/-;
r
NOG EEN ENK KL WOORD OVKK
11 E T
ONTWERP VIS WET TOT WIJZIGING EN AANVULLING VAN
HET BURGERLUK WETBOEK BETREEFENDE HET
HYPOTHBEKEEGT, DOOR
W. J. J. VAN STEENBERGEN.
GEDRUKT
TE
1) K E 1? V E N
ZWOLLE,
J.
1 8 7 0.
m^^-
• ^
J.
BIJ
T T,T L.
NOG EEN ENKEL WOORD OVER
i
IIFT
ONTWERP VAN WET TOT WIJZIGING EN AANVULLING TAN
HET BURGEB,LIJK WETBOEK BETREEFENDE PIET
HYPOTHEEKEECiT, n o OR
i
M'-. J. J. VAN STEENBERGEN.
Gl,DRUKT
II
ZWOLIJ' , BIJ
U K E R V E N J. J
1876.
T IJ L.
De wetenschap geeft niet wat de praktijk het meest behoeft. Het leven vi-aagt brood en ontvangt steenen. Professor MODDERMAN. Praktijk en Theorie iu de Regtswetenschap, pag. 17.
Goedkoop eu duurkoop zijn twee uitersten, daartusschen ligt nog iets anders, immers gaat er geen marktdag voorbij of er wordt een middenprijs bedongen en aangenomen. Laat ons zien of wij voor het onderwerp dat Avij gaan behandelen, niet een middenweg kunnen vinden. Gekkt ons dat, dan zal de wetgevende magt, wanneer zij de lessen der ondervinding niet versmaadt, ons geven wat de praktijk behoeft, dat is goed regt, spoedig regt en goedkoop regt, en de steenen zullen wordeu omgezet tot brood voor het leven.
De Regering heeft aan de Tweede Kamer der StatenGeneraal ingezonden een ontwerp van wet, tot wijziging en aanvulling van sommige artikelen van ons Burgerlijk "Wetboek, die betrekking hebben op het hypotlieekregt. Bij dat ontwerp wordt o. a. voorgesteld om weder in te voeren het Fransche stelsel van doorhaling der hypothecaire inschrijvingen, welk stelsel door de wetgevende magt in 1838 is veroordeeld en verworpen, uit hoofde van de moeijelijkheden en de kostbaarheid Avaartoe dat stelsel aanleiding gaf.
4
De woorden ecliter van het B. W., waarbij de bedoelde doorhaling wordt geregeld, zijn, op eene enkele wijziging na, de letterlijke vertaling van den C N. — die wijziging betrof alleen den vorm der acten van toestemming. De liypotheekbewaarders waren daarmee aanvankelijk eenigzins verlegen, en om hunne verantwoordelijkheid te dekken, bleven zij getrouw aan den letter der wet, waarin zij niets anders zagen dan het fransche stelsel. Zij vroegen bijgevolg bij elke acte van toestemming, die hun ten line van doorhaling werd aangeboden, authentieke stukken, waaruit de bevoegdheid van den toestemmer kon blijken. Het bestuur van de registratie van hetwelk de bewaarders Imnne instruction omtrent de boekhouding ontvangen , was eveneens van gevoelen, dat zij met betrekking tot de doorhaling van inschrijvingen moesten handelen zooals zij altijd gedaan hadden. Het kon niet uitblijven of er moesten ter dier zake vroeg of laat moeijelijkheden ontstaan tusschen de "liypotheekbewaarders en het publiek. Het duurde dan ook geen vier jaren of er werd in Overijssel een proces op touw gezet, waarbij de bewaarder in eersten aanleg triumpheerde, om later èn in appel èn in cassatie te succomberen, en dat proces kostte den bewaarder meer dan twee duizend gulden. De Hooge Raad verklaarde den bewaarder onbevoegd om het bewijs te vragen van de bevoegdheid van den toestemmer in de doorhaling, op grond dat de doorhaling der inschrijving gedaan op toestemming van iemand die daartoe was onbevoegd, de hypotheek n i e t krachteloos maakt, terwijl art. 1^65 B. W. den bewaarder verpligt, om bij het afgeven van getuigschriften casu quo steeds te vermelden, dat er vroeger inschrijvingen op
5
hei aangewezen vastgoed liebben bestaan, die naderband zijn doorgehaald, terwijl hij voor het verzuim van die vermelding, bij het volgende artikel werd verantwoordelijk gesteld De bewaarders kouden zich dus voortaan ontslagen achten van de verantwoordelijkheid voor de deugdelijkheid der door hen gedane doorhaling, wanneer zij slechts letten op het voorschrift der wet omtrent den vorm der acten van toestemming en niet verzuimen om in hunne getuigschriften melding te maken van inschrijvingen, die doorgehaald zijn. De verantwoordelijkheid voor de deugdelijkheid der doorhaling werd bijgevolg overgebragt op dengenen, die gebruik wenscht te maken van het getuigschrift des bewaarders, waarin op doorgehaalde inschrijvingen wordt gewezen. Yoor dat stelsel is wel iets te zeggen, maar de notariëele prakti^jk gaf een geheel andere rigting aan de zaak, hetwelk niets meer en niets minder bewijst dan dat de wet op het notarisambt hoogst gebrekkig is. Het notarisambt is eene instelling van openbare orde, maar wordt door sommigen niet als een ambt, maar als een industrie geëxploiteerd, terwijl elk agent der openbare orde geroepen is om binnen den kring zijner bevoegdheid te waken voor de regten van hen, die de behandeling hunner zaken aan zoodanigen agent opdragen en dezen opmerkzaam te maken op de verpligtingen, die voor hen uit hunne handelingen voortvloeijen. Wanneer alle notarissen dat deden, dan zouden zij . bij het maken van acten van toestemming tot doorhaling van hvpothecaire inschrijvingen, de toestemmers wijzen op hunne verpligting, (ik spreek hier in den geest van het wetsontwerp) tut het leveren van de bewij-
6
zen, dat zij met uitsluitmg van anderen, de eenige bevoegden zijn tot liet geven van hnnne toestemming — de wet op het notarisambt verpligt de notarissen daartoe niet. Die bewijzen van de bevoegdheid der toestemmers in de doorhaling van inschrijvingen zijn in vele gevallen moeijelijk te leveren, en niet zelden zeer kostbaar, waarvan het gevolg zal zijn (indien het bedoelde wetsontwerp tot wet verheven wordt) dat er slechts zelden inschrijvingen zullen worden doorgehaald, hetwelk niet zonder nadeeligen invloed zal wezen op het hypothecair crediet. Vooreerst omdat niemand zal geld leenen op hypotheek , als hij weet dat hij bij het terug ontvangen van zijn geld in de noodzakelijkheid komt om bewijzen te leveren, die moeijelijk te leveren en kostbaar zijn. En in de tweede plaats omdat niemand geld zal leenen zoolang vroegere inschrijvingen niet zi_in doorgehaald. Het onderwerpelijke wetsontwerp laat toe, dat de hypotheekbewaarder alle stukken vraagt waaruit de bevoegdheid der toestemmende personen blijkt. Wanneer nu een debiteur die zijne schuld heeft betaald aan zijnen oorspronkelijken crediteur, bij den hypotheekbewaarder komt met eene acte waarbij de crediteur zelf toestemt in de doorhaling zijner inschrijving, dan vraagt die ambtenaar overlegging van het bewijs, dat de regtstoestand van den ingeschreven en toestemmenden crediteur sedert het nemen zijner inschrijving niet is gewijzigd of opgeheven. De debiteur niet in staat om op die vraag te antwoorden keert onverrigter zake terug, en doet dezelfde vraag aan den crediteur, die op zijne beurt vraagt, of het den hypotheekbewaarder in de hersens mankeert, en gaat zelf bij dien ambtenaar om te vernemen waarom de doorlialing geweigerd wordt.
7
Het antwoord is eenvoudig, omdat niet blijkt dat gi] bij uitsluiting van anderen bevoegd zijt om in de verlangde doorhaling toe te stemmen. Zijt gij weduwnaar ? Ik ben nooit geliuwd geweest, is het antwoord. Het zal u moeijelijk vallen om mij daarvan het negative bewijs te leveren, want gij zoudt bij alle ambtenaren van den burgerlijken stand in ons geheele rijk moeten vragen het bewijs dat uw naam niet als gehuwd in hunne registers voorkomt, ja zelfs zoudt gij geheel Europa en misschien nog wel in andere werelddeelen soortgelijk bewijs moeten zoeken; de wet bepaalt de plaats niet waar de man zijne vrouw moet zoeken. Maar bewaarder dat is toch wat ongerijmd om zoodanig bewijs van mij te verlangen. Dat stem ik u volkomen toe; maar aan wien is de schuld? aan niemand anders dan aan den wetgever, die mij het regt geeft om bewijsstukken te vragen, waaruit uwe bevoegdheid kan blijken. Sta mij toe voor een oogenblik te veronderstellen dat gij een leugenaar zijt, die mij komt zeggen, ik ben ongetrouwd, terwijl gij weduwnaar zijt en uwe vrouw ab intestato is overleden, en dat van de huwelijksgemeenschap die tusschen u beiden bestaan heeft, maar door haar overlijden is ontbonden, nog geen scheiding heeft plaats gehad, dan is uw regtstoestand met betrekking tot de schuldvordering, waarvan gij verlangt dat ik de inschrijving op uwe toestemming daartoe, doorhale, niet meer dezelfde die zij was bij het leven van uwe echtgenoote; aw toestand is door haar overlijden gewijzigd, tot hare nalatenschap behoort de helft van de schuldvordering (ik neem aan dat gij in gemeenschap van goederen gehuwd waart.)
8
Gij alleen zijl, dus niet bevoegd liet gelieel bedrag di3arvan van den debiteur te vorderen, maar ook de erfgenamen uwer overleden vrouw. Wanneer nu de debiteur de helft van hetgeen hij u betaalde, niet aan die erfgenamen kan of wil betalen en gij hen daarvoor niet kant schadeloos stellen, dan komen die erfgenamen dat van mij vragen, omdat ik buiten hunne toestemming de inschrijving doorhaalde, die hun regt zoowel als het uwe verzekerde. Ik dien dus te weten of uw vrouw ouder- en kinderloos is overleden en u tot haren erfgenaam heeft gemaakt en zoo niet, of de onderwerpelijke schuldvordering bij scheiding der huwelijksgemeenschap aan u voor het geheel is toebedeeld. ]k ga nog verder en veronderstel dat gij zijt een verkwister, die uit dien hoofde is gesteld onder curatele, of dat gij koopman zijnde, zijt verklaard in staat van faillissement, of dat gij, geen koopman zijnde, in staat van kennelijk onvermogen zijt verklaard, maar dat gij in een van die toestanden verkeerende, een of meer hypotheken heimelijk hebt achtergehouden, met oogmerk om de daaraan verbonden schuldvorderingen in te vorderen , en dat uwe debiteuren, onkundig van uwen magteloozen regtstoestand, gehoor geven aan uw verlangen, mits de hypothecaire inschrijvingen met uwe toestemming worden doorgehaald, waaraan gij gereedelijk voldoet en ik die formaliteit verrigt, dan zal later uw curator, zoodra hij uw bedrog ontdekt, mij kunnen aanspreken om de schade te vergoeden , die door de schuldeischers die hij vertegenwoordigt, werd geleden door mijne handeling, op grond dat ik de inschrijvingen doorhaalde op toestemming van iemand, die totaal onbevoegd was eenige regtshandeling te plegen, (ik ga uit van de veronderstelling dat de debiteur het vastgoed dat ver-
9
bonden was, heeft verkocht en van hem zelf niets te verhalen is). Gij gevoelt nu wel, dat ik mijne verantwoordelijkheid daaraan niet wil blootstellen en blijf dus van u verlangen mij de bewijzen te leveren, dat uw regtstoestand nog dezelfde is, als die was op het oogenblik dat uwe inschrijving werd genomen. a rimpossible nul n'est tenu, zegt gij en dat stem ik u toe, 'maar waarmede zal de bewaarder zijne verantwoordelijkheid dekken, voor het geval dat de leugenaar werkelijk gelogen heeft, of in een van de toestanden verkeert die ik hier boven beschreef. Wanneer gij mij de verlangde bewijzen uwer bevoegdheid niet kunt leveren en uw belang vordert dat deinschrijving worde doorgehaald, dan zal de regter tusschen ons moeten beslissen en zal dus dat vroeger reeds veroordeelde stelsel, wanneer het weer wordt ingevoerd, aanleiding geven tot een proces, dat u of mij een paar duizend gulden kan kosten. Tot hiertoe behandelde ik dit onderwerp alleen met het oog op de toestemming van den ingeschreven schuldeischer zelve. Ik zal u nog drie of vier cathegoriën van toestemmers noemen, die zich veel moeite znllen moeten geven en kosten maken om de bewiizen hunner uitsluitende bevoegdheid te leveren. De gemagtigde van den schuld eischer zal moeten beginnen met eene authentieke volmagt over te leggen, waarbij hij gemagtigd wordt om toe te stemmen in de doorhaling der inschrijving, die ten behoeve van zijnen lastgever is genomen. Hij zal daarbi] tegelijkertijd moeten overleggen het negatieve bewijs dat de regtstoestand van zijn lastgever nog dezelfde is als zij was, toen de inschrijving genomen is, dat wil zeggen dat hij niet verkeert -in een
10
of anderen toestand, dien ik liiervoren reeds beschreef. De cessionaris zal hetzelfde negatieve bewijs bij /yijne authentieke acte van cessie moeten overleggen voor het geval de cessie niet reeds in de registers is aangeteekend. Mogt de acte van cessie in onderhandschen vorm zijn opgemaakt, dan zal zij door den cedent en den cessionaris onder de minuten moeten worden gedeponeerd van een Notaris, die daarvan zal opmaken eene acte van in bewaargeving, waarvan en van de acte van cessie afschriften zullen moeten worden overgelegd. Ten aanzien van den cessionaris zal ook moeten blijken dat ook zijn regtstoestand sedert het verlijden der acte van cessie niet is gewijzigd of opgeheven. ])e voogd die toestemt in de doorhaling van inschrijving die ten behoeve van zijne pupillen bestaat, zal bij zijne acte van aanstelling moeten overleggen de geboorteacte van die pupillen, ten bewijze dat geen hunner nog meerderjarig is, in welk laatste geval de voogd niet bevoegd is om zonder medewerking der meerderjarig geworden pupillen toe te stemmen in de geheele doorhaling der inschrijvingErfgenamen of legatarissen z allen moeten overleggen dood-attesten , testamenten, scheidingen; zijn deze laatste opgemaakt in onderhandschen vorm, dan zullen zij moeten worden gedeponeerd bij een notaris; afschriften van de acten van depot en van de scheiding zullen moeten worden overgelegd. De leden van Vennootschappen; De directeuren van Maatschappijen van Grondcrediet of van Hypotheekverzekering; De directeuren van Crediet-vereenigingen en van Hypotheekbanken, zullen hunne contracten van Vennootschap en de statuten der Maatschappijen, Yereenigingen
11
*
en Hypotheekbanken moeten overleggen en liet negatieve bewijs leveren dat zij niet insolvent verklaard zijn en nog niet zijn ontbonden. En dat alles moet blijken nit antlientieke stukken, om den bewaarder de overtuiging te geven dat de toestemmende personen zijn bevoegd om in de doorhaling toe te stemmen. De regenten van Godshuizen, kerkvoogden, armbestuurders en andere zedelijke ligchamen zullen allen hunne bevoegdheid tot het geven van toestemming in de doorhaling van inschrijvingen door 'authentieke stukken moeten bewijzen. De acten of besluiten van benoeming van hen die toestemmen namens die of soortgelijke zedelijke ligchamen, zullen moeten worden overgelegd, alsmede de reglementen waarbij zij in hunne kwaliteit worden gemagtigd om toestemming te geven tot doorhaling van inschrijvingen. Ik vermoed dat men mij zal toevoegen: gij veronderstelt kwade trouw, maar gij weet even goed als wij, dat zij moet bewezen worden, met haar te veronderstellen komt men niet tot het doel bij den regter. Ik denk niet aan kwade trouw en veronderstel haar dus ook niet, ik redeneer eenvoudig uit de wet, die zegt dat hij die toestemt in de doorhaling van hypothecaire inschrijvingen moet zijn //bevoegde belanghebbende", verder zegt zij in het ontwerp //dat de bewaarder verantwoordelijk is voor de deugdelijkheid der doorhaling, en om die verantwoordelijkheid te dekken geeft het wetsontwerp den bewaarder het fegt om al zoodanige stukken te vorderen, waaruit de bevoegdheid kan blijken van dengenen die toestemt in de doorhaling. Wanneer ik die leer toepas op de mogelijke toestanden die ik hierboven beschreef, zou men dan meenen goed, snel en goedkoop regt te verkrijgen.
12 Zeer zeker niet, en het M^as juist daarom dat de wetgever van 1838 het stelsel dat men bij het onderhavige wetsontM'erp weer ^vil in • het leven roepen, verwierp. t)e memorie van toelichting zegt dat het tegenwoordig stelsel het hypothecair crediet ondermijnt, — ik spreek het niet tegen, maar ik beweer dat die mijn nog dieper zal worden gegraven Avanneer het onderhavige ontwerp tot wet wordt verheven. Indien dat dan alles waar is wat gij zegt (zoo vraagt, men) Avat zoudt gij dan meenen dat gedaan moet worden om het doel van het AA^etsontAA^erp te bereiken? Dat doel toch is geen ander dan om regtszekerheid te verschaffen aan verkrijgers van onroerende zaken en aan hypothecaire geldschieters. Het antwoord is eenvoudig. Belast de notarissen met de verantwoordelijkheid voor de bevoegdheid der personen, die in hunne acten toestemmen in de doorhaling van hypothecaire inschrijvingen. En AAdlt gij dat ik die uitspraak motivere, dan begin ik met den notaris en den liypotheekbeAvaarder naast elkander te plaatsen en vervolgens deze vraag te beantwoorden ; wat doet de een, Avat doet de ander. De notaris spreekt met zijne cliënten en onderzoekt de stukken die zij hem ter hand stellen; daaruit en uit het gevoerde gesprek verneemt hij dat er kwestie is van het doen doorhalen van inschrijvingen. De notaris, de man van de vrijwillige jurisdictie, toegerust met de noodige regtskennis, mag niet onkundig zijn van het einddoel der verlangde doorhaling, namelijk regtszekerheid voor verkrijgers en geldschieters; hij Aveet uit de wet dat de toestemmer ixi de doorhaling moet zijn bevoegd tot het geven van zoodanige toestemming, hij AA^eet ook dat iemands regtstoestand afhankelijk is van omstandig-
13
lieden, die invloed kunnen hebben op des toestemmers bevoegdheid. Yoor dat hij dus aan het werk gaat om te constateren dat de voor hem verschiinende persoon toestemt in de verlangde doorhaling, zal hij zich dienen te verzekeren dat de comparant werkelijk en met uitsluiting van alle anderen bevoegd is om zijne toestemming te geven, want is hij niet bevoegd, dan zou de acte die van die toestemming wierd opgemaakt, doelloos en de kosten daarvan te vergeefs gemaakt zijn. En wat doet de hypotheekbewaarder? Hij constateert blootelijk dat hem zijn aangeboden contracten ter overschrijving, of borderellen ter inschrijving, of acten van consent tot royement. Ten aanzien van de contracten en borderellen, bekreunt hij zich niet over den vorm noch over de regtsgeldigheid van derzelver inhoud, alleen heeft hij volgens het tegenwoordig B. W. naar aanleiding van het arrest van den Hoogen Eaad, waarvan ik hier boven sprak, te letten op den vorm der acte van consent, hij verrigt de formaliteit die verlangd wordt en geeft daarvan het bewijs, maar laat de beoordeeling van de regtsgeldigheid van de ingeleverde stukken en der daarin beschreven handelingen voor rekening van belanghebbenden. Yolgens het onderhavige wetsontwerp zal de bewaarder, die een consent tot royement ontvangt, hetzelfde doen, wanneer hem daarbij de vereischte authentieke stukken worden ter hand gesteld. Ziedaar het verschil aangewezen tusschen den werkkring van den notaris en dien van den hypotheekbewaarder, de een is meer actief, de ander meer passief. Wie van de beiden nu zou men denken dat het best in de gelegenheid is om zich te overtuigen dat iemand
14
die toestemt in de doorhaling van Iiypothecaire inschrijvingen , bevoegd is o'n die toestemming te verkenen ? Zou dat nog twijfelachtig zijn ? Immers neen. Plet is de notaris, die verantwoordelijk moet worden gesteld voor de bevoegdheid van hem die toestemt, evenzeer als hij verantwoordelijk is voor de identiteit van den persoon die voor hem verschijnt en voor de bevoegdheid zoowel van de attesterende als van de instmmentaire getuigen, die bij het verlijden van acten tegenwoordig zijn. Ik weet wel dat in het algemeen de notarissen daartegen zullen protesteren, maar leg hunne argumenten in de schaal tegenover de mijne, dan vertrouw ik dat men ze te ligt zal bevinden. En waarom wil men dan nu dat de hypotheekbewaarder die verantwoordelijkheid op zich neme? Is liet omdat hij een aanzienlijk hoogen borgtogt gesteld lieeft. De wet van a5 Yentoze XP jaar op het Notariaat, onderwierp de notarissen insgelijks aan het stellen van borgtogt en stelde hen vrij van patentregt. Waarom? Omdat het Notariaat even als de Hypotheekbewaring is eene instelling van openbare orde, eene staatsinstelling, die bij eene organieke wet wordt geregeld. Dat verloor men uit het oog bij het Souverein besluit van 37 Julij 1814, no. 46 (Staatsbl. no. 88) waarbij de notarissen werden ontheven van de verpligting om borg te stellen en men onderwierp hen aan het patentregt, volgens de wet van 1805. Dat Souverein besluit was in strijd met de vaak groote belangen van het publiek, en bij de wet van 184£ op liet Notariaat volgde men dat zelfde spoor. De Staatscommissie ingesteld bij Koninklijk besluit van 9 Pebruarij 1867 no 58, belast met de herzie-
15
ning der wetgeving op de eigendomsoverdragt van onroerende goederen, liet Hypotheekstelsel en het Notariaat, stelde in art. 18 van haar ontwerp van wet op het Notarisambt voor, om die ambtenaren weder tot het stellen van borgtogt te verpligten en gaf daarvoor op bl. 342 van haar verslag hare motieven op, die mij echter voorkomen niet alles te zeggen, wat er van te zeggen is. De hypotheekbewaarder stelt geen borgtogt om aan het publiek de zekerheid te geven dat de partijen die hem stukken ter behandeling geven, handelingen pleegden die regtsgeldig zijn, maar om zekerheid te geven dat de formaliteiten die hij te verrigten heeft, met juistheid zijn verrigt, opdat, wanneer daaraan iets mogt ontbreken en daardoor schade mogt worden geleden, men die schade op dien borgtogt zou kunnen verhalen. Ziedaar het hoofdzakelijk standpunt van den hypotheekbewaarder' tegenover het publiek, en het positief en negatieve stelsel in het eigendoms- en hypotheekregt aangewezen. Het positieve moet steunen op de verantwoordelijkheid van den notaris, het negatieve op die van den hypotheekbewaarder. De notaris is de vrijwillige regter over de regtsgeldigheidheid van de handelingen die men door hem wil beschreven hebben; hij beoordeelt de betrekking die er bestaat tusschen den persoon, die voor hem verschijnt en de zaak die hem wordt voorgedragen. Hapert daar iets aan, dan moet hij weten wat er gedaan moet worden om het ontbrekende aan te vullen, zijne beoordeeling geeft hem de overtuiging of de comparant bevoegd is of niet om te doen wat hij verlangt beschreven te hebben , en die beoordeeling moet hij voor zijne rekening nemen , wanneer hij ze bij eene authentieke acte constateert.
16 De liypotheekbewaarder is alleen geroepen om de formaliteit te verrigten die de wet voorschrijft om regtskraclit te geven aan de handelingen die in de in- of overgeschreven of aangeteekende stukken zijn geconstateerd. Heeft hij die formaliteiten verzuimd of verkeerd verrigt, dan is hij daarvoor aansprakelijk jegens dengenen die daardoor schade mogt hebben geleden. De grootste fout die men ten aanzien van het hypotheekwezen heeft begaan, is dié, waarbij men aan de hypotheekbewaring een fiscaal element heeft verbonden, daardoor is het denkbeeld ontstaan dat een hypotheekkantoor is een landskantoor. Dat fiscale element moet er af, dan zal de instelling zuiver staatsregterlijk zijn. Men belaste de ontvangers der registratie met de levering aan den bewaarder op zijne aanvrage tegen contante betaling of op crediet, van de zegels en gezegelde registers, die zij van het departement van financiën ontvangen , men geve hun de perceptie van de in- en overschrijvingsregten; men belaste de ontvangers der directe belastingen met het snellen van den tweeden stempel voor het buitengewoon zegel. Men onderwerpe de bewaarders even als de notarissen aan het toezicht van de inspecteurs der registratie. De Hypotheekbewaring en het liTotariaat zijn beide staatsinstellingen, voortvloeijende uit liet burgerlijk regt en behooren dus beide te staan onder het oppertoezigt van het departement van Justitie. ZnwUe, April l,S7f5.