Digital agenda – Deel II juli 2015
Inhoudstafel Deel II II.1
Zorgen voor excellente ICT-Ecosystemen .................................................................. 1 Regelgevend klimaat ............................................................................................ 1
II.1.a
Algemeen ......................................................................................................................... 1
II.1.b
Regelgeving met betrekking tot e-Commerce................................................................ 2
II.2
Ondernemingsklimaat .......................................................................................... 4
II.3
Fiscaal klimaat ..................................................................................................... 5
II.4
Opleidingen en ICT-competenties ......................................................................... 7
II.5
Modernisering en flexibiliteit van de arbeidsmarkt ............................................... 9
II.5.a
e-Commerce en digitale beroepen ...............................................................................10
II.5.b
Telewerk ........................................................................................................................10
II.5.c
Achterhaalde papieren procedures in arbeidsrecht ....................................................11
Deel II Digital agenda
Deel II -
Zorgen voor excellente ICT-Ecosystemen
Een ecosysteem dat digitale innovatie en ondernemerschap ondersteunt en aanmoedigt bestaat uit een goed regelgevend kader, een motiverend ondernemersklimaat en een aantrekkelijk fiscaal klimaat, gekwalificeerd technologisch personeel en een flexibele en gemoderniseerde arbeidsmarkt. II.1 Regelgevend klimaat II.1.a
Algemeen
Huidige situatie Het Europees recht en ons nationaal recht zijn niet even snel geëvolueerd als de technologische veranderingen en hebben zich bijvoorbeeld de voordelen van de digitalisering onvoldoende meten te integreren. Neem bijvoorbeeld het vennootschapsrecht. Het uitwisselen van informatie tussen ondernemingen, aandeelhouders en overheid gebeurt vaak nog op papier. In tal van ondernemingen kunnen de aandeelhouders nog altijd niet elektronisch stemmen en is er geen online inschrijving van ondernemingen op Europese schaal. Om de ontwikkeling van de digitale economie te bevorderen, moeten onder andere de juridische hinderpalen worden geïdentificeerd en in het bijzonder de wet- en verordeningsteksten die de expansie van de digitale economie zouden afremmen of verhinderen. Belangrijk is ook dat deze ontwikkeling gebeurt binnen een kader dat de gebruikers de nodige rechtszekerheid geeft. De hinderpalen voor de digitalisering, zowel in Europa als in België, zijn namelijk onder meer van juridische aard en derhalve moet ook op die niveaus actie worden ondernomen als we willen dat er schot komt in de situatie. Voor alle activiteiten van de ondernemingen, of het nu gaat om het aanbieden of het aankopen van producten of diensten, voor alle documenten die deze verrichtingen ondersteunen, bestaat er een wettelijk kader dat moet aangepast zijn aan de nieuwe technologieën en aan de digitalisering. Toekomst en aanbevelingen In een ‘better regulation’-aanpak zou de eerste reflex erin moeten bestaan regelgeving af te bouwen waar die overbodig is, en geen nieuwe regels toe te voegen tenzij noodzakelijk. Dit zou ook moeten leiden tot het aanpakken van potentiële regelgevende asymmetrieën om te zorgen voor een ‘level playing field’ tussen alle spelers in de digitale waardeketen. Een regelgevend kader is noodzakelijk om de consument te beschermen maar mag niet dienen om bestaande marktspelers af te schermen tegen innovatie. Het regelgevend kader moet voldoende flexibel zijn om innovatie mogelijk te maken zonder de belangen van de consument uit het oog te verliezen. De rechtsonzekerheid voor innovatieve digitale bedrijfsmodellen moet weggewerkt worden zonder het groeipotentieel in deze sectoren in het gedrang te brengen. Een goed voorbeeld hiervan is de onzekerheid omtrent de “sharing economy” met betrekking tot o.a. de relevante fiscale wetgeving en de concurrentie met traditionele, gereguleerde sectoren. Ten slotte hebben in een digitale wereld het verkeer en het gebruik van gegevens grenzen noch beperkingen. Het gebruik van sommige gevoelige gegevens moet evenveel omkaderd worden door werkbare en proportionele reglementaire en wettelijk bepalingen. In dit verband komt er een hervorming van het Europese gegevensbeschermingsrecht aan gezien de technologische revolutie die sedert de richtlijn van 1995 heeft plaatsgevonden. Het internet, de sociale media, enz. hebben niet alleen
Deel II Digital agenda - p.1
onze maatschappij, maar ook de mogelijkheden om gegevens te verwerken grondig veranderd. De Commissie heeft dan ook een ontwerpverordening uitgewerkt die er nog dit jaar moet komen. In principe kan deze ontwerpverordening een goede zaak lijken omdat ze bedoeld is om de richtlijn van 1995 te moderniseren teneinde beter rekening te houden met de nieuwe technologieën en de risico’s die deze technologieën meebrengen op het vlak van privacy. In de praktijk ligt dit anders. De ondernemingen dreigen namelijk door de nieuwe verplichtingen op het vlak van privacy geconfronteerd te worden met een toename van de administratieve lasten. Er moet op dit vlak een ‘risk basedapproach’ worden aangenomen, want de risico’s van gegevensverwerking kunnen sterk uiteenlopen. Er moet ook rekening mee worden houden dat sommige van deze gegevens worden beschermd door intellectuele eigendomsrechten en met name door het auteursrecht. Dergelijke gegevens worden eveneens gebruikt, gedownload, verzonden, geïntegreerd in andere bestanden, … De regels inzake auteursrecht zoals die nu bestaan, en in het bijzonder de uitzonderingen op dit recht zoals de uitzondering voor privékopieën, zijn niet aangepast aan de nieuwe technologieën, stemmen niet meer overeen met de economische realiteit en zouden dan ook zowel op Europees niveau als op Belgisch niveau grondig moeten worden herzien. Daarnaast zou op Europees niveau een harmonisering van de toepasselijke nationale regelingen wenselijk zijn. II.1.b
Regelgeving met betrekking tot e-Commerce
Huidige situatie De complexe en verouderde wetgeving vormt vaak een rem op de ontwikkeling van E-commerce in België en Europa. De oorzaak hiervan ligt in diverse wetten en regelgeving die praktische problemen opleveren. Hierbij denken we onder meer aan de productveiligheid en het systeem voor terugname van gebruikte goederen waar België meer verplichtingen oplegt dan onze buurlanden. De bestaande regelgeving vormt echter ook een belangrijke hindernis voor de ontwikkeling van een bredere digitale economie. Denk maar aan de problemen waarmee Uber en Airbnb in België geconfronteerd worden. Onze wetgeving is vaak niet aangepast om dergelijk innovatieve initiatieven toe te laten. Toekomst en aanbevelingen Iedere extra verplichting voor een handelaar is een kostenverhogende factor en dus de oorzaak van prijsstijgingen en verlies aan concurrentiekracht met buitenlandse handelaars. De betrokken regelgeving moet dan ook vereenvoudigd worden rekening houdend met buitenlandse praktijken. Voorbeelden zijn: 1) De Belgische verplichting om SAR-waarden te vermelden bij gsm’s 2) Belgische handelsbeperkingen, in het bijzonder verplichte vergunningen, bijvoorbeeld voor verkoop van gewasbeschermingsmiddelen 3) De verplichte registratie van producten met een duurzaamheidsclaim 4) Productnormeringen zoals het verbod op verkoop van stopcontactverdeeldozen met meer dan vier contactpunten zonder zekering 5) De notificatie van voedingssupplementen die enkel in België verplicht is Daarnaast is ook het Belgische systeem van terugname van gebruikte goederen te complex, te administratief en te duur. Dit moet dus dringend hervormd en vereenvoudigd worden. Het systeem is te complex omdat er in België zeer veel producten onderworpen zijn aan de regelgeving en er bovendien
Deel II Digital agenda - p.2
een wildgroei is aan recyclageorganismen. Het systeem veroorzaakt zware administratieve lasten omdat artikelen niet in uniforme categorieën zijn ingedeeld, omdat de vergoeding voor verpakkingsmateriaal soms forfaitair en soms in detail wordt bepaald en omdat de aangifteperioden niet gelijklopend zijn. Het systeem is in vergelijking met andere landen ook duur: voor een identieke accuboormachine ligt de Belgische Recupel bijdrage een derde hoger dan de Nederlandse Wecycle bijdrage. Regeling geschillen Op het gebied van consumentenrecht zal de richtlijn betreffende de alternatieve geschillenbeslechting consumenten de mogelijkheid bieden zich te wenden tot kwaliteitsvolle geschillenbeslechtingsorganen voor contractuele geschillen tussen hen en economische operatoren, ongeacht of ze hun aankopen al dan niet online en in eigen land of in het buitenland hebben gedaan. Bovendien voorziet de verordening betreffende onlinegeschillenbeslechting in de invoering van een Europees platform voor het online beslechten van geschillen die voortvloeien uit onlinetransacties. De lidstaten moeten een snelle en ambitieuze tenuitvoerlegging van deze twee instrumenten garanderen. Dit platform werd nog niet ingevoerd. Op dit ogenblik zit het in de testfase. Het zou een soort “doorgeefluik” zijn naar de ADR-entiteiten van de lidstaten – die verplicht zijn een website te hebben en de mogelijkheid te bieden om elektronisch te communiceren (ook voor de uitwisseling van stukken bijvoorbeeld). Op Belgisch niveau voorziet Boek XVI van het Wetboek van economisch recht, dat in werking treedt op 1 juni 2015, in een reeks maatregelen inzake alternatieve geschillenregeling (ADR). Het is ook belangrijk uit te maken welke rechtbanken bevoegd zijn in geval van geschillen op het net. Verordening (EG) nr. 44/2001 van 22 december 2000 maakt het bijvoorbeeld mogelijk degene die aansprakelijk is voor een schade voor de rechtbank te dagen van de plaats waar het schadelijke feit zich heeft voorgedaan. De recente rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) is echter van oordeel dat de plaats waar het schadelijke feit zich heeft voorgedaan twee plaatsen kan betreffen: de vestigingsplaats van degene die de inbreuk begaat en de plaats waar de schade zich voordoet, wat kan gebeuren in twee of meerdere Staten aangezien er sprake is van informatie die circuleert op het net.
Deel II Digital agenda - p.3
II.2 Ondernemingsklimaat Huidige situatie De groei van de digitale economie in een land is in belangrijke mate afhankelijk van de nieuwe starters die innovatieve digitale producten in de markt zetten. In vergelijking met de rest van de EU scoort België echter niet goed op het vlak van ondernemerschap. Er worden dan ook slechts 2,5 ondernemingen per 1000 inwoners opgericht. Een cijfer dat in schril contrast staat met het EU-gemiddelde van 6,6 ondernemingen per 1000 inwoners. Het Belgische ondernemersklimaat kan op veel vlakken verbeterd worden: eenvoudiger procedures om te starten, een grotere beschikbaarheid van risicokapitaal en eenvoudigere toegang tot bedrijfsfinanciering. Toekomst en aanbevelingen Het opstarten van een onderneming moet in de toekomst veel makkelijker en sneller kunnen via het internet. Vandaag moeten startende ondernemers nog steeds naar een notaris om een vennootschap op te richten. Als de notaris gebruik maakt van eDepot (zie verder ook Deel III.3.b - Betere uitwisseling van gegevens tussen FOD justitie en Kruispuntbank Ondernemingen, p.5) kan een oprichting dan wel binnen de 48 uur rond zijn, maar dit systeem wordt helaas nog niet door alle notarissen gebruikt (zie Deel III.3.b, p.6). Daarnaast moeten de voorwaarden voor de starters-BVBA (1 euro startkapitaal) veel eenvoudiger worden gemaakt. Er moet ook werk gemaakt worden van de beschikbaarheid en verbeterde toegang tot alternatieve financieringsbronnen zodat bedrijven minder afhankelijk worden van bankfinanciering. De Europese markt voor alternatieve financiering groeide het afgelopen jaar met 144% tot €620 miljoen. Spijtig genoeg loopt België achter op de Europese trend. Wat crowdfunding betreft is België bezig aan een inhaalbeweging ten opzichte van de buurlanden maar is er nog een lange weg te gaan. Zo werd er in 2013 via crowdfunding in België slechts €0,1 per inwoner opgehaald tegenover €1,5 in Nederland en €1,8 in het Verenigd Koninkrijk. Het is dan ook een goede zaak dat de federale overheid recent heeft beslist om crowdfunding aantrekkelijker te maken door het geïnvesteerde bedrag gedeeltelijk fiscaal aftrekbaar te maken voor de investeerders. Naast crowdfunding kunnen startende en groeiende ondernemingen zich ook financieren met behulp van respectievelijk business angels en durfkapitaalfondsen. Een belangrijke voordeel van beide financieringsbronnen is dat ze ondernemers begeleiden bij de uitbouw van hun onderneming. Gezien de dominante positie die buitenlandse investeerders in ons land bekleden in deze domeinen, is het belangrijk dat we lokale initiatieven ondersteunen en deze financieringsbronnen in België nog beter uitbouwen om bedrijven lokaal te verankeren. Ook de tax shelter voor start-ups is een goede stap om de beschikbaarheid van risicokapitaal te verbeteren. De maatregel maakt, onder bepaalde voorwaarden, het investeringsbedrag gedeeltelijk aftrekbaar in de personenbelasting. Deze maatregel is zeer goed voor startende ondernemingen maar volstaat niet voor groeibedrijven die op zoek zijn naar groeifinanciering. De maximumbedragen (€100.000 per investeerder en €250.000 per bedrijf) volstaan immers niet om een groeiende onderneming van voldoende kapitaal te voorzien. Voor bestaande bedrijven op zoek naar groeifinanciering moeten de vastgestelde limieten dus verhoogd worden.
Deel II Digital agenda - p.4
II.3 Fiscaal klimaat Context Het huidige belastingklimaat is niet gunstig voor de digitalisering van de ondernemingen of voor het ontplooien van onlineactiviteiten. Niet alleen zijn de milieutaksen te hoog en is onze BTW hoger dan in Luxemburg en Duitsland, ook de voorwaarden en de controles voor de toepassing van de juiste tarieven en voor de inning van de milieutaksen en accijnzen zijn strenger en te complex. Starters en zeker digitale starters genereren de eerste jaren vaak onvoldoende cashflow om te overleven. Een fiscaal gunstregime voor jonge starters kan dus zeker de overlevingskansen van deze bedrijven ondersteunen. Er heerst een algemene overtuiging dat de opdeling van het gemeenschappelijk BTW-stelsel in 28 nationale BTW-stelsels een efficiënte intra-Europese handel belemmert. Er is een verschillende BTW-behandeling afhankelijk van het feit of het een binnenlandse levering, een intracommunautaire levering betreft dan wel invoer uit een niet EU-lidstaat. In beginsel dient een verkoper die goederen levert aan consumenten in andere lidstaten, zich in die lidstaten te registreren voor BTW-doeleinden en er de verschuldigde BTW te voldoen. Dit is een zware last voor de verkopers gelet op de specifieke BTW-regels in de verschillende lidstaten (bv. verschillende BTW-tarieven, registratie en andere formaliteiten), alsook de noodzaak om te communiceren met vreemde administraties – vaak in een andere taal. Het gebrek aan harmonisatie en de daaruit voortvloeiende complexiteit impliceren bijkomende nalevingskosten en rechtsonzekerheid voor bedrijven die actief zijn op internationaal niveau. KMO’s beschikken overigens niet steeds over middelen om de fiscale expertise te betalen teneinde hun weg te vinden in de steeds complexere BTW-wetgeving, en worden derhalve ontmoedigd om grensoverschrijdende activiteiten te verrichten. Dit brengt met zich mee dat de economische neutraliteit van de BTW en de werking van de eengemaakte markt worden ondermijnd. Huidige toestand & aanbevelingen
Verkopen van elektronische diensten: Mini One-Stop Shop (MOSS)
Het BTW-stelsel van telecommunicatiediensten, radio- en televisieomroepdiensten en elektronische diensten verricht aan niet BTW-belastingplichtigen (B2C) is per 1 januari 2015 gewijzigd1. De bepaling van de plaats van deze diensten wordt als hoofdregel gelokaliseerd waar de afnemer van de dienst gevestigd is. De BTW-plichtigen die voormelde diensten buiten België leveren, zullen de BTW op die diensten kunnen aangeven via een webportaal in de lidstaat waar zij gevestigd zijn (Mini One Stop Shop of ‘MOSS’). Dit enig loket voorkomt dus dat de dienstverrichters zich moeten registreren in elke lidstaat waar zij klanten hebben. De invoering van de MOSS is een positieve evolutie die een grote administratieve vereenvoudiging kan betekenen voor de dienstverrichters. Daarnaast wordt een level playing field gecreëerd doordat steeds het BTW-tarief van het land van afnemer van toepassing is waardoor de afnemer niet aan shopping kan doen door te opteren voor een leverancier die is gevestigd in een land met een lager BTWtarief. Er zijn reeds enkele bekommernissen omtrent de praktische uitwerking van de MOSS. Zo is het voor leveranciers van elektronische diensten niet evident om na te gaan waar de koper is gelokaliseerd. Dit
1
Elektronische diensten mogen niet worden verward met het verkopen van goederen of diensten via het internet (internet als loutere verkoopsmodaliteit), waarop de bovengenoemde regeling niet van toepassing is.
Deel II Digital agenda - p.5
is niet te achterhalen via een IP-adres. Het komt erop neer dat de klant bepaalde informatie zal moeten verschaffen. De leveranciers mogen evenwel geenszins aansprakelijk worden gesteld wanneer onjuiste informatie wordt verschaft. Daarnaast kan de houding van BTW-administraties het MOSS-systeem onwerkbaar maken. Dit dient geïllustreerd te worden aan de hand van een voorbeeld. Bv. men verricht transacties in 10 verschillende lidstaten. Op één van de verrichtingen werd 25 euro te weinig BTW betaald. De administraties kunnen de betaalde, maar ook de niet betaalde BTW proportioneel verdelen onder de betrokken lidstaten, met als gevolg dat mogelijks te weinig BTW wordt betaald in elk van de lidstaten (namelijk 2,5 euro of 25 euro/10), waardoor BTW-boetes kunnen worden opgelopen in elk van de betrokken 10 lidstaten. De administraties zouden zich te allen tijde redelijk moeten opstellen om disproportionele gevolgen voor de belastingplichtige te vermijden. In het voorbeeld zou men bijvoorbeeld kunnen stellen dat de lidstaat van registratie geringe tekorten niet verhoudingsgewijs toebedeelt aan alle betrokken lidstaten.
Verkopen op afstand
Wat betreft de verkoop van goederen via het internet werd het regime van de ‘verkopen op afstand’ ingevoerd om te vermijden dat postorderbedrijven zich zouden vestigen in lidstaten waar het laagste BTW-tarief van toepassing is. Het stelsel van de verkoop op afstand geldt wanneer het vervoer of de verzending rechtstreeks of onrechtstreeks gebeurt door de verkoper van de ene naar de andere lidstaat. Bij de verkoop op afstand is de BTW verschuldigd in het land van bestemming (het land van de koper) en niet in het land waar de verkoper gevestigd is. “Kleine” leveranciers die onder een bepaalde drempel (35.000 euro voor België) blijven wat betreft hun verkopen naar het buitenland mogen evenwel toch de BTW van hun vestigingsland aanrekenen. Bv Een Franse leverancier die voor minder dan 35.000 euro in België heeft geleverd tijdens het huidige en vorige kalenderjaar, mag toch Franse BTW toepassen. De drempels voor verkopen op afstand worden door iedere lidstaat bepaald (tussen 35.000 en 100.000 euro). De drempelbedragen voor de verkopen op afstand zouden moeten worden geharmoniseerd. Daarnaast zou het wenselijk zijn dat het toepassingsgebied van de MOSS verruimd zou worden tot verkopen op afstand.
Deel II Digital agenda - p.6
II.4 Opleidingen en ICT-competenties Context Eind 2012 waren in België 160.000 personen actief in de ICT-sector. Alles wijst erop dat dit aantal de komende jaren alleen maar zal toenemen. De vereiste competenties evolueren snel, op het tempo van de technologieën zelf. De nieuwe vereiste competenties worden niet enkel gezocht in “zuivere” ICT-profielen. Ook in tal van andere beroepen moeten werknemers op het vlak van ICT heel wat in hun mars hebben. Zo moeten ze goed kunnen omgaan met nieuwe informatica- en technologische systemen, kennis hebben van e-marketing, de sociale media, e-commerce, data science enz. Er moet worden gestreefd naar een goede match tussen wat (toekomstige) werknemers kunnen en wat de arbeidsmarkt nodig heeft. Huidige situatie In België is de brug tussen onderwijs en arbeidsmarkt onvoldoende sterk. De ondernemingen hebben moeite om gekwalificeerd technologisch personeel te vinden. In 2014 ervoer 37,7% van de ondernemingen met gespecialiseerde ICT-profielen moeilijkheden om geschikte kandidaten te vinden2. AGORIA meldde eind 2012 liefst 11.700 vacatures in deze sector (waarvan 3000 à 4000 in Brussel en in Wallonië). Slechts 16,9% van de afgestudeerden hoger onderwijs in België doet dat in een STEM-richting (Science, Technology, Engineering, Mathematics). Dat is veel minder dan in Duitsland en in Finland (29,31% en 27,6%), en ook minder dan in Spanje en in Frankrijk (25,4% en 23,4%). Profielen die dicht bij de klant staan, zoals ICT businessanalist en -consultant, ICT-infrastructuuranalist en -architect, systeemontwikkelaar, ICT projectmanager, Customer service & helpdesk verantwoordelijk, zijn erg gegeerd, maar de juiste personen zijn amper te vinden op de arbeidsmarkt. Het is dan ook dringend nodig om te blijven investeren in het opleiden van personen die actief kunnen zijn in de ICTsector. Niet enkel de ICT-sector kampt met dit soort problemen. Ook andere sectoren worden geconfronteerd met een gebrek aan gekwalificeerde profielen. Er bestaat nauwelijks opleidingen die door de digitale revolutie zijn ontstaan. Gediplomeerden met een gespecialiseerd profiel in e-commerce, informatieveiligheid, community managers en data-analisten, onderzoekers en architecten, IT consultants, ontwikkelaars van mobiele toepassingen en e-marketeers zijn nog erg zeldzaam, hoewel ze vandaag erg gegeerd zijn in het bedrijfsleven en een grote toegevoegde waarde bieden door het vernieuwende karakter van de projecten die ze helpen realiseren. Bovendien wordt alternerend leren en werken in België weinig toegepast: slechts 3% van de leerlingen in het secundair beroepsonderwijs tegenover bijna 50% in Duitsland, Oostenrijk, Denemarken en Zwitserland3. Proefprojecten tonen nochtans aan dat een goede samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs succesvol is en een win-win betekent voor alle actoren.
2 3
Europese Commissie, Digital Economy and Society Index (DESI) 2015 Education at a Glance 2013: OECD Indicators, p. 271.
Deel II Digital agenda - p.7
Toekomst en aanbevelingen De federatie van de technologische industrie, Agoria, heeft reeds een reeks initiatieven ondernomen om jongeren te sensibiliseren en warm te maken voor de ICT-sector (bv. “CoderDojo”, “How nerdy are you”, “Because I’m Techie”). In het algemeen kunnen volgende aanbevelingen worden gedaan om het ICT-competentieniveau in ons land te verhogen:
Het is cruciaal om de ICT-skills te versterken op alle studie- en opleidingsniveaus.
Sensibiliseer jongeren voor ICT-beroepen en nieuwe beroepsmogelijkheden in het digitale domein: er is nood aan een ambitieus plan zoals in Nederland met het zogenaamde “Platform Bèta Techniek”. Dat kan ertoe bijdragen dat jongeren bij hun studiekeuze uitgaan van hun aanleg en interesses, maar ook rekening houden met de competenties en domeinen die gegeerd zijn op de arbeidsmarkt.
Gebruik nieuwe technologie- en communicatietools in het onderwijs, in combinatie met meer multidisciplinair werk. Voer competentiebenchmarks op het vlak van informatica in in het onderwijs.
Breid het systeem van alternerend werken/leren uit, stimuleer de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven en laat dit ook ingang vinden in de ICT-sector.
Start een strategisch denkoefening op over de klas van de toekomst, die meer de vinger aan de pols houdt bij de technologische evoluties en een beter leerproces mogelijk maakt. Een voorbeeld van deze nieuwe manier om onderwijs in te richten, als model voor deze denkoefening, is de “Future Classroom Lab”, die in Brussel werd ontwikkeld door European SchoolNet34.
Vereenvoudig het proces van erkenning van diploma’s van ICT-professionals uit niet-EU-landen om het tekort in deze sector op te vangen.
4
http://fcl.eun.org/about
Deel II Digital agenda - p.8
II.5 Modernisering en flexibiliteit van de arbeidsmarkt Context Onze ondernemingen kampen met een dubbele handicap: buitensporige loonkosten en een te rigide arbeidsorganisatie. In een context van digitale economie wordt deze rigiditeit vooral ervaren in het verbod op nachtarbeid, dat verhindert dat in België logistieke activiteiten tot ontwikkeling komen die verband houden met e-commerce of met online support, creatie-, en productieactiviteiten. Aangezien deze activiteiten, die een antwoord zijn op een behoefte bij de consument, op afstand kunnen worden uitgeoefend, kunnen ze worden uitgevoerd vanuit het buitenland, als de voorwaarden daar gunstiger zijn. De rigiditeit van ons arbeidsrecht is zichtbaar in alle domeinen van de arbeidsorganisatie. Uit een vergelijking met onze buurlanden en de andere landen van de EU-15 komt zeer duidelijk naar voren dat de mogelijkheden inzake een flexibele arbeidsorganisatie, bij ons veel minder ontwikkeld zijn en gebruikt worden (cf. onderstaande grafiek). Bovendien heeft onze regelgeving de nieuwe technologieën onvoldoende geïntegreerd als werkinstrument en voor administratieve vereenvoudiging. Vormen van arbeidsorganisatie in België, de buurlanden en de EU-15 in 2013
Bron: Eurostat, VBO-berekeningen
Deel II Digital agenda - p.9
II.5.a
e-Commerce en digitale beroepen
Huidige situatie In België is nachtarbeid (arbeid tussen 20.00 u en 06.00 u) in principe verboden. Er bestaan afwijkingsmogelijkheden, maar die volstaan niet en zijn moeilijk uitvoerbaar (complexiteit van de procedures). Bovendien zijn de directe (kosten van overuren, weekendwerk, …) en indirecte kosten (de prijs van de vakbonden om de maatregel mee te ondertekenen) om deze maatregelen in te voeren en daadwerkelijk in te zetten, vaak te hoog. In 2014 vloeide volgens Comeos maar liefst 42% van de online-uitgaven van Belgen naar het buitenland, hetzij naar buitenlandse webshops, hetzij naar Belgische handelaars die voortaan vanuit het buitenland opereren. Dat is 71% meer dan in 2012. Vorig jaar liepen we daardoor 2,4 miljard euro mis en de mogelijkheid om 8.302 jobs te creëren. Opmerkelijk is dat België jobs verliest aan zijn directe buurlanden. Veel nieuwe beroepen op informatica- en technologiegebied werken niet volgens een vast uurrooster (‘kantooruren’). Integendeel: IT-supportactiviteiten vinden vaak plaats ná de kantooruren, om de werknemers niet te storen. Bovendien kunnen veel werknemers in deze sector op eender welk tijdstip werken met hun laptop, zonder per se hun collega’s in de buurt te moeten hebben. Het opleggen van uurroosters schaadt dan ook de efficiëntie van deze beroepen. De flexibiliteitsinstrumenten moeten worden aangepast en uitgebreid opdat België eindelijk over een arsenaal zou beschikken dat minstens even ruim is als dat van de buurlanden. Voorstel België heeft dringend nood aan meer flexibiliteit om logistieke activiteiten ter ondersteuning van e-commerce of activiteiten in verband met de nieuwe technologieën (zoals helpdesks) efficiënter te kunnen organiseren. Er moet een afwijking op het verbod op nachtarbeid komen die gemakkelijk en automatisch van toepassing is op logistieke activiteiten en bepaalde ICT- en supportactiviteiten. Hiertoe moet men:
“nachtarbeid” definiëren als arbeid die verricht wordt tussen middernacht en 5u ’s morgens;
het verbod op nachtarbeid automatisch opheffen voor nieuwe activiteiten die verband houden met de nieuwe technologieën (in het bijzonder: e-commerce en technische dienstverlening op afstand (helpdesk).
Ook voor de andere bedrijven uit de digitale economie zijn de bestaande arbeidstijdregelingen in België bijzonder problematisch en de bestaande flexibiliteitsmogelijkheden veel te beperkt. Er zou veel makkelijker en zonder grote meerkost of zware rompslomp moeten kunnen worden afgeweken van de klassieke arbeidstijdregelingen. Concrete voorstellen vindt u in het document “position paper VBO – modernisation du travail”. II.5.b
Telewerk
Huidige situatie De werknemer van vandaag is, onder meer dankzij verbeteringen op ICT-vlak, almaar mobieler en autonomer. Meer dan de helft van de werknemers in de EU maakt gebruik van computers, e-mail en internet. Het gebruik van mobiele telefoons is gestegen van één miljoen personen in 1990 tot 4.6 miljard nu. Projectmatig of met doelstellingen werken, kan of afstand worden georganiseerd, soms zelfs op internationale schaal.
Deel II Digital agenda - p.10
Hoewel België over de nodige juridische instrumenten beschikt voor het inrichten van telewerk (collectieve arbeidsovereenkomst nr. 85 van 9 november 2005), vormt de onduidelijkheid die heerst over de terbeschikkingstelling van de nieuwe arbeidsinstrumenten een rem op de ontplooiing van telewerk. De tussenkomst van de werkgever in het privégebruik van IT-devices (laptop, tablet, gsm) en het ter beschikking stellen van IT-devices door de werkgever is een voordeel in natura voor de werknemer. Deze voordelen in natura zijn onderworpen aan de socialezekerheidsbijdragen en aan de belastingen. Op heden is er echter geen uniforme behandeling op fiscaal en sociaal vlak. Wat betreft de terugbetaling van kosten is er een fiscale circulaire, die gevolgd wordt door de RSZ, waarin voor de PC (+ randapparaat) en internetaansluiting een regeling is getroffen. Voor het ter beschikking stellen van IT-apparaten hebben de sociale partners binnen het beheerscomité van de RSZ voorstellen uitgewerkt om de huidige lacunes in de (fiscale) wetgeving mbt tablet, laptop, gsm, smartphones en mobiel internet weg te werken. De huidige regeling betreft enkel PC en internet, ook hierover werden voorstellen geformuleerd om de huidige regels te actualiseren naar een realistischer bedrag voor de raming van het voordeel in natura. We dringen er op aan dat de wetgeving wordt aangepast conform de door sociale partners in het beheerscomité van de RSZ gemaakte afspraken, zodat een uniforme wettelijke regeling zou gelden inzake de parafiscale en fiscale behandeling van IT-apparaten. II.5.c
Achterhaalde papieren procedures in arbeidsrecht
Huidige situatie De sociale regelgeving voorziet een groot aantal mededelingen door middel van aanplakking of het overhandigen van papieren documenten. Deze wijze van communiceren komt niet overeen met de realiteit van bepaalde ondernemingen waar in de meeste gevallen elektronisch wordt gecommuniceerd (e-mail of intranet). Voorstel De ondernemingen de mogelijk geven om de aanplakking of het overhandigen van bepaalde papieren documenten te vervangen door een elektronische mededeling (bijvoorbeeld een publicatie op het intranet van de onderneming).
Deel II Digital agenda - p.11