Directoraat-generaal Energie, Telecom & Mededinging t.a.v. Programmadirectie Nucleaire installaties en Veiligheid Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG
cn”ntpersâ,,.
telefoo”
fex
e-mtil
Petten, 17 december 2014 onze referentie uw referentie
K5004/14.130276
onderwerp
m.e.r.-beoordelingsnotitie
Geachte
Voor de aanvraag tot vergunningswijziging ten behoeve van de afvoer van het historisch radioactief afval op de Onderzoeksiocatie Petten is de beoogde aanpassing van gebouw 024 van de faciliteit voor Decontamination and Waste Treatment (DWT) mogelijk m.e.r.-beoordelingsplichtig op grond van categorie 23.2 van bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage. NRG Petten
Onze m.e.r.-beoordelingsnotitie vindt u in de bijlage. Graag vernemen wij uw oordeel of de voorgenomen activiteit een m.e.r. behoeft.
Met vriendiijke gj4eten,
T +31 (0)224564950 F +31 (0)224 56 8912
Westerduinweq 3 RO Box 25 1755 ZG Petten The Netherlands NRG Arnhem T +31 (0)26 356 8524 F +31 (0)26 356 8536 Utrechtseweg 310
P0. Box 9034 6800 ES Arnhem The Netherlands Trade ,egisier 37082135
v.wwnrg eu info@nrgeu
Bij lage:
m.e.r.-beoordelingsnotitie wijziging gebouw 024, kenmerk 23155.80/14.129020
Bijlage m.e.r.-beoordelingsnotitie wijziging gebouw 024 Deze notitie is in het kader van de m.e.r.-beoordeling opgesteld aangaande activiteiten met hoogradioactief afval. In een m.e.r.-beoordeling bekijkt het bevoegd gezag of een project mogelijk belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Als dat zo is, moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen. In deze notitie worden de volgende onderwerpen t.b.v. deze beoordeling beschreven: 1. De algemene kenmerken van de activiteit
2. De motivatie 3. De plaats van de activiteit 4. De kenmerken van mogelijke effecten.
1 Algemene kenmerken Het hoog- en middelradioactief afval dat momenteel ligt opgeslagen bij de Waste Storage Facility op de Onderzoekslocatie Petten dient te worden afgevoerd naar de COVRA. Daartoe is een project opgestart dat hiervoor aanpassingen zal aanbrengen in de installaties van de Hot Celi Laboratories (HCL), de Waste Storage Facility (WSF) en de Decontamination & Waste Treatment installaties (DWT). Voor deze activiteiten is een wijziging van de kernenergiewetvergunning van NRG-Petten nodig. Bij een dergelijke vergunningswijziging moet worden nagegaan of er bij de voorgenomen activiteit nadelige milieueffecten optreden. Indien dat het geval is, dient een milieueffectrapport (m.e.r.) te worden opgesteld of een m.e.r.-beoordeling plaats te vinden. In het Besluit m.e.r. staat wanneer een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling aan de orde is.
1.1 Initiatiefnemer Initiatiefnemer is voor deze m.e.r.-beoordeling is de Nuclear Research and consultancy Group v.o.f., NRG. De vennoten van NRG zijn de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en Stichting ECN Nucleair. Adresgegevens:
NRG Westerduinweg 3 Postbus 25 1755ZG Petten.
(bezoekadres) (postadres)
Als vertegenwoordiger van het bevoegd gezag wordt deze notitie naar de Minister van Economische Zaken (EZ), programmadirectie Nucleaire Installaties en Veiligheid (PD NIV) gestuurd.
4 23155.80/14.129020
Vertrouwelijk 1-1
1.2 Wettelijk kader Het wettelijk kader van de activiteit is het volgende. In de C- en D-lijst van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn activiteiten opgenomen die te maken hebben met de behandeling en de opslag van radioactief afval. Daarom zal bij vergunningaanvraag voor een nieuwe of gewijzigde handeling met radioactief afval in ieder geval getoetst moeten worden of op de voorgenomen activiteit een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling van toepassing is. In de C-lijst zijn activiteiten, plannen en besluiten opgenomen, ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. Onderdeel C 23 heeft betrekking op radioactief afval en bestraalde splijtstoffen: De oprichting van een installatie bestemd voor: a. de behandeling van bestraalde splijtstoffen of hoog radioactief afval, b. de definitieve verwijdering van bestraalde spljtstoffen, c. uitsluitend de definitieve verwijdering van radioactief afval, of d. uitsluitend de opslag van bestraalde spljtstoffen of radioactief afval op een andere plaats dan het productieterrein. Wat betreft de onder d genoemde activiteit in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de opslag van afval voor een periode van langer dan 10 jaar.
Het doel van de voorgenomen activiteit is het transportgereed maken van bestaande vaten met hoogradioactief afval. In de te bouwen WTU-installatie (zie onder 1.3) worden de vaten van een extra verpakking voorzien en in een transportcontainer geplaatst. Deze transportcontainers worden in afwachting van het transport tijdelijk (enkele maanden) in opslag gehouden. De voorgenomen activiteit betreft niet de behandeling van radioactief afval (onder a.) of opslag voor een periode langer dan 10 jaar (onder d.). Ook de punten onder b. en c. zijn volgens de toelichting bij het m.e.r.-besluit (wijziging 2005) niet aan de orde. Hierin is aangegeven dat definitieve verwijdering in de Nederlandse context niet relevant is, omdat er in Nederland nog uitsluitend sprake is van de tussenopslag van dit materiaal bij COVRA. De voorgenomen activiteit van NRC is dus niet â priori m.e.r.-plichtig. In de D-lijst zijn activiteiten, plannen en besluiten opgenomen met een potentiele milieu-impact, maar geringer dan de in de C-lijst genoemde activiteiten. Van deze activiteiten moeten de effecten worden beoordeeld en vastgesteld of er een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Twee activiteiten van de genoemde D-lijst kunnen betrekking hebben op de voorgenomen activiteit: D 23.1 Wijziging of uitbreiding van een installatie bestemd voor: a. b. c. d.
de behandeling van bestraalde spljjtstoffen of hoog radioactief afval, de definitieve verwijdering van bestraalde spl(/tstoffen, uitsluitend de definitieve verwijdering van radioactief afval, of uitsluitend de opslag van bestraalde spljtstoffen of radioactief afval van een andere inrichting.
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1.
een vergroting van de behandelingscapaciteit van bestraalde splijtstoffen of hoog radioactief afval met meer dan 50%, of
23155.80/14.129020
\
IkG 2.
een vergroting van de totale opslagcapaciteit met meer dan 50% of met meer dan 10.000 m . 3
D 23.2 De oprichting, wijziging of uitbreiding van één of meer met elkaar samenhangende installaties voor de behandeling en de opslag van radioactief afval, anders dan bedoeld in D 23.1. In de toelichtingen bij het m.e.r.-besluit (met name wijziging 2005 en wijziging 2011) is aangegeven of valt te concluderen dat onderdeel D 23.1 betrekking heeft op COVRA. Ook een vergroting met meer dan 50% van de behandelingscapaciteit en/of de totale opslagcapaciteit is niet aan de orde. Vanwege de aard van het afval (deels afkomstig uit de ‘splijtstofcyclus’) valt de voorgenomen activiteit vanwege de tijdelijke opslag van radioactief afval mogelijk onder D 23.2.
1.3 Voorgenomen activiteit De gevraagde vergunningswijziging heeft betrekking op een (tijdelijke, batchgewijze) verplaatsing van radioactieve afvalstoffen binnen het gebouwencomplex 024, 025 en 026 (zie figuur 1) en het bouwen van een Waste Transfer Unit (WTU) binnen een bestaand gebouw (gebouw 024) op de NRG-inrichting te Petten. In de WTU-installatie worden vaten, afkomstig uit onze opslagfaciliteit, gebouw 026 de Waste Storage Facility (WSF), met daarin hoogradioactief afval, van een extra verpakking voorzien en in een daarvoor gekwalificeerde transportcontainer geplaatst. Na plaatsing in de transportcontainer voldoet de verpakking van het afval aan de vereisten voor transport naar (en verwerking van dit afval bij) een (buitenlandse) service provider. —
Deze genoemde gebouwen vallen onder de NRG-inrichting waarop kernenergiewet vergunning DGM/SAS/2001 049111 van 2 augustus 2001 en de daaropvolgende wijzigingsbeschikkingen van toepassing zijn. De aanwezige hoeveelheden radioactieve stoffen en de installaties zijn vastgelegd in het veiligheidsrapport en maken onderdeel uit van de Kew-vergunning. Wijzigingen hierin zijn daardoor veelal aanleiding voor een vergunningswijziging. In de voorgenomen activiteit worden radioactieve stoffen, onttrokken aan de inventaris van de Waste Storage Facility (WSF), gebouw 026, toegevoegd aan de inventaris van gebouw 024, onderdeel van Decontamination and Waste Treatment (DWT). Hiermee treedt geen wijziging van de radionuclideninventaris van het gebouwencomplex als geheel op. Omdat met de voorgenomen activiteit wordt beoogd om een groot deel van het radioactieve afval dat nu in de WSF ligt opgeslagen, via de gebouwen 024/025, af te voeren voor opslag bij COVRA, zal de totale radioactieve inventaris van het gebouwencomplex 024, 025 en 026 gedurende de looptijd van de activiteit (in het kader van het RAP project) afnemen.
23155.80/14.129020
Vertrouwelijk 3-1
\
In het kader van de her-verpakking van dit afval zullen de WSF vaten met het afval een of meermaals uit de opslag in de WSF genomen worden en weer teruggeplaatst voor metingen, inspecties en sorteren van het afval.
Figuur 1 Tekening van gebouwencomplex 024, 025 en 026. DWT staat voor Decontamination and Waste Treatment, WSF voor Waste Storage Facility. Beide faciliteiten zijn opgenomen in het Veiligheidsrapport behorende bij de kernenergiewetvergunning van NRG-Petten, respectievelijk als deel 7 en deel 5.
1.4 Plaats van de voorgenomen activiteit De voorgenomen activiteit vindt plaats binnen de NRG-inrichting, zoals vastgelegd in de Kew-vergunning van NRG-Petten. De vergunningswijziging betreft het oprichten van een afvalverpakkingseenheid, de Waste Transfer Unit (WTU) in gebouw 024 van de Decommissioning and Waste Treatment faciliteit (DWT). In de aanlegfase zijn bouw en daaraan gerelateerde activiteiten te verwachten, in de gebruiksfase zullen er transportbewegingen met radioactief afval plaatsvinden op het DWTIWSF-complex. De NRG-inrichting ligt samen met een aantal andere inrichtingen op de Onderzoeks locatie Petten (OLP). Op deze locatie ligt het terrein met de overige faciliteiten van NRG en ECN, maar ook die van Mallinckrodt. Aangrenzend ligt het terrein van het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie. Samen vormen deze vier bedrijven de OLP. De OLP heeft als bezoekadres Westerduinweg 3, 1755 LE PETTEN en is niet Vrij toegankelijk. In het bestemmingsplan van de gemeente Schagen is de OLP aangeduid als ‘Onderzoeks- en bedrijventerrein’. De OLP bevindt zich circa 2 km ten noorden van Petten en 2 km ten westen van St. Maartenszee in de gemeente Schagen. De OLP is gesitueerd in een circa 1 km brede strook duingebied tussen de Noordzeekust en de landbouwgrond van de Zijperpolder.
23155.80/14.129020
Vertrouwelijk 4-1
‘bi
De OLP grenst aan de noord-, west- en zuidzijde aan de Natura 2000-gebieden Zwanenwater en Pettemerduinen. Het gebied is in de onderstaande figuur met geel aangegeven en vastgesteld bij besluit van 25 april 2013. Aan de oostzijde vormt de Westerduinweg de grens. In de gebiedsbeschrijving en begrenzing staat expliciet beschreven dat ‘Het in de duinen gelegen onderzoeks- en bedrijfsterrein Petten valt buiten de begrenzing’. Op de OLP zijn de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet van toepassing.
Locatie Petten, met Natura 2000-gebied geel gearceerd en het DWT/WSF-complex rood omcirkeld De instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebied Zwanenwater & Pettemer duinen zijn in het genoemde besluit vastgesteld en hebben betrekking op het in stand houden van diverse habitattypen en een beperkt aantal specifieke dier- en planten soorten. De Kleine Mantelmeeuw, die op daken van gebouwen op de OLP broedt, was wel in het ontwerpbesluit (2007), maar is niet meer in het definitieve besluit opgenomen. Overige specifiek aangewezen vogelsoorten zijn vooral aanwezig in het Zwanenwater en niet of nauwelijks in de Pettemerduinen, die de OLP omgeven. Voor één speciale vogelsoort in dit type grijze duinen, de Tapuit, is bij de in 2012 uitgevoerde natuurinventarisatie voor Pallas slechts 1 broedpaar in de Pettemerduinen vastgesteld (Natuuronderzoek Onderzoekslocatie Petten, Pettemerduinen en Zwanenwater Inventarisatie flora en fauna ter voorbereiding op de bouw en het bedrijf van de nieuwe onderzoeksreactor Pallas, 2012). Recent onderzoek laat zien dat de afname van deze —
23155.80/14.129020
44
Vertrouwelijk 5’%
\\
vogelsoort gerelateerd blijkt te zijn aan de afname van de konijnenstand (de Tapuit is een holenbroeder). Menselijke activiteiten spelen in de directe aanleiding vermoedelijk geen rol, indirect mogelijk wel (habitatvernietiging door vergrassing van het grijze duin).
Het DWT/WSF-complex (zie figuur), waar de voorgenomen activiteit zal plaatsvinden, is gelegen aan de westkant van de OLP. Een belangrijk habitattype, de natte duinvalleien, liggen op meer dan 300 m afstand van de DWT en WSF. Opgemerkt wordt dat, afgezien van transportbewegingen, de bouwwerkzaamheden aan de bestaande gevel en binnen in het bestaande gebouw zullen plaatsvinden. Ook de exploitatie van de nieuwe WTU-installatie in gebouw 024 zal binnen de muren van de bestaande bebouwing plaatsvinden.
1.5 Tijdspad Gepland is dat de vergunningsaanvraag voor wijziging van kernenergiewetvergunning van NRG-Petten eind 2014 wordt ingediend. In de 2 helft van 2015 kan dan de verleende beschikking van kracht worden. Hoewel de vergunningswijziging voor onbepaalde tijd worden aangevraagd dat kan op grond van de kernenergiewet is voorzien dat het werk vooralsnog 3 jaar in beslag gaat nemen. De verwachting is dat eind 2018 het ompakken en afvoeren naar de service provider van vaten hoog- en middelactief afval afgerond kan zijn, onvoorziene gebeurtenissen daargelaten. —
—
2 Motivering uitbreiding gebouw 24 In dit hoofdstuk komt de aanleiding en motivatie van de voorgenomen activiteit aan de orde. Er wordt ook ingegaan op toekomstige ontwikkelingen.
2.1 Aanleiding Bij NRG te Petten is een in het verleden ontstane voorraad radioactief afval opgeborgen in zogenoemde ‘WSF vaten’ in de Waste Storage Facility (WSF) op OLP. Deze afvalinventaris wordt wel aangeduid met de term historisch afval’. NRG heeft de verplichting om dit historisch afval binnen een bepaalde termijn bij de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA) op te slaan. Hiervoor moet het eerst conform de eisen van de COVRA worden verpakt, zodat het geschikt is voor duurzame interim bovengrondse opslag in de faciliteiten van COVRA. Met de voorgenomen activiteit geeft NRG invulling aan het Nederlandse beleid op het gebied van radioactief afval.
23155.80/14.129020
v
Vertrouwelijk 6-1
2.2 Motivatie In september 2012 is de Kew-vergunning van NRG-Petten ambtshalve gewijzigd. In de beschikking is opgenomen om het ‘historisch’ radioactief afval af te voeren. Het betreft in totaal ca. 1700 vaten middel- en hoogactief afval, maar waarvan vaten met splijtstofhoudend afval en als alfahoudend geclassificeerd afval zijn uitgezonderd. Aan de voorgenomen activiteit is in de beschikking 31-12-2017 als einddatum gekoppeld. In een eerder stadium is de Kew-vergunning gewijzigd ten behoeve van de bouw van een hoogactief-afvalverwerkingseenheid, HAVA-VU. Deze faciliteit is in 2008 vergund, maar zal o.a. vanwege bedrijfseconomische redenen niet worden gerealiseerd. Met RAP wordt invulling gegeven aan wat met HAVA-VU was beoogd. Destijds was het inschakelen van een service provider als een alternatief voor de toen beschouwde voorgenomen activiteit opgenomen.
2.3 Toekomstige ontwikkelingen Al het radioactief afval van NRG valt onder het Radioactive Waste Management Program (RWMP). De Minister van EZ heeft middels een besluit zijn goedkeuring aan de invulling en planning van het RWMP gegeven. De looptijd van het programma is niet vastgesteld, maar is gekoppeld aan de afvoer van het radioactief afval van alle faciliteiten onder de vigerende Kew-vergunning, inclusief afval van de ontmanteling van die faciliteiten. Zoals in de vorige paragraaf genoemd zal na het afvoeren van de daarvoor in aanmerking komende vaten historisch afval, de voorgenomen activiteit, ook uitvoering aan de afvoer van splijtstofhoudend en ander alfahoudend afval worden gegeven. De WTU kan hiervoor mogelijk bruikbaar zijn. Het is voorzien dat in de eerste helft van 2015 een beschikking van kracht wordt voor de buitengebruikstelling en ontmanteling van de Lage Flux Reactor (LFR) van NRG Petten. De werkzaamheden zullen direct daarna beginnen. Het is mogelijk dat er tijdelijk overlap is tussen de ontmantelingswerkzaamheden van de LFR en de aanlegfase van de WTU in gebouw 024. Bij invulling van acties uit het asset integrity programma, de ‘stresstest’ en het beveiligingsplan kunnen ook bouw- en transportactiviteiten plaatsvinden. De bouwfase voor de nieuwe onderzoeksreactor Pallas op de OLP en de voorbereiding daarop zal naar verwachting niet voor 2020 starten en interfereert daarom niet met de voorgenomen activiteit.
3 Kenmerken van de activiteit
\‘
In deze paragraaf worden de volgende onderwerpen besproken: -
-
De aard en omvang van de betreffende stoffen (radioactieve stoffen) Productieproces en de gebruikte technologie (WTU)
23155.80/14.129020
Vertrouwelijk 7-1
3.1 Aard en omvang: verplaatsing van radioactieve afvalstoffen De gevraagde vergunningswijziging heeft betrekking op een (tijdelijke, batchgewijze) verplaatsing van radioactieve afvalstoffen binnen het gebouwencomplex 024, 025 en 026 (zie figuur 2). Deze gebouwen vallen onder de NRG-inrichting waarop kernenergiewetvergunning DGM/SAS/2001 049111 van 2 augustus 2001 en de daaropvolgende wijzigingsbeschikkingen van toepassing zijn. Terrei ngrens
024
025
Vast- fValgebouw EWT
026 WSF
Figuur 2 Tekening van gebouwencomplex 024, 025 en 026. DWT staat voor Decontamination and Waste Treatment, WSF voor Waste Storage Facility. Beide faciliteiten zijn opgenomen in het Veiligheidsrapport behorende bij de kernenergiewetvergunning van NRG-Petten, respectievelijk als deel 7 en deel 5.
Radioactieve stoffen, onttrokken aan de inventaris van de Waste Storage Facility (WSF), gebouw 026, worden toegevoegd aan de inventaris van gebouw 024. Hiermee treedt geen wijziging van de radionuclideninventaris van het gebouwencomplex als geheel op. Omdat met de voorgenomen activiteit wordt beoogd om een groot deel van het radioactieve afval dat nu in de WSF ligt opgeslagen, via de gebouwen 024/025, af te voeren voor opslag bij COVRA, zal de totale radioactieve inventaris van het gebouwencomplex 024, 025 en 026 gedurende de looptijd van de activiteit (in het kader van het RAP project en het RWMP programma) afnemen. Voor de beoordeling van de milieueffecten is echter de op enig moment aanwezige maximale hoeveelheid in de diverse gebouwen van belang. In de Beladingsinstallatie vindt dus een logistieke handeling plaats ter voorbereiding van transport via de openbare weg in daarvoor gecertificeerde transportcontainers. Tijdens de handelingen bevindt het hoogactieve radioactief afval zich voortdurend in gesloten verpakkingen en in de insluiting van de beladingsinstallatie. De huidige vergunde inventaris van radioactieve stoffen in het gebouwencomplex is als volgt verdeeld over de genoemde gebouwen: 23155.80/14.129020
Vertrouwelijk 8-1
1
Gebouw 024/025
Inventaris (TBq) 18,2 1
026
198,0
TOTAAL
Omschrijving radioactief materiaal Voornamelijk vloeibaar hars en tussenopslag van Tc-generatoren Laag-, middel- en hoog-radioactief afval
216,22
Op dit moment wordt het gemengde laag-, middel- en hoog-radioactieve afval dat ligt opgeslagen in gebouw 026 in vat voor vat verplaatst naar het HCL waar het wordt gesorteerd en in nieuwe vaten wordt verpakt. Deze vaten worden vervolgens tijdelijk opnieuw in gebouw 026 opgeslagen. Later zullen deze nieuwe verpakte vaten juist voor de datum van transport in de op te richten WTU in gebouw 024 in zijn geheel eerst in kreukelvaten, dan in vaten met een dubbel-dekselsysteem worden verpakt en ten slotte in de transportcontainers geplaatst. Deze transportcontainers (maximaal drie) blijven in gebouw 024 staan in afwachting van transport naar een externe partij die het afval gereed maakt voor opslag bij de COVRA. Het radioactief materiaal in de 3 transportcontainers heeft een maximale activiteit (afdekkende waarde) van 3x 11,4 TBq = 34,2 TBq. Waarvan maximaal 11,4 TBq qua risico tot de inventaris hoeft te worden gerekend immers de overige 2x 11,4 TBq is verpakt in gekwalificeerde transportverpakkingen in afwachting van transport (zie ook laatste alinea).
Zoals eerder is aangegeven, omvat de maximaal vergunde capaciteit in Vast afvalgebouw (gebouw 024/025) 18,2 TBq. Om de hoeveelheid radioactieve stoffen in gebouw 024/025 zoveel mogelijk te beperken worden de daar momenteel opgeslagen . De tussenopslag van Tc 3 vaten met zogenaamd harsafval eerst verwijderd generatoren is inmiddels al niet meer aanwezig. Met het verwijderen van de harsen en de tussenopslag van Tc-generatoren blijft er van de momenteel vergunde 18,2 TBq op het moment van realisatie van de WTU een aanwezige inventaris van 0,1 TBq over in gebouw 024/025.
In het geval dat in afwachting van het eerste transport naar de externe partij 3 transportcontainers met een maximale activiteit van 34,2 TBq aanwezig zijn in gebouw 024/025, ziet de verdeling van de radioactieve inventaris er op dat moment als volgt uit:
1
Par. 4.2 van het VR DWT is aan de vergunning gebonden. Daar staat in tabel 2 dat de inventaris van het Vast-afvalverwerkingsgebouw (gebouw 024/025) in de DWT met het oog op ongevalsanalyses maximaal 18,2 TBq mag bedragen. 2 Het optellen is gedaan om de totale inventaris van de gebouwen in verschillende stadia te kunnen vergelijken. Vooralsnog worden de meest radioactieve vaten tijdelijk in de WSF geplaatst en de minder actieve in het Waterbehandelingsgebouw (gebouw 022), in afwachting van afvoer naar een (buitenlandse) verwerker van dit afval. 23155.80/14.129020
-\‘
Vertrouwelijk 9-1
Gebouw
Inventaris (TBq)
Omschrijving radioactief materiaal
024/025
34,3 (= 3x
Voornamelijk hoog radioactief afval voor drie transportcontainers (max. 34,2 TBq)
026
TOTAAL
1 1,4
+
0,1)
179,4 (= 198,0 -34,2
+
15,6)
Hoog radioactief afval, mcl. alle harsvaten
213,7
Uit bovenstaande overzicht wordt duidelijk dat de radioactieve inventaris in gebouw 024/025 op enig moment nooit meer zal zijn dan de genoemde 34,3 TBq, meestal beduidend minder. Op deze maximale hoeveelheid dienen de veiligheidsanalyses te worden gebaseerd waarbij moet worden opgemerkt dat slechts 11,5 TBq ( 11,4 + 0,1) bijdraagt aan dat risico.
4 Kenmerken van de potentiële effecten Het gaat bij een m.e.r.-beoordeling vooral om de milieuthema’s die de grootste impact hebben op de omgeving én om na te gaan of er (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. In dat kader hebben wij vier milieuthema’s geïdentificeerd die van invloed op het naastgelegen een Natura 2000-gebied kunnen zijn (onderstaande tabel). De radiologische en de twee benoemde conventionele thema’s leiden tot verschillende effecten, waarbij cumulatie, voor zover bekend, niet optreedt.
Thema
Criterium
Radiologische emissies bij normaal bedrijf
Stralingsdosis t.g.v. directe straling uit gebouwen Stralingsdosis t.g.v. emissies naar atmosfeer Stralingsdosis t.g.v. emissies naar oppervlaktewater Stralingsdosis t.g.v. transporten
Radiologische emissies bij ongevallen
Potentiële stralingsbelasting bij ontwerpongevallen Potentiële stralingsbelasting bij buiten-ontwerpongevallen Potentiële stralingsbelasting bij transportongevallen
Atmosfeer
Luchtverontreiniging tijdens de bouwfase Luchtverontreiniging transport gebruiksfase
Geluid en trillingen
Geluidshinder aanlegfase Geluidshinder transport gebruiksfase
23155.80/14.129020
‘1
4.1 Radiologische emissies bij normaal bedrijf Naast de gevolgen van genoemde ontwerp- en buiten-ontwerpongevallen kunnen er ten gevolge van reguliere bedrijfsvoering milieuconsequenties zijn. Zo zijn in de huidige Kew-vergunning grenswaarden opgenomen voor de blootstelling aan ioniserende straling aan de terreingrens van de Onderzoeks Locatie Petten (40 microSv), voor de emissies van radioactieve stoffen in lucht en voor de lozing van radioactieve stoffen op de Noordzee. De consequenties van de voorgenomen handelingen passen ruim binnen de hiervoor genoemde vergunde grenswaarden. Dit wordt hieronder toegelicht. Gezien de aard van het ompak- en los- en laadproces zal er niet of nauwelijks verspreiding van radioactieve stoffen op kunnen treden. Eventuele luchtgedragen activiteit zal, conform de huidige voorschriften, worden gefilterd en bemonsterd. Radioactieve stoffen in vloeibare vorm worden niet behandeld in de installatie en mogelijk radioactief afvalwater als gevolg van schoonmaakwerkzaamheden is, vanwege het niet-verspreidbare karakter van de werkzaamheden, het betreft immers 3 per jaar het passend verpakken van dichte afvalvaten vermoedelijk minder dan 1 m en daarmee verwaarloosbaar t.o.v. de overige NRG-bedrijfsvoering. De radioactieve stoffen in gebouw 024 zijn ten minste 10 m van de terreingrens verwijderd en de ioniserende straling zal worden afgeschermd door beton (ca. 40 cm, proces vindt plaats in de kelder van het gebouw) en door andere materialen van de installatie en de transportcontainers. De totale dikte van afschermende materialen en voorzieningen is equivalent met een looddikte in de orde van 20 cm of meer. Uitgaande van dat het hoogactieve afval geheel uit 34,2 TBq Co-60 bestaat (een conservatieve aanname, waarmee vanwege de hoog-energetische gammastraling van dit radionuclide, het stralingsniveau wordt overschat) en de bovengenoemde afscherming is dan het dosistempo aan de terreingrens verhoogd met Ga. 10 nanoSv/h ten opzichte van de huidige situatie aan de terreingrens. Rekening houdend met de verblijftijd van maximaal drie maanden van het afval in gebouw 024 en de ABC-correctiefactor van 0,03 op grond van MR AGIS (dagrecreatiegebied) aan de terreingrens is de bijdrage aan de dosis aldaar 0,6 â 0,7 microSv in een jaar. Na correctie voor de bijdrage van de alom aanwezige natuurlijke achtergrondstraling bedraagt de gemeten jaardosis ten gevolge van bedrijfsvoering aan de terreingrens, 4 ± 3 microSv, gemiddeld over de periode 2001 —2013. De extra bijdrage van de voorgenomen activiteit van minder dan 1 microSv per jaar valt daarmee (ruim) binnen de variatie van de gemeten jaardosis aan de terreingrens ter hoogte van gebouw 024. -
-
Door de korte verblijftijd in Petten van transportvoertuigen met radioactieve afvalstoffen is de externe blootstelling hiervan ondergeschikt aan de externe straling uit het gebouw. Bovenstaande analyse geeft aan dat de consequenties van de voorgenomen handelingen binnen de hiervoor genoemde grenswaarden van 40 microSv vallen en er behoeft dan ook geen verruiming van de vergunde terreingrensdosis of lozingslimieten te worden aangevraagd.
23155.80/14.129020
‘%
Vertrouwelijk 11
\‘
4.2 Radiologische emissies bij ongevallen In deel 1 van het Veiligheidsrapport (K5004107.83013 d.d. 31 augustus 2007) bij Kew vergunning DGM/SAS/2001 049111 van 2 augustus 2001, laatstelijk gewijzigd op 24 september 2012 (DGETM-PDNIV /12314044) zijn in een tabel (blz. 47, tabel 6) de consequenties van ontwerp- en buiten-ontwerpongevallen van de diverse NRG installaties opgenomen. Deze tabel is hieronder overgenomen (Tabel 1).
Tabel 1 Kansen en consequenties van maatgevende ongevallen voor NRG installaties in de bestaande situatie uit het vigerende deel 1 van het Veiligheidsrapport
Installatie
Maatgevend ontwerpongeval
HCL MPF HCLRL HCL HAVA-VU
Maximale dosis (mSv) 5 10 10
LFR
n.v.t.
2)
1)
Kans ongeval (1/jaar) < 10’ 1.i0 < 10 -
Maatgevend buiten ontwerpongeval Kans ongeval Risico (1/jaar) (1/jaar) 2.108 9.10h1 2.108 2.10b0 <
1.10
2.108
2.10e 2.10b0
2)
WSF n.v.t. 2.10e 9 i.1o <4.102 DWT 0,24 <410 9.10-s “ Dit betreft de 95-percentiel waarde. 2) Bij de beschouwde ontwerpongevallen treedt geen emissie in de buitenlucht op. -
Om tot één dosiswaarde voor ontwerpongevallen en één risicogetal voor buiten ontwerpongevallen voor alle faciliteiten binnen de gehele NRG-inrichting te komen, worden de risico’s van de afzonderlijke installaties samengenomen (gesommeerd). De consequenties (d.w.z. de maximale dosis voor ontwerpongevallen en het risico voor buiten-ontwerpongevallen) moeten zodanig beperkt zijn dat ze binnen de grenswaarden vallen, zoals opgenomen in art. 18 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (Bkse). Zo dient voor buiten-ontwerpongevallen de kans op overlijden t.g.v. de bedrijfsvoering binnen de inrichting onder de 1 06 per jaar te liggen. In de huidige vergunde situatie blijven de consequenties van de bedrijfsvoering bij het optreden van ontwerpongevallen en buiten-ontwerpongevallen ook bij ongewogen sommatie (conservatieve benadering) onder de grenzen genoemd in art. 18 van het Bkse (VR-deel 1, blz. 47).
Ten behoeve van de vergunningaanvraag RAP zijn voor gebouw 024/025 opnieuw de dosisconsequenties voor ontwerp- en de risico’s voor buiten-ontwerpongevallen berekend voor de nieuwe beoogde situatie. In de onderstaande tabel (tabel 2) zijn deze dosisconsequenties overgenomen. Hierbij is voor de buiten-ontwerpongevallen rekening gehouden met het tijdelijke karakter van de aanwezigheid van hoogradioactieve stoffen in gebouw 024/025 (onderdeel van DWT). In vergelijking met tabel 1 (oude situatie) is in tabel 2 (nieuwe, beoogde situatie) de HAVA-VU faciliteit niet 23155.80/14.129020
Vertrouwelijk 12-
—--—\
\‘
opgenomen. Deze faciliteit is in 2008 vergund, maar zal o.a. vanwege bedrijfs economische redenen niet worden gerealiseerd. Met RAP wordt invulling gegeven aan wat met HAVA-VU was beoogd. Hiermee komt deze faciliteit te vervallen en de bijbehorende ongevalsconsequenties zijn daarom niet meer in tabel 2 vermeld.
Tabel 2 Kansen en consequenties van maatgevende ongevallen voor NRG installaties in de nieuwe situatie
Installatie
Maatgevend ontwerpongeval
Maatgevend buiten ontwerpongeval Kans ongeval Risico (1/jaar) (1/jaar) 2.108 9.10.11 2.108 2.10b0 2.108 2.10b0
Maximale dosis 1) Kans ongeval (1/jaar) (mSv) < 1.10_’ HCL MPF 5 1.10e HCL RL 10 2) n.v.t. LFR 2.10 i.io n.v.t. 2) WSF <1.1O 2.1O <1.1O 15 DWT de betreft “Dit 95-percentiel waarde. 2) Bij de beschouwde ontwerpongevallen treedt geen emissie in de buitenlucht op. .
-
-
In de nieuwe situatie blijven de consequenties van ontwerpongevallen na ongewogen sommering van iedere faciliteit onder het toetsingsniveau van 40 mSv, het /jaar voor personen tot 16 jaar. Bij 4 toetsingsniveau bij het aangegeven risico van <1 0 de buitenontwerpongevallen blijft het risico bij een ongewogen sommatie onder de wettelijke toetsingswaarde van 1 0 /jaar. 6 Transporten vinden plaats in daarvoor gecertificeerde containers. Dit betekent dat ze zijn beproefd op hun ‘weerstand’ tegen externe invloeden. In de ongevalsanalyse zijn de gevolgen van transportongevallen ondergeschikt aan de ontwerp- en buitenontwerpongevallen.
4.3 Conventionele milieu-aspecten: atmosfeer en geluid Daarnaast zijn er ook conventionele milieu-aspecten, zoals geluid, stank, stof en de mogelijke aanwezigheid van gascilinders en gevaarlijke stoffen. Van de aspecten geluid, stank en stof zal niet of nauwelijks sprake zijn, omdat de activiteiten zich binnen de gebouwen afspelen en deze aspecten daarbij geen of slechts een zeer beperkte rol spelen. De aanwezigheid van gascilinders en eventuele gevaarlijke stoffen zal beperkt zijn en voldoen aan alle daarvoor geldende richtlijnen (UR-07 en PGS 15), zoals voorgeschreven in de vigerende vergunning. Deze aspecten worden meegenomen in het ontwerp van de installatie en zullen niet leiden tot verhoging van de gevaarzetting. In verband met de voorgenomen activiteit wordt voor conventionele milieuaspecten dan ook geen verruiming van de vigerende vergunning aangevraagd.
23155.80/14.129020
\‘
4.3.1
Transportbewegingen (verkeersintensiteit)
De beladingsinstallatie WTU wordt slechts drie maanden per jaar gebruikt voor de campagnes. Er zal totaal drie jaar nodig zijn of wel drie campagnes. De transportcontainers (drie IP-2 dan wel per twee B(u) containers) zullen worden afgevoerd per vrachtauto. Eén campagne omvat circa 30-45 transporten. Dit zijn transporten van gebouw 024 naar buiten de OLP. Bij de start van de campagnes is ook transport benodigd van gebouw 026 naar gebouw 024, alvorens de vaten op de vereiste wijze verpakt en in de transportcontainers beladen kunnen worden. Er zal worden gebruik gemaakt van gangbare en voor transport gekwalificeerde voertuigen en voldoen qua geluid aan emissie daardoor aan de daarvoor geldende voorschriften.
4.3.2
Bouwactiviteiten
De nieuw te bouwen inpakinstallatie zal elders modulair gemaakt, getest en afgenomen worden. De installatie bestaat dus alleen uit het plaatsen van de modules en het aansluiten (intern) op de utilities. De bouw van de installatie is dus elders, alleen de montage vindt plaats in gebouw 024. De civiele constructie van de kelder en de gevel van gebouw 024 moet aangepast worden d.w.z. een nieuwe betonnen draagvloer en nieuwe wanden van zwaar beton. De sloop van de bestaande vloer en wanden (geheel intern) zal plaatsvinden in water gezaagde betondelen die elders buiten het OLP verwerkt worden. Het afgevoerde beton zal geen besmetting of radioactieve stoffen boven de vrijstellingsgrenzen bevatten en kan worden afgevoerd naar een conventionele opslag en/of afvalverwerker. Sloopwerkzaamheden (sloophamer) zijn niet voorzien en benodigd. Heiwerkzaamheden zijn ook niet benodigd. De bouwactiviteiten vinden hoofdzakelijk binnen het gebouw plaats. De benodigde apparatuur voldoen aan de daarvoor geldende normen voor stank, stof of geluid.
5 Tot slot Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het verplaatsen van radioactieve afvalstoffen in het kader van RAP, d.w.z. binnen het gebouwencomplex 024, 025 en 026, geen invloed heeft op de nuclideninventaris binnen de NRG-inrichting als geheel, maar wel op de consequentie-analyses van de individuele installaties. De uitkomst van de toetsing aan de weigeringsgronden van het totaal van de installaties is niet gewijzigd, d.w.z. inclusief de voorgenomen handelingen wordt nog steeds voldaan aan de in het Bkse genoemde grenswaarden voor de ontwerp- en buiten ontwerpongevallen. Het uitvoeren van de voorgenomen activiteit kan gemakkelijke plaatsvinden binnen de limieten in de vigerende vergunning m.b.t. de stralingsbelasting aan de terreingrens, de emissies van radioactieve stoffen naar water en naar lucht en de conventionele milieu aspecten. 23155.80/14.129020
Vertrouwelijk 14-
\‘
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Strallngsbescherming
>
Retouradres:
Postbus 16001, 2500 AB Den Haag
Nucleair Research nd consultancy Group v.o.f. T.a.v. Postbus 1755 ZG Petten
Bezoekadres Bezuldenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 16001 2500 AB Den Haag www.anvs.nI Telefoon 070 348 74 27 -
Datum 16 februari 2015
Datum Betreft
16 februari 2015 M.e.r.-beoordelingsbesluit
Geachte Uw brief van 17 december 2014 met de aanmeldingsnotitie voor de m.e.r. beoordeling de voorgenomen activiteit ‘wijziging gebouw 24’ heb ik in goede orde ontvangen. Het hoog- en middelradioactief afval dat momenteel ligt opgeslagen bij de Waste Storage Facility op de Onderzoekslocatie Petten (OLP) dient te worden afgevoerd naar de COVRA. Daartoe heeft u een project opgestart dat aanpassingen zal aanbrengen In de installaties van de Hot Celi Laboratories (HCL), de Waste Storage Facility (WSF) en de Decontamination & Waste Treatment installaties (DWT) in de gebouwen 24, 25 en 26. Deze gebouwen en Installaties vallen onder de NRG-inrichting waarop Kernenergiewetvergunning DGM/SAS/2001049111 van 2 augustus 2001 en de daaropvolgende wijzigingsbeschikkingen van toepassing zijn. Voor de activiteiten is een wijziging van de Kernenergiewetvergunning nodig. Voorgenomen activiteit Met de voorgenomen activiteit wordt beoogd om een groot deel van de radionuclideninventaris die nu in de WSF in gebouw 26 ligt opgeslagen via de gebouwen 24 en 25 af te voeren voor opslag bij COVRA. Hiervoor worden radioactieve afvalstoffen onttrokken aan de inventaris van de WSF in gebouw 26 en deze worden toegevoegd aan de inventaris van gebouw 24. Hiermee treedt geen wijziging op van cle radionuclideninventaris van het gebouwencomplex als geheel.
De vaten met radioactief afval worden vat voor vat verplaatst naar de HCL en daar gesorteerd en in nieuwe vaten verpakt. Deze vaten worden vervolgens tijdelijk opnieuw in gebouw 26 opgeslagen. In gebouw 24 wordt een afvalverpakkingseenheid, de Waste Transfer Unit (WTU), opgericht. Korte tijd voor het transport worden de vaten met radioactief afval met behulp van de WTU in zijn geheel in kreukelvaten verpakt, daarna verpakt in vaten met een dubbel-deksel systeem en tenslotte in transportcontainers geplaatst. In gebouw 24 staan maximaal drie transportcontainers klaar in afwachting van het transport naar een externe partij die het afval gereed maakt voor opslag bij de COVRA. De maximaal vergunde capaciteit van het radioactieve inventaris in de gebouwen 24 en 25 is 18,2 TBq. Als in afwachting van transport drie transportcontainers klaar staan in gebouw 24 kan de radioactieve inventaris 34,3 TBq bedragen (3 transportcontainers van 11,4 TBq en 0,1 TBq van de al aanwezige inventaris). De radioactieve inventaris van gebouw 26 neemt gelijktijdig af.
Uw kenmerk K5004/ 14.130276 BijIage(n)
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherminig
Aanleiding m.e.r.-beoordeling De voorgenomen activiteit heeft betrekking op wijzigingen van cle opslag van radioactieve afvalstoffen. De voorgenomen activiteit valt daarmee onder categorie D 23.2 van bijlage 1 van het Besluit m.e.r.. Volgens de Memorie van Toelichting bij het Besluit m.e.r. valt ook de tijdelijke opslag van radioactief afval in afwachting van afvoer naar COVRA hier onder. Categorie D 23.2: de oprichting, wijziging of uitbreiding van één of meer met elkaar samenhangende installaties voor de behandeling en de opslag van radioactief afval, anders dan bedoeld in D 23.1. Dit betekent dat moet worden beoordeeld of bij de voorbereiding op de aanvraag voor een Kernenergiewetvergunning een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld vanwege het ontstaan van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Beoordellng Bij cle beoordeling of er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten is rekening gehouden met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu effectbeoordeling aangegeven criteria. Hierin staan drie hoofdcriteria centraal: de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiele effecten. Plaats van het project De voorgenomen activiteit vindt plaats binnen de NRG-inrichting in het gebouwencomplex 24, 25 en 26. De NRG-inrichting ligt samen met een aantal andere inrichtingen op de Onderzoeksiocatie Petten (OLP). Het adres van de OLP is Westerduinweg 3 te Petten. De OLP grenst aan de noord-, west- en zuidzijde aan het Natura 2000-gebied Zwanenwater en Pettemerduinen. Kenmerken van het project De gevraagde vergunningswijziging heeft betrekking op een tijdelijke, batchgewijze, verplaatsing van radioactieve afvalstoffen binnen het gebouwencomplex 24, 25 en 26. Er zullen aanpassingen worden aangebracht in de installaties van de Hot Celi Laboratories (HCL), de Waste Storage Facility (WSF) en de Decontamination & Waste Treatment installaties (DWT) in de gebouwen 24, 25 en 26. In gebouw 24 wordt een afvalverpakkingseenheid, de Waste Transfer Unit (WTU), opgericht. Het doel van de voorgenomen activiteit is het afvoeren van een groot deel van het radioactieve afval uit de WSF. De totale radioactieve inventaris van het gebouwencomplex 24, 25 en 26 zal dus gedurende de looptijd van de activiteit afnemen. Bij de beoordeling van de milieueffecten is rekening gehouden met de op enig moment maximale hoeveelheid radioactiviteit in de drie gebouwen. Kenmerken van de potentiele effecten NRG heeft vier milieuthema’s geïdentificeerd die invloed kunnen hebben op de omgeving en voor nadelige milieugevolgen zouden kunnen zorgen. Deze vier thema’s zijn; radiologische emissies bij normaal bedrijf, radiologische emissies bij ongevallen en de conventionele milieuaspecten lucht en geluid. Ik acht het voldoende voor de voorgenomen activiteit om deze milieuthema’s te onderzoeken. Radiologische emissies bij normaal bedrijf In de huidige Kernenergiewetvergunning zijn grenswaarden opgenomen voor de blootstelling aan ioniserende straling aan de terreingrens van de OLP, voor cle emissies van radioactieve stoffen in de lucht en voor de lozing van radioactieve stoffen op de Noordzee. De gemeten jaardosis ten gevolge van bedrijfsvoering is gemiddeld over de periode 2001-2013 1-7 pSv aan de terreingrens. De -
Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 16001 2500 AS Den Haag www.anvs.nI Telefoon 070 348 74 27 -
Datum 16 februari 2015 Ons kenmerk ANVS-20 15/57 Uw kenmerk K5flfl4/ 14. 1fl276 Bijlage(n)
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
voorgenomen activiteit veroorzaakt een toename van de dosis aan de terreingrens van 0,7 pSv in een jaar. De extra bijdrage van de voorgenomen activiteit van minder dan 1 pSv per jaar valt daarmee binnen de variatie van de gemeten jaardosis aan de terreingrens ter hoogte van gebouw 24. De vergunde grenswaarde voor ioniserende straling aan de terreingrens is 40 pSv. De radiologische emissies veroorzaakt door de voorgenomen activiteit vallen dus ruim binnen de grenswaarclen van de vergunning. Er zijn voor dit milieuthema dan ook geen nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten die niet in het kader van een eerdere vergunning zijn beoordeeld. Voor dit milieuthema hoeft dan ook geen MER opgesteld te worden.
Bezoekadres
Radiologische emissies bij ongevallen Het risico van een ontwerpongeval en een buiten-ontwerpongeval door de voorgenomen activiteit valt binnen de normen van artikel 18 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen. Het risico op een ongeval is iets hoger dan in de bestaande situatie, maar het risico is zeer conservatief berekend. De kans op een ontwerpongeval is zeer klein, namelijk minder dan eens in de 10.000 jaar. De kans op een buiten-ontwerpongeval is nog kleiner, namelijk minder dan eens in de miljoen jaar. De voorgenomen activiteit leidt dus niet tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Voor dit milieuthema hoeft dan ook geen MER opgesteld te worden.
Ons kenmerk ANVS-2o15/57
-
Lucht en geluid De activiteiten vinden binnen de gebouwen plaats, waardoor conventionele milieuaspecten zoals geluid, stank, en stof niet tot extra milieubelasting zullen leiden. Hetzelfde geldt voor de bouwactiviteiten, die vinden ook hoofdzakelijk binnen het gebouwencomplex plaats. -
Het transport van het radioactieve afval vindt plaats in drie campagnes van 30 tot 45 transporten. Per jaar zal er één campagne plaatsvinden. Voor de transporten wordt gebruik gemaakt van gekwalificeerde voertuigen. Het transport zal niet tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu leiden, omdat de transportbewegingen wegvallen tegen het geheel van vervoersbewegingen van de inrichting. Gelet hierop geven ook de conventionele milieuaspecten geen aanleiding om een MER op te stellen. Conclusie Uit de inhoudelijk beoordeling blijkt dat er door de voorgenomen activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn. Daarom is het niet noodzakelijk om bij de voorbereiding van de aanvraag om een Kernenergiewetvergunning voor de voorgenomen activiteit ‘wijziging gebouw 24’ een MER op te stellen.
Opgemerkt wordt dat, op basis van de vergunningsaanvraag, de beoordeling van de milieugevolgen die de inrichting kan veroorzaken, de bestaande toestand van het milieu (voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken) en de mogelijkheden tot bescherming van het milieu in relatie tot de inrichting, tijdens de vergunningprocedure zal plaatsvinden. Besluit Gelet op het voorgaande besluit ik, op grond van artikel 7.17 van de Wet milieubeheer, dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk is bij de voorbereiding van het besluit op de aanvraag om een Kernenergiewetvergunning voor de voorgenomen activiteit ‘wijziging gebouw 24’.
2500 A8 Den Haag WWW.aflVS.fl
Telefoon 070- 3487427 Datum 16 februari 2015
Uw kenmerk K5004/14.1 30276 Bijlage(n)
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherrning
Publicatie Van dit besluit zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant, de Volkskrant het Schager Weekblad en het Noord-Hollands Dagblad. Dit besluit en de aanmeldingsnotitie voor de m.e.r.-beoordeling zullen ter inzage worden gelegd bij de ANVS en de gemeente Schagen. Deze stukken zullen ook op de website www.rijksoverheid.nh/vergunningaanvragen-kernenergiewet geplaatst worden.
Bezoekadres Bezulderihoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Geen bezwaar mogelijk Gelet op het bepaalde in artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht is dit besluit op de aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling een voorbereidingsbeslissing in de procedure voor een Kernernergiewetvergunning. Tegen deze voorbereidingsbeslissing kan geen bezwaar worden gemaakt. In een later stadium kunnen zienswijzen worden ingediend tegen het ontwerpbesluit op de aanvraag om een Kernenergiewetvergunning. Daarbij kunt u uw eventuele bezwaren tegen deze voorbereidingsbeslissing aangeven. Deze zullen bij de beoordeling van de zienswijzen worden betrokken.
Telefoon 070 348 74 27
Hoogachtend, DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, namns deze:
rnji J.H. van den Heuvel Aljiemeen directeur Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming -
Postadres Postbus 16001 2500 AB Den Haag www.arivs.nl
-
Datum 16 februari 2015 Ons kenmerk ANVS2O1S/57 Uw kenmerk 1<5004/14.130276 CIrE.
Bij lage(n)
Ministerie van Economische Zaken
—
Kennisgeving
Kernenergiewet Besluit beoordeling milieueffectrapportage (m.e.r.) in verband met de voorgenomen aanpassing van de Kernenergiewetvergunning van NRG v.o.f. te Petten. Vanaf 26 februari 2015 tot en met 8april2015 ligt het m.e.r.-beoordelingsbesluit ter inzage. Zienswijze en beroep tegen dit besluit zijn op een later moment mogelijk in het kader van de vergunningsprocedure. Achtergrond van de beschikking De Nuclear Research and consultancy Group v.o.f. (NRG) verricht nucleair onderzoekvoor het bedrijfsleven en de overheid op de Onderzoekslocatie Petten aan de Westerduinweg 3 te Petten in Noord-Holland. Voor haar inrichting beschikt NRG over een vergunning op grond van de Kemenergiewet (Kew). Op het terrein van NRG ligt historisch’ radioactief afval opgeslagen in de Waste Storage Pacility dat via de Decontamination and Waste Treatment facility (DWT) moet worden afgevoerd naar de COVRA. In de DWTwordt het afval geladen in transportcontainers, die vervolgens tijdelijk hier worden opgeslagen in afWachting van transport. Hiervoor moet onder meer in de DWT een beladingsinstallatie worden geplaatst. Voor de voorgenomen activiteit is een wijziging van de aan NRG verleende Kew-vergunning noodzakelijk. Om te beoordelen of deze wijziging belangrijke nadelige milieugevolgen heeftwaarvoor een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt, heeft NRG een zogenaamde aanmeldingsnotitie m.e.r. bij het bevoegd gezag ingediend. De ministervan Economische Zaken is bevoegd om te beslissen of voor de door NRG voorgenomen activiteit al dan niet een MER moet worden gemaakt. Procedure Op 17december2014 heeft NRG een.aanmeldingsnotitie m.e.r. ingediend in verband met de voorgenomen activiteit binnen de DWT. Voor de m.e.r.-beoordeling is de procedure op grond van artikelen 7.16 en 7.17 Wet milieubeheer doorlopen. Besluit De minister van Economische Zaken heeft bij besluit van 16 februari 2015 geoordeeld dat voor de door NRG voorgenomen activiteit geen MER hoeft te worden gemaakt, omdat er geen belangrijke nadelige milieueffecten van de activiteit zijn te verwachten. Dit besluit is op i6 februari 2015 aan NRG bekendgemaakt. Waar kunt u het besluit inzien? Het m.e.r.-beoordelingsbesluit en de aanmeldingsnotitie m.e.r. liggen vanaf 26 februari 2015 gedurende zes weken ter inzage op de volgende plaatsen: • Autoriteit Nucleaire Installaties en Stralingsbescherming, Bezuidenhoutseweg 67 te Den Haag. U wordt verzocht een afspraak te maken om het dossier in te zien via het Inspraakpunt Kernenergiewetvergunningen, telefoonnummer 070 -348 7364. Bij toegang tot het Ministerie is identificatie verplicht. • Gemeente Schagen, Laan 19 te Schagen van maandag tot en metvrijdag van 09.00-12.00 uur.
Het m.e.r.-beoordelingsbesluit en de aanmeldingsnotitie m.e.r. zijn ook beschikbaarvia www.rijksoverheid .nl/vergunningaanvragen-kemenergiewet. Hoe kunt u zienswijze en beroep tegen het besluit indienen? Het m.e.r.-beoordelingsbesluit wordt aangemerkt als een voorbereidingsbeslissing in het kader van de vergunningprocedure op grond van de Kernenergiewet. Dit houdt in dat u op dit moment tegen dit besluit geen zienswijze of beroep kunt indienen. Zienswijze en beroep indienen tegen het m.e.r.-beoordelingsbesluit is laterwel mogelijk, namelijk in het kadervan de vergunningprocedure op grond van de Kemenergiewet. Van de ontwerpvergunning en de mogelijkheid van inspraak zal te zijner tijd op een vergelijkbare wijze worden kennisgegeven. Waar vindt u meer informatie? Heeft u na het bezoeken van de website nog vragen over de stukken of de procedure? Dan kunt u op werkdagen van io.oo uur tot 12.00 uur en van 14.00 uur tot 16.00 uur bellen met het Informatiepunt Kernenergiewetvergunningen, telefoonnummer 070 -3487364. Ook is het mogelijk om uw vraag per e-mail te stellen aan postbus.nrg-gebouw24anvs.nl.