoel je dat? “Die subsidies susten ons in slaap. We waren als NGO’s onderdeel van de gevestigde orde geworden. Nu moeten we nieuwe prioriteiten stellen, een nieuw elan ontwikkelen, een nieuw verhaal vertellen. Wat men subsidie noemt, valt in twee delen uiteen. Een deel is betaling van opdrachten die we voor de overheid uitvoeren. Bijvoorbeeld projecten om de lokale bevolking sterker te maken ten opzichte van zijn overheid in discussies over milieu en klimaat en sociale ontwikkeling. Deze geldstroom, het medefinancieringsstelsel, wordt tenminste nog vijf jaar gecontinueerd. Wel is de echte ondersteuning van ons als NGO van de ene op de andere dag stopgezet, nog door het vorige kabinet. We vallen nu terug op onze eigen achterban. Daarmee moeten we opnieuw in gesprek. Dat werkt eigenlijk louterend.”
biologie en aquatische ecologie. Van 1983 tot 1996 werkte ik bij de Stichting Energie Anders: een adviesbureau in Hoek van Holland op het gebied van duurzame energie en energiebesparing. We droegen in het kader van de brede maatschappelijke discussie alternatieven aan voor kernenergie. We zochten ook naar duurzame energiebronnen en de effecten daarvan op het ecosysteem. Mijn kennis werd daardoor breder en ik werd ook meer een energiedeskundige. In 1996 ben ik in dienst gekomen van Energie Noord West, ontstaan uit de fusie van de Noord-Hollandse energiebedrijven PEN en GEB-Amsterdam. Ik heb
“Geen enkele maatschappelijke organisatie is nog betrokken bij het beheer van het zoete water”
Hoe erg is het dat geen enkele NGO zich op het zoete water richt? “Nederland heeft grote wateropgaven. Denk maar aan het Deltaplan en de KRW. De enigen die zich daarmee bezighouden, zijn de betrokken overheden en de belanghebbenden, boeren en terreinbeheerders. Het gevaar is dat zij monodisciplinair naar deze opgaven kijken zonder algemeen maatschappelijke toets. Terwijl het om grote investeringen gaat die grote gevolgen hebben voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Als dat algemeen maatschappelijk belang er nu niet op de juiste wijze bij betrokken wordt, krijg je straks alleen maar weerstand.”
Waar denk je aan? “Voordat ik deze functie vervulde, ben ik betrokken geweest bij een deltaplan voor de hoge zandgronden in het zuidoosten van Nederland. Daar dreigen in de toekomst grote watertekorten. Dat betekent dat je moet nadenken over de teelt van gewassen met een andere waterbehoefte en over een andere verdeling tussen natuur, landschap en wonen. Zoiets is regionaal aan de orde, niet op landelijk niveau. Als je daar regionaal niet tijdig op inspeelt, krijg je alleen de afweging op nationaal niveau, met alle risico’s van dien. Dan weegt het belang van West-Nederland altijd zwaarder dan dat van Oost-Nederland, terwijl in het oosten wel degelijk grote landbouwkundige belangen in het geding zijn. Mijn zorg is dat er nu geen organisatie is die het algemeen maatschappelijk belang goed inbrengt. Inbreng vanuit de burgers zelf is anders dan inbreng via gemeenteraden of Provinciale Staten. Ik mis een organisatie die integraal kijkt en niet vanuit een thematisch belang.”
daar de omvorming van een divisiegestuurde onderneming met een klein team vormgegeven. In 1999 fuseerde ENW met NUON. Deze fusie bracht enorme veranderingen met zich mee. Ik voelde mij er niet meer thuis en ben in 2000 manager Klant en Kwaliteit bij Vewin geworden, onder directeur Gidi Cals. Toen hij in 2003 overleed, ben ik een jaar waarnemend directeur geweest, tot Theo Schmitz in februari 2004 aantrad. Ik ben toen overgestapt naar Evides als manager bestuursondersteuning onder Ger Vogelensang en Henk de Kraa. Ik werd hoofd van alle stafdiensten met uitzondering van Financiën.”
Waarom ben je daar weer vrij snel weggegaan? “Het eerlijke antwoord is dat ik liever een kleine baas ben dan een grote knecht. Ik heb mij in 2005 ingekocht bij ORG-ID in Leiden: een adviesbureau op het gebied van duurzaamheid en maatschappelijke processen. Ik was van daaruit betrokken bij strategische discussies van de waterschappen Aa en Maas en De Dommel. Het leiden van dat soort processen vond ik interessant.”
Wat wil je bij Milieudefensie bereiken?
Hoe is jouw leven tot dusverre verlopen?
“Over drie tot vier jaar moet Milieudefensie een nieuwe positie hebben in het maatschappelijk debat. Moeten burgers en vooral ook het bedrijfsleven zien dat zij ons niet als linkse hobbyist opzij kunnen zetten, maar moeten zij ervan overtuigd zijn dat duurzaamheid in ieders belang is en de milieubeweging daaraan een belangrijke bijdrage levert. Met dan meer dan 100.000 leden en donateurs. Dit jaar bestaat Milieudefensie 40 jaar. We willen dit vieren door met andere organisaties in debat te gaan over onze visie op de toekomst, ook met waterschappen en drinkwaterbedrijven. Ik vind dat het woord ‘duurzaam’ sleet begint te vertonen. Daarom zeg ik liever: samen nadenken over de vraag ‘wat is een volhoudbare toekomst?’”
“Ik ben geboren in 1956 in Den Haag en studeerde in Leiden van 1975 tot 1983
Maarten Gast
H2O / 03 - 2011
11
Nederlandse CEO’s leren van de Britse watersector Denk je aan Engeland, dan denk je aan regen. Maar schijn bedriegt: in Londen valt jaarlijks minder regen dan in sommige mediterrane gebieden, zoals Rome. Ook Amsterdam is ‘natter’. De combinatie van relatief weinig neerslag en veel inwoners zorgt voor waterstress in de Britse hoofdstad. En zonder passende maatregelen zullen de gevolgen van klimaatverandering en een groeiend inwoneraantal dit probleem nog verder vergroten. Tel daarbij op dat de infrastructuur sterk verouderd is en lekt en het is duidelijk dat Londen grote behoefte heeft aan verandering en innovatie. Maar de ruimte voor innovatie lijkt beperkt in een privaat systeem, waar toezichthouders de waterbedrijven stevig in de tang hebben.
I
n deze bijzondere waterketensituatie in het zuidoosten van Engeland verdiepten directeuren van 14 organisaties in de Nederlandse en Belgische watersector zich tijdens de conferentie ‘Sustainable water management in the Greater London Area’, van 9 tot 11 december jl. in Londen. Deze CEO-conferentie was de zevende in de reeks die KWR Watercycle Research Institute de laatste tien jaar organiseerde.
Privatisering De historie van de watersector in GrootBrittannië is bijzonder. Vanuit een sterk versnipperde, lokaal georganiseerde en ondermaats presterende sector ontstonden in 1973 wettelijke verplichte grote regionale waterautoriteiten met verantwoordelijkheid voor waterbeheer en waterketen. Op de
golven van privatisering van publieke diensten, onder Thatcher, privatiseerde de waterketensector in 1989. Dit leidde tot de broodnodige grote kapitaalinjecties in de sterk verouderde infrastructuur. Nu, ruim 20 jaar na de privatisering, zijn er verschillende eigendomsvormen van waterbedrijven te onderscheiden. Vier waterbedrijven zijn in handen van private investeringsmaatschappijen zonder beursnotering, vier hebben een notering aan de London Stock Exchange en twee zijn in handen van investeerders uit Singapore en Maleisië. In Schotland en Noord-Ierland zijn de waterbedrijven in publieke handen gebleven.
Toezichthouders Met de privatisering is een omvangrijk systeem van toezicht opgezet. Er zijn toezichthouders op het gebied van
De Nederlandse vertegenwoordiging uit de watersector op de CEO-conferentie te Londen.
12
H2O / 03 - 2011
economie (Ofwat, 240 medewerkers), waterkwaliteit en volksgezondheid (Drinking Water Inspectorate, 27 medewerkers) en milieu en duurzaamheid (Environment Agency, ongeveer 13.000 medewerkers, verspreid over verschillende werkterreinen). De Consumer Council for Water behartigt ten slotte de belangen voor consumenten. Het toezicht vergt naar schatting van de Engelse collega’s één tot twee procent van de omzet van de sector. Voor de waterketen is Ofwat de grootste toezichthouder. Deze organisatie ziet toe op een acceptabele prijsontwikkeling en dwingt bedrijven ertoe efficiënt te opereren. De interactie met Ofwat vergt aanzienlijke inspanningen van de waterbedrijven. Honderden eigen of ingehuurde medewerkers zijn nodig om investeringen en
verslag
prijsstellingen te onderbouwen. De sector heeft voor de laatste vijfjarenplanning rapporten geproduceerd met een totale omvang van 9.500 pagina’s.
Uitdagingen Nu al heeft de watervoorziening in Londen te maken met grote uitdagingen. Zo is het inwoneraantal van het Verenigd Koninkrijk het hoogst in Zuidoost-Engeland, waar ook de minste neerslag valt. Inwoners van Londen gebruiken gemiddeld 161 liter water per dag, meer dan het nationale gemiddelde van 150 liter per dag. De combinatie van deze factoren levert waterstress op in dezelfde mate als in sommige gebieden rond de Middellandse Zee. Daarnaast heeft de onttrekking van ruwwater de grens van wat duurzaam wordt beschouwd in veel gevallen al gepasseerd. Lekverlies is een ander groot probleem in de metropool: meer dan een derde van het water gaat zo verloren. Dat hang samen met een distributienet dat ligt in de mobiele en zure kleigrond van Londen en bovendien voor een groot deel stamt uit het Victoriaanse tijdperk. En meer uitdagingen liggen in het verschiet. De bevolking zal blijven groeien en er zullen meer kleinere huishoudens komen. Dat zorgt voor een stijgende watervraag. Wanneer door klimaatverandering drogere zomers en nattere winters optreden, - een realistisch scenario - hoe houd je dan een gezonde balans tussen aanbod en vraag van water? En wat te doen aan toenemende risico’s van overstromingen, waarvan de effecten in een economisch centrum als Londen steeds minder aanvaardbaar zijn?
Oplossingen De Britse collega’s hebben een sterk besef van de problemen en de noodzaak daar iets aan te doen. Een aantal voorbeelden: t
Aan de monding van de Theems is een ontzoutingsinstallatie gebouwd, de eerste four stage RO-installatie in de wereld. Deze neemt in als het eb wordt, zodat het ingenomen water het minst zout is. Op deze installatie met een productiecapa-
t
t
t
t
citeit van 150 miljoen liter drinkwater per dag wordt een beroep gedaan wanneer door droogte of om andere redenen niet aan de watervraag in Londen kan worden voldaan; Er worden omvangrijke netwerksaneringsprogramma’s in gang gezet om het veelal verouderde leidingnetwerk te vervangen; De Britten zetten in op ‘waterneutraliteit’: bij een stijgend bevolkingsaantal willen zij de totale watervraag gelijk houden of reduceren. Daarvoor moet het persoonlijk waterverbruik omlaag tot minder dan 80 liter per persoon per dag, bijvoorbeeld door betere en grootschaligere bemetering en door het stimuleren van watervriendelijke woningbouw en de ontwikkeling van consumentenproducten die weinig water verbruiken; Onder de Theems in Londen wordt een grote afvalwatertunnel gepland, die overstorten van rioleringen drastisch moet reduceren. Deze overstorten leiden nu tot aanzienlijke vervuiling van de Theems: gemiddeld 39 miljoen kubieke meter ongezuiverd afvalwater stroomt jaarlijks deze rivier in. Bovendien kost het 100 miljoen euro aan boetes van de Europese Commissie; Groot-Brittannië en de Britse watersector anticiperen sterk op klimaatverandering. Het is het eerste land met nationale klimaatwetgeving. De wet stelt dat elke sector die een taak van groot publiek belang heeft, zoals de watersector, moet anticiperen op de mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Zij moeten onder meer hun broeikasgasemissies flink beperken, risico’s in kaart brengen en alomvattende adaptatiemaatregelen in hun bedrijfsplannen opnemen. De Britse watersector pakt deze richtlijnen voortvarend op en is koploper in de regulering van broeikasgasemissies.
lager zijn dan zij zouden zijn geweest zonder privatisering. Het toezicht van Ofwat heeft geleid tot een hoog niveau van asset management, dat van de Environmental Agency tot een verankering van klimaatverandering in het waterbeleid en dat van DWI tot een verregaande ontwikkeling en implementatie van de Water Safety Plans.
Keurslijf Tegelijkertijd vormt het huidige systeem van toezicht voor de watersector steeds meer een knellend keurslijf, waarin de nadruk te veel ligt op de korte termijn, economische variabelen en het deelgebied van de betreffende regelgever. De huidige uitdagingen vragen juist om integrale en meer duurzame langetermijnoplossingen, maar die worden nogal eens geblokkeerd door de huidige regelgeving. Zo sneuvelden plannen om dreigende watertekorten in Londen aan te pakken door sneller lekken te repareren en meer efficiëntie. Opmerkelijk genoeg gaven tijdens de CEO-conferentie ook veel sprekers uit de regelgevingshoek aan dat hervorming van het huidige toezicht noodzakelijk is. Een hervorming moet de sector meer toekomstgericht maken, waarbij kwaliteit, duurzaamheid, dienstverlening en tarieven meer in samenhang worden bezien. Ook wil men in de regelgeving een stimulans tot innovatie inbouwen. Het huidige systeem werkt te vaak als een blokkade voor innovatie. Een indicatie daarvoor is dat de laatste jaren de onderzoeks- en ontwikkelingsinvesteringen van de Britse watersector zijn afgenomen. Op regeringsniveau zijn inmiddels initiatieven genomen om deze trend te keren met de ontwikkeling van een sectorbreed onderzoeksfonds en -programma, waarin Ofwat een dwingende rol speelt. Theo van den Hoven en Chris Büscher (KWR Watercycle Research Institute)
Professionalisering Privatisering heeft ontegenzeggelijk een prikkel gegeven tot professionalisering van de waterketen in Engeland. De kwaliteit van het water en de dienstverlening zijn sterk verbeterd, terwijl de tarieven 30 procent
H2O / 03 - 2011
13
Ontwikkeling van een waterschap in Suriname In het meest westelijke district van Suriname, Nickerie, is in 2007 het Overliggend Waterschap Multi-purpose Corantijn Project (OWMCP) opgericht. Dit waterschap is verantwoordelijk voor de toevoer van zoet water vanuit het binnenland naar de rijstpolders in Nickerie en beheert daartoe een deel van de waterinfrastructuur in dit district. OWMCP was bij aanvang een kleine, op uitvoering gerichte organisatie. Het bestuur van dit waterschap is in 2008 een meerjarige samenwerking aangegaan met Wereld Waternet en Waterschap Rijn en IJssel. Mede door deze samenwerking heeft dit Surinaamse waterschap zich sterk ontwikkeld. Er is een intensieve uitwisseling ontstaan die OWMCP ondersteunt in zijn ambitie om uit te groeien tot waterautoriteit van Nickerie.
V
oor het district Nickerie is goed waterbeheer van groot landbouwkundig en economisch belang. Het landgebruik bestaat hoofdzakelijk uit rijstteelt met daarnaast nog enige bananenteelt. De rijstteelt is niet alleen op de interne markt, maar ook sterk op de export gericht. Er zijn zes grote rijstbedrijven in het gebied, naast ruim 2000 kleinschalige familiebedrijven. De nieuwe regering van Suriname heeft zich voorgenomen om de rijstproductie in Nickerie de komende jaren substantieel te vergroten. De sleutel daarvoor ligt onder meer bij verbeteringen in het waterbeheer. Het lange regenseizoen (mei, juni en juli) zorgt voor voldoende water om één rijstoogst per jaar te halen. Ook wordt water aangevoerd uit de Nanni Zwamp, een moerasgebied in het zuiden van Nickerie dat functioneert als een waterreservoir. In de jaren tachtig is de rijstteelt verder ontwikkeld door areaalvergroting en de aanleg van het Corantijnkanaal met bijbehorend pompgemaal (Wakay). Met deze infrastructuur kan in de droge tijd zoet water vanuit het binnenland naar de rijstvelden worden gevoerd, waardoor sindsdien twee oogsten per jaar mogelijk zijn. Omdat echter nog diverse schakels in het waterbeheersysteem ontbreken, werkt de toevoer van water niet optimaal. Vorig jaar heeft OWMCP een plan voor de irrigatie van de rijstvelden op laten stellen, waarin de gewenste verbeterwerken zijn opgenomen. Voor deze investeringen is een totaalbedrag van ruim 75 miljoen euro geraamd. In 1984 is MCP-Beheer opgericht om het onderhoud van het Corantijnkanaal op zich te nemen. Nadat in 2005 de Surinaamse Waterschapswet in werking trad, is in 2007 door middel van een Staatsbesluit MCP-Beheer omgevormd tot Overliggend Waterschap MCP. Het nieuwe waterschap heeft niet alleen een beheer- en onderhoudstaak, maar dient ook de oprichting van inliggende waterschappen in de rijstpolders van Nickerie te stimuleren. Het onderhoud aan watergangen binnen deze polders wordt door de rijstboeren en bedrijven zelf verricht. Voor de omliggende kanalen en kunstwerken zijn drie regionale afdelingen van ministeries verantwoordelijk. Het beheer van het watersysteem is momenteel dus over meerdere partijen verdeeld. OWMCP wil de samenwerking tussen de waterbeheerders
14
H2O / 03 - 2011
Werk aan de legger in Suriname.
stimuleren en ziet daarin een coördinerende rol voor zichzelf weggelegd.
Samenwerking met Nederlandse waterschappen Het bestuur van OWMCP heeft in 2008 samenwerking gezocht met Wereld Waternet en Waterschap Rijn en IJssel ter ondersteuning van de opbouw van het waterschapswerk. De samenwerking bestaat uit het uitwisselen van kennis en kunde, zowel gericht op capaciteitsopbouw als op het ontwikkelen van beheerinstrumenten. OWMCP wil zich van een beheerorganisatie ontwikkelen tot de waterautoriteit en het kenniscentrum van Nickerie en kijkt daarbij naar het Nederlandse waterschapsmodel. In het samenwerkingstraject werken de partijen stapsgewijs uit hoe OWMCP dit model in de Nickeriaanse context kan toepassen. Daarbij gaat het onder andere om het organiseren van (directe of indirecte) verkiezingen voor het bestuur en het invoeren van een systeem van watergelden (belastingen). Verder gaat het om de opbouw van werkrelaties met de inliggende waterschappen, de rijstbedrijven en de afdelingskantoren van de ministeries. Ook een regelmatig contact met het districtsbestuur past in de netwerkopbouw. Parallel aan deze ontwikkeling werkt OWMCP aan de uitbouw van de eigen organisatie, door het aanstellen van nieuwe medewerkers en verbetering van bedrijfsvoering en beheer. Voor het dagelijks beheer van het watersysteem wil OWMCP binnen enkele jaren de benodigde instrumenten opbouwen.
Inmiddels is begonnen met het opstellen van een legger, een onderhoudsplan voor het Corantijnkanaal en het voorbereiden van een hydrologisch model. Een aparte taak betreft de ondersteuning van inliggende waterschappen. Vanuit de staatsbesluiten uit 2007 is het de bedoeling dat de twaalf poldergebieden in Nickerie een eigen waterschapsbestuur krijgen. Tot nu toe is in zes poldergebieden een bestuur gekozen. Waterschap OWMCP streeft ernaar samen met de andere belanghebbenden in Nickerie de oprichting van de overige polderbesturen vlot te trekken. Dit is mede nodig om verkiezingen van het bestuur van OWMCP te kunnen organiseren en om watergelden te kunnen invoeren.
Veel bereikt en in gang gezet De uitwisseling tussen bestuur, management en medewerkers van de drie organisaties heeft inmiddels veel opgeleverd en vindt plaats in de vorm van werkbezoeken over en weer. Behalve tot goede persoonlijke werkrelaties leidt dit tot nuttige onderlinge vergelijkingen van werkwijzen en organisatievormen. Inmiddels zijn diverse gezamenlijke adviezen geschreven over de manier waarop OWMCP in Nickerie, rekening houdend met de regionale en lokale omstandigheden, het waterschapswerk kan ontwikkelen. Daarnaast ondersteunen de Nederlandse partijen rechtstreeks bij het opstellen van de legger, het onderhoudsplan en andere ‘waterschapsinstrumenten’. De resultaten na twee jaar intensieve samenwerking zijn veelbelovend.
achtergrond Legger
De gegevens over het watersysteem waren incompleet en alleen beschikbaar op papier. Nu wordt gewerkt aan een digitale legger, zodat alle informatie snel en makkelijk bruikbaar is. De software moet het mogelijk maken eenvoudig rekenwerk met de gegevens uit te voeren. Gekozen is voor de Aquarta, omdat Wereld Waternet al jaren goede ervaringen heeft met dit programma. Het wordt bovendien gebruikt door de Surinaamse waterleidingmaatschappij, die ook in Nickerie kantoor houdt. Enkele medewerkers van OWMCP zijn inmiddels in Aquarta getraind en voeren de beschikbare gegevens in.
autoriteit en kenniscentrum uitgewerkt. De organisatie brengt sindsdien een nieuwsbrief uit voor alle belanghebbenden en werkt aan herkenbaarheid met een nieuw logo en door deel te nemen aan informatiebeurzen. Ook zijn er geregeld contacten met de rijstbedrijven en is een overleg begonnen met de regionale afdelingen van de ministeries in Nickerie. Daarin wordt onder andere over de verdeling van water over de rijstpolders gesproken om de belangen van de landbouw zo goed mogelijk te dienen. Ook wordt een documentatiecentrum opgebouwd waar alle informatie over waterbeheer in Nickerie te vinden is. Watergelden
Onderhoudsplan
Voor het onderhoud van het 66 kilometer lange Corantijnkanaal zijn enkele jaren geleden beide oevers en de bodem met groot materieel opgeschoond. Voor het regulier onderhoud gebruikt OWMCP tot nog toe chemische middelen. Vanuit het oogpunt van duurzaamheid wil het waterschap dit anders aanpakken. Een adviesbureau is gevraagd een beheer- en onderhoudsplan op te stellen. De Nederlandse waterschappen hebben OWMCP ondersteund om samen met dit bureau tot een gedegen plan te komen. Het bestuur kan nu een weloverwogen besluit nemen voor een bepaalde onderhoudsmethode: mechanisch vanaf de oever, mechanisch met maaiboot, biologisch onderhoud, chemisch onderhoud of combinaties daarvan. Waterautoriteit
Tijdens de werkbezoeken is de ambitie OWMCP uit te laten groeien tot water-
OWMCP krijgt zijn inkomsten van het ministerie voor Regionale Ontwikkeling. Vanuit het Staatsbesluit is het de bedoeling dat OWMCP eigen watergelden gaat innen om daarmee de uitgaven te dekken. Het invoeren van watergelden is een delicate zaak. Rijstproducenten betalen tot op heden niet voor de watertoevoer en het onderhoud, behalve dat van de eigen percelen. Daarom is overleg nodig met alle belangstellenden, die zich bewust moeten worden van het gemeenschappelijk belang. Het gaat om een cultuuromslag die niet van de ene op de andere dag is te realiseren. Kijkend naar het Nederlandse omslagstelsel werken de partijen aan een plan waarin watergelden gefaseerd worden ingevoerd.
taakstelling in een nieuw organogram. Daardoor is een betere spreiding en scheiding van taken tussen de medewerkers gerealiseerd. Ook heeft het bestuur zijn uitvoerende taken kunnen delegeren en is nu sprake van een aansturend bestuur. Verder zijn gezamenlijk adviezen voor verbeteringen van administratieve procedures, werkinstructies en protocollen opgesteld.
Vooruitblik Door de intensieve samenwerking van de afgelopen twee jaar bleek het mogelijk gezamenlijk actiepunten op te stellen en uit te voeren. De Surinaamse partijen hebben inzicht gekregen in het functioneren van het waterschapsmodel in de Nederlandse context en putten hieruit inspiratie om dit model in Nickerie toe te passen. Andersom hebben de Nederlandse partijen van de Surinaamse aanpak geleerd voor hun eigen werksituatie en kunnen zij vanuit de vergelijking met Nederland adviseren over de verdere ontwikkeling. Het samenwerkingsverband wordt tot dit jaar financieel ondersteund door het NWB-fonds. Gezien de huidige positieve resultaten verkennen de drie partijen de mogelijkheid om de samenwerking voor een nieuwe periode voort te zetten. Koen Maathuis (Wereld Waternet) Bram Zandstra (Waterschap Rijn en IJssel) Manodj Hindori (Overliggend Waterschap MCP)
Verbetering bedrijfsvoering
OWMCP heeft samen met Wereld Waternet en Waterschap Rijn en IJssel de eigen bedrijfsvoering doorgelicht. Ondersteuning is geboden bij het vertalen van de verbrede
Het Corantijnkanaal.
H2O / 03 - 2011
15
WATERCOLUMN
Waar kom jij vandaan?
I
edereen wil tegenwoordig weten wat je uitspookt. Ik heb daar alle begrip voor. Thuis ben ik al heel transparant. Niet makkelijk. Leg maar eens precies uit waarom je drie minuten te laat thuis bent. De ramp in Moerdijk was in dit verband een leerzame communicatieles, die erg deed denken aan dat spelletje waarbij je in een kring een boodschap rondfluistert. Het leukste daarvan is de wartaal van de laatste persoon, die de boodschap hardop uitspreekt. De eerste boodschap in Moerdijk was: niets aan de hand. Maar de laatste in de kring kwam me toch met een ingewikkeld verhaal. Dat gaan we zo dus niet meer doen. Wat wel? Je kunt natuurlijk gewoon zeggen wat er aan de hand is en wat je eraan gaat doen. Dodelijk. Dat is vragen om ‘Waar kom jij vandaan?’. Niet doen. Het alternatief is glashard liegen. Daar kom je in de praktijk vaak mee weg, als je een goed geheugen hebt voor je eigen leugens. En goed gearticuleerd kunt fluisteren. Geen strategie voor oudere, tandeloze bestuurders. Mijn oplossing is nieuwe technologie. Totale transparantie wordt binnenkort trouwens bij wet verboden, want dat komt neer op onzichtbare bestuurders. Daarom worden in de ambtelijke top naast de huidige SG’s en DG’s zogenoemde SB’s benoemd: Stealth Bestuurders. SB’s hebben ‘onzichtbaarheidsmantels’, zoals in 2006 door fysicus Pendry en anderen gedemonstreerd. Dankzij die mantels maken we SB’s pas zichtbaar wanneer ze nodig zijn door ze met geavanceerde apparatuur ‘aan te stralen’. Tegelijkertijd regelen we bijpassende journalisten, geselecteerd op de kwaliteit van hun vragen. Zó gaan we dat dus voortaan doen. Zojuist naar beneden geweest voor een kopje thee, en ja hoor: ‘Waar kom jij vandaan?’. Nog even. Wim van Vierssen (KWR Watercycle Research Institute)
Business cases bieden nieuwe mogelijkheden Op 13 januari verzorgde de themagroep Asset Management een onder-weg-naar-huis-bijeenkomst over business cases in de watersector bij MWH Global in Delft. Tijdens deze bijeenkomst kwamen professionals op het gebied van drink- en afvalwater, informatisering, assetmanagement en business cases bijeen om te praten over de voordelen en mogelijkheden die business cases bij besluitvorming in de watersector kunnen spelen. In een business case wordt een zakelijke afweging beschreven om een project of taak te beginnen. Daarbij worden de kosten en baten tegen elkaar afgewogen, waarna aan de hand van die afweging wordt besloten of wel of niet begonnen en/of verdergegaan wordt met een project.
Twee sprekers gingen in op hoe business cases in de praktijk toegepast worden. Sanne Hillegers (Waternet) besprak de introductie ervan bij Waternet en de eerste ervaringen ermee. David Smith (MWH Global) was speciaal overgekomen uit Engeland om aan de hand van praktijkvoorbeelden uit te leggen hoe je business cases niet alleen kunt gebruiken om tot transparante besluitvorming te komen, maar ook om met alle betrokkenen dezelfde taal te spreken (voor een verslag van hun lezingen wordt verwezen naar internet: www.waternetwerk.nl). Het onderwerp leefde zichtbaar onder de aanwezigen. Hillegers: “Ik zie dat veel bedrijven en organisaties worstelen met business cases en hoe ze die in de praktijk kunnen toepassen. Deze bijeenkomst was daarom heel zinvol: mensen zijn duidelijk op zoek naar handvatten. Die hebben we proberen aan te reiken.” Het viel Hillegers op dat Waternet met de toepassing van business cases voorop lijkt te lopen in de Nederlandse watersector. “Omdat het idee en de voordelen ervan bekend zijn, had ik verwacht dat het al bij meer bedrijven wordt toegepast, maar dit blijkt nog niet zo te zijn. Bij Vitens wordt er ook mee gewerkt, maar verder nog weinig. Ik ben benieuwd of er ook andere bedrijven zijn die modellen voor business cases ontwikkelen. Op grond van een vergelijking daarmee zouden we naar best practises toe kunnen werken. Daarmee kunnen we elkaar verder helpen.” Ook dagvoorzitter Jelte van der Heide (MWH Global) constateerde dat de toepassing van business cases nog geen schering en inslag is in de watersector. Hij is het met Hillegers eens dat het uitwisselen van kennis en ervaring hierin verandering kan brengen. Van der Heide: “Bij de toepassing van business cases valt een onderscheid te maken tussen de drinkwater- en de afvalwatersector. Drinkwaterbedrijven lopen voor als het gaat om de toepassing in de praktijk. Dit is te verklaren vanuit het feit dat ze een aantal jaren een doelmatigheidsslag hebben gemaakt. De afvalwatersector is nog niet zo ver. Een bijeenkomst waarbij professionals uit verschillende sectoren aanwezig zijn, is dan ook heel nuttig. Kennis en ervaring uitwisselen is van groot belang. Dat is ook de reden dat David Smith is uitgenodigd: in Engeland zijn drinkwaterbedrijven tientallen jaren geleden geprivatiseerd. “ “In Nederland moeten we de slag naar de praktijk nog maken. Dat is ook een kwestie van uit je eigen cocon durven stappen en de confrontatie aan durven gaan met andermans (soms betere) ervaringen. Daar is lef voor nodig, maar er valt tevens veel te halen. Business cases kunnen de sector veel winst bieden op het gebied van efficiëntie en kostenbesparing. Tijdens het voorjaarscongres van KNW, dat op 14 april plaatsvindt, staan onder meer doelmatigheid, het verleggen van grenzen en het kritisch naar het eigen bedrijf (durven) kijken centraal. Dit zou een mooie mogelijkheid zijn om hieraan invulling te geven.”
16
H2O / 03 - 2011
De trainee en zijn werkgever Het is nieuw, het is avontuurlijk en het wordt door de gehele watersector omarmd: het nationaal watertraineeship, een tweejarig programma voor net afgestudeerde HBO’ers en WO’ers. Waternetwerk neemt de komende nummers een kijkje bij de deelnemers aan dit project en vraagt de trainee en werkgever een attribuut mee te nemen dat hun gevoel bij het traineeship zo goed mogelijk weergeeft. De trainee: Werner Weeink (25), studeerde Civiele Techniek & Management aan de Universiteit Twente en werkt bij de afdeling Natte Waterbouw van Tauw. Attribuut: een foto van base-jumpers. “Tijdens een uitwisselingssemester in Noorwegen kwam ik op de top van een berg base-jumpers tegen. Zij springen van bergen af met op hun rug een parachute, die zich pas 100 meter boven de grond ontvouwt. Voor mij eindigde het avontuur van het bergbeklimmen op de top van de berg, maar voor hen begon het toen pas. Dat verschil zie ik ook tussen een ‘gewone’ baan en het traineeship: bij een gewone baan is de top het hoogst haalbare, maar mis je het extra avontuur dat het traineeship biedt.” “Bij Tauw heb ik een heel afwisselende functie. Ik hou me onder andere bezig met inspecties en assetmanagement, het opzetten van een sluizendatabank en cradle to cradle voor gemalen. Ik vind het belangrijk om te blijven leren, en dat gebeurt - behalve in mijn werk natuurlijk - op de vrijdagen. Je leert nadenken over jezelf, je eigen uitdaging en visie vinden, en doet veel nuttige inzichten op.” “Eén van de studiecasussen waaraan we momenteel werken, betreft een onderzoek in opdracht van Tauw naar de onderhoudsstrategie van gemalen door waterschappen en de optimale manier waarop dat onderhoud zou kunnen worden ingericht. We voeren hiervoor gesprekken met waterschappen. Het is leuk om te merken dat dit onderwerp bij hen leeft.” “Net zoals een base-jumper de berg waar hij vanaf springt van meerdere kanten bekijkt, leer ik door mijn stage verschillende kanten van het werkveld van Tauw én van de watersector kennen. Ik leer verder kijken dan alleen de organisatie waarvoor ik werk. Die afwisseling en het voortdurende leerproces maken deze trainingsperiode voor mij de perfecte ‘eerste baan’.”
voor mij één van de belangrijkste toegevoegde waardes van het traineeship. Ik volg ook met veel belangstelling de studiecasus waar ze voor Tauw aan werken. Door met de waterschappen in gesprek te gaan over het beheer en onderhoud van de gemalen, hopen wij natuurlijk ook meer in beeld te komen bij die partijen.” “Daarnaast staat de instroom van jonge medewerkers bij Tauw hoog op de agenda. Over een aantal jaren moeten we de jonge deskundigen waarschijnlijk met een zaklantaarn zoeken, dus het is belangrijk om ons blijvend te presenteren als een aantrekkelijke werkgever voor afgestudeerde ingenieurs.” “In de ringband die ik heb meegenomen, zitten kleurige tabbladen die staan voor alle vakinhoudelijke kennis die Werner meebrengt en opdoet. Dat is een band met basisbagage die je nodig hebt. Maar in het plastic insteekhoesje aan de binnenkant van
de band zit de meerwaarde van een trainee, namelijk alle kennis en inzichten die Werner op de vrijdagen opdoet. Het praten met gelijkgestemden, het reflecteren, de persoonlijke ontwikkeling: allemaal zaken waar zowel hijzelf als de werkgever de vruchten van plukken.” “Op vrijdagen zit ik er soms bij als de begeleiders met de studiecasus aan de slag gaan, om desgevraagd informatie te leveren. Het is heel leuk om het enthousiasme te zien op het moment dat ze aanvoelen wat je precies wilt bereiken met een casus, het moment dat het kwartje valt en ze met eigen, frisse inzichten komen. Daar doe je het tenslotte voor.” Suzanne van den Eynden (H2O-job)
Werner Weeink (l.) en Gertjan Leereveld.
De werkgever: Gertjan Leereveld, groepshoofd Natte Waterbouw bij Tauw. Attribuut: ringband met kleurige tabbladen en plastic insteekmap aan de binnenkant. “Het traineeship biedt mij een nieuw ‘medium’ om te netwerken met organisaties binnen de watersector. Ik ontmoet andere werkgevers, andere begeleiders, en in het werkgeversoverleg bespreken we elkaars studiecasus. Niet alleen tussen de begeleiders, maar ook op werkgeversniveau vindt er dus een ‘kruisbestuiving’ plaats. Dat is
H2O / 03 - 2011
17
WATERCOLUMN Congres Leading
Edge Technology in Amsterdam de laatste stand van zaken op het gebied van ver.nieuws_column Van 6 tot en met 10 juni vindt alweerkop voor de achtste maal in Amsterdam het congres Leading Edge Technology plaats. Tijdens dit er.nieuws_column plat initiaal internationale congres, dat georganiseerd wordt door het Koninklijk Nederlands Waternetwerk, PWN en Waternet in samenwerking met IWA, en dat dit jaar voor de ver.nieuws_column plat tweede maal sinds het ontstaan in Nederland plaatsvindt, komen technologen en ver.nieuws_column auteur onderzoekers vanuit de hele wereld bijeen om de nieuwste ontwikkelingen en technologieën op het gebied van drinkwater en afvalwater te bespreken.
V
Medeorganisator Martien den Blanken (directeur PWN) vertelt wat het uitgangspunt van het congres is. “Het LET-congres is IWA’s belangrijkste technologiecongres, dat elk jaar ergens in de wereld plaatsvindt. Dit jaar zijn we erin geslaagd het naar Nederland te halen, mede dankzij onze goede reputatie op het gebied van watertechnologie en ontwikkelingen. Het congres is bij uitstek een voorbeeld van wereldwijde kennisuitwisseling. We zijn er dan ook trots op hier gastland voor te mogen zijn.” Tijdens het congres komen internationale technologen en onderzoekers bij elkaar om
technologie en ontwikkelingen met elkaar te bespreken. Den Blanken: “Er zijn uiteraard meer wereldwijde congressen, maar wat dit congres zo bijzonder maakt, is dat het de diepte ingaat. Bij andere congressen zijn ook bijvoorbeeld bestuurders aanwezig. Dat kan nuttig zijn voor het uitwisselen van bepaalde kennis of voor netwerken, maar het beperkt de diepgang van de discussies. Bij het LET-congres komen wetenschappers en technologen uit diverse sectoren en landen bij elkaar om kennis en ervaring uit te wisselen en de inhoudelijke discussie aan te gaan. Op deze manier kunnen we van elkaar leren en elkaar verder helpen, op wereldwijde schaal. Het verbaast me dan ook niet dat er dit jaar meer aanmeldingen zijn dan voorgaande jaren. Blijkbaar bestaat behoefte aan een dergelijk congres, zeker in een tijd waarin het uitwisselen van kennis en ervaring steeds belangrijker wordt. Ik verwacht dan ook dat het congres een groot succes zal worden.” Aanmelden voor het congres is nog mogelijk. Kijk op www.let2011.org voor meer informatie.
Vroegboekkorting voor aanmeldingen tot 1 maart
Nieuwe cursussen Wateropleidingen verzorgt de komende maanden weer enkele nieuwe cursussen die voor de lezers van H2O van belang kunnen zijn. Hieronder volgt een kort overzicht.
Hydraulisch en hydrologisch rekenen Op dinsdag 10 maart begint in Utrecht weer de driedaagse cursus Hydraulisch en hydrologisch rekenen. In deze basiscursus leert u hoe u berekeningen aan bijvoorbeeld watergangen, duikers en stuwen uitvoert. Ook wordt veel aandacht besteed aan het interpreteren van verschillende rekenresultaten. Aan het einde van deze cursus kunt u zelfstandig eenvoudige calculaties maken en complexere berekeningen met een spreadsheetprogramma uitvoeren. Daarnaast bent u beter in staat calculaties te beoordelen die zijn uitbesteed. Voor deze cursus is nog een aantal plaatsen beschikbaar. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Gijs Koning: gijs.koning@ wateropleidingen.nl of 06 57 57 33 13.
uitvoering en controle. In de cursus komt ook de bestemming van de verwijderde specie aan de orde. Na het volgen van de cursus beschikt u over actuele kennis voor het succesvol opzetten, aanbesteden en uitvoeren van kleinschalige baggerwerken. De doelgroep bestaat uit watersysteembeheerders, bestekschrijvers, directievoerders en aannemers/uitvoerders. De cursusdata zijn 13 (in Utrecht) en 20 april (op locatie). De prijs bedraagt 1.025 euro. Voor meer informatie: Laura Bon (030) 606 94 15.
Waterbeheer en onderhoud U leert welke eisen de Flora- en faunawet stelt en hoe onderhoud kan bijdragen aan het bereiken van de ecologische doelen en een goede waterkwaliteit. U leert hoe u beheer- en onderhoudsplannen uitvoert en hoe u kunt toezien op onderhoud dat is uitbesteed. In de praktijkopdrachten besteedt u aandacht aan water in de stad en water in het landelijke gebied.
Kleinschalig baggerwerk Het succesvol laten verlopen van de opzet, aanbesteding en uitvoering van een baggerwerk vereist kennis. Dit geldt zowel voor opdrachtgevers als uitvoerders. Deze cursus richt zich op het kleinschalig onderhoudsbaggerwerk in al zijn facetten: verkenningsfase, bestek, aanbesteding,
18
H2O / 03 - 2011
Martien den Blanken
De doelgroep bestaat uit medewerkers waterbeheer en onderhoud. De cursus vindt plaats op 21 en 28 april, 12, 19 en 26 mei én 9 juni in Utrecht en kost 1.925 euro. Voor meer informatie: Laura Bon (030) 606 94 15.
Om het nieuwe jaar nog een beetje feestelijk in te luiden en om de waterprofessional iets tegemoet te komen in deze economisch nog steeds onzekere tijden, komt het Koninklijk Nederlands Waternetwerk met een speciale actie. Als u zich vóór 1 maart inschrijft voor één van onze bijeenkomsten, ontvangt u korting. De actie is geldig op alle bijeenkomsten; uw voordeel kan dus aardig oplopen. Wacht daarom niet langer en schrijf u nu in. Voor een volledig overzicht van de activiteiten wordt verwezen naar internet: www.waternetwerk.nl. Themadagen Leden: 180 in plaats van 195 euro Studenten: 25 in plaats van 35 euro Niet-leden: 265 in plaats van 280 euro Symposia Leden: 110 in plaats van 125 euro Studenten: 25 in plaats van 35 euro Niet-leden: 195 in plaats van 210 euro De vroegboekkorting geldt ook op nationale en internationale (meerdaagse) congressen. De kortingen gelden alleen als u zich vóór 1 maart aanmeldt voor de bijeenkomsten die ná 1 maart plaatsvinden. Als u zich al aangemeld had voor één van deze bijeenkomsten, zal dit automatisch worden verwerkt in de administratie. Het bedrag wordt niet gerestitueerd bij annulering. Wel is het mogelijk om bij verhindering een vervanger te sturen, mits u ons daarvan op de hoogte stelt.
WATERCOLUMN Agenda
“De bevlogenheid maakt het werken in deze sector zo leuk” Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Waternetwerk portretteert in iedere editie één van zijn leden. Deze keer: Saskia de Haas (48), sectordirecteur Afvalwater en Drinkwater bij Waternet. “Ik ben ongeveer vier jaar lid van KNW. Dat ben ik geworden toen ik leiding ging geven aan waterprofessionals. Ik werk nog niet zo lang in de watersector, zo’n zes jaar. Via een managementachtergrond ben ik er toevallig terechtgekomen. Ik zag een advertentie in de krant, waarin een leuke managementfunctie werd aangeboden.” “Ik heb het in de watersector erg naar mijn zin. Water is enorm belangrijk, zeker in ons land. Het is voor Nederlanders een vanzelfsprekendheid: kwalitatief goed drinkwater dat altijd uit de kraan komt vinden we normaal, evenals een ongestoorde afvoer en zuivering van ons afvalwater. Verder willen we natuurlijk droge voeten houden en, zeker in de zomer, in en op het water onze vrije tijd kunnen doorbrengen. We zijn ons er amper van bewust dat dat alleen maar mogelijk is door al die bevlogen professionals die daar met veel enthousiasme voor zorgen. Juist die bevlogenheid maakt het werken in deze sector zo leuk. Waar je ook op bezoek bent, iedereen praat met passie over zijn werk, of het nu een onderzoeker, een operator of een rioolinspecteur is. Ze weten dat het belangrijk is wat ze doen en willen jou met veel trots ook graag een kijkje achter de schermen geven. Ik kan daar erg van genieten, want ik ben een echt mensenmens. Het is mijn passie om ervoor te zorgen dat deze mensen hun werk goed kunnen doen, nu en in de toekomst. En dat ze zich verder kunnen ontwikkelen, zodat de bevlogenheid blijft.” “Binnen de watersector is Waternet een bijzonder bedrijf: het is het enige in Nederland dat alle watertaken onder één dak heeft. Daarmee zijn we onze tijd vooruit, want de meeste mensen zijn er inmiddels wel van overtuigd dat samenwerking in de watercyclus meerwaarde heeft, maar het komt in de rest van Nederland toch moeizaam van de grond. Dat is jammer, want de integratie van de watertaken levert niet alleen kostenbesparing op, maar leidt ook tot nieuwe oplossingen en innovaties. Gelukkig zie je wel beweging en komen de sectoren nader tot elkaar, maar het gaat mij wel eens wat te langzaam.” “Ook KNW heeft waterprofessionals van alle takken van sport binnen zijn geledingen en biedt zo uitgelezen kansen om eens over de schutting van je eigen werkveld heen te kijken. Ontmoeting en uitwisseling van kennis en ervaring, voor mij de belangrijkste doelen van het netwerk, dragen zo bij aan verdere integratie binnen de watercyclus.” Martine Bruynooge Saskia de Haas
ver.nieuws_column Op 16 maart verzorgt Waternetwerk,kop in samenwerking met Wateropleidingen en NWP, op de vakbeurs Aqua Nederland er.nieuws_column plat initiaal in Gorinchem de eerste introductiedag voor nieuwe medewerkers in de watersector. De bijeenkomst begint om 9.00 uur en duurt tot 18.00. Naast introductie van de ‘zeven ver.nieuws_column plat waterwonderen’ staat een rondleiding bij pompstation Soestduinen op het ver.nieuws_column auteur programma. Er is maar een beperkt aantal plaatsen beschikbaar.
V
Op 17 maart vindt ook op Aqua Nederland in Gorinchem de themadag voor sectieleden plaats. Dit jaar zal het gaan over ‘het nieuwe werken’ in de watersector. Is dat een hype of is het noodzakelijke verandering om op andere manier invulling te geven aan werk en vakmanschap? Duidelijk is wel dat er nieuwe dingen spelen, zoals flexibele werktijden en andere zelfstandigheid. Met de themadag kunnen operationele medewerkers binnen de watersector proeven wat het ‘nieuwe werken’ is. De bijeenkomst begint om 9.30 uur en eindigt om 17.30 uur. Op 14 april houdt het Koninklijk Nederlands Waternetwerk weer zijn voorjaarscongres en wel in hotel Postillion in Amersfoort. Thema dit jaar is: ‘Samen meer (water)keten: inspereren, leren en verbeteren’. Samen met andere waterprofessionals kunt u zich buigen over vragen als: meten we de goede dingen, zijn we klaar voor de toekomst, hoe gebruiken we benchmarking als prikkel om samenwerking te stimuleren, doen we de goede onderzoeken, hoe maken we samenwerking meetbaar en hoe organiseren we het leren? Het programma loopt van 10.30 tot 17.00 uur. Voor deze activiteiten geldt een vroegboekkorting als u zich voor 1 maart aanmeldt.
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Martine Bruynooge Antal Giesbers Jaap van Peperstraten Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail:
[email protected] H2O / 03 - 2011
19
Water spiegel
Nieuwskatern van Vewin nummer 1, februari 2011
Accentverschuiving ontwikkelingsbeleid biedt mogelijkheden Bezuinigingen nopen tot scherpere keuzes in het ontwikkelingsbeleid. Het kabinet streeft naar een forse reductie van het aantal partnerlanden en meer nadruk op minder beleidsthema’s, waar Nederland toegevoegde waarde kan bieden. Water is één van de vier thema’s die prioriteit krijgt. Volgens staatssecretaris Ben Knapen moet de ‘ijzersterke reputatie’ van de Nederlandse watersector beter benut worden. Vewin steunt de inzet van de staatssecretaris. ‘Water is de basis voor sociale en economische ontwikkeling’.
H
et kabinet streeft naar een fundamentele herziening van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid, met als leidraad het WRR-rapport ‘Minder pretentie, meer ambitie’. Om de versnippering van het beleid tegen te gaan, zal het aantal partnerlanden drastisch worden verminderd: van de huidige 33 naar 15 landen en op de lange termijn tien landen. Het aantal beleidsthema’s wordt eveneens fors gereduceerd. Het ontwikkelingsbeleid legt de nadruk op vier thema’s – waaronder water – waar Nederlandse kennis en kunde meerwaarde heeft en Nederland ‘verschil kan maken’. Tevens zal in het beleid het accent verschuiven van sociaal (sec hulp bieden) naar economisch (investeren). Het bedrijfsleven wordt nadrukkelijker betrokken bij ontwikkelingsprojecten. “Water is een prioriteit in ons beleid.” Dat zei staatssecretaris Ben Knapen van Ontwikkelingssamenwerking vorige week tijdens de bijeenkomst ‘Water voor ontwikkeling’, die was georganiseerd om de staatssecretaris kennis te laten maken met de waterwereld. “Nederland heeft veel ervaring met leven in een dichtbevolkte delta. De Nederlandse watersector heeft internationaal een ijzersterke reputatie. Die moeten we beter benutten”, aldus Knapen. De staatssecretaris wees op de grote buitenlandse belangstelling voor de Nederlandse deltatechnologie en het
20
H2O / 03 - 2011
delen van kennis op het gebied van waterzuivering met partnerlanden. Belangrijkste doelstelling van het hulpgeld is en blijft het behalen van ontwikkelingsresultaten, beklemtoonde Knapen. Oftewel bijdragen aan armoedebestrijding, economische ontwikkeling en het realiseren van de millenniumdoelstellingen, ook voor drinkwater en sanitatie. “Water past goed in dit beleid, want Nederland heeft daar meerwaarde”, aldus Knapen. Bij waterprojecten is het streven volgens Knapen om synergie tussen publiek en privaat geld te bewerkstelligen. “Bundeling van kennis en middelen moet zorgen voor duurzame economische ontwikkeling.” Waarbij Knapen het belang van publiekprivate partnerschappen aantekende en het feit dat activiteiten van de Nederlandse watersector in opkomende markten commerciële kansen bieden. “Dit kabinet wil van hulp naar handel om de zelfredzaamheid van partnerlanden te vergroten. Daartoe moeten duurzame profijtelijke bilaterale relaties worden aangegaan.” Vewin staat positief tegenover de accentverschuiving in het ontwikkelingsbeleid, met meer nadruk op water en de mogelijkheden die dat biedt voor de Nederlandse watersector. “Water is een belangrijk publiek goed, dat onmisbaar is voor een goed functionerende economie, bedrijvigheid en sociale ontwik-
keling. Bevolkingsgroei, verstedelijking en economische ontwikkeling zetten de beschikbaarheid van voldoende water van goede kwaliteit wereldwijd onder grote druk, wat noodzaakt tot duurzaam watergebruik en innovatieve oplossingen. Nederlandse drinkwaterbedrijven zijn al in veel landen actief met duurzame waterprojecten. Ze hebben bewezen dat kennisoverdracht en assistentie in het kader van Water Operator Partnerships – langjarige publiekprivate partnerschappen tussen Nederlandse waterbedrijven en lokale waterbedrijven en overheden – een succesvolle aanpak is voor een duurzame verbetering van de (drink)watervoorziening ter plaatse.” Deze projecten bieden een gunstige voedingsbodem voor positieve spin-off voor de Nederlandse watersector en het Nederlandse bedrijfsleven. Voortzetting en uitbreiding hiervan vraagt om structurele ondersteuning vanuit het Nederlandse ontwikkelingsbeleid en inzet van expertise vanuit de ambassadeposten. Vewin verwacht dat het ministerie van Buitenlandse Zaken een actieve rol gaat spelen bij het toewijzen van financiële middelen voor waterprojecten bij de Wereldbank en andere ontwikkelingsbanken of de Verenigde Naties. Meer informatie via Hendrik Jan IJsinga:
[email protected].
Spoedsanering moet vorm krijgen Uitkomsten onderzoek KWR naar risico’s drinkwatervoorziening
Vewin vindt dat een vitale bodemfunctie, zoals de waterwinning, niet in de knel mag komen. Een goede grondwaterkwaliteit staat of valt met de kwaliteit van de bodem. Bodemverontreiniging bedreigt echter bij circa 60 waterwinningen de grondwaterkwaliteit. Dat blijkt uit onderzoek van KWR Watercycle Research Institute naar de risico’s van bodemverontreinigingen voor de drinkwatervoorziening. Bovengenoemde locaties moeten met spoed worden gesaneerd. Toenemend gebruik van de ondergrond vraagt om regulering, duurzaam bodemgebruik en het veiligstellen van de waterwinning.
N
ederlandse drinkwaterbedrijven worden regelmatig geconfronteerd met bodemverontreiniging. Het Convenant Bodem – dat het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2009 sloten – biedt mogelijkheden om sanering van deze verontreinigingen versneld te realiseren. Tegen deze achtergrond heeft Vewin de impact van verontreinigingen op waterwinningen laten inventariseren door KWR Watercycle Research Institute. Bij ongeveer 60 van de 236 grondwaterwinningen die in Nederland worden gebruikt voor de drinkwaterproductie, zijn knelpunten gesignaleerd die te maken hebben met bodem- en grondwaterverontreinigingen. Hier zal volgens Vewin prioriteit moeten liggen bij de aanpak van bodemverontreiniging. Ander knelpunt is de normstelling voor bodemsanering zoals is vastgelegd in de Wet op de bodembescherming (Wbb). De normering (interventiewaarde) ligt voor de meeste stoffen ver boven de eisen uit het Drinkwaterbesluit. Hierdoor worden veel verontreinigingen, waarbij grondwater ongeschikt is als grondstof voor drinkwater, binnen de Wbb toch niet als ‘ernstig’ gezien. De interventiewaarden zijn dus niet afgestemd op drinkwaternormen. KWR heeft ook gekeken naar het effect van bodemverontreinigingen op drink-
waterleidingen. Sommige verontreinigingen kunnen door de leidingen dringen en zo in het drinkwater terechtkomen. Vaak kan het wel vier jaar duren voor de overheid bij dergelijke gevallen overgaat tot sanering van de bodem. Drinkwaterbedrijven kunnen zo lang niet wachten en zijn dan genoodzaakt om de leidingen direct te vervangen. Omdat informatie over bodemverontreiniging nauwelijks digitaal is ontsloten, kunnen drinkwaterbedrijven ook moeilijk achterhalen waar precies de risico’s liggen. Aandachtspunt zijn verder stoffen die niet giftig zijn maar wel smaakproblemen veroorzaken in het drinkwater. Sanering van de bodemverontreiniging is dan niet verplicht, maar het drinkwaterbedrijf zal wel moeten zuiveren om die stoffen te verwijderen. Bij de beoordeling van de noodzaak tot saneren van verontreinigingen wordt te weinig rekening gehouden met het drinkwater. Vewin pleit ervoor om waterwinning in de circulaire Bodembescherming van VROM op te nemen als ‘gevoelige functie’, zodat ook bij stofconcentraties onder de interventiewaarden toch besloten kan worden de bodemverontreiniging te saneren. Daarnaast verdient het aanbeveling om gebiedsgericht grondwaterbeheer en gebiedsdossiers te benutten bij de aanpak van bodemverontreiniging. Om een adequate inschatting van de
risico’s voor drinkwater te kunnen maken, moeten overheden informatie over de ligging en aard van bodemverontreinigingen beschikbaar maken. Meer informatie via Rob Eijsink:
[email protected].
Aanpak humane spoedlocaties Staatssecretaris Joop Atsma (Infrastructuur & Milieu) heeft in december in de Tweede Kamer toegezegd dat de bodemverontreiniging op circa 60 locaties voor waterwinning uiterlijk in 2015 is gesaneerd. “Het is volstrekt helder dat serieuze verontreiniging en drinkwater elkaar niet verdragen. Dit probleem wordt aangepakt en staat hoog op de prioriteitenlijst.” In het Convenant Bodem is afgesproken om op humane spoedlocaties de bodemverontreiniging uiterlijk in 2015 te hebben gesaneerd. Bodemverontreinigingen die waterwinningen bedreigen vallen formeel niet onder het criterium ‘humane spoed’. Via de Tweede Kamer heeft Vewin bewerkstelligd dat er ruimte is om deze verontreinigingen hierin te betrekken. Vewin is gevraagd een overzicht van knelpunten van bodemverontreiniging voor waterwinning aan te leveren. De drinkwatersector start een inventarisatie.
H2O / 03 - 2011
21
Samen optrekken bij bluswatervoorziening Drinkwatersector denkt mee over kostenbesparing brandweer
De brandweer verkent momenteel de mogelijkheden voor kostenbesparingen. Eén van de opties in het advies van de commissie-Mans is vermindering van het aantal brandkranen. Deze worden op verzoek van gemeenten door de drinkwaterbedrijven in het leidingnet geplaatst. Brandweerorganisaties, waaronder de NVBR, bespreken tijdens een minisymposium op 15 februari met de drinkwatersector de inzet van drinkwater voor de bluswatervoorziening. Vewin vindt het belangrijk dat de partijen gezamenlijk optrekken.
O
m kosten te besparen vindt de commissie-Mans het de moeite waard te overwegen om drinkwater niet langer in te zetten als blusmiddel. De inhoud van tankwagens is in het algemeen voldoende om 95 procent van de branden te blussen. Bovendien maakt de brandweer bij grotere branden vaak gebruik van andere waterbronnen, zoals oppervlaktewater. Als de brandweer geen drinkwater meer inzet als blusmiddel, kan worden bespaard op onderhoud en controle van brandkranen. De commissie verwacht dat 7,5 miljoen euro op brandkranen kan worden bespaard en dat dit bovendien enkele tientallen miljoenen aan besparingen bij
de drinkwaterbedrijven op kan leveren. Vewin heeft twijfels bij deze cijfers en wil daarover graag in gesprek. De verantwoordelijkheid voor de keuze van de inzet van blusmiddelen – en dus ook voor de beslissing het aantal brandkranen te verminderen – ligt bij de brandweer en gemeenten. Kerntaak van de drinkwaterbedrijven is het leveren van drinkwater van zo hoog mogelijke kwaliteit. Daarnaast willen drinkwaterbedrijven bijdragen aan de bluswatervoorziening. De infrastructuur van de drinkwatervoorziening wordt daarom ook zo goed mogelijk afgestemd op de vraag naar
Risico’s besmetting leidingnet bij inzet tankwagens Bij het blussen van een grote brand in Hemiksem, ten zuiden van Antwerpen, is begin
bluswater (aansluiting brandkranen op leidingnet, dimensionering van leidingen). Mits dit past binnen de kerntaak van de drinkwatervoorziening. Voor de drinkwaterbedrijven is het van belang dat gebruik van het leidingnet voor de bluswatervoorziening geen risico’s oplevert voor de drinkwaterkwaliteit. Voorkomen moet worden dat door onjuist gebruik van brandkranen of spuitwagens besmetting van het drinkwater optreedt. De kosten die de drinkwatersector maakt ten behoeve van de brandweer – voor onder meer het beheer en (natte) onderhoud van de brandkanen – worden doorberekend aan de gemeente. Dit volgens het principe ‘kostenmaker = kostendrager’. Het opzeggen van bluswaterovereenkomsten leidt daarom ook niet tot kostenbesparingen voor de drinkwatervoorziening zelf.
december een bacteriële besmetting van het waterleidingnet ontstaan. In opdracht van waterleidingbedrijf Pidpa heeft KWR Watercycle Research Institute de oorzaken van de besmetting onderzocht. KWR is gestuit op een mogelijke besmettingsweg van het drinkwater tijdens het oppompen van oppervlaktewater voor bestrijding van de brand. Dit speelt ook in Nederland, constateert KWR. Aan de inzet van tankwagenspuiten met aansluitingen op zowel het leidingnet als een oppervlaktewaterbron kleven risico’s. Aan de zuigzijde van de tankautospuit wordt een aansluiting gemaakt op het waterleidingnet (via een brandkraan) en op een pomp die oppervlaktewater inneemt. Deze laatste pomp heeft zo’n grote capaciteit dat vervuild water in het leidingnet is
De drinkwatersector is graag bereid mee te denken over kostenbesparingen bij de brandweer. Het symposium is een goede gelegenheid om de inzet van brandkranen voor de bluswatervoorziening te bespreken. Vewin vindt het van belang dat de partijen hierover met elkaar in gesprek blijven en een gezamenlijke koers bepalen.
gepompt. Om dat te voorkomen is een onderbroken afsluiting noodzakelijk. Keerkleppen en een enkele afsluiter volstaan niet. KWR adviseert aanpassingen aan de tankautospuit, in de vorm van een overdrukbeveiliging met grotere overstortcapaciteit.
22
H2O / 03 - 2011
Meer informatie via Rob Eijsink:
[email protected].
Naar een duurzaam en innovatief Europees landbouwbeleid Vewin en Unie van Waterschappen presenteren gezamenlijke visie Landbouw en water hebben een sterke relatie. Voor beide sectoren is voldoende water van goede kwaliteit essentieel. Daarom maakt Vewin zich in Brussel, samen met de Unie van Waterschappen, sterk voor een toekomstig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) dat leidt tot duurzame landbouwpraktijken, specifiek op het gebied van watermanagement. Het nieuwe GLB moet het leveren van blauwe en groene diensten door agrariërs stimuleren. Vorige week presenteerden Vewin en de Unie hun visie, verwoord in de brochure ‘Duurzame en innovatieve landbouw voor de toekomst’, aan LTO Nederland, natuurorganisaties en de ministeries van EL&I en I&M.
N
a het uitbrengen van de Mededeling van de Europese Commissie over de hervorming van het GLB (vanaf 2013) loopt momenteel een consultatieronde, waarvoor Vewin en de Unie inbreng hebben geleverd. Kern van het pleidooi: een beleid dat de overgang versnelt naar duurzame landbouwsystemen die een concurrerende voedselproductie combineren met een kleinere impact op het milieu en een efficiënt gebruik van grondstoffen zoals water. Van belang is dat de doelen van het toekomstige EU-landbouwbeleid overeenstemmen met de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water. Het nieuwe landbouwbeleid moet bijdragen aan vermindering van de knelpunten voor water, zoals emissies van gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten. De innovatiekracht van de agrarische sector moet beter benut worden. Dat vraagt om een bredere inzet van innovaties: precisielandbouw (GPS-technieken), beslissingsondersteunende systemen, het sleepdoek en zuiveringsinstallaties voor restvloeistoffen. Voor de overgang naar een duurzamere landbouw moet het subsidiestelsel worden aangepast. Het systeem van inkomenssteun aan agrariërs, gebaseerd op de productieomvang op een bepaald moment in het verleden, moet worden vervangen door
doelgerichte betalingen voor diensten die de maatschappij wenst en waardeert. Een model dus met meer nadruk op milieudoelen, zoals concrete maatregelen ten gunste van de waterkwaliteit, en gebaseerd op het principe ‘de vervuiler betaalt’.
Vewin heeft de positie gepresenteerd tijdens een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer en spreekt samen met de Unie van Waterschappen binnenkort weer met de Europese Commissie over concrete invulling van de positie.
Doelgerichte betalingen stimuleren agrariërs tot het leveren van blauwe en groene diensten, als waterberging, aanleg van bufferstroken en beter mestbeheer. Wanneer agrariërs maatregelen nemen die verder gaan dan het wettelijk vereiste, moeten zij hiervoor financieel gecompenseerd worden. Uit onderzoek van Alterra blijkt dat een andere subsidiegrondslag vanuit milieuoogpunt gewenst is. In Nederland gaan de meeste subsidies momenteel naar landbouwbedrijven die weinig bijdragen aan natuur, milieu en landschap. Bedrijven die op dit punt wel een inspanning leveren, ontvangen juist weinig subsidie.
Meer informatie via Lieke Coonen:
[email protected].
Bovendien moet onderscheid worden gemaakt tussen bedrijven die zonder belemmering kunnen produceren en bedrijven in gebieden met een speciale functie (waterwinning, grondwaterbescherming, waterberging en veenweiden). Het betreft kwetsbare gebieden met belemmeringen voor voedselproductie, waar het verdwijnen van landbouw onwenselijk is en gebiedsgerichte maatregelen noodzakelijk zijn.
Colofon Waterspiegel Update is een periodieke uitgave van Vewin, de Vereniging van waterbedrijven in Nederland. Waterspiegel Update brengt nieuws en opinies uit de wereld van water en aanverwante sectoren. UITGEVER Rinus Vissers Nijgh Periodieken B.V. (
[email protected]) HOOFDREDACTIE Vewin Marco Zoon (
[email protected]) (EIND)REDACTIE Nijgh Periodieken B.V. Pieter de Vries (
[email protected]) DRUK EN LAY-OUT DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder toestemming van de uitgever.
H2O / 03 - 2011
23
thinking in all dimensions Hydrologie in Groningen… “Topsport” en multi-disciplinair samenwerken!
Mark Emke Projectleider Hydrologie en Olympisch roeicoach
“Het succes van het team wordt bepaald door de samenwerking en samenstelling.” De adviesgroep Water & Ecologie Noord Oost Nederland is op zoek naar een:
(oppervlaktewater)hydroloog Die een bijdrage kan leveren aan verschillende soorten projecten en die een commerciële bijdrage wil leveren aan de verdere groei van de succesvolle adviesgroep Water en Ecologie. Vind je het leuk om met verschillende disciplines samen te werken aan uitdagende projecten met een succesvol en collegiaal team? Heb je een Hbo/Wo opleiding en meer dan 5 jaar relevante werkervaring? Solliciteer dan via de website www.werkenbijroyalhaskoning.com of bel met Sander Weijsters voor meer informatie op 06-83560638.
www.royalhaskoning.com
Duurzaam beheer van grondwater Schlumberger is één van s’werelds grootste dienstverleners voor de olie- en gasindustrie. In de watersector opereren wij onder de naam Schlumberger Water Services (SWS). SWS biedt een compleet scala aan technologie en advies op het gebied van grondwater management. Deze geintegreerde oplossingen hebben we succesvol toegepast in de volgende werkvelden: t Interpretatie van de ondergrond (seismiek, geofysische logging) t Exploratie en optimalisatie grondwateronttrekkingen t Ondergrondse opslag van water (Aquifer Storage & Recovery) t Monitoring grondwaterkwantiteit en -kwaliteit t Data management www.swstechnology.com
t Grondwatermodelstudies
platform
Fritz Hellmann, Instituut voor Milieuvraagstukken Jan Vermaat, Vrije Universiteit Amsterdam
Het effect van klimaatverandering op de waterhuishouding en nutriëntenstromen in veenweidepolders Een imaginaire veenweidepolder is onlangs gemodelleerd in SOBEK om de consequenties van een klimaatverandering door te rekenen voor de periode 2036-2065 voor wat betreft (grond)waterpeil en nitraat- en fosfaatfluxen. De KNMI-klimaatscenario’s G en W+ zijn daarbij als invoer gebruikt. De berekeningen suggereren dat het waterpeil in beide scenario’s niet veel zal veranderen vergeleken met de huidige situatie. Het grondwaterpeil daalt daarentegen bij het W+-scenario aanzienlijk in de nazomer. Ook de concentraties nutriënten veranderen alleen in dat scenario: in de nazomer stijgt de hoeveelheid totaalstikstof, terwijl de hoeveelheid totaalfosfor daalt.
H
et KNMI heeft geprobeerd de bandbreedte van een verandering van het klimaat in te vullen middels vier scenario’s1). De onderlinge verschillen zijn echter aanzienlijk. Dit kan forse consequenties hebben voor landgebruik en waterbeheer in laag Nederland, maar ook voor de daaruit voortvloeiende broeikasgasemissies uit mineraliserende veenbodems. Waarschijnlijk hangen deze emissies af van zowel het waterpeilregime2) als de waterkwaliteit3),4). Juist door deze samenhang is het lastig voorspellingen te doen over de uitwerking van klimaatveranderingen. De complexiteit van deze samenhangende processen is in deze studie dan ook verkend in een waterkwantiteits- en kwaliteitsmodel van een imaginaire veenweidepolder. Dit model is gedimensioneerd in SOBEK 2.11.0025), waarbij landgebruik, waterbalans, nutriëntenbalans, slootpeil en polderniveau van de denkbeeldige veenweidepolder zijn afgeleid van het gemiddelde van een reeks werkelijk bestaande polders in Nederland6). Breedte, diepte en lengte van de hoofdwatergang van de imaginaire veenweidepolder zijn geschat uit de literatuur7),8) en deels door eigen ongepubliceerde waarnemingen. De mineralenhuishouding van de denkbeeldige veenweidepolder is typisch voor een melkveehouderijpolder9). Het model is geconstrueerd om de consequenties van
klimaatscenario’s door te rekenen voor oppervlakte- en grondwaterpeil en nutriëntenconcentraties. Na kalibratie presenteren we hier de uitkomsten van scenarioberekeningen over 2036-2065 met twee KNMI-klimaatscenario’s als invoer.
berekend. Op basis van het aandeel van elke flux in het afwateringswater en de geschatte nutriëntenconcentraties van elke flux wordt de nutriëntenconcentratie in het afwateringswater berekend. Tevens worden hierbij de belangrijkste waterkwaliteitsprocessen doorgerekend.
KNMI-klimaatscenario’s De scenario’s G en W+ zijn gebruikt, omdat ze respectievelijk het minst en meest verschillen met de huidige situatie1). De benodigde meteorologische inbreng voor het model werd verkregen door het weer van de bestaande periode 1976-2005 (het ‘huidige’ klimaat) naar de periode 2036-2065 te transformeren met behulp van het KNMI-transformatieprogramma. Voor verdere details verwijzen we naar het volledige rapport10).
Modelbeschrijving De modelschematisatie (zie afbeelding 1) bestaat uit vier hoofdwatergangen, welke uit meerdere secties van 100 meter bestaan. Voor elke sectie van de hoofdwatergangen wordt het watertransport per tijdstap berekend waarbij rekening gehouden wordt met neerslag, verdamping, kwel en wegzijging direct in de hoofdwatergang zelf. Elke hoofdwatergang verzorgt de afwatering van een deel van de polder, dat agrarisch, bebouwd of open water kan zijn. Voor al deze gebieden wordt per tijdstap van twee uur de afwatering op de hoofdwatergang
Waterkwaliteitsprocessen in het sediment worden niet door het model gemodelleerd. Ook worden benthische algen en waterplanten niet als aparte eenheden gemodelleerd, zoals bijvoorbeeld in PCDitch11). Voor de modelparameters en functies van de waterkwaliteitsprocessen zijn voor het merendeel de standaardwaardes van de waterkwaliteitsmodule van SOBEK 2.11.002 gebruikt; slechts enkele parameters zijn na kalibratie aangepast. Afspoeling van nutriënten vanuit de landbouw wordt apart gemodelleerd. De afspoeling is berekend vanuit de nutriëntenbalans6), waarbij het teveel aan respectievelijk stikstof en fosfaat in het grondoppervlak is berekenend en de afspoeling van nutriënten is geschat12). De aanname is gedaan dat deze nutriënten afspoelen gedurende de periode septembermei.
Modelkalibratie Ter kalibratie van de modelaanpak zijn de concentraties chloride, totaalfosfaat en -nitraat gesimuleerd in vergelijkbare
H2O / 03 - 2011
25
Afb. 1: Schematisatie van het waterkwantiteits- en -kwaliteitsmodel van de imaginaire veenweidepolder.
SOBEK-schematisaties voor de Hilversumse Bovenmeent en Nieuwe Keverdijkse Polder. Hierbij zijn bestaande meteorologische gegevens en meetgegevens omtrent de hoeveelheid en kwaliteit van ingelaten water en kwel gebruikt. De concentraties chloride, totaalstikstof en -fosfaat zijn vervolgens vergeleken met gemeten waarden voor een punt vlak voor de uitlaat. De gemodelleerde en gemeten concentraties chloride corresponderen in beide polders redelijk (zie afbeelding 2), wat aangeeft dat de belangrijkste waterfluxen correct gemodelleerd worden. De nutriëntenconcentraties in beide polders wijken echter aanzienlijk af. De orde van grootte was redelijk, maar de seizoensdynamiek werd slecht weergegeven. Dit is waarschijnlijk te wijten aan het ontbreken van waterplanten, benthos en sedimentdenitrificatie in de SOBEK-waterkwaliteitsmodule, waardoor een te geringe nutriëntenretentie gemodelleerd wordt.
Resultaten Gemodelleerde waterpeilen voor het scenario G en de periode 1976-2005 verschillen nauwelijks, terwijl het scenario W+ extremere fluctuaties vertoont en een wat groter verschil laat zien met de huidige situatie (zie afbeelding 3). Deze fluctuaties zijn maximaal zeven procent hoger of lager dan in de huidige situatie, wat ruwweg overeenkomt met peilfluctuaties van circa twaalf centimeter. Ook het grondwaterpeil verschilt in scenario G weinig van de huidige periode. Dit is niet het geval voor scenario W+: hierbij zakt het grondwaterpeil tien tot 15 procent meer dan in de huidige situatie. Vooral in de tweede helft van het jaar (julidecember) zakt het grondwaterpeil vaak diep weg (tot maximaal 50 cm-mv). De nutriëntenconcentraties verschillen weinig tussen de huidige situatie en scenario G (zie afbeelding 4). Bij het W+-scenario vertonen de nutriëntenconcentraties echter een frappant verschil: de stikstofconcentratie
26
H2O / 03 - 2011
Afb. 2: Vergelijking van gemodelleerde en gemeten concentraties (in mg/l).
gaat omhoog terwijl de fosfaatconcentratie omlaag gaat, vooral in de nazomer. Aangezien de veranderingen in neerslagen verdampingspatroon in scenario W+ grofweg hetzelfde effect op beide nutriënten zouden moeten hebben, zal het verschil dus gezocht moeten worden in de waterkwaliteitsprocessen. Waarschijnlijk zorgt een verminderde stroomsnelheid in het
W+-scenario als gevolg van minder neerslag en meer verdamping voor een verhoogde sedimentatie van (geadsorbeerd) fosfaat, en drukt de fosfaatconcentratie hiermee omlaag. Inderdaad correspondeert het verschil in stroomsnelheid tussen beide scenario’s redelijk goed met het verschil in totaalfosfaat (r2 = 0.506, zie afbeelding 5). In de stikstofcyclus is sedimentatie minder
Afb. 3: Vergelijking van het gemiddelde waterpeil en grondwaterpeil in de scenario’s van de periode 2036-2065 versus de periode 1976-2005 (in meters verschil). Het waterpeil is genomen nabij de uitlaat en het grondwaterpeil in hetzelfde willekeurig gekozen landbouwgebied. Het waterpeil en grondwaterpeil zijn op elk tijdstip van de scenario’s vergeleken met het corresponderende tijdstip van de periode 1976-2005 (dus: 1/1/2036 versus 1/1/1976, 2/1/2036 versus 2/1/1976, 31/12/2065 versus 31/12/2005). Vervolgens is de afwijking gemiddeld voor elke eerste helft (= 1 januari tot 30 juni) en tweede helft (= 1 juli tot 31 december) van elk gemodelleerd jaar. Het gemiddelde verschil in waterpeil tussen beiden seizoensverschillen is -0.019 m ± 0.006, en het gemiddelde verschil in grondwaterpeil tussen beide seizoensverschillen bedraagt -0.086 m ± 0.013.
platform belangrijk. Oorzaken voor de toenemende stikstofconcentraties kunnen gezocht worden in een concentrerend effect van de geringere wateruitlaat en hogere verdamping, maar ook in het ontbreken van een aantal systeemcomponenten in de SOBEK-waterkwaliteitsmodule. Mogelijk is de toename een artefact van het ontbreken van waterplanten en denitrificatie aan de bodem, die de toename allebei teniet zouden kunnen doen.
Discussie De modelberekeningen laten een relatief klein verschil zien in waterpeil tussen de scenario’s en de huidige situatie. Sommige auteurs verwachten dat de inlaat van gebiedsvreemd water in Nederlandse polders zal gaan toenemen om de extra verdamping en droogteperiodes als gevolg van klimaatverandering te kunnen compenseren13). Onze modelresultaten voor een gegeneraliseerde polder suggereren echter dat dit niet noodzakelijkerwijs zo hoeft te zijn. Aangezien de inlaat van gebiedsvreemd water in Nederland meestal geassocieerd wordt met een verslechtering van de waterkwaliteit14), is dit een positieve uitkomst. In de modelberekeningen daalt het grondwaterpeil alleen in het W+-scenario substantieel. Hoewel deze daling in grondwaterpeil zeker fors is, is dit waarschijnlijk geen groot probleem voor het huidige landgebruik (veeteelt). In het veenweidegebied vindt reguliere veeteelt veelal plaats bij een grondwaterstand van 60 cm -mv en is bedrijfsvoering niet meer mogelijk bij 35 cm -mv15). In beide scenario’s zijn de grondwaterstanden meestal niet veel hoger dan in de huidige situatie en zijn problemen met vernatting dus niet direct te verwachten. De substantieel lagere najaarsgrondwaterstand in scenario W+ zou nadelig kunnen uitpakken voor landbouw door watergebrek voor de grasgroei, maar kan ook voordelig zijn doordat boeren beter het land op kunnen en mest kunnen uitrijden. Omdat de verschillen zelfs in scenario W+ niet extreem of langdurig zijn, zal het huidige land(bouw)gebruik waarschijnlijk niet veel te hoeven veranderen.
Afb. 4: Vergelijking van de gemiddelde concentraties totaalstikstof en -fosfaat op hetzelfde punt nabij de uitlaat tussen de scenario’s van de periode 2036-2065 versus de periode 1976-2005. De concentraties op elk tijdstip van de scenario’s is hierbij vergeleken met het corresponderende tijdstip van de periode 1976-2005. Vervolgens is de afwijking gemiddeld voor elke eerste helft (= 1 januari tot 30 juni) en tweede helft (= 1 juli tot 31 december) van elk gemodelleerd jaar. Het gemiddelde verschil tussen beide seizoensverschillen totaalstikstof bedraagt 0.238 mg/l ± 0.088, en het gemiddelde verschil tussen beide seizoensverschillen totaalfosfaat -0.015 mg/l ± 0.002. Afb. 5: Het gemiddelde verschil in elke eerste helft (= 1 januari tot 30 juni) en tweede helft (= 1 juli tot 31 december) van elk gemodelleerd jaar in stroomsnelheid tussen scenario G en W+ (m/s) vergeleken met het gemiddelde verschil in elke eerste en tweede helft van hetzelfde jaar in concentratie totaalfosfaat op hetzelfde punt tussen scenario G en W+. Het gekozen punt ligt op ongeveer twee kilometer voor de uitlaat in de hoofdwatergang. In de analyse zijn alle punten met een verschil in stroomsnelheid < 0.005 m/s buiten beschouwing gelaten in het berekenen van de seizoensgemiddelde stroomsnelheid.
De grondwaterpeildaling in scenario W+ kan aanmerkelijke gevolgen hebben voor veenoxidatie (mineralisatie) en bodemdaling, omdat langere periodes van (zomer)droogtes veenoxidatie aanzienlijk kunnen versnellen16). Bij veenoxidatie komen nutriënten en broeikasgassen vrij17). De vrijgekomen nutriënten vormen een belasting voor het oppervlaktewater12),18). Deze extra nutriënten zijn echter niet meegenomen in onze SOBEK-modellering. Mogelijk wordt de gemodelleerde toename in totaalstikstof nog versterkt, maar het extra fosfaat zal waarschijnlijk mee sedimenteren. Een ander gevolg van veenoxidatie is de gerelateerde bodemdaling16),18). Gezien de maatschappelijke kosten wordt deze bodemdaling als een groot probleem gezien18). Het lagere grondwaterpeil in het W+-scenario kan de huidige problemen met bodemdaling verslechteren.
H2O / 03 - 2011
27
Gemodelleerde nutriëntenconcentraties veranderen in ons SOBEK-model slechts bij het W+-scenario. Met name de voorspelde afname in totaalfosfaat door verhoogde sedimentatie in de nazomer lijkt ons plausibel. Mochten de poldersloten echter op grote schaal zuurstofloos worden in de nazomer, dan kan fosfaatnalevering uit de bodem de verhoogde sedimentatie weer te niet doen. De toegenomen totaalstikstof is te verklaren door de veranderingen in de waterbalans, maar kan helaas ook het gevolg zijn van de beperkingen van de modelschematisatie. De toenemende mineralisatie van de bodem bij W+ zou anderzijds ook bij kunnen dragen tot verhoogde concentraties totaalstikstof. LITERATUUR 1) Van den Hurk B., A. Klein Tank, G. Lenderink, A. van Ulden, G. van Oldenborgh, C. Katsman, H. van den Brink, F. Keller, J. Bessembinder, G. Burgers, G. Komen, W. Hazeleger en S. Drijfhout (2006). KNMI Climate Change Scenarios 2006 for the Netherlands. KNMI Scientific Report WR 2006012006. 2) Dias A., B. Hoorens, R. van Logtestijn, J. Vermaat en R. Aerts (2010). Plant species composition can be used as a proxy to predict methane emissions in peatland ecosystems after land-use changes. Ecosystems nr. 13, pag. 526-538. 3) Barnard R., P. Leadley en B. Hungate (2005). Global change, nitrification, and denitrification: a review. Global Biogeochemical Cycles nr. 19.
4) Verhoeven J., B. Arheimer, C. Yin en M. Hefting (2006). Regional and global concerns over wetlands and water quality. TRENDS in Ecology and Evolution nr. 2, pag. 96-103. 5) WLDelft (2009). SOBEK 2.11.002 - User’s Guide. Deltares. 6) Vermaat J. en F. Hellmann (2010). Covariance in water- and nutrient budgets of Dutch peat polders: what governs nutrient retention? Biogeochemistry nr. 99, pag. 109-126. 7) Van Strien A., T. van der Burg, W. Rip en R. Strucker (1991). Effects of mechanical ditch management on the vegetation of ditch banks in Dutch peat areas. Journal of Applied Ecology nr. 2, pag. 501513. 8) Nol L., P. Verburg, G. Heuvelin en K. Molenaar (2008). Effect of land cover data on nitrous oxide inventory in fen meadows. Journal of Environmental Quality nr. 37, pag. 1209-1219. 9) Van Beek C. (2007). Nutrient losses from grassland on peat soil. Proefschrift Wageningen Universiteit. Alterra Scientific Contributions nr. 18. 10) Hellmann F. en J. Vermaat (2011). Invloed van klimaatverandering op de waterhuishouding en nutrientenstromen in veenweidepolders. Een samenvatting voor de praktijk. IVM. 11) Janse J. en P. van Puijenbroek (1998). Effects of eutrophication in drainage ditches. Environmental Pollution 102, pag. 547-552. 12) Van Beek C., C. van der Salm, A. Plette en H. van de Weerd (2009). Nutrient loss pathways from grazed grasslands and the effects of decreasing inputs: experimental results for three soil types. Nutrient Cycling in Agroecosystems nr. 83, pag. 99-110.
13) Besse-Lotoskaya A. en P. Verdonschot (2010). Hoe kwetsbaar zijn onze waterecosystemen voor klimaatverandering? H2O nr. 14/15, pag. 27-29. 14) Smolders A., E. Lucassen, R. Bobbink, J. Roelofs en L. Lamers (2010). How nitrate leaching from agricultural lands provoques phosphate eutrophication in groundwater fed wetlands: the sulphur bridge. Biogeochemistry nr. 1-3, pag. 1-7. 15) Van der Ploeg B., L. van den Berg, M. Borgstein, A. van den Ham, K. de Poel, R. Leopold en R. Schrijver (2001). Groene Hart met landbouw naar een hoger peil? Over de vraag of verhoging van waterpeil kan samengaan met verhoging van ruimtelijke kwaliteit. LEI. 16) Schothorst C. (1977). Subsidence of low moor peat soils in the western Netherlands. Geoderma nr. 17, pag. 265- 291. 17) Schulp N., C. Jacobs, J. Duyzer, C. van Beek, F. Bosveld, W. Jans, A. Schrier-Uijl, A. Dias en J. Vermaat (2010). Wat is de variabiliteit van emissies binnen en tussen verschillende landschapselementen en wat gebeurt er bij verandering in landgebruik? Landschap nr. 26, pag. 67-79. 18) Woestenburg M. (2009). Waarheen met het veen? Kennis voor keuzes in het westelijk veenweidegebied. Landwerk.
advertentie
6OLEVSLHJHOPHWHUPHW RSWLRQHHOLQJHERXZGH XLWVSRHOGHWHFWLH 1LHXZH*HQHUDWLH6OLEVSLHJHOPHWHU
0HW GH QLHXZH (FKRVPDUW ZRUGW VOLEVSLHJHO PHWHQ HHQ VWXN HHQYRXGLJHU 'H (FKRVPDUW LV GH HHUVWH VOLEVSLHJHOPHWHU PHW LQJHERXZGH GUDDGOR]H VLJQDDORYHUGUDFKWHQQHWZHUNIXQFWLH0HWQDPHELMLQVWDOODWLHRSGUDDLHQGH EUXJJHQLVGLWHHQDDQWUHNNHOLMNHHQNRVWHQEHVSDUHQGHRSORVVLQJ
([SHUWVLQ0HHWWHFKQRORJLH
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
28
H2O / 03 - 2011
ZZZLQYHQQO
platform
Ruben Goudriaan, Universiteit Utrecht Perry de Louw, Deltares Mark Kramer, Hoogheemraadschap van Rijnland
Lokaliseren van zoute wellen in de Haarlemmermeerpolder Uit uitgebreid onderzoek in Polder de Noordplas is gebleken dat wellen voor meer dan 60 procent bijdragen aan de verzilting van het oppervlaktewater1). Wellen zijn pijpvormige gaten in de Holocene deklaag waardoor water en soms ook zand vanuit het eerste watervoerend pakket met grote snelheid naar het oppervlak stroomt. Door de grote snelheid trekken ze dieper en daardoor zouter grondwater aan2), 3). De combinatie van hoge fluxen en hoge zoutgehaltes leidt, ondanks het geringe oppervlak van wellen, tot hoge zoutbelastingen in het oppervlaktewater. In Polder de Noordplas zijn wellen in kaart gebracht door middel van veldobservaties en interviews met boeren. Op deze manier worden alleen wellen gekarteerd die met het oog zichtbaar zijn door bijvoorbeeld opborrelend water, zand en methaangas, uitgezakte slootkanten en zandvulkaantjes. Veel grote wellen zitten in de diepere en bredere watergangen en zijn alleen door middel van temperatuur of geleidbaarheidsmetingen op te sporen. In de Haarlemmermeerpolder is een nieuwe techniek succesvol toegepast voor het karteren van wellen in de diepere, bevaarbare watergangen. In dit artikel bespreken we de methodiek, de resultaten en houden we nog enkele andere kansrijke methoden tegen het licht.
E
en wel bestaat vaak uit meerdere kanalen van één tot tien centimeter dikte. Door deze kanalen vind versneld transport van (zout) water uit het eerste watervoerend pakket naar het oppervlaktewater plaats. Wellen komen met name voor in de diepe droogmakerijen en langs rivierdijken met een stijghoogte in het eerste watervoerende pakket die vaak boven maaiveld uitkomt. Het voorkomen van wellen hangt samen met de verhouding tussen lithostatische druk en kweldruk. Opbarsting van de deklaag treedt op wanneer deze verhouding kleiner is dan 1,12).
Afb. 1: Kwel en kans op opbarsting van de deklaag (verhouding tussen de lithostatische druk van de deklaag en de stijghoogtedruk) in Polder de Noordplas2),3).
Kweldruk is het verschil tussen de stijghoogte van het water in het eerste watervoerende pakket en de hoogte van de onderkant van de deklaag maal het volumiek gewicht van water (10 kN/m3). De lithostatische druk is het tegenwicht van deze kweldruk en bestaat uit het gewicht van de deklaag. Het gewicht van de deklaag is de som van de verschillende pakketdikten maal het verzadigd volumiek gewicht van de betreffende grondsoort. In watergangen is de lithostatische druk lager en bestaat een verhoogd risico op opbarsting ten opzichte van het omliggende land. Wellen worden dan ook voornamelijk in en rondom sloten aangetroffen4),5). Aan de rand van een polder is een verhoogd opbarstingsrisico, doordat de stijghoogte in het eerste water-
H2O / 03 - 2011
29
Afb. 2: Het identificeren van wellocaties (met rood omcirkeld, links): een sprong in het chloridengehalte (mg/l) en een gelijktijdige daling in temperatuur (°C). Andersoortige chloridenbronnen (met oranje omcirkelt, rechts) worden gekenmerkt door een sprong in het chloridengehalte, maar ook een sprong in temperatuur.
voerende pakket (kweldruk) hoger is dan in het midden van de polder (zie afbeelding 1). De volgende (morfologische) kenmerken kunnen met het voorkomen van wellen
samenhangen: uitstroomgaten, ingezakte oevers, het voorkomen van bacterielagen op het water, het voorkomen van zandvulkanen, kleurveranderingen in het water en slootkanten door neerslaan van ijzeroxides
Afb. 3: De wellenkaart van de Haarlemmermeer. De indicatie van welgrootte is gebaseerd op de gemeten piekconcentratie.
en zichtbare (zout)aantasting van planten. Na langdurige vrieskou kunnen ook gaten in het ijs op wellen duiden. Wellen hebben namelijk een jaarconstante temperatuur van ongeveer 11°C. Daarnaast zijn wellen vaak zouter dan de nabije diffuse kwel als gevolg van upconing van dieper, zouter grondwater door de hoge en geconcentreerde waterfluxen in de wellen.
Meetmethode De metingen vonden plaats in de bevaarbare hoofdwatergangen van de Haarlemmermeerpolder. De vaarsnelheid bedroeg vijf kilometer of minder per uur, aangezien dan geen verstoringen in de metingen plaatsvonden (wervelingen/menging). De metingen zijn al varende verricht met behulp van een EC-diver. Deze meet het elektrisch geleidend vermogen (gecorrigeerd naar een watertemperatuur van 25°C), de temperatuur en de waterdruk. De meetfrequentie bedroeg tien seconden, evenals de plaatsbepaling door het aan de EC-diver gekoppelde GPS-systeem. De EC-diver werd op een constante diepte onder de boot gehangen. Uit metingen in het oppervlaktewater blijkt dat het zoutgehalte toeneemt met de diepte. Op deze manier is in 29 dagen 200 km hoofdwatergang in kaart gebracht. De gemeten EC-waarden zijn met behulp van de onderstaande formule omgezet naar chloridenconcentratie. Deze formule is gevalideerd door voor enkele locaties gemeten chloridengehaltes te vergelijken met de berekende. Ec25 (mS/cm)= 0,003299 x mg Cl-/liter + 0,73 mS/cm De EC- en temperatuurmetingen zijn per dag uitgezet in een grafiek tegen het aantal gevaren meters. Het is belangrijk per dag te kijken, omdat de meetomstandigheden sterk kunnen variëren door bijmenging van neerslagwater, gemaalactiviteit, stromingsrichting- en snelheid van het oppervlaktewater. Indien de gemalen uitstaan, hoopt zich zout op bij de wellen, wat een hogere concentratie geeft. De metingen zijn momentopnames. Een indicatie van de welgrootte wordt hierom enkel gebaseerd op de gemeten piekconcentratie. Het is
30
H2O / 03 - 2011
platform belangrijk om de metingen óf middenin de winter óf middenin de zomer uit te voeren. Op die momenten is het verschil tussen de oppervlaktewatertemperatuur en de temperatuur van het water in de wellen maximaal. In de zomer is het welwater kouder dan het oppervlaktewater, in de winter warmer. De metingen in de Haarlemmermeer vonden in de zomer plaats. De zoute wellen zijn visueel geïdentificeerd door pieken in chloridengehalten met simultaan lagere temperaturen uit de grafieken te extraheren. Het welwater heeft namelijk een hoger chloridengehalte dan het oppervlaktewater en kent een constante temperatuur van ongeveer 11,5°C versus een hogere oppervlaktewatertemperatuur (in de zomer).
Resultaten Uit de grafieken zijn wellen gelokaliseerd. De meeste wellocaties zijn te onderscheiden door de gelijktijdige piek in chloridengehalte en daling van de watertemperatuur. Sommige grafieken tonen gelijktijdige stijgingen van chloridengehalte en watertemperatuur in de hoofdwatergang (zie afbeelding 2). Dit wordt verklaard door instroming van welrijke kavelsloten. Het opgekwelde water in deze ondiepe sloten wordt tijdens stroming naar de hoofdwatergang verwarmd door de zon. Vele uitstroomgaten van wellen in de slootkanten van deze sloten waren met het oog zichtbaar, terwijl de wellen in de (diepere) hoofdwatergangen niet zichtbaar zijn. De vorm van de chloridenpieken hangt samen met het voorkomen van stroming en de grootte van de wel. Zonder stroming geven kleine wellen één steile piek als gevolg van ophoping van het welwater. Grote wellen beïnvloeden een groter gebied, waardoor de chloridenpiek breder is. Met stroming worden de pieken breder en afgevlakt, doordat het welwater wordt weggevoerd en menging plaatsvindt. Uit de metingen is een kaart gemaakt van het chloridengehalte van de bevaarbare watergangen in de Haarlemmermeerpolder. De geïdentificeerde wellen (rood) en locaties waar zoute kavelsloten de hoofdwatergang instromen, (bruin) zijn hierop weergegeven (zie afbeelding 3). De methode geeft ook een indicatie van de grootte van de wel op basis van piekconcentratie.
van wellen op de bulk van de geul. Het voorkomen van wellen op de uitlopers van de geul komt door de verlaging van de lithostatische druk boven de zandbanen (zie afbeelding 1). Het ontbreken van wellen op de bulk van de geul wordt verklaard door een afname van de kweldruk. Grondwater oefent opwaartse (kwel)druk uit op de grondlagen direct boven de zandbaan. Door de afwezigheid van klei treden hoge diffuse kwelfluxen op in de oude geul, waardoor de kweldruk daar wordt verlaagd en de kans op opbarsting afneemt. De verlaging van de kweldruk is het grootst in het midden van de geul en neemt af naar de randen van de geul. De kweldruk, in combinatie met de afname van lithostatische druk, is aan de randen groot genoeg om wellen te doen ontstaan. Niet alleen rond deze getijdegeul maar ook in andere gebieden in de Haarlemmermeer en in andere droogmakerijen1),2) blijkt de relatie tussen het voorkomen van zand in de ondergrond en wellen.
Overige methoden De gebruikte egv-routing is een betrouwbare maar intensieve methode voor het opsporen van wellen. Er zijn andere informatiebronnen beschikbaar die complementair zijn of mogelijk de veldtijd verkorten. In dit kader is gekeken naar het nut van luchtfoto’s, thermaal infraroodbeelden (TIR) en satellietbeelden (NDVI) voor het verbeteren van de methodiek. Op de luchtfoto’s zijn grote wellen op land goed zichtbaar. Door verhoging van het contrast zijn ook kleurveranderingen door ijzeroxiden in het water te zien. IJzerrijk
grondwater komt door kwel naar boven. De opgeloste ijzerverbindingen in het kwelwater oxideren zodra het water met de lucht in aanraking komt. Deze ijzeroxiden geven het water en de slootkanten een rode gloed. Ook kunnen op deze manier de invloeden van kavelsloten duidelijk worden (zie afbeelding 4). De grens tussen het instromen van het ijzerrijke water vanuit de kavelsloten in de hoofdwatergang is duidelijk waarneembaar. Hierbij moet aangemerkt worden dat deze verkleuring niet altijd zichtbaar is bij het voorkomen van wellen. Met thermaal infraroodbeelden zijn wellen te identificeren op basis van hun afwijkende temperatuur. De sloten kunnen worden gefilmd met een speciale camera die warmtestraling registreert. De thermaal infraroodbeelden kunnen verkregen worden door een (onbemande) helikopter of vliegtuig. Deze methode is succesvol getest voor een proeflocatie in Polder de Noordplas. Een voordeel van deze techniek is dat een precies beeld ontstaat van de plekken waar water met een afwijkende temperatuur opwelt (de beelden moeten dus ook óf in de zomer óf in de winter gemaakt worden, wanneer sprake is van een maximaal temperatuurverschil tussen het oppervlaktewater en het water in de wellen). Een groot nadeel is dat alleen het wateroppervlak in beeld wordt gebracht met de TIR-camera. Wellen in diepe watergangen waarbij het temperatuureffect niet doordringt tot aan het oppervlak, kunnen waarschijnlijk niet worden waargenomen. Kroos en algen kunnen leiden tot verstoringen in de meetresultaten. Het gebruik van satellietbeelden is gebaseerd op de gezondheid van de vegetatie. NDVI is
Afb. 4: Linksboven is de wel goed zichtbaar. Rechtsboven is de wel op het land te zien. Linksonder welrijke kavelsloten die ijzeroxiderijk water naar de hoofdwatergangen voeren. Door contrastverhoging is deze verkleuring duidelijk zichtbaar. Rechtsonder zijn wellen (rode cirkels) op land te zien door het gebrek aan gewasgroei.
Een deel van het zuiden van de Haarlemmermeer kent veel wellen. De Algemene Hoogtekaart Nederland (maaiveldhoogte) toont dat dit welrijke gebied ongeveer een meter lager ligt dan de omgeving. Een dunnere deklaag leidt tot een lagere lithostatische druk en daarmee een hoger opbarstingsrisico. De stijghoogte is in dit deel van de polder relatief hoog, namelijk één tot twee meter boven maaiveld. Hierdoor zijn ook enkele wellen op het land ontstaan. In het midden van de Haarlemmermeer ligt in de ondergrond een oude getijdegeul3). Deze bestaat uit een dik zandpakket met een maximale dikte van ongeveer 20 meter en naar het oosten toe aflopend in dikte. Opvallend is het voorkomen van wellen op de uitlopers van deze geul en het ontbreken
H2O / 03 - 2011
31
een verhouding tussen reflectie van rood en nabij-infrarood licht. NDVI= (NIR-R) / (NIR+R) (NIR = nabij-infrarood, R = rood) Er moet gebruik gemaakt worden van satellietbeelden uit het groeiseizoen. Gezonde planten hebben een hoge reflectie in nabij-infrarood en een lage in het rood. Ongezondere planten hebben een lagere reflectie in nabij-infrarood en een hogere in het rood. De bekende wellen op land en hun effect op de vegetatie is duidelijk zichtbaar op het NDVI-beeld. Rood is een hoge NDVI, blauw een lage. De invloed van wellen op de vegetatiegroei is duidelijk (zie afbeelding 4). Er zijn ook gebieden waar de biomassa over een groter gebied is aangetast. Deze schade is waarschijnlijk te wijten aan een combinatie van verzadiging van de bodem met water en zoutschade. In de bodem zijn alle poriën gevuld met water. Hierdoor vindt verstikking van het wortelsysteem van de plant plaats. Een andere verklaring kan zijn dat het land daar te nat is om te bewerken met zware machines. Wellen in watergangen zijn niet zichtbaar op het satellietbeeld.
Conclusie Zoute wellen in diepe watergangen in de Haarlemmermeerpolder zijn succesvol gekarteerd met behulp van een EGV- en temperatuurrouting per boot, gekoppeld aan
een GPS-systeem. Pieken in geleidbaarheid en pieken of juist dalingen in de temperatuur geven duidelijk de locatie van een wel aan en geven een indicatie over de grootte van de wel. Belangrijk is de invloed van de omstandigheden op de meetwaarden, zoals gemaalactiviteit, stromingsrichting, weersomstandigheden, diepte watergang. In de Haarlemmermeer komen veel grote wellen voor (79 gekarteerd met een piekconcentratie van 1000 mg of meer Cl-/l) en vormen waarschijnlijk, evenals in Polder de Noordplas, de dominante verziltingbron. De gekarteerde wellen zijn hoofdzakelijk aangetroffen in het zoute oppervlaktewater van de Haarlemmermeer, terwijl watergangen zonder wellen zoet blijken te zijn. Veel wellen komen voor in het zuiden van de polder, aan de rand van de polder en ter hoogte van de paleo-getijdegeul. Andere factoren die van invloed zijn op het voorkomen van de wellen op de specifieke plekken in de Haarlemmermeer, zijn de hoogte van het maaiveld en de hogere stijghoogte aan de rand van de polder. Complementair aan de toegepaste methode voor het lokaliseren van wellen kan gebruik worden gemaakt van luchtfoto’s voor wellen op land of in de slootkanten, waardoor de meettijd van de egv-routing gereduceerd kan worden. Het is aan te raden voor een egv-routing eerst een luchtfoto-analyse uit te voeren. Voor het lokaliseren van wellen op land is het mogelijk gebruik te maken van
satellietbeelden. Door de grovere resolutie is het niet mogelijk de satellietbeelden te gebruiken voor wellen in het water. Thermaal infrarood kan gebruikt worden voor ondiepe sloten, waar weinig tot geen kroos/algen voorkomt. Met deze methode kunnen voor een groot aantal kilometers watergang op een dag aanwezige wellen in kaart gebracht worden. LITERATUUR 1) De Louw P., R. Bakkum, H. Folkerts en H. van Hardeveld (2004). Het effect van waterbeheer op de chloriden- en nutriëntenbelasting van het oppervlaktewater in Polder de Noordplas. Syntheserapport: definitieve water- en stoffenbalans en effecten van verschillende waterbeheerscenario’s. Rapport NITG 04-241-B. 2) De Louw P. (2007). Brakke kwel in diepe polders: case Polder de Noordplas. In: ‘Verzilting in Nederland’. Nederlandse Hydrologische Vereniging. NHV-special 7. 3) De Louw P., G. Oude Essink, P. Stuyfzand en S. van der Zee (2010). Upward groundwater flow in boils as the dominant mechanism of salinization in deep polders, the Netherlands. Journal of Hydrology 394, pag. 494-506. 4) De Louw P., G. Oude Essink en P. Maljaars (2007). Achtergrondstudie kwelreductietechnieken. TNO. In opdracht van het Hoogheemraadschap van Rijnland. 5) Velstra J., R. van Diepen, M. Hoogmoed en M. Groen (2008). Aanvullend veldonderzoek Groot-Mijdrecht. Acacia Water.
advertentie
Maatwerk met visie -inventarisatie en onderzoek -visie- en planvorming -inrichtings- en beheerplannen -monitoring en evaluatie -toetsing aan natuurwetgeving
GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer. gecertificeerd ISO 9001, lid NL ingenieurs, lid Netwerk Groene Bureaus
32
H2O / 03 - 2011
010 - 4274180
platform
Koen Zuurbier, Deltares/VU Amsterdam Niels Hartog, Deltares Johan Valstar, Deltares Eric van Nieuwkerk, Deltares
Sterk verbeterde analyse van interactie warmte/koude-opslag en verontreinigd grondwater Warmte/koude-opslag (WKO) biedt een groot potentieel voor besparing van fossiele brandstoffen en is daarom sterk in opmars. Toepassing ervan vindt plaats bij nieuw te ontwikkelen terreinen, maar ook bij terreinen in herontwikkeling met verontreinigde grondwatersystemen. De effecten van WKO op deze verontreinigde grondwatersystemen zijn door middel van een modelstudie onderzocht binnen het programma ‘Meer met Bodemenergie’.
I
n deze studie zijn de bepalende factoren en risico’s van WKO in een grondwatersysteem dat verontreinigd is met gechloreerde koolwaterstoffen (kortweg: VOCl) onderzocht vanuit verschillende uitgangsscenario’s. Ook de invloed van mogelijke zaklagen, een bron voor diepe grondwaterverontreinigingen met VOCl, zijn hierin meegenomen. De studie geeft aan dat natuurlijke afbraak van verontreinigingen binnen WKO-systemen te versnellen is, maar dat tegelijkertijd versnelde oplossing vanuit aanwezige zaklagen optreedt. Bij onvoldoende snelle natuurlijke afbraak kan dit voor een netto negatief effect zorgen, waarin een groot deel van het grondwatersysteem extra verontreinigd wordt en dit gedurende lange tijd blijft. Zand- en grindlagen in de ondergrond (aquifers) worden bij open WKO benut voor de opslag van energie door middel van warm en koud grondwater. Dezelfde aquifers kunnen vooral in binnenstedelijke gebieden mobiele verontreinigingen bevatten, zoals gechloreerde koolwaterstoffen, die opgelost in het grondwater als langgerekte pluimen worden teruggevonden1),2). Het gevolg hiervan is dat toepassing van warmte/koudeopslag in veelal verontreinigde binnenstedelijke gebieden sterk wordt belemmerd. Sinds enige tijd wordt nagedacht over het afstemmen van het ontwerp van open WKO-systemen op de verontreinigingssituatie en zo meerdere doelen te behalen. Een beter inzicht in het gedrag van grondwaterverontreinigingen en de sterke vraag
naar duurzame energie hebben ervoor gezorgd dat deze combinatie steeds meer onder de aandacht is gekomen. Het voor open WKO vereiste onttrekken en infiltreren van grondwater wordt ook bij sanerings- en beheersmaatregelen van bodemverontreinigingen toegepast3). Daarnaast zouden menging, verspreiding en temperatuursverhoging natuurlijke afbraak van VOCl kunnen stimuleren, wat vooral een positief effect zou hebben op reeds in het grondwater opgeloste verontreinigingen. Aan de andere kant is vanuit ervaringen met grondwatersanering ook bekend dat zaklagen lange tijd voor nalevering van VOCl aan het grondwatersysteem kunnen zorgen1),2). Tot nu toe zijn vooral de mogelijk positieve effecten van menging en (verhoogde) natuurlijke afbraak in WKO-systemen voor situaties met alleen opgeloste VOCl in pluimen benadrukt. Zaklagen zijn echter, voor zover bekend, tot op heden nooit meegenomen in de beschouwing van de effecten van WKO op verontreinigde grondwatersystemen.
‘Meer met Bodemenergie’ Om de processen omtrent warmte/koudeopslag, waaronder de interactie met verontreinigingen, te onderzoeken is vanuit de Stichting Kennisontwikkeling/Kennisoverdracht Bodem (SKB) - ondersteund door verschillende partijen - het onderzoeksprogramma ‘Meer met Bodemenergie’ begonnen. De uitkomsten hiervan bieden handvatten voor de toepassing van warmte/koudeopslag in verontreinigd grondwater. Doel van dit specifieke deel van het onderzoek
was het integreren van de processen in het grondwater in één model. Aan de hand van een casus is onderzocht welke processen en risico’s maatgevend zijn bij het toepassen van WKO-systemen in verontreinigd grondwater, waarbij specifiek is gekeken naar de invloed van zaklagen van VOCl.
Belangrijke processen Voor het transport van mobiele verontreinigingen zijn advectie, dispersie en retardatie (sorptie aan sedimentkorrels) van belang. Bij de modellering van de verspreiding van VOCl spelen daarnaast het oplossen uit zaklagen en het optreden van natuurlijke afbraak van VOCl in oplossing een belangrijke rol. De natuurlijke afbraak geschiedt in het geval van VOCl doorgaans sequentieel, waarbij broncomponenten per en tri via de afbraakcomponenten tri, cis en vinylchloride afgebroken worden naar etheen. De snelheid van deze natuurlijke afbraak is sterk afhankelijk van de heersende redoxcondities. Zo is bekend dat per en tri goed afbreken bij (diep) anoxische condities, terwijl cis en vinylchloride onder deze condities juist minder goed afbreekbaar zijn. Onder deze condities kan daardoor ‘ophoping’ van cis en vinylchloride ontstaan4). Het effect van hogere en lagere temperatuur in een WKO-systeem op de afbraaksnelheden is vooralsnog buiten beschouwing gelaten. Hoewel het ontstaan van deze afbraakcomponenten door het model is doorgerekend, zal dit artikel zich beperken tot de afbraak en verspreiding van de broncomponent per. Dit geeft al een helder beeld van de optredende processen.
H2O / 03 - 2011
33
Modelinstrumentarium De modelcode PHT3D5) is gebruikt om natuurlijke afbraak en oplossing vanuit een zaklaag binnen het grondwatersysteem te modelleren. Binnen deze modelcode wordt MODFLOW gebruikt om grondwaterstroming te modelleren. Daarnaast is om het onttrekken en injecteren via lange filters en de daarmee samengaande menging in de put te simuleren een recent ontwikkelde package binnen MODFLOW (de Multi-NodeWell6)) gebruikt. Om in het model de door deze menging verkregen concentratie direct te kunnen injecteren in de injectieput is een aanpassing in de oorspronkelijke modelcode gemaakt.
Casus ‘Uithof’ Om de geïntegreerde modelcode te testen en bepalende factoren en risico’s te analyseren, is gebruik gemaakt van informatie over de bestaande WKOinstallatie op de ‘Uithof’ te Utrecht. Voor deze locatie was informatie met betrekking tot bodemopbouw, WKO-configuratie en verpompte debieten beschikbaar. De dynamiek van warmte- en koudevraag en bijbehorende pompschema’s waren goed bekend, wat het mogelijk maakte een bestaande situatie zo goed mogelijk op te nemen in het model. Wel is in het model de bestaande WKO-configuratie enigszins versimpeld en een hypothetische VOClverontreiniging (per) onderin de eerste aquifer geplaatst (WVP1, zie afbeelding 1). De concentratie van het grondwater dat langs deze zaklaag stroomt wordt gelijk aan de maximale oplosbaarheid van per (216 mg/l). Een initiële pluim met de opgeloste per is gevormd door 40 jaar achtergrondstroming (8.8 m/j) zonder warmte/koude-opslag en zonder afbraak toe te passen bij ruim 600 liter per als zaklaag onderin WVP1. Deze pluim van per in het grondwatersysteem is gebruikt als initiële distributie van opgeloste per in vier vervolgscenario’s, die zijn weergegeven in onderstaande tabel. Gekeken is naar uitersten in de vier vervolgscenario’s, waaronder een scenario zonder WKO en zonder zaklaag (scenario 1), een scenario zonder zaklaag (scenario 2) en een scenario zonder afbraak (scenario 3). In scenario 4 zijn zowel het WKO-systeem als afbraak en de zaklaag gemodelleerd.
Afb. 1: Bodemopbouw en WKO-configuratie ‘Uithof’.
Het totale volume aan grondwater met concentraties boven de wettelijke normen (>S: overschrijding streefwaarden en >I: overschrijding interventiewaarden) en de ontwikkeling van de totale opgeloste vracht per (in kg) zijn geanalyseerd.
Resultaten casus ‘Uithof’ De toepassing van warmte/koude-opslag in het grondwatersysteem (scenario 2) zorgde in eerste instantie voor een groter volume grondwater met concentraties >S en ook >I. De per in oplossing werd door het verpompen verspreid over een groter bodemvolume. Een gevolg van dit verpompen was ook dat de concentraties door verdunning aanzienlijk werden verlaagd. Daarnaast vond door de toegenomen verspreiding in een groter deel van de aquifer afbraak plaats, wat was terug te zien in een snellere afname van de aanwezige vracht opgeloste en geadsorbeerde per (zie afbeelding 2). Na 19 jaar bedrijfsvoering blijkt hierdoor nog maar 90 kubieke meter
Gemodelleerde scenario’s casus ‘Uithof’.
scenario
34
kenmerk
afbraak
S-1
referentie: WKO, zaklaag afwezig
x
S-2
afwezigheid zaklaag
x
S-3
afwezigheid afbraak
S-4
alle factoren aanwezig
H2O / 03 - 2011
x
WKO
zaklaag
verwacht effect volume concentratie >I blijft groot
x
volume >I neemt af, volume >S juist eerst toe
x
x
snelle toename vracht, groot volume >I
x
x
?
grondwater met een concentratie >I aanwezig te zijn, waar dit zonder warmte/koude-opslag (scenario 1) na 19 jaar nog 523 kubieke meter was (zie afbeelding 3), terwijl ook het volume grondwater met concentraties >S sterk kleiner bleek te zijn (110 versus 13.800 kubieke meter in scenario 1). Het WKO-systeem had in dit scenario duidelijk een positieve invloed op het verwijderen van de Per in oplossing in het grondwatersysteem. Wanneer de zaklaag aanwezig was op een relatief korte afstand van tien meter van put W1 en afbraak niet plaatsvond (scenario 3), werd een ander uiterste waargenomen: er vond zeer snelle verspreiding van concentraties per boven de interventiewaarde plaats (zie afbeelding 3), terwijl ook de vracht snel toenam in het grondwatersysteem (zie afbeelding 4). Door aanvoer van in oplossing gekomen per vanuit de zaklaag bleven de concentraties in put W1 ook na menging continu boven de interventiewaarde en vond een langzame concentratietoename plaats in het water dat werd verpompt. In vergelijking met scenario 1 en 2 (zonder zaklaag) zijn de volumes met concentraties >S en >I dan ook aanzienlijk groter (zie afbeelding 3). Door het in oplossing komen van de aanzienlijke vracht (zie afbeelding 2) werd het volume van de initieel aanwezige zaklaag in 19 jaar ruimschoots gehalveerd. In scenario 4 zijn alle factoren opgenomen en zorgt afbraak voor een sterke buffering van de toename in vracht per vanuit de zaklaag (zie afbeeldingen 2 en 4) in vergelijking met scenario 3. Uiteindelijk wordt de totale jaarlijkse afbraak gelijk aan de hoeveelheid per die jaarlijks extra in oplossing kwam (zie afbeelding 2). Het totale volume >I bedraagt tien procent van het volume >I in scenario 3, maar ligt met ruim
platform
Afb. 2: Ontwikkeling vracht per in kg in het gemodelleerde grondwatersysteem voor de verschillende scenario’s.
24,5 Mm3 nog aanzienlijk hoger dan in het (referentie)scenario 1. Ook in dit scenario werd het volume van de zaklaag in 19 jaar ruimschoots gehalveerd.
Afb. 3: Volume grondwater >S en >I in kubieke meter in de verschillende scenario’s.
Afb. 4: Verspreiding PCE in basis van WVP-1 in scenario 3 (boven) en 4 (onder).
Belangrijkste processen De casus toont aan dat warmte/koudeopslag via menging in de onttrekkingsput en verspreiding over een groter bodemvolume kan zorgen voor een versnelde verlaging van concentraties binnen pluimen met opgeloste VOCl. Voorwaarde hiervoor is dat de afbraak van VOCl in het gehele grondwatersysteem met een constante snelheid verloopt, ongeacht de concentratie waarin de VOClcomponent aanwezig is (principe van nulde orde afbraak). Indien bij lagere concentraties ook de afbraaksnelheid afneemt (principe van eerste orde afbraak) zal het effect van WKO ongunstig zijn en vindt verspreiding over een groter grondwatervolume plaats. Een aanwezige zaklaag nabij één van de putten kan bij toepassing van warmte/ koude-opslag juist zorgen voor een forse toename van de concentraties en vracht in het grondwatersysteem. De mate van oplossing uit zo’n zaklaag is afhankelijk van de stroomsnelheid van het grondwater en daarmee van de locatie van de zaklaag ten opzichte van de WKO-put(ten) en de gehanteerde debieten. Afhankelijk van het aanwezige volume van de zaklaag zal deze gedurende een lange periode blijven zorgen voor een groter volume aan hogere concentraties dan in de situatie zonder warmte/ koude-opslag. Afbraak kan de hierboven genoemde toename van vracht uiteindelijk jaarlijks weliswaar compenseren, maar pas nadat een toename in aanwezige vracht heeft plaatsgevonden (scenario 4). De volgende fases werden hierbij waargenomen: t Concentraties namen in een groot deel van het grondwatersysteem sterk toe: een groter bodemvolume raakte verontreinigd, maar de totale afbraak van vracht per jaar nam hierdoor toe;
H2O / 03 - 2011
35
De maximale vracht in oplossing in het grondwatersysteem en de grootte van het volume dat hierbij verontreinigd wordt met grondwater met concentraties >S en/of >I is afhankelijk van de afbraaksnelheid (afbraakconstante) in het grondwater-systeem: bij een lagere afbraaksnelheid is een groter bodemvolume benodigd voor afbraak en ontstaat een groter volume met concentraties >S en/of >I. Omdat per wordt afgebroken naar VOCl-componenten (cis, vinylchloride) die vaak slechter afbreekbaar en mobieler zijn, is de verspreiding van deze afbraakcomponenten mogelijk nog groter dan voor per.
snelheid bepaalt dit hoe snel concentraties afnemen. Verder is ook de weerstand van slechtdoorlatende lagen van belang voor het risico op verticale verspreiding en beïnvloedt ook de mate van sorptie (bepaald door fractie organische stof in het sediment) de ruimtelijke verspreiding van VOCl. Naast bodemopbouw bleek ook de initiële verontreinigingsituatie van belang, met name de aanwezigheid, het volume en de locatie van een zaklaag. Deze kan zorgen voor een langdurige toename van grondwater met concentraties boven de interventiewaarde. Het is bekend dat redox-condities binnen een grondwatersysteem sterk bepalend zijn voor de mate waarin natuurlijke afbraak van VOCl kan plaatsvinden4. Hiermee is ook het effect van menging door het WKO-systeem op de redoxcondities van groot belang om mogelijk remmende of stimulerende effecten van WKO op VOCl-afbraak in te schatten.
Locatiespecifieke factoren
Implicaties voor de praktijk
Hoewel de hierboven beschreven processen en effecten generiek zijn voor WKO-systemen in met VOCl verontreinigde grondwatersystemen, kan een aantal locatiespecifieke factoren doorslaggevend zijn voor de inschatting van de verspreiding en concentratieontwikkeling op een bepaalde locatie. Zo bepaalt de filterlengte ten opzichte van de dikte (en breedte) van de pluim de mate van menging. Deze mate van menging bepaalt vervolgens hoe laag de concentraties bij injectie zijn. Samen met de afbraak-
Voorafgaand aan de toepassing van warmte/koude-opslag in met VOCl-verontreinigde grondwatersysteem is locatiespecifieke kennis van verontreinigingsituatie (met name aanwezigheid van zaklagen) en de bodemopbouw van groot belang. Deze kennis kan samen met kennis over de ligging van mogelijke receptoren nabij de locatie worden gebruikt om de risico’s van warmte/koude-opslag in verontreinigde grondwatersystemen te bepalen. Een geïntegreerd model waarin alle belangrijke
t
t
De toename in vracht per door oplossing vanuit de zaklaag met per en de afbraak van vracht komen in balans; Naarmate de zaklaag kleiner werd en zijn bronfunctie verloor, werd ook het verontreinigde bodemvolume kleiner.
processen zijn meegenomen, zoals in deze studie, kan helpen bij het slimmer configureren van WKO-systemen in verontreinigde grondwatersystemen, teneinde ongewenste verspreiding van verontreinigingen richting receptoren maar ook het ongecontroleerd toenemen van het totale volume verontreinigd grondwater te voorkomen. LITERATUUR 1) Annable M. et al. (1998). Partitioning tracers for measuring residual NAPL: field-scale test results. Journal of Environmental Engineering nr. 6, pag. 498-503. 2) Hartog N. et al. (2010). Characterization of a heterogeneous DNAPL source zone in the Borden aquifer using partitioning and interfacial tracers: residual morphologies and background sorption. Journal of Contaminant Hydrology nr. 1-4, pag. 79-89. 3) BOEG (2010). Handleiding BOEG: bodemenergie en grondwatersanering. 4) Bradley P. (2000). Microbial degradation of chloroethenes in groundwater systems. Hydrogeology Journal nr. 1, pag. 104-111. 5) Prommer H. (2002). PHT3D: a reactive multicomponent transport model for saturated porous media. Contaminated Land Assessment and Remediation Research Centre: Edinburgh. 6) Halford K. en R. Hanson (2002). User guide for the drawdown-limited, multi-node well (MNW) package for the U.S. Geological Survey’s Modular Three-Dimensional Finite-Difference GroundWater Flow Model, Versions MODFLOW-96 and MODFLOW-2000. U.S. Geological Survey: Sacramento, Californië.
advertentie
Evenementen
HAL
HARDENBERG GORINCHEM VENRAY
36
H2O / 03 - 2011
Ons evenement. UW MOMENT.
platform
Wolter Siegers, KWR Watercycle Research Institute Stephan van de Wetering, Brabant Water Peter van Dinther, Brabant Water Dick van der Kooij, KWR Watercycle Research Institute
Verwijdering deeltjes met ultrafiltratie verlaagt snelheid van biofilmvorming Om problemen met nagroei en vervuiling van het distributiesysteem te voorkomen streven de waterleidingbedrijven naar de productie van biologisch stabiel drinkwater. Waterproductiebedrijf Nuland (Brabant Water) maakt uit grondwater drinkwater dat voldoet aan alle wettelijke kwaliteitseisen, maar een hogere biofilmvormingssnelheid (BVS) heeft dan de streefwaarde van 10 pg ATP. cm-2.d-1, ook na aanpassingen in de zuivering. Uit bedrijfstakonderzoek bleek dat toepassing van ultrafiltratie op het reine water van Nuland tot een aanzienlijke verlaging van de BVS-waarde leidt. De NOM-concentratie wordt daarbij niet verlaagd. Dit betekent dat de in dit water aanwezige bacteriën en deeltjes en/of daaraan gebonden componenten die door ultrafiltratie worden tegengehouden, een belangrijke rol spelen bij de biofilmvorming. Het exacte mechanisme en de relatie met de biologische stabiliteit van het water zijn nog niet duidelijk. Deze aspecten worden binnen het bedrijfstakonderzoek nader onderzocht.
U
it onderzoek dat Vitens uitvoerde, bleek dat de biofilmvormingssnelheid van het water bij waterproductiebedrijf Oldeholtpade na toepassing van ionenwisseling daalde van 4 naar 0,6 pg ATP.cm-2.d-11). Deze verlaging werd vooral toegeschreven aan de gedeeltelijke verwijdering van NOM. Ionenwisseling lijkt dan ook een geschikte technologie om de biologische stabiliteit te verbeteren. Uit het bedrijfstakonderzoek van de drinkwaterbedrijven dat bij Vitens is uitgevoerd op waterproductiebedrijf Spannenburg, kwam naar voren dat toepassing van ultrafiltratie een afname van de biolfilmvormingssnelheid met 60 procent veroorzaakte2). Ook optimalisatie van de nitrificatie in de bestaande zuivering bij Spannenburg leidt tot een verbetering van de biologische stabiliteit3). Op basis van de hypothese van de expertgroep Klassieke Zuivering, dat deeltjes en natuurlijk organisch materiaal in water van invloed kunnen zijn op de biologische stabiliteit, is een onderzoek opgezet waarbij deeltjes en NOM geheel of gedeeltelijk uit het water worden verwijderd. Bij dit onderzoek zijn de effecten van ultrafiltratie en ionenwisseling onderzocht.
organische verbindingen waarvan circa 60 procent negatief geladen is, met name humus- en fulvinezuren4). Dit maakt ionenwisseling geschikt voor een gedeeltelijke verwijdering van NOM. Humuszuren zijn
verantwoordelijk voor de kleur van het water. Daarom wordt op waterproductiebedrijf Oldeholtpade ionenwisseling toegepast voor kleurverwijdering. Aangenomen wordt dat humuszuren moeilijk afbreekbaar zijn.
Afb. 1: Huidige zuivering van waterproductiebedrijf Nuland.
Verwijdering van NOM door ionenwisseling NOM bestaat uit veel verschillende typen
H2O / 03 - 2011
37
Een sterke afname van de biolfilmvormingssnelheid door toepassing van ionenwisseling werd daarom niet verwacht.
Vorming en verwijdering van deeltjes Deeltjes ontstaan bij de zuivering van grondwater door beluchting en hebben meestal een basis van ijzer- en/ of mangaan(hydr)oxiden. Deze deeltjes worden door snelfiltratie niet volledig verwijderd. Daarnaast komen deeltjes in het drinkwater door filterspoelingen. Ze worden vervolgens geïntroduceerd in het distributiesysteem. Ook bij vastbed-ionenwisseling wordt een deel van de deeltjes verwijderd door filtratie. Met ultrafiltratie worden alle ‘deeltjes’ verwijderd die groter zijn dan circa 20 nanometer, afhankelijk van het gekozen membraan. Dit betekent dat ook polymeren met een molecuulgewicht groter dan circa 150 kDa worden verwijderd. Afb. 2: Biofilmvorming in de biofilmmonitors die werden gevoed met het reine water, het reine water na ionenwisseling en het reine water na ultrafiltratie.
Onderzoek Nuland Bij waterproductiebedrijf Nuland wordt diep en middeldiep grondwater (gewonnen op 108,9 tot 135,9 meter, respectievelijk 34,5 tot 76 meter beneden maaiveld) gezuiverd tot drinkwater (zie afbeelding 1).
rein water -2
Beide grondwatertypen worden apart gezuiverd, waarna het water wordt gemengd en gedistribueerd. Het drinkwater van Nuland voldoet aan alle wettelijke kwaliteitseisen en aan de bedrijfsnormen van Brabant Water (zie tabel 1). Het AOC-gehalte (8 μg/l) is iets lager dan de streefwaarde van 10 μg/l acetaat-C voor biologisch stabiel drinkwater5) en voldoet daarmee aan de bedrijfsnorm. In 2005 is de zuivering van Nuland gemoderniseerd, omdat het drinkwater niet aan alle bedrijfsnormen voldeed en de zuivering op leeftijd was. Hierbij is onder meer een centrale ontharding toegevoegd. Ondanks deze aanpassingen bleef de BVS-waarde (18 pg ATP.cm-2.d-1) van het geproduceerde drinkwater (van beide straten na menging) hoger dan de streefwaarde van 10 pg ATP. cm-2.d-1 6). Deze relatief hoge waarde leidt mogelijk tot nagroei in het distributiesysteem (Aeromonas en/of dierlijke organismen) en in binneninstallaties (Legionella). Daarom is in BTO-verband bij waterproductiebedrijf
1
BVS (pg ATP cm ·d- )
38,7 ± 4,2
23,2 ± 2,1
1,0 ± 0,5
1,00 ± 0,19
0,095 ± 0,01
0,031 ± 0,084 ??
MnAS (mg Mn m-2·d-1)**
0,42 ± 0,08
0,04 ± 0,01
0,008 ± 0,02 ??
8,9
4,9
4,2
ATP (ng/l)
2,1 x 10
1,1 x 104
4,4 x 102
1,8 x 102
<1,5 x 101
2,9
1,1
2,8
totaal aantal bacteriën (N/ml)
2,1 x 10
AOB (N/ml) NPOC (mg C/l) -1
UV-absorptie (m )
38
5
9±2
1±1
9±2
12
10
11
deeltjes (N/ml)
157
60
20
* = ijzerafzettingssnelheid; ** = mangaanafzettingssnelheid. Tabel 2: Invloed van ionenwiseling en ultrafiltratie op de watersamenstelling.
Nuland onderzoek uitgevoerd naar mogelijkheden om deze relatief hoge BVS-waarde te verlagen.
Effect op watersamenstelling Met drinkwater van waterproductiebedrijf
ruw middeldiep
ruw diep
rein
bedrijfsnorm
CH4 (mg/l)
1,5
2,5
<0,01
<0,1 na ontgassing
NH4 (mg/l)
1,0
1,1
0,02
<0,05
NO3 (mg/l)
<0,5
<0,5
3,4
<25
NO2 (mg/l)
<0,01
<0,01
<0,01
<0,05
Fe (mg/l)
8,0
2,0
0,01
<0,05
Mn (mg/l)
0,4
0,08
<0,01
<0,02
HCO3 (mg/l)
236
262
190
>120
EGV (mS/m)
45
91
52
<80
TOC (mg C/l)
9,8
2,7
3,2
<5
7,1
7,4
7,8
7,8
onbekend
onbekend
8
<10
H2O / 03 - 2011
5
PO4 (mg/l)
parameter
AOC (μg/l ac-C)
na ultrafiltratie
FeAS (mg Fe m-2·d-1)*
Tabel 1: Samenstelling van ruw en rein water bij waterproductiebedrijf Nuland (gegevens 2006).
pH
na ionenwisseling
Nuland is onderzocht welke invloed natuurlijk organisch materiaal en deeltjes hebben op de biofilmvormende eigenschappen van het water. Het water is behandeld met ultrafiltratie (geen verwijdering van NOM, wel volledige verwijdering van deeltjes) en ionenwisseling (gedeeltelijke verwijdering van NOM en deeltjes). De effecten van deze behandelingsprocessen zijn bepaald met behulp van biofilmmonitors, deeltjestelling en NOM-karakterisering. De metingen zijn uitgevoerd tussen april en september 2008. In afbeelding 2 zijn de resultaten van de biofilmmonitors weergegeven. De resultaten met betrekking tot de BVS, NOM- en deeltjesverwijdering staan in tabel 2.
Biofilmvorming De BVS van het reine water (38,7 pg ATP. cm-2.d-1) was in de onderzoeksperiode veel hoger dan de streefwaarde en tweemaal hoger dan de eerdere meting in 2007. Ook de ijzerafzettingssnelheid (FeAS) is hoger dan de eerdere meting in 2007 (0,5 mg Fe.m-2.d-1). De FeAS- en MnAS-waarden zijn relatief hoog in vergelijking met water van andere productiebedrijven in Nederland7). Een hoge BVS-waarde kan leiden tot nagroei van
platform Aeromonas. In het distributiesysteem van Nuland worden verhoogde aantallen Aeromonas waargenomen, maar de wettelijke kwaliteitseis (< 1000 kve per 100 ml) wordt niet overschreden. De BVS-waarde van het water na ionenwisseling was gedurende de eerste 60 dagen laag, maar nam daarna toe tot 23,3 pg ATP. cm-2.d-1 (zie afbeelding 2). Deze toename is mogelijk het gevolg van het veranderen van de wijze van regenereren, maar dat is niet nader onderzocht. De BVS-waarde van het water na ultrafiltratie (1,0 pg ATP.cm-2.d-1) was veel lager dan de streefwaarde voor biologisch stabiel water. Ultrafiltratie had vrijwel geen effect op het gehalte natuurlijk organisch materiaal in het water. Dit betekent dat deeltjes en/of colloïden die met ultrafiltratie uit het gemengde water werden verwijderd, een grote invloed hebben op de biofilmvormende eigenschappen van het reine water. Aan deeltjes gebonden nutriënten en sporenelementen zouden hierbij een rol kunnen spelen, maar ook biomassa (van bacteriën) kan bijdragen aan de biofilmvorming.
Deeltjes Uit tabel 2 blijkt dat 90 procent van de deeltjes die groter zijn dan 1 μm, door ultrafiltratie is verwijderd. Gezien de poriegrootte van ultrafiltratiemembranen was volledige verwijdering verwacht. Een mogelijke verklaring is dat de deeltjesmeting plaatsvond in de buffertank na de ultrafiltratie en niet direct in het permeaat. Opvallend is de significante verwijdering (60 procent) van deeltjes door ionenwisseling. Uit deeltjestelling (> 1 μm) blijkt dat de grootste fractie (90 procent) van deeltjes in de range van 1-3 μm valt. Dit kan betekenen dat ook een aanzienlijk aantal deeltjes aanwezig was met afmetingen kleiner dan 1 μm, die wel door
ultrafiltratie worden verwijderd maar niet met deeltjestelling worden waargenomen. Tot deze deeltjes behoren tevens de bacteriën. Uit tabel 2 blijkt dat het totale aantal bacteriën in het reine water circa 2 x 105 per ml bedraagt. De lage BVS-waarde na ultrafiltratie is mogelijk een gevolg van de vergaande verwijdering van bacteriën uit het water.
NOM Ultrafiltratie verwijderde vrijwel geen natuurlijk organisch materiaal; ionenwisseling verwijderde het voor 62 procent (zie tabel 2). Uit nadere analyse met LC-OCD blijkt dat vooral de humuszuren werden verwijderd door ionenwisseling (93 procent), gevolgd door de fractie laagmoleculaire neutrale verbindingen (32 procent). Gezien de significante verwijdering van deeltjes (die niet meegenomen worden in de NOM-karakterisering) is niet duidelijk wat de oorzaak is van de beperkte verlaging van de BVS-waarde door ionenwisseling. Deze verlaging is waarschijnlijk slechts in beperkte mate het gevolg van de verwijdering van NOM, vanwege de geringe bijdrage van de moeilijk afbreekbare humuszuren aan de biofilmvorming. Nadere analyse met gefluïdiseerde ionenwisseling waarbij deeltjesverwijdering een geringere rol speelt - kan uitwijzen of NOM-verwijdering invloed heeft. Een analyse van de NOM-fracties, aangevuld met AOC-metingen, zou kunnen uitwijzen of ionenwisseling ook biologisch afbreekbare fracties verwijdert.
Samenvatting Ultrafiltratie van het reine water van waterproductiebedrijf Nuland leidde tot een aanzienlijke afname van de snelheid van de biofilmvorming, terwijl vrijwel geen natuurlijk organisch materiaal werd verwijderd. Dit betekent dat de in dit water
aanwezige bacteriën, deeltjes, colloïden en/of de daaraan gebonden nutriënten een grote invloed hebben op de biofilmvorming. Eerder onderzoek naar de biofilmvormende eigenschappen van het reine water, uitgevoerd in opdracht van Brabant Water, leidde tot de hypothese dat deeltjes belangrijke nutriënten voor bacteriën bevatten waaronder fosfaat6). In BTO-verband wordt onder andere op Nuland verder onderzoek uitgevoerd naar de invloed van bacteriën, deeltjes en NOM op de biofilmvorming. LITERATUUR 1) Schippers D. en P. Sjoerdsma (2007). Kwaliteitsverbetering op meerdere fronten door ontkleuring via ionenwisseling. H2O nr. 20, pag. 38-39. 2) Beerendonk E., E. Cornelissen, D. Harmsen, H. Vrouwenvelder, A. Verliefde en D. van der Kooij (2006). Technische haalbaarheid van Q21-kwaliteit voor drinkwater uit anoxisch grondwater. KWR Watercycle Research Institute. BTO-rapport 2006.004. 3) Van Paassen J., P. Sjoerdsma en J. Duiven (2009). ‘Q21’-drinkwater zonder gebruik van membranen. H2O nr. 22, pag. 38-40. 4) Siegers W., J. Ogier, P. van der Wielen en D. van der Kooij (2009). The use of NOM characterisation methods for the measurement of biodegradable NOM. KWR Watercycle Research Institute. BTOrapport 2009.031. 5) Van der Kooij D. (1992). Assimilable organic carbon as an indicator of bacterial regrowth. J. Am. Water Works Assoc. 84, pag. 57-65. 6) Van der Wielen P. en D. van der Kooij (2008). Effect van de zuivering op de biologische stabiliteit van het drinkwater van ps Nuland. KWR Watercycle Research Institute. Rapport 08.092. 7) Vrouwenvelder J. (2001). Biologische stabiliteit van het drinkwater van pompstation Loosbroek en Veghel. KWR Watercycle Research Institute. BTOrapport 2000.230.
Waterproductiebedrijf Nuland (foto: Brabant Water).
H2O / 03 - 2011
39
agenda 17 februari, Nieuwegein Waterbouw congres over de belangrijkste ontwikkelingen in de waterbouwsector: veiligheidsvraagstukken, innovatieve aanbestedingsen contractvormen, nieuwe technieken, investeren maar ook bezuinigen én duurzaamheid. Organisatie: Nederlands Instituut voor de Bouw. Informatie: www.bouw-instituut.nl.
17 februari, Arnhem Toekomst waterketen Gelderland slotsymposium waarop de resultaten van jaren streven naar één waterketen in Gelderland centraal staan en vooruitgekeken wordt naar de vervolgstappen door andere partijen. Organisatie: Stuurgroep Toekomst Waterketen Gelderland. Informatie: (088) 884 54 63.
9 maart, Middelburg Deltaplan 2.0 symposium over de stand van zaken van het Deltaplan 2.0: een plan dat de waterveiligheid en watervoorziening moet verbinden met de economische en ecologische potenties van de zuidwestelijke delta. Organisatie: Vereniging voor Waterstaat en Landinrichting. Informatie: www.waterenland.nl.
15-17 maart, Gorinchem Aqua Nederland Vakbeurs jaarlijkse nationale vakbeurs voor waterbehandeling, watermanagement & watertechnologie. Naast de beurs wordt een uitgebreid congresprogramma gepresenteerd. organisatie: Aqua Nederland en Evenementenhal Gorinchem. Informatie: www.aquanederland.nl.
17 maart, Leeuwarden Sandy Solutions symposium over zand- en slibstromen in de Waddenzee, het dichtslibben van vaargeulen en havens, de invloed van bodemdaling op de sedimenthuishouding en het bevorderen van het meegroeien van de Waddenzee. Organisatie: Waddenvereniging. Informatie:
[email protected].
24 maart, Arnhem Inspectie waterkeringen achtste kennisdag over de inspectie van waterkeringen, met dit jaar als thema de crisis: zowel crisis als gevolg van een calamiteit als de economische crisis en de mogelijke gevolgen hiervan op beschikbare budgetten. De vraag hoe meer te doen met minder en het benutten van de mogelijkheden van de crisis loopt als een rode draad door het programma. Organisatie: STOWA en Rijkswaterstaat. Informatie: www.inspectiewaterkeringen.nl.
40
H2O / 03 - 2011
24 maart, Delft Leven met Water in de regio Haaglanden symposium over de praktijk van innovatie en klimaatadaptatie in de watersector, met als voorbeeld de regio Haaglanden. Organisatie: Waterkader Haaglanden, Leven met Water, Deltares en CURNET. Informatie: www.levenmetwater.nl.
24 maart, Utrecht Minicursussen riolering een dag met 21 minicursussen in vier categorieën: grondwater, techniek, beleid en regelgeving vor technici én regenwater. Elke cursus duurt een dagdeel. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: (0318) 63 11 11.
4 april, Putten De toekomst van geïntegreerd watermanagement seminar over de volgende generatie van automatisering om te komen tot een efficiënte en duurzame waterketen. Dit congres is minder op de technische en meer op de strategische kant gericht. Organisatie: AB en Witteveen+Bos. Informatie: Sabbah Doudou (076) 508 63 73.
7 april, diverse locaties Dag van de Praktijk open dag op verschillende plaatsen in Nederland waar bewust en duurzaam gebruik wordt gemaakt van de bodem en van grondwater. De informatie die deze dag oplevert, wordt later dit jaar gebruikt voor twee SKB-congressen. Organisatie: Initiatief Bewust Bodemgebruik en SKB. Informatie: www.bewustbodemgebruik.nl.
12-14 april, Rotterdam Maintenance NEXT vakbeurs voor onderhoudsdeskundigen, met presentaties van exposanten, technologieexposities en sectoroverstijgende kennisuitwisseling (onder andere over energie en water). Organisatie: Ahoy. Informatie: www.maintenancenext.nl.
14 mei, diverse locaties Fish Migration Day internationale open dag over vismigratie, in het kader van het INTERREG-project Living North Sea, op meerdere locaties in de Noordzeeregio. Organisatie: waterschappen Noorderzijlvest, Hunze en Aa’s en Amstel, Gooi en Vecht en Sportvisserij Nederland. Informatie: Lonneke Fust,
[email protected].
16-20 mei, Groningen ICID 25e editie van de conferentie over meervoudig landgebruik in vlakke deltagebieden in Europa. Organisatie: International Commission on Irrigation and Drainage. Informatie: www.icid2011.nl.
19 mei, Amersfoort Het nationale watersymposium symposium voor industriële watergebruikers met deze editie als thema ‘duurzaam industrieel watermanagement: besparing van kosten, energie, water en het milieu’. Organisatie: Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie. Informatie: www.skiw.nl.
4-6 oktober, Den Bosch Milieu tweede editie van deze beurs, met als thema’s onder meer afvalbehandeling en recycling, lucht kwaliteitsverbetering, (afval) waterbehandeling, bodemonderzoek, -sanering en -energie, geluidshinderbestrijding, externe veiligheid en veilig werken, duurzaam inkopen en duurzame mobiliteit. Organisatie: 2XPO B.V. Informatie: www.milieuvakbeurs.nl.
29 oktober - 4 november, Amsterdam Internationale waterweek een week met daarin de beurzen Aquatech, Aquaterra, enkele internationale congressen en de nieuwe beurs Integrated Aqua Solutions met een aantal prestigieuze waterprojecten. Organisatie: Amsterdam RAI. Informatie: www.aquatechtrade.com. Buitenland
2-4 maart, Bombay Aquatech India tweede editie van Aquatech in India met naar verwachting zo’n 200 exposanten. Organisatie: Aquatech Global Events. Informatie: (020) 549 22 99.
12 april, Singapore Dreding techniques and environment conferentie over de milieuaspecten van baggeren en de nieuwste ontwikkelingen op baggergebied. Organisatie: International Association of Dredging Companies. Informatie: www.iadc-dredging.com.
24-26 mei, Brno (Tsjechië) Water Supply and Sewerage 17e editie van deze beurs over watermanagement, gecombineerd met de 17e internationale International Evironmetal Fair. Organisatie: Water Supply and Sewerage Association of the Czech Republic. Informatie: www.watenvi.com.
handel & industrie Dura Vermeer zet vlotterkering op de markt Bouwconcern Dura Vermeer en een groep particulieren uit het Westland gaan de zogeheten vlotterkering op de markt brengen. Ze presenteerden op 20 januari in de Drijvende Kas in Naaldwijk nogmaals de tijdelijke waterkering die geïntegreerd is in een dijk of kade.
De werking van de vlotterkering.
Twee Westlandse particulieren wonnen in 2007 met hun innovatieve idee ‘vlotterkering’ de prijsvraag rond een tijdelijke waterkering voor de calamiteitenberging in de Woudse polder in Midden-Delfland. Ze werden bij de uitwerking bijgestaan door ingenieursbureau Witteveen+Bos. Het betrof een Europese prijsvraag, door het Hoogheemraadschap van Delfland uitgeschreven, met als doel particulieren en bedrijven te laten meedenken over een tijdelijke kade met een lengte van 1.150 meter, die aan alle gebieds- en veiligheidseisen zou voldoen.
Het geregistreerde idee is ontstaan door de ervaringen van de Westlanders met hoogwater in een Westlandse polder. Ze hebben hun idee onder gebracht in de besloten vennootschap Vlotterkering BV. De BV is op zoek gegaan naar een goede partij om de vlotterkering op de markt te brengen. In Dura Vermeer is die partij gevonden. Dura Vermeer ziet de vlotterkering als een belangrijke innovatie die een uitkomst kan bieden in complexe ruimtelijke situaties waar de traditionele manier van dijkverhoging niet werkt.
‘Slimme dijken’ slaan zelf alarm Siemens werkt aan een bewakingstechniek waarmee schade aan dijken al in een vroeg stadium is te herkennen. Met behulp van sensoren is het mogelijk de stabiliteit van de dijken tot op de meter nauwkeurig te observeren. Zelfsturende software kan vervolgens op basis van de metingen risicosituaties voorspellen, zodat tijdig maatregelen kunnen worden genomen. In het proefproject LiveDijk Eemshaven wordt het systeem tot eind 2012 in de praktijk getest. Siemens Corporate Technology in Rusland ontwikkelt de techniek samen met een aantal partijen in het kader van het Europese onderzoeksproject UrbanFlood. Wereldwijd moeten 136 aan de kust gelegen miljoenensteden door dijken worden beschermd. De druk op deze waterkeringen neemt toe wanneer de zeespiegel door klimaatverandering structureel stijgt en meer stormen zijn te verwachten. Om de veiligheid te verbeteren, zijn dijken tot nu toe verhoogd of verbreed. Dit is echter niet meer dan tijdwinst. Een andere strategie is het analyseren van dijken, om de zwakke plekken daarin te kunnen identificeren. ‘Slimme dijken’ zouden breuken of gevolgen van overstromingen namelijk kunnen voorspellen. Voor de dijkbewaking maken de technici van Siemens gebruik van software die productielijnen in de gaten houdt en van nieuwe parameters voorziet. Die worden gekozen op basis van metingen aan proefdijken, die op verschillende manieren gericht worden beschadigd. Andere projectpartijen werken aan mogelijkheden voor alarmering, bijvoorbeeld via alle aangemelde mobiele telefoons of navigatie-apparatuur in de bedreigde regio.
De vlotterkering is een flexibel en zelfstandig werkend systeem. Belangrijk onderdeel in deze innovatieve waterkering is een klep die bij hoog water automatisch omhoog komt. Naast een toepassing voor een calamiteiten- en waterberging is de vlotterkering inzetbaar in buitendijkse en stedelijke gebieden voor de bescherming van bedrijventerreinen en woningen, zowel individueel als per gebied. Ook is de vlotterkering bij ruimtegebrek aan zee in boulevards te plaatsen als sprake is van springtij. De vlotterkering kan bovendien van betekenis zijn bij het kanaliseren van waterstromingen, stedelijke watergangen, opslag van hemelwater en het afsluiten van coupures in dijken en keringen. Tot slot kan de vlotterkering een dienst bewijzen ter verhindering van het wegvloeien van (gevaarlijke) stoffen in water bij calamiteiten bij de (petro)chemische industrie.
Introductie biofilm- en biofoulingsensor Biologische vervuiling in watersystemen staat steeds meer in de belangstelling. Het nadelig effect van organische afzettingen op tal van processtappen wordt vaker onderkend. Met de Biofilm Monitor Sensor van INVEN Technology Benelux bv is het mogelijk reeds in een zeer vroeg stadium de opbouw van biofilm te detecteren.
In een volgende stap zullen de onderzoekers delen van dijken in Amsterdam en Sint Petersburg met het vroegtijdige waarschuwingssysteem uitrusten en kritieke veranderingen met software bewaken. Op langere termijn wil men wereldwijd alle dijken op dit monitoringssysteem aansluiten.
Groei en ophoping van micro-organismen in een biofilm kunnen een belangrijke verstorende invloed op het proces hebben. Biofouling vormt de basis voor opbouw van micro-organismen. Hierop volgt aanhechting van grotere organismen, die op hun beurt kunnen leiden tot afname van de doorstroming of zelfs blokkade van het systeem. Biofilms staan ook bekend als ideale omgeving voor bacteriologische kolonies. Deze bacteriën, zoals Legionella pneumophila, zijn in potentie gevaarlijk voor de menselijke gezondheid. Het bestrijden van biofilms is daarom cruciaal om de groei van deze gevaarlijke bacteriologische kolonies tegen te gaan. De Biofilm Monitor Sensor alarmeert zodra die de groei van biofilms in een waterlijn detecteert. Dit is het moment dat de bacteriën zich aan het wandoppervlak gaan hechten. Het systeem meet real-time en continu. Voor meer informatie: (076) 581 22 88.
H2O / 03 - 2011
41
Watervenster Krohne Nederland B.V.
KROHNE Nederland B.V. Kerkeplaat 14 3313 LC Dordrecht Postbus 110 3300 AC Dordrecht T + 31 (0)78 – 63 06 200 F + 31 (0)78 – 63 06 405 E
[email protected] I www. Krohne.com
KROHNE is leverancier van flow- en niveau meetinstrumentatie met eigen fabrieken en verkoopkantoren in meer dan 60 landen. De Nederlandse verkoop- en serviceorganisatie is gevestigd in Dordrecht, op dezelfde locatie als ’s werelds grootste fabriek voor magnetisch inductieve en ultrasone flowmeters: KROHNE Altometer. Hier bevindt zich ook KROHNE’S eigen ijkcircuit. Per jaar worden er ± 60.000 instrumenten geproduceerd en gekalibreerd, variërend in diameter van 2.5 mm t/m 3 meter.
Dankzij jarenlange ervaring is KROHNE thuis in de meest uiteenlopende toepassingen. Hierdoor kunnen onze specialisten u uitstekend adviseren welke oplossing voor uw toepassing geschikt is. KROHNE is dan ook graag uw partner in flow- en niveau meetinstrumentatie.
KSB Nederland BV
KSB Nederland BV Postbus 211 1150 AE Zwanenburg T. 020-4079800 F. 020-4079801 E. www.ksb.nl I.
[email protected]
KSB Nederland BV is een totaalaanbieder voor componenten, engineering en service voor inname, transport en behandeling van (drink) water en huishoudelijk, stedelijk en industrieel afvalwater. Ons specialisme: renovatie, ombouw, uitbreiding en nieuwbouw van pompgemalen en -systemen. Tevens engineeren en leveren wij componenten voor afvalwater- en biogasinstallaties. Met ruim 140 jaar ervaring en een compleet programma aan pompen, mixers, afsluiters, aandrijvingen, systemen en automatiseringsoplossingen
is KSB als geen ander in staat “maatwerk” te leveren. Onze uitdaging is de meest energieefficiënte oplossingen met gelijktijdig de laagste TCO (total costs of ownership) aan te bieden. Duurzaam ondernemen is een van de maatstaven waarmee KSB haar klanten van dienst wil zijn. Dankzij continue innovaties en een kwaliteitsbewustzijn is KSB de ideale partner voor al uw pomp- en mixervraagstukken. Een betrouwbare, betrokken en deskundige partner die ondersteunt van engineering tot nazorg, service en onderhoud.
Melspring International BV
Melspring International BV Arhemsestraatweg 8 6881 NG Velp Postbus 268 6880 AG Velp T 0031 26 384 2042 F 0031 26 3842041 E
[email protected] I www.watermelspring.com
Melspring International BV, Uw bron voor een compleet programma chemicaliën voor o.a. rioolwaterzuivering, drinkwaterbereiding, industriële (afval) waterbehandeling en slibverwerking. t1PMZFMFDUSPMJFUFOWPPSTMJCJOEJLLJOHFOo ontwatering t.FUBBM[PVUFO JK[FSDIMPSJEFTJK[FSDIMPSJ desulfaten/(poly)aluminiumchlorides & blends/natriumaluminaten (alkalische Alu-oplossing) t,PPMTUPGCSPOOFO NFUIBOPMFUIBOPM
azijnzuur/suikerwaters/alkalische glycerines/organische zuren/blends t7FSLPPQWFSIVVS JOTUBMMBUJFTWPPSBBONBBL opslag en dosering van chemicaliën, zowel permanent als tijdelijk) t "GWBM XBUFSCFIBOEFMJOHPQNBBU NFU kennis en ervaring gericht op optimaal rendement en tevreden partners. Meer weten: Bezoek onze website: www.watermelspring.com
Omegam Laboratoria B.V.
Omegam Laboratoria B.V. HJE Wenckebachweg 120 1096 AR Amsterdam T +31 (0)20 5976 769 E
[email protected] I www.omegam.nl
42
H2O / 03 - 2011
Omegam Laboratoria is een NEN-EN-ISO 17025 geaccrediteerd milieulaboratorium voor chemische, fysische en biologische analyses met ruim dertig jaar ervaring. 150 professionals voeren een breed pakket aan analyses uit volgens (inter-) nationale normen.
Wij zijn gespecialiseerd in wateronderzoek en marktleider op het gebied van bestrijdingsen geneesmiddelenonderzoek in water (KRW-onderzoek). Ook voor fytoplankton analyses en bacteriologisch onderzoek kunt u bij ons terecht.
Watervenster Q-flow International Q-flow is gespecialiseerd in alle denkbare werkzaamheden aan een waterbron. Vanuit ons nieuwe pand in Nijverdal voorzien wij in heel Nederland onderhoud, regeneraties, camera-inspecties en (ver)nieuwbouw van waterwinputten. Met meerdere camerasystemen inspecteren wij met downview en/of sideview kleurencamera’s bronnen tot 500 m diep en met een diameter van 80 tot 600 mm. De camerainspectie wordt door een ervaren camera-
specialist uitgevoerd en is direct op lokatie te volgen. Met negen specialisten verdeeld over vier compleet uitgeruste ploegen kunt u bij ons terecht met elk probleem in uw primaire watervoorziening. Elke ploeg heeft standaard de beschikking over een kraan, eigen stroomvoorziening en een speciale onderhoudsinstallatie om zelfstandig van Groningen tot Vlaanderen alle vereiste handelingen te kunnen uitvoeren.
Q-flow International R. Dieselstraat 14 7442 DR Nijverdal T 0548 622 999 T 0548 625 367 E
[email protected] I www.q-flow.nl
Waterstromen BV Waterstromen BV exploiteert industriële afvalwaterzuiveringen en vergisters in geheel Nederland. Industrieën die deze activiteiten wensen uit te besteden zijn bij ons aan het juiste adres.
singen of nieuwe installaties. Waar mogelijk maken we graag gebruik van innovatieve en duurzame processen en creëren we waarde uit afval. De betrouwbaarheid zal echter altijd worden geborgd.
De aanleiding is veelal een benodigde uitbreiding, nieuw- of verbouw van uw installatie, of de wens om U te concentreren op uw kernactiviteiten. Waterstromen is bereid bestaande installaties over te nemen en te investeren in uitbreidingen, aanpas-
Samenwerken met Waterstromen resulteert steeds in synergie. Waterstromen kan uw waterzuivering compleet ontzorgen. Samen met u vinden wij de beste oplossing
Waterstromen BV Postbus 8 7240 AA Lochem T (0573) 298 551 F (0573) 298 562 E
[email protected] I www.waterstromen.nl
Watts Industries Netherlands B.V. Watts Industries Netherlands B.V. maakt deel uit van het internationale Watts Industries concern en is leverancier van een zeer breed programma Watts producten voor verwarmings-, sanitaire en industriële toepassingen. Behalve de verantwoordelijkheid voor de verkoop van alle Watts Industries producten op de Nederlandse markt, ontwikkelt en vervaardigt Watts Industries Netherlands een volledige range waterappendages, welke wereldwijd worden afgezet.
Om wat voor product het ook gaat, er is altijd een volledige range in maten, aansluitingen en uitvoeringen leverbaar. Het complete leveringsprogramma van Watts Industries voorkomt compromissen en stelt het kwaliteitsniveau zeker tot in het detail. Het leveringsprogramma is vooral gebaseerd op gebruikersvriendelijke oplossingen voor de installatietechniek, waarbij gestreeft wordt naar het introduceren en/of ontwikkelen van innovatieve producten.
Watts Industries Netherlands B.V. Kollergang 14, 6961 LZ Eerbeek Postbus 98, 6960 AB Eerbeek T 0313-673 700 F 0313-652 073 E
[email protected] I www.wattsindustries.com I www.waterbeveiliging.nl
Van Wijk & Boerma Pompen B.V. Pompen vormen belangrijke en soms onmisbare schakels in bedrijfsprocessen. Daarom is de pompapplicatie, het specifieke proces en de individuele klantwens bij Van Wijk & Boerma Pompen B.V. de basis van ons denken en handelen. Wij voeren een breed en diep assortiment pompen voor uiteenlopende marktsegmenten, zoals de (petro)chemie & procesindustrie, de milieuen watersector, de voedingsmiddelen- en drankenindustrie, de farmaceutische industrie
en de Original Equipment Manufacturers. Daarnaast verzorgt Van Wijk & Boerma ook het onderhoud aan de pompen en kunnen skids worden ontworpen en worden gebouwd. Voor advies omtrent het te verpompen medium kunt u altijd contact opnemen. Tijdens de Aqua Nederland Vakbeurs kunt u ons vinden bij standnummer 132
Van Wijk & Boerma Pompen B.V. Leningradweg 5, 9723 TP Groningen Postbus 95, 9700 AB Groningen T + 31 (0)50 549 59 00 F + 31 (0)50 549 59 01 E
[email protected] I www.wijkboerma.nl
H2O / 03 - 2011
43