Discipline, desertie en dood de Britse krijgsraden in de Eerste Wereldoorlog door Mariana de Visser
Inhoudsopgave Inleiding.......................................................................................................... 2 Hoofdstuk I: De Statistieken........................................................................... 5 Hoofdstuk II: De problemen van de legerleiding ............................................ 8 Hoofdstuk III: De nieuwe oorlog ................................................................... 12 Over de doodstraf .........................................................................................14 Hoofdstuk IV: Krijgsraden, het beleid .......................................................... 17 Hoofdstuk V: Shell-shock, modder en executies.......................................... 28 Verlofkampen................................................................................................34 Slechte leiding ..............................................................................................38 Terug naar huis.............................................................................................43 For the sake of example ..............................................................................45 Hoofdstuk VI: Shell-shock en angst ............................................................. 49 Hoofdstuk VII: Beleid en Realiteit................................................................. 58 Paterson: een averechts effect .....................................................................59 De Australiërs ...............................................................................................61 Conclusie ..................................................................................................... 65 Bronnen en literatuurlijst .............................................................................. 67
1
Inleiding In augustus 2006 hebben 306 Britse militairen een groepspardon gekregen. Zij waren aangeklaagd en veroordeeld voor verschillende overtredingen, waaronder vooral desertie en lafheid. Het pardon kwam voor de soldaten echter te laat, zij waren al ruim 90 jaar dood. Het ging om alle Britse militairen die tijdens de Eerste Wereldoorlog geëxecuteerd waren. De Britse
Secretary of Defence Browne, die via parlement besluit het pardon had toegekend, gaf aan dat de dossiers van veel van de processen verdwenen waren, maar dat het duidelijk was dat de soldaten onrecht aangedaan was. De medische wereld denkt nu dat wat toentertijd als lafheid geïnterpreteerd werd, vaak symptomen van een medische aandoening waren, toen bekend onder de naam “shell-shock”. Tegenwoordig is de aandoening bekend onder de benaming Post Traumatic Stress Disorder. Browne zei: “We can't be in a situation morally where we cannot redress injustices because we don't have paperwork in relation to an individual case.” 1 Het lot van deze militairen was al in 1998 in het Britse parlement besproken, maar toen besloot dit dat het onmogelijk was om zolang na dato nog een onderscheid te maken tussen de soldaten die werkelijk deserteerden en daarmee hun land in de steek hadden gelaten, en soldaten die fysiek niet in staat waren geweest te blijven vechten.
1 http://news.bbc.co.uk/2/hi/uk_news/4796579.stm, geraadpleegd op 2 jan 2008.
De beslissing het pardon nu wel toe te kennen, had te maken met de lange campagne die was gevoerd door een aantal nabestaanden van de geëxecuteerde soldaten. Vaak wisten de nabestaanden niet dat hun grootvader geëxecuteerd was door het eigen leger. Zij dachten dat hij in het gevecht omgekomen was. Toen dit duidelijk werd en ze konden lezen hoe het proces verlopen was, begon een groepje nabestaanden een lange rechtszaak om een pardon te krijgen. In 2006 kwam er eindelijk een uitspraak, namelijk dat de geëxecuteerde militairen achteraf een pardon kregen. Nu konden de namen van de 306 soldaten op de lijsten van oorlogsslachtoffers gezet worden, en stonden zij niet langer meer als veroordeelde criminelen te boek. Uit de aandacht van de regering en de media mag blijken dat de Eerste Wereldoorlog nog altijd leeft in de Britse maatschappij, ook al is het bijna honderd jaar geleden dat de oorlog uitbrak. Het schijnbaar nutteloze verlies van miljoenen mensenlevens en de schijnbaar achteloze manier waarop die levens opgeofferd werden, grijpt nog altijd aan. De soldaten die besloten niet meer mee te doen aan de waanzin, of die er fysiek niet meer toe in staat waren, werden hiervoor gestraft. Hun dood lijkt wellicht nog onnodiger dan die van hun kameraden. Hun beweegredenen niet meer te willen of kunnen vechten zijn zo begrijpelijk en aangrijpend, dat het moeilijk is hun dood enig nut toe te kennen.
De toenmalige legerleiding vond de dood van de deserteurs en 'lafaarden' echter wel degelijk nuttig; genoeg om het beleid door te zetten, en soldaten die om welke reden dan ook niet meer vochten na een proces te executeren. De legerleiding zag dit puur als disciplinair middel: de straf was zo zwaar dat andere soldaten niet zouden durven deserteren. In alle oorlogen echter, en zo ook in de Eerste Wereldoorlog, was er een verschil tussen wat de legerleiding dacht dat er op het slagveld speelde, wat ze wilde dat er gebeurde, en wat er in realiteit gaande was. In deze scriptie zal ik dit contrast proberen toe te lichten aan de hand van de processen en executies van de deserteurs en de 'lafaarden' onder de Britse soldaten. Door het beleid van de Britse legerleiding en het beoogde effect hiervan te onderzoeken, en dit te vergelijken met de werkelijke situatie in de loopgraven, zal ik de volgende vraag beantwoorden:
Waar was het Britse disciplinaire beleid op gebaseerd, en had het het beoogde effect? Op welke wijze heeft de Britse legerleiding in hun disciplinehandhaving gereageerd op de ontwikkeling van de oorlog en het opkomende fenomeen 'shell-shock'? In het logisch verlengde van die vraag zullen we ons ook moeten afvragen waarom de Britse legerleiding op die wijze reageerde, en of, en zo ja welke, alternatieven het hier voor had. Om deze vragen te beantwoorden, zullen we eerst moeten kijken naar
de krijgsraden zelf: Over hoeveel geëxecuteerden gaat het, en wat was precies het beleid van het Britse opperbevel in disciplinaire zaken? Dit zal ik in de eerste vier hoofdstukken behandelen. Daarna zal ik kijken naar het leven in de loopgraven, en naar de manier waarop de soldaten reageerden op zowel hun omstandigheden als de regels die zij moesten volgen. Hier direct op volgend zal ik het verschijnsel shell-shock behandelen, en de vraag hoe deze de soldaten beïnvloedde in hun vermogen zich aan de disciplinaire regels te houden. Vervolgens ga ik in op het effect van het Britse beleid, en beantwoord ik de vraag waarom de Britten het beleid niet veranderd hebben, voor, tijdens en na de oorlog, en of er alternatieven voor het beleid waren. In mijn onderzoek heb ik onder andere gebruik gemaakt van primaire bronnen, namelijk de krijgsraadsdossiers die in de British Archives in Kew opgeslagen liggen. Deze dossiers zijn de oorspronkelijke dossiers, notulen en formulieren van de krijgsraden.
Hoofdstuk I: De Statistieken In 1922 heeft het Britse War Office, het toenmalige ministerie van defensie een overzicht van het aantal gevallenen in de Eerste Wereldoorlog uitgegeven, genaamd: 'The Statistics of the Military Effort of the British Empire during the Great War'. Voor het eerst werd op dat punt de omvang van de oorlog echt duidelijk. Later zijn de aantallen nog iets preciezer vastgesteld. In de jaren 1914-18 verloor het Britse leger alleen al ongeveer 900.000 mannen. De geallieerden verloren in totaal zo'n 5,7 miljoen mannen. Het totaal aan militaire slachtoffers wordt geschat op 9,7 miljoen. GrootBrittannië moest na de oorlog niet alleen met het verlies van al deze jonge mannen omgaan, ook waren er 1,7 miljoen Britse gewonden die thuiskwamen, en vaak voor de rest van hun leven gehandicapt bleven. 2 Het land zelf was getraumatiseerd. Iedereen wilde aan de opbouw beginnen, en de oorlog zo snel mogelijk achter zich laten. Hoeveel mensen precies dood waren gegaan leek er misschien maar weinig toe te doen, het was gebeurd, de heersende stemming was dat er nu vooruit gekeken moest worden. Het was dus logisch dat een kleine paragraaf van The Statistics of
the Military Effort nauwelijks aandacht kreeg. Hierin stond het aantal Britse soldaten, onderofficieren en officieren dat tijdens de oorlog na een krijgsraad de doodstraf gekregen had en geëxecuteerd was. Het ging om 319 soldaten 2 Michael Clodfelter, Warfare and Armed Conflict: A Statistical Reference to Casualty and
Other Figures, 1618-1991, (1992).
en onderofficieren en 3 officieren. De meeste hiervan waren veroordeeld voor desertie of lafheid in het zicht van de vijand, een paar voor moord. Deze mannen waren wellicht een vergeten voetnoot in de geschiedenis gebleven als Ernest Thurtle, een Member of Parliament, zich hun lot niet had aangetrokken. Hij was zelf een oorlogsveteraan en begon al tijdens de oorlog vragen te stellen aan de regering over de executies. Na de oorlog drong hij aan op afschaffing van de militaire doodstraf op lafheid en desertie. Hij moest tot 1930 doorvechten om dit voor elkaar te krijgen. Hierna konden soldaten alleen nog de doodstraf krijgen voor muiterij en verraad. Vooral door zijn gedrevenheid kwamen verschillende ooggetuigenverklaringen boven, en werd steeds duidelijker dat de legerleiding op een meedogenloze wijze de militaire wet had uitgevoerd, zonder dat hier een goede reden voor leek te zijn. De geëxecuteerden waren dan maar driehonderd mannen geweest, maar het ging wel om Britse soldaten, niet om de vijand. Was het echt nodig geweest om in de meest bloedige oorlog aller tijden nog meer levens te beëindigen? Na Thurtle's actie is de wereld het lot van de 322 mannen weer langzaam vergeten. De wet was bijgesteld en dus hoefde de politiek zich er niet meer druk om te maken. De historici konden geen duidelijk beeld van de zaak vormen, omdat de dossiers nog gesloten waren. De verjaring van de geheimhouding van deze documenten was tenminste 80 jaar, en historici
konden dus pas onlangs op de zaak ingaan. De eerste reactie was, misschien zoals meerdere mensen dat voelen, er één van verontwaardiging. De manier waarop de soldaten berecht en geëxecuteerd werden, was erg snel en summier. Soms had de beklaagde bij voorbaat al geen schijn van kans. De vraag van de historici was in eerste instantie hoe het leger dit kon toestaan. In de laatste jaren komt er echter een meer genuanceerd beeld naar voren. Niet alle documenten kwamen tegelijkertijd vrij, maar sinds de
Freedom of Information Act van 2000, doorgevoerd in 2005, is alles bekend, en wordt pas echt openbaar om welke soldaten het ging, en wat de omstandigheden waren. 3 Het gaat om een drie- tot vierhonderdtal soldaten. Het eerder genoemde aantal van 322 klopt in elk geval niet, maar hoeveel het werkelijke aantal ervan afwijkt is moeilijk te zeggen. In de archieven zijn maar 304 dossiers van de 322 genoemde executies te achterhalen. 4 De dossiers van de anderen zijn verdwenen, of nooit opgesteld. Maar het moeten er meer dan 322 geweest zijn. Een aantal soldaten waarvan we via andere officiële documenten weten dat ze geëxecuteerd waren, wordt in de lijsten niet genoemd en hun krijgsraaddossiers liggen niet in de archieven. 5 Ook herinnert bijvoorbeeld een officier zich dat hij opdracht tot executie van een 3 http://www.opsi.gov.uk/acts/acts2000/20000036.htm, geraadpleegd op 9 april 2008. 4 Zie zowel Gerard Christopher Oram, Military Executions during World War I (Basingstoke 2003), 43 en Julian Putkowski & Julian Sykes, Shot at Dawn (Barnsley 1989), 15-20. 5 Oram, Military Executions during World War I, 101.
aantal Portugezen gegeven heeft. Hier wordt in de archieven geen enkele melding van gemaakt, en hun namen staan op geen van de lijsten. De lijst is dus zeker incompleet. Hoeveel meer executies er geweest zijn, zullen we nooit weten. We hebben alleen wat er op papier gezet is, en wat al die jaren bewaard gebleven is. Ook de dossiers die er nog zijn, zijn vaak alleen een summiere samenvatting van de aanklacht en de verdediging van de beklaagde. Militairen werden soms veroordeeld via een procedure die niet meer dan drie velletjes papier achterlieten. Maar zelfs als er nog honderd gevallen onbekend zouden zijn; het aantal geëxecuteerden verbleekt bij het aantal gevallenen. Toen het War Office met dit aantal executies kwam, was er dan geen ophef of verontwaardiging over, iedereen wilde de hele oorlog eigenlijk zo snel mogelijk vergeten. Ook waren veel meer soldaten ter dood veroordeeld dan ook werkelijk geëxecuteerd werden. Van de 2.951 soldaten die in de periode 1914-1918 de doodstraf kregen zijn er dus maar 304 zeker uitgevoerd, de rest kreeg een strafvermindering. Ik zal in mijn betoog beiden groepen behandelen, aangezien het mij om het geven van de doodstraf gaat, niet alleen om het uitvoeren ervan.
Hoofdstuk II: De problemen van de legerleiding Het Britse leger zoals dat vorm kreeg in de jaren 1914-18 had nooit eerder bestaan. Het was altijd relatief klein geweest en voornamelijk gestationeerd in de koloniën. Na de Napoleontische oorlogen was Groot-Brittannië in een groot aantal oorlogen betrokken geweest, maar deze speelden zich allemaal ver weg in de koloniën af en hadden een veel kleinere schaal. Alleen de Britse zeemacht was echt van belang geweest voor de defensie van het vaderland. Het leger was alleen aantrekkelijk voor adel die hun officierscommissies konden kopen, en voor de armsten in de maatschappij die weinig keus hadden. Voor een gewoon soldaat was er weinig eer te behalen, alleen wantrouwen en afkeer van de Britse bevolking. Deze situatie veranderde bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Het slagveld lag voornamelijk in Europa, wat dichterbij was en veel belangrijker was dan de kleine koloniale oorlogen aan de andere kant van de wereld. Ook was het salaris, in combinatie met een toelage voor gezinnen, niet slecht vergeleken met de lonen die ongeschoolde arbeiders in die jaren konden krijgen. Bovendien gaf dienst in het leger een vast inkomen en een pensioen. 6 Lord Kitchener, de Secretary of State for War, voorzag een lange uitputtende oorlog en begon een uitgebreide rekruteringscampagne. In de zomer van 1914 was het vooroorlogse beroepsleger al naar Frankrijk 6 David Sibley, The British working class and enthousiasm for war, 1914-1916 (Londen 2005) 86.
gestuurd. Maar gezien de verliezen die de BEF (British Expeditionary Force) leed werd al snel duidelijk dat er veel nieuwe soldaten nodig waren. De rekruteringscampagne had succes. In augustus 1914 hadden al ruim 100,000 rekruten zich aangemeld. Na een artikel in de Times op 30 augustus kwam de stroom pas echt op gang. Een correspondent die ooggetuige was van de slag bij Mons op 23 augustus 1914 en het gedwongen terugtrekken van de BEF schreef:
Our losses are very great... To sum up, the first great German effort has succeeded. We have to face the fact that the BEF, which bore the great weight of the blow, has suffered terrible losses and requires immediate and immense reinforcement. [The BEF] needs men, men, and yet more men. 7
Dit artikel, goedgekeurd door de Press Censor (die zelf de laatste regel in citatie toegevoegd had) wist in 1914 het nationalisme van het hele land wakker te maken. De maand september brak alle records met een half miljoen aanmeldingen, en voor januari 1915 hadden een miljoen jongens en
7 Arthur Moore, The Times (London) 30 augustus 1914, p. 1.
mannen zich aangemeld.
8
De nieuwe rekruten werden vaak in zogenaamde “pals battalions” ondergebracht, eenheden waar allemaal jongens uit dezelfde wijk, school of voetbalclub zij aan zij vochten. De nabijheid van vrienden zorgde voor hechte groepen en een sterk 'esprit de corps'. Deze nieuwe bataljons werden ondergebracht bij bestaande regimenten. De regimentsstructuur vormde de basis van het Britse leger. Een regiment was normaal gesproken een eenheid van 1000 tot 5000 soldaten, hoewel de grootte tijdens de Eerste Wereldoorlog dit ruimschoots overtrof. Zulke enorme regimenten waren administratief en operatief onhandig. Maar door de nieuwe en groene bataljons toe te voegen aan oude ervaren regimenten werden de onervaren soldaten in elk geval wel minder onbetrouwbaar. De Britse regimenten bestonden vaak al eeuwen, sommige kwamen voort uit de 16e eeuw. Ze waren sterk streekgebonden en alle soldaten kwamen dus uit dezelfde omgeving en deelden dezelfde achtergrond. Regimenten hadden een thuisgarnizoen en daarmee een sterke band met één bepaalde plek. Deze band met een plaats en een gemeenschap had een belangrijke rol in het vormen van cohesie en moreel binnen een eenheid. Het regiment en zijn geschiedenis waren iets om trots op te zijn. Er deel van uitmaken betekende veel voor de soldaten en hun families. Ieder regiment had zijn eigen
8 Sibley, The British working class, 24-38.
uniformen, marsliedjes en emblemen; het regiment was een belangrijk onderdeel van de identiteit van een soldaat. 9 Deze loyaliteit had in de Eerste Wereldoorlog echter maar kort de tijd om uitwerking op de nieuwe rekruten te hebben. Door de extreme vergroting van regimenten met onervaren bataljons werd de waarde van de regimentsstructuur als een sociale en militaire eenheid sterk verminderd. Ook waren de nieuwe rekruten vaak niet het soort mannen dat normaal gesproken het leger in ging. Door het grote aantal rekruten werden de medische testen snel en onzorgvuldig uitgevoerd, en de belangrijkste struikelblokken (borstomvang, leeftijd en lengte) waren tamelijk makkelijk te omzeilen. De rekruten konden het blijven proberen bij verschillende artsen tot ze er één vonden die bereid was hen goed te keuren. Ook was het bij de aanmeldingspunten vaak zo'n chaos dat niemand echt oplette. Zo konden vrijwilligers de medische test door iemand anders voor hen laten halen. 10 De legerleiding kreeg dus nieuwe soldaten die fysiek niet altijd aan de minimumeisen voldeden, en wellicht niet in staat waren om hun taak te vervullen als ze eenmaal in de frontlinie waren. Ook waren de nieuwe rekruten, hoewel enthousiast, qua karakter niet allemaal even geschikt voor het leger. Normaal gesproken trekt het leger mensen die zich kunnen en willen passen aan een hiërarchische structuur 9 John A. Lynn, Battle, a history of combat and culture (Boulder, CO 2003) 159-177. 10 Sibley, The British working class, 44.
waarin ze bevelen moet uitvoeren zonder deze in twijfel te trekken. Dit is het soort mens wat een leger nodig heeft om efficiënt te kunnen functioneren. Meestal zijn in tijd van oorlog vrijwilligers niet genoeg. Met een massale rekrutering of zelfs conscriptie komen er ook andere typen mensen in het leger terecht; mensen die rebelser zijn aangelegd en niet goed binnen een regimentsstructuur functioneren. Ook komen er groepen met verschillende intelligentie- en opleidingsniveaus in het leger terecht. Normaal gesproken belandden mannen met lagere opleidingen in het leger, maar door conscriptie wordt er geen onderscheid gemaakt tussen opleiding en komen alle mannen in het leger terecht. De legerleiding heeft dit liever niet: hoogopgeleiden zijn meer geneigd hun bevelen in twijfel te trekken en zelfs te negeren. Plots zat de Britse legerleiding met een uit de kluiten gewassen koloniaal leger dat een continentale oorlog moest gaan uitvechten. De meeste bataljons waren onervaren en onbetrouwbaar in gevecht, en de meeste soldaten waren gewone jongens uit de midden en lagere klasse. Ze waren nu wel bereid tot vechten, maar waren ze er ook toe in staat? Als een bataljon goed wilde functioneren in een oorlog moest het een eenheid zijn. Hiervoor was een lange training nodig die ervoor zorgde dat de soldaten ongeacht de omstandigheden bevelen opvolgden. Het Britse opperbevel wist dat hier geen tijd voor was en dat het grootste deel van hun leger relatief
ongedisciplineerd de strijd in zou gaan. Dit riep allerlei schrikbeelden op. Een ongedisciplineerd leger is een gevaarlijk leger. Niet gewend aan de verschrikkingen van oorlog en zonder training om de angst te onderdrukken, kon het risico ontstaan dat militairen op grote schaal zouden deserteren, of zelfs muiten. De opkomst van het communisme, en de grote aantallen rekruten uit de lagere sociale klassen versterkten deze angst. Maar de legerleiding had niet alleen met een nieuw soort leger te kampen, ook de oorlog zelf was veranderd.
Hoofdstuk III: De nieuwe oorlog In de 19e eeuw was het karakter van oorlogvoering aanzienlijk veranderd. De Napoleontische oorlogen aan het begin van de eeuw stonden nog volledig in de Europese traditie van oorlogvoeren: de oorlogvoerende naties verzamelden grote groepen soldaten en kwamen op een geformaliseerde manier op het slagveld samen om het conflict uit te vechten. Deze methode was ontstaan omdat het soort wapens waarmee gevochten werd alleen werkten op relatief korte afstand. De wapens hadden maar een klein bereik en waren niet nauwkeurig. Dus om een slag te winnen moesten de soldaten de vijand wel opzoeken. In de loop van de eeuw werden gedurende de Industriële Revolutie de wapens steeds beter en krachtiger. Al in de Amerikaanse Burgeroorlog, in de jaren 60 van de 19e eeuw, was deze ontwikkeling te merken. Door de betere wapens werd het steeds minder aantrekkelijk om aan te vallen. Op het moment dat de aanvallende kant naar de verdedigers toerende, konden de verdedigers schieten. Eerder was dit ook al zo, maar door de betere wapens konden de verdedigers al eerder het vuur openen, en het werd steeds makkelijker de aanvallers te raken. Door deze ontwikkelingen in materieel moest dus ook de strategie van legers veranderen. Aan het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog begonnen de Amerikaanse legerleidingen dit in te zien, en kreeg de oorlog steeds meer een statisch karakter. Legers groeven zich in en wachtten af tot
de vijand aan zou vallen. De uitputtingsoorlog, die in karakter heel anders was dan de voorgaande oorlogen was ontstaan. Eer en glorie werden behaald door dapperheid op het slagveld, om een held te worden moesten er heldenacties ondernomen worden. De uitputtingsoorlog is daarentegen een oorlog van inactiviteit naast het slagveld, van afwachten en paraat staan. figuur 1: Britse soldaat op wacht, andere soldaten rusten uit. 11
Hoewel de Amerikaanse legerleiding het begin van de statische oorlog gezien had, wilde dit niet zeggen dat zij geaccepteerd hadden dat dit in het vervolg de normale gang van zaken zou zijn. De officieren werd nog altijd geleerd dat de frontale aanval het meest effectief was, dat soldaten moesten leren exerceren om op het slagveld als een eenheid te kunnen opereren en dat de cavalerie met een snelle flankmanoeuvre de slag kon winnen. Zeker het Britse leger, dat zelf nog niet de veranderingen in oorlog ondervonden
11 http://www.wereldoorlog1418.nl/warpictures/trenches/slide04.htm, geraadpleegd op 17 maart 2008.
had, en zelfs voor een leger buitengewoon conservatief en traditiegebonden was, geloofde in 1914 nog in een snelle en korte oorlog. Zelfs tijdens de oorlog, toen de grote verliezen en kleine resultaten van de frontale aanvallen steeds duidelijker werden, weigerde het Britse hoofdkwartier in te zien dat de oorlog niet op de traditionele manier gewonnen kon worden. De legerleiding had dus problemen te over. Niet alleen gingen ze blind een oorlog in die steeds maar langer, zwaarder en kostbaarder werd, ook zat het Britse leger met miljoenen rekruten die ongetraind en onervaren waren. Ze kwamen uit de lagere klassen van de samenleving, en waren wellicht gevoelig voor communistische propaganda. Dit was niet het moment de discipline te laten verzwakken. De legerleiding had dan ook aan het begin van de oorlog geen enkele intentie de disciplinaire regels en straffen te veranderen, laat staan te verzwakken. Ze waren immers al eeuwen in gebruik, en hadden altijd gewerkt. Waarom zouden ze nu niet meer werken?
Over de doodstraf De doodstraf is eeuwenlang gebruikt als een straf waarvan aangenomen werd dat deze effectief was in zowel het afschrikken van criminelen als het verwijderen van criminelen uit de maatschappij. In de vorige eeuw ontstond er echter steeds meer twijfel over de effectiviteit van de doodstraf. Het is waar dat de misdadiger er door uit de maatschappij verwijderd en als dat de
enige reden voor het toepassen van de doodstraf zou zijn, was het zeker een buitengewoon effectief middel. Maar worden andere criminelen ook werkelijk afgeschrikt door de hoge straf? Denken mensen überhaupt na over de straf voor zij een misdaad begaan? In Europa is er heden ten dage een soort consensus bereikt dat de doodstraf geen werkend middel is om de misdaadcijfers laag te houden, en dat het risico dat er onschuldigen ter dood veroordeeld worden te groot is om de straf toe te passen. In de Verenigde Staten overheerst de tegenovergestelde gedachte en het debat raast daar nog altijd voort. Ieder jaar worden er tientallen onderzoeken gedaan naar de voor- en nadelen van de straf. De uitkomst van de onderzoeken komt vaak overeen met de standpunten van de lobby die het onderzoek financiert. Weinig onderzoeken zijn werkelijk onpartijdig. Iedereen heeft een mening over de doodstraf. In de hedendaagse Europese cultuur is het een vreemd en bijna barbaars concept geworden. Het is moeilijk in te denken dat het slechts honderd jaar geleden in GrootBrittannië nog logisch en vanzelfsprekend was een overtreder van bepaalde wetten te executeren. Nederland was in vergelijking met Europa tamelijk progressief. Hier is de doodstraf voor burgers al in 1870 afgeschaft, in Groot-Brittannië was dat pas in 1965 het geval. In de militaire rechtspraak was de doodstraf echter nog lange tijd formeel in gebruik. Officieel is de
militaire doodstraf in Nederland pas in 1983 afgeschaft, in Groot-Brittannië in 1998. 12 Als wij over de doodstraf in de Eerste Wereldoorlog denken, voor of tegen, denken we aan individuen. De legerleiding vormde het beleid echter naar de groepen. Hun overwegingen werden gedomineerd door de angst voor opstanden en voor communistische ideeën onder de massa's soldaten en het gebrek aan vertrouwen in de lagere klassen. De leiding dacht aan discipline, en hoe die te bewaren. Als een soldaat zich niet netjes gedraagt, werd hem openbaar een straf opgelegd. De anderen zagen dit, en zouden zelf in het vervolg oppassen dat ze het niet zelf doen. De overtreder zelf had de negatieve ervaring van de straf gevoeld, en had dus reden het niet in de fout te gaan. Dit mechanisme werkte op kleine overtredingen en kleine straffen in het bewaren van de discipline. Maar hoe ernstiger de overtreding wordt des te belangrijker het motief ervoor ook moet zijn. Als de straf zwaarder wordt naarmate de overtreding ernstiger is komt de straf uiteindelijk op de doodstraf uit. Erger kan het niet, wellicht op marteling na. De vraag wordt of de afschrikking van de doodstraf zwaar genoeg blijft naarmate de motieven tot niet gehoorzamen belangrijker worden.
12 http://www.amnesty.org.uk/content.asp?CategoryID=981&ArticleID=981 geraadpleegd op 16 maart 2008.
Voor een wetenschappelijk onderbouwd en objectief beeld, dat niet door politieke en culturele overwegingen beperkt wordt heeft de VN een onderzoek uitgevoerd. In 1998 en 2000 blijkt uit dat onderzoek dat wereldwijd de statistieken niet aangeven dat het gebruik van de doodstraf de misdaad verlaagt, en dus werkt als afschrikwekkend middel. 13 Ook als de doodstraf afgeschaft werd, bleek nergens uit de cijfers dat het een significant effect op de misdaad had. 14 Natuurlijk is het civiele leven niet dat van de militairen in de loopgraven in 1914-18, en moeten we voorzichtig zijn met het toepassen van statistische data van nu op deze uitzonderlijke situatie. Maar wellicht is het argument van de afschrikwekkende werking van de straf nog minder toepasbaar op de militairen dan het op de rest van de wereld lijkt te zijn. In het civiele leven wordt angst voor straf gebruikt als middel tegen het overtreden van de wet, in het leger tegen een poging tot deserteren. De motieven zijn bij de burger anders dan bij de soldaat. De burger wil de wet overtreden om er beter van te worden, uit opstandig gedrag, overtuiging, drift of wellicht gekrenkte trots. De deserteur overtreedt de wet om voor zijn familie te kunnen zorgen, om zijn leven te redden of uit idealistische overwegingen. De motieven zijn anders, de doelgroep is anders, maar de straf niet. Het is dus mogelijk dat de doodstraf niet werkt voor militairen in een 13 Roger Hood, The Death Penalty: A World-wide Perspective (Oxford 2002) 230. 14 Ibid., 214.
oorlogssituatie. In de civiele maatschappij is het in elk geval onduidelijk en redelijk onwaarschijnlijk dat de straf als afschrikwekkend middel kan functioneren. Voor de militairen kan het alleen maar minder goed werken dan voor de burgers, omdat militairen handelen uit andere motieven, of zelfs uit puur overlevingsinstinct. Dit is natuurlijk achteraf makkelijk te zeggen. De Britse legerleiding had toentertijd geen onderzoeken om zich op te beroepen, en was overtuigd van het belang van de doodstraf voor het bewaren van de orde.
Hoofdstuk IV: Krijgsraden, het beleid Het Britse leger had haar disciplinaire regels al 325 jaar nagenoeg onveranderd toegepast. De Mutiny Act uit 1689 was ingevoerd nadat een heel regiment in Ipswich had besloten niet langer voor William III te vechten maar over te stappen naar het vijandelijke leger van James II. Nadat William het regiment gevangen genomen had en naar Holland gestuurd had om daar zijn dienst te voldoen, deserteerden alsnog honderden soldaten en kwamen nooit meer terug. De Act was ontworpen om snel en hard op dit soort opstanden te kunnen reageren.
'Soldiers who shall Mutiny or Stirr up Sedition, or shall desert Their Majestyes service (will) be brought to a more exemplary and speedy Punishment that the usuall Forms of Law will allow.' 15
Deze wet werd jaarlijks opnieuw aangenomen, maar bleef qua inhoud nagenoeg onveranderd in gebruik tot 1955. 16 In tijden van vrede werd het aantal overtredingen waar de doodstraf op stond teruggebracht, maar in tijden van oorlog werden dit er weer meer. De Manual of Military Law uit 15 William Moore, The thin yellow line (Londen 1974) 14. 16 Peter Rowe, Defence: the legal implications, military law and the laws of war (Londen 1987), 1-3.
1914 gaf een duidelijk overzicht van de overtredingen. Aangezien dit een uitgave van 900 pagina's was, werd er een Field Service Pocket Book uitgedeeld aan alle rekruten waar de regels kort in stonden. Er waren zeven overtredingen waar de doodstraf op stond, namelijk:
1. Shamefully delivering up a garrison. 2. Shamefully casting away his arms in presence of the enemy. 3. Misbehaving before the enemy in such a manner as to show cowardice. 4. Joining in a mutiny in forces belonging to His Majesty´s Regular forces. Causing a mutiny in forces belonging to His Majesty´s Regular forces. Endeavouring to persuade persons in His Majesty´s Regular forces to join in a mutiny. 5. After coming into knowledge of an intended mutiny in forces belonging to His Majesty´s Regular forces, failing to inform without delay his commanding officer of the same. 6. Striking his superior officer, being in the execution of his office. 7. Disobeying in such a manner as to show a willful defiance of authority, a lawful command given personally by his superior officer, in the
execution of his office. 17
Verder waren er andere overtredingen die strenger behandeld zouden worden als de soldaat in actieve dienst was op het moment van overtreding. Dit leidde tot twaalf andere overtredingen die tot de doodstraf konden leiden. Dit waren:
1. Leaving his commanding officer to go in search of plunder. 2. Forcing a safeguard. 3. Forcing a soldier when acting as sentinel. 4. Doing violence to a person bringing provisions to the forces. 5. Breaking into a house in search of plunder. 6. By discharging firearms intentionally occasioning false alarms on the march. 7. Commiting an offence against the person of a resident in the country in which he was serving. 8. When acting as sentinel sleeping on his post. 9. Disobeying a lawful command given by his superior officer. 10. Deserting His Majesty´s forces.
17 General Staff, War Office, Field Service Pocket Book, 1914 (Londen 1914) 216-222.
11. Attempting to desert His Majesty´s Service. 12. When on active service, commiting the offence of murder. 18
De meeste van deze overtredingen zijn duidelijk, zoals inbreken, een moord plegen of bevelen weigeren uit te voeren. Maar een aantal zijn vaag en multiinterpretabel. Wat we ons precies moeten voorstellen bij 'misbehaving so as to show cowardice' is niet duidelijk, noch wordt het ergens in de regels duidelijk gemaakt. De frase 'shamefully casting away his arms in presence of the enemy' impliceert dat er ook een manier is om dit niet shamefully te doen, maar wat het verschil mag zijn is wederom onduidelijk. Verder waren er vele andere overtredingen waar een soldaat door in de problemen kon komen. Als er niet de doodstraf op stond, ging het meestal om een gevangenisstraf, en anders waren er nog de Field Punishments nr.1 en 2 (zie hieronder). Gevangenisstraf bleek met een steeds groter wordend tekort aan getrainde soldaten onpraktisch, en vaak werd een straf wel opgelegd maar uitgesteld. Na drie maanden werd de straf herzien en bij goed gedrag kon hij kwijtgescholden worden, of bij slecht gedrag alsnog uitgevoerd. Dwangarbeid was een vast onderdeel van zowel een Field Punishment als van gewone gevangenschap. Field Punishments nr. 1 en 2 waren overblijfsels van de lijfstraffen die 18 Ibid., 216-222.
in de eeuwen ervoor vaak gebruikt werden. Geseling met een stok of touw was in 1881 afgeschaft en als alternatief ervoor werd vastgelegd dat een soldaat als straf vastgebonden of vastgeketend mocht worden. Onder straf nr. 1 mocht hij hierbij aan een vast object vastgebonden worden; onder nr. 2 niet. 19
19 Anthony Babington, For the sake of example (Londen 1983) 88.
figuur 2: voorbeeld van Field Punishment 1 uitgegeven door het War Office 20
De bediende van Robert Graves, private Fahy, kreeg deze straf voor 28 dagen opgelegd voor “drunkenness in the field”:
He was spreadeagled to the wheel of a company limber, tied by the ankles and wrists in the form of an X. He remained in this position - 'Crucifixion', they call it – for several hours a day; I forget how many, but it was a good working-day. The sentence was to be carried out for as long as the battalion remained in billets, and was to be continued after the next spell of trenches. 21
Een officier kon deze straf aan een ondergeschikte opleggen voor maximaal 28 dagen, maar als de straf door een krijgsraad was opgelegd kon deze maximaal drie maanden duren. Een krijgsraad kwam voor in twee vormen, een Field General Court Martial (FGCM) en een General Court Martial (GCM). De FGCM's behandelden bijna alle rechtszaken aan het front. Een GCM was de hoogste strafrechtelijke instelling in het Britse leger, veel formeler dan een FGCM en 20 http://www.collectionscanada.gc.ca/05/0518/05180103/051801030504_e.html, geraadpleegd op 8 april 2008. 21 Robert Graves, Goodbye to all that (Londen 1929) 147.
lastiger bijeen te brengen. Een FGCM was een tribunaal van drie of meer officieren, waarvan de voorzitter zo mogelijk de rang van majoor of hoger moest hebben. De officieren werden opgeroepen door het brigadehoofdkwartier om in dit tribunaal zitting te nemen en hadden niet de mogelijkheid te weigeren. Ze werden op beschikbaarheid aangewezen. Voor het opleggen van de doodstraf moest het hele tribunaal unaniem zijn, verder kon het alle straffen bij meerderheid opleggen. Het belangrijkste verschil tussen een FGCM en een GCM lag in de beklaagden; een FGCM mocht geen officieren berechten. De aanklager was meestal de adjudant, of een andere senior officier van het regiment waartoe de beklaagde behoorde, en de verdediging werd gevoerd door een subalterne officier uit het regiment. Hij had de titel 'prisoner's friend', maar werd niet gekozen door de beklaagde en was niet noodzakelijkerwijs onpartijdig. Er mocht geen civiele rechtsbijstand ingeroepen worden behalve met speciale toestemming van de Army Council. 22 Noch voor de 'prisoner's friend', noch voor de officieren in het tribunaal was enige juridische ervaring of kennis van de wet vereist. 23 Zowel de aanklager als de verdediging mochten getuigen oproepen, en aan het einde van de procedure mocht of de beklaagde zelf of de 'prisoner's friend' een verklaring afleggen. Het tribunaal trok zich vervolgens 22 Adviesorgaan voor de Secretary of State for War. 23 Babington, For the sake of example, 13.
terug om te overleggen over het vonnis en de straf. Als het vonnis 'onschuldig' luidde, kreeg de beklaagde dit direct te horen en was hij vrij om te gaan. Als het echter 'schuldig' was, werd dit hem niet gezegd, maar werd zijn commandant gevraagd zijn mening te geven over het karakter van de beklaagde en zijn kwaliteiten als soldaat. Ook gaf de commandant een overzicht van eventuele eerdere overtredingen en nog uitstaande straffen. De beklaagde verliet het proces zonder te weten welke straf hij gekregen had. In de eed die ieder lid van de krijgsraad moest zweren, stond: not to
divulge the sentence of the court until it is duly confirmed. Dit werd niet alleen toegepast op buitenstaanders, maar ook op de beklaagde zelf. Hij kreeg pas de dag voor de executie te horen dat hij de doodstraf gekregen had, en dat deze bevestigd was. Het idee hierachter was de soldaat niet onnodig bang te maken met de dreiging van de doodstraf tot dit bevestigd was. 24 Er was geen mogelijkheid om in beroep te gaan, maar na het proces was er wel een kans dat de straf verminderd zou worden. Het hele dossier, met een transcript van het proces en de gegevens van de beklaagde werd via de commandanten van de brigade, divisie, korps en leger omhoog gestuurd tot het bij de Commander in Chief uitkwam. Iedere bevelhebber kreeg de kans zijn mening te geven of de straf verminderd moest worden of niet. Aan het begin van de oorlog was een memorandum rondgegaan waarin
24 Moore, The thin yellow line, 93.
duidelijk gemaakt werd wat de officieren hier moesten vermelden. 25 Ze moesten, voor zover ze er iets van wisten, een indruk geven van de persoonlijkheid van de veroordeelde, als soldaat en in het algemeen. Verder moesten ze de staat van discipline binnen hun eenheid weergeven, en als het ging om desertie, of deze naar hun mening opzettelijk gedaan was. 26 Ook moesten ze vaak aangeven of ze vonden dat de doodstraf uitgevoerd moest worden om een voorbeeld te stellen. Hoewel het nergens officieel vastgelegd is, was het uitvoeren van de doodstraf voornamelijk bedoeld om een voorbeeld te stellen. De Duke of Wellington was al van mening dat alle straffen als doel hadden om een voorbeeld te stellen, en de meeste officieren in de Eerste Wereldoorlog deelden zijn mening, zoals blijkt uit het volgende citaat. 27
I should be very sorry to command the finest army in the world on active service without the power behind me which the fear of execution brings. Those who wish to abolish the death sentence for cowardice and desertion in war should aim at a higher mark and shoot for war itself. The one is the product of the other. Some people, particularly Labour Cabinet ministers and leaders seem to think that 'fear' in itself is a crime. Fear is no more a crime in war than in peace. Inability 25 Ibid., 94. 26 Babington, For the sake of example, 16. 27 Moore, The thin yellow line 178
to control or smother fear is an unpardonable and dangerous crime in war and, as it is contagious, must be treated like any other disease in peace time – abolished.28
Brigadier General Frank P. Crozier Deze opvattingen klinken nu erg hardvochtig in de oren, maar aan het begin van de twintigste eeuw was ook in het burgerleven in Groot-Brittannië de doodstraf nog niet afgeschaft. In 1964 werd de laatste doodstraf door ophanging uitgevoerd, en theoretisch bestond de doodstraf zelfs nog tot 1998 voor hoogverraad en piraterij met geweld. De bevolking was er aan gewend. In de jaren 1914-18 werden in totaal 61 burgers opgehangen, allen voor moord of spionage. Hier werd de straf ook gebruikt om een voorbeeld te stellen, maar op een veel algemenere en minder pragmatische manier dan in het leger. In het leger was de afweging simpelweg of de legereenheid een voorbeeld nodig had, en afhankelijk daarvan werd de doodstraf wel of niet bevestigd. Bij de zaak van private Bennett, die veroordeeld was voor lafheid in het zicht der vijand, schreef de korpscommandant:
I concur with the opinion of the divisional commander. Cowards of this sort are a serious danger to the army.
28 Brig.-Gen. F.P. Crozier, A brass hat in no man's land (Oxford 1930) 48.
The death penalty is instituted to make such men fear running away more than they fear the enemy. In the interest of the service I recommend that the death sentence be carried into execution. 29
Daar kwam nog bij dat Bennett geen goede soldaat was. Zijn regimentscommandant had dit over hem te zeggen:
From a fighting point of view the man is absolutely useless, it appears that he is more or less adept as long as things are quiet, but as soon as any shelling starts or there are any signs of an attack he goes all to pieces, and, as far as I can gather, seems to go practically out of his head through sheer terror. The man appears to to be of a very poor type of individual and has no stamina in him whatever. 30
Private Bennett werd geëxecuteerd door een vuurpeloton om tien over half zes 's ochtends op 28 augustus 1916. Het transcript van het proces van Bennett beslaat maar drie met de hand beschreven velletjes. Er waren drie getuigen voor de aanklager, die allen zeiden dat de beklaagde tijdens een gasaanval opeens verdween en pas de volgende morgen terug kwam. Bennett had geen 'prisoner's friend'. Zijn verdediging bestond uit een verklaring waarin hij zei zich niet te kunnen 29 WO 71-492 Pte Bennet, No. 4071, p. 8. 30 Ibid., p. 11-12.
herinneren wat er die nacht gebeurd was. Hij zei dat dit hem vaker gebeurd was en dat hij in afwachting was van een medisch onderzoek daarnaar. De legerleiding kon hier geen bewijs van vinden en negeerde de mogelijkheid dat Bennett echt een medische aandoening had die zijn black-outs veroorzaakten. Als een krijgsraad de beklaagde schuldig bevond op basis van het gebrachte bewijs, gaf hij vaak een aanbeveling tot strafvermindering aan de
Commander in Chief. Er was onduidelijkheid onder de krijgsraadleden hoe belangrijk het was dit te doen en of het iets uit zou maken voor de uiteindelijke straf. Door de onervarenheid van alle leden was er veel onwetendheid over hoe zwaar een straf uiteindelijk zou uitvallen. Majoor M. M. Wood was een lid van het comité dat na de oorlog onderzoek deed naar het fenomeen shell-shock. Hij verklaarde dat hij van een ervaren krijgsraadvoorzitter gehoord had dat hij de straf altijd zo hoog mogelijk stelde, in de verwachting dat de officieren boven hem altijd nog strafvermindering oplegden. Maar majoor Wood kende ook een officier met de macht tot het bevestigen van de straf, die zei dat hij altijd de aanbeveling van de krijgsraad volgde, omdat deze de veroordeelde zelf gezien hadden en het beste een inschatting konden maken van het bewijs en de beste straf. 31 Ook waren er misverstanden over wanneer het vonnis werkelijk de doodstraf moest zijn. In
31 Moore, The thin yellow line, 186.
het Field Service Pocket Book staat dat bij alle eerder genoemde overtredingen de doodstraf de maximale straf is, niet de standaardstraf. Vaak werd dit wel zo geïnterpreteerd. Als de straf door de Commander in Chief bevestigd was had de veroordeelde zes tot negen dagen tot de executie. De voorbereidingen werden getroffen, nog altijd zonder het slachtoffer in te lichten, en een vuurpeloton werd samengesteld, meestal bestaande uit tien soldaten en een officier. Het was niet ongebruikelijk om het vuurpeloton samen te stellen uit soldaten uit het regiment van de veroordeelde. 32 Het was al geen populaire klus, maar des te minder wanneer het ging om iemand die de soldaten goed kenden, of waar ze zelfs mee bevriend waren.
It was a terrible scene, being that I knew him made it worse for me. The ten men were selected from a few details left out of the line. They were nervous wrecks themselves, and two of them had not the nerve to fire. Of course, they were tried, but they were found to be medically unfit – their nerves had gone...... The last words the lad said were “What will my mother say?” 33
Anoniem
Een militaire arts moest ook ter plaatse zijn, en wanneer mogelijk een 32 Ibid., 3. 33 Ernest Thurtle, Shootings at dawn. The army death penalty at work (1924) 8.
geestelijke om de veroordeelde bij te staan. Het vuurpeloton moest ook de benodigdheden voor de executie meebrengen, namelijk een deken, een paar touwen, een blinddoek en iets om de veroordeelde aan vast te binden. Verder moest de militaire arts een wit doekje hebben om op de borst van de veroordeelde te spelden, om zo het hart als doel te markeren voor het vuurpeloton. 34
figuur 3: Franse loopgraaf 35
De dag voor de executie werd de veroordeelde ingelicht en naar de plaats van executie gebracht. Vaak was de geestelijke de hele nacht beschikbaar voor hem. De veroordeelde kreeg een rantsoen rum en soms verdovende 34 Babington, For the sake of example, 46. 35 http://www.wereldoorlog1418.nl/warpictures/trenches/slide05.htm, geraadpleegd op 17 maart 2008.
middelen om hem rustig te houden. 36 De executie vond altijd plaats tijdens de dageraad of zo snel mogelijk erna. Het was traditie dat de officier de wapens van het vuurpeloton zelf laadde, en één geweer een losse flodder gaf. Zo konden de soldaten in elk geval hopen niet het fatale schot te moeten afvuren. De veroordeelde werd vastgebonden aan een vast object, zoals een stoel of boom, geblinddoekt en het hart werd gemarkeerd. De orders tot aanleggen en schieten werden in stilte met signalen gegeven, zodat de veroordeelde niet wist wanneer de schoten zouden vallen. Hoewel er door in elk geval negen geweren van korte afstand geschoten werd op een stilstaand doel, was de veroordeelde vaak niet meteen dood. Het was daarom de taak van de officier of de militaire arts om meteen te gaan kijken of de man dood was en eventueel een genadeschot te lossen. Sommige mannen stonden voor het vuurpeloton met onverschilligheid of moed, anderen waren verstijfd van angst of in paniek. In 1924 publiceerde Ernest Thurtle, Member of Parliament, een pamflet met de titel 'Shootings at Dawn', met daarin vijf brieven van ooggetuigen van een executie.
On his being brought out he broke away from the sergeant of the guard, and the firing party fired at him on the run, wounding him in the shoulder. They
36 Putkowski & Sykes, Shot at Dawn, 72
brought him back on a stretcher, and the sergeant of the guard was ordered by the Provost-Marshal to finish him off as he lay wounded. 37
Anoniem
Het lichaam werd vervolgens in een deken gewikkeld en onmiddellijk begraven op de plek van executie. De locatie werd genoteerd zodat hij later herbegraven zou kunnen worden. Deze procedure bleef de hele oorlog onveranderd, net als de disciplinaire regels en de overtredingen waar de doodstraf op stond. Nu duidelijk is wat het disciplinaire beleid van de Britse legerleiding was, zullen we moeten bekijken onder welke omstandigheden van de soldaten verwacht werd dat ze zich aan de regels hielden en welke regels het meest overtreden werden.
37 Thurtle, Shootings at dawn, 4.
Hoofdstuk V: Shell-shock, modder en executies In eerdere oorlogen was het leven van soldaten anders geweest dan het in de Eerste Wereldoorlog was. Oorlogen waren veel mobieler geweest. Soldaten waren vaak weken aan het marcheren naar de slagvelden. In de Napoleontische oorlogen liepen soldaten heel Europa door. Het grootste gedeelte van hun bestaan was relatief veilig. Alleen op bepaalde, voorspelbare momenten, zoals de veldslagen of kleine handgemenen, was hun leven echt in gevaar. Veel lopen, af en toe vechten, dat was wat het soldatenleven voornamelijk inhield. Het marcheren gaf de soldaten voldoende afleiding zodat ze niet aan de gevaarlijke momenten hoefden te denken, en alleen de paar dagen voor een veldslag kwam de angst voor het gevecht pas op. In de Eerste Wereldoorlog was het tegenovergestelde het geval. Er werd bijzonder weinig gemarcheerd, maar heel veel gewacht. Er was veel tijd om over de eigen dood na te denken. Het leven in de loopgraven was monotoon maar extreem gevaarlijk. Het bestond uit wacht lopen, iets wat iedereen acht uur per etmaal moest doen, in diensten van vier keer twee uur. Overdag was het simpel om wakker te blijven, maar 's nachts kon dit wel eens problemen opleveren, vooral als de soldaten door bijvoorbeeld een artilleriebeschieting de vorige nacht maar weinig slaap hadden gehad. Verder was er overdag relatief weinig activiteit in de voorste loopgraaf, de
'firing trench'. Omdat het licht was konden de 'Tommies' 38 niet boven de loopgraaf uitkomen of ze werden door Duitse sluipschutters neergeschoten. Zelf het lichtpuntje van een sigaret kon aan de andere kant gezien worden.
My fellow Tommy jumped up on the firing bench for a look, with a lighted cigarette in his mouth. He was pulled down into the trench just as a rifle cracked and a bullet went zin-g-g from the parapet precisely where he had been standing. Then the Gloucester gave him a friendly little lecture which none of us afterwards forgot. “Now look 'ere, son! Never get up for a squint a Fritz with a fag on! 'E's got every sandbag along this parapet numbered, same as we've got 'is. 'Is snipers is a-layin' fer 'im.” 39
Private James Norman Hall, een Amerikaanse vrijwilliger
's Avonds was er veel meer activiteit. Iedere compagnie had de plicht een 'listening party' naar voren te sturen. Deze groep mannen, meestal één onderofficier en vier of vijf soldaten, moesten in een aan hen toegewezen stuk niemandsland luisteren en observeren of er vijandelijke activiteit was, zonder zelf gezien te worden. Ook moesten de prikkeldraad-versperringen nagekeken worden op breuken door de regelmatige beschietingen. Het grote 38 afkomstig van Tommy Atkins, een algemene bijnaam voor Britse soldaten. 39 James Norman Hall, Kitchener's Mob, the adventures of an American in the British Army (Londen 1916) 62.
gevaar bij dit soort missies was om een groep vijandelijke soldaten tegen te komen die een zelfde soort opdracht hadden. In dat geval werd het een bajonetgevecht met bloedige gevolgen. Deze missies waren gevaarlijk en zeer zenuwslopend. De nervositeit van één man kon desastreuze gevolgen hebben. Niet alleen werkte zijn angst aanstekelijk en was al snel de hele patrouille te nerveus om goed te functioneren, ook kon één overhaast gelost schot de positie van de hele groep verraden. Nog enger werd het wanneer er een overval op de vijandelijke loopgraven op het programma stond, waarbij het doel was een Duitser gevangen te nemen om informatie te krijgen over de vijandelijk handelingen. De mogelijkheid de vijand tegen te komen werd een afschuwelijke zekerheid. De vijand is in elke oorlog een angstaanjagende figuur, maar in de Eerste Wereldoorlog was dit wellicht nog erger dan het voorheen geweest was en later werd. Dit kwam doordat hij onzichtbaar was. De enige manier om onder normale omstandigheden de vijand te zien was door het telescoopvizier van een sluipschuttersgeweer, een periscoop of door een verrekijker. Soldaten konden weken of maanden doorbrengen aan de voorste linie van het front zonder ooit een Duitser te zien. Het enige wat een soldaat zag en hoorde was de inslag van zijn geweerschoten, de explosies van de beschietingen en het geratel van de machinegeweren. De onbekende vijand is het meest bedreigend, omdat de soldaat zichzelf bang kan maken met zijn eigen
voorstelling van hem. figuur 3: standaardinrichting van de loopgraven 40
Hoe zag het loopgravenstelsel er in het algemeen uit? De firing trench was uitgegraven in secties van vijf meter lang, om flankerend 41 vuur te voorkomen en de impact van explosieven te minimaliseren. Om de vijf meter maakte de loopgraaf twee rechte hoeken, naar links en naar rechts, dan weer vijf meter, dan naar rechts en naar links, enzovoort. De firing trench of
front-line was verbonden met de parallel lopende travelling of support trench door communication trenches. De travelling trenches waren niet bedoeld 40 http://www.harris-academy.com/departments/history/Trenches/GillianR/Gillian1.htm, geraadpleegd op 10 jan 2008. 41 In de lengte met geschut kunnen bestrijken.
voor het wacht houden en beschieten van de vijand, dus hier waren de schuilplekken, waar de soldaten sliepen, de voorraad en munitieopslagplaatsen en de medische posten. De relatieve veiligheid van de
travelling trench was maar een illusie: als een soldaat het hoofd boven de loopgraaf stak kon hij alsnog geraakt worden en voor beschietingen waren de soldaten nergens in de eerste linie veilig. Zowel slapend in de schuilplekken als lopend door de loopgraaf konden mannen op ieder moment levend begraven worden door instortende aarden muren en plafonds. Door de vele elkaar doorkruisende loopgraven en de onoverzichtelijkheid van de
firing trench was het makkelijk de weg kwijt te raken, of in een opstopping vast te zitten. De troepen die van de vuurlinie weg gingen, hadden voorrang en wie ze tegen kwamen moest wachten tot ze voorbij waren. Soldaten op weg naar de firing trench moesten soms uren wachten om honderd meter vooruit te komen. Door de trapsgewijze aanleg van de firing trench was het makkelijk om in paniek te raken. Soldaten konden maar vijf meter elke kant op kijken, en wisten nooit zeker of de nabije sectie niet door een Duitse
trench-raid getroffen was. Dit was een nachtelijke aanval door kleine groep soldaten op vijandelijke loopgraaf. Het doel ervan was niet de loopgraaf innemen, maar informatie verzamelen, materieel stelen, vijandelijke soldaten doden en de vijand bang houden.
figuur 4: soldaat in ondergelopen loopgraaf 42
Tijdens aanvalsperiodes, die soms maanden duurden, gingen massa's soldaten over the top. 43 Dit was wat de mannen het meest vreesden. De kans was zo groot dood te gaan, of ze dachten dat de kans erop zo groot was, dat sommige soldaten tot het uiterste gingen eronderuit te komen. Zij probeerden een zelf-toegebrachte wond te krijgen, maar ook dit was extreem gevaarlijk.
42 http://www.users.zetnet.co.uk/dms/past/ww1/trenches.html, geraadpleegd op 17 maart 2008. 43 Letterlijk de loopgraaf uit, niemandsland in.
A bloke in the Munsters once wanted a cushy 44 , so he waves his hand above the parapet to catch Fritz's attention. Nothing doing. He waves his arms for a couple of minutes. Nothing doing, not a shot. He puts his elbows on the fire-step, hoists his body upsidedown and waves his legs about till he gets blood in the head. Not a shot did old Fritz fire. “Oh,”says the Munster man, “I don't believe there's a damned squarehead there. Where's the German Army to?” He has a peek over the top – crack! he gets it in the head. Finee. 45
Anoniem
Als de wond zonder problemen verkregen was, moest de medische post nog overtuigd worden van de authenticiteit van de wond. Als de arts niet overtuigd was kon dit tot een krijgsraad voor desertie leiden. Een bevel weigeren leidde zeker tot een krijgsraad. Desertie leek vaak de enige optie die nog open lag. Het was natuurlijk niet de bedoeling, maar als een deserteur gepakt werd, was er de hoop dat een goed excuus hem alleen gevangenisstraf op zou leveren. Goede excuses waren echter dun gezaaid. Vaak probeerden soldaten maar voor een korte periode te deserteren. Relatief weinig soldaten gingen op weg naar huis of verscholen zich ergens bij een Franse boer. De meesten waren maar een nacht of twee
44 Zelf-toegebrachte wond. 45 Graves, Goodbye to all that, 95.
onvindbaar en melden zich dan weer bij hun officieren. Als excuus voor hun afwezigheid zeiden ze vaak dat ze verdwaald waren, of dat ze vergeten waren waar ze geweest waren. Dit klinkt misschien als een zwakke smoes en de krijgsraden namen het zelden aan als geldige reden voor afwezigheid, maar regimentsofficieren wilden dit wel geloven. Uit eigen ervaring wisten zij dat beschietingen dit soort effecten kon hebben. Een krijgsraad van officieren die allen aan het front gediend hadden gaf een korporaal met geheugenverlies in 1915 een schuldig vonnis op basis van de bewijzen, maar gaf de aanbeveling tot genade omdat ze dachten dat hij wel eens de waarheid gesproken kon hebben. 46 Een artilleriebeschieting kon mensen volledig verdoven puur door het geweld en lawaai wat zij voortbracht.
If bombarded with artillery you are practically stupid and our mind is almost a blank. You lie down and pray for it to finish. 47
Verdwaald zijn, shell-shock of een zenuwinzinking hebben, of zelfs een goede en populaire soldaat zijn was geen reden tot genade als er op dat moment een voorbeeld gesteld moest worden in het regiment. Ook konden de omstandigheden van aanmelden voor dienst in de BEF geen
46
Babington, For the sake of example, 28-9.
47 Moore, The thin yellow line, 188-9.
verzachtende omstandigheid vormen. Vrijwilligers werden net zo behandeld als doorgewinterde soldaten, jongens van achttien net zo als mannen van dertig. Private James Crozier was hier een voorbeeld van. Hij was jongen van zestien, die zich had voorgedaan als een achttienjarige om bij het leger aangenomen te worden. Voor negen maanden vocht hij mee aan het front, maar het viel hem zwaar tegen. Hij begon er steeds meer genoeg van te krijgen en deserteerde in september 1915. Hij werd na twee maanden gearresteerd, maar omdat hij gehoord had dat deserteurs doodgeschoten werden, ontsnapte hij. Al snel werd hij een tweede keer gearresteerd. De bevelhebbend officier in de executie was luitenant kolonel Frank P. Crozier, over wie we laten nog meer over zullen horen. Hij was geen familie van het slachtoffer, maar kende hem wel. Hij was in 1914 de rekruteringsofficier geweest die private Crozier het leger in gekregen had. James Crozier's moeder was erbij geweest om te proberen haars zoons het idee uit het hoofd te praten, maar Frank Crozier had haar verzekerd dat hij persoonlijk een oogje in het zeil zou houden en haar zoon niets zou laten overkomen. Frank Crozier had bij de bevestiging van de doodstraf ook zijn mening moeten geven, en had de doodstraf absoluut aanbevolen 'in view of certain circumstances'. Het feit dat hij nog geen achttien was toen hij beide keren deserteerde maakte niets uit. De jongen werd in februari 1916, net
twee maanden na zijn achttiende verjaardag, geëxecuteerd. 48 De dag voor de executie was de straf op het regiments appel voor gelezen, en James Crozier had er verdwaasd bij gestaan. Frank Crozier besloot uit sympathie voor de jongen zijn naam te krijgen op de lijst van soldaten die omgekomen waren in de strijd. Hij schreef:
But I don't think his people should be told. War is all pot-luck, some get a hero's halo, others a cowards cross. But this man volunteered in '14. His heart was in the right place then, even if his feet are cold in '16. 49
Frank Crozier had de officier van het vuurpeloton geïnstrueerd, en at met hem om hem in de gaten te houden, zodat hij de moed niet zou laten zakken. Hij had de jonge James zoveel drank gegeven dat hij geen moed nodig zou hebben de volgende dag, hij zou nauwelijks weten waar hij was. Toen hij de volgende morgen naar de achtertuin van de villa geleid werd waar de executie plaats zou vinden, was hij te dronken om te lopen. Hij werd bewusteloos naar de paal gesleept en vastgebonden. Hij hing er 'like dead meat in a butcher's shop' en snel daarna was hij dit ook. 50 De pogingen van Frank Crozier om de familie van de jongen in het ongewisse te laten over de
48 Babington, For the sake of example, 57-8. 49 Crozier, A brass hat in no man's land, 82. 50 Ibid., 84.
omstandigheden van zijn dood mislukten. Zijn moeder werd per brief geïnformeerd hoe haar zoon dood was gegaan. 51
Verlofkampen In 1917 kwam een gedeelte van het Franse leger in opstand, en weigerde nog door te vechten. Een paar maanden lang waren de Franse loopgraven bemand met soldaten die niet langer bereid waren aan te vallen, en alleen nog de linies verdedigden. Het lage moreel en de daaropvolgende muiterij had alleen maar zijdelings te maken met de gevaren van de oorlog en het risico te sneuvelen. De belangrijkste reden voor de muiterij van het Franse leger was niet het feit dat de soldaten moesten vechten, maar hoe ze behandeld werden als ze dit niet moesten. De slechte staat van de verlofkampen, de transportproblemen en onduidelijkheid over de toekomstige plaatsingen van een regiment waren de oorzaak. 52 Soldaten met een week vrij konden niet naar huis gaan doordat al het openbaar vervoer voor de oorlogsvoorzieningen gebruikt werd, en er geen maatregelen voor het verlof getroffen waren. Hierdoor zaten de soldaten hun hele verlof vaak vast in een verlaten stadje vlak achter de linies, waar de kanonnen nog te horen waren en dus geen rust te vinden was. Het breekpunt kwam bij een bataljon dat bij
51 Putkowski & Sykes, Shot at Dawn, 72-3. 52 B.A. Watson, When soldiers quit, studies in military disintegration (Londen 1997) 57-8.
de Chemin des Dames, een grote klap te verduren had gekregen. Na de hevige gevechten van 16 april waren er van het 600 man grote bataljon maar 200 mannen over. De rest, waaronder bijna alle officieren, waren gewoon verdwenen. Het bataljon werd gedeeltelijk aangevuld met soldaten uit andere eenheden en werd op verlof gestuurd. De soldaten probeerden in de slechte omstandigheden wat bij te komen, maar keken uit naar hun overplaatsing naar de Elzas. Dit gedeelte van de linie werd wel het sanatorium van het front genoemd, omdat het er door het terrein relatief rustig bleef. Maar na slechts twee weken verlof werd het bataljon opgedragen weer naar de linie te lopen, en bleek dat de overplaatsing niet doorging. Niet alleen was er nauwelijks kans geweest bij te komen, ook moesten de soldaten met nieuwe, onbekende officieren weer naar de Chemin des Dames. Dit was te veel, en de soldaten weigerden. Ze besloten na alle wijn in hun kampement opgedronken te hebben, dat ze collectief niet verder zouden gaan. Toen andere bataljons dit hoorden, verspreidde de muiterij zich snel en groeide uit tot een enorm probleem voor de Franse legerleiding. Het werd uiteindelijk opgelost door zowel de verlofvoorzieningen te verbeteren, maar ook alle dienstweigeraars met harde hand aan te pakken. 53 Hoewel het in het Britse leger nooit tot de grootschalige muiterijen gekomen is, hadden ook de Engelse soldaten te kampen met onregelmatig verlof. In
53 R.M. Watt, Dare call it treason (Londen 1964), 152-154.
principe hadden eenheden vier dagen lang dienst aan de frontlinie, dan vier dagen dienst in reserve, waarna ze vier dagen rust hadden. In praktijk echter kon de periode aan de frontlinie veel langer duren, afhankelijk van het gebied en de omstandigheden. Als er niemand was om de soldaten af te lossen moesten ze langer aan de linie blijven. Rekruten uit Engeland kwamen in Frankrijk eerst in trainingskampen terecht, waar ze gemiddeld twee weken doorbrachten voor ze naar het front werden gebracht. Étaples, een kamp bij het gelijknamige plaatsje in Frankrijk, ook bekend onder de naam 'the Bull Ring', was zo'n trainingskamp. Soldaten woonden het hele jaar door in canvas tenten. De trainingsroutine was moordend zwaar, het eten slecht en de hygiëne erg slecht. Tijdens het eten lagen er vaak nog etensresten van de dagen ervoor op tafel. Er was alleen een kantine en een kampbioscoop, verder was er niets te doen voor soldaten. Het kamp lag vlak bij het stadje Étaples, maar dit was verboden toegang voor de soldaten. Toen op 9 september 1916 een Australische soldaat om onbekende reden gevangen werd gezet kwam het kamp in opstand. De Australiër was allang vrijgelaten, maar de boze menigte weigerde dit te geloven en drong zich langs de wacht over de enige brug het kamp uit. Ze gingen Étaples in. De volgende dag kwamen ze terug naar het kamp, maar 's avonds wist zich weer een menigte langs de wacht te forceren. Dit bleef een aantal dagen
door gaan tot de kampwacht versterking kreeg. Uiteindelijk werd de toegang tot Étaples aan de soldaten toegestaan. Op één van de uitbraakavonden werd korporaal Jesse Short gearresteerd. De volgende dag werd er een krijgsraad bijeengeroepen. Op het aanklachtformulier is de hele aanklacht tegen Short meteen samengevat.
Charge: Endeavouring to persuade persons in His Majesty's Regular Forces to join in a mutiny, in that he at Etaples, on the 11th September 1917 endeavoured to persuade a picquet not to listen to their officers but to lay down their arms and go with him and referring to the officer in command of the picquet, said to the picquet, “you ought to get a rope, tie it round his neck and throw him into the river” or words to that effect.
De wacht op de brug bestond uit 150 gewapende soldaten en 50 ongewapende, en had om een uur of negen 's avonds een groep van 70 of 80 muiters aan zien komen lopen, schreeuwend en zwaaiend met vlaggen aan stokken gebonden. Ze probeerden zich door de piket heen te duwen. De officier, kapitein Wilkinson, had geen vertrouwen in de betrouwbaarheid van zijn mannen en probeerde de menigte tot kalmte te manen. Short riep uit:
“Fuck me, if we want to rush the bridge picket, we will rush it. Take no notice of the bloody officer. What you
want to do to that bugger is to put a stone round his neck and throw him into the river.” 54
Uit verschillende getuigenverklaringen bleek dat Short, net als vele anderen die uitgebroken waren en de stad in waren gegaan, teveel gedronken had. De muiterij was simpelweg te wijten aan de levensomstandigheden van het kamp. De soldaten kwamen fris uit Engeland, klaar voor het gevecht, maar werden eerst twee weken afgebeuld in een trainingskamp. Ze waren moe, vies, koud en nat, maar konden nergens even tot rust komen en ontspannen. Als er dan een aanleiding was om in opstand te komen, zoals de arrestatie van de Nieuw-Zeelandse soldaat, werd deze aangegrepen om de misstanden recht te zetten. 55 Short's misstap werd gebruikt om een voorbeeld te stellen, maar de reden tot muiten lag duidelijk in de behandeling van de soldaten door de legerleiding.
Slechte leiding Een reden om in opstand te komen tegen het gezag was vaak slecht leiderschap. De autoriteit van een leider werd slechts geaccepteerd zolang die legitiem leek. Als soldaten gingen twijfelen aan de kunde en efficiëntie van hun leider waren ze niet meer bereid om zijn bevel op te volgen. Ook als hij niet hun veiligheid beter kon waarborgen dan zij zelf dachten te kunnen, of 54 WO 71-599 Short No 626, p. 3-8. 55 Babington, For the sake of example, 132-5.
als hij hun wensen niet kon behartigten, hield de gehoorzaamheid van de soldaten op. Als de autoriteit de soldaten niet de bescherming kon geven in ruil waarvoor zij hun bereidheid tot gehoorzaamheid hadden beloofd, gehoorzaamden ze niet meer. Als rekruten in het leger komen, zijn er opeens hele nieuwe regels die ze moeten volgen. Binnen het leger zijn veel normale maatschappelijke regels opeens omgedraaid: iemand doden mag en moet zelfs, en weigeren dit te doen is de grootste overtreding denkbaar. In het normale leven doet iedereen zijn best zijn lichamelijke veiligheid te waarborgen, in het leger wordt opeens van mensen verwacht dat zij zichzelf in gevaar brengen. Aan doodgaan, iets wat normaal toch te vermijden is, wordt een glorie toegedicht, omdat het voor het vaderland is. Om de soldaten te verenigen met deze nieuwe mores wordt vaak een vorm van propaganda en ideologisering toegepast. De wreedheid van de vijand, de noodzaak van de oorlog, de glorie van het verdedigen van het vaderland, de glorie van het sterven voor het vaderland en het bevrijden van een land of volk zijn hierin bekende thema's. Deze vorm van indoctrinatie kan helpen soldaten de nieuwe stand van zaken te doen accepteren, maar kan ook juist een averechts effect hebben. Als soldaten erachter komen dat zij onder valse voorwendselen de strijd in gestuurd te zijn, kunnen ze zich verraden voelen door hun leiders en hun legitimiteit niet langer erkennen.
One thing we learned during our first night in the trenches was of the very first importance. And that was respect for our enemies. We came from England full of absurd newspaper tales about the German soldier's inferiority as a fighting man. We had read that he was a wretched marksman: he would not stand up to the bayonet: whenever opportunity offered he crept over and gave himself up: he was poorly fed and clothed and was so weary of the war that his officers had to drive him to fight, at the muzzles of their revolvers. We thought him almost beneath contempt. We were convinced in a night that we had greatly underestimated his abilities as a marksman. 56
Private James Norman Hall, een Amerikaanse vrijwilliger
De officieren kwamen over het algemeen uit een andere klasse dan de soldaten. De strikte discipline was ook nodig zodat de soldaten de bevelen van officieren niet in twijfel zouden trekken. Als ze het er niet mee eens waren zouden ze daarmee eigenlijk zeggen dat de officieren niet wisten wat ze deden, en dus niet de juiste personen waren om te leiden. In het Britse leger, net als in de civiele maatschappij, was het klassesysteem nog duidelijk aanwezig in het aanwijzen van officieren. Ze werden meer op basis van afkomst aangewezen dan op iets anders, en ze waren dus niet noodzakelijk
56 Hall, Kitchener's Mob, 66.
de beste mensen om te leiden. Ook hun betere opleiding betekende niets: Latijn en Grieks vloeiend kunnen lezen had in de Franse loopgraven geen enkel nut. Het was dus logisch dat om de status quo te bewaken de officieren als groep beschermd moesten worden tegen het voetvolk; het plebs dat misschien wel communistische ideeën had. 57 Doordat ook in de Britse maatschappij dit klasseonderscheid nog geaccepteerd werd, bleef het in stand en legden de soldaten zich neer bij hun lot.
Nearly all of my comrades were used to clear-cut class distinctions in civilian life. It made little difference to them that some of our officers were recruits as raw as we were ourselves. They had money enough and education enough and influence enough to secure the king's commission; and that fact was proof enough for Tommy that they were gentlemen, and, therefore, too good for the likes of him to be associating with. 58
Private James Norman Hall, een Amerikaanse vrijwilliger
Ook het feit dat er nauwelijks officieren voor desertie geëxecuteerd werden leidde niet tot grote ontevredenheid in de lagere rangen. Soms kregen officieren echter een zo duidelijke voorkeursbehandeling dat de verschillen moeilijk te verkroppen werden. Veel stafofficieren kwamen nooit aan het front 57 Lord Moran, The anatomy of courage (Londen 1945) 175. 58 Hall, Kitchener's Mob, 15.
en hadden geen enkel inzicht in de situatie waarin de soldaten leefden. Ze waren altijd schoon en netjes gekleed. 59 Als de Duitsers te dichtbij kwamen, verhuisden de hoofdkwartieren en zagen de soldaten allerlei luxeartikelen die op de wagens gebonden werden. 60 Maar vooral wanneer officieren onzinnige of ronduit onmenselijke orders gaven, konden de soldaten steeds minder respect voor hun meerderen opbrengen. In de koude winter van 1916-17 werd soldaten bijvoorbeeld van hogeraf verboden zelf hout voor vuren te sprokkelen en werd er geen brandstof geleverd. Dit had als resultaat dat de soldaten constant nat bleven en het nooit warm kregen. Het moreel zakte in en de stafofficieren werden bijzonder impopulair. De stafofficieren waren vaak geobsedeerd met onbelangrijke zaken zoals losse knopen op uniformen, waar ze te pas en te onpas memoranda over stuurden. 61 Het werd voor soldaten moeilijker nog vertrouwen in het beleid van de stafofficieren te houden als deze zo weinig inzicht in de feitelijke situatie aan het front toonden. Het was de plicht van officieren de orde te bewaren, en de soldaten hun plicht te laten doen. Ook als zij en masse weigerden 'over the top' te gaan, moest de stafofficier op de één of andere manier ze toch dwingen te gaan. Om deze reden droeg een officier van oudsher een revolver of pistool
59 Babington, For the sake of example, 127-8. 60 Hall, Kitchener's Mob, 81. 61 Graves, Goodbye to all that, 135.
in plaats van een geweer. Hiermee kon hij soldaten bedreigen en hij kon hij zelfs in het uiterste geval gebruiken om een voorbeeld te stellen. Het is niet te achterhalen hoe vaak deze methode gebruikt is in de loopgraven of op welke schaal. Niets is vastgelegd, en er is geen bewijs dat dit ook echt gebeurde. We hebben alleen ooggetuigenverslagen en memoires die er regelmatig melding van maken. Als het gebeurde was het uit dezelfde principes op basis waarvan soldaten formeel de doodstraf kregen, namelijk het stellen van een voorbeeld. Deze methode was veel directer en maakte meer indruk op hen voor wie het bedoeld was. Robert Graves vertelt in 'Goodbye to all that' wat een kapitein tegen hem zei naar aanleiding van het moreel in zijn regiment:
“Our battalion has never recovered from the first battle of Ypres. What's wrong is that we have a rotten depot. The drafts are bad, and so we get a constant reinfection. In both the last shows I had to shoot a man of my company to get the rest out of the trench. It was so bloody awful, I couldn't stand it.” 62
Het kon nog erger. Luitenant-Kolonel Seton Hutchison zag in april 1918 drie divisies zich uitgeput terugtrekken. Hij kaapte een vrachtwagen met geladen revolver en laadde hier acht Vickers machinegeweren op.
62 Graves, Goodbye to all that, 155.
Hiermee dreigend wist hij genoeg terugtrekkende soldaten terug naar de verdedigingsposities te krijgen om de optrekkende vijand tegen te houden. 63 De volgende dag werd Hutchison geconfronteerd met een nog groter verraad. Toen de Duitsers 's ochtends vroeg weer aanvielen moest iedereen, zelfs koks en bedienden, meevechten om de aanvallende horde tegen te houden. Dit konden ze nog één dag volhouden, maar toen de Duitsers de volgende ochtend de aanval weer hernieuwden, werd het de verdedigers te veel. Steeds meer soldaten stonden op en gooiden hun geweren neer, de handen omhoog. Toen Hutchison dit zag was hij bang dat het tot een uitgebreide muiterij kon leiden. Hij zei zelf:
Such an action as this will in a short time spread like dry rot through an army and it is one of those dire military necessities which calls for immediate and prompt action. If there does not exist on the spot a leader of sufficient courage and initiative to check it by word, it must be necessary to check it by shooting. 64
Hutchison realiseerde zich blijkbaar dat hij niet de leider was die het met een woord kon stoppen, want hij koos ervoor om te gaan schieten. Van de 40 man die zich hadden willen overgeven besloot hij er 38 meteen neer te
63
Moore, The thin yellow line, 143.
64 Moore, The thin yellow line, 144.
schieten, zodat dit nooit meer zou kunnen gebeuren. Hutchison ging hier wellicht aan de voorbeeldfunctie van een executie voorbij, en was meer bezig de bedreiging uit te roeien. 65 Luitenant Kolonel Crozier vertelt in zijn memoires ook over een gelijksoortig incident met een groep deserteurs:
They are damned if they are going to stay, it's all up. A young sprinting subaltern heads them off. They push by him. He draws his revolver and threatens them. They take no notice. He fires. Down drops a British soldier at his feet. The effect is instantaneous. They turn back to the assistance of their comrades in distress. 66
Crozier had geen enkele sympathie voor angstige soldaten. Hij dacht dat het een grappig idee zou zijn om een bord aan het Duitse prikkeldraad te hangen, met de tekst dat Duitse vrouwen en kinderen uitgehongerd werden door de Britse blokkades. Hij koos een jonge officier uit om zijn propaganda uit te voeren. Deze taak was zo angstaanjagend voor hem, vanwege het grote gevaar wat verbonden was aan het oversteken van niemandsland, dat hij de volgende dag door de loopgraaf langs Crozier kwam rennen zonder oog voor zijn omgeving. Hij werd later in een oude schuilplek gevonden, 65 Ibid., 143. 66 Crozier, A brass hat in no man's land, 110.
waar hij zich in een soort waanzin verscholen had. Crozier had geen medelijden met de officier, zijn mannen waren getuige geweest van zijn laffe gedrag en hij kon dus niet gered worden. Hij werd voor desertie voor de krijgsraad gebracht. Hij werd schuldig bevonden, maar ontliep zoals meeste officieren de doodstraf. 67
Terug naar huis Heimwee en zorgen om het thuisfront werden vaak als reden opgegeven voor een poging tot deserteren. Familie bleef vaak zonder bron van inkomsten achter. Soldaten konden hun soldij naar huis sturen maar dit was in het geval van een gewone soldaat maar weinig, niet genoeg om een gezin te voeden. In geval van het overlijden van een soldaat werd een pensioen uitgekeerd aan de familie, maar als hij de doodstraf had gekregen, ontving de familie niets. Dit was, naast de schande die het de familie bracht een extra straf voor de achterblijvers. Ook werden in de eerste helft van de oorlog de geëxecuteerden niet in de publiekelijk gepubliceerde slachtofferlijsten genoemd. De familie kreeg dus ook geen steun van hun omgeving, zij wisten niet dat de man of zoon dood was. Frank Crozier wilde dit de moeder van de jonge Crozier waarschijnlijk niet aandoen, hoewel hij zich waarschijnlijk ook geschaamd moet hebben de jongen niet alleen niet
67 Crozier, A brass hat in no man's land, 80.
behoed te hebben voor gevaar zoals hij beloofd had, maar ook omdat hij een actieve rol gespeeld had in zijn schandelijke einde. Het is moeilijk na te gaan hoeveel deserteurs ontsnapt zijn. De officiële bronnen maken alleen melding van de mislukte desertiepogingen, en geven soldaten anders op als vermist, wat ook zou kunnen betekenen dat ze dood waren. Soldaten die wel succesvol waren, hadden na de oorlog, ook nadat er een generaal pardon was uitgesproken, geen reden trots te zijn op hun dienstverzuim. Maar door de chaos en onduidelijkheid die soms aan het front heersten moet het een simpele zaak geleken hebben om gewoon weg te lopen. Het probleem was dan ook niet het wegkomen, maar het wegblijven. Deserteurs moesten zich of ergens op het Franse of Belgische platteland weten te verschuilen bij sympathiserende inwoners, of moesten proberen terug naar Engeland te geraken om daar bij familie of kennissen verborgen te blijven. Beide opties waren riskant en onzeker. Zelfs zolang de deserteurs op het onderduikadres welkom waren, moesten de buren hun aanwezigheid accepteren. Een week voor Kerst 1914 werd een soldaat als vermist opgegeven. Op 1 december 1916 werd hij door een gendarme in een huis in Hazebrouck aangetroffen, waar hij al twee jaar met een vrouw woonde. Een buurvrouw had hem aangegeven. Na een veroordeling door een krijgsraad werd hij geëxecuteerd. 68
68 Babington, For the sake of example, 113.
Met de vijand aan de ene kant en officieren met machinegeweren aan de andere kozen sommige soldaten ervoor het heft in eigen hand te nemen en zichzelf te verwonden. Volgens de statistieken van de War Office betrof dit 3.882 soldaten en 12 officieren. De soldaten noemden dit een 'cushy one', een wond waarmee ze naar huis gestuurd zouden worden. De beste manier was niet zelf de trekker over te halen, maar de Duitsers het schieten te laten doen. Dan kon er nooit bewezen worden dat het niet per ongeluk was gebeurd.
Bloke in the Camerons wanted a cushy, bad. Fed up and far from home, he was. He puts his hand over the top and gets his trigger finger taken off, and two more beside. That done the trick. He comes laughing through our lines by the old boutillery. “See lads,” he says, “I'm off to bonny Scotland, Is it na a beauty?” 69
Anoniem Als er echter wel duidelijk werd dat er expres een verwonding was toegebracht kwam dit vaak op de doodstraf neer. Ook in het Frans leger stond er de doodstraf op zelfverwonding. Door de grote aantallen soldaten die dit probeerden werd de artsen bevolen extra bedacht te zijn op zelftoegebrachte wonden. Bij verwondingen in de voet of hand werden na uitgebreid onderzoek van de wond en eventuele kruitbrandwonden een 69 Graves, Goodbye to all that, 95.
certificaat uitgegeven, dat het bewijs vormde voor een niet-zelftoegbrachte wond. Als de bevindingen anders uitvielen werd een proces in gang gezet. 70 Sommige soldaten gingen nog verder. Zij waren zo wanhopig dat ze noch de schoten van de vijand noch die van de officieren en de vuurpelotons afwachtten, maar besloten er zelf een einde aan te maken. Na een lange periode aan het front met veel verliezen zei een soldaat tegen zijn sergeant dat hij het niet aan kon en er een einde aan ging maken. De sergeant, zelf ook mentaal en fysiek uitgeput, antwoordde dat hij kon doen wat hij wilde als hij de rommel maar niet hoefde op te ruimen. Een paar minuten later schoot de soldaat zichzelf dood. 71 Uitputting en meerdere keren achter elkaar 'over the top' moeten gaan had vaker dit effect. Toen de 2nd Hampshire wachtte in een moeras van modder om aan te vallen zei een van de mannen “It's no good. I can't take it no more”, en stak zijn geweerloop in de mond en haalde de trekker over. 72
For the sake of example Gedurende de hele oorlog bleef het beleid van de legerleiding onveranderd, ondanks de acceptatie van shell-shock als aandoening. Maar hoewel de officieren aan de top nog altijd standvastig bleven geloven in het nut van de 70
Général André Bach, Fusillés pour l'example, 1914-1915 (Parijs 2003), 321-326.
71 Moore, The thin yellow line, 117. 72 Ibid., 88.
straf, waren de lagere rangen meer bezig met het uitvoeren van de straffen dan het effect ervan te bewerkstelligen. De hele straf zou moeten werken door zijn voorbeeldfunctie naar de andere soldaten toe. In de praktijk werden de straffen echter vaak heimelijk uitgevoerd, en kregen de collega's van de geëxecuteerde niet meer te horen dan dat hij geëxecuteerd was. De krijgsraden waren officieel gezien publiek, maar er was zelden gelegenheid voor een publiek om aanwezig te zijn. Soms werd aan het bataljon van de geëxecuteerde soldaat alleen melding gemaakt van zijn dood, soms werden grote groepen vers aangekomen rekruten uitgebreid bang gemaakt met een verhaal van een executie. Als een chef-staf het nodig achtte werd zelfs tijdens een parade aan de hele divisie van het slachtoffer het vonnis, een samenvatting van het bewijs tegen de man en de plek van executie voor gelezen. 73 Maar er was geen ondubbelzinnig beleid. Officieren behandelden de executies binnen de eenheid zoals ze zelf het beste vonden. De executies werden de ene keer op afgelegen plekken uitgevoerd, ver weg van de linies en het zicht van de soldaten. Bepaalde verlaten steengroeven werden favoriete plekken en vormen het toneel van een aantal executies. Ook abattoirs, afgelegen bosjes of verlaten fabrieksterreinen deden dienst. 74 Soms, wanneer een groepje soldaten aanwezig waren bij een executie, mochten ze bizar genoeg de executie zelf niet zien, wat de 73 Babington, For the sake of example, 30. 74 Moore, The thin yellow line, 168.
mythevorming rond het fenomeen alleen maar sterker gemaakt moet hebben. In de publicatie van Thurtle is een brief opgenomen die dit illustreert. Een soldaat was veroordeeld tot de doodstraf, en het vonnis werd voorgelezen in aanwezigheid van verschillende bataljons, waaronder dat van het slachtoffer.
He was then marched away to the place where he was to be shot. We were then ordered to about turn, and the Brigade Transport Officer threatened us that any man who turned round would be put on a crime. So we stood in silence for what seemed hours, although only minutes. Then the shots rang out and one of the Yorkshires fainted, the strain was that great. Still we stood in silence until we heard another shot, which I afterwards ascertained was the doctor's shot to make sure he was dead. 75
Anoniem
Deze vertoning moet geënsceneerd geleken hebben. De soldaten moesten 'aanwezig' zijn, maar mochten niet omkijken om te zien wat er echt gebeurde. Ze hoorden de schoten, maar zagen niets. Als iets leidde tot twijfel of de straffen wel echt uitgevoerd werden, was het deze methode wel. Dat er werkelijk twijfel over bestond blijkt ook uit dit verzoek van een kolonel van
75 Thurtle, Shot at dawn, 5.
een infanteriebataljon:
In order to restore discipline and to show the men of my battalion that the death sentence is sometimes carried out, I earnestly request that Pte ....... may be shot in front of my whole battalion on parade. 76
Ook waren de officieren het niet eens over het nut van executies voor het behoud of bevorderen van de discipline. Mensen als Crozier waren overtuigd van de noodzaak van executies en waren bang voor de gevolgen als er genade werd geschonken, andere officieren dachten het tegenovergestelde. In het geval van private Hawthorne, een soldaat die een raid verpest had door zijn protesten dat het te licht was, was zijn commandant juist bang voor de gevolgen van het uitvoeren van de doodstraf.
I am of opinion that with regards to the individual Lance Corporal Hawthorne there's nothing to urge in mitigation. I would however strongly represent that the effects of carrying out the death sentence may be deleterious to the battalion for the following reasons:
1) the temperament of the Staffordshire men is such that an extreme example may tend to produce a sullen and dispirited attitude. 76 Babington, For the sake of example, 47.
2) the conflicting evidence having been given by officers, and very junior ones a very deep feeling against the officers as a whole may be engendered and the battalion will consequently become valueless.
3) I am not convinced that the raid was organised in the best possible way and this may have tended to produce a want of confidence by the men in their leaders. I am doubtful whether the officers, as a whole, inspire confidence and the new commanding officers, Major Llewelyn, has not yet had time to make his influence felt.
I recommend that the dealt sentence be commuted without suspension of sentence. 77
De officier uit niet alleen zijn twijfels over hoe goed de organisatie van de raid was, maar is vooral ook bang dat de discipline door de executie alleen maar slechter zal worden, dat de soldaten de officieren de schuld zullen geven en in opstand zullen komen. Dit wellicht inherente verschil over de straf en de uitvoering ervan zorgde dat het principe van afschrikking nooit het potentieel bereikte dat de legerleiding erin zag. Hij werd vaak niet toegepast zoals de bedoeling was en kon dus geen enkel effect hebben. De schuld ligt hierbij enkel en alleen bij de
77 WO 71-490 Hawthorne, No. 9541 p. 6.
starheid van het leger. De hiërarchie en bureaucratie maakt een leger zeer functioneel en praktisch, maar weinig flexibel. De wet was dat de deserteurs een executie wachtte, maar er waren geen voorschriften dat zij ook een voorbeeldfunctie moest hebben. De officieren was geleerd uit te voeren en geen vragen te stellen. Dit werkte door in de hogere regionen van het leger: de straf op desertie was altijd al de doodstraf geweest, die had altijd gewerkt, dus waarom zouden ze zich afvragen of het wel echt werkte? Natuurlijk werkte de straf afschrikwekkend, deze had immers een voorbeeldfunctie. In elk geval, zelfs als iemand het systeem zou willen veranderen, dat moest via de regering, en hoeveel papierwerk zou dat wel niet opleveren? Er was geen tijd voor bureaucratische hervormingen.
Hoofdstuk VI: Shell-shock en angst Het mag duidelijk zijn dat de soldaten in de loopgraven een onzeker leven leidden, dat zo nu en dan ook zeker gepaard ging met stress, doodsangst en pure wanhoop. Desertie was één weg daar uit, gewond raken was een andere, en zelfmoord de laatste uitweg. De krijgsraden leken oneerlijk en onrechtvaardig, en officieren onbegaan met het lot van hun minderen. Maar het feit dat er een duidelijk motief was voor iedere soldaat om te deserteren betekende niet dat ook iedere soldaat de intentie had dit te doen. Dit onderscheid is belangrijk. Het motief van de soldaten is nu duidelijk: hun levensomstandigheden waren zodanig dat het logisch was dit te willen ontvluchten, ook al waren er ook soldaten die zich goed aan hun nieuwe leven aan konden passen. Dit motief, dat wil zeggen de levensomstandigheden, was voor de legerleiding gedeeltelijk te beïnvloeden. De leiding kon verbeterd worden, de perioden die soldaten aan het front doorbrachten konden verkort worden, hun eten beter, kort gezegd: hun dagelijks leven kon aangenamer gemaakt worden. Dit zou gedeeltelijk de reden tot deserteren wegnemen, maar nooit geheel. Een belangrijke motief voor deserteren was namelijk het niet meer willen vechten en vooral het niet dood willen. Het toepassen van de doodstraf voor bepaalde overtredingen en dit als voorbeeld uitvoeren kan dus nooit het motief tot deserteren wegnemen.
Intentie is wel beïnvloedbaar door de straf. Een soldaat kan nog zoveel willen stoppen met vechten, als hij zich realiseert dat hij de doodstraf krijgt als hij gepakt wordt tijdens de vlucht, zal hij zich misschien bedenken. Dan is het aan hem de rationele en morele afweging te maken of hij het zal doen of niet. Maar in hoeverre was een soldaat in staat een rationele afweging van zijn kansen te maken? Door de omstandigheden waarin de soldaten zich bevonden en de doodsangst waarin ze daardoor verkeerden kreeg een groot aantal psychische problemen. De soldaten verloren hiermee hun zelfcontrole. Desertie en lafheid was voor deze soldaten dwangmatig gedrag, en van intentie of afweging van hun daden is vaak niet langer sprake. Omdat deze psychische problemen, dat wil zeggen shell-shock, slecht herkend en behandeld werden, werden veel shell-shockpatienten als aanstellers en lafaards gezien. Ze werden berecht voor de krijgsraden zonder dat er rekening gehouden werd met hun psychische staat; dit gold niet als een verzachtende omstandigheid. Daarom moeten we om de effectiviteit van de doodstraf te kunnen evalueren de effecten van shell-shock onderzoeken. Soldaten met shell-shock werden in de eerste jaren van de oorlog behandeld als aanstellers en lafaard. Shell-shock werd niet herkend als een medische verschijnsel en was zeker geen reden om naar huis gestuurd te worden. De verlammende gevolgen van angst en
psychische stress waren niets nieuws, maar de schaal waarop het voor kwam wel. Er werd een nieuwe naam aan gegeven: shell-shock. In latere oorlogen kwamen andere termen, bijvoorbeeld 'battle fatigue of traumatic war neurosis' om in feite hetzelfde probleem te beschrijven. Tegenwoordig staat het in militaire kringen bekend als 'Combat Stress Reaction' (CSR). Deze nieuwere termen zijn berust op een uitgebreid onderzocht ziektebeeld, iets wat in de Eerste Wereldoorlog nog niet het geval was. Het constant blootgesteld zijn aan gevaren veroorzaakt mentale stress die zich in sommige gevallen uit als een CSR. De meest voorkomende symptomen hiervan zijn een langzamere reactietijd, het niet in staat zijn prioriteiten te stellen, depressie, moeite beslissingen te nemen en algemene uitputting. Verder is een heel scala aan fysieke symptomen mogelijk: hoofdpijn, slapeloosheid, vergeetachtigheid, spierverkrampingen, maagproblemen, kotsneigingen, misselijkheid en diarree. In sommige hevige gevechtssituaties kan de helft van de soldaten er last van krijgen, in 'normale' gevechten ligt het percentage rond de acht tot tien procent van alle soldaten. 78 Tegenwoordig is de behandeling voor een CSR in de eerste plaats rust. Door soldaten een tijdje uit de gevarenzone te brengen, goed eten en onderdak te bieden en ze een kans te geven bij te
78 R.J. Comer, Fundamentals of Abnormal Psychology (New York 2003), p. 144.
komen kan een groot percentage van de gevallen na een paar dagen weer zonder problemen aan het front dienen. Verder wordt er door een debriefing een kans gegeven de gebeurtenissen te analyseren en een plaats te geven. In de Tweede Wereldoorlog werd de volgende voorbeeld van een CRS vastgelegd. Een boordschutter in een bommenwerper was getraumatiseerd doordat zijn vliegtuig geraakt werd, waarbij een collega van hem dodelijk gewond raakte. Hij had hem proberen te redden, maar dit mislukte.
He went to pieces... and began to tremble all over.... He swung his loaded gun back in the plane and tried to bail out... but the tail gunner caught him just in time to save him from jumping out over the target.....When the plane at last landed, he swung his legs out of the gun hatch and had to be prevented from jumping out of the aircraft before it had come to a stop. He explained afterwards that he was afraid of an explosion and could not get out of the aircraft fast enough............During the days following his return to his base, he continued to have intense anxiety. He seemed to be afraid of everything, especially the dark. He could not shake off the feeling that someone was following him. There was severe insomnia, with terror dreams in which he saw the dead turret gunner with blood pouring from his neck. 79
79 Lt. Col. Roy R. Grinker & Maj. John P. Spiegel, Men under Stress (Philadelphia 1945) 67.
Een CSR manifesteert zich tijdens of net na het gevecht, en is hierin anders dan 'posttraumatic stress disorder' (PTSD). Deze komt pas na de traumatische gebeurtenis aan de oppervlakte, als de soldaten weer naar huis zijn teruggekeerd, en heeft minder fysieke symptomen dan CSR. Hij wordt gekarakteriseerd door flashbacks, nachtmerries, concentratieproblemen en schuldgevoelens. De soldaten van de Eerste Wereldoorlog hadden hier, zolang ze aan het front verkeerden, geen last van. Uit onderzoek blijkt dat angst minder wordt als de soldaten de steun van een groep om zich heen hebben, alleen zijn maakt het alleen maar erger. Dit fenomeen heet 'social buffering'. De soldaten willen de rest van de groep niet in de steek laten of een blok aan hun been worden. Zij kunnen de angst beter controleren doordat ze zich bewust zijn van die verantwoordelijkheid. Ook willen soldaten niet onderdoen voor de anderen en hun zwaktes laten zien. Harold MacMillan, in later leven minister-president van Groot-Brittannië, was een veteraan uit de Eerste Wereldoorlog en geprezen om zijn dapperheid in het gevecht. Hij beschreef zelf het volgende incident:
In the darkness, and the confusion of the bombardment, we became separated. At that point, fear, not to say panic, seized me. I suppose courage is mainly, if not wholly, the result of vanity and pride.
When one is in action – especially when one is responsible for the men under one's command – proper behavior, even acts of gallantry, are part of the show. One moves and behaves almost automatically, as a member of a team or an actor on the stage. But now it was all over; I was alone and nobody to see me. There was no need to keep up appearances and I was frightened. 80
Maar angst werkt ook aanstekelijk. Als een individu in een groep overmatig bang is zal de rest van de groep hierop reageren en ook banger worden. Gezelschap kan dus zowel een goede als een slechte zaak zijn. Een onderzoek werd in de Tweede Wereldoorlog verricht waaruit bleek dat de gevechtspiloten het minst last van angst hadden.. Dit was niet omdat zij het minst kans hadden om dood te gaan, in tegendeel zelfs. Het was de autonomie die gevechtspiloten hadden die het verschil maakte. Zij hadden het gevoel enige controle te hebben over hun lot en niet lijdzaam de gebeurtenissen te hoeven ondergaan. Deze autonomie ontbrak de soldaten van de Eerste Wereldoorlog. 81 Ook hadden de gevechtspiloten met relatief korte perioden van stress te kampen. Zij gingen op gevaarlijke missies, maar landden daarna weer ver achter de linies en waren daar tamelijk veilig en leefden comfortabel. De
80 Harold MacMillan, Winds of Change (New York 1966) 87-88. 81 S.J. Rachman, Fear and courage, 13-15.
soldaten in de loopgraven waren constant in de gevarenzone, en misten ieder comfort. Ze moesten wachten, niets doen of op wacht staan. Dit was anders dan in eerdere oorlogen, waar het gevaar hevig en kort was, waarna de soldaat tijd had om bij te komen, en het gebeurde te verwerken.
There was no rest, no moment's peace. Now and then that was driven home. The medical officer of the Durhams, a decent little fellow, who had come through the Hooge show in August, 1915, without a scratch, was standing in the woods before Poperinghe, miles from the line, enjoying the quiet peace of the summer evening when his head was taken off by a stray shell. 82
Lord Moran
Zelfs achter de linie was het niet veilig, en de soldaten kregen niet de kans echt bij te komen. De dood kon zo maar uit de lucht komen vallen. Het wachten en gevaar vormde samen een buitengewoon angstaanjagende situatie. Het constant niets doen en wachten gaf de soldaten meer kans de gevaren te overdenken. Werk is behalve een afleiding ook een vorm van autonomie: door nuttig werk te doen, krijgen soldaten het gevoel dat ze iets
82 Moran, The anatomy of courage, 75-76.
doen aan de problemen, dat ze controle hebben en hun lot kunnen verbeteren. Maar in de loopgraven was weinig te doen, en altijd gevaar. Maar deze inzichten kwamen pas na de Tweede Wereldoorlog. De term shell-shock was in feite een losse verzamelterm voor verschillende psycho-neuroses en mentale uitputting, die nog niet goed werden begrepen. In Gallipoli in 1915 begonnen dokters een behandeling te ontwikkelen, zij noemden het toen nog 'war shock'. In 1915 werden er in Frankrijk en België zo'n 150 diagnoses van shell-shock gesteld, maar het jaar daarop steeg dit aantal dramatisch. In de eerste helft van 1916 waren er meer dan 3000 gevallen, en aan het eind van het jaar, na het Somme-offensief, was het totale aantal 16.138 soldaten en 847 officieren. 83 Het probleem was niet langer te negeren. In 1915 waren er in Groot-Brittannië al afdelingen van ziekenhuizen geopend om shell-shock slachtoffers te behandelen, en in de lente van 1917 kwamen er ook vijf behandelingscentra in Frankrijk en België ingericht. 84 Hierdoor konden de soldaten niet alleen bijkomen en vaak vrij snel weer in de linies terugkeren, maar doordat de ziekte erkend werd kon ook het selectieproces voor behandeling gestroomlijnd worden. Voorheen hadden dokters geen benaming voor gevallen waar niets zichtbaars mis mee was, zoals gapende wonden of botbreuken. Op de behandelkaarten die met
83
Moore, The thin yellow line, 98.
84 Peter Leese, Shell Shock, Traumatic neurosis and the British soldiers of the First World
War (Basingstoke 2002), 53.
de patiënten meegingen naar de ziekenhuizen achter de linies schreven de dokters in wanhoop de afkorting G.A.K: 'God Alone Knows'. Achter de linies had niemand tijd voor hen en de soldaten met deze afkorting op de kaart kregen geen serieus onderzoek. Door de behandelingscentra hadden ze een bestemming en een diagnose gekregen. De dokters gebruikten nu de afkorting N.Y.D.N, 'Not Yet Diagnosed, Nervous'. De theorieën over de oorzaak van shell-shock varieerden van extreme hersenschuddingen door explosies tot slechte zenuwen, maar de heersende theorieën legden allemaal een verband met de extreme angst. Shell-shock leek een extreme vorm van de angst die iedere soldaat voelde. 85 Een oogggetuige beschreef het gedrag van een shell-shock patiënt zo: '[he] gives a scream, jumps off the wall, falls to the ground, foaming at the mouth, jabbering and starts to tear at himself'. De ooggetuige verklaarde het gedrag: 'when one has been under terrific shellfire, he knows the symptoms all right, as most of us at times have had to fight against this madness by pure unadulterated fear.' 86 De soldaten waarbij de aandoening serieuze problemen opleverde werden naar Engeland gebracht voor verdere behandeling, maar vaak konden ze al snel weer terug naar hun eenheid. In veel gevallen bleek shell-shock eigenlijk alleen maar totale uitputting te zijn. Een raiding party 87 van achttien
85 Leese, Shell Shock, 37. 86 Hiram Sturdy, Ms. account, Imperial War Museum, 111. 87 Groep soldaten die een trench raid uitvoert, zie noot 41.
man werd in de winter van 1916 in niemandsland door een mortierinslag getroffen. Vijf waren op slag dood, drie gewond en de overige elf in shock. Ze hadden acute 'shell-shock', één van de soldaten was in delirium, en bleef roepen: 'Kill all the men with white faces tonight, bomb them, bomb them.' (De leden van de raiding party had hun gezichten met verbrande kurk zwart gemaakt.) Een jaar eerder, toen er nog geen behandelingsmethode voor shell-shock was, waren deze mannen wellicht voor de krijgsraad gekomen, nu waren ze na 48 uur rust weer terug bij hun regiment. 88
Lord Moran was twee en een half jaar regimentsarts geweest en ontwikkelde naar aanleiding van zijn ervaringen de these dat moed eigenlijk een kwestie van wilskracht is. Iedereen is bang, maar sommigen overwinnen dit door zichzelf te dwingen door te gaan. Hiervoor moet de soldaat de wilskracht vinden. Moran zegt dat elk mens maar een bepaalde voorraad wilskracht heeft, of zichzelf maar een bepaalde periode kan blijven dwingen door te gaan, voordat hij uitgeput en op raakt. Soms, door een traumatische ervaring gebeurt dit heel snel, soms konden mannen jarenlang in de loopgraven vechten tot er op een dag opeens iets in hen brak. Sommige soldaten hebben meer wilskracht dan andere, en als die opraakt kan de soldaat in kwestie er niets aan doen. Zijn moed breekt en hij krijgt een vorm van shell-
88 Moore, The thin yellow line, 102.
shock. Als hij een periode rust neemt, kan hij zijn moed hervinden, maar sommigen zijn te getraumatiseerd om nog van nut te zijn in de oorlog. Dit is echter niet hun schuld. Ze moeten niet gedwongen worden te vechten, maar ook niet van desertie of lafheid beschuldigd worden. 89 De theorie van Moran lijkt simpel, maar onderzoeken uitgevoerd in verschillende oorlogen geven aan dat hij in principe gelijk had. Na, afhankelijk van de omstandigheden, ongeveer een maand in gevecht te hebben doorgebracht begint het functioneren van de soldaten langzaam slechter te worden, en 'combat exhaustion' toe te treden. Door fysieke en mentale uitputting zijn soldaten minder in staat weerstand te bieden tegen de stress van het gevecht en hebben een steeds groter wordende kans een CSR te ontwikkelen. 90 Er waren ook gevallen waarin er alleen puur fysieke symptomen van shell-shock zichtbaar waren. Een Ierse soldaat in Gallipoli kreeg in een bajonetgevecht vijftien wonden maar wist te overleven. Zijn wonden heelden langzaam, maar zijn rechterhand bleef twee maanden land in een verkrampte klauw verstijfd. Door hypnose kon hij de hand uiteindelijk ontspannen. Onbewust had hij nog altijd het geweer in de handen en vocht hij voor zijn leven. Hij verklaarde zelf: 'In bayonet fighting you must clutch
89 Moran, The anatomy of courage, 67-8. 90 Holmes, R., Acts of War (Firing Line), p.214-6.
your rifle very firmly and never let go.' 91
Gevallen zoals deze, extreem maar met duidelijke fysiek symptomen, werden altijd doorgestuurd naar medische inrichtingen. Soldaten met een voor het blote oog minder duidelijk ziektebeeld werden vaak als aanstellers gezien, en niet behandeld. De medische wereld begon shell-shock en daarmee CSR langzaam te erkennen, maar de diagnose bleek vaak erg moeilijk te zijn. Juist doordat de symptomen lastig te herkennen waren, was het voor soldaten die niet aan shell-shock leden maar wel naar huis wilden makkelijk shell-shock te veinzen om te proberen medisch verlof te krijgen. De naam shell-shock had iets van de schaamte weggenomen die rond lafheid en zwakte lag. De medische term maakt het ook een excuus; iets wat buiten de macht van de soldaat lag en dus niet zijn schuld kon zijn. Lord Moran zei daarover:
When the name shell-shock was coined the number of men leaving the trenches with no bodily wound lept up. The pressure of opinion in the battalion - the idea stronger than fear – was eased by giving fear a respectable name. When the social slur was removed and the military risks were abolished the weaklings may have decided in cold blood to linger, or perhaps 91 Moore, The thin yellow line, 97.
when an alternative was held out the suggestion of safety was too much for their feeble will. 92
Of de plotselinge toename kwam doordat soldaten gingen doen alsof ze shell-shock hadden of doordat ze echt shell-shock hadden maar er eerder niet voor uit konden komen is niet te achterhalen. Maar voor de legerleiding maakte die vraag niet veel uit. Dat er plotseling veel meer soldaten naar medische posten verdwenen en dus niet meer konden vechten was hoe dan ook een slechte zaak, en zeker als het risico bestond dat steeds meer soldaten shell-shock als een excuus gingen zien om onder hun plicht uit te komen. Het beeld dat de beste soldaten bij de eerste rekruteringen al binnengehaald waren en dat de nieuwe lichtingen steeds zwakker en laffer werden, overheerste toch al bij de legerleiding, en de plotse toename van shell-shock patiënten bevestigde dit beeld alleen maar. 93 De angst ontstond dat dit zou leiden tot massa-hysterie en muiterij. De enige oplossing die de Britse legerleiding hiervoor zag, was het aanscherpen van de discipline. De medici begonnen shell-shock dan te erkennen; de krijgsraden deden dit niet. Als er toegegeven werd dat shell-shock een legitiem excuus tot deserteren was, zou het hek van de dam zijn. Door het ontkennen van het probleem en het hard afstraffen van deserteurs probeerde de legerleiding soldaten af te
92 Moran, The Anatomy of courage, 174. 93 Oram, Military Executions during World War I, 59.
schrikken te doen alsof ze shell-shock hadden. In gevallen waar het duidelijk niet geveinsd werd, probeerden ze door snelle behandeling de soldaten weer snel terug aan het front te brengen, wat ook weer voor de andere soldaten benadrukte dat shell-shock geen vrijwaring voor de rest van de oorlog was.
Hoofdstuk VII: Beleid en Realiteit De Britse legerleiding bleef de doodstraf voor desertie en lafheid gebruiken om de discipline te bewaren. De staf moest een afschrikwekkend effect hebben en voorbeeld stellen voor andere soldaten die wellicht overwogen te deserteren. De realiteit in de loopgraven was echter zodanig zwaar, uitputtend, gevaarlijk en angstaanjagend aan het worden dat de soldaten zich weinig meer aantrokken van voorbeelden en afschrikkingen. Het leven in de loopgraven was al afschrikwekkend genoeg. Het beleid van de legerleiding in het voorbeelden stellen was verder niet consequent en werd niet door alle officieren als zodanig toegepast. Soms werden soldaten in het regiment op de hoogte gesteld van een executie, soms werd deze heimelijk uitgevoerd zonder dat iemand er iets van wist. Er waren geruchten over executies, maar er was lang niet altijd duidelijke berichtgeving van bovenaf. De legerleiding kon het disciplinaire beleid niet duidelijk van bovenaf opleggen omdat het vaak geen idee had van wat er in de linies gebeurde. Ook de psychische toestand van de soldaten week danig af van hoe de legerleiding de situatie zag. Shell-shock werd genegeerd en gebagatelliseerd, uit angst dat het officieel erkennen ervan tot massale 'uitbraak' van shell-shock zou leiden en dat angstige soldaten het als excuus tot niet meer hoeven vechten zouden aangrijpen. De legerleiding bleef van de soldaten verwachten zich eerbaar te gedragen, maar vertrouwde ze niet
dit ook echt te doen. Shell-shock kon dus niet erkend worden. Maar door deze ontkenning vol te houden maakte de legerleiding zichzelf blind voor wat er in het hoofd van de normale soldaat omging. De angst van de soldaten werd doodgezwegen. Hierdoor konden de straffen niet langer het gewenste effect hebben, omdat ze niet van toepassing waren op de Eerste Wereldoorlog. De omstandigheden waren veranderd en daarmee de belevingswereld van de soldaten. De dreiging van de doodstraf had niet langer het effect dat het in eerdere oorlogen gehad had. De soldaten zagen in deze oorlog zoveel slachtoffers en hadden zoveel tijd om over hun eigen kansen na te denken dat de doodstraf wellicht aantrekkelijk begon te klinken. De doodstraf werd in feite een vorm van zelfmoord. Een dergelijke dood was in elk geval snel, en de oorlog zou voorbij zijn. En bovendien werden niet alle deserteurs voor het vuurpeloton geplaatst. Sommigen wisten echt te deserteren. Doordat het beleid niet werd aangepast aan de oorlog waar het voor diende kon het niet de gewenste effecten hebben. Soldaten die overwogen te deserteren moesten ontmoedigd worden, maar de dreiging van de dood was niet een effectieve manier. In sommige gevallen zou het zelfs averechtse effecten hebben. Een deserteur had de zekerheid van de doodstraf al boven het hoofd hangen, hierdoor werden zijn verdere acties niet meer geremd door de wet. Een deserteur was tot alles in staat om niet
gepakt te worden, immers, wat kon erger zijn dan de doodstraf?
Paterson: een averechts effect Op 26 maart 1918 was Tweede Luitenant Paterson deel van een werkploeg die een sectie prikkeldraad in het niemandsland moest repareren. Halverwege de sectie ging hij terug naar de linie met als excuus dat hij bepaalde papieren moest ophalen. Hij verdween hierna en was ruim twee maanden vermist. Wel werd iemand die aan zijn signalement voldeed in die twee maanden vijf keer gezien in banken in en rond Calais, waar hij vervalste cheques probeerde te innen. De militaire politie werd geïnformeerd en ging op zoek naar Paterson. Op 3 juli vonden ze hem, toen ze hem in Port de Boulogne, vlak bij Calais, met een Frans meisje over straat zagen lopen. Ze hielden hem aan, maar Paterson gaf een valse naam op en zei dat hij geen papieren bij zich had. De twee MP's, een sergeant en een korporaal, lieten hem gaan maar vertrouwden het niet. Ze volgden hem. Paterson stopte voor zijn huis en zei tegen de MP's dat hij de man was die ze zochten, en vroeg of hij niet nog even naar binnen mocht gaan om een laatste kop thee te hebben met zijn meisje? De MP's vonden dit goed. Ze bleven wachtten, ook toen Paterson even naar buiten kwam, nog wat langer uitstel vroeg en weer naar binnen ging. Het werd donker en de de sergeant ging aan de achterkant van het huis staan, bang dat Paterson zou proberen te ontsnappen. Het Franse
meisje zou later getuigen dat Paterson de sergeant in de gaten hield en hem toegeschreeuwd had dat als ze niet weg zouden gaan hij ze neer zou schieten. De korporaal was de enige getuige van wat er vervolgens gebeurde. Hij hoorde een schot, en de sergeant roepen 'What's that?'. Hij rende om het huis heen en zag Paterson over de sergeant heen staan en drie schoten op hem afvuren. De korporaal rende weg op zoek naar versterking, en het meisje snelde naar Paterson Hij was zelf gewond in de liesstreek. Hij zei tegen haar dat hij de sergeant niet had willen neerschieten. Ze vluchtten samen weg, maar Paterson werd op 22 juli alsnog gearresteerd. De sergeant was overleden aan zijn verwondingen, en de oorspronkelijke aanklacht van desertie werd veranderd in moord. Op zijn proces probeerde hij uit te leggen wat er gebeurd was. Hij had de sergeant alleen bang willen maken, en zijn revolver was in zijn broekzak afgegaan, waardoor hij in zijn lies gewond was. Toen had hij de revolver uit zijn broekzak gehaald, waarna die weer per ongeluk afging, en de sergeant geraakt had. Hij had echter geen verklaring voor het derde en vierde schot dat hij afgevuurd had. Hij werd op 6 augustus geëxecuteerd. 94 Wat er precies gebeurd is blijft onduidelijk, maar de verklaring van Paterson klinkt erg ongeloofwaardig. Hij wilde waarschijnlijk gewoon van de MP's ontsnappen, en toen de sergeant hem probeerde tegen te houden is de
94 Babington, For the sake of example, 184-5.
revolver vier keer af gegaan. Als Paterson niet zo bang was geweest voor de doodstraf die hem voor desertie boven het hoofd hing, was hij nooit zo ver gegaan dat hij de MP met een revolver bedreigde, laat staan dat hij hem schoot. De angst voor de dood maakte hem roekeloos, hij had immers niets meer te verliezen. De doodstraf kon Paterson niet stoppen te deserteren, het gaf hem alleen de wanhoop een MP te vermoorden. In sommige gevallen zorgde juist de angst voor de doodstraf, en de onduidelijkheid voor welke vergrepen deze gegeven werd, voor desertie. Een soldaat van de Royal Horse Artillery werd voor desertie aangeklaagd. Hij zei dat hij twee dagen lang dronken in Armentières was geweest zonder verlofpas. Hij besloot pas echt te deserteren toen hij van vrienden te horen kreeg dat hij de doodstraf kon krijgen voor het absentie zonder verlof. 95 De effecten van het onveranderde beleid konden in sommige gevallen dus het tegenovergestelde zijn van wat de bedoeling was. In plaats van de soldaten angst aan te jagen zodat desertie voorkomen werd, zorgde die angst juist voor desertie of moord. Het traditionele Britse beleid van harde discipline paste niet meer bij de realiteit van de oorlog. De Britten zijn nooit tot deze conclusie gekomen, maar andere landen wel.
95 Babington, For the sake of example, 30.
De Australiërs In 1879 had het Britse opperbevel overwogen de disciplinaire regels aan te passen. Om deze reden werd er een onderzoek gedaan naar de militaire disciplinaire systemen in andere landen. Toen een dergelijk onderzoek tien jaar eerder was uitgevoerd was het disciplinaire systeem van het Britse leger niet bijzonder strikt. De legerleiding bewonderde het Italiaanse systeem waarin overtreders van militaire regels binnen 24 uur van voren werden neergeschoten, en plegers van zogenaamde 'oneerbare' misdaden in de rug werden geschoten. De Fransen hadden 'compagnies de discipline', eenheden waar de overtreders naar overgeplaatst konden worden zodat ze niet hun kameraden konden infecteren met hun slechte gedrag. Pruisische officieren konden ad hoc lijfstraffen uitdelen. De Oostenrijkers hadden nog het gebruik van decimatie; het executeren van één op de tien soldaten van een eenheid, door het lot gekozen. Geseling was nog in algemeen gebruik. 96 Maar toen het tweede onderzoek van 1879 uitgevoerd werd, was de situatie aan het veranderen. In het House of Commons was er al protest geweest tegen het gebruik van geseling in het Britse leger, en dit was in reactie hierop aan het afnemen. Het brandmerken van militaire misdadigers nam daarmee echter toe. Het Pruisische systeem was vervangen door een veel milder Duits systeem, waarin de beklaagden veel meer rechten en
96 Oram, Military Executions during World War I, 24.
bescherming van de wet kregen. Door heel Europa werden de oude disciplinaire regels vervangen door meer progressieve regels. Zelfs Amerika en Australië, waar dezelfde militaire traditie gold als in Groot-Brittannië, kregen een gematigder systeem. Maar ook na het onderzoek van 1879 werden geen veranderingen in het Britse disciplinaire systeem doorgevoerd. De overtuiging dat het oude systeem nog net zo goed werkte als het altijd gedaan had bleef bestaan. De alternatieven leken, na uitgebreide overweging, niet nodig. Ook tijdens de oorlog bleven de verschillen in disciplinair beleid zich tbaar maken. De Australiërs, die zij aan zij vochten met de Britten, deden dit onder heel andere voorwaarden dan hun Britse kameraden en met heel andere sancties in het vooruitzicht in geval van desertie. Australië had als voormalige kolonie van Groot-Brittannië veel met haar moederland gemeen, maar er waren een paar essentiële verschillen. De Australische regering kon door de grote afstanden in het land zich veel minder bemoeien met haar burgers. Australiërs waren er over het algemeen aan gewend hun eigen problemen op te lossen en waren trots op hun vermogen dit te doen. Autonoom kunnen handelen was belangrijker, en autoriteit maakte dus minder indruk op hen. Ze salueerden veel minder dan de Britten, waren onbeleefder tegen de officieren en zagen er nog slordiger uit dan de Tommies.
Door deze cultuurverschillen waren ook de regels in het Australische leger veel minder strikt dan in het Britse leger. De Australiërs die aan het front dienden hoefden zich niet druk te maken om de doodstraf. Hoewel deze wel bestond, werd hij maar zelden toegepast. De Australische wet stelde:
No member of the Defense Force shall be sentenced to death by any court martial except for mutiny, desertion to the enemy or traitorously delivering up to the enemy any garrison, fortress, post guard or ship, vessel, or boat, or traitorous correspondence with the enemy; and no sentence of death passed by any court martial shall be carried into effect until confirmed by the Governor-General. 97
Australian Defence Act 1903 Door deze bescherming konden Australische soldaten dus niet voor een gewone desertie tot de doodstraf veroordeeld worden, alleen als ze overliepen naar de vijand. Dit was een regel waar de Australiërs trots op waren, en over het algemeen zorgde diezelfde trots voor de motivatie door te vechten. In Gallipoli was bij de aanvallen al gebleken dat de Australiërs niet minder dapper waren dan de anderen, en ook in Frankrijk waren ze militair de gelijken van de Engelsen, Fransen of Duitsers, die wel de doodstraf hadden. Maar de Australiërs durfden ook sneller te weigeren om te vechten als 97 Moore, The thin yellow line, 150.
de situatie te erg was. Vaak deden ze dit openlijk, ze weigerden simpelweg aan te vallen en wisten dat ze hier nooit de doodstraf voor konden krijgen. Hiervoor werden ze dan gevangen gezet of kregen een Field Punishment. Om toch nog enige dreiging van de straf te doen uitgaan moesten voor de Australiërs de straffen wel echt uitgevoerd worden, en niet uitgesteld, zoals bij de Britten het geval was. Het gevolg hiervan was dat er een relatief hoog percentage van de Australische troepen in de gevangenis zat en dus niet kon vechten. Op iedere duizend Australische soldaten zaten er negen in het gevang, bij de Britten was dit maar één op de duizend. De opperbevelhebber veldmaarschalk Haig was hier niet blij mee, en probeerde meerdere malen de Australische regering over te halen de wet te veranderen en de doodstraf voor gewone desertie in te stellen. De regering was niet onder de indruk van Haig´s pogingen de Australiërs af te schilderen als ongemanierde revolutionairen die echte soldaten niet bij konden houden. 98 De wet werd niet bijgesteld, maar de discipline onder de Australische troepen bleef goed, vooral toen het Australische opperbevel rekening mee begon te houden dat de Australische jongens niet gewend waren aan harde winters en hen vaker rust achter de linies gaf. Hoewel het karakter van de oorlogvoering in de tweede helft van de 19e eeuw sterk veranderd was, heeft de Britse legerleiding voor, tijdens of na
98 Moore, The thin yellow line, 153.
de Eerste Wereldoorlog nooit enige beleidsveranderingen in het disciplinair systeem doorgevoerd. Er waren genoeg alternatieven. Heel Europa had in de jaren 1860-80 veranderingen in het militair disciplinair beleid doorgevoerd, en Groot-Brittannië was zich hier zeer bewust van. Tijdens de oorlog werd duidelijk dat het extreem gematigde Australische systeem geen massale desertie opleverde, en uiteraard minder executies, maar nog deed de legerleiding geen poging veranderingen door te voeren. De eventuele averechtse effecten van de dreiging van de doodstraf werden genegeerd. Na de oorlog, toen in het House of Commons uitgebreid campagne gevoerd werd om de regels te verslappen en de doodstraf op desertie en lafheid af te schaffen, stribbelde het leger tegen zolang het maar kon. De koppigheid van de Britse legerleiding zorgde voor de discrepantie tussen de realiteit op het slagveld en de regelgeving die moest zorgen dat de soldaten hun plicht bleven doen. Andere landen hadden de veranderende sociale processen en militaire ontwikkelingen wel gezien en hun maatregelen getroffen. Doordat de Britten achter waren gebleven kwamen zij uit op de hoogste aantallen geëxecuteerde soldaten, en een schuldgevoel achteraf, wat mag blijken uit het veel te late algemeen pardon. Een schuldgevoel dat na bijna een eeuw verborgen te zijn geweest in gesloten archieven, nu eindelijk boven water gekomen is en verwerkt moet worden.
Conclusie Het beleid van het Britse opperbevel in het uitvoeren van de krijgsraden en de doodstraffen is achteraf zwaar bekritiseerd als wreed, onnodig en oneerlijk. Al deze oordelen zijn achteraf makkelijk te maken, en zijn zeer subjectief. Historisch gezien zijn zulke oordelen nagenoeg nutteloos. Wel kunnen we zeggen dat de legerleiding zijn beleid niet goed doordacht heeft. De uitvoering van doodstraffen werden niet als voorbeeld gebruikt, waar ze juist voor dienden, en de angst voor de doodstraffen heeft in sommige gevallen soldaten juist aangespoord te vluchten of te deserteren. Ook blijkt uit het beleid van andere landen in het toepassen van de doodstraf dat de dreiging hiervan niet nodig was om de discipline te bewaren. Doodstraffen werkten, noch vroeger noch nu, veelal niet als afschrikwekkend middel, en zeker niet tijdens een oorlog waarin het verlies van leven toch al waarschijnlijk is. Het disciplinaire beleid van de Britse legerleiding in de Eerste Wereldoorlog sloot niet aan op de realiteit. Het leven in de loopgraven was zo anders dan wat soldaten in eerdere oorlogen hadden moeten meemaken, dat de disciplinaire regels mee moesten veranderen. Andere landen zagen dit ook, Groot-Brittannië niet. In iedere beleidsvorming moet ten eerste nagaan worden wat precies het probleem is, ten tweede waardoor het komt dat dit probleem zich voordoet,
en ten derde wat de effecten van het voorgestelde beleid zullen zijn. In het disciplinaire beleid van het Britse leger in de Eerste Wereldoorlog is noch over het tweede noch over het derde nagedacht. Ook is niet geprobeerd tijdens de oorlog vast te stellen wat de effecten waren. De oorzaak van het probleem (desertie), namelijk de motieven van de soldaten te deserteren, waren onbekend bij de legerleiding, en er was geen aandacht voor de zware levensomstandigheden van de soldaten. Zonder dit in acht te nemen bij het disciplinaire beleid kon het nooit een effectief beleid zijn. Voor het feit dat het Britse leger geen hervormingen heeft doorgevoerd zijn vele verklaringen te vinden. De Britse militaire cultuur was sterk gericht op het bewaren van discipline door het straffen van overtreders. Lijfstraffen waren hiervoor altijd acceptabel geweest en waren traditie. Het Britse leger hield van tradities. De lagere sociale achtergrond van de nieuwe rekruten riep veel wantrouwen op bij de hoge officieren; zelf uitsluitend uit de hogere klassen. De lagere klassen werden gezien als niet alleen sociaal maar ook fysiek en mentaal minderwaardig, en dus was er des te meer discipline nodig deze zwakkere mensen in adequate soldaten om te vormen. Ook de dreiging van socialistische overtuigingen en eventuele opstanden onder de rekruten speelde mee in de behandeling van de deserteurs. Verder was de doodstraf nog altijd in gebruik in Engeland, en zou dit
nog formeel tenminste vijftig jaar blijven. Sociaal was het geaccepteerd dat als iemand de wet overtreden had, daar zware consequenties aan verbonden waren. In een tijd van oorlog, waarin iedere dag onschuldige soldaten overleden, was er weinig medelijden of aandacht voor soldaten die schuldig waren bevonden. De legerleiding had wel andere zaken aan het hoofd. Strafrechtelijke hervormingen waren niet hun eerste zorg, zeker niet aangezien zij dachten dat verslapping van de discipline schadelijk kon zijn voor de oorlog zelf. De oorlog moest ten koste van alles gewonnen worden, dus ook ten koste van hervormingen. Pas na de oorlog was er tijd voor hervormingen, en op aandringen van het House of Commons kwamen die er in 1930. De doodstraf kon niet meer gegeven worden voor desertie en lafheid. De laatste burgerlijke doodstraf in Groot-Brittannië was in 1964 opgelegd, de laatste militaire doodstraf in 1942. De doodstraf voor burgers en militairen werd respectievelijk in 1965 en 1998 voorgoed afgeschaft. 99 In 2006 is met het generaal pardon naar de geëxecuteerden in de Eerste Wereldoorlog ook achter dat hoofdstuk van de geschiedenis een punt gezet. Een paar vergeten soldaten zijn vrijgesproken en een stukje geschiedenis van het Britse leger is veroordeeld.
99 http://www.amnesty.org.uk/content.asp?CategoryID=981&ArticleID=981 geraadpleegd op 16 maart 2008.
Bronnen en literatuurlijst In de National Archives in Kew zijn de volgende bronnen gebruikt: WO32-4235, 21648, 21669 WO71-388, 422, 470, 490, 492, 507, 508, 510, 599, 695, 734, 878, 902, 999, 1011, 1024, 1030, 1060, 1063, 1064, 1093 Hiram Sturdy, Ms. account, Imperial War Museum.
General Staff, War Office, Field Service Pocket Book, 1914 (Londen 1914). Babington, Anthony, For the sake of example, capital courts-martial 1914-
1920 (Londen 1983). Bach, Général André, Fusillés pour l'example, 1914-1915 (Parijs 2003). Bottomley, H., 'Shot at dawn' John Bull Magazine, 23 februari 1918. Clodfelter, Michael, Warfare and Armed Conflict: A Statistical Reference to
Casualty and Other Figures, 1618-1991 (1992). Comer, R.J., Fundamentals of Abnormal Psychology (New York 2003). Crozier, Brig.-Gen. F. P., A brass hat in no man´s land (Oxford 1930). Graves, R., Goodbye to all that (Londen 1929). Grinker, Lt. Col. Roy R. & Spiegel, Maj. John P., Men under Stress (Philadelphia 1945). Hall, James Norman, Kitchener's Mob, the adventures of an American in the
British Army (Londen 1916). Holmes, Richard, Acts of War (voorheen Firing Line) (Londen 1985). Hood, Roger, The Death Penalty: A World-wide Perspective (Oxford 2002). Leese, Peter, Shell Shock, Traumatic neurosis and the British soladiers of
the First World War (Basingstoke 2002). Lynn, John A., Battle, a history of combat and culture (Boulder, CO 2003). MacMillan, Harold, Winds of Change, 1914-1939 (New York 1966). Moore, William, The thin yellow line (Londen 1974). Moran, Lord, The anatomy of courage (1945). Oram, Gerard Christopher, Military Executions during World War I
(Basingstoke 2003). Oram, Gerard Christopher, Death sentences passed by military courts of the
British Army 1914-1924 Putkowski, Julian, British Army mutineers 1914-1922 (Londen 1998). Putkowski, Julian & Sykes, Julian, Shot at Dawn (Barnsley 1989). Rachman, S.J., Fear and courage (New York 1989). Rowe, Peter, Defence: the legal implications, military law and the laws of war (Londen 1987). Sibley, David, The British working class and enthousiasm for war, 1914-1916 (Londen 2005). Smith, Eliot R., Mackie, Diane M., Social Psychology (Philadelphia 2000). Thurtle, Ernest, Shootings at dawn. The army death penalty at work (1924). Watson, B.A., When soldiers quit, studies in military disintegration (Londen 1997). Watt, R.M., Dare call it treason (Londen 1964). Internetsites http://news.bbc.co.uk/2/hi/uk_news/4796579.stm http://www.opsi.gov.uk/acts/acts2000/20000036.htm http://www.harrisacademy.com/departments/history/Trenches/GillianR/Gillian1.htm http://www.wereldoorlog1418.nl/warpictures/ http://www.collectionscanada.gc.ca/05/0518/05180103/051801030504_e.htm l http://www.users.zetnet.co.uk/dms/past/ww1/trenches.html