hond
Dit boekwerkje is een samenvoegsel van Wegboek 3: de leeuwen worden gevoerd
en Wegboek 4: een paraplu is altijd makkelijk
uit de methode Leeslijn
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
verkleiningsuitgangen 2-lettergrepige woorden 1 2-lettergrepige woorden 2 2-lettergrepige woorden 3 3 of 4 eind medeklinkers samengestelde woorden lange middenklank lange middenklank eer oor eur lange eindklank 2-lettergrepige woorden met i - ie woorden met ge- be- ver–ig -lijk en onbeklemtoonde klinker -erd - end en de weglatings ‘s 3-lettergrepige woorden 1 3-lettergrepige woorden 2 3-lettergrepige woorden 2
1 verkleiningsuitgangen huisje pakje doosje lapje
broekje dorpje kaarsje lampje
kerkje plantje strikje groepjes
bosje zakje doekje spuitje
grapje vliegje groepje stokje
boortje broertje boompje leeuwtje
blaadje vriendje rupsje nichtje
speldje standje bankje schelpjes
vuurtje zuurtje hondje laatje
Het rupsje Op het bankje zit een meisje. Ze gooit steentje in een plas. Één steentje raakt een plantje. Op het plantje zit een rupsje. Het rupsje eet een blaadje en het rupsje valt op de grond. Boos kruipt het rupsje weg.
2 tweelettergrepige woorden 1 kasten bergen fietsen golven
jurken mensen linten handen
glanzen zwarte kranten schurken
kaarten feesten laarzen mutsen
dorpen paarse rupsen wespen
klanten schelpen scherven stompen
wolken kisten wonden balken
lampen munten kersen vinden
vlechten grachten knechten spechten
Het onweer In de verte klinkt de donder. De bergen zijn bijna niet meer te zien. Ze gaan schuil achter de wolken. Zo nu en dan flitst de bliksem. Twee fietsers haasten zich naar de rotsen. Ze durven niet verder te fietsen. Ze wachten tot het onweer voorbij is.
3 tweelettergrepige woorden 2 bijlen dieren tuinen houten
fouten duiven dijken boeken
spijker stoelen klauwen scheuren
vijver sausen huizen boeren
muizen dieven kousen heupen
leeuwen nieuwe spreeuwen meeuwen
poezen deuken mouwen liever
fijne zieke vuile zoete
draaien groeien truien kleien
Geen wind De boot drijft zachtjes op de golven. De zeilen hangen slap, want er is haast geen wind. De zeilers kijken naar de blauwe lucht. “We drijven steeds verder af,” zegt de één. De ander zegt: ‘Vooruit, truien uit en aan de riemen. We moeten maar gaan roeien.’
4 tweelettergrepige woorden 3 ballen potten lessen putten
kippen huppen pennen bakken
schoppen flessen plassen stoppen
wekker bakker koffer bitter
dapper lekker kapper schipper
blussen proppen spellen vlokken
messen rokken lippen pannen karren
binnen katten zeggen bussen vlaggen
spetters slikken vlotten stokken spullen
De kapper Bennie wil naar de kapper. Hij is zijn blonde krullen beu. Bennie wil graag heel kort haar, maar zijn moeder vindt krullen leuker. Nu speelt zijn vriendje voor kapper. Het vriendje blijft net zo lang knippen tot alle krullen op de grond liggen.
5 drie of vier eindmedeklinkers eerst laatst vorst werkt
borst poetst barst langst
kleinst worst markt herfst
links korst rechts liefst
oudst koudst drinkt harkt
kortst hardst sterkst warmst
helft films dorst
worst glanst koorts
schenkt grootst
Een dief op de markt. Het is erg druk op de markt. Bij de kraam met worst staan veel mensen. Ernst en Renske gaan ook naar de markt. Ze hebben hun hond Pukkie bij zich. Pukkie ruikt worst. Hij rukt zich los en rent de markt op. Hij sluipt tussen de mensen door en… hap hij heeft een stuk worst te pakken. “Grijp de dief” roept de man in de kraam, maar de mensen lachen erom. Pukkie sleept de worst heel snel weg.
6 samengestelde woorden maandag zondag buurman visnet
zestien bosmier voetbal roofdier
sneeuwbui schooltas smeerkaas speurtocht
rugzak balpen zakdoek oorpijn
roeiboot balkon vijftien puinhoop
bromfiets vierkant driehoek buskaart
boomtak vandaag huisdier naaidoos
doelpunt stofdoek schepnet bloempot
vuurrood voorruit oorring vannacht
deurmat zeepsop leesboek veertien
tweeling klimrek zonlicht stoelpoot
schuurdeur speeltuin nijptang stoelpoot
dertien vulpen oorbel zeilboot
schepijs koelkast hooiberg valhelm
schoolreis klimtouw maanlicht nijptang
7 lange middenklank zomer zolen zonen hazen
banen hanen lanen manen
boze rozen lege regen
jagen jaren roven rover
deken weken leven zeven
ruwe duwen sluw schuwe
laden lagen laken laten
buren dure huren muren
schaken schamen schuren schapen
Het is warm op de boerderij. De schapen liggen bij elkaar bij de sloot. De moederkip scharrelt rond met haar kuikens. De kuikens zoeken wormen tussen het gras. De hond van de boer ligt te slapen. Een schaap begint plots te blaten. Er sluipt iets achter de schapen. Het is een wezel. De hond ziet de wezel en rent er hard blaffend naar toe. De wezel schrikt van de herrie en maakt dat hij wegkomt.
8 lange middenklank met eer oor eur beren leren meren peren
koren storen storing sporen
kleuren sleuren speuren scheuren
oren horen toren boren
deuren geuren keuren zeuren
beren horen geuren storing
heren keren veren
kleren smeren speren
zweren sleuren scheren
Joke en Joris lopen langs een groepje struiken. Ze horen een vogel piepen. Het klinkt alsof de vogel bang is. “Joris, hoor jij die vogel ook?” vraagt Joke. “Ja,” zegt Joris. “Ik hoor piepen, maar ik weet niet waar het vandaan komt.” Joke buigt wat takken opzij. “Wacht even,” zegt Joris. “Luister eens goed. Ik denk dat het daar vandaan komt.” Joris wijst naar een lage struik. Joke en Joris sluipen naar de struik. “Pas op, Joris!” roept Joke opeens. Een merel scheert vlak over hun hoofd en ploft een eind verder neer. Joke en Joris waren erg geschrokken.
9 lange eindklank ga sta pa ma
opa oma bijna Eva
tempo bingo lotto menu
kano judo auto kilo
mango ziezo hallo Onno
hierna judoka Vera Lola
juni foto
nasi juli
bami kiwi
‘Ik pak de auto even,’ zegt mamma. Ik ga iets kopen voor opa en oma. Dat kan ik niet meenemen op de fiets.’ ‘Dan maak ik het eten klaar, ‘zegt papa. ‘Wat willen jullie eten?’ ‘Bami!’ roept Onno meteen. ‘Bami?’ zegt mamma. ‘Ja, dat zou kunnen. Ik denk dat we alles in huis hebben.’ ‘Ik maak het toetje klaar,’ zegt Ali. ‘Hebben we ijs en vruchtjes , mamma?’ ‘IJs hebben we nog wel,’ zegt mamma. ‘Maar vruchtjes weet ik niet zeker. Kijk maar even in de kast. En anders haal je maar een mango. Dat smaakt heel lekker op een ijsje.’
10 tweelettergrepige woorden met i - ie liter figuur minuut gitaar
titel idee bizon kilo
rivier kiwi ivoor mini
mini file siroop piloot
kritiek sigaar prima pilaar
pilaar giraf Frida Iris
Simon, Milan en Titus ‘Ik kom mee, ‘zegt Simon tegen Milan. ‘Nog één minuut en dan ben ik klaar. Hier, hou Titus maar even vast.’ Titus is de hond van Simon. Hij mag bijna altijd met Simon mee. Milan pakt de riem van Titus aan en aait de hond over zijn kop. ‘Je baasje is weer eens te laat,’ zegt hij. Titus kwispelt met zijn staart. Hij vindt alles prima, als hij maar met de jongens mee mag. Ivoor De slagtand van een olifant is van ivoor. Ivoor is duur. Mensen jagen daarom op de olifant. Red de olifant! Koop geen ivoor!
11 ge- be- vergebit gemeen geheim gezin
gebrek gedrag gepakt geronk
geluid gehuild gegooid geduld
bedrag begin beroep bezit
bekend bedreigd beloond betaald
bezoek beton begin bezit
verhaal verkocht verschil vervoer
verbaasd verbouwd verkeerd verstand
verhuurd verwend verkeerd verdwaald
beton verband gebied behang gewond terug gehoord teveel
Het gebouw is van beton gemaakt. Ik heb een verband om mijn knie. Dit gebied is bestemd voor huizen. Hij heeft het behang scheef geplakt. Het dier is gewond geraakt. Tante heeft me teruggebeld. Heb jij dat gebonk gehoord? Zij hebben teveel betaald.
12 achtervoegsel -ig en -lijk aardig rustig deftig lastig
vriendelijk natuurlijk feestelijk duidelijk
angstig ernstig eeuwig prachtig
eerlijk heerlijk pijnlijk sierlijk
prettig twintig slordig grappig
makkelijk dodelijk werkelijk gevaarlijk
zestig giftig handig vochtig
lelijk vrolijk moeilijk eindelijk
bazig nodig hevig stevig
onbeklemtoonde klinker agent gazon azijn kanon alarm raket asiel tabak
matras tablet fabriek matroos
apart agenda mama papa
katoen kanaal cadeau patroon
kapot japon patat barak
13 -erd en –end aan het eind van woorden dikkerd sufferd bangerd slimmerd
wachtend lachend vallend lopend
zittend drinkend stromend springend
vluggerd engerd gekkerd stommerd ochtend
zwemmend roepend rennend pratend spelend
zingend kletsend denkend fietsend zwaaiend
het weglatingsteken ‘s kilo’s pinda’s auto’s ski’s opa’s foto’s oma’s kiwi’s
menu’s mango’s judoka’s
’s avonds ’s middags
’s winters ‘s zomers
’s ochtends ’s nachts
De ski’s liggen in de auto. Je krijgt die foto’s niet cadeau. Hij heeft een kilo pinda’s gekocht. Kiwi’s smaken ’s morgens niet lekker.
14 drielettergrepige woorden 1 voetbalschoen basisschool kerstrapport luchtballon
motorboot toneelstuk avontuur koningin
garnalen afbreken hierboven kastelen
vuilnisbak patatkraam sportterrein vanmiddag
ontdekking inrichting ontploffing ontspanning
postbode proberen postzegel soldaten
badhanddoek tandpasta voetbalveld surfwedstrijd
stofzuiger aanvoerder antwoorden doelpunten
parkieten roeiboten november augurken
oliebol ansichtkaart programma fantasie
driewieler handdoeken eekhoorntje fabrieken
tomaten wedstrijden voetstappen goedkope
zaklantaarn vrachtauto koffieshop kassabon
fietssleutel roeiboten november hetzelfde
voorraden erachter snijbonen schoolreisje
15 drielettergrepige woorden 2 aardappel boodschappen broodtrommel aantallen
tweelingen woningen storingen haringen
rietstengel boomtakken koningen oppasser
visnetten vulpennen oorbellen spaarvarken
sneeuwballen modellen ontdekken voetsporen
haringen houthakker voetstappen vulpennen
Haringen in de rivier? Suzanne en Marieke lopen langs de rivier. Suzanne wijst naar voetsporen in de klei. ‘Kijk,’ zegt ze, ‘een spoor van rubberlaarzen en daar een spoor van sportschoenen.’ Ze wijst nog naar een ander spoor. Het zijn heel vreemde afdrukken. ‘Herken jij die afdrukken?’ vraagt ze. Maar Marieke antwoord niet. Ze heeft een rietstengel geplukt en kietelt Suzanne daarmee in haar nek. ‘Hou op’ zegt Suzanne. ‘Daar kan ik niet tegen.’ ‘Kom nou,’ zegt Marieke. ‘Laat die voetsporen maar. Ik wil bij die vissers kijken.’
16 drielettergrepige woorden 3 nadenken vishengels sportschoenen oktober
wijsvinger kwartetten komkommer aardbeien
dobbelsteen boterham donderdag boekenkast
hoofdstukken houthakker intussen potloden
bloempotten voetgangers badjassen boomstammen
woningen spaarvarken dierentuin binnenband
Een jongen staat met hoge laarzen in het water. ‘Wat ben je aan het vangen?’ vraagt Marieke. ‘Haringen,’ antwoordt de jongen. ‘Haringen?’ Marieke moet even nadenken. ‘Haringen leven niet in een rivier,’ zegt ze dan. ‘Die leven in zee.’ ‘Goed zo,’ zegt een man verderop. ‘We vissen op paling. Kom maar kijken.’ De man is met twee vishengels bezig. ‘Pas op,’ zegt hij. ‘Ik moet even ingooien.’ Hij zwiept de vislijn met een grote boog weg. ‘Wat zit er aan de vishaak?’ vraagt Suzanne. ‘We vissen met wormen,’ zegt de man, ‘maar soms ook met stukjes brood of aardappel. Dat hangt af van wat we willen vangen.’