Tentamen Filosofie van de economie 30 mei 2006 Beschikbare tijd: 3 uren DEZE VRAGENLIJST A EN B, DE SCHRAPKAART EN UW ANTWOORDVEL (OPEN VRAGEN-DEEL) DIENEN ALLE VAN UW NAAM, VOORLETTERS EN STUDENTNUMMER TE WORDEN VOORZIEN EN INGELEVERD. Dit tentamen bestaat uit 24 multiple choice vragen (deel A) en 2 open vragen (deel B). De multiple choice vragen bepalen 70% en de open vragen 30 % van het cijfer. Beantwoord de meerkeuze-vragen. Daartoe kunt u het beste de letter voor het door u gekozen antwoord omcirkelen. U doet dit rechtstreeks op de bijgevoegde vragenlijst. Na de vragenlijst te hebben ingevuld kunt u dan uw antwoorden overbrengen op bijgevoegde schrapkaart. Begin dus niet onmiddellijk de kaart in te vullen. Voor alle duidelijkheid: alleen wat u op de kaart aanstreept geldt als uw antwoord. Beantwoord de open vragen op het bijgeleverde antwoordvel. De laatste pagina van de vragenlijst kan gebruikt worden voor uw A-scores. De ‘sleutel’ van het A-deel zal na het tentamen op blackboard worden geplaatst. Handleiding voor het invullen van de schrapkaart 1.
Neem de schrapkaart zo voor u, dat de afgesneden hoek rechtsboven ligt.
2.
Gebruik voor het aanstrepen een potlood met hardheid HB of B. Anders ingevulde kaarten kunnen door de computer niet "gelezen" worden.
3.
Streep zodanig aan dat het cijfer of de letter geheel bedekt wordt. Streep echter niet buiten het hokje.
4.
Indien iets fout aangestreept is, dan moet dit zéér goed uitgegumd worden. Blijft ondanks goed gummen het fout aangestreepte toch nog zichtbaar, vul dan een nieuwe kaart in (de oude dient ingeleverd en ongeldig gemaakt te worden).
5.
In het vak STUDIENUMMER dient u uw administratienummer (collegekaartnummer) aan te strepen. Vul altijd 8 cijfers in. Wanneer het nummer uit minder cijfers bestaat, vul dan voor aan met nullen, bijvoorbeeld 00123456. Het eerste cijfer van het studienummer wordt in de bovenste rij aangestreept, het tweede cijfer in de rij daaronder, etc.
6.
ANTWOORDEN: Achter de vraagnummers 1 t/m 30 is gelegenheid om het antwoord van uw keuze A, B, C of D aan te strepen. Per vraag mag slechts één hokje worden aangestreept. Worden er 2 hokjes aangestreept, dan wordt de vraag fout gerekend. (Denk er dus aan goed te gummen!) Ook wanneer u het antwoord op een vraag niet weet, dient u een hokje aan te strepen. Kies in dat geval een willekeurig antwoord.
7. Op de voorzijde van de kaart mag alleen binnen de hokjes gestreept worden. Zet nergens anders streepjes of iets dergelijks, dus ook niet bij de vraagnummers of in de ongebruikte delen van de kaart.
8. Vul aan de onderzijde van de kaart uw naam en voorletters, administratienummer in, welk tentamen het betreft en de afnamedatum. Dit om zoekraken van de kaart (uw tentamen) te voorkomen.
1
A. Multiple choice vragen 1. Welk antwoord is onjuist? Volgens Lionel Robbins is het niet logisch om economie en ethiek met elkaar te verbinden. Deze loskoppeling van economie en ethiek wordt geïmpliceerd door Robbins’ neo-klassieke visie op economie. Zo impliceert Robbins’ visie op economie dat: a de preferenties van individuele agenten als gegeven worden beschouwd b alle middelen enkel worden gewaardeerd omwille van hun bruikbaarheid om menselijke behoeften te bevredigen c economie zich beperkt tot de studie van de oorzaken van materiële welvaart d de mogelijkheid van persoonlijke verantwoordelijkheid wordt geëlimineerd. Men vraagt zich nooit af wie verantwoordelijk is voor ongewenste economische effecten, maar enkel wat deze effecten veroorzaakt heeft. 2 Bezie de volgende stellingen: I Bedrijfsethiek is een onderdeel van toegepaste ethiek II De theorie van de onbedoelde gevolgen houdt in dat economische agenten die zich door eigen belang laten leiden geen rekening houden met de negatieve externe effecten van hun gedrag a Beide stellingen zijn juist b Stelling I is juist, stelling II is onjuist c Stelling I is onjuist, stelling II is juist d Beide stellingen zijn onjuist 3. Welk antwoord is onjuist? Een van de vier premissen waarop de verdediging van het ideaal van de perfecte markt rust is a het eerste welvaartstheorema b het tweede welvaartstheorema c het utilisme d dat individueel welzijn gelijk kan worden gesteld aan de bevrediging van de feitelijke preferenties van individuen 4. Welk antwoord is juist? In de Marxistische economische theorie heeft de theorie van de vervreemding betrekking op het fenomeen dat in een kapitalistische economie: a kapitalisten in staat zijn om arbeiders meer uren te laten werken dan noodzakelijk is voor de reproductie van de productiefactor arbeid b de kapitalist door middel van kapitaalintensieve investeringen arbeid uitstoot waardoor zich een industrieel reserve leger vormt c de arbeider door de specialisatie en arbeidsverdeling een mechanisch verlengstuk wordt van de machine d door de voortdurende lage lonen en werkloosheid de arbeidsklasse verpaupert 5. Welk antwoord is onjuist? Diverse empirische onderzoeken lijken aan te tonen dat mensen geen rationeel geloof hebben ten aanzien van de te verwachten gevolgen van hun keuzes. Wat kan hier een reden voor zijn? a wet van de kleine getallen b framing effecten c hiërarchische incommensurabiliteit
2
d filtering van informatie op basis van eerder gevormde hypothesen 6 Bezie de volgende stellingen: I Een voorbeeld van een tweede orde wens is de wens om vrij te blijven van verslaving aan alcohol. II Het principe van uitstel van Rawls betekent dat men eerste orde wensen dient uit te stellen omwille van de vervulling van tweede orde wensen. a Beide stellingen zijn juist b Stelling I is juist, stelling II is onjuist c Stelling I is onjuist, stelling II is juist d Beide stellingen zijn onjuist 7 Welk antwoord is juist? Met de heilige zorg om het geluk van een ander niet te verstoren bedoelt Adam Smith: a de deugd van de voorzichtigheid (prudence) b het sentiment van de sympathie (sympathy) c de deugd van de welwillendheid (benevolence) d de deugd van de rechtvaardigheid (justice) 8 Welk antwoord is onjuist? In een eenmalig spel dat gekenmerkt wordt door een prisoner’s dilemma kunnen sociale preferenties bijdragen aan het bereiken van de sociaal efficiënte oplossing. Een voorbeeld van een sociale preferentie die hieraan bijdraagt is: a altruïsme b loyaliteit aan gemeenschappelijke doelen c voorzichtigheid d distributieve rechtvaardigheid 9 Welk antwoord is juist? De theorie van René Girard verklaart permanente schaarste door: a de behoefte aan veiligheid en derhalve aan macht over anderen b de voorbeeld-werking van de wensen van anderen c het aanbod geïnduceerde nieuwe behoeften d het signaal dat luxe goederen afgeven van de status van de bezitter van deze goederen 10 Welk antwoord is juist? Het Aristotelisch principe van Rawls stelt dat a geen volledige bevrediging plaats vindt doordat aanbieders steeds met nieuwe producten komen en zo nieuwe behoeften creëren b mensen gewend raken aan nieuwe consumptieartikelen en daarom voortdurend op zoek zijn naar nieuwe luxe goederen c schaarste toeneemt doordat de concurrentie om pure private goederen in toenemende plaats maakt voor concurrentie om positionele goederen d geen van bovengenoemde antwoorden is juist 11 Bezie de volgende stellingen: I Hausman geeft een classificatie van veronderstellingen die gehanteerd worden in economische modellen. De veronderstelling dat de prijzen voor individuele consumenten gegeven zijn is een voorbeeld van een aanvullende kennisveronderstelling.
3
II In zijn kennistheorie (het zogenaamde instrumentalisme) stelt Friedman dat een economische theorie goed is als deze in staat te stelt om betrouwbare voorspellingen te doen. a Beide stellingen zijn juist b Stelling I is juist, stelling II is onjuist c Stelling I is onjuist, stelling II is juist d Beide stellingen zijn onjuist 12 Welk antwoord is juist? Een van de varianten van het utilisme gaat uit van individuele soevereiniteit. Individuele soevereiniteit is te beschouwen als een alternatief voor het a consequentialisme b hedonisme c sum ranking d geen van bovengenoemde mogelijkheden 13 Welk antwoord is onjuist? Een van de problemen van sum ranking is: a onvergelijkbaarheid van het nut van verschillende personen b dat de resulterende verdeling kan onrechtvaardig zijn c dat het kan leiden tot overvragen van mensen d dat het geen rekening houdt met de intenties van de handeling 14 Bezie de volgende stellingen: I De tweede formulering van de categorisch imperatief van Kant stelt dat je zo moet handelen dat je de mensheid, zowel in je eigen persoon als in ieder ander, nooit louter als middel behandelt, maar ook als doel in zichzelf II Een prima facie plicht is een plicht die, in het geval van twee of meerdere conflicterende morele plichten, als de belangrijkste plicht moet worden beschouwd. a Beide stellingen zijn juist b Stelling I is juist, stelling II is onjuist c Stelling I is onjuist, stelling II is juist d Beide stellingen zijn onjuist 15 Welk van de volgende stellingen is onjuist? a De Lockean proviso heeft betrekking op rechtvaardigheid in acquisitie en stelt dat na de toe-eigening er genoeg en van even goede kwaliteit moet overblijven voor anderen b Een van de argumenten van Friedman tegen maatschappelijk verantwoord ondernemen is dat de extra kosten die daaruit voor de onderneming volgen beschouwd kunnen worden als een belasting voor aandeelhouders, consumenten of werknemers en dat de manager voor de beslissing om deze groepen te belasten geen democratische legitimatie heeft c Shue classificeert het recht op levensonderhoud (subsistence) als een basisrecht. Een basisrecht is een recht dat essentieel is om andere rechten, zoals het recht op vrijheid van vergadering, te kunnen genieten d Een voorbeeld van een primair sociaal goed is intelligentie 16. Bezie de volgende stellingen: I Doordat Max Havelaar een hogere prijs biedt, kan het niet de koffie van alle koffieboeren kopen, maar slechts de koffie van een deel van hen. Daarmee schendt Max Havelaar het negatieve recht op transacties van boeren die ook hun koffie aan Max Havelaar willen kopen, maar buiten de selectie vallen.
4
II In de theorie van Rawls heeft het principe van een faire gelijkheid in kansen voorrang op het verschil principe (difference principle). a Beide stellingen zijn juist b Stelling I is juist, stelling II is onjuist c Stelling I is onjuist, stelling II is juist d Beide stellingen zijn onjuist 17. Welk antwoord is juist? Een mogelijk argument voor de hogere prijs die Max Havelaar voor de koffie betaalt is dat deze hogere prijs kan worden beschouwd als een compensatie voor onrecht tijdens het kolonialisme, waarbij koffieboeren gedwongen werden hun land voor de koffieteelt te gebruiken. Op welk rechtvaardigheidsprincipe stoelt dit argument? a Eén van Nozick’s principes van procedurele rechtvaardigheid b egalitaristische rechtvaardigheid c Rawls verschil principe d socialistische rechtvaardigheid 18. Welk antwoord is juist? Een moreel argument tegen een flat tax system, zoals voorgesteld door Bovenberg en Teulings, is dat het ten koste gaat van de welvaart, omdat het de beloning van extra werkinspanning aan de onderkant van de arbeidsmarkt vermindert (vanwege de hogere marginale belastingvoet op het inkomen voor deze groepen). Dit is een argument dat gebaseerd is op het principe van: a utilisme b kapitalistische rechtvaardigheid c socialistische rechtvaardigheid d procedurele rechtvaardigheid 19. Bezie de volgende stellingen: I De beslissing van een meisje om een relatie aan te knopen met een loverboy, is een vorm van begrensde rationaliteit als zij op dat moment niet weet dat de loverboy haar wil gebruiken voor financieel gewin in de prostitutie. Volledige rationaliteit vereist namelijk volledige informatie over de consequenties van een beslissing II Een mogelijk punt van kritiek op Nozick’s principe van procedurele rechtvaardigheid in acquisitie is dat de verkrijging van objecten die nog niet in het bezit van anderen zijn onderworpen is aan een hoge mate van toeval en dus arbitrair is vanuit een moreel gezichtspunt a Beide stellingen zijn juist b Stelling I is juist, stelling II is onjuist c Stelling I is onjuist, stelling II is juist d Beide stellingen zijn onjuist 20 Welk antwoord is onjuist? Een voorbeeld van een karakterdeugd in de theorie van Aristoteles is: a matigheid b moed c intelligentie d zelfbeheersing 21. Welk antwoord is juist?
5
Het argument dat de huidige generatie de aarde achter moet laten in een staat die niet slechter is dan de staat waarin de huidige generatie de aarde ontving van de vorige generatie is een voorbeeld van een toepassing van: a utilisme b kapitalistische rechtvaardigheid c socialistische rechtvaardigheid d rechtvaardigheidstheorie van Rawls 22. Bezie de volgende stellingen: I Dat marktwerking ten koste kan gaan van persoonlijke deugden zoals matigheid en zelfbeheersing is een illustratie van de ‘self destruction’ hypothese van Hirschman II Het onderzoeksresultaat van Titmuss dat het bieden van financiële compensatie voor bloeddonorschap tot een afname in plaats van tot een toename van het aanbod van bloeddonoren leidt wijst op de zogenaamde crowding-out van intrinsieke motivaties door het bieden van extrinsieke motivaties a Beide stellingen zijn juist b Stelling I is juist, stelling II is onjuist c Stelling I is onjuist, stelling II is juist d Beide stellingen zijn onjuist 23 Bezie de volgende stellingen: I De liberale traditie onderscheidt zich onder andere van de communitaristische traditie in het feit dat het liberalisme meer aandacht heeft voor pluralisme in waarden, omdat zij uitgaat van het individu II De liberale ethische theorieën impliceren geen moreel egoïsme, maar veeleer welbegrepen eigenbelang. a Beide stellingen zijn juist b Stelling I is juist, stelling II is onjuist c Stelling I is onjuist, stelling II is juist d Beide stellingen zijn onjuist 24 Bezie de volgende stellingen: I De hiërarchie die Velasques voorstelt indien verschillende ethische criteria tegengestelde conclusies opleveren is: perfecte rechten en correlerende plichten hebben een groter gewicht dan rechtvaardigheid en rechtvaardigheid heeft een groter gewicht dan utilisme II In de geïntegreerde sociale contract theorie van Donaldson en Dunfee dienen micro sociale contracten voorrang te hebben op fundamentele macro principes. a Beide stellingen zijn juist b Stelling I is juist, stelling II is onjuist c Stelling I is onjuist, stelling II is juist d Beide stellingen zijn onjuist B. Open vraag Wie de prognoses voor de verhouding tussen de bevolking ouder dan 65 jaar en de bevolking tussen 15 en 65 jaar beschouwt, slaat de schrik om het hart. In Nederland verdubbelt deze afhankelijkheidsratio van 20% in 2000 naar 43% in 2035. Voor andere Europese landen is de stijging nog veel dramatischer: in Spanje van 24% nu naar 68% in 2050, in Italië van 27% naar 65%. Deze demografische veranderingen hebben grote consequenties voor de
6
pensioenstelsels in Europa. Financiering van de pensioenuitkeringen van de groeiende groep van 65-plussers betekent een vergaande stijging van de collectieve lasten voor de werkende bevolking. Dit kan grote gevolgen hebben voor de groeikracht van de Europese economieën. Het Nederlandse pensioenstelsel kent drie peilers. De eerste peiler is de AOW uitkering voor alle inwoners ouder dan 65 jaar. Deze wordt gefinancierd middels een omslagstelsel, dat wil zeggen via directe en verplichte overdrachten van de werkende generatie aan de pensioenontvangende generatie. De netto AOW uitkering is gekoppeld aan het netto minimumloon. De tweede peiler is aanvullende kapitaalgedekt pensioenen per onderneming of per sector. Participatie aan de tweede peiler is voor alle werknemers die onder de desbetreffende CAO vallen verplicht. De derde peiler is vrijwillige pensioenverzekeringen op individuele basis. Om de AOW betaalbaar te houden, stelt Wouter Bos voor om de AOW te fiscaliseren. Als gevolg hiervan gaan de 65 plussers meebetalen aan de AOW. In het huidige stelsel betalen alleen degenen die jonger dan 65 jaar zijn AOW premie (als onderdeel van de eerste schijf). Afschaffing van deze vrijstelling zal dus met name de middeninkomens onder de bejaarden treffen. Op die manier wordt het draagvlak voor een welvaartsvaste AOW breder. Een andere mogelijkheid om AOW betaalbaar te houden is gedurende enkele jaren de inflatiecorrectie voor AOW achterwege te laten teneinde een verdere stijging van de belasting- en premiedruk te verminderen. Dit leidt ertoe dat de netto AOW van alle bejaarden achterblijft bij de koopkracht van de werkenden. Vraag 1 Evalueer de twee voorstellen ten opzichte van elkaar. Pas daarbij de volgende ethische standaarden toe: utilisme; rechtvaardigheidstheorie van Rawls; de kapitalistische rechtvaardigheidstheorie en procedurele rechtvaardigheid van Nozick Vraag 2 Dient het voorstel van Wouter Bos op grond van de bovengenoemde analyse de voorkeur boven het tweede voorstel? Indien verschillende ethische theorieën verschillende conclusies opleveren, dien je deze systematisch tegen elkaar af te wegen. Beargumenteer de gehanteerde hiërarchie.
7