‘Doe mij ook zo’n huis!’ interview door Han van de Wiel
Ed Nijpels
Joost Nelis
Erwin van Laethem
Borgingscommissie SER Energieakkoord
BAM woningbouw
Essent
38
D E S TA A T V A N H E T K L I M A A T 2 0 1 4
De bouwsector speelt een belangrijke rol bij het slagen van het Energieakkoord. Bestaande woningen worden de komende jaren aanzienlijk energiezuiniger, nieuwe woningen op termijn zelfs energieneutraal. BAM Woningbouw heeft een concept dat ook bestaande sociale huursectorwoningen in een klap energieneutraal maakt. ‘Duvelstoejager’ Ed Nijpels, voorzitter van de Borgingscommissie van het Energieakkoord, spitst de oren. ‘Dit is de ideale wereld van Adam en Eva’.
Vorig jaar september sloten rond de vijftig partijen (werkgevers, vakbonden en maatschappelijke organisaties) het Energieakkoord. Dat plan bevat ambitieuze doelstellingen over energiebesparing, hernieuwbare energie, het sluiten van kolen centrales. Maar het belangrijkste is misschien nog wel dat het akkoord een einde maakt aan het “zwabberende en inconsistente energiebeleid van de afgelopen jaren”, zegt Ed Nijpels. Nijpels, voormalig politicus, minister, burgemeester en Commissaris van de Koningin, is de voorzitter van de zogeheten Borgingscommissie, die erop moet toezien dat de 175 afspraken en maatregelen uit het akkoord worden uitgevoerd. Nijpels: “Ik ben een soort bewaker, aanjager, bemiddelaar, duvelstoejager en regisseur. En soms een hardvochtig mens.” Joost Nelis is directeur BAM Woningbouw. De woningbouw is een van de belangrijkste sectoren in het Energieakkoord. De gebouwde omgeving neemt meer dan dertig procent van het energieverbruik voor haar rekening. Een van de ambities uit het Energieakkoord is dat in 2050 de gebouwde omgeving energieneutraal is. Nelis: “Je moet uitlokken dat partijen het anders gaan doen, met radicale stappen.”
Het Energieakkoord is negen maanden oud. Wanneer gaan we er iets van merken?
‘DOE MIJ OOK ZO’N HUIS!’
Nijpels: “Het ligt voor de hand dat de burger daar weinig van merkt. Het succes van het Energieakkoord in de gebouwde omgeving hangt in belangrijke mate af van wat er gebeurt tussen de heilige drie-eenheid van installateurs, bouwers en gemeenten. En dát moeten burgers wel gaan merken. Ze kunnen tegen een zachte rente geld lenen uit het Energie besparingsfonds. Er zijn honderden miljoenen euro beschikbaar voor de sociale huursector. Gemeenten krijgen geld om informatie loketten te openen. De instrumenten staan dus klaar. Het ingewikkelde aan deze sector is dat het gaat om duizenden bedrijven en 403 gemeenten. Die moeten samenwerken en de mensen ontzorgen: niet wachten tot iemand naar je toekomt, maar op de burgers afstappen.” Nelis: “Wij hebben dat vorig jaar in de gemeente Westland gedaan, samen met de gemeente, de Rabobank en een architect. Het leverde veel reuring op, maar weinig resultaat. Bewoners zijn nog voorzichtig met het aangaan van financiële verplichtingen voor de lange termijn. Dat is niet raar, want je kunt een bewoner niet verleiden met alleen een hoger energielabel, dan koopt hij liever een nieuwe keuken. Een bewoner wil comfortabel en betaalbaar wonen, dáár moet je hem mee verleiden.”
Wat doet de bouwsector om die houding te veranderen? Nelis: “Dat vinden we lastig. Bouwers willen mensen overtuigen op basis van tekeningen en berekeningen. Dat werkt niet. We hebben iets nieuws bedacht: bij corporatiewoningen laten we ze beleven hoe een ultiem gerenoveerde woning is. Met een voorzetgevel, nieuw dak, nieuwe badkamer, keuken en toilet en met nul op de energiemeter. We nodigen de mensen uit om te komen ervaren hoe het is, bij voorkeur in de winter. Ze voelen dat ze geen koude voeten krijgen, dat het niet tocht in de slaapkamer. Dan zeggen ze: ‘doe mij ook zo’n huis. Wat kost me dat?’ Per saldo niets, want de woonlasten blijven gelijk. Dan creëer je een heel andere situatie.” 39
Een woningcorporatie mag pas op grotere schaal renoveren als minimaal zeventig procent van de huurders daarmee instemt. Veel corporaties hebben moeite die norm te halen. “Met de BAM-aanpak bestaat dat probleem niet”, zegt Nelis. “We gaan op volgorde van binnenkomst aan de slag. Wie zich laat meldt, moet wellicht een paar jaar wachten. Daarmee is het geteut van onderhandelingen in een keer over. De corporaties hoeven ons geen voorbereidings- en engineeringskosten te betalen als wij die zeventig procent niet halen. Dit zijn gewilde woonproducten.” BAM renoveert een woning in tien dagen, de bewoners hoeven niet tijdelijk te verkassen. “Maar ze zitten wel even echt in de rotzooi”, zegt Nelis. Nijpels is aangenaam verrast door de BAMaanpak. “Het lijkt me interessant om Joost Nelis binnenkort bij de Borgingscommissie uit te nodigen voor een presentatie. Dit is een prachtig project daarvoor.” Met lichte ironie: “Dit is de ideale wereld, zoals Adam en Eva die hadden willen hebben.”
Nul-op-de-metergarantie Tijdens het gesprek kruipt Nijpels meer en meer in de rol van vragensteller. “Gaan bewoners na die investering meer huur betalen?” wil hij weten. Nelis: “Nee. We vragen ze hun energielasten niet meer aan het energiebedrijf te betalen maar aan de corporatie. De corporatie kan op basis van die kasstroom een lening aangaan, en met die investeringsstroom laat je bouwers gegarandeerde producten leveren, met een ‘nul-op-de-metergarantie’. Gas heb je niet meer nodig.” Nijpels: “Dus de energieleverancier wordt betaald door de woningbouwcorporatie?” Nelis: “De energieleverancier krijgt zijn vastrecht betaald. Maar de woningen die wij renoveren leveren meer op aan energie dan ze kosten. 40
Op de meter komt nul te staan, idealiter zelfs een negatief bedrag: als een bewoner heel slim omgaat met zijn woning kan hij geld overhouden.” Met deze complexgewijze aanpak willen vier bouwbedrijven (VolkerWessels, Ballast Nedam, Dura Vermeer en BAM) en zes woningcorporaties de komende tweeënhalfjaar elfduizend woningen uit de jaren zestig en zeventig renoveren. Ongeveer 40 procent van alle bestaande woningen is toen gebouwd. Die moeten allemaal worden aangepakt. Nelis: “Met dit project willen we laten zien dat het werkt. En we denken zoveel kennis en ervaring op te doen, dat we daarna de slag kunnen maken naar de particuliere markt van 4,2 miljoen woningbezitters.”
Is de bouwsector klaar voor deze ambitieuze stappen? Nelis: “Deels. Het mooie van het Energieakkoord is dat het omschrijft waar we naartoe willen. Onze mensen, ook de technici, vinden het prettig om vanuit dat perspectief te kijken naar vandaag. Dat is een nieuwe manier van kijken in de bouwwereld, waarin veel mensen met de kennis uit het verleden naar de toekomst kijken, en geen flauw idee hebben hoe ze hiermee aan de gang moeten gaan. Waarom zou een bouwer een prestatiegarantie geven terwijl hij dat nooit heeft gedaan?”
Wat moet er nog gebeuren om de neuzen dezelfde kant op te krijgen? Nelis: “Sommige partijen lukt dat niet. Bij ons werken hier acht man continu en projectongebonden aan. Dat kost veel geld. Sommige partijen hebben het vermogen conceptueel, in systemen te kunnen denken, en goede mensen daarvoor vrij te maken. Andere kunnen ervoor kiezen leverancier van onderdelen van het systeem te worden. Weer andere partijen moeten zich specialiseren op de particuliere markt, die behoefte heeft aan maatoplossingen die iets meer mogen kosten. D E S TA A T V A N H E T K L I M A A T 2 0 1 4
Er is voor ieder wat wils. Als de bouw dat beseft, dan kan het.”
honderdduizend per jaar renoveren. Maar ik verwacht dat er véél meer van dit soort initiatieven komen, niet alleen van ons.”
Salderen
Nijpels: “Waarom vent Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven, dit verhaal niet uit?”
Er komt een Nationale Investeringsinstelling, NII, die Nederlandse investeringsprojecten geschikt gaat maken als belegging voor pensioenfondsen en verzekeraars. Stel nou, zegt Nijpels, dat BAM voorstelt alle woningen in de sociale sector aan te passen en te financieren met geld uit het nieuwe NII. Is dat een goed idee? Nelis: “Dat is heel wel mogelijk. De belangrijkste belemmering voor institutionele beleggers is de onzekerheid dat de overheid op termijn het beleid verandert. Wij hebben met institutionele beleggers gepraat die meteen in zouden stappen als ze zeker wisten dat de overheid het verdienmodel op termijn niet om zeep zou helpen. Als de overheid het salderen (het verrekenen van de zelf geproduceerde en verbruikte elektriciteit; red.) blokkeert, wordt de business case slechter.” Nijpels: “Hoelang moet de saldering worden gegarandeerd?” Nelis: “Tien, vijftien jaar. We moeten de institutionele beleggers ervan kunnen overtuigen dat wij binnen die tijd een betaalbare oplossing hebben, ook zonder saldering.” Met de miljoenen van het NII “kun je echt meters maken”, zegt Nelis. “In de jaren zestig en zeventig zijn 150 duizend woningen per jaar gebouwd. Die moeten allemaal gerenoveerd worden. In totaal gaat het om anderhalf miljoen corporatiewoningen.” Nijpels: “Stel, je krijgt die opdracht, hoeveel jaar zou je bezig zijn met die anderhalf miljoen woningen?” Nelis: “Als we ons best doen, dus de vier bouwbedrijven samen, kunnen we er maximaal ‘DOE MIJ OOK ZO’N HUIS!’
Nelis: “Dat doen ze wel, maar ze zitten een beetje klem. Sommige bouwers zien dit als een bedreiging voor hun business.”
Wat is bedreigend? Nelis: “Dat ze denken: dit kunnen we niet, laten we lekker klusjes blijven doen voor de corporaties.”
Had BAM voor deze aanpak het Energieakkoord nodig? Nelis: “Nee, maar het helpt wel. Wat helpt is de visie, de perceptie dat dit een gigantische transitie is. Het Energieakkoord stimuleert ons andere stakeholders op te zoeken. Een van de grootste plussen is dat de verzuiling is doorbroken, dat al die partijen samen aan tafel zaten. Bij ons heeft dat er bijvoorbeeld toe geleid dat we samen met de netbeheerders een slimme energieaansluiting gaan maken. Dan hebben we de slimme meters niet meer nodig. We gaan ervoor zorgen dat bewoners hun energie in de woning en in de buurt kunnen bufferen in bijvoorbeeld accu’s. Daarmee kunnen we de piek in de vraag opvangen. Er blijft nog een heel dun linkje naar het fossiele net, om de buffers aan te vullen. De netwerkkosten kunnen dus sterk omlaag, want een bewoner kan niet meer uit het net trekken dan dat hele kleine beetje.” Nijpels, tevreden: “Het Energieakkoord gaat dus voor deze dynamiek zorgen. Het wordt in de praktijk uitgevoerd, dat kun je niet bedenken aan een onderhandelingstafel.”
U wordt hier blij van?
41
Nijpels: “Ja, dit beogen we met het Energieakkoord. Je wilt maatschappelijke dynamiek krijgen. Die kun je niet dicteren of planmatig regelen, het is afhankelijk van organisaties en mensen.”
Labelstappen
Ziet u die dynamiek ook in andere sectoren?
Nelis: “Ik ben bang dat labelstappen partijen de gelegenheid geven te blijven doen wat ze al deden. Dat ze naar de letter van het Energieakkoord gaan werken, niet naar de geest. Dat zag je ook met de aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt (EPC), een index die de energetische efficiëntie van nieuwbouw aangeeft: veel bouwers installeerden het goedkoopst mogelijke bodempompje in huizen, in plaats van het beter isoleren van de woning. Op papier leidde dat tot een verbetering van de EPC, maar in het verbruik niet. In het Energieakkoord worden niet alleen die kleine stappen omschreven maar ook de grote, zoals de energie-nulwoning. Het is en-en. Wij kunnen hiermee uit de voeten.”
Nijpels. “Ja. De energiemarkt is sterk in beweging. Door decentrale opwekking wordt het traditionele beeld van de opwekker en de leverancier volledig onderuit gehaald. Het beste voorbeeld is Google, dat een thermostatenfabriek heeft opgekocht voor 2,3 miljard euro omdat ze zich gaan richten op energiediensten. Door decentralisatie komt de macht bij de burger te liggen, dat is de grote omwenteling die eraan komt. Dat gaat veel sneller dan je verwacht.”
Het Energieakkoord zet sterk in op labelstappen. Hoe verhouden die zich tot de BAM-aanpak?
Wind op land: knopen doorhakken Het Energieakkoord zet zwaar in op wind op land: er komen tot 2020 circa 1000 windmolens op land extra, samen goed voor 6000 MW. Tot nu toe is wind op een land een moeizaam verhaal: bijna overal verzetten bewoners zich, meestal met succes. “Wind op land gaat steeds over draagvlak”, zegt Nijpels. “Daar word ik wel eens een beetje moe van, omdat draagvlak vaak een vluchtheuvel is voor bestuurders met te weinig ruggengraat. Bij wind op land zal nooit iedereen staan te juichen, bestuurders moeten dus knopen doorhakken. Bewoners moeten wel kunnen participeren, dat is ook afgesproken in het Energieakkoord. Bewoners moeten iets terugkrijgen. Er is ook een gedragscode voor bouwers en exploitanten hoe ze met bewoners moeten omgaan.”
Toch zie je weer dat wind op land top-down wordt ingevoerd. Provincies bedenken een getal per regio en participatie komt achteraan. Moet je dat niet omdraaien? Nijpels. “Daar is geen tijd meer voor. Besturen is dikwijls het toevoegen van leed. Dat lef moet je hebben. Eind dit jaar moet alles voor wind op zee en land in wetgeving zijn vastgelegd. Dat gaat ook gebeuren. Maar iedere investeerder die bewoners willen laten meedoen heeft mijn zegen.”
42
D E S TA A T V A N H E T K L I M A A T 2 0 1 4
Energiebedrijf op weg naar een ander verdienmodel “Wat in het verleden werkte zal in de toekomst niet meer werken.” Erwin van Laethem, CEO van energiebedrijf Essent, windt er geen doekjes om. “Het historische verdienmodel van energiebedrijven gaat sowieso onderuit. De marges op elektriciteit en gas staan onder druk, klanten verbruiken minder energie, en dat blijft zo. Wij moeten ons aanpassen aan de markt door ook producten en diensten te leveren die op het eerste oog niets te maken hebben met gas en elektriciteit, wél met energie. In 2020 wil Essent 30 procent van zijn inkomsten halen uit niet-gas en nietelektriciteit.”
De energiemarkt verandert razendsnel. Energiebesparing is dankzij het Energieakkoord weer ‘hot’. Lokale energiecoöperaties schieten als paddenstoelen uit de grond en demonstreren de wil van burgers om het heft in eigen handen nemen. Wat betekent dat voor een bedrijf als Essent? Volgens Van Laethem verstaat Essent deze tekenen des tijds. “Wij bieden nieuwe diensten aan, zoals de e-thermostaat. Die registreert of er bewoners thuis zijn en past de temperatuur daaraan aan. De klant neemt daardoor weliswaar minder energie af, maar blijft langer bij ons.” Essent wil klanten inzicht geven in en controle over hun energieverbruik. Het is betrokken bij demonstratieprojecten als PowerMatching City in Groningen, om het gedrag van klanten beter te begrijpen, zodat energievraag en -aanbod slimmer aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Laat de klant bijvoorbeeld zijn wasmachine een wasje draaien als het aanbod van groene stroom groot is, of kan dat hem eigenlijk niet zo veel schelen? Een wezenlijke vraag nu stroom steeds vaker twee kanten uit kan. Die kennis moet leiden tot nieuwe energiebesparende producten en diensten, waarbij grote investeringen worden betaald via de energierekening. “Dat gaat in ‘DOE MIJ OOK ZO’N HUIS!’
een soort leaseconstructie. De klant hoeft geen investering te doen, maar merkt dat zijn energierekening daalt.” Of de klant daarbij kiest voor honderd procent elektriciteit of een mix van stroom en gas, maakt Essent niet uit. “Wij geloven dat hij de keuze moet houden. We hopen de elektriciteit verder te vergroenen, onder meer via de decentrale opwekking van burgers in energiecoöperaties.” Van Laethem vindt het ‘noodzakelijk’ om die lokaal opgewekte energie te integreren met die van Essent. “Wij moeten ons businessmodel veranderen op basis van partnerschappen. Dat kan bijvoorbeeld door samenwerking met energiecoöperaties, waarbij we hun producten en diensten aanbieden die toegang geven tot de markt. Dat gaat over vraagstukken als de piekvraag of de afzet van energie als je te veel produceert: doe je dat in de buurt of op het net?” Niet verwonderlijk dat Van Laethem positief is over het Energieakkoord. “Wij pleiten al langer voor een sectoroverstijgend akkoord, omdat wij een stabiel investeringsklimaat en een stabiel regelgevend kader belangrijk vinden, over een regeerperiode heen.” Dat het werkt, blijkt volgens Van Laethem uit het windpark Zuidwester, in de Noordoostpolder, waarvoor recent de eerste spade de grond in is gegaan. Er komen 12 grote turbines, met ieder een vermogen van 7,5 MW. “De duidelijkheid die het Energieakkoord biedt heeft ervoor gezorgd dat het windpark er nu komt. Het werd tijd dat die duidelijkheid er kwam, want het is twee voor twaalf wat betreft windenergie. We moeten haast maken willen we de doelstelling halen: de doorlooptijd voor vergunningen en realisatie is gemiddeld zeven jaar.” Dat het draagvlak voor wind op land gering is, beseft hij. “Daarom proberen we de bevolking er zo veel mogelijk bij te betrekken, zodat het ‘hun’ windmolen wordt. Dan is een molen plots een ander gevoel, leert de ervaring in Duitsland, en worden projecten een stuk gemakkelijker realiseerbaar.”
43