07 tijdschrift van het openbaar ministerie jaargang 15 nummer 7 juli 2009
‘Kijken waar we barrières kunnen opwerpen’ Heleen Rutgers bestrijdt Wallen-criminaliteit
Audiovisueel requisitoir Geweld tegen publieke functionarissen
2
HOEK VAN JAN
OPPORTUUN tijdschrift van het openbaar ministerie jaargang 15 nummer 7 juli 2009 Opportuun is het personeels- en relatiemagazine van het Openbaar Ministerie. Het blad wordt gratis verstrekt aan de medewerkers van het OM en andere geïnteresseerden. Het blad verschijnt twaalf keer per jaar. De redactie is verantwoordelijk voor de inhoud van het blad. Aan de in Opportuun verstrekte informatie kunnen geen rechten worden ontleend. Overname van artikelen met bronvermelding is toegestaan.
Virtueel dronken Lies. Damn lies. And statistics. Zo was het toch? In de rangorde van leugens, zijn statistieken de ergste. Die waarheid schoot me onlangs weer eens door het hoofd. Ik kreeg namelijk een overzicht onder ogen. Daar had ik zelf om gevraagd. Het ging over cybercrime. Het komt er op neer dat ik benieuwd was of die zaken ook geregistreerd worden. Dat bleek dus zo te zijn. Anders was er geen overzicht geweest. Kennelijk is er een “evenementcode” waaronder computercriminaliteit wordt geregistreerd. Nou heb ik wel eens gehoord van grote hackersbijeenkomsten. Dat zijn inderdaad heuse evenementen. Voornaamste partydrug is daar trouwens cola. Verder snapte ik de benaming “evenementcode” niet helemaal. Maar dat terzijde. Volgens het overzicht is het aantal feiten dat te maken heeft met cybercrime tussen 2004 en 2008 verdubbeld. Ha, een trend! En nog wel eentje die ik verwacht had. Maar toch klopte er iets niet. In absolute aantallen ging het van 110 zaken in 2004
naar 213 in 2008. Beetje weinig, vond ik dat. Erg weinig, zelfs. Nou was dat nog niet het ergste. Want als ik de statistieken mag geloven deden we in 2005 al aan verhoren onder ede via internet. Of zoiets. Er waren namelijk in dit jaar drie meineedzaken die volgens het overzicht onder cybercrime vielen. Het kon echter nog fraaier. Of gekker, zo u wilt. Want in 2004 verkeerden kennelijk tenminste twee lieden digitaal in staat van openbare dronkenschap en in 2005 deed iemand virtueel aan straatschenderij. Er is een intensiveringsprogramma cybercrime. Dat weet ik. Daar doe ik zelfs aan mee. Als ik de cijfertjes mag geloven, heb ik dus vooral baat bij een emmer en een zwabber. Waarom? Om de digitale kots op te ruimen van de virtueel liegende dronken straatschender in Cyberspacecity! Jan Hoekman
Abonnementenadministratie Wijzigingen? Stuur de adreswikkel met de aangebrachte wijzigingen naar het redactieadres, of mail de wijzigingen, onder vermelding van het nummer op de adreswikkel, naar
[email protected]. NB: inhoudelijke opmerkingen en suggesties melden aan de eindredacteur (zie hieronder). Redactieadres Afdeling Communicatie, ParketGeneraal, kamer 5.19, Prins Clauslaan 16, Postbus 20305, 2500 EH Den Haag. Telefoon: 070 – 3399840. Eindredactie Pieter Vermaas, 070 – 3399840 of
[email protected]. Vaste medewerkers Thea van der Geest, Jan-Willem Grimbergen, Mary Hallebeek, Jan Hoekman, Willem Hoogendoorn, Petra Sprado. Aan dit nummer werkten verder mee Olgo Hoekstra, Marcel van der Horst, Louis Cornelisse, Gerard Trentelman, Anna Italianer Foto omslag Vincent Boon Ontwerp Fabrique, Delft Druk Zijlstra Drukwerk, Rijswijk Oplage: 7.950
Inhoud
OPPORTUUN · 07 / 2009
De verborgen wereld van postcode 1012 Wallen-project Emergo, p. 22
Juli 2009
rubrieken
6 Verkeerstragedie
19 Agressie tegen hulpverleners
Een achtjarige jongen wordt in Maastricht aangereden door een auto en… verdwijnt van de aardbodem. Pas de volgende dag wordt het slachtoffertje gevonden. In de garage van de automobiliste die het kind blijkt te hebben overreden. Openbare aanklager Anneke Rogier analyseert in Alles Afwegende een zeer curieus verkeersdrama en licht haar besluit tot een sepot toe.
De themazittingen waarop agressievelingen tegen politie en hulpverleners met een publieke taakterecht stonden, trokken landelijke aandacht. Het OM eiste dubbele straffen. Een impressie van de twee dagen, met een terugblik van pers- en zittingsofficier Otto van der Bijl.
10 Nico Meijering
Officier Heleen Rutgers en gemeentelijk projectleider Bart de Graaf forceerden een blik achter de deur van Amsterdams bekendste buurt. ‘We konden er niet goed een vinger achter krijgen, maar de optelsom van alle gegevens schiep een duister beeld.’
In en buiten de rechtszaal gaat hij vol overgave de confrontatie aan als hem dat uitkomt of als hij er zich toe gedwongen voelt. De spraakmakende raadsman praat vrijuit over politie, OM, integriteit, scoren en zijn angsten. Interview met Nico Meijering.
14 Audiovisueel requisitoir Een moord, een ingestorte steiger en een schrijver van kogelbrieven. Drie zaaksofficieren vertellen over het audiovisueel requisitoir dat zij bij deze geruchtmakende zaken hielden. Over sfeerbeelden, beïnvloeding en bewijsmateriaal.
22 Emergo op de Wallen
26 Arbeidsmarktcampagne Speurders en doorbijters binnenhalen, met affiniteit voor moderne criminaliteitsbestrijding. Dat was de opdracht voor een arbeidsmarktcampagne voor het OM. Terugblik op de creatie van een campagne, vormgegeven in de look and feel van de campagne zelf.
02 Hoek van Jan ‘Virtueel dronken’ 04 KortOM 13 Handig met GPS ‘Overlappende vensters’ 25 OMgeslagen 28 Lijn 2 ‘Kansen’ 29 Verkeer 30 Internationaal 31 Column ‘Verdacht gesprek’ 32 AchterOM
3
4
KORTom
BOS/Schade geeft eenduidige normen
Vijf tips voor social networking
Wat is het schadebedrag van een fiets? BOS/Schade biedt een éénduidig normenstelsel voor de behandeling van civiele vorderingen in strafzaken.
Wel of niet meedoen met social networking? Vijf tips van Jeroen Heuving, informatiebeveiligingsfunctionaris van parket Groningen.
Een eigen OM-normenstelsel voor schadevorderingen in strafzaken. Dat was een element uit het visiedocument “OM slachtofferzorg, van bijzaak naar hoofdzaak”. Een werkgroep onder leiding van Charles Wiegant (plaatsvervangend hoofdofficier Maastricht) heeft vanuit de Commissie Slachtofferzorg OM een BeslissingsOndersteunend Systeem ontwikkeld waarmee op gestandaardiseerde, transparante en uniforme wijze tot de vaststelling van de schade in een strafzaak (alléén eenvoudige misdrijven) kan worden gekomen. Voor de bedragen is aansluiting gezocht bij normbedragen zoals deze onder andere door het NIBUD voor de bijzondere bijstand zijn ontwikkeld. Om voorspelbaar en betrouwbaar te werken, moet de (schade)beoordelaar snel toegang hebben tot een geautomatiseerd bestand (zoals bij BOS/ Polaris), dat inzicht geeft tot welk bedrag de civiele vordering in de individuele strafzaak door het OM wordt onderschreven. Het normenstelsel maakt
onderscheid tussen materiële en immateriële schade. Zodra een slachtoffer zich voegt in het strafproces, geldt voor het OM dat de schade conform het normenstelsel wordt beoordeeld. Tenzij het slachtoffer aannemelijk maakt dat de opgelopen schade hoger of lager ligt. Het OM zal overeenkomstig de uitkomst van dit normenstelsel de vordering van het slachtoffer ondersteunen. Uiteindelijk beslist de rechter welk schadebedrag het slachtoffer krijgt toegewezen. Op dit moment werkt de werkgroep aan een implementatieplan. BOS/Schade is een stelsel in ontwikkeling. Op grond van ervaringen tijdens de implementatie of na de daadwerkelijke invoering kan het stelsel verder worden verfijnd. Anne Hoeksema
Een social network is een website met afzonderlijke persoonlijkheidsprofielen die aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Het koppelen van deze profielen wordt Social networking genoemd. Social networking kan leuk zijn en lijkt heel onschuldig. De vraag is echter of dat wel zo is. Jeroen Heuving heeft de risico’s in kaart gebracht en geeft vijf tips. 1. Jouw informatie op een social network site Wees je bewust van de informatie die anderen van jou op het internet zien en de risico’s die dat met zich mee kan brengen. Er kan gemakkelijk misbruik worden gemaakt van de informatie die je over jezelf publiceert. 2. Populaire vrienden Wees, net als in het dagelijkse leven, zorgvuldig in het uitkiezen van je vrienden. Voeg vrienden alleen toe als je hen jouw informatie toevertrouwt. 3. ‘I don’t mind’ Mensen die actief zijn in social networking vinden het vaak niet
erg, persoonlijke informatie te publiceren. Ze beseffen echter onvoldoende dat anderen dan hun vrienden ook toegang tot deze informatie kunnen krijgen. Stel nu dat ze op een sollicitatiegesprek komen en naast hun CV ligt een uitdraai van hun social network site met daarin informatie en foto’s die niet bedoeld waren voor de werkgever. Zouden ze het dan nog steeds niet erg vinden? 4. Anonimiteit Anonimiteit is op het internet ver te zoeken. Google maar eens op je eigen naam! Wil je enige regie houden over de informatie die over jou persoonlijk op het internet staat, wees dan zorgvuldig met de informatie die je over je zelf op social network sites zet. 5. Social Engineering Social engineering is de verzamelnaam van de diverse methodes waarop waardevolle informatie kan worden gestolen. Bij alle methodes geldt dat het slachtoffer zelf onbedoeld (gevoelige) informatie geeft. Hiermee kan hij worden gemanipuleerd of zelfs gechanteerd. Meer informatie is te vinden in de “Social Network Special” die te vinden is op het OMtranet van parket Groningen.
OPPORTUUN · 07 / 2009
5
Uitstel Wet deskundige ‘Jeugd vergt in strafzaken specialisatie’
De inwerkingtreding van de Wet deskundige in strafzaken is uitgesteld tot 1 januari 2010. Dit heeft minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin besloten op verzoek van het OM. Eerder zou de Wet per 1 juli 2009 in werking treden. De wet verplicht het OM in bepaalde gevallen de verdediging in kennis te stellen van het deskundigenonderzoek dat tegen een cliënt is gestart. De verdediging krijgt hierdoor eerder de gelegenheid aanvullende onderzoeksvragen in te brengen. Het OM werkt nog aan een aanwijzing, waarin voor officieren van justitie en politie wordt geregeld in welke gevallen de verdediging in kennis moet worden gesteld. Het OM heeft de minister om uitstel van inwerkingtreding van de wet verzocht, omdat er meer tijd nodig is om die aanwijzing goed te kunnen afronden en invoeren. Het uitstel heeft geen grote gevolgen voor het deskundigenregister. Het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) in oprichting zal zijn bestaande activiteiten voortzetten. Bijvoorbeeld op het gebied van normering/toetsing. Daar toetst het NRGD met behulp van vakdeskundigen of
kennis en ervaring voldoen aan de vastgestelde norm, waarna opname in het register mogelijk is. Op dit moment zijn twee commissies actief, één is in voorbereiding. De commissies DNA en handschrift zijn gestart. De commissie van forensisch psychiaters en psychologen wordt voorbereid. Het register wordt geleidelijk met nieuwe deskundigheidsgebieden uitgebreid. Meer informatie: OMtranet JKS Wetgeving Strafprocesrecht Lopende trajecten Deskundigen in strafzaken
›
›
›
› ›
Jeugd moet prioriteit nummer 1 hebben. En om jeugdcriminaliteit goed aan te pakken moet het OM kiezen voor specialisatie. Dat betoogde Linda Dubbelman, voorzitter van het Landelijk overleg van jeugdofficieren, tijdens de 4 juni gehouden Landelijke Communicatiedag van het OM. Jeugdzaken trekken veel belangstelling. In de media is er veel ophef over zware jeugdzaken, en de roep om meer repressie en het verlagen van de leeftijdsgrens waarop kinderen stafbaar zijn – nu: 12 jaar – wint terrein. Officier Linda Dubbelman relativeert allereerst. ‘Over de hele linie lijkt er geen toename te zijn van jeugdcriminaliteit. Jeugdcriminaliteit hangt samen met de puberteit waarin zij op straat hangen, grenzen verkennen en risico’s nemen. Dat is zelfs nodig om nieuwe dingen te leren en vaardigheden te ontwikkelen. Om jongeren die alleen maar thuiszitten, zou je je meer zorgen moeten maken. Bijna alle jongeren die een of twee keer een delict plegen, zien we daarna niet meer terug.’ Maar Dubbelman signaleert wel een zorgelijke ontwikkeling bij een kleine groep. Een groep
die ernstige geweldsdelicten pleegt en zware problematiek kent. ‘Ook de oververtegenwoordiging van bepaalde groepen allochtonen jongeren is zorgelijk.’ Jeugdcriminaliteit vraagt om verdere specialisatie van de functie van jeugdofficier binnen het OM, meent Dubbelman. ‘Jeugdofficieren moet niet alleen de aparte regels en interventies van het jeugdstrafrecht kennen. Zij moeten ook kennis hebben van gewetensontwikkeling en psychische problematiek. Ze moeten weten welke bevoegdheden een gezinsvoogd heeft, en welke niet. Niet voor niets heeft de officier de bevoegdheid om zelf een ondertoezichtstelling te vorderen. Bij de rechtbanken is er een ontwikkeling om bij Kinderrechters straf- en civiel recht weer bij elkaar te brengen. Jeugdzaken blijven maatwerk. We moeten in staat zijn ze snel en consequent af te handelen.'
6
ALLES AFWEGENDE
Spookachtige verkeerstragedie in Maastricht Een macabere, bijna spookachtige verkeerstragedie. Zo staat in de dossiers van het parket Maastricht vermoedelijk het dodelijke ongeval gekwalificeerd dat daar in november 2007 plaatshad. Een achtjarige jongen wordt aangereden door een auto en… verdwijnt van de aardbodem. Pas de volgende dag wordt het slachtoffertje gevonden. In de garage van de automobiliste die het kind blijkt te hebben overreden. Openbare aanklager Anneke Rogier analyseert een zeer curieus verkeersdrama en licht haar besluit tot een sepot toe.
Een schemerdonkere, door miezerig weer geplaagde namiddag van de laatste novemberdag van 2007. Bij een voetgangersoversteekplaats aan de Ruttensingel in Maastricht moet rond vijf uur een automobiliste vol op de rem voor een kind dat rennend uit een zijstraat komt en wil oversteken. Zij en haar passagier zien direct na de noodstop echter geen kind meer en denken dat ze zich, in hun schrikreactie, hebben vergist. Maar een fietsster ziet het rennende jongetje ook. Zij vreest een welhaast onvermijdelijke aanrijding, omdat een (uit de andere rijrichting dan de genoemde getuigen komende) auto het zebrapad in het natte wegdek gevaarlijk dicht is genaderd. Maar omdat die personenwagen enkele seconden later doorrijdt en een kind in geen velden of wegen is te bekennen, denkt ook zij aan een vergissing of inschattingsfout.
Zoekactie Toch belt de vrouw later voor de zekerheid nog wel even de politie. Die heeft geen melding van een ongeval aan deze
drukkere uitvalsweg van Maastricht binnengekregen. Maar als rond half acht ’s avonds vanuit de buurt van het “ongeval” de melding binnenkomt dat het achtjarige Somalische jongetje Amir I. wordt vermist, wordt op het bureau groot alarm geslagen en onmiddellijk een zoekactie gestart. Die levert in de loop van de nacht, op ongeveer 150 meter afstand van de bewuste oversteekplaats, slechts één schoen van het vermiste kind op. Zaterdag 1 december wordt de zoekactie voortgezet en aan het begin van de middag is er resultaat. De oplossing van het bijna spookachtige mysterie blijkt te liggen in het bij Maastricht gelegen Eijsden. Daar, twaalf kilometer verwijderd van de plaats van het “ongeval”, heeft de 61-jarige mevrouw J. haar auto voor een poetsbeurt uit de garage willen rijden en tot haar ontzetting moeten constateren “dat er onder/voor mijn auto een kind hangt/ ligt…” Geheel overstuur belt zij, zonder haar voertuig nog aan te raken, de politie, waarna het slachtoffer al snel wordt geïdentificeerd als Amir I. Stante pede
wordt een diepgaand onderzoek gestart naar de oorzaak van de tragedie, waarvan automobiliste J. volgens haar uitdrukkelijke verklaringen niets anders heeft meegekregen dan “een plofje” dat zij ergens op de Ruttensingel heeft gehoord.
Geschokt ‘Soms is de werkelijkheid curieuzer, harder en meer bizar dan alles wat de mens kan verzinnen,’ stelt Anneke Rogier, sinds 2002 arrondissementsofficier in Maastricht, nuchter vast. ‘Níets is wat het ogenschijnlijk lijkt.’ De 53-jarige aanklager kreeg de zaak-Ruttensingel c.q. de casus-Amir in de herfst van 2007 op haar bureau en nam de niet geringe taak op zich klaarheid te brengen in deze dramatische, uiterst gecompliceerde verkeerstragedie. ‘Voor alles en iedereen was dit een volstrekt unieke zaak. Zo uniek als zaken in de meest extreme gevallen maar kunnen zijn. Nergens anders, in heel Europa niet, had men zoiets al eens meegemaakt. En het is toeval dat we in 2008 werden benaderd door de politie in Duitsland, die was >
OPPORTUUN · 07 / 2009
‘Soms is de werkelijkheid curieuzer dan een mens kan verzinnen’ Officier van justitie Anneke Rogier
Foto: CL-studio, Jo Houben
7
8
ALLES AFWEGENDE
verkeersgedrag met de dood tot gevolg? Of van onvoorzichtig verkeersgedrag waardoor gevaar op de weg is ontstaan? Treft de verdachte schuld in de zin van respectievelijk artikel 307 Sr, artikel 6 WVW of artikel 5 WVW? De juridische voorvragen zijn in feite niet complex en ook het tactische onderzoek levert geen grote problemen op. Maar hoe moet vooral op het technische vlak informatie worden verkregen om te onderzoeken of een verdachte verwijtbare fouten heeft gemaakt? De aanklager werkt met een team van specialisten om alle mogelijke aspecten van het verkeersdrama te onderzoeken. De politie heeft inmiddels vastgesteld dat er geen aanrijding of botsing heeft plaatsgevonden tussen de auto en de jongen. Op het voertuig zijn daarvan geen sporen te vinden. Op de plaats van het ongeval worden die, omdat het die nacht heeft geregend, evenmin aangetroffen.
Meegesleurd
‘Iederéén vroeg zich af hoe zo’n ongeluk toch mogelijk was’ > geconfronteerd met een min of meer vergelijkbaar ongeval. De verbalisanten van de Maastrichtse case hebben dus hun Duitse collega’s analytisch kunnen schetsen hoe wij hier tewerk zijn gegaan.’ Anneke Rogier – vanaf 1996 verbonden aan het parket Maastricht, waar zij nu vier jaar participeert in het team Zware Criminaliteit – hoorde het trieste nieuws over het raadselachtige ongeluk op de radio. ‘Net als ieder ander mens was ik geschokt. Ik bedoel dat voor mij het totáálbeeld van deze gebeurtenis erg schokkend was: het verongelukte, twaalf kilometer onder de auto meegesleepte kind, de nabestaanden van de jongen, de verdachte, oudere dame in Eijsden die de verschrikkelijke ontdekking doet… Traumatische ervaringen. Maar dan denk je als ovj al snel aan “een bijzondere, uit-
zonderlijke verkeerszaak.” Omdat ik als aanklager jarenlang de verkeersportefeuille heb beheerd en die voor Limburg-Zuid nog steeds onder me had, werd de casus aan mij toegewezen,’ legt zij begin mei 2009 in het paleis van justitie in Maastricht uit. De ingewikkelde verkeerszaak is dan juridisch officieel afgesloten met het oordeel van het gerechtshof in Den Bosch, dat officier van justitie Rogier de strafzaak tegen automobiliste J. terecht heeft geseponeerd. Ondanks het feit dat haar tijd kostbaar is – de aanklager heeft nét een grootschalig onderzoek in haar arrondissement toegewezen gekregen – schetst Anneke Rogier in extenso de ontwikkelingen in de casus-Amir. Is er sprake van dood door schuld? Van aanmerkelijk verwijtbaar en onvoorzichtig
Rogier: ‘Ik deed een beroep op de mensen van verkeersondersteuning en –analyse van de technische recherche LimburgZuid. Kan de bestuurster iets hebben gezien voordat het kind onder haar auto kwam, heeft zij (ernstig) verwijtbaar rijgedrag vertoond en kan zij iets hebben gemerkt van een menselijk lichaam dat onder haar auto wordt meegesleurd? Nadat er sectie op het lichaam was verricht en na overleg tussen OM, politie en forensische opsporing werd besloten experts van het TNO in Delft in te schakelen. Fysici die trillingen kunnen meten en geluidsspecialisten. Om een perfecte technische analyse te verkrijgen, een stuk waarmee strafrechtelijk onderzoek kan worden ondersteund. Overigens betrof het hier ook voor de TNO’ers een unieke zaak.’ In maart 2008 wordt het verkeersdrama op een speciaal terrein zo nauwkeurig als maar enigszins mogelijk was gereconstrueerd. Wegdek, nat en bochtig, voertuig en omstandigheden zijn identiek aan de “situatie-Ruttensingel” en het lichaam dat onder de auto wordt geplaatst is qua botstructuur en huid gelijksoortig aan een menselijk lichaam. De uitkomst is zonneklaar en onomkeerbaar: de decibellen (van geluid en trillingen) die door de automobiliste konden worden waargenomen, verschillen mét en zónder lichaam onder het voertuig zo weinig van elkaar, dat níet kan worden gesteld, dat zij had moeten opmerken dat er iets onder haar auto werd
OPPORTUUN · 07 / 2009
meegesleept… Het OM ontvangt het dossier op 28 juli 2008. Daarin staat als meest waarschijnlijke, bepaald unieke toedracht vermeld: ‘Het slachtoffer is over een VOP de rijbaan opgerend en op de weghelft waarover de verdachte reed ten val gekomen. Vervolgens is de auto over het kind heengereden, waarop het slachtoffer klem is komen te zitten in een open, holle ruimte onder de motor van de auto. De wagen had geen bodemplaat en dat was voor dit type ook niet verplicht. Omdat er nadien nog twaalf kilometer mee is gereden en de wagen die zaterdagmorgen achteruit nog de garage is uitgereden, kon niet (meer) worden vastgesteld hóe het slachtoffer precies is komen klem te zitten.’ ‘Nog diezelfde week heb ik besloten de zaak te seponeren,’ verklaart Anneke Rogier gedecideerd. ‘Omdat er in deze tragedie geen wettig en overtuigend bewijs voor het plegen van enig strafbaar feit voorhanden was. Meteen na dat besluit heb ik m’n agenda laten aanpassen, zodat ik al kort daarna – op dezelfde dag – de verdachte én de nabestaanden persoonlijk op de hoogte kon brengen van alle achtergronden van dit sepot. Nadat het schokkende voorval in december 2007 door de media naar buiten was gebracht, had ik ook al gesprekken gevoerd met beide partijen, die werden bijgestaan door naaste familieleden en/of een advocaat. Bewust, ook louter professioneel, heb ik mij gedurende het onderzoek beperkt tot deze contacten met hen.’
Emoties De Limburgse aanklager heeft die gedetailleerde gesprekken over een diepmenselijk drama met de betrokkenen niet als loodzwaar ervaren. ‘Ik werk in zoveel zware, dramatische zaken, dat ik die gesprekken niet moeilijk maar wel noodzakelijk vind… Dan ben ik een en al concentratie en aandacht. Wij worden, onder andere hierin, ook permanent geschoold door de SSR,’ licht zij toe. ‘Ik acht het buiten de orde om tijdens zo’n moeilijk onderhoud de eigen emoties prominent naar voren te laten komen. Mijn inlevingsvermogen toon ik zeker, maar naar de betrokkenen toe vind ik het niet van respect getuigen wanneer ’t erop lijkt dat ik net zo aangeslagen ben als zij… Koste wat kost wil ik dat voorkomen… Zo wil ik niet zijn.’ De zaak-Ruttensingel heeft bijna anderhalf jaar lang, ook buiten Limburg, nogal gevoelig gelegen bij publieke opinie en
9
pers. Bij vlagen leek zelfs een heel land de wijsheid in pacht te hebben over de mysterieuze verkeerstragedie. Heel primair (en prematuur) werd er schande gesproken over “die automobiliste” en “het onbegrijpelijke seponeren van zo’n raar ongeluk”. Anneke Rogier heeft “er allicht alles van meegekregen”, maar zij stelt zakelijk vast dat ze zich niet onheus bejegend heeft gevoeld, laat staan dat ze aan het wankelen is gebracht. Haar visie: ‘Dat er negatieve geluiden op je afkomen, ligt eigenlijk voor de hand in zo’n uitzonderlijke case. Iedereen zit op het puntje van z’n stoel. Iederéén vraagt zich af hoe zo’n ongeluk toch mogelijk is, hoe zo’n vrouw in godsnaam rustig kan doorrijden, waarom er geen straf wordt uitgedeeld, etc. Maar mensen die het dossier niet exact kennen, kunnen mij met hun oordeel gevoelsmatig niet raken. Ook hun suggesties zijn voor mij emotioneel onbelangrijk. Dit is zeker geen trial by media geworden, maar de publieke opinie wordt nou eenmaal wél beïnvloed als “iedereen” met zijn mening naar buiten treedt. Dat vereist op het juiste moment een reactie van degene die wél kennis van zaken heeft. Die exacte informatie komt wanneer de casus openheid toelaat en daardoor wordt het vertrouwen in de rechtsstaat vervolgens gediend. Hiermee bedoel ik niet dat zestien miljoen Nederlanders inspraak krijgen, maar dat de vervolgingsbeslissing moet blijven waar hij volgens de wet ligt: bij het OM, de officier van justitie.’ In haar – minutieuze - terugblik wenst de ovj nog twee aspecten aan te stippen die haar deugd hebben gedaan in de afhandeling van een unieke strafzaak. Over de afwijzing van de klacht van Amirs nabestaanden tegen niet-vervolging van automobiliste J., eind maart van dit jaar, door het Hof: ‘Na mijn laatste gesprek met de nabestaanden had ik de indruk dat ze geen artikel 12-procedure zouden opstarten, maar ik vond het niet onlogisch dat ze toch een klacht indienden. Ik was hooguit verrast dat het klaagschrift zo laat binnenkwam. En dat ik in het gelijk werd gesteld stemde mij positief, maar was - eerlijk gezegd - ook voorspelbaar. Het standpunt van het Hof was: ‘Beklaagde had rekening moeten houden met de mogelijkheid dat op de VOP mensen konden oversteken. Zij is in de stroom van het verkeer meegereden en heeft zich daarom zodanig gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt of kon worden veroorzaakt. In het onderhavige
geval echter is deze overtreding zozeer verbonden met de dood van het slachtoffer, dat door vervolging op grond van overtreding van artikel 5 WVW de indruk kan ontstaan dat beklaagde daarmee ook schuldig is aan overtreding van artikel 6 WVW. Onder deze bijzondere omstandigheden acht het Hof vervolging terzake artikel 5 WVW niet opportuun.’ Sec gezien stelt het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch dus – anders dan de officier van justitie - dat overtreding van artikel 5 WVW aan de rechter had kunnen worden voorgelegd, maar dat vervolging voor dit artikel in casu niet opportuun was.’
Verkeersrecht En Rogier, charmant stralend, over haar onderzoeksteam: ’t Was zéér lastig geworden als ik niet zulke kundige mensen om me heen had gehad. Parketsecretaris Ton Dorren, de mensen van de forensische opsporing van de politie Limburg-Zuid, (politie)teamleider Paul Reijntjes en de experts van het TNO… Klasse! Ook ben ik blij dat ik ook als verkeersofficier altijd heb kunnen werken met goede specialisten. Dat vond en vind ik absoluut onontbeerlijk, omdat het niet zelden over leven en dood gaat. Vooral complexe zaken verdienen álle faciliteiten. Verkeersrecht vormt voor het merendeel “eenvoudig” ordeningsrecht, reden waarom die portefeuille vaak aan beginnende officieren wordt toegewezen, maar ík heb nooit luchtig over “verkeer” gedacht… In complexe zaken is immers vaak intensief onderzoek aan de orde en spelen juridische overwegingen over bijvoorbeeld de mate van schuld een belangrijke rol. Dit onderzoek heeft mijn eigen visie op die vaak onderschatte portefeuille bevestigd.’ Tekst: Gerard Trentelman
10
BUITENOM
Volgens strafpleiter Nico Meijering leidt de druk op het OM tot ontoelaatbaar gedrag
‘Bewaak het eerlijke proces’ Advocaat Nico Meijering neemt geen blad voor de mond. In en buiten de rechtszaal gaat hij vol overgave de confrontatie aan als hem dat uitkomt of als hij er zich toe gedwongen voelt. De spraakmakende raadsman praat vrijuit over politie, OM, integriteit, scoren en zijn angsten.
Meijering aarzelt geen ogenblik. Een gesprek met Opportuun van het Openbaar Ministerie? Daar maakt hij tijd voor vrij. In zijn twintigjarige praktijk als advocaat heeft hij een indrukwekkende reeks “akkefietjes” met het OM gehad. Beschuldigd van corruptie, aangeklaagd bij de deken, afgeluisterd, is maar een greep. ‘Het kan zijn dat ik dat over me afroep door mijn aanpak. Ik doe grote zaken, waar veel van afhangt. Ook voor het OM. Laat ik het zo zeggen: ik sta niet als de meeste collega’s zeggen achter mijn cliënt, maar pal vóór ze. Om ze te beschermen tegen een steeds machtiger wordende overheid.’ In zijn zwierige crèmekleurige jasje en snel gesneden shirt heeft Meijering iets weg van een scherpe analyticus in een praatshow. Meijering is uitgesproken over de manier van werken van het OM en zijn eigen beroepsgroep. ‘Mijn stelling is: er zijn overal goede en slechte mensen. Advocaten moeten zich aan de regels houden. Bij de overheid geldt dat dubbel en dwars.’ Meijering heeft van jongs af aan iets met het recht en rechtvaardigheid. Als eindexamen-kandidaat van zeventien droomt Meijering van een carrière bij de politie. Hij geeft zich op voor de Politie Academie. ‘Concreet iets doen om de criminaliteit te bestrijden, daar wilde ik voor gaan.’ Meijering wordt afgekeurd vanwege een geringe oogafwijking. De politie laat hem niet los. Als hij in de fase van afstuderen zit, loopt hij stage bij de Amsterdamse Narcotica-brigade. Zijn scriptie gaat er ook over. Als er sprake is van een vacature bij
de politietop dingt Meijering mee. Zover komt het uiteindelijk niet. Het kantoor Van Asperen, De Roos en Pen waar hij eerder stage heeft gelopen, biedt hem een plek. ‘Het sprak me uiteindelijk toch meer aan, het vrije beroep. Tijdens mijn studie was ik al geboeid door het strafrecht en de gevolgen daarvan voor mensen persoonlijk. Het ergste wat een mens kan overkomen na ziekte en dood is vrijheidsberoving. Die passie, me in te zetten voor mensen die daar mee te maken krijgen, sloot meer aan bij mij op dat moment, denk ik.’ Criminaliteitsbestrijding? Dan ligt een loopbaan bij het OM toch veel meer voor de hand? ‘Ja dat is zo. Daar heb ik ook aan gedacht. Als er in de advocatuur geen plek was geweest, had ik daar zeker voor gegaan. Het klinkt misschien raar, maar mijn hart gaat nog steeds voor de politie harder kloppen. Dat geldt ook voor het werk van een officier van justitie. Prachtige beroepen. Het zit er niet meer in, vrees ik’, zegt hij met een glimlach, ‘Ze zien me bij het OM aankomen. En mijn cliënten zouden er ook heel vreemd van opkijken, denk ik.’ Tijd om noten te kraken. Meijering houdt een uitvoerig exposé over de drugshandel. De aandacht die politie en justitie voor deze vorm van criminaliteit hebben is zwaar overdreven, vindt hij. En werkt averechts: ‘Het is in mijn ogen de grootste “beschaafde” misstand ter wereld. De jacht op drugs levert zoveel ellende op. Doordat het middel schaars en duur wordt, worden mensen juist aangezet tot stelen, geweld
en prostitutie. Er komt troep op de markt, het is zo zonde van het geld en de inspanning.’ Meijering heeft een eigen theorie, waarom de “oorlog” aan drugs is verklaard. ‘Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 was er behoefte aan een nieuwe vijand. Het communisme als dreigend spook was weggevallen en daarvoor in de plaats kwam de internationaal georganiseerde misdaad. De onderwereld van vooral drugshandelaren zou zich een weg verschaffen naar de bovenwereld. Niet voor niets schakelde de inlichtingendienst AIVD over van het gevaar uit het oosten naar vermeende internationaal opererende criminele bendes. Met als argument destabilisering van de rechtsstaat.’ De IRT-affaire was in Meijerings beleving de eerste eye opener wat de overheid bedoelde met “oorlog aan de drugshandel”. Hij laat daar indringend op volgen: ‘De gevolgen van de IRT-affaire zijn tot op de dag voelbaar. De druk op het Openbaar Ministerie is gigantisch. Ik heb begrepen dat rond de vijf procent van de tips kan worden opgepakt. Voor de rest is geen geld, zijn er geen mensen beschikbaar. Dat betekent dat wat wel door mag gaan, een succes móét worden. Met als gevolg dat men de randen van het toelaatbare opzoekt. Of er overheen gaat.’ Voorbeelden te over, zegt Meijering. ‘Kijk naar de Schiedammer Parkmoord of de Acroniem-zaak waar ik zelf bij betrokken was. Dan hoor ik: “Ja joh, die dingen gebeuren niet expres. Je moet niet zo para- >
OPPORTUUN · 07 / 2009
11
‘U mag uw ogen droog houden, maar vindt u het gek dat ik paranoïde ben geworden?’ Nico Meijering
Foto: Kick Smeets
12
BUITENOM
‘De OM-top moet zowel intern als naar de buitenwereld laten zien dat onheus opsporen en vervolgen niet geaccepteerd wordt’ > noïde reageren”. Paranoïde? Ja, van het achterhouden van relevante informatie en stukken, word ik paranoïde. Zeker als het gaat om stukken ter ontlasting van mijn cliënt.’ Meijering kijkt fel door zijn brillenglazen. ‘Paranoïde, ja. Ik moet regelmatig tegen me zelf zeggen: het leeuwendeel van politie en justitie is integer. Want dat is zo. Maar omdat je met zulke grote zaken bezig bent, wordt je beeld vertekend. De noodzaak om te scoren is zo groot dat er dingen gebeuren die niet mogen gebeuren.’ Meijering zit in een stroomversnelling. In zaken als die van de landelijke vervolging van de Hells Angels (Acroniem), de zaak tegen Mink K. en de roemruchte Vancouver-zaak met de lekkende De Pet, ontpopte hij zich als een pitbull. ‘Keer op keer is de verdediging niet juist, onvolledig of te laat geïnformeerd en moesten wij daar bij toeval achter komen.’ Even ligt er een dam in de spraakwaterval. Meijering denkt na en weegt zijn woorden: ‘Harm Brouwer zei over de Acroniemzaak waarin geheimhoudersgesprekken structureel niet vernietigd waren: ‘het is niet met opzet gedaan’. Dan gaat hij voorbij aan voorwaardelijke opzet. Heel wat burgers gaan er met boter en suiker in als ze langdurig inkomsten verzwijgen. “Per ongeluk?” Met dat excuus maakt zowel de gemiddelde officier als rechter korte metten.’ Meijering gaat nog preciezer en langzamer praten: ‘De OM-top moet zowel intern als naar de buitenwereld laten zien dat onheus opsporen en vervolgen niet geaccepteerd wordt. Doet men dat niet dan zullen crimefighters hun ruimte blijven nemen en zal de buitenwereld vertwijfeld achterblijven’. Hij wijt de door hem gesignaleerde selectieve informatievoorziening vooral aan de druk die bij het OM ligt om een zaak tot een goed einde te brengen. ‘Ik hou niet van de versleten term “tunnelvisie” maar die dekt wel de lading. In die zelfverklaarde oorlog tegen de georganiseerde misdaad moet Barbertje iets te vaak hangen. Men wil zich niet altijd realiseren dat in een rechtsstaat nu eenmaal criminelen soms de dans ontspringen.’ De vaart komt er weer in te zitten: ‘Stel je voor dat je als
maatschappij je verlies op alle terreinen niet wilt nemen. Dat is onhoudbaar. Er zullen altijd mensen zijn die door de mazen van de wet glippen. Of dat nu het sociale stelsel, ons belastingstelsel of ons strafrecht is. Dat zou in een serieuze rechtsstaat all in the game moeten zijn. Zo niet, dan gaat het onherroepelijk ten koste van het (onschuldige) individu’. De zogenaamde oorlog tegen de georganiseerde criminaliteit heeft volgens Meijering het eerder genoemde type crimefighter-officier voortgebracht: net iets te veel het vizier gericht op een veroordeling en daarbij de andere taak van het OM, het bewaken van een eerlijk proces, uit het oog verliezend. Meijering steekt ook zijn hand in eigen boezem. De advocatuur is voor een deel meegegaan in het wapengekletter van Justitie en politiek. ‘Hij die zonder zonden is werpe de eerste steen’, roept hij plechtig. Met de start van de “oorlog” is ook de strafrecht-advocatuur opgestuwd. ‘Er valt wat te scoren en te verdienen, dus daardoor hebben steeds meer advocaten zich op het strafrecht gestort.’ Advocaten beperken zich allang niet meer tot een optreden in de rechtszaal. ‘Qua media – en als ik kijk naar het verleden ga ik ook niet vrijuit – zouden advocaten zich moeten beperken tot belangenbehartiging van cliënten en niet die van zichzelf. Daardoor is het beeld ontstaan van snelle jongens die je wel uit de bak zullen houden. Of erger: het beeld van advocaten die zich vereenzelvigen met hun cliënten.’ Er volgt een trommelend gebaar op het bureau. ‘Mede daardoor zijn wij als advocaten kwetsbaar geworden. Ook op dat gebied ben ik paranoïde geworden. In het afstand houden tot mijn cliënten. Ik heb nooit moeite gehad de verleiding te weerstaan om met een cliënt in een club te gaan zitten of de Middellandse zee op te gaan met een iets te grote boot. Maar we durven nu ook nauwelijks meer onderweg een broodje met ze te eten: voor je het weet wordt dat ook weer verkeerd uitgelegd.’ Meijering schiet een zwarte bladzijde in zijn loopbaan te binnen. ‘In de Vancouver-
zaak heb ik toch een aardig portie meegekregen. Het “minst” erg was het voegen van vertrouwelijke gesprekken met mijn cliënt in het dossier. Griezeliger was al het feit dat onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie naar voorpagina’s van de media de beschuldiging was gelekt dat ik de Hells Angels zou hebben gewaarschuwd voor op handen zijnde invallen. Of wat dacht u van een opgezette val met als doel te “bewijzen” dat ik politie-informatie zou doorspelen naar het milieu. Ik memoreer nog de hardnekkige pogingen om mij te horen als getuige tegen mijn eigen cliënt waarbij ik de dreiging van gijzeling daadwerkelijk lange tijd gevoeld heb. U mag uw ogen droog houden, maar vindt u het gek dat ik paranoïde ben geworden? Je loopt als advocaat in grote zaken wat dat betreft steeds meer op eieren.’ De achterdocht gaat ver. Volgens Meijering wordt de verharding in het strafproces zwaar onderschat door de top van het openbaar ministerie. ‘Neem het voorbeeld van de aanslagdreiging op officier van justitie Koos Plooij in 2003. Daarvan werd een cliënt van mij verdacht. Slechts één kant van die medaille is belicht en dat was dat de criminaliteit steeds harder wordt en daartegen opgetreden moet worden. Daarna hebben we nooit meer wat gehoord. Is die dreiging nu daadwerkelijk reëel geweest? Zo ja, moet er dan niet ook eens diepgaand onderzoek komen naar het waarom van een dergelijke dreiging? Voorkomen is beter dan genezen. Hetzelfde geldt voor de raketaanslag op de bunker in de zaak Holleeder. Alléén roepen dat het een aanslag is op de rechtsstaat en dat er harder moet worden opgetreden is niet genoeg. Boeven zijn kennelijk getriggerd om grenzen te overschrijden die tot voor kort niet werden overschreden. Ik moet er niet aan denken dat het nog verder uit de hand gaat lopen. Probeer de oorzaken bloot te leggen voordat het te laat is. Ik houd me graag aanbevolen om mee te denken.’ Tekst: Louis Cornelisse
GPS-TIPS
OPPORTUUN · 07 / 2009
Deze maand: Alle vensters in beeld?
Handig met GPS GPS is een jong systeem, dat nog niet vlekkeloos draait. Structurele verbeteringen zijn in de maak. Maar het kan ook voorkomen dat het lijkt alsof een werksessie vastzit, terwijl dat niet het geval is. Daarom een belangrijke tip.
GPS werkt met meerdere deelvensters (Windows). Een voorbeeld hiervan is het scherm “Raadplegen Zitting”. Klik je in dat scherm op de knop “Voorbereiden OM”, dan verschijnt er een vervolgscherm. Op dat moment zijn er 2 GPS-vensters geopend: het venster “Raadplegen-zitting” en het venster “Voorbereiden zittingsbehandeling”. Het laatste is zichtbaar en actief, het eerste ligt er precies achter en is niet actief. Alsof er op je bureau 2 A4-tjes precies op elkaar liggen.
Nu kan het voorkomen dat het actieve venster (te herkennen aan de donkerblauwe kop) achter het niet-actieve venster (met lichtblauwe kop) terecht is gekomen. Dit gebeurt bijvoorbeeld als men per ongeluk de knop “Voorbereiden OM” 2x aanklikt terwijl 1x voldoet. Het gevolg is dat de gebruiker het niet-actieve venster ziet en dus niet in staat is om gegevens in te voeren of af te sluiten. Dan lijkt de werksessie vast te zitten. Maar door het zichtbare venster te verschuiven of kleiner te maken, wordt het actieve venster zichtbaar en kun je daarin verder werken. Ook het tegelijk
indrukken van de toetsen Alt + Tab kan helpen. Een derde mogelijkheid is de optie “Vensters” in het GPS-menu: als je daarop klikt, zie je alle vensters die je open hebt staan. Daaruit kies je vervolgens het gewenste venster. Dit is een voorbeeld dat op veel meer plaatsen in GPS kan voorkomen, ook met bijvoorbeeld het PDF-scherm. Bijvoorbeeld bij het overtikken van gegevens uit een PDF naar het GPS-scherm: het PDF-scherm komt achter het GPS-scherm te liggen. In dit geval zijn er niet twee GPSvensters, maar twee Windows-vensters geopend. Het achterliggende venster wordt onderaan het scherm verkleind weergegeven en kan daar eenvoudig geactiveerd worden. Dit probleem is overigens te voorkomen door ervoor te zorgen dat zowel van het GPS-scherm als van het PDF-scherm de drie formaat-knoppen zichtbaar zijn:
Kortom, als de GPS-sessie lijkt vast te zitten, check dan of het actieve venster wel zichtbaar is. Biedt dit geen soelaas, bel dan de Servicedesk van ICTRO.
13
14
SFEER EN BEWIJS
Audiovisueel Requisitoir Drie geruchtmakende zaken in beeld Een moord, een ingestorte steiger en een schrijver van kogelbrieven: drie zaken die op het eerste gezicht weinig met elkaar gemeen hebben. Toch hebben ze wel degelijk een overeenkomst: een audiovisueel requisitoir. De zaaksofficieren vertellen over de manier waarop zij de geruchtmakende zaken –letterlijk– in beeld hebben gebracht en hun ervaringen met het gebruik van audiovisuele middelen op de zitting. Een gesprek over sfeerbeelden, beïnvloeding en bewijsmateriaal.
De zaak: de moord op Jesse Dingemans Niemand is ooit te weten gekomen waarom Julien C. de 8 jarige Jesse Dingemans op 1 december 2006 in het klaslokaal op de basisschool in Hoogerheide om het leven bracht. Wel is komen vast te staan dat de dader het niet specifiek op Jesse had gemunt. De 8-jarige scholier mocht van zijn juf een extra computerwerkje uit de kast in de klas halen, terwijl de rest van de klas zich op dat moment in de aula bevond voor een computerles. Na enkele minuten realiseert de leerkracht zich dat de computerwerkjes hoog in de kast liggen en Jesse er niet bij kan. Zij gaat hem achterna en komt Julien tegen die na het plegen van de moord op weg naar buiten is. De dader had het dus nooit voor elkaar kunnen krijgen dat Jesse juist op dat moment in de klas zou zijn. Wat er precies in het klaslokaal van het slachtoffer is gebeurd, is nooit helemaal duidelijk geworden. Wel zijn de gangen van de dader voor en na de moord niet alleen in woord maar ook in beeld door zaaksofficier Paul Emmen volledig inzichtelijk gemaakt. De rechtbank in Breda achtte doodslag bewezen en veroordeelde Julien tot 12 jaar gevangenisstraf
en TBS. In hoger beroep werd hem wegens moord een levenslange gevangenisstraf opgelegd. De dader heeft tegen de uitspraak van het Hof cassatie ingesteld.
De audiovisuele presentatie: geen schokkende beelden ‘We hadden heel veel informatie in deze zaak’ vertelt Paul Emmen. Een groot aantal getuigenverklaringen van mensen uit Hoogerheide, veel plaatsen delict en uitgebreid technisch onderzoek. Aan de andere kant waren de motieven van de dader onbekend en wisten we niet precies wat er in het klaslokaal is gebeurd. De moord op Jesse heeft heel veel media-aandacht gegenereerd, maar er is weinig informatie naar buiten gekomen. De meeste getuigen uit Hoogerheide hebben alle pers buiten de deur gehouden en de verdachte ontkende, dus zijn advocaat voelde zich ook niet geroepen naar buiten te treden. Om die redenen wisten we dat we op de zitting een heel goed en met name een heel duidelijk verhaal moesten vertellen, ook aan de pers, daarom hebben we ervoor gekozen het onderzoek te visualiseren. We
hebben er een sfeerverhaal van gemaakt in die zin dat de informatie uit het requisitoir aan de hand van beelden werd toegelicht.’ Alles wat Julien C. op de bewuste dag heeft gedaan is in beeld gebracht. Een grote luchtfoto van Hoogerheide, gemaakt naar aanleiding van de getuigenverklaringen, toont de looproute van de dader voor de moord tot aan zijn aanhouding. PANO-scans laten onder andere zien waar de dader voor de moord zijn sigaretten kocht, waar hij in de school de leerkracht tegenkwam en waar de prullenbak staat waar hij zijn bebloede kleding in heeft verstopt. Foto’s zijn getoond van de dader, zijn kleding, de bloedsporen en het (vermoedelijke) moordwapen.. De hele zaak is door middel van beelden nagespeeld. ‘De visualisatie was geen reconstructie’ benadrukt zaaksofficier Emmen, ‘maar een presentatie van de feiten, onze show, onze manier om het requisitoir te houden. Het was geen bewijs en daarom waren we ook van mening dat we de visualisatie niet met de verdediging hoefden te bespreken. Overigens heb ik van te voren de kamervoorzitter en Spong, de advocaat van
OPPORTUUN · 07 / 2009
Julien, wel op de hoogte gesteld van mijn plannen. Ik heb de rechtbank en Spong verteld dat ik geen stemming wilde maken en er geen schokkende en onsmakelijke beelden in mijn presentatie voorkwamen.
De ervaringen: aansluiten bij de inhoud en de persoon Officier Emmen voerde tijdens de zitting zelf de regie over zijn presentatie. Behoudens één hapering (de accu van de laptop raakte leeg) liet de techniek hem niet in de steek. Emmen lacht: ‘Toen het beeld zwart was heb ik aangegeven dat dit mij een goed moment leek voor een
15
natuurlijke pauze en heb ik het woord aan de voorzitter gegeven die vervolgens een schorsing inlaste. Ik heb me er niet druk over gemaakt. Laat het maar gebeuren. Ik wilde de presentatie graag zelf doen, ik ben niet bang voor computers en bovendien kon ik niet helemaal inschatten of de verdachte tijdens de zitting niet alsnog een verklaring zou afleggen en dan hadden we de presentatie veel sneller kunnen doorlopen. Om dat dan nog te bespreken met iemand van de techniek, werkt voor mij niet. Op deze manier presenteren past bij mij en daar moet je wel even bij stilstaan wanneer je een audiovisuele presentatie >
‘Ik heb de sectiefoto’s van Jesse bewust buiten de presentatie gehouden’ Zaaksofficier Paul Emmen
16
SFEER EN BEWIJS
De zaak: de Rotterdamse kogelbrievenschrijver > houdt. Een officier die heel zakelijk, formeel en magistratelijk is, moet je niet mijn presentatie laten doen. Het moet aansluiten bij de inhoud van de zaak maar ook bij de persoon van de officier. Sinds ik de presentatie over deze zaak een paar keer getoond heb merk ik dat er veel discussie ontstaat over de vraag hoe ver je moet gaan met het tonen van beelden. In mijn geval was het makkelijk, omdat het geen bewijs was, omdat ik het verder niet nodig had en omdat het om een jongetje van acht ging. Iedereen was het met me eens dat je het in dit geval niet anders kunt doen. Maar er zijn ook collega’s die zeggen: “als iemand een slachtpartij heeft aangericht dan wil ik dat laten zien en dan wil ik ook een PANO scan maken terwijl de slachtoffers nog op de plaats delict liggen. Juist om later nog te kunnen reconstrueren”. Ik heb de sectiefoto’s van Jesse bewust buiten de presentatie gehouden maar ik weet bijna zeker dat er collega’s gaan komen die deze beelden wel zullen gaan tonen. Ik kan me ook wel zaken voorstellen waarin je dat gaat doen, maar in deze zaak niet.’ Verder moet je je heel erg bewust van zijn dat het tonen van beelden een zekere beïnvloeding met zich meebrengt. Als je bijvoorbeeld eerst een film ziet en daarna het boek leest, dan heb je daar altijd de filmbeelden bij. Mensen zijn heel visueel ingesteld. Op het moment dat ik een foto van een gevonden mes laat zien, wordt dit meteen het mes dat mensen projecteren in de hals van het slachtoffer. Als ik advocaat zou zijn zou ik daar toch een punt van maken. Als officier weet ik wel dat je er voorzichtig mee moet omgaan. Emmen houdt nog één keer een presentatie over het gebruik van audiovisuele middelen in de zaak Jesse Dingemans en dan stopt hij ermee. ‘Het was goed voor mij en deze zaak, maar ik wil het nu afsluiten. Laat de volgende maar aantreden.’
“Edelachtbare, Hoogwelgeboren Jonkvrouwe”. Zo luidde de aanhef van een brief aan Annemarie Jorritsma. Het vervolg van dit schrijven was echter beduidend minder vriendelijk: gedreigd werd haar met kogels te doorzeven. Om deze woorden kracht bij te zetten werden de kogels alvast meegestuurd. En Jorritsma was niet de enige. Voetbaltrainers, soapsterren en tv-presentatoren, advocaten en rechtbankpresidenten: ongeveer twintig min of meer bekende Nederlanders kregen deze kogelbrieven toegestuurd. ‘We namen de dreiging uiterst serieus, met name in de onzekere, dreigende sfeer die er heerste in Nederland na de moord op Pim Fortuyn’ vertelt zaaksofficier Dedy Woei-ATsoi van het Rotterdamse parket. ‘De meest vreselijke bedreigingen werden geuit: ik schiet een kogel door je kop, ik krijg je kinderen ook wel te pakken en we schieten je hersens tot een enorme garnalenmassa.’ Het was dus zaak de schrijver van de kogelbrieven zo snel mogelijk op te sporen. Maar hoe het brein achter deze bedreigingen te vinden? ‘We zijn begonnen de brieven, kogels en enveloppen op vingersporen en DNA te onderzoeken’, zegt Woei-A-Tsoi. ‘Het lukte ons het forensisch materiaal eraf te krijgen, maar we hadden geen match. Een professor in de Nederlandse Taal- en Letterkunde in Leiden bracht uitkomst. Aan de hand van het taalgebruik in de brieven maakte hij een soort daderprofiel. Het zou gaan om een man, afkomstig uit Rotterdam, ongeveer vijftig jaar oud met een Indonesische achtergrond en een HAVOopleiding. Een bevolkingsonderzoek leek de aangewezen weg. Maar het College, aan wie voor een dergelijk onderzoek toestemming moest worden gevraagd, vond dit een te vergaande inbreuk op de privacy. Er zouden namelijk om te beginnen ongeveer 3000 mannen bevraagd moeten worden…’ Aldus leek de zoektocht naar de kogelbrievenschrijver op een dood spoor te zijn terecht gekomen. Ook de stroom brieven was plotseling gestopt. Het OM stond op
het punt te stoppen met het onderzoek. Tot opeens na het proces tegen de moordenaar van Pim Fortuyn de rechtbankpresident en Koos Plooij een kogelbrief ontvingen. Opnieuw werd een aanvraag voor een bevolkingsonderzoek ingediend en werd het toenmalige TPG Post benaderd met het verzoek om poststukken uit de regio Rotterdam te mogen scannen. De toestemming werd verleend en het werd een omvangrijke operatie: zo’n drie maanden lang werden er bijna elke avond 500.000 poststukken met een mobiele scanner doorgelicht. Deze methode had succes. Een aantal poststukken werd onderschept en kon worden terug gerechercheerd naar een brievenbus in Rotterdam Zuid. In de buurt van deze brievenbus werd een cameraauto neergezet. Bij de volgende kogelbrief die uit de scan kwam was het raak. De camera-opnamen van de brievenbus in Rotterdam Zuid werden afgedraaid en de beelden toonden een man met één grote witte enveloppe die werd gepost. ‘Hier hadden we wel geluk mee’ meent zaaksofficier Woei-A-Tsoi. ‘Deze man postte de enige grote witte enveloppe die op die dag in de brievenbus terecht was gekomen. Hij kwam aanrijden in zijn auto dus aan de hand van het kenteken hadden we ook meteen zijn persoonsgegevens. Alle puzzelstukjes vielen op zijn plaats; het daderprofiel klopte als een bus: een man van 49 jaar oud, met een Indonesische achtergrond en een HAVO-opleiding. Binnen één week werd hij aangehouden. Een zielige, eenzame figuur die meteen bekende. Hij had geen strafblad en er waren geen aanwijzingen dat hij echt agressief zou worden, maar hij had wel de mogelijkheden zijn dreigingen waar te maken. Er zijn vuurwapens en een kast vol munitie bij hem thuis aangetroffen. Ik had drie jaar gevangenisstraf geëist waarvan zes maanden voorwaardelijk. We wilden toch wel duidelijk maken dat iedere andere gek die zoiets wil proberen erop
OPPORTUUN · 07 / 2009
17
kan rekenen dat justitie hard uithaalt. De rechtbank kwam uit op 24 maanden waarvan 8 voorwaardelijk. Geen van de partijen is in hoger beroep gegaan.’
De presentatie: het tonen van nog niet betreden paden Bekende Nederlanders, een serieuze dreiging en een spannende zoektocht naar de dader: de zaak van de Rotterdamse kogelbrievenschrijver zou het bijzonder goed doen als filmscenario. De gebruikte onderzoeksmethoden, het verhoor van de dader en de uitspraak van de rechtbank zijn inderdaad gefilmd en vastgelegd op een DVD, uiteraard met een ander oogmerk dan er volle zalen mee te trekken. ‘Het initiatief tot het maken van de DVD ging uit van de politie’ vertelt Dedy WoeiA-Tsoi. ‘Zij wilden graag beeldend maken hoe het onderzoek is gegaan voor opleidings- en presentatiedoeleinden. Ik heb de DVD op de zitting gebruikt om de nog niet betreden paden te laten zien. Hoe worden de kogels in de machine van TNO onderzocht? Hoe wordt het DNA afgenomen van de achterkant van het plakband? Al deze beelden bevonden zich op de DVD. Ik zag wel aankomen dat de verdediging een punt zou maken van het scannen en het recht op briefgeheim. Daarom hebben we ook het scannen gefilmd, zodat de rechtbank een oordeel kon vormen over de zorgvuldigheid van het scanproces.
De ervaringen: bewijs of toelichting? ‘Ik vond het heel prettig gebruik te maken van audiovisueel materiaal ter terechtzitting en ik kan het iedereen aanraden, maar het vergt een behoorlijke voorbereiding en het moet er netjes uitzien’, vindt WoeiA-Tsoi. ‘Je moet er ook heel goed over nadenken hoe je het beeldend materiaal gebruikt. Er zit een verschil in uitleggende beelden die duidelijk maken hoe het onderzoek is gelopen en beelden waarmee je iets wil bewijzen. Dat laatste ligt wat ingewikkelder want als je niet uitkijkt kan
‘Je moet niet in de sensatie gaan zitten’ Zaaksofficier Dedy Woei-A-Tsoi je doorschieten naar beïnvloeding en daar zijn rechters nogal op gespitst. Je moet niet in de sensatie gaan zitten.’ Tijdens de presentatie die ik aan collega’s heb gehouden over het gebruik van audiovisuele middelen in deze zaak hebben we hier ook over gediscussieerd. Moet je audiovisuele middelen gebruiken als bewijs of als toelichting en waar ligt de grens tussen beïnvloeding en uitleg? Voor veel collega’s was het inzetten van beeldmateriaal tijdens het requisitoir wel een eye-opener. We zijn in de eerste lijn nu wel bezig met het gebruik van audiovisuele middelen ter terechtzitting, maar in de tweede lijn gaat het vaak als een nachtkaars uit, dat vind ik wel jammer. De tweede lijn is weliswaar de meer bedachtzame lijn,maar dat betekent niet dat je geen taak hebt om de zaak goed voor het voetlicht te brengen met alle middelen die je ter beschikking staan. Misschien juist wel omdat er in de tweede lijn wat meer afstand van de maatschappij lijkt te zijn. Het OM heeft daar volgens mij een belangrijke taak in en moet daar een beetje proactief in zijn. Er kan nog een heleboel gedaan worden op audiovisueel gebied.’
18
SFEER EN BEWIJS
De zaak: de Amercentrale De steiger die in ketel 9 in de Amercentrale als een kaartenhuis in elkaar stortte, waardoor vijf mensen om het leven kwamen, was enorm: 77,5 meter hoog en 17 meter breed, vergelijkbaar met een flatgebouw van 25 verdiepingen. Ook de strafzaak, die naar aanleiding van dit ongeval werd aangespannen, was bijzonder omvangrijk. TNO en het NFI hebben uitgebreid onderzoek gedaan naar technische oorzaken van het ineenstorten van de steiger. De ontwerper, de beide steigerbouwbedrijven en de hoofdaannemer werden vervolgd voor dood door schuld. Zaaksofficier Huibert Donker heeft zeker anderhalf jaar bijna full time aan deze zaak gewerkt. ‘Een bouwkundige achtergrond heb ik niet,’ vertelt Donker, ‘ik ben zelfs heel slecht in wiskunde, maar ik heb zo uitgebreid met deskundigen, waaronder TNO, overlegd dat ik mijn eerste collegejaar bouwkunde wel achter de rug heb. Het was voor mij een duidelijke keuze niet de spierballenjongens die de steiger gebouwd hebben te vervolgen, maar de mensen en bedrijven die het oog hadden op het economisch gewin, waardoor zij heel slordig met het bouwproces waren omgegaan om snel geld te verdienen.’ Donkers aanpak had succes: de rechtbank in Breda veroordeelde de architect die de steiger had ontworpen tot een jaar gevangenisstraf, de overige betrokken bedrijven kregen forse geldboetes opgelegd. De rechtbank en later ook het Hof, achtten dood door schuld overtuigend bewezen.
De audiovisuele presentatie: lastige materie ‘Om de lastig materie in deze zaak op de zitting goed neer te zetten zou ik twee dagen aan het woord zijn’, zegt Huibert Donker. ‘Ik vroeg me af wat ik kon doen om de mensen nog een beetje wakker te houden. Om die reden ben ik de zaak begonnen met een samenvatting: ik heb de hele zaak op één A4tje geperst, zodat ik de kern van de zaak in vier minuten kon vertellen. Dat had een enorm effect; zeker de pers was daar blij mee. Verder heb ik via powerpointdia’s continu laten zien op welk punt in mijn requisitoir ik was aangeland. Wanneer iemand – bij wijze van spreken – even wegsukkelt en weer wakker wordt kon hij in één oogop-
slag zien waar ik gebleven was. Daarnaast heb ik mijn betoog doorspekt met foto’s en filmpjes, bijvoorbeeld van een op schaal gemaakte doorsnede van de steiger die kan ronddraaien en op elk gewenst moment kan worden stilgezet. Aan de dwarsdoorsnede van de steiger kon je meteen zien dat de steiger, door het ontbreken van veel diagonale steigerpijpen, veel te weinig ondersteuning bood, hetgeen -kort gezegd- de voornaamste oorzaak was van het ongeluk.’ Niet alleen de ingewikkelde technische kant van de zaak werd door Donker zichtbaar gemaakt. Hij toonde ter zitting ook sfeerbeelden van het ongeluk uit het NOS journaal, NOVA en foto’s van de slachtoffers. De rechtbank had hier, volgens Donker, geen enkele moeite mee . ‘Ik wilde voorkomen dat we alleen maar over steigerpijpen en gritstralen zouden praten. Het was voor mij belangrijk te laten zien waar het eigenlijk om draait: de slachtoffers.’
De ervaringen: sfeerbeelden moeten mogelijk zijn ‘Er zit een aantal aspecten aan een audiovisuele presentatie ter terechtzitting’, legt Huibert Donker uit. ‘Het beeld kan bewijsmiddel zijn, dan moet je het ook als zodanig benoemen en dan is het ook een onderdeel van het procesdossier. Het kan ook zijn dat je slechts een ingewikkelde situatie wilt uitleggen, beeldend wilt maken, dan is het geen bewijs. Wat ook mogelijk is, maar daar is wel kritiek op, is dat het beeld een stukje sfeer neerzet, zoals ik heb gedaan in deze zaak. Er zijn naar mijn smaak nog steeds veel te veel collega’s die daar een punt van maken, maar ik vind dat het heel goed kan. Wij zijn niet voor niets ook geselecteerd op betrouwbaarheid en integriteit. Je weet wanneer je te ver gaat en als je daaraan twijfelt zijn er altijd mensen om je heen die je kunnen helpen met het onderscheid tussen een huilverhaal of een functioneel verhaal. Je kunt vaak op een kilometer afstand al zien wanneer iemand te ver gaat. Bovendien is Strafrecht is nu eenmaal emotie, dat hoef je niet helemaal uit te schakelen. Als er vijf mensen zijn overleden door de val van een steiger, moet dat dan zonder enige emotie worden behandeld? Ik vind van niet.’
‘Strafrecht is emotie, dat hoef je niet uit te schakelen’ Zaaksofficier Huibert Donker Donker raadt aan de technische kant van de presentatie op de zitting aan anderen over te laten en dit tijdig te regelen. ‘Mijn beleidsmedewerker heeft alle apparatuur bediend. Ik hoefde alleen maar mijn requisitoir te houden. Verder was er iemand van het KLPD in de zaal aanwezig om toe te snellen in geval van een technisch mankement en dat is er bijna altijd tijdens zo’n langdurig requisitoir. Dankzij de man van het KLPD was dit mankement zo verholpen. Ik had er niet aan moeten denken dit zelf te moeten oplossen.’ Er kan binnen het OM meer gebeuren op audiovisueel gebied volgens Donker. Een collega officier uit Breda vervolgde onlangs een jager die vanuit zijn jachthut een vrouw had doodgeschoten. Het KLPD maakte een audiovisuele presentatie van de plek van de hut, het zicht en schootsveld van de jager. ‘Fantastisch’ vindt Donker. ‘Ter zitting werden de droge feiten die je op papier maar moeilijk kan inschatten, zichtbaar gemaakt. Dat vind ik echt een voorbeeld van een grote meerwaarde van audiovisuele middelen. Het juridische aspect moet een cruciale rol blijven spelen, natuurlijk, maar je komt tegenwoordig niet meer weg met alleen het juridische woord. Je moet mensen ook op een andere manier weten te boeien en dit moet je als OM kunnen organiseren.’ Tekst: Anna Italianer
OPPORTUUN · 07 / 2009
19
Illustraties: Erwin Suvaal
Geweld tegen publieke functionarissen De nuance van de dubbele eis De themazittingen waarop agressievelingen tegen politie en hulpverleners met een publieke taakterecht stonden, trokken landelijke aandacht. Het OM eiste dubbele straffen. Een impressie van de twee dagen, met een terugblik van pers- en zittingsofficier Otto van der Bijl.
Op de gang draaien camera’s al overuren. Dinsdag 26 mei, het is nog geen 9 uur in de ochtend. De rechtbank Amsterdam maakt zich op voor de eerste themazitting “agressie en geweld tegen personen met een publieke taak”. Persofficier Otto van der Bijl legt uit waarom het OM bij vergrijpen tegen juist deze hulpverleners een dubbele straf zal eisen. ‘Het belangrijkste is dat we duidelijk willen maken dat dit gedrag niet normaal is. Mensen gaan te snel en te vaak over op agressie. Vooral tegen politieagenten en medewerkers van het openbaar vervoer. We accepteren dit niet, want zonder al
deze mensen functioneert de maatschappij niet. We willen de daders afschrikken en de slachtoffers steun bieden.’ De eerste verdachte die voor politierechter Falger verschijnt, is de 42-jarige B.. Eind oktober 2007 verzet hij zich heftig tegen zijn aanhouding. B. voegt de agenten bedreiging toe als ‘Ik onthoud je gezicht. Ik kom je nog wel eens tegen, dan schiet in drie kogels in je bast.’ Hij werkt politiemensen tegen de grond, deelt kopstoten uit en probeert te bijten. Hij moet zich voor nog meer gewelddadigheden verantwoor-
den. Op 12 februari dit jaar gaat het weer mis. Twee politiemensen houden hem aan. B. probeert zich los te knokken, waarbij de agenten gewond raken. In zijn woede vernielt ook nog een fiets. Tegen B. wordt zoals aangekondigd, het dubbele geëist: 80 in plaats van 40 uur werkstraf. De rechter denkt even na en komt tot een uitspraak. Ze komt op 60 uur. De rechter gaat tussen de “doorsnee” eis en de “dubbele” eis inzitten. B. lijkt niet onder de indruk. Hij is al zovaak in het Gerechtsgebouw geweest en kent het >
20
THEMAZITTINGEN
‘We willen de daders afschrikken en de slachtoffers steun bieden’ Officier Otto van der Bijl
> klappen van de zweep. Alleen de mediabombarie op de gang is nieuw voor hem. Als er wordt gesproken van respect voor gezagsdragers kijkt hij glazig naar de politierechter. Er volgen in snel tempo nog elf zaken. De 18-jarige B.Z. heeft een straatcoach uitgescholden: ‘Motherfucker. Flikker, Ja flikker, door jou heb ik de vorige keer vastgezeten, zemmel ! (Marokkaans voor homo, LC).’ Hij heeft de straatcoach ook toegevoegd dat hij moet ‘oprotten van het plein.’ Er komen zaken voorbij waar politiemensen, surveillanten en controleurs grove beledigingen naar hun hoofd geslingerd hebben gekregen. Soms met bedreigingen en een enkeling heeft daadwerkelijk geweld gepleegd. De vonnissen laten steeds hetzelfde patroon zien: dubbele eis; straf anderhalf keer de “normale” eis. De politierechter legt ook uit waarom ze niet mee gaat in de dubbele eis. Omgaan met soms angstaanjagend gedrag, hoort volgens Falger bij het werk van de agenten en straatcoaches. In zulke beroepen moet je een dikkere huid hebben. Expliciet noemt de politierechter, dat het anders ligt bij hulpverleners als ambulancepersoneel. Die hebben geen agressie-opwekkende taak, zijn dan ook niet getraind om geweld te beteugelen. Maar zo’n zaak staat pas over een week, op de tweede themazitting, op de rol. De buitenwereld is razend benieuwd naar de “uitslagen” van de zittingen.
Burgemeester Cohen van Amsterdam reageert meteen op de woorden van de rechter dat agenten en andere publieke hulpverleners tegen een stootje moeten kunnen. Met alle respect voor de onafhankelijke rechter, zegt de burgemeester, ‘De norm is gewoon dat het niet kan. Agenten en straatcoaches zouden zich op straat juist gesteund moeten voelen.’ Hij hoopt dat het OM in beroep zal gaan tegen de uitspraken. Ondertussen dringt ook tot de Tweede Kamer de reeks uitspraken van de eerste themazitting door. Kamerlid Griffith (VVD) richt zich tijdens het vragenuurtje tot minister Ter Horst van BZK. In Amsterdam worden de laatste zaken nog behandeld als Griffith van Ter Horst wil weten wat ze vindt van de ‘lage straffen’. Gaat daar niet een verkeerd signaal van uit, wil ze weten. De minister haast zich te zeggen dat ze natuurlijk niet wil tornen aan de onafhankelijkheid van de rechter. Ze zegt wat geïrriteerd: ‘Ik ga er vanuit dat rechters ook de problematiek volgen, dat is haast niet te missen.’ In het tv-programma Knevel&Van den Brink herhaalt de minister dat rechters hun eigen verantwoordelijkheid hebben. ‘Wat ik van belang vind is dat we met Justitie hebben afgesproken dat dubbele straffen worden geëist voor agressie tegen politie, brandweer en ambulancepersoneel. Dat geeft aan welk belang wij hechten als het gaat om dit soort geweld.’ Van den Brink: ‘De rechter zei erbij: de politie moet er maar tegen kunnen.’ Ter Horst: ‘Dat vind ik niet. Dat vind ik een
denkfout. Het feit dat politieagenten vaak in situaties komen dat er op ze gescholden worden, of dat er geweld tegen ze wordt gebruikt, wil nog niet zeggen dat dat ook gelegitimeerd is. Dat moet je niet door elkaar halen.’ Er verschijnt een glimlach om de mond van Ter Horst als ze erop laat volgen ‘geen oordeel over de uitspraken te hebben.’ In het Gerechtsgebouw heeft Otto van der Bijl ook gemerkt dat erbuiten de “anderhalve vonnissen” worden gezien als een nederlaag. In pers wordt de nadruk gelegd op ‘politieagenten die tegen een stootje moeten kunnen’. Het beeld van de uitspraken is onvolledig. Daarom wijst Van der Bijl in een nieuw persbericht wijst op de “nuancering” die de rechter heeft aangebracht. De agressievelingen zijn op de themazitting wel degelijk zwaarder gestraft dan in vergelijkbare zaken tegen mensen die geen publieke taak hebben. De politierechter heeft in het vooruitzicht gesteld dat ambulancebroeders op een 100% verhoging kunnen rekenen. De volgende dag wordt met een persbericht bekend dat hoger beroep wordt aangetekend: ‘Verbaal en fysiek geweld tegen alle personen met een publieke taak moeten even zwaar worden bestraft, ongeacht of het om een politieman of ambulancebroeder gaat. In beide gevallen wordt het slachtoffers immers ernstig gehinderd om zijn publieke taak uit te oefenen. Dit is een uitvoering van beleid dat al in 2006 door het college van procureurs-generaal
OPPORTUUN · 07 / 2009
21
conform de eis. Die varieert van 30 tot 80 uur werkstraf. Drie zaken worden aangehouden. Tegen S. is 30 dagen cel geëist, waarvan 14 voorwaardelijk. Op het moment dat de tweede themazitting vordert, spreekt de president van de Hoge Raad de pers toe. In het statige pand van ’s lands hoogste rechtscollege aan het Haagse Lange Voorhout hekelt Corstens de ‘opgewonden reacties’ op rechterlijke uitspraken. Vooral politici zouden meer zelfbeheersing moeten opbrengen. ‘Kritiek op de rechtspraak mag, maar moet niet uitmonden in ondermijning van de rechtspraak.’ Corstens realiseert zich dat tijden veranderen en uitspraken niet onvoorwaardelijk geaccepteerd worden. Ondertussen hoort de 41-jarige H. 50 uur werkstraf tegen zich eisen. Een dubbele portie omdat hij een winkelmanager zich na bedreiging van een winkelmanager heftig heeft verzet tegen zijn aanhouding door te rukken en te slaan. De politierechter legt ook 50 uur werkstraf op, conform de dubbele eis.
in Den Haag is ingezet. Het OM vraagt daarom om een hoger rechterlijk oordeel.’ Op het Binnenhof blijft de roep om “hardere straffen” rondspoken. Met meer dan gewone belangstelling wordt uitgekeken naar de tweede themazitting, precies een week later. CDA-fractieleider Van Geel geeft alvast een schot voor de boeg. Mochten de straffen van de politierechter in hoger beroep overeind blijven, dan komt zijn fractie met een initiatiefwet die onderscheid tussen agenten en andere hulpverleners onmogelijk maakt. Dinsdagmiddag half twee start de tweede zitting. Het merendeel van de verdachten wordt fysieke mishandeling van publieke medewerkers ten laste gelegd. Slachtoffers zijn agenten, een maatschappelijk werker en een medewerker van de dienst Werk en Inkomen. Het meest in het oog springend is de zaak tegen S. De 20-jarige
man heeft de publiciteit gehaald toen hij in september vorig jaar ambulancepersoneel in Geuzenveld-Slotermeer met de dood heeft bedreigd. Zijn broertje van tien is neergestoken. Ambulancepersoneel vraagt de omstanders een stapje achteruit te doen. ‘Aan de kant gaan, anders kan hij doodgaan’, of woorden van die strekking, zegt één van hen. S. komt dreigend op de broeders af, duwt ze meerdere keren en zegt: ‘Als hij dood gaat, maak ik jou dood.’ Het traumateam voelt zich zo in het nauw gedreven dat ze hals over kop met het slachtoffer in de ambulance racen. Tijdens een bijeenkomst van boos personeel van de ambulancedienst, spreekt Cohen de medewerkers toe. ‘Het is absoluut schandelijk wat hier is gebeurd; het gaat alle perken te buiten’, zei Cohen toen. ‘Je blijft met je poten van het personeel van de overheid af.’ Politierechter is dit keer D. Radder. Otto van der Bijl is zittingsofficier. Hij eist dubbele straffen. In vijf zaken wordt gevonnist
Otto van der Bijl is meer dan tevreden over de twee themazittingen. ‘Het was goed om voor ons zelf en de rechtbank al die zaken achter elkaar te zetten. Dan krijg je een beeld van het grote probleem dat deze vaak op zichzelf kleine zaken oplevert. Klein in vergelijking wat we normaal op het parket krijgen. De media zijn vaak creatief bezig geweest met de zittingen.’ Van der Bijl noemt een voorbeeld dat hem aanspreekt. ‘Een radiozender heeft alle verwensingen die in de tenlastelegging naar voren kwamen achter elkaar gemonteerd. Met als commentaar: dit moet een politieagent over zich heen laten komen.’ De enorme media-aandacht heeft hij als positief ervaren. ‘Er is veel discussie ontstaan. Het is goed dat op deze manier het strafrecht midden in de samenleving wordt geplaatst. Op één beledigingzaak komt natuurlijk geen journalist af. Hier in Amsterdam hebben we per jaar 23.000 zaken, waarvan 2000 zaken die te maken hebben met agressief gedrag tegen politiemensen. Dat is al acht procent. Dan tellen we al de zaken tegen hulpverleners en andere mensen met een publieke taak nog niet mee.’ Tekst: Louis Cornelisse
22
INTENSIVERINGSPROGRAMMA
Verborgen wereld achter historische gevels
Emergo wil Wallenproblemen te boven komen
Foto: Vincent Boon
OPPORTUUN · 07 / 2009
23
Met “Emergo” bestrijden gemeente, OM, politie en de Belastingdienst samen de criminaliteit op de Amsterdamse Wallen. Tegen de onderwereld in postcoderegio 1012 die daarin naar boven komt, ontwikkelen zij een effectieve en efficiënte aanpak. Niet alleen zaak voor zaak, maar met uiteindelijk met een geduchte blauwdruk in de hand. Officier Heleen Rutgers en gemeentelijk projectleider Bart de Graaf forceerden een blik achter de deur van Nederlands bekendste buurt. ‘We konden er niet goed een vinger achter krijgen, maar de optelsom van alle gegevens schiep een duister beeld.’
Postcode 1012 is waarschijnlijk de meest bekende buurt van Nederland. Want wie heeft er nog nooit gehoord van de Amsterdamse Wallen? De rosse buurt van de hoofdstad - die naast de Achterburgwal ook de Oudezijds Voorburgwal en de Nieuwezijds Voorburgwal en de Spuistraat omvat - is zelfs ver over de grens bekend. Om tien uur ‘s ochtends overheerst een levendige kakofonie op de Oudezijds Achterburgwal, veroorzaakt door een groep luidruchtige Italiaanse toeristen, druk zwaaiend met hun fotocamera’s. Achter hen loopt een petieterige jonge vrouw de wal over. Ze heeft een prachtige donkere huidskleur en dito wapperend haar. De Italianen gepasseerd, steekt ze een sleutel met een zware houten sleutelhanger in het slot. Ze stapt de deur in en verdwijnt niet zoals normaal gesproken in een halletje, onttrokken aan het straatbeeld. De vrouw is direct na binnenkomst zichtbaar achter het glas van het raam waartoe de deur leidt. Secuur stalt ze zes blikjes energydrank uit in de vensterbank.
vanuit de gemeente deel aan het project Emergo: een samenwerkingsverband tussen de vier organisaties, om de criminaliteit in het Wallengebied in kaart te brengen. En gericht gezamenlijk aan te pakken. De partners worden hierin gesteund door de ministeries van Justitie, Financiën en BZK. Wetenschapper van het WODC zijn verantwoordelijk voor de uiteindelijke eindevaluatie en analyseren momenteel verschillende strafrechtelijke, fiscale en bestuurlijke dossiers. Ze vergelijken mensenhandelzaken met elkaar, om mogelijke gemeenschappelijke determinanten te ontdekken. Vanuit het OM neemt officier Heleen Rutgers, voorheen onder meer officier in Utrecht en teamleider in Den Bosch, sinds maart 2009 deel aan Emergo. Het idee achter het project? Rutgers legt uit: ‘We wilden meer inzicht krijgen in de problematiek in dit gebied. En we wilden de bestuurlijke, preventieve en strafrechtelijke aanpak versterken.’
Red Light Fashion Een paar deuren verderop is het internationale perscentrum van de gemeente Amsterdam. Het prachtige pand staat zo goed als leeg. Op een paar kamers na. Die worden tijdelijk door de gemeente gebruikt voor persconferenties omtrent de projecten “1012” en “Emergo”. ‘De vorige eigenaren van het pand wilden voorkomen dat het na verkoop werd gebruikt als plaats voor prostitutie. Door het aan de NV Stadsgoed, een partner van de gemeente Amsterdam, te verkopen konden ze hier zeker van zijn’, legt Bart de Graaf uit. Samen met afgevaardigden van de Belastingdienst, de politie en het Openbaar Ministerie neemt De Graaf
Emergo loopt parallel aan het project “1012”, dat is opgericht naar aanleiding van het rapport ‘Grenzen aan de handhaving’ van het Van Traa-team (2007). Met 1012 wil de gemeente door ruimtelijke ingrepen in het gebied dammen opwerpen tegen de georganiseerde criminaliteit. Zij doet dat onder meer door het aantal coffeeshops en raambordelen op de Wallen terug te dringen. Een bekende actie was het opkopen van de bordelen van Charles Geerts. In plaats van prostituees werden de ramen onder meer tijdelijk beschikbaar gesteld aan modeontwerpers, die hun kleding tentoonstellen achter het glas: Red Light Fashion.
‘In de Bibob-dossiers zagen we veel strafrechtelijke informatie, die eigenlijk nooit uitgerechercheerd was, of in elk geval niet direct gelegenheid gaf tot bestuurlijke aanpak’, vertelt De Graaf. Er waren vermoedens van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel en witwaspraktijken. ‘We konden er niet goed een vinger achter krijgen, maar de optelsom van alle gegevens schiep een duister beeld. Er gaat een hele wereld schuil achter de Wallen. Met 1012 willen we bestuurlijk een flinke slag slaan. Het gebied werd echter wat verwaarloosd in de zin van de klassieke opsporing. Door onder meer de IRT-affaire uit het verleden, was de aandacht van de recherche voor het gebied wat minder. Dit is overigens geen verwijt, maar een constatering.’ De Graaf vult aan: ‘Die constatering gaat wel gepaard met het vaststellen dat ook de controles door de gemeente en door de Belastingdienst niet op orde waren.’ Conclusie: er was weinig afstemming tussen de overheidspartijen over het optreden in dit gebied. Het samen optrekken en het gedeelde gevoel van urgentie van de deelnemende partijen in Emergo moet hier verandering in brengen.
Convenant De eerste stappen van de samenwerking zijn inmiddels gezet. Zo is er een formeel convenant getekend en zijn de eerste onderzoeken gedaan. En Rutgers werd vanuit het OM aangesteld als aanspreekpunt, zowel voor de interne organisatie, als voor de partners. Want bij de Wallen gaat het niet alleen om zaken die spelen bij het Parket Amsterdam. Ook het Functioneel Parket kan betrokken zijn, of het Landelijk Parket of Bureau Ontnemingen. Dat Rutgers aanspreekpunt is, levert tijdwinst >
24
INTENSIVERINGSPROGRAMMA
> op. Informatie wordt minder fragmentarisch gedeeld. ‘Ik probeer onder andere de verbinding te leggen en te houden tussen alle OM-onderdelen, de partners, en de zaken die verband houden met het gebied. Dat biedt de zaaksofficieren de mogelijkheid om zich de focussen op de zaak die ze behandelen. Ze blijven wel betrokken bij de ontwikkelingen, maar zijn minder tijd kwijt aan beleidszaken.’ Volgens De Graaf was er ook vanuit de externe partijen belang bij één centraal aanspreekpunt binnen het OM. ‘Die behoefte was er heel sterk. Er zijn veel officieren bezig met dit deel van de stad. Die zijn elk afzonderlijk bezig met zaken die er spelen, waardoor het moeilijk was om informatie te krijgen en te delen. Nu er één aanspreekpunt is, gaat dat makkelijker.’ De informatie wordt volgens De Graaf nu meer gestructureerd gedeeld, waardoor alle partijen hier baat bij hebben.
Criminogeene Maar het idee achter de uitwisselingen van gegevens gaat verder. Het is de bedoeling om een analyse te maken van de problematiek die speelt in het gebied. Er zijn drie deelprojecten in Emergo, die ieder weer leiden tot het verzamelen van informatie, leggen beide betrokkenen uit. ‘We hebben een straat in het gebied als voorbeeldstraat genomen en deze onderzocht. Ook heb-
een straat en branche waarvan we met enige zekerheid wisten dat er iets uit te halen viel. Dat er criminogene functies in zitten.’ Pand voor pand werden gegevens vergeleken: Wie staat op het adres ingeschreven? Wie wonen er daadwerkelijk? Zijn er antecedenten? Zijn er gegevens bekend bij de Belastingdienst? Welke vergunning zit er op het pand?
Waan Als Emergo is afgerond, moet er in 2011 een evaluatierapport liggen. Rutgers gaat nog een stapje verder. ‘Als OM willen we kijken naar wat de meest effectieve manier is om interventies te plegen. De strafrechtelijke problematiek in kaart te brengen. We willen een effectieve methodiek ontwikkelen en verder kijken dan alleen naar een concrete zaak.’ Deze ambitie lijkt te impliceren dat de officieren op dit moment inderdaad niet verder kijken dan de afwikkeling van hun eigen, individuele zaken? Volgens De Graaf zit hier een kern van waarheid in. ‘Dat is ook wel een beetje zo, door de waan van alle dag ren je amechtig van zaak naar zaak.’ Rutgers nuanceert het beeld. ‘Het opmaken van een bestuurlijke rapportage is nog niet heel oud. We hebben nu de wetenschap, met de opgedane gegevens kun je meer doen dan alleen straffen. Daar moeten we meer aandacht voor hebben. Dat doen we
‘Pand voor pand vergelijken we: Wie staat op het adres ingeschreven? Wie wonen er daadwerkelijk? Zijn er antecedenten? Zijn er gegevens bekend bij de Belastingdienst? Welke vergunning zit er op het pand?’ Officier Heleen Rutgers en gemeentelijk projectleider Bart de Graaf ben we een specifieke branche onderzocht en zijn politie en OM een strafrechtelijk onderzoek gestart naar zware criminaliteit. Dit onderzoek, in de context van het project Emergo, is als proeftuin ingebracht in het Intensiveringsprogramma’, aldus Rutgers. Om welke straat en branche het precies gaat, kan het tweetal niet zeggen, omdat het project nog loopt. Beide zijn echter niet willekeurig gekozen. De Graaf verduidelijkt: ‘We hebben gekeken naar
in het project Emergo. We gaan met elkaar op zoek naar de meest effectieve manier om de criminaliteit in Amsterdam aan te pakken.’ De aanpak moet volgens Rutgers uiteindelijk een blauwdruk opleveren voor de OM-organisatie. Ze verwijst in dit kader naar het barrièremodel. Dit model gaat ervan uit dat er verschillende hindernissen moeten worden genomen voordat een crimineel
doeleinde wordt bereikt. ‘We leren nu waar we barrières kunnen opleggen, niet meer bij de laatste stap, maar al in een eerder stadium. Bijvoorbeeld door scherpere voorwaarden te stellen bij het verkrijgen van benodigde papieren. Prostituees worden nu beschouwd als zelfstandig ondernemers en moeten een inschrijving bij de Kamer van Koophandel hebben.’ In de praktijk is die zelfstandigheid vaak schijn en worden veel vrouwen door pooiers achter de ramen gezet. ‘Een barrière kan bijvoorbeeld worden opgelegd door bij de inschrijving verplicht te stellen dat een prostituee persoonlijk moet verschijnen bij de KvK, met haar identiteitspapieren bij zich. Dan heb je al een eerste controle op mogelijke dwang. Alleen door samen te werken, kunnen we zo ontdekken waar we welke barrières kunnen opwerpen.’ De Graaf stelt dat het hierbij belangrijk is om elkaars organisatie en elkaars mogelijkheden en onmogelijkheden te leren kennen. ‘Bij de opsporing kan de politie nu bijvoorbeeld ook kijken met een bestuurlijke bril. Als er in een situatie sprake is van een illegaal hotel, dan weten ze dat de gemeente daar wat aan kan doen. Zo leren we van elkaar.’
Techniek Het lijkt het ei van Columbus: de samenwerking tussen belastingdienst, politie, OM en de gemeente. Een criticaster zou opmerken dat het anno 2009 toch redelijk laat is om deze ontdekking te doen? Rutgers en De Graaf verduidelijken: ‘Hiervoor was het heus niet zo dat iedereen op zijn eigen eiland werkte. Sinds jaar en dag zijn er veel overlegstructuren en wordt er tussen partijen met elkaar afgestemd: “Als jij dit oppakt, doe ik dat.” Maar bij Emergo wordt er vanaf het begin afgestemd en informatie gedeeld. De privacyregels zijn heel strikt. Daarom moet je je samenwerking vanaf het begin zo inrichten, dat je de informatie mag delen. Dit is een ontwikkeling die maatschappelijk en politiek heel actueel is’, stelt Rutgers. Ze refereert aan de oprichting van de Veiligheidshuizen, waarin ook al door verschillende organisaties wordt samengewerkt. ‘En dat we moeten samenwerken, was iets dat we op de werkvloer allang wisten’, vult De Graaf aan. ‘Nu is de tijd hiervoor ook op hoger niveau rijp. De politie Amsterdam-Amstelland levert vanuit het project Informatie Gestuurde Politie expertise op onder ander het gebied van data-mining. Doordat we informatie met
OPPORTUUN · 07 / 2009
elkaar mogen delen, zien we nu dingen die we voorheen niet te zien kregen. Dat levert een meerwaarde op voor alle betrokken partners.’ Hoewel de ambitie er is en het politieke klimaat gunstig lijkt, merkt De Graaf op dat samenwerkende organisaties vaak nog wel stuitten op problemen op technisch vlak. Zo heeft iedere organisatie zijn eigen systeem en hanteren partners eigen – en daarmee vaak verschillende - codes voor het verwijzen naar data. Het is technisch gewoon uitermate ingewikkeld om alle bestanden aan elkaar te koppelen.’ De gegevens die in het project zijn verzameld uit de proefstraat en de onderzochte branche, zijn daarom tot nu toe nog allemaal handmatig vergeleken. ‘We waren gemiddeld zo’n drie dagen bezig met één pand’, weet De Graaf. ‘Na de zomer zijn deze problemen als het goed is verholpen en kunnen we tempo gaan maken. De gang van zaken relativeert overigens mooi de angst voor Big Brother: zelfs als het lukt om alles te koppelen, dan nog is er geen capaciteit om alles te onderzoeken.’ De betrokken partners laten zich echter niet uit het veld slaan door afwijkende systemen. Rutgers en De Graaf hebben het volste vertrouwen in het project. De ambitie om door het project inzicht te krijgen op criminele samenwerkingsverbanden is uitgebreid met de wens om ook zicht te krijgen op de criminele infrastructuur in de Wallen. ‘En daaropvolgend willen we met elkaar een methode ontwikkelen hoe we effectief en efficiënt kunnen optreden en waar we barrières het beste kunnen opwerpen’, stelt Rutgers. De Graaf vult aan: ‘We wilden eerst weten: “waar zijn de boeven, wie zijn het en wat doen ze?” Nu willen we vooral ook zicht krijgen op de criminele infrastructuur: wat maakt dat dit gebied criminaliteit aantrekt, van welke faciliteiten maken criminelen gebruik?’ Zover is het nog niet. ‘We zitten nu in de fase dat we zicht krijgen op complexe problemen. Zo hebben we de proefstraat doorgelicht en kwamen veel gerotzooi achter de gevels tegen’, geeft De Graaf aan. Met “rotzooi” doelt hij op mogelijkheden van mensenhandel en op verdachte geldstromen die nader onderzoek verdienen. Kortom: de eerste klop op de deur is geweest, nu is het tijd om de voet er verder tussen te zetten. Tekst: Olga Hoekstra
25
OMgeslagen ‘Ik heb me altijd als een aap vermaakt met mijn professie en er alles voor gedaan. Tomeloze inzet. Ik raasde maar door. ’s Ochtends om vijf uur was Doedens in topvorm. Dan zat hij hier bij het open raam. Ideeën op te doen, alles tot in de finesses voorbereiden. En de vogels zongen mij dan toe. Perfecte inspiratie. Vraag mij naar Het Succes van Piet Doedens en ik antwoord plechtig: iedereen kon zien en horen dat ik mijn werk met liefde deed. Met mijn vak de liefde bedreef.’ Advocaat Piet Doedens. Koud Bloed, nr.5 2009.
‘Ik ben mezelf een boerenlullenadvocaat blijven noemen, omdat ik oprecht van mening ben dat je je status en je succes als raadsman niet moet opblazen. Want wat is de essentie van een zaak die stukloopt? Dat de man/vrouw die als officier optreedt de zaak heeft verprutst. En dat dan de advocaat slim een graantje meepikt van een voor zijn cliënt gunstig vonnis…oké. Heb ik ook gedaan, want je moet je winkel draaiende houden. Maar je moet niet met de borst vooruit gaan staan, reppen van een “wereldzaak” en onzin uitkramen als: “Na intens speurwerk van mij.” Dat is echt theater.’ Opnieuw Piet Doedens. Koud Bloed
‘We komen heel schrijnende situaties tegen. Sommige meisjes hebben we uiteindelijk teruggevonden in de daklozenopvang. Anderen zitten weer vast. Onze bevindingen overtreffen onze ergste angsten.’ Kinder- en jeugdpsychiater Anne Krabbendam constateert dat het verblijf in justitiële jeugdinrichting de meeste meisjes geen goed doet. Nederlands Dagblad, 18 juni
‘Ik geloof niet dat het illegaal downloaden snel voorbij zal zijn. Je moet dan een stuk privacy op willen heffen. Dat betekent dat je als overheid achter de gordijnen gaat kijken, en dat is de reden waarom het tot nu toe niet werd aangepakt. Daarnaast is het in de praktijk onmogelijk goed te bestrijden. Driekwart van de Nederlanders plukt wel eens iets van internet. Dan zul je al die mensen moeten volgen. Vergelijk het er maar mee dat de overheid elke stap die je op een dag zet controleert door vlak achter je te lopen.’ ICT-jurist Arnoud Engelfriet. De Telegraaf, 18 juni.
26
OM ALS WERKGEVER
Rik Blokland: ‘Er klopt iets niet, wat gebeurt hier? Precies de psychologie die ook in een zaak overheerst!’
foto: emilio brizzi
O P Z O E K N A A R C R E AT I E V E SPEURDERS EN DOORBIJTERS Arbeidsmarktcampagne maakt OM zichtbaar als werkgever
OPPORTUUN · 07 / 2009
peurders en doorbijters binnenhalen,
27
spannende boek. Omdat OM’ers vaak verwoede lezers zijn, kozen we voor de stijl van de literaire thriller. We hebben ons
met affiniteit voor moderne criminaliteitsbestrijding. Dat was de opdracht voor een arbeidsmarktcampagne voor het OM.
laten inspireren door de Opportuun-rubriek Alles Afwegende waarin de officier over zijn zaak vertelt. Het OM kent natuurlijk veel meer functies, maar voor de buitenwacht is de officier het gezicht van de organisatie, de kernfunctie.’ Dus vertelt in een advertentie – waarin geen informatie
Terugblik op de creatie van een campagne, vormgegeven in de look and feel van de campagne zelf. Officieren, parketsecretarissen en andere OM’ers, creatieve dóórzetters zijn het. Speurders. Zoekers. Lézers ook. Dat was Rik Blokland opgevallen in zijn intensieve contacten met OM’ers. Maar hoe moest hij, de creative director van het bureau voor arbeidsmarktcampagne ACA/JES, dat nu verwerken in een campagne? Een campagne waarin het OM zich presenteert als werkgever, en die precies díe geïnteresseerde specialisten bereikt waar het OM de komende jaren om zit te springen. Welke “campagne-mechanismen” moet Blokland aanbrengen en wat zou de look and feel gaan worden. En om de clou vast weg te geven: dit Opportuun-artikel is opgemaakt in de sfeer van de campagne-vormgeving. De campagne start in september. Procureur-generaal Marc van Nimwegen had een aantal wensen geuit aan ACA/JES. Het werk van het OM én het OM-als-werkgever moeten zichtbaarder worden. Een informatieve site zou het hart van de werving gaan vormen. ‘De campagne’, zegt Van Nimwegen, ‘moet zich niet slechts richten op “klassieke” OM-taken, zoals het vervolgen van inbrekers, verkeersovertreders en moordenaars. We willen straks mensen kunnen binnenhalen die geëquipeerd zijn voor de aanpak van cybercrime, financieel-economische criminaliteit
over vacatures staat – een officier over zijn zaak. Over mensenhandel, of gehackte computernetwerken vanuit Rusland, of fraude. De aanklager vertelt hoe hij, samen met OM-collega’s en rechercheurs, hemel en aarde bewoog om de waarheid te achterhalen. Toch: geen happy end aan het einde van de advertentie. Neem het slot van cybercrimezaak Vodka-Virus: “Boos maar machteloos keerden we dezelfde avond nog terug naar Nederland. De zaak leek hiermee gesloten.” Wat nu, denkt de lezer. Die lezer resteert nog één strohalm onder aan de advertentie: “Wordt Vervolgd op officiervanjustitie.nl”, staat daar in hoofdletters (als de campagne in september start). Op die site wordt het verhaal vervolgd. Maar nu via een film waarin we de zaaksofficier horen spreken. Switchen van papier naar site, werpt dat geen hoge drempel op voor de lezer? ‘Een bewust campagne-mechanisme’, zegt Blokland, ‘want het past bij het campagne-motto “Wordt Vervolgd”. Het OM zóekt juist mensen die een zaak ontrafeld willen zien. Die zelf willen doorlezen en verder speuren. De mensen die de drive hebben om verder te zoeken, zijn de mensen die het OM zoekt.’ Dat element van speuren en zoeken keert terug in de stijl van de campagnefoto’s (zie de foto bij dit artikel). Blokland: ‘Met de “pinhole” foto- en filmtechniek krijg je het mysterie cadeau. In de foto’s is het licht en het perspectief vertekend; de werkelijkheid wordt wat verdraaid. En dat doet iets in je hoofd. Het creëert nieuwsgierigheid: er klopt iets niet; wat gebeurt hier? Precies de psychologie die ook in een zaak overheerst!’
en georganiseerde criminaliteit – de drie thema’s van de intensiveringsprogramma’s. We zoeken experts/juristen met een ander profiel. Die anders naar de buitenwereld kijken en vanuit die buitenwereld anders naar ons kijken.’ In zijn bureau in Amsterdam ging Blokland aan de slag. ‘Er is grote aandacht voor crime’, zegt hij. ‘Op tv: CSI, Law and Order, Hof van Joosten, Peter R. de Vries, natuurlijk.
WO R D T V E RVO L G D
In kranten, bladen en bijlagen. Er bestaat een maand van het
op officier vanjustitie.nl
de site gaat in september de lucht in
28
LIJN 2
Kansen De technologische vooruitgang biedt volop kansen. Was je tot een aantal jaren geleden op een kansloze missie als je als verstokte vrijgezel van in de zestig op zoek was naar een leuke vrouw van in de twintig, het internet biedt nu de oplossing. Neem de identiteit aan van een ander, zet er een leuke foto bij en het eerste contact is zo gelegd. Dat het daarbij uiteindelijk (voor ten minste één van de partijen) op een teleurstelling uitloopt, zal duidelijk zijn. Toch weerhoudt dat menigeen er niet van om zich op het web anders voor te doen dan hij werkelijk is. Bij het Arnhemse hof verscheen onlangs een man, die contact krijgt met een toen vijftienjarig meisje. Omdat hij vreest dat zijn leeftijd – op dat moment vijfentwintig – haar af zal schrikken, presenteert hij zichzelf als een negentienjarige leerling van 5-HAVO. Het contact verloopt dermate leuk, dat het tot een ontmoeting komt. Dat smaakt naar meer en het meisje loopt zelfs van huis weg om bij haar nieuwe liefde in te trekken. De romance is echter van korte duur: een bezorgde moeder meldt zich bij de politie en die weet het duo al de volgende dag te traceren. Al gauw blijkt dat de twee in de tussentijd seksueel contact hebben gehad. Waarbij zij er dus van uit ging dat haar geliefde negentien jaar was, in plaats van vijfentwintig. De man wordt vervolgd voor het handelen in strijd met artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, kort gezegd het hebben van seksueel contact met een persoon van tussen de twaalf en zestien jaar. Niet doorslaggevend daarbij is of de seks op vrijwillige basis heeft plaats gevonden. En dat die vrijwilligheid er was, daar was in dit geval geen twijfel over. Wel verklaarde het meisje dat ze, als ze had geweten hoe oud de man was, ze er niet aan was begonnen. Mede daaruit trok de verdediging de conclusie dat aan het contact het ontuchtige karakter ontbrak, zodat de man zou moeten worden vrijgesproken.
Een opvatting die het hof niet deelde: “Onder voormelde omstandigheden is het hof van oordeel dat de handelingen als omschreven in de tenlastelegging in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en derhalve als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. Juist doordat verdachte zich welbewust anders heeft gepresenteerd, uit angst anders geen relatie met het meisje te kunnen krijgen, hetgeen kennelijk naar later is gebleken niet ongegrond was, maakt dat niet kan worden gezegd dat sprake is geweest van een geheel vrijwillig contact tussen het meisje en verdachte waaraan het ontuchtige karakter heeft ontbroken.” Overigens maakte onze verdachte niet alleen gebruik van de kansen die internet hem bood: ook de mogelijkheden van lawinepijlen bleek hij te hebben onderzocht. Als tweede feit stond namelijk op zijn dagvaarding het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing. Met ducktape had hij het explosief geplakt tegen een ruit van de woonkamer van het huis waar zijn voormalige vriendinnetje woonde. Uit frustratie over de relatiebreuk meende hij tot actie over te moeten aan. Deze twee feiten bij elkaar waren goed voor een werkstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De gevorderde bijzondere voorwaarde in de vorm van een verplicht reclasseringscontact en behandeling werd door het hof niet overgenomen. Een gemiste kans? Jan-Willem Grimbergen, Officier van justitie te Utrecht
VERKEER
OPPORTUUN · 07 / 2009
Verkeer Verkeerde rijstrook en door rood Gerechtshof Leeuwarden 11 mei 2009 WAHV 108.004.729 De betrokkene geeft toe dat hij over het voorsorteervak voor rechtdoor de kruising is opgereden en alsnog naar rechts is afgeslagen terwijl het verkeerslicht voor rechtdoor op rood stond. Hij moest eigenlijk rechtsaf maar had geen kans gehad om in te voegen op de goede voorsorteerstrook. Hij is het er niet eens dat hij in feite voor één gedraging tweemaal wordt gesanctioneerd. De verbalisant was blijkens het opgemaakte PV van mening dat gezien het rijgedrag bewust de autofile op de rechterrijstrook voor rechtsaf links werd gepasseerd op de middelste rijstrook voor rechtdoor om aldaar een groot deel van die file te passeren. Het hof overweegt dat de omstandigheid dat de betrokkene als gevolg van hetzelfde feitencomplex eveneens een sanctie heeft gekregen voor het negeren van het rode licht, geen aanleiding geeft het sanctiebedrag te matigen. Het betreft immers twee afzonderlijke gedragingen. Dat in dit geval de beide gedragingen zijn voortgekomen uit hetzelfde feitencomplex en verband met elkaar houden, maakt de gedragingen niet minder sanctiewaardig. Volgt bevestiging van de beslissing van de kantonrechter tot ongegrond verklaring van het ingestelde beroep. “Slapend” kenteken? Gerechtshof Leeuwarden 28 april 2009 WAHV 200.014.065 De betrokkene ontving uit een registercontrole van de RDW een sanctie voor het niet hebben van een geldig APK-bewijs. Hij stelt dat hij het voertuig niet heeft laten schorsen omdat hem door de PTT is verteld dat het kenteken
“slapend” was gemaakt en dat hij niets meer hoefde te doen. Het hof overweegt dat de term “slapend kenteken” geen wettelijke grondslag heeft. De betrokkene kon dan ook als kentekenhouder slechts van de keuringsplicht worden bevrijd door schorsing van de geldigheid van het kentekenbewijs aan te vragen bij de RDW of daartoe aangewezen postvestiging van Postkantoren BV (art. 1 Regeling schorsing geldigheid kentekenbewijs). Dat het postkantoor is aangewezen om bepaalde handelingen te verrichten m.b.t. kentekenbewijzen brengt echter niet mee dat door betrokkenen in alle gevallen zonder enig nader onderzoek op door medewerkers van het postkantoor verstrekte juridische informatie mag worden afgegaan. Dat de betrokkene toch is afgegaan op de onjuiste mededelingen van de medewerker van het postkantoor dient daarom in beginsel voor zijn rekening en risico te komen. Volgt (om een andere reden) vernietiging van de beslissing van de kantonrechter en gedeeltelijke gegrondverklaring van het ingestelde beroep. Niet stellen van zekerheid; vertrouwensbeginsel en art. 6 EVRM Gerechtshof Leeuwarden 25 maart 2009 WAHV 200.020.694 In hoger beroep is niet bestreden dat de betrokkene niet binnen de in art. 11, derde lid WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld. Hij voert aan dat hij bij brief van 20 augustus 2008 uitvoerig heeft betoogd dat het vereiste van zekerheidstelling buiten toepassing dient te blijven. Tevens heeft hij aangevoerd dat deze zich niet verdraagt met het vertrouwensbeginsel dat de verhouding tussen de overheid en de burger dient
te beheersen. Art. 11 WAHV zou, volgens de betrokkene, derhalve buiten toepassing gelaten moeten worden. Verder is hij van mening dat die verplichte zekerheidstelling in strijd is met art. 6 EVRM. Het hof overweegt dat het beroep door de betrokkene in vele zaken aan het hof is voorgelegd en in even zovele zaken verworpen. Nu de betrokkene geacht wordt te weten wat de opvatting van het hof dienaangaande is, vergt het belang van de betrokkene niet meer dat de verwerping van dit beroep opnieuw wordt gemotiveerd. De kantonrechter heeft derhalve terecht dit beroep verworpen. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen. Noodsituatie bij niet-handsfree bellen? Gerechtshof Leeuwarden 7 april 2009 WAHV 200.006.746 De betrokkene erkent tijdens het rijden een mobiele telefoon te hebben vastgehouden, maar beroept zich op een noodsituatie. Haar dochter had op school een astma-aanval gekregen en zij kreeg een telefoontje van haar school om haar met spoed op te halen en haar naar de huisarts te brengen. Onderweg zag zij op haar telefoon dat haar dochter zelf belde en zij heeft toen te telefoon aangenomen, hetgeen zij normaal nooit zou doen. Het hof overweegt dat, in aanmerking nemend dat reeds op grond van het telefoontje van de school het spoedeisend karakter van het bezoek van haar dochter aan de huisarts vast stond, de telefonische oproep van haar dochter daaraan niet kon bijdragen en er om die reden geen noodzaak was om tijdens het rijden die oproep te beantwoorden. Het hof neemt aan dat bij de betrokkene geen rationele afweging ten
grondslag heeft gelegen aan het begaan van de gedraging, maar de emotionele behoefte het door de zieke dochter gezochte contact meteen tot stand te doen brengen zonder de rit naar de school te hoeven onderbreken. Volgt gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden en op de financiële situatie waarin de betrokkene verkeert een sanctiematiging. Tekst: Bureau Verkeershandhaving OM, Willem Hoogendoorn. Voor complete teksten, bel: 0346 - 333310
29
30
INTERNATIONAAL
Internationaal Jurisprudentie Uitleveringen en dubbele strafbaarheid Rechtbank Haarlem, 29 december 2008 (niet gepubliceerd) De rechtbank heeft de uitlevering van opgeëiste persoon aan de VS gedeeltelijk toelaatbaar verklaard. Uitlevering wordt verzocht voor drie feiten die naar Nederlands recht verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid opleveren. Uitlevering wordt eveneens verzocht voor een ander feit, omschreven als “electronic solicitation.” Het betrof hierbij “soliciting sex from an undercover police officer in an internet chat room.” Deze undercover deed zich voor als een vijftienjarig meisje. Ondanks dat de opgeëiste persoon hiervan op de hoogte was gesteld, volhardde hij in zijn verzoek om ‘het meisje’ te ontmoeten. Bij aankomst op de nader afgesproken locatie is de opgeëiste persoon gearresteerd. Het genoemde feit is echter naar Nederlands recht niet strafbaar en uitlevering voor dit feit wordt dan ook ontoelaatbaar verklaard. Hoge Raad, LJN BH9032, 12 mei 2009 Canada heeft uitlevering verzocht van betrokkene voor het feit dat zij in maart 2005 haar dochter heeft meegenomen naar het buitenland zonder dat door een Canadese rechter een beschikking over de voogdij over het kind was afgegeven. De moeder bezat op dat moment de voogdij, de vader had een omgangsregeling. De rechtbank heeft haar uitlevering toelaatbaar verklaard. Ten aanzien van het verdragsvereiste van dubbele strafbaarheid haalt de rechtbank een arrest van de Hoge Raad (HR) (LJN AR8250)
aan waarin de HR heeft geoordeeld dat onder art. 279 Sr ook begrepen wordt het onttrekken van een kind aan het gezag van een ander door zich niet aan een bij rechterlijke beslissing vastgestelde omgangsregeling te houden. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon bij beschikking van de Canadese rechter weliswaar het ouderlijk gezag had gekregen, maar dat die beslissing slechts tot 24 oktober 2005 gold. Het is in Canada een ouder verboden om hangende een procedure over het (definitieve) gezagsrecht samen met het kind het land te verlaten. De opgeëiste persoon heeft cassatie ingesteld. Het middel klaagt dat de dubbele strafbaarheid ontbreekt omdat betrokkene op het moment dat zij Canada verliet de voorlopige ouderlijke macht over het kind toegewezen had gekregen en gerechtigd was om met het kind te reizen. Pas op 24 maart 2005 verkreeg de vader de voogdij en mocht de opgeeiste persoon Canada niet meer verlaten. De HR oordeelt dat er niet kan worden gezegd dat de opgeëiste persoon het kind heeft onttrokken aan het in art.279 Sr bedoelde gezag of opzicht door op of omstreeks 18 maart 2005 (dus voor de toewijzing van de voogdij aan de vader bij beslissing van de Canadese rechter van 24 maart 2005) met het kind Canada te verlaten. De HR verklaart de gevraagde uitlevering ontoelaatbaar aangezien de dubbele strafbaarheid ontbreekt. Rechtbank Haarlem, 13 mei 2009 De rechtbank heeft uitlevering van betrokkene aan de VS ontoelaatbaar verklaard wegens het ontbreken van dubbele strafbaarheid. Uitlevering is verzocht in verband met de tenuitvoerlegging van een resterende vrijheidstraf, én ter fine van strafvervol-
ging in verband met overtreding van de voorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidstelling van de opgeëiste persoon (“supervised release”). Ten aanzien van de resterende tenuitvoerlegging stelt de rechtbank dat deze na de voorwaardelijke invrijheidstelling van de opgeëiste persoon op 2 februari 2007 reeds is uitgezeten. Uit de toepasselijke wettekst blijkt dat een VI pas aan de orde is nadat de opgelegde straf is uitgezeten, en daarom gaat de rechtbank er vanuit dat geen sprake is van een strafrestant. Ten aanzien van de overtreding van de voorwaarden overweegt de rechtbank dat het feit, nl. niet voldoen aan de voorwaarden voor VI danwel vluchten en/of het zich onttrekken aan supervisie van het gevangeniswezen of de reclassering of iets dergelijks, niet is opgenomen in het bilaterale uitleveringsverdrag en geen zelfstandig strafbaar feit naar Nederlands recht oplevert. Uitlevering wordt ontoelaatbaar verklaard. Rechtbank Rotterdam, LJN BI2865, 29 april 2009 Ook bij de WOTS-procedure speelt dubbele strafbaarheid. Hier betreft het een WOTSverzoek vanuit het VK waarbij aan betrokkene een vrijheidsstraf van 12 jaar is opgelegd wegens “conspiracy” met betrekking tot overtreding van de opiumwet. Ter zitting voert de raadsman aan dat de tenuitvoerlegging ontoelaatbaar dient te worden verklaard omdat het bewezenverklaarde naar Nederlands recht niet kwalificeerbaar is en geen strafbaar feit oplevert. De rechtbank overweegt dat zij gebonden is aan de vaststelling van de feiten voor zover deze uitdrukkelijk of impliciet blijken uit het Britse vonnis en stelt vast dat op grond van het vonnis van de Britse rechter
voldoende is komen vast te staan dat de bewezenverklaarde “conspiracy” bij een overeenkomstige inbreuk op de Nederlandse rechtsorde strafbaar gesteld kan worden als deelname aan een criminele organisatie krachtens artikel 140 Sr. De rechtbank leidt uit het Britse vonnis af dat de organisatie een oogmerk had gericht op het plegen van meerdere misdrijven. Rechtbank Rotterdam, 2 juli 2007 (niet gepubliceerd) In tegenstelling tot bovengenoemde zaak oordeelde de rechtbank hier dat er geen sprake was van een oogmerk gericht op het plegen van meerdere misdrijven. Het betreft een WOTS-verzoek waarbij een vrijheidsstraf van 16 jaar was opgelegd wegens “conspiracy to supply drugs” en “being knowingly concerned in the fraudulent evasion of a prohibition on the importation of goods.” De rechtbank overweegt dat de feiten niet kunnen worden aangemerkt als naar Nederlands recht strafbaar gesteld bij art. 11A OW, nu deze bepaling pas na het plegen van het delict in Nederland in werking is getreden. De rechtbank overweegt verder dat de feitomschrijving geen aanwijzingen bevat dat er meer dan één invoer heeft plaatsgevonden. Evenmin is er een aanwijzing dat de organisatie een oogmerk had op het plegen van meerdere misdrijven. Art.140 Sr is daarom ook niet van toepassing. De rechtbank oordeelt vervolgens dat de feiten moeten worden aangemerkt als het medeplegen van het opzettelijk binnen het Nederlandse grondgebied brengen van heroine, strafbaar gesteld bij art. 2A OW. Derhalve is er wel sprake van dubbele strafbaarheid. Nina Janssen AIRS, 070 370 3033
COLUMN
OPPORTUUN · 07 / 2009
Verdacht gesprek In het postkantoor heeft zich voor het loket een kleine rij gevormd. Voor mij staat een sombere man in een grijze regenjas. Hij wacht achter een oudere, geheel in het zwart opgetrokken dame, die in de slag is met de lokettiste, een jonge blonde vrouw die levens- noch arbeidsvreugde uitstraalt. Met een verveelde blik schuift ze een formulier onder het loket door. ‘Even tekenen’, zegt ze op vlakke toon. ‘Afrekenen!?’, roept de vrouw onthutst. ‘Ik heb u net al geld gegeven toch?’ ‘Nee, u moet even uw handtekening zetten’, antwoordt het loket geërgerd. ‘Oh, tekenen. Ik verstond u verkeerd.’ Ze produceert een verontschuldigend lachje. Achter mij schuiven twee jonge mannen aan. Een is licht getint, draagt een strak lichtpaars trainingspak en een honkbalpetje, de ander is geheel in spijkertenue gestoken en heeft een puistig gezicht. ‘Ze hebben me drie dagen op het bureau verhoord. Uiteraard heb ik niks losgelaten. Wel ’n beetje meepraten natuurlijk, maar als het lastig werd beriep ik mij op m’n zwijgplicht’, zegt de man met de pet stoer. ‘Ja, ja, begrijp ik’, reageert zijn puistige maat geïmponeerd. ‘Kijk,’ vervolgt de pet, ‘ze komen wel met argumenten, maar bewijs hebben ze niet. En geen bewijs, geen zaak, zei m’n advocaat.’ ‘En toen?’, vraagt het spijkerpak. ‘Na drie dagen lieten ze me vrij. Ik werd niet eens aan justitie voorgeleid. Kun je nagaan hoe zwak ze tegen me stonden’, pocht de pet verder. ‘Ben je er mooi tussenuit gesprongen’, stelt de puist vast. Hij fluit bewonderend door zijn tanden. ‘Ja, dat wel. Voorlopig hou ik mij gedeisd. Want ze blijven op me loeren. Ze zijn natuurlijk hartstikke gefrustreerd dat ze me hebben moeten laten gaan. Je had dat gezicht van die inspecteur moeten zien toen ik naar huis kon.’ Hij stoot een harde schampere lach uit.
Ik ben zo in beslag genomen door dit gesprek dat ik niet in de gaten heb dat ik inmiddels aan de beurt ben. ‘Menee-heer’, hoor ik luid voor mij. ‘U moet wel opletten hoor’, voegt het loket er bestraffend aan toe. Ik bestel postzegels en enkele briefkaarten. Als de transactie voltooid is doe ik een pas naar links om de aankoop in m’n portefeuille op te bergen. De honkbalpet is nu aan de beurt. Ik bekijk hem van opzij. Zijn niet onvriendelijke gezicht komt mij vaag bekend voor. ‘Wilt u kijken of m’n uitkering al op mijn rekening is bijgeschreven?’, hoor ik hem vragen. Als hij zijn naam noemt kan ik hem ineens plaatsen. Een jaar geleden is hij door het hof tot achttien maanden gevangenisstraf veroordeeld. Hij behoorde tot een bende die zich bezighield met het stelen van dure auto’s. Als ik het postkantoor uitloop overweeg ik de politie te bellen. Wellicht komt wat ik zojuist gehoord heb nog wel van pas. Later besluit ik er toch maar van af te zien. Want ik heb alleen maar argumenten. En géén bewijs. En geen bewijs, geen zaak. Dat had die jongen z’n advocaat ook al gezegd. Marcel van der Horst Advocaat-generaal bij ressortsparket ‘s-Gravenhage
31