Discussienotitie: competentiemanagement in de bodemsector “of: Hoe te komen tot vergroting van de vakbekwaamheid bij bodemfunctionarissen”
SAMENVATTING In de context van de kwaliteit van het bodembeheer is het is wenselijk en noodzakelijk meer aandacht te besteden aan het aspect vakbekwaamheid van bodemfunctionarissen. Hierbij is verdere invulling van competentiemanagement in de sector een logisch startpunt. De SIKB-projecten 29 en 44 vormen een goede basis om via de analyse van competenties bij zowel marktfuncties als overheidsfuncties, te komen tot een duidelijker gedefinieerde opleidingsbehoefte. Voor een goed resultaat is het niet wenselijk een sterk onderscheid te maken tussen opleidingstrajecten voor marktfunctionarissen en die voor overheidsfunctionarissen. In verband hiermee wordt er voor gepleit de resultaten van beide projecten te bundelen, en te komen tot een ‘gezamenlijk’ vervolg. Voorwaarde hierbij is dat voldoende draagvlak voor dit vervolg wordt gecreëerd bij betrokkenen, waarbij expliciet worden genoemd: SIKB, VROM / toekomstige uitvoeringsorganisatie Bodem, VKB / ONRI, SKB. Ook wordt gepleit voor een betere organisatie / bundeling aan de aanbodzijde van opleidingen. Dit betreft dan zowel de aanbieders van initiële opleidingen als die van cursorisch onderwijs, op zowel (post-) MBO-, HBO- als academisch niveau. Naast individuele aanbieders als van Hall, Helicon e.d. zouden koepels als bv. de HBO-raad hierin een rol moeten krijgen. Gezien de specifieke rol van het SKB in deze, en het belang om de in het kader van NOBIS/SKB opgedane kennis mee te nemen in (toekomstig) opleidingsaanbod, wordt het relevant geacht dat SKB in het ontwikkelen van cursussen een duidelijke rol krijgt. Een uitbreiding van de normbladen 8001 en 8002 kan de basis vormen voor de (verdergaande) borging van competenties bij overheidsinstanties. Voor het bedrijfsleven wordt gepleit voor nadere afstemming en het uitwisselen van visies en ervaringen inzake competentiemanagement. Verdergaande borging kan via procescertificering plaatsvinden. De meest wenselijke vorm van de borging van kennisoverdracht dient in nader overleg met de opleiders te worden vastgesteld. Hierbij wordt opgemerkt dat dit onderwerp binnen verschillende universiteiten en hogescholen momenteel erg actueel is. Een voorkeursrichting komt neer op een combinatie van borging van het instituut in combinatie met die van de cursist (via erkende examenstructuur). Er dient hierbij rekening te worden gehouden met het kabinetsstandpunt inzake certificering & accreditatie en Europese ontwikkelingen op dit gebied. Een breed draagvlak bij alle betrokken actoren aan zowel de vraagzijde als de aanbodzijde dient de basis te vormen voor een structureel vervolg. Een heldere en transparante organisatie, zowel vanuit de bodembranche als van de opleidingsinstituten, is een voorwaarde om tot een goede afstemming van vervolgstappen (zowel qua inhoud als timing) te kunnen komen. Het lijkt wenselijk dat de SIKB als vertegenwoordiger van de bodembranche hierin een centrale coördinerende rol vervult.
SIKB/stukken/04.500
1
1.
Inleiding
Het vergroten van het kwaliteitsniveau in de bodembranche1 is het centrale doel van de SIKB. De SIKB speelt door verschillende initiatieven een centrale rol in het vormgeven aan kwaliteit. Onder verantwoordelijkheid van de SIKB is de afgelopen jaren hard gewerkt aan het vastleggen van procedures en verankeren van technisch-inhoudelijke aspecten van het werk in de bodembranche. Concreet heeft dit geleid tot normalisatie en certificatie bijvoorbeeld bij overheden (provincies en gemeenten) en bij bedrijven (bijvoorbeeld veldwerk en analyses, maar ook digitale gegevensuitwisseling, milieukundige begeleiding,uitvoering en grondverwerking). Van meet af aan is de cruciale rol van de factor mens voor het kwaliteitsniveau erkend. De kwaliteit van procedures, methodieken en materieel wordt vooral bepaald door de wijze waarop mensen ze toepassen. De erkenning van de factor mens heeft zich tot op heden vertaald in aandacht voor vakbekwaamheidseisen in specifieke beoordelingsrichtlijnen. De waarde van vakbekwaamheidseisen staat niet ter discussie. Wel bestaat er behoefte aan een aanvullende benadering van de factor mens in het kwaliteitsniveau. Het belang dat wordt toegekend aan de vakbekwaamheid van individuele medewerkers wordt onderstreept door de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving. Dit blijkt onder meer uit KWALIBO-traject. Naar verwachting worden in de nabije toekomst aan bepaalde functies vakbekwaamheidseisen gesteld, al dan niet ondersteund door een erkenningsregeling gekoppeld aan persoonscertificatie. Kader - Vakbekwaamheid Het aspect vakbekwaamheid is de afgelopen jaren impliciet aan de orde gekomen in de volgende SIKB-projecten: • Een voorstudie waarin is voorgesteld een competentiebenadering te hanteren voor specifieke onderzoeksstandaarden, en hieraan een duidelijke toetsing en handhaving te koppelen (PRJ 11) • de opstelling van het asbestprotocol 5001, waarbij opgemerkt dat dit procescertificatie betreft; • de NTA 7900 waarin opleidingseisen zijn opgenomen voor monsternemers Bouwstoffenbesluit; • de BRL’s voor bijv. veldwerk en milieukundige begeleiding waarin eisen worden gesteld aan het niveau van veldwerkers resp. milieukundig begeleiders. Om meer specifiek invulling te geven aan de elementen competenties en opleidingen is daarnaast een 2-tal projecten uitgevoerd, te weten: • ‘Invulling vakbekwaamheid sleutelfunctionarissen in de bodemketen’ (IVSB, PRJ 29) wat zich concentreert op marktfuncties; • ‘Verbeteren Opleiding Ontwikkeling Rol Taakverdeling’ (VOORT, PRJ 44) voor overheidsfunctionarissen. De laatste twee initiatieven van de SIKB worden in nauwe samenwerking met VROM, IPO, VNG en SKB uitgevoerd, met als doel het beter afstemmen van vraag en aanbod in het bodemonderwijs. Hiertoe is geïnventariseerd welke kennis en vaardigheden horen bij specifieke bodemfunctionarissen, en hoe dit kan worden vertaald naar opleidingseisen. Een samenvatting van de resultaten van bovengenoemde projecten is opgenomen als bijlage 1.
1
Waar in deze notitie wordt gesproken over de ‘bodembranche’ of ‘ bodembeheer’ wordt uitsluitend gedoeld op de milieuhygienische component daarvan. Andere onderdelen, zoals archeologisch bodembeheer, vallen hier buiten. SIKB/stukken/04.500
2
Hoe moet je de rol of de bijdrage van de factor mens aan het kwaliteitsniveau zien? Op het SIKB-jaarcongres 2003 is onderstaand drieluik gepresenteerd. Hierin wordt de uiteindelijke kwaliteit van werkzaamheden afhankelijk gezien van (de balans tussen): • kwaliteit en kwantiteit van beleid en regelgeving op een specifiek (deel)gebied; • de mate waarin invulling wordt gegeven aan certificering en protocolisering; • de frequentie en kwaliteit van de handhaving. Aan dit drieluik is een vierde element toegevoegd: de factor mens. Dit benadrukt het belang van kennis, ervaring, kwaliteitsbesef en integriteit als onderdelen van het menselijk van handelen. In onderstaand figuur wordt het toevoegen van de factor mens schematisch weergegeven.
Beleid & regelgeving
Beleid & regelgeving
Q
Certificering / protocollen
Q I
Handhaving
&
Algemeen wordt onderkend dat factoren Certificering / protocollen
Handhaving
?
Bron: A. Deelen
Q = kwaliteit
Q = kwaliteit
I = integriteit
De uiteindelijke kwaliteit van werkzaamheden in onze bodemketen wordt in zeer sterke mate bepaald door de intrinsieke motivatie, vakkennis, interpersoonlijke vaardigheden, integriteit en samenwerkingsbereidheid van de mensen die het werk uitvoeren. De waarde van deze factoren wordt algemeen onderkend. De vraag is op welke wijze deze factoren beïnvloed kunnen worden. Het denken in termen van competenties en competentiemanagement kan hier een rol in spelen. Het denken in termen van competenties en competentiemanagement kan een rol spelen in het verkennen van de mogelijkheden om de intrinsieke motivatie, de vakkennis, interpersoonlijke vaardigheden, integriteit en samenwerkingsbereidheid van de mensen die het werk uitvoeren te ontwikkelen. In deze notitie wordt een aanzet gegeven voor een visie op competentiemanagement in de bodemsector. Ingegaan wordt op relaties tussen competenties, personeelsbeleid, onderwijs en kwaliteitsborging. Deze notitie is een discussienotitie. Het is bedoeld om meningen van de betrokken actoren in de bodemketen te peilen. Op basis van de reacties zal een definitieve visie ontwikkeld worden die als basis kan dienen voor concrete vervolgacties. 2.
Competentie en competentiemanagement
Competentie Het begrip competentie wordt, ook door deskundigen, op verschillende manieren geïnterpreteerd. Er zijn twee invalshoeken te onderscheiden: • competentie als vaardigheid of getoond gedrag • competentie als vermogen. Een combinatie van beide wordt gegeven door Roe (2002): “het verworven vermogen om een taak, rol of missie adequaat uit te voeren”. In de praktijk hanteren werkgevers definities waarin het vermogen alsmede het bewezen en onderscheidend gedrag samenkomen zoals bijvoorbeeld: “persoonlijke kenmerken die ten grondslag liggen aan succes in een bepaalde positie” (Haskoning).
SIKB/stukken/04.500
3
Ten behoeve van deze notitie wordt een eenvoudige definitie gehanteerd: competentie is, of wordt bepaald door “de combinatie van aanwezige professionele kwaliteiten”. De professionele kwaliteiten zijn de beschikbare kennis en know-how, de kenmerken en vaardigheden waarmee personen, teams en organisaties zich onderscheiden. Eigenschappen welke hieraan gekoppeld zijn (Krauthammer): • professioneel niveau: er wordt weinig aan het toeval overgelaten; • aantoonbaar aanwezig: door concrete resultaten of kwalitatief onderzoek; • state of the art: uitstekend onderhouden; voortdurend verder ontwikkeld en bijgesteld. Opgemerkt wordt nog dat naast de bekwaamheid, waar competenties zich veelal sterk op richten, de zin en bereidheid deze aan te spreken uiteindelijk sterk bepalend zijn voor het goed functioneren. Bij competentiemanagement kan worden gestuurd op de zin en de bereidheid om de bekwaamheid aan te spreken. Om competenties van individuele medewerkers en teams te kunnen versterken dienen organisaties het belang van competentiemanagement te onderkennen en dit in hun bedrijfsvoering door te vertalen. Dit betekent dat op strategisch, tactisch en operationeel niveau, alsmede op het vlak van bedrijfscultuur, bewust wordt gestuurd op competentie-ontwikkeling. Competentiemanagement Competentiemanagement is het vertalen van de kernkwaliteiten van organisaties naar de benodigde kennis, vaardigheden, persoonlijkheid en motivatie van medewerkers. Hiermee kan richting worden gegeven aan het selecteren, ontwikkelen, beoordelen en belonen van medewerkers. Een goede uitvoering van competentiemanagement kan leiden tot de volgende resultaten: • prestatieverbetering; aangezien concreet kan worden gemaakt wat verwacht wordt van medewerkers in termen van kennis, vaardigheden, persoonskenmerken en motivatie; • consistent Human Resource Management; optimale afstemming tussen de verschillende personeelsinstrumenten; • verbetering van communicatie; door te spreken over waarneembare zaken in plaats van kretologie; • binden van medewerkers; door deze goede ontwikkelingsmogelijkheden te bieden; • flexibele inzet van medewerkers doordat deze los kunnen komen van het functiedenken. Competentiemanagement kan getypeerd worden als een proces van omgaan met kwaliteiten. Er zijn diverse toepassingen mogelijk. Uit onderzoek van Entrance (april 2003) naar competentiemanagement binnen gemeenten blijkt dat competentiemanagement vooral wordt ingezet voor het realiseren van strategische doelen, vaak als onderdeel van bredere organisatieverandering. Minder aandacht is er voor het stimuleren van de individuele ontwikkeling en het binden en boeien van medewerkers. Op dit moment wordt dit instrumentarium zowel bij overheden, in het bedrijfsleven en bij onderwijsinstellingen in toenemende mate toegepast en verder ontwikkeld. In het kader van voorliggende notitie worden de begrippen competentie en –management vooral beschouwd als middel / instrument om de vakbekwaamheid van functionarissen te kunnen benoemen en verbeteren. Doel is het vergroten van het kwaliteitsniveau in de bodembranche.
SIKB/stukken/04.500
4
3.
Uitwerking en relatie met kwaliteitsborging
3.1 inleiding Het kwaliteitsniveau in de bodembranche wordt bepaald door de kwaliteit van (de ontwikkeling en implementatie van) beleid en regelgeving, de kwaliteit en kwantiteit van de handhaving en de uitvoering van (onderzoeks- en sanerings) werkzaamheden. Natuurlijk spelen hierbij ook factoren als cultuur, historie en organisatiegraad van de sector een rol. Het effect van conjuncturele en bedrijfseconomische ontwikkelingen is in sterke mate gerelateerd aan de balans tussen vraag en aanbod. Het kwaliteitsniveau in de bodembranche wordt ondersteund door : 1) Competente organisatie: een consistent systeem van kwaliteitsborging wat zich richt op: a) organisaties in het algemeen (denk bijv. aan ISO 9001:2000); b) kritische processen in het bodembeheer in het bijzonder (bijv. de BRL t.b.v. veldwerkzaamheden). 2) Competente personen: de invulling van vakbekwaamheidseisen, bestaande uit opleidingseisen (zowel initiële als cursorische opleidingen) en ervaringseisen, welke zijn afgestemd op de gewenste competenties bij bodemfunctionarissen met een kritische functie; Ter invulling hiervan is vereist: a. een instrumentarium waardoor de competentie van deze personen in voldoende mate kan worden geborgd. De opleidingen en de wijze waarop kennisoverdracht plaatsvindt, moeten hierbij in voldoende mate aan sluiten op de wensen vanuit de branche. Hiervoor is in de SIKB-projecten PRJ 29 en PRJ 44 een inventarisatie gemaakt (zie ook bijlage 1). b. een vorm van competentiemanagement bij zowel publieke als private organisaties op grond waarvan inzicht kan worden verstrekt in- en ontwikkeling kan plaatsvinden van- de vakbekwaamheid van medewerkers. 3.2. Vormgeving van het instrumentarium Het borgen van de kwaliteit van de kennisoverdracht kan op meerdere manieren plaats vinden. Zo kan de kwaliteitsborging van opleidingen vanuit de aanbodszijde worden ingevuld door het: - bewaken van de kwaliteit van het betreffende instituut en/of; - bewaken niveau docent en/of; - bewaken niveau onderwijsmateriaal en/of; - bewaken niveau opleidingsinstituut en/of; - meten vakkennis cursist (examen). Genoemde opties hebben elk hun voor- en nadelen en kunnen niet volledig los van elkaar worden gezien. De meest wenselijke vorm van borging dient in nader overleg met de opleiders te worden vastgesteld. Hierbij wordt opgemerkt dat dit onderwerp binnen verschillende universiteiten en hogescholen momenteel erg actueel is. Redenerend vanuit de vraagzijde in de branche is het wenselijk dat opleidingen: - bekendheid genieten en duidelijk staan voor een transparant en uniform opleidingspakket; - door meerdere opleiders kunnen worden gegeven; - een goede aansluiting hebben op de behoefte in de markt; - voldoende gebruik maken van de kennis in de sector en een duidelijke aansluiting hebben met de beroepspraktijk; - een duidelijke en algemeen erkende examenstructuur kennen; - zowel initieel als cursorisch kunnen worden gegeven. Indien vergelijkingen worden gemaakt met andere vakgebieden wordt gewezen op de opleidingen NIMA -A en –B. Grofweg komt dit neer op een combinatie van borging van het instituut in combinatie met die van de cursist (via erkende examenstructuur).
SIKB/stukken/04.500
5
3.3 Aantoonbaarheid Naast de borging van opleidingen is het van belang dat organisaties kunnen aantonen dat medewerkers met de juiste competenties voor hun specifieke functie / taken worden ingeschakeld. Globaal kan hiertoe gebruikt worden gemaakt van proces en/of persoonscertificering. Vooralsnog wordt met name gebruik gemaakt procescertificering: • enerzijds algemeen op organisatie-niveau zoals bijvoorbeeld in de lijn van ISO-9001-2000; • anderzijds specifiek voor bepaalde vormen van dienstverlening, zoals bijvoorbeeld de BRL’s voor veldwerk en milieukundige begeleiding. Bij procescertificering certificeert de organisatie, waarbij eisen worden gesteld aan de competenties van functionarissen (al dan niet ondersteund door opleidingseisen). Gesteld wordt dat deze certificeringswijze in het algemeen tot voldoende borging leidt. In KWALIBO wordt voor die functies, waarbij een verhoogde aanspreekbaarheid (gekoppeld aan sanctioneringsmogelijkheden) van individuele medewerkers gewenst is, daarnaast persoonscertificering vereist. Het betreft de monsternemer bij partijkeuringen in het kader van het Bouwstoffenbesluit en de milieukundig begeleider van bodemsaneringen. Achtergrond hiervan is dat volgens KWALIBO bij deze functies de fraudegevoeligheid het grootst is. Dit leidt tot de wens om deze functionarissen als persoon aanspreekbaar te maken. Het argument voor persoonscertiifcatie igt dus niet zozeer in kwaliteit (vakbekwaamheid), maar in integriteit. Alhoewel hiertoe vanuit het oogpunt van kwaliteitsborging geen directe aanleiding wordt gezien, wordt een nadere verkenning van de mogelijkheden tot persoonscertificatie wenselijk geacht (zie ook bijlage 2).
SIKB/stukken/04.500
6
4.
Context; analyse van het krachtenveld
Voor het ontwikkelen van een visie die als basis kan dienen voor concrete vervolgacties dient rekening te worden gehouden met het totale krachtenveld in het bodembeheer. De belangen van onze branche als totaal, die van overheden en bedrijven hierbinnen alsmede de belang en van individuele functionarissen moeten hiertoe goed op elkaar worden afgestemd. Ook een goede analyse van ‘omgevingsfactoren’, zoals daar zijn politieke en economische (conjuctuur, arbeidsmarkt) ontwikkelingen is hierbij van belang. Een en ander is weergegeven in onderstaande figuur. Voor een toelichting op externe ontwikkelingen die relevant zijn in het kader van voorliggend onderwerp wordt verwezen naar bijlage 2.
OMGEVING politiek branche
conjunctuur organisatie
arbeidsmarkt individu
VISIE waarden
principes
marktvraag + vakbekwaam heidseisen + certificering
missie
doelstellingen
imago + kosten + baten
verantwoordelijkheden
competenties
zin + bereidheid + vakbekwaamheid
ACTIE
Figuur 2. “Van visie tot actie”
SIKB/stukken/04.500
7
De centrale vraag is ‘hoe zetten we onze visie om in actie ?’ Voor de bodemsector als totaal staat hierbij centraal welk kwaliteitsniveau als noodzakelijk dan wel gewenst wordt beschouwd. Deze ‘marktvraag’ kan worden vertaald in eisen ten aanzien van onder andere opleiding en certificering. Voor organisaties in deze sector (zowel bedrijfsleven als overheden) is relevant welke rol zij hierin (willen) spelen, wat tot uitdrukking komt in hun missie en doelstellingen. Hieruit volgen het gewenste imago, alsmede de afweging van kosten en baten. Voor het bedrijfsleven kan deze laatste afweging in veel gevallen worden vertaald in daadwerkelijke bedrijfseconomische belangen. Voor overheden betreft dit meer een afstemmings- en prioriteringsvraagstuk, zoals bijvoorbeeld de balans tussen inspanningen op het gebied van beleidsontwikkeling versus die op het gebied van handhaving. Individuele medewerkers op elk niveau moeten zich drie vragen stellen: 1. zie ik de zin ? Dit heeft te maken met betekenis; is men overtuigd van het nut. 2. ben ik bereid deze actie uit te voeren ? Dit heeft te maken met het morele kader; de bereidheid er aan mee te werken. 3. ben ik er toe in staat ? Dit heeft te maken met de bekwaamheid (know-how en vaardigheden); kan ik dit ? De termen ‘kwaliteitsbesef’ en ‘competenties’ worden vaak in verband gebracht met vraag 3, maar dienen betrekking te hebben op het totaal. Bovenstaand model heeft tot doel de basis te leggen voor een solide, samenhangende, sterke en maatschappelijk gewaardeerde bodemsector bestaande uit gezonde, dynamische organisaties met geïnspireerde medewerkers. 5.
Visie
Voor het competentiemanagement in de bodemsector hanteren we de volgende visie: a. Door de betrokken actoren wordt het belang van ‘de factor mens’ in de bodemsector breed onderkend. b. Vakbekwaamheid wordt vergroot door gerichte aandacht voor zowel kennis als ervaring. Voor het vergroten van de vakbekwaamheid bij bodemfunctionarissen is de aandacht voor competentiemanagement een logisch startpunt. c. Een organisatie die niet managet op competenties is geen kwaliteitsbewuste organisatie. In SIKB BRL’s moeten daarom eisen gesteld worden aan competentiemanagement d. Het wordt noodzakelijk geacht te komen tot een betere afstemming van vraag en aanbod van opleidingen. Hiertoe is het van belang dat een structurele afstemming kan plaats vinden tussen de sector (lees alle actoren dus naast adviesbureau’s ook overheden, aannemers e.d.) en opleiders. Dit vraagt vanuit organisatorisch oogpunt om nadere afstemming. Gezien de huidige en toekomstige rollen in ons werkveld wordt het in dit verband wenselijk geacht dat een gemeenschappelijke visie wordt uitgewerkt welke wordt gedragen door de in SIKBverband georganiseerde actoren, VROM / toekomstige uitvoeringsorganisatie Bodem en SKB. Ook wordt gepleit voor een betere organisatie / bundeling aan de aanbodzijde van opleidingen. Dit betreft dan zowel de aanbieders van initiële opleidingen als die van cursorisch onderwijs, op zowel (post-) MBO-, HBO- als academisch niveau. Naast individuele aanbieders als van Hall, Helicon e.d. zouden koepels als bv. de HBO-raad hierin een rol moeten krijgen. Gezien de specifieke rol van het SKB in deze, en het belang om de in het kader van NOBIS/SKB opgedane kennis mee te nemen in (toekomstig) opleidingsaanbod, wordt het relevant geacht dat SKB in het ontwikkelen van cursussen een prominente rol krijgt. De rol van SIKB ligt in het certificeerbaar maken van competenties en competentiemanagement e. De resultaten van de SIKB-projecten PRJ 29 en PRJ 44 hebben meerdere samenhangende toepassingen. o Met de opleidingsmodules zijn de opleidingsinstituten beter in staat om cursussen en trainingen te ontwikkelen die aansluiten op de daadwerkelijke opleidingsbehoefte.
SIKB/stukken/04.500
8
o
o
o
o
Met de nader te ontwikkelen cursussen en trainingen kan de kwaliteit van de kennis van bodemfunctionarissen worden verhoogd en kunnen competenties worden getraind. De wijze van kwaliteitsborging van opleidingen dient nader te worden uitgewerkt. Als vertrekpunt wordt gedacht aan een combinatie van het borgen van het niveau van het instituut in combinatie met het meten van de vakkennis van de cursist via een erkende examenregeling. Ingevolge KWALIBO wordt dit voor 2 functies (bemonsteren bij partijkeuringen Bsb en milieukundig begeleider) wordt dit ook gekoppeld aan persoonscertificatie en erkenning. Via de competentie-benadering welke in beide projecten is gehanteerd hebben de werkgevers (zowel bedrijfsleven als overheidsinstanties) een instrument in handen om gericht invulling te geven aan: - functionerings- en beoordelingsgesprekken; - het opstellen van persoonlijke ontwikkelingsplannen; - opleidingsbeleid en (desgewenst) beloningsbeleid. Een duidelijke koppeling tussen kwaliteitszaken en personeelszaken (HRM) is in dit verband relevant. De resultaten van het project VOORT kunnen als uitbreiding op de normbladen 8001 en 8002 de basis vormen voor de borging van competenties bij overheidsinstanties. Voor het bedrijfsleven wordt gepleit voor nadere afstemming en het uitwisselen van visies en ervaringen inzake competentiemanagement. Verdergaande borging kan via procescertificering plaatsvinden. Wel wordt geadviseerd een nadere verkenning uit te voeren van de mogelijkheid en wenselijk van persoonscertificatie. Er dient rekening te worden gehouden met het kabinetsstandpunt inzake certificering & accreditatie en Europese ontwikkelingen op dit gebied. Alhoewel de doelgroepen (resp. markt- en overheidsfuncties), ingegeven door de verschillende rollen, op onderdelen vragen om een specifieke benadering wordt geadviseerd de resultaten en adviezen van de projecten 29 en 44 te bundelen, en een gemeenschappelijk vervolgtraject in te steken. Dit wordt ingegeven door de volgende overwegingen: - de kwaliteit in de branche wordt in sterke mate bepaald door het ‘inleefvermogen’ in andere actoren in de keten; dit vraagt om (voldoende) ‘wederzijds kennis / inzicht’; - naast kennis is het element (interpersoonlijke) vaardigheden een belangrijk aspect; ontwikkeling en uitvoering in gezamenlijkheid heeft juist op dit punt veel voordelen; - naast inhoudelijke voordelen heeft het vanuit de opleiders ook vanuit efficiency, kosten en (potentiële) marktvoordelen om vervolgtrajecten zo mogelijk te bundelen.
In relatie tot het bovenstaande worden de volgende aandachtspunten genoemd: • voor zowel markt- als overheidsfuncties wordt een toekomstige harmonisatie van functiebenamingen wenselijk geacht. Dit om bij opleiders meer duidelijkheid te verschaffen, noodzakelijk voor de ontwikkeling van opleidingsprogramma’s. Belangrijk neveneffect betreft de attractiviteit van onze branche; verwacht wordt dat uniformiteit en meer transparantie (en mogelijk hieraan gekoppelde status) de interesse voor onze branche kan vergroten; • niet alles wat aan opleidingen (her)ontwikkeld dient te worden zal bestemd zijn voor grote doelgroepen; een modulaire opzet binnen een totaal-kader is in dit verband wenselijk; • zeker voor marktfuncties dient rekening te worden gehouden met de wens van bedrijven voldoende aandacht te hebben voor (het belang van) ‘on-the-job’ training, eigen opleidingsprogramma’s etc. Specifieke afstemming op dit punt is wenselijk; • ten aanzien van de meer technisch-inhoudelijke expertise moet de kennis en ervaring zoals opgedaan in NOBIS/SKB-verband een duidelijke plaats krijgen; • genoemde projecten richten zich in sterke mate op na- en bijscholing; geadviseerd wordt toekomstige initiatieven ook te betrekken op initieel onderwijs. SIKB/stukken/04.500
9
Er ligt een duidelijk verband tussen de wens om via een betere opleidings-infrastructuur de vakbekwaamheid van bodemfunctionarissen te vergroten en recente discussies welke worden gevoerd rond het onderwerp “kwaliteitsborging advies”. Alhoewel laatstgenoemd onderwerp een bredere scope heeft wordt er voor gepleit toekomstige initiatieven ronde beide thema, zowel qua inhoud als qua timing, goed op elkaar af te stemmen. Hierbij ligt het voor de hand dat de SIKB deze coördinerende rol vervult.
SIKB/stukken/04.500
10
BIJLAGE 1
Resultaten uitgevoerde projecten
Project 29; Invulling vakbekwaamheid sleutelfunctionarissen in de bodemketen. Dit project heeft tot doel een basis te leggen voor een instrumentarium wat kan worden gebruikt om de vakbekwaamheid van medewerkers te vergroten middels gericht applicatie-onderwijs. Het betreft een aantal kritische marktfuncties welke betrekking hebben op de processen bodemsanering en grondstromen, te weten: - veldwerker - milieukundig begeleider - adviseur bodem, algemeen en de subfuncties (specialistenprofielen) - afdichtingsdeskundige (in kader van het stortbesluit) - deskundige modelberekeningen (als bedoelt in de ministeriele regeling Stortplaatsen baggerspecie) - bemonsteringsdeskundige (als bedoelt in het Besluit Tankstations Milieubeheer). - directievoerder - uitvoerder - auditor Ten behoeve van de invulling van de vakbekwaamheidseisen zijn rolbeschrijvingen opgesteld en is een competentiematrix opgesteld. Deze matrix vormt de basis voor functiedocumenten. In de matrix worden competenties beschreven op drie beheersniveau’s te weten: • junior; betreft een startersfunctie waarbij het opdoen en verder ontwikkelen van vakinhoudelijke expertise voorop staat en sprake is van een sterke terugkoppeling met meer ervaren vakgenoten; • medior; doorgroeifunctie met sterke mate van zelfstandigheid en al dan niet gedeelde eindverantwoordelijkheid, waarbij accent komt te liggen op verdere specialisatie in een specifiek werkveld of ontwikkeling van interpersoonlijke- en adviesvaardigheden; • senior; ‘maturity’, ervaringsniveau en hieraan gekoppelde aspecten als netwerk, brede scope, inzicht en betrokkenheid bij markt- en/of productontwikkelingen zijn sterk bepalend. Aangezien de (her- en bij-)scholing met name van invloed is op de ontwikkeling van junior naar medior is er voor gekozen de functiedocumenten op medior niveau uit te werken. Voor de genoemde functies zijn leerdoelen vertaald in eindtermen. Deze eindtermen zijn uitgewerkt tot kernmodules voor gericht applicatie-onderwijs. Deze opleidingsprofielen per functie omvatten: - de relevante kennisvelden; - ingangsniveau voor de functie - het functie-eindniveau (vbo,mbo, hbo of wo); - noodzakelijke na- en bijscholing. Beroepspraktijkvorming (het gericht en gestructureerd toepassen van theoretische kennis in de praktijk) vormt een belangrijk onderdeel van de na- en bijscholing.
SIKB/stukken/04.500
11
Project 44; Verbeteren Opleiding Ontwikkeling Rol Taakverdeling (VOORT) Dit project vertoont duidelijke overeenkomsten met project 29 maar is vooral gericht op overheidsfuncties. Het doel is om vraag en aanbod van opleidingen en cursussen op het gebied van bodembeheer beter te structureren, zodat de opleidingsinstituten beter kunnen voorzien in de opleidingsbehoefte bij de bodemoverheid. Het project is ingedeeld in 3 fasen; het inhoudelijk deel (fase 1) is in december 2003 afgerond. In deze fase zijn alle bodemtaken van het bevoegd gezag geïnventariseerd, als uitwerking van de Normbladen Bodem 8001 en 8002. De ca. 50 wettelijke en beleidsmatige taken op het gebied van Bodembeheer zijn geclusterd tot de volgende taakgroepen: - beleidsgerichte taken, zoals programmeren van bodemsanering en grondstromenbeleid en regisseren van bodemsaneringsprojecten; - toetsende taken, zoals het beoordelen van saneringsplannen en het beoordelen van de bodemkwaliteit in het kader van vergunningverlening (Wet Milieubeheer, Woningwet en BOOT); - controle en handhaving zowel in het kader van de Wet bodembescherming, de Wet milieubeheer en het Bouwstoffenbesluit; - uitvoerende taken, zoals het (laten) uitvoeren van bodemonderzoeken en saneringen; - ondersteunende taken zoals gegevensverwerking voor monitoring en het bemensen van bodemloketten. Met als uitgangspunt bovengenoemde taakvelden is nagegaan welke soorten kennis nodig zijn voor bodembeheer. Onderscheiden kunnen worden: - (bodembeleids)georiënteerde kennis; - juridische kennis; - integratiegeoriënteerde kennis; - bodemhygiënische kennis; - bodemtechnische kennis; - financiële kennis; - automatiseringskennis. Per taak zijn de kennis en vaardigheden die noodzakelijk zijn voor een goede taakuitvoering beschreven. Hierbij is tevens gekeken naar het opleidingsniveau en de functiebenaming. Het blijkt dat voor provinciale taken goed kan worden aangesloten bij het project FUWAPROV. Dit betreft CAOafspraken met betrekking tot functies, competenties en functieontwikkeling, met als onderdeel het Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP). Uit de takenlijst zijn ‘opleidingsmodules’ samengesteld welke optimaal inspelen op de gewenste kennis en vaardigheden. In fase 2 wordt met alle bevoegde gezagen afgestemd over de resultaten en implementatie van fase 1. In fase 3 wordt een cursustoets ontwikkeld en worden de cursussen, die de opleidingsinstituten kunnen gaan ontwikkelen, beoordeeld. [FASE 3 heeft nu een deels andere inhoud; Wim Kooper raadplegen svp]
SIKB/stukken/04.500
12
BIJLAGE 2
Omgevingsfactoren
Onderstaand worden een aantal ontwikkelingen geschetst die zijn beschouwd bij het tot stand komen van de visie. Typering van (de organisatie van ) de branche Geconstateerd moet worden dat de bodembranche, zeker gezien haar omvang, een complexe en weinig transparante organisatiegraad kent. De grote hoeveelheid aan gremia en (sub)organisaties, met veelal sterk overlappende aandachtsvelden en al dan niet tegenstrijdige belangen (noem: ONRI, VKB, SKB, SIKB, VVMA, SCG, …..), draagt niet bij aan een daadkrachtig acteren. Recente ontwikkelingen waarbij wordt gestreefd naar bundeling van VROM-afdelingen, SCG, BSB en landsadvocaten tot een “Uitvoeringsorganisatie Bodem”, welke bevoegde gezagen ondersteunt, naast een SIKB/SKB waar ook de marktpartijen worden beschouwd, zouden op dit punt meer helderheid kunnen verschaffen. Ontwikkelingen vanuit de overheid Uit de uitvoering van het project VOORT blijkt dat het belang van het vergroten van de vakbekwaamheid bij overheidsfunctionarissen wordt onderkend. Ten behoeve van toekomstige initiatieven dient rekening te worden gehouden met: • het moment waarop en de vorm waarin het nieuwe bodembeleid gestalte gaat krijgen (traject KWALIBO); • de wens vanuit de overheid de regelzucht in te dammen en meer beroep te doen op zelfregulering; in dit verband wordt nadrukkelijk gewezen op het traject Herijking; • het traject Professionalisering handhaving; • (de toekomstige effecten van) verdergaande decentralisatie. Ontwikkelingen bij adviesbureau’s Het belang van de aandacht voor het aspect van vakbekwaamheid in de bodembranche wordt door de advies- en ingenieurswereld breed onderkend. Mede ten gevolge van het ontbreken van een duidelijk gestructureerd en kwalitatief goed opleiding- en trainingsaanbod, worden initiaitieven op dit punt vaak door de individuele bureau’s zelf genomen (lees: interne in-company aanpak). Opgemerkt wordt verder dat bepaalde bureau’s het verzorgen van training en opleiding ook zelf in hun pakket van externe dienstverlening hebben. De opstelling van de adviesbureau’s ten aanzien van kwaliteitsborging in algemene zin kenmerkt zich door een aarzeling. Dit wordt in sterke mate ingegeven door de constatering dat: • vanuit de overheid als bevoegd gezag nog weinig invulling wordt gegeven aan handhaving t.a.v. kwaliteitsaspecten; • de overheid als opdrachtgever nog maar zeer beperkt selecteert op kwaliteitscriteria, daar waar hier juiste een sterke voorbeeldrol ligt; • het aspect functiescheiding binnen overheidsorganisaties gevoelig ligt, daar waar dit in het kader van kwaliteitsborging als zeer relevant wordt gezien; • in algemene zin door opdrachtgevers maar zeer beperkt wordt gekeken naar kwaliteitscriteria / certificering, in het kader van de gunning van projecten. Bovenstaande zaken zijn mede van belang in relatie tot draagvlak en investeringsbereid, en kan een uitstraling hebben naar de opstelling t.a.v. voorliggend onderwerp. Opgemerkt wordt dat er recent een aantal positieve ontwikkelingen zijn, welke mogelijk kunnen duiden op een kentering. Daarnaast is de uiteindelijke invoering van KWALIBO in dit opzicht relevant.
SIKB/stukken/04.500
13
Ontwikkelingen in de onderwijswereld Ten aanzien van het milieuonderwijs wordt geconstateerd dat: • het aantal specifieke milieu-opleidingen op zowel HBO- als academische niveau, mede ten gevolge van een afnemende instroom, de afgelopen jaren is afgenomen; • de instroom van nog bestaande milieu-opleidingen onder druk staat; • milieu-aspecten in algemene zin en bodem meer specifiek, in toenemende mate als integraal element wordt ondergebracht bij bijvoorbeeld opleidingen in de richting van de cultuur- en civiele techniek; • onderwijs m.b.t. het compartiment bodem bij initiële opleidingen, op zowel HBO- als academisch niveau, sterk verschilt en veelal versnipperd is (weinig verankering); • dit onderwijs zich (zeker op academisch niveau) richt op het “leren leren” en vergaren van veelal specifieke detailkennis; er is relatief weinig aandacht voor enerzijds het aspect vaardigheden en anderzijds de breedte van het bodemwerkveld; • binnen de opleidingsinstituten in toenemende mate competenties worden gehanteerd als vertrekpunt voor het formuleren van opleidingseisen; • het aanbod aan cursorisch onderwijs (zowel post HBO- als post academisch) sterk versnipperd is, waarbij de kwaliteit erg verschilt; • dit cursorisch onderwijs veelal ook sterk gericht is op het overdragen van (inhoudelijke) kennis en minder op het trainen van vaardigheden / ontwikkelen van competenties. Relatie met kwaliteitsborging Het onderwerp van voorliggende notitie heeft een sterke relatie met kwaliteitsborging. 1. kwaliteitsborging t.a.v. de opleidingen. Voor het bewaken van het niveau van de opleiding is mogelijk: - bewaken niveau docent en/of; - bewaken niveau onderwijsmateriaal; - bewaken niveau opleidingsinstituut - meten vakkennis cursist (examen). Indien vergelijkingen worden gemaakt met andere vakgebieden wordt gewezen op de opleidingen NIMA -A en –B. Hiervan kan geconstateerd worden dat deze opleidingen: - bekendheid genieten en duidelijk staan voor een transparant en uniform opleidingspakket; - door meerdere opleiders kan worden gegeven; - een goede aansluiting hebben op de behoefte in de markt; - een duidelijke en algemeen erkende examenstructuur kennen; - zowel initieel als partieel kan worden gegeven. 2. Kwaliteitsborging intermediairs Het is wenselijk dat de borging van de vakbekwaamheid van functionarissen aansluit bij de certificering & accreditatie-ontwikkeling in de branche. Globaal kan hierin onderscheid worden gemaakt tussen proces, product en persoons-certificering. Vooralsnog wordt met name gebruik gemaakt procescertificering: • enerzijds algemeen op organisatie-niveau zoals bijvoorbeeld in de lijn van ISO-9001-2000; • anderzijds specifiek voor bepaalde vormen van dienstverlening, zoals bijvoorbeeld de BRL’s voor veldwerk en milieukundige begeleiding. In het kader van het onderwerp van deze notitie is het wenselijk ook de optie persoonscertificering te verkennen. Deze vorm waarbij een certificaat wordt gedragen door de beroepsgroep (branche) is sterk in opkomst. Voor de beeldvorming wordt gewezen op de International Project Management Association (IPMA). Het certificeringsstelsel van IPMA onderscheid zich van andere doordat
SIKB/stukken/04.500
14
competenties worden beschreven waaraan de gecertificeerde moet voldoen. Het systeem is internationaal en kent een 4-tal certificeringsniveau’s (groeimodel) waaraan specifieke tentamens zijn gekoppeld. De kwaliteit van de certificering en ontwikkeling van examens wordt uitgevoerd door Cito-groep in nauwe samenwerking met Det Norske Veritas. Ten behoeve van nadere beeldvorming rond dit onderwerp dient rekening te worden gehouden met de volgende punten: • vanuit de advies- en ingenieursbranche is aangegeven dat het wenselijk is om zo mogelijk meer elementen, welke betrekking hebben op kwaliteitsborging, onder te brengen onder de algemene (proces)certificering op organisatie-niveau (lees: ISO 9001:2000). Dit wordt onder meer ingegeven door het feit dat de certficering via BRL’s: erg specifiek is voor het bodemwerkveld en daarmee sterk afwijkt van de aanpak op andere terreinen, waardoor hiervoor binnen bureau’s een heel aparte kwaliteitsborgingsstructuur nodig is; de kosten, mede hierdoor, onacceptabel hoog zijn; er vanuit de markt in algemene zin, en vanuit de overheid meer specifiek, nog erg weinig naar wordt gevraagd (laat staan dat het als uitsluitingscriterium wordt gehanteerd). Momenteel wordt in overleg met kwaliteitscoördinatoren van adviesbureau’s nagegaan op welke wijze een betere koppeling kan worden gemaakt tussen de certificering via BRL’s en de structuur van ISO 9001:2000. • •
de lijn zoals ingezet in het KWALIBO-traject is juist wel gebaseerd op certificering via BRL’s; het is van belang dat de toekomstige certificeringsstrucuur aansluit op het in de maak zijnde kabinetsstandpunt inzake certificering & accreditatie.
Ontwikkelingen in Europees verband Op dit moment worden er in geen concrete ontwikkelingen in Eurpees verband gezien welke bepalend zijn voor het vervolgtraject inzake voorliggend onderwerp. Wel wordt het van groot belang geacht goed vertegenwoordigd te zijn in het Bodem Europees Platform. Dit om voldoende te kunnen anticiperen op toekomstig beleid inzake bodemregelgeving, standaardisatie, normering, certficering etc.
SIKB/stukken/04.500
15